Agrarische bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
projectnr. 200919 revisie 00 6 augustus 2009
Auteur ing. H.J. Riphagen
Opdrachtgever Buro Vijn Postbus 81 9062 ZJ Oenkerk
datum vrijgave 6 augustus 2009
beschrijving revisie Conceptrapportage
goedkeuring i.r. M. Korthorst
vrijgave ing. E.T. van Wilgenburg
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Inhoud
Blz.
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Doel Werkwijze Leeswijzer
2 2 3 3 4
2 2.1
Wettelijke kader Flora en faunawet
5 5
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Gebiedsbeschrijving Huidige gebiedskenmerken Bureaustudie Waargenomen en te verwachten beschermde soorten Conclusies natuurwaarden
7 7 8 8 9
4 4.1 4.2 4.3
Toetsing effecten Beschrijving ingreep Effecten op beschermde soorten Zorgplicht
10 10 10 12
5 5.1 5.2
Conclusies en voorbehoud Conclusie Voorbehoud
13 13 14
Geraadpleegde literatuur
blad 1 van 15
15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Ten westen van het dorp Zuidermeer, in de polder Koggenland, is men voornemens om een agrarisch bedrijf op te richten bestaand uit 4 silo's, een stal en een woning. De locatie aan de Koggeweg 7 is agrarisch georiënteerd en beslaat ongeveer 3.200 m2. Binnen het juridisch-planologisch kader is het noodzakelijk om enkele onderzoeken uit te voeren, waaronder toetsing aan de natuurwetgeving. In deze toetsing wordt geen aandacht besteed aan eventuele effecten als gevolg van bijvoorbeeld extra ammoniakuitstoot op Natura 2000-gebied. Ammoniak kan zich door de lucht over grote afstanden verplaatsen. Het Natura 2000-gebied (vogel en habitatrichtlijngebied) Eilandpolder ligt op 8,5 kilometer afstand. Het Natura 2000-gebied (vogelrichtlijngebied) Markermeer op ongeveer 5 kilometer. Afhankelijk van het bevoegd gezag kan het noodzakelijk zijn een voortoets uit te voeren om de significantie van effecten te bepalen.
Figuur 1: De omgeving van de planlocatie in Koggenland en globale locatie van het terrein (bron ondergrond: Google Maps).
Het gebied ligt niet in of nabij een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, de Habitatrichtlijn of de Vogelrichtlijn. Evenmin maakt het plangebied onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De ontwikkelingen zullen daarom alleen getoetst worden aan de Flora- en faunawet. De Flora- en Faunawet verbiedt handelingen die schadelijk zijn, zoals het plukken, uitsteken of vernielen van planten, het doden van dieren of het verontrusten, verstoren of vernielen van nesten, eieren of vaste rust- en verblijfplaatsen. Door, voorafgaand aan de
blad 2 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt. Indien schade niet te voorkomen is, is een ontheffing ex art. 75 Flora- en faunawet noodzakelijk. In het kader van deze Flora- en Faunawet heeft Oranjewoud een quickscan verricht naar de voorkomende, dan wel te verwachten beschermde flora- en fauna binnen het projectgebied.
1.2
Doel Het doel van het onderzoek is het opsporen van eventuele strijdigheden van de voorgenomen werkzaamheden met de Flora- en faunawet en deze zoveel mogelijk weg te nemen.
1.3
Werkwijze Om eventuele strijdigheden van de plannen met de betreffende natuurwetgeving op te sporen dienen de volgende vragen te worden beantwoord: 1. Welke wettelijk beschermde soorten komen in het plangebied voor? Welke status hebben deze soorten? 2. Welke invloed heeft de geplande ingreep in het desbetreffende gebied op de (strikt) beschermde soorten? 3. Als het duurzaam voortbestaan van (strikt) beschermde soorten in gevaar komt, op welke wijze kan dit verzacht (mitigerende maatregelen) worden? 4. Indien de duurzame staat van instandhouding van strikt beschermde soorten in gevaar komt, welk vervolgtraject dient dan doorlopen te worden? 5. Voor welke beschermde soorten moet een ontheffing aangevraagd worden? 6. Welke bomen kunnen tegen de ophoging en mogen blijven staan? En welke moeten weg? En voor welke van deze bomen in een kapvergunning nodig? Om bovenstaande vragen te beantwoorden zijn de volgende stappen doorlopen. Stap 1. Bureaustudie Op basis van literatuuronderzoek en verspreidingsatlassen is nagegaan of er wettelijk beschermde planten- of diersoorten in het plangebied voorkomen. Hierbij is o.a. gebruik gemaakt van het Natuurloket en openbare bronnen op het internet. Stap 2. Veldbezoek Na de bureaustudie is de huidige situatie ter plekke beoordeeld door een ecoloog. Hierbij is, op basis van de gegevens van de bureaustudie en expert judgement, beoordeeld voor welke soorten de locatie daadwerkelijk een geschikt leefgebied vormt en daarmee welke soorten er daadwerkelijk voor kunnen komen. Stap 3. Effectenonderzoek Op basis van de beschrijving van de voorgenomen ingreep en de verzamelde gegevens van stap 1 en 2 zijn de (mogelijke) effecten (vernietiging, verstoring) op de verwachte beschermde soorten. Voor de verwachte negatieve effecten op de beschermde soorten worden mitigerende maatregelen voorgesteld.
blad 3 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Stap 4. Conclusies en advies met betrekking tot de ontheffingsaanvraag Op basis van stap 1 tot en met 3 zijn conclusies getrokken met betrekking tot eventuele overtredingen van verbodsbepalingen zoals genoemd in de Flora- en faunawet art. 8 tot en met 12. De eventueel te nemen vervolgstappen worden aangegeven.
1.4
Leeswijzer Het eerste hoofdstuk behandelt de aanleiding, het doel en de werkwijze van deze natuurtoets. In het tweede hoofdstuk wordt het wettelijke kader besproken. In hoofdstuk 3 wordt een gebiedsbeschrijving gegeven. Hierin worden de huidige gebiedskenmerken, bureaustudie en de gebiedsbescherming uitgelegd. Daarna volgt er een biotoopbeschrijving en de waargenomen en te verwachten beschermde soorten. En tot slot van hoofdstuk drie wordt er een conclusie gegeven. Hoofdstuk 4 gaat in om de effecten van de ingreep. Eerst wordt de ingreep beschreven, gevolgd door de effecten hiervan op de beschermde soorten. En de zorgplicht wordt toegelicht. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 5, worden de conclusies en aanbevelingen gegeven.
blad 4 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
2 2.1
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Wettelijke kader Flora en faunawet De soortbescherming is opgenomen in de Flora- en faunawet. Deze wet omvat ook de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen SBZ welke zijn vermeld in bijlage IV. Deze bescherming geldt overal in Nederland, ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het projectgebied. In het kader van de Flora- en faunawet wordt een groot scala aan dier- en plantensoorten beschermd. Volgens de Flora- en faunawet mogen beschermde dier- en plantensoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplantingsplaatsen of vaste rust- en verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaatsen worden verwijderd of vernield. De verbodsbepalingen van de wet staan genoemd in onderstaand kader. Verboden handelingen met betrekking tot beschermde planten: Artikel 8: Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of om een andere manier van de groeiplaats verwijderen van planten Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van planten Verboden handelingen met betrekking tot beschermde dieren: Artikel 9: Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren. Het met het oog op bovenstaande doelen opsporen van dieren. Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van dieren Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen wegnemen, verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren. Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van dieren De aanvankelijke ruime bescherming van een grote groep gewervelde dieren (o.a. zoogdieren en vogels) en een beperkte groep ongewervelde (o.a. enkele vlindersoorten en libellensoorten) in Nederland is met ingang van het nieuwe Vrijstellingenbesluit1 genuanceerd. Op basis van dit besluit zijn drie categorieën beschermde soorten te onderscheiden. De verschillende categorieën zijn gegroepeerd in drie tabellen. Tabel 1.
1.
blad 5 van 15
1
Algemeen voorkomende soorten, waarvoor een vrijstelling geldt voor overtredingen van artikel 8 t/m 12 bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik.
Besluit van 10 september 2004, houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen. Dit besluit is sinds eind februari 2005 van kracht.
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
blad 6 van 15
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Tabel 2.
Overige soorten, die minder algemeen voorkomen en veelal zeldzaam zijn of bedreigd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling wanneer gewerkt wordt met behulp van een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. In deze categorie vallen ook alle vogelsoorten. De vrijstelling is alleen van toepassing op werkzaamheden als 'bestendig beheer en onderhoud', 'bestendig gebruik' of 'ruimtelijke ontwikkeling en inrichting'. Wanneer niet volgens een dergelijke gedragscode wordt gewerkt of als het andere ingrepen betreft, is een ontheffing nodig. De ontheffing voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort'. Hier vallen echter niet de vogels onder, die vallen onder het zwaardere toetsingsregiem, genoemd onder 3.
Tabel 3.
Strikt beschermde soorten die zeldzaam en veelal bedreigd zijn. Hieronder vallen tevens de soorten die zijn opgenomen op bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor werkzaamheden in het kader van 'bestendig beheer en onderhoud' en 'bestendig gebruik' als gewerkt wordt conform een goedgekeurde gedragscode. Als het andere werkzaamheden betreft of als niet gewerkt wordt conform een gedragscode moet voor deze soorten een ontheffing worden aangevraagd. Voor deze soorten geldt een streng toetsingskader waarbij moet worden aangetoond dat er sprake is van een in of bij de wet genoemd belang, er geen alternatieven zijn en de ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
3 3.1
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Gebiedsbeschrijving Huidige gebiedskenmerken Het gebied waarin de ontwikkelingen plaats gaan vinden is agrarisch georiënteerd. Het weiland is monotoon productiegrasland, zeer voedselrijk en soortenarm. Het weiland wordt omzoomd door enkele poldersloten. Deze zijn vanwege het agrarische karakter zeer voedselrijk en bevatten een dikke laag waterplanten. Hierdoor is geen licht en zuurstof in het water aanwezig en ontbreken ook veel (beschermde) vissen en amfibieën in het water. De oeverbegroeiing bestaat uit ruigtekruiden zoals Kattestaart, Rietgras, Zwanebloem en Duizendblad.
blad 7 van 15
Foto 1: overzicht projectgebied, Koggeweg
Foto 2: overzicht projectgebied
Foto 3: poldersloot met Zwanebloem
Foto 4: poldersloot met op achtergrond spoorlijn
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
3.2
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Bureaustudie Met behulp van het natuurloket is onderzocht of er informatie bekend is over het voorkomen van beschermde soorten. Het onderzoeksgebied ligt in kilometerhok 126-519. Uit de beschikbare gegevens komt naar voren dat het gebied niet of slecht is onderzocht. Er is in het kilometerhok maar één soort waargenomen. Dit is een algemeen voorkomend zoogdier. Hieronder staat de tabel van natuurloket weergegeven.
Figuur 2: rapport natuurloket
Natuurloket geeft alleen informatie over de aan- of afwezigheid van het voorkomen van beschermde soortgroepen in een kilometerhok. Er worden geen gegevens tot op soortniveau verstrekt. Aanvullende gegevens over het mogelijk voorkomen van soorten is verkregen uit verschillende verspreidingsatlassen. Het betreft hier gegevens van de soortgroepen broedvogels (SOVON, 2002), zoogdieren (Broekhuizen et al., 1992), dagvlinders (De Vlinderstichting, 2000), reptielen en amfibieën (www.RAVON.nl) en insecten (www.Naturalis.nl\EIS). Daarnaast is gebruik gemaakt van openbare bronnen op internet zoals www.waarneming.nl en www.knnv.nl. Met behulp van het veldbezoek is nagegaan welke biotopen in het plangebied voorkomen. Hierdoor kan meer duidelijkheid gegeven worden over de voorkomende dan wel te verwachten soorten in het plangebied.
3.3
Waargenomen en te verwachten beschermde soorten Vogels De locatie bestaat uit weiland en bevat geen bomen of struiken. Daarom is het aantal broedende vogels beperkt. Wel bevat de locatie enkele slootjes. In het broedseizoen kunnen enkele broedende watervogels, zoals Wilde eend en Meerkoet, voorkomen. Het landschap is niet geschikt als broedgelegenheid voor weidevogels zoals Kievit, Grutto en Scholekster.
blad 8 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Zoogdieren Binnen het projectgebied komen zeer beperkt zoogdieren voor. Het natuurloket geeft aan dat er één beschermde zoogdier is aangetroffen. Deze valt in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Verder zijn er in het projectgebied enkele algemene muizensoorten te verwachten en middelgrote zoogdieren zoals een hazen of konijnen. Het terrein is ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Strikt beschermde soorten zijn er niet te verwachten. Amfibieën en reptielen Het plangebied is ongeschikt als permanent leefgebied voor zwaarder beschermde amfibieën, zoals de Rugstreeppad. In de aanwezige begroeiing of onder opgeslagen materialen op het opslagterrein zijn incidenteel meer algemene amfibieën te verwachten. Te verwachten soorten zijn bijvoorbeeld gewone pad en bruine kikker. Strikt beschermde soorten zijn er niet te verwachten. Reptielen worden vanwege het ontbreken van een geschikte biotoop niet verwacht. Vissen De rapportage "Bijzondere vissoorten in Noord-Holland" van RAVON geeft aan dat de Kleine modderkruiper niet wordt verwacht in en rond het projectgebied. Wel kan volgens deze rapportage de Bittervoorn in de omgeving voorkomen. Tijdens het veldbezoek is geen Bittervoorn gevangen. Ook de voor de voortplanting benodigde mosselen zijn niet in de sloten aangetroffen. De sloten zijn geen geschikte biotopen voor de Bittervoorn. Andere beschermde vissoorten zijn in de sloten niet te verwachten. Planten De soortenrijkdom van wilde planten is zeer gering binnen het plangebied. Het weiland bestaat uit Engels raaigras en aan de randen zijn algemeen voorkomende ruigtekruiden aanwezig. Beschermde planten zijn niet aangetroffen en gezien het biotoop binnen het plangebied ook niet te verwachten. Libellen, vlinders en overige ongewervelde Vanwege het stedelijk karakter en het ontbreken van natuurlijke biotopen is het terrein ongeschikt voor beschermde ongewervelde.
3.4
Conclusies natuurwaarden Vanwege de beperkte omvang van het plangebied, het sterk agrarische karakter en de beperkte omvang van relatief 'natuurlijke' biotopen, zijn weinig beschermde flora- en faunasoorten op het plangebied te verwachten. Uit de resultaten van de bureaustudie blijkt dat binnen het plangebied enkele algemeen beschermde soorten voorkomen ( tabel 1-soorten), het gaat hier om soorten die algemeen en wijdverspreid voorkomen in Nederland. In de omgeving, en op het plangebied, zijn in het voorjaar broedende vogels te verwachten. Tevens vormt het plangebied een geschikt leefgebied van enkele algemene, beschermde soorten zoogdieren (tabel 1-soorten) en kunnen enkele algemene beschermde amfibieën incidenteel op het plangebied verwacht worden.
blad 9 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
4 4.1
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Toetsing effecten Beschrijving ingreep Nabij de Koggenweg 7 is men voornemens om een agrarisch bedrijf op te richten, bestaand uit 4 silo's, een stal en een woning. In de huidige situatie is het te bebouwen terrein nog weiland. Om de gebouwen te kunnen bouwen zullen materiaal en machines aan- en afgevoerd moeten worden. De aanvoer zal via bestaande wegen plaats vinden.
4.2
Effecten op beschermde soorten Uit de bureaustudie en het terreinbezoek blijkt dat op het plangebied enkele algemeen beschermde soorten verwacht worden. Per soortgroep zijn de mogelijke effecten van de voorgenomen ingrepen in beeld gebracht. Zo nodig zijn mitigerende maatregelen voorgesteld. Amfibieën In het projectgebied kunnen incidenteel in lage dichtheden algemeen voorkomende amfibieën worden verwacht. Amfibieën zijn weinig mobiel, en bij graafwerkzaamheden lopen individuen van deze groep dan ook het gevaar om gedood te worden. Het zal hierbij hooguit enkele individuen betreffen, zodat negatieve effecten zeer beperkt zullen zijn, aanvullende maatregelen zijn niet noodzakelijk. De gunstige staat van instandhouding van de in het gebied aanwezige amfibieënsoorten komt niet in gevaar. Reptielen Effecten zijn uitgesloten vanwege het niet voorkomen van deze soortgroepen op het plangebied. Vogels Indien de werkzaamheden gedurende het broedseizoen starten kan dit een negatief effect hebben op de aanwezige broedvogels nabij of op de projectlocatie. Broedende vogels mogen volgens de Flora- en faunawet niet verstoord of verontrust worden tijdens het broedseizoen, dat grofweg loopt van 15 maart tot en met 15 juli. De verwachting is dat er weinig tot geen broedvogels aanwezig zullen zijn. Wanneer er geen broedvogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden ook binnen het broedseizoen plaatsvinden. Om te voorkomen dat broedende vogels worden verstoord kunnen de werkzaamheden in het projectgebied het beste starten buiten het broedseizoen (na half juli). Buiten het broedseizoen treedt mogelijk enige verstoring op door betreding van het terrein en de werkzaamheden. Dit zal alleen resulteren in het tijdelijk verstoren van de aanwezige vogels. In de directe omgeving zijn er voldoende ongestoorde locaties aanwezig voor de vogels om naar uit te wijken. De gunstige staat van instandhouding van de in het plangebied voorkomende of verwachte vogelsoorten zal niet worden aangetast door de werkzaamheden.
blad 10 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Zoogdieren In het projectgebied wordt een beperkt aantal beschermde zoogdieren verwacht. Grotere zoogdieren zoals konijnen of kleine marterachtigen zijn incidenteel te verwachten binnen het plangebied. Deze mobiele soorten zullen bij verstoring het projectgebied verlaten. Effecten op deze soorten zijn daarom niet te verwachten. Werkzaamheden kunnen met name schade veroorzaken aan de kleine soorten, zoals de verschillende muizensoorten. Deze schade is maar moeilijk te voorkomen omdat deze soorten bij gevaar hun hol in vluchten. Door de beperkte omvang van de werkzaamheden in relatie tot de totale hoeveelheid ongestoord terrein zijn de effecten op soortniveau verwaarloosbaar klein. Met de omvang van de werkzaamheden zal maar een zeer beperkt gedeelte van het leefgebied verloren gaan. Muizen leven niet in kolonies, en planten zich bij gunstige omstandigheden het gehele jaar voort. Hierdoor zal de schade op populatieniveau niet plaatsvinden. Foeragerende vleermuizen langs de locaties ondervinden geen negatieve effecten van de werkzaamheden. De gunstige staat van instandhouding van de aanwezige zoogdieren zal niet worden aangetast als gevolg van de voorgenomen ingrepen, aanvullende maatregelen zijn niet nodig. Vissen In het projectgebied waar de werkzaamheden plaats zullen gaan vinden worden geen beschermde vissen verwacht. De oevers zijn niet natuurlijk en er is een dikke laag dichte vegetatie aanwezig. Hierdoor is er geen licht en zuurstof in het water aanwezig en kunnen vissen niet overleven. Eventueel kan de Brasem voorkomen. Deze vissoort kan goed tegen dit soort omstandigheden. Brasem valt onder de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet. Aangenomen kan worden dat deze bij verstoring de werkzaamheden uit de weg gaan en geen negatieve effecten zal ondervinden. De gunstige staat van instandhouding van de aanwezige vissen zal niet worden aangetast als gevolg van de voorgenomen ingrepen, aanvullende maatregelen zijn niet nodig. Planten Binnen de grenzen van het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen of te verwachten. Negatieve effecten op strikt beschermde soorten zijn derhalve uitgesloten. De gunstige staat van instandhouding van de beschermde planten zal niet worden aangetast als gevolg van de voorgenomen ingrepen, aanvullende maatregelen zijn niet nodig. Vlinders, libellen , andere ongewervelde, paddenstoelen en (korst)mossen Er kunnen in en rond het projectgebied enkele algemene vlinder- en libellensoorten voorkomen. Dit zijn algemene soorten en de ingreep heeft geen effecten op populatieniveau. Er zijn geen strikt beschermde ongewervelde soorten in het projectgebied te verwachten.
blad 11 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
4.3
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Zorgplicht Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde algemene zorgplicht (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De kwetsbare perioden voor de verschillende soortgroepen zijn niet allen gelijk. Als veilige periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, egels en overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien een locatie in die periode bouwrijp wordt gemaakt, kan daarna gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaar probleemloos worden gewerkt. Indien vooraf bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, zodat er geen vogels gaan broeden en het tegen de winter ook ongeschikt is voor kleine zoogdieren die in winterslaap gaan. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).
blad 12 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
5 5.1
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Conclusies en voorbehoud Conclusie Vanwege de beperkte omvang van het projectgebied, het sterk agrarische karakter en de beperkte omvang van relatief 'natuurlijke' biotopen, zijn weinig beschermde flora- en faunasoorten op het projectgebied te verwachten. Uit de resultaten van het veldbezoek blijkt dat binnen het plangebied met name algemeen beschermde soorten voorkomen (tabel 1-soorten), het gaat hier om soorten die algemeen en wijdverspreid voorkomen in Nederland. Op en rond het projectgebied zijn in het voorjaar broedende weide en watervogels te verwachten. Tevens vormt het projectgebied een geschikt leefgebied van diverse algemene, beschermde soorten zoogdieren (tabel 1-soorten) en kunnen enkele algemene beschermde amfibieën incidenteel op het projectgebied verwachten worden. Bij een ruimtelijke ontwikkeling hoeft bij negatieve effecten op de aanwezige soorten voor deze soorten geen ontheffing aangevraagd te worden in het kader van de Flora- en faunawet. Aangezien er in het voorjaar broedvogels te verwachten zijn zal hierbij bij de werkzaamheden rekening mee gehouden moeten worden. Door planning en fasering van eventuele werkzaamheden kunnen negatieve effecten op broedende vogels uitgesloten worden. Dit wil zeggen dat het verwijderen van (oever)begroeiing in niet gedurende het broedseizoen mag starten (15 maart - 15 juli). Indien men wel gedurende het broedseizoen wil starten met werkzaamheden dient voorafgaand aan het broedseizoen het plangebied ongeschikt gemaakt te worden voor broedvogels. Werkzaamheden in het gebied hebben geen negatief effect op de incidenteel foeragerende vleermuizen (tabel 3-soorten). Er worden geen strikt beschermde natuurwaarden verstoord of aangetast. Het projectgebied is ongeschikt als vaste- rust en verblijfplaats voor vleermuizen. De eventuele negatieve effecten die op kunnen treden bij een ruimtelijk ingreep in het plangebied op zoogdieren, amfibieën of vogels zijn gering. De beschermde soorten waaraan als gevolg van werkzaamheden schade kan worden toegebracht, zijn allen algemeen voorkomende (tabel 1) soorten. Voor ingrepen in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geldt een algemene vrijstelling. De aanvraag van een ontheffing ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet is dan ook niet nodig.
blad 13 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
5.2
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Voorbehoud De voorliggende natuurtoets is gebaseerd op beperkte inventarisatiegegevens van derden, een veldbezoek en literatuuronderzoek. Deze gegevens geven geen garantie dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden geen (andere) beschermde soorten worden waargenomen. Natuur is vaak verrassend. Om de risicos op verstoring of vernietiging van beschermde soorten op het werkterrein te minimaliseren, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein te controleren op de aanwezigheid van beschermde soorten. Eventueel aangetroffen soorten dienen verplaatst te worden naar geschikt leefgebied in de omgeving. Deze maatregelen vallen onder de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet (art. 2).
blad 14 van 15
projectnr. 200919 6 augustus 2009, revisie 00
Agrarisch bedrijf Koggenland Toetsing aan de Flora- en faunawet
Geraadpleegde literatuur Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeek & J.B.M. Thissen, 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht. RAVON, 2008, C.W. Kuijsten, J. Kranenbarg, J. Herder. Bijzonder vissoorten in NoordHollland. Rapportnummer 2008-40. SOVON, 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Van der Meijden, R., 1996. Heukels Flora van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen. www.landschapsbeheer.net www.milieuennatuurcompendium.nl www.natuurkaart.nl www.natuurloket.nl www.ravon.nl www.sovon.nl www.waarneming.nl
blad 15 van 15