Agentschap Plantentuin Meise Jaarverslag 2014
Voorwoord
2014 was voor Plantentuin Meise een historisch jaar. Op 1 januari 2014 werd de Nationale Plantentuin van België een agentschap van de Vlaamse Gemeenschap. Hiermee werd de overheveling van het federale instituut naar Vlaanderen, besloten in 2001 als deel van de Vijfde Staatshervorming, een feit. Deze overheveling brengt met zich mee dat Vlaanderen uiteindelijk de volle verantwoordelijkheid kreeg over deze wereldvermaarde wetenschappelijke instelling. Verspreid over een domein van 92 ha huisvest de Plantentuin een collectie van meer dan 18.000 plantensoorten, in serres en in openlucht, in tuinen en in arboreta. Deze waardevolle collectie is een van de belangrijkste plantenverzamelingen wereldwijd, die de meest diverse soorten samenbrengt in een enkele tuin. Het wetenschappelijk patrimonium van de Plantentuin, de verzameling levende planten, het waardevolle herbarium en de belangrijke bibliotheek blijven eigendom van de Belgische Staat, maar zijn voor onbepaalde duur aan de Vlaamse Gemeenschap toevertrouwd. Dit belangrijk akkoord zorgt ervoor dat de collecties bijeen blijven en niet verdeeld worden over de verschillende gemeenschappen.
In maart werd een nieuwe Raad van Bestuur opgericht, die het instituut terug wil doen opleven. Ik ben ervan overtuigd dat we met hun expertise en competenties de collecties, de medewerkers en de bezoekers een groene thuis aan de rand van Brussel kunnen bieden. Wij staan niet alleen om dit ambitieuze doel te bereiken. We worden ook ondersteund door de Wetenschappelijke Raad, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van universiteiten van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, gespecialiseerde wetenschappers en buitenlandse experten. De Raad van Bestuur heeft dan ook de garantie van de beste wetenschappelijke raadgeving om de besluitvorming te ondersteunen. De Plantentuin heeft ook een nieuwe administrateur-generaal aangeworven, Steven Dessein. Zijn ervaring en expertise staan ervoor garant dat we een voortreffelijk manager hebben voor een van de belangrijkste botanische tuinen van Europa. Zo is ons instituut goed uitgerust om wetenschappelijk onderzoek van het hoogste niveau te blijven uitvoeren, een uitstekend educatief programma aan te bieden en een van de meest gewaardeerde toeristische bestemmingen van Vlaanderen te worden. Deze dromen komen alleen uit als we kunnen rekenen op onze ervaren medewerkers, ondersteund door een toegewijde groep vrijwilligers. Al deze mensen bewijzen dagelijks hun betrokkenheid om samen met u en met al onze bezoekers, de Plantentuin weer te laten schitteren als een wereldvermaard huis voor wetenschappelijke ontdekkingen, educatie, conservatie en toerisme. Dr. Jurgen Tack Voorzitter Raad van Bestuur
Inhoud Biodiversiteit ontdekken en optekenen 6 - 13 Plantendiversiteit veiligstellen 14 - 18 Ecosystemen begrijpen 19 - 21 Planten en mensen (opnieuw) verbinden 22 - 23 Inspireren en informeren 24 - 29 Ons patrimonium valoriseren 30 - 36 Organisatie 37 - 41 De Plantentuin in cijfers 42 - 63
Inleiding
De Plantentuin is de enige Belgische wetenschappelijke instelling gefocust op de taxonomie van de plantkunde. Het beschrijven van nieuwe soorten en het begrijpen van de rol die ze spelen in de ecosystemen staat hierbij centraal. In 2014 was de wetenschappelijke productiviteit erg hoog. In totaal werden 99 nieuwe taxa ontdekt: naast vele nieuwe soorten planten, schimmels en wieren werden zelfs een nieuwe orde en een nieuwe familie van korstmossen beschreven! Expedities naar onder meer Thailand en Mozambique hebben eveneens nieuwe soorten opgeleverd die in de loop van de komende jaren zullen worden beschreven. De Plantentuin neemt ook zijn verantwoordelijkheid in de wereldwijde documentatie van de plantendiversiteit en wordt samen met Naturalis Biodiversity Center in Leiden verantwoordelijk voor de uitgave van de Flora van Gabon, terwijl de productie van volumes van de Flora van Midden-Afrika op kruissnelheid komt. Onze wetenschappers zetten zich tegelijk in om de plantendiversiteit te beschermen. Zo loopt er een studie om de impact na te gaan van de klimaatverandering op de submontane soorten die voorkomen in België. Onze kennis wordt ook gedeeld met andere organisaties, onder andere voor de realisatie van een educatief centrum in het nationaal park Virunga in de Democratische Republiek Congo. In 2014 mocht de Plantentuin meer dan 126.000 bezoekers verwelkomen, een absoluut record en in vergelijking met het jaar 2000 is dit meer dan een verdubbeling van het aantal. Het mooie weer speelde zeker zijn rol, maar ook de vele initiatieven die werden genomen om de bezoekerservaring te verbeteren beginnen hun vruchten af te werpen. Zo konden de bezoekers in 2014 genieten van de opening van twee nieuwe regenwoudkassen en opende eind oktober de orchideeënshow Flori Mundi. Deze nieuwe initiatieven, gecombineerd met het versterken van de bestaande collecties zoals de rododendronverzameling, moeten de Plantentuin zowel nationaal als internationaal versterken als toeristische bestemming.
In 2014 kon ook eindelijk gestart worden met de dringende renovatiewerken. De buitenschil van een van de meest emblematische gebouwen van de Plantentuin, de Balatkas, werd gerenoveerd. In samenspraak met de raad van bestuur en het Facilitair Bedrijf werd eveneens een planning opgesteld voor de uitvoering van het masterplan voor de Plantentuin, die gespreid zal worden over 12 jaar. Een aantal dringende ingrepen werden al in 2014 gerealiseerd. Terugblikken op 2014 is ook geconfronteerd worden met het plotse verlies van Gert Ausloos, diensthoofd van de publiekswerking van de Plantentuin. Zijn visie was toekomstgericht en ambitieus, zijn inzet en enthousiasme erg groot. Zijn ideeën blijven echter verder leven en zullen nog vele jaren de medewerkers van de Plantentuin inspireren. De vele realisaties van de Plantentuin waren enkel mogelijk door de inzet van alle medewerkers, vrijwilligers en gidsen van de Plantentuin. Ook de ondersteuning door Bestuurszaken, Financiën en Begroting en de managementondersteunende diensten van EWI/WSE/RWO, was belangrijk om het eerste jaar onder Vlaams bestuur goed door te komen. Samen met de wetenschappelijke raad en de raad van bestuur kan er verder gebouwd worden aan de veelbelovende toekomst van de Plantentuin Meise. Dr. Steven Dessein Administrateur-generaal
Biodiversiteit ontdekken en optekenen Tot op vandaag blijft het totale aantal soorten van onze planeet onbekend. Veel soorten moeten nog ontdekt worden, vooral in de tropen en in bepaalde groepen, zoals de schimmels en algen. Dit gebrek aan wetenschappelijke kennis draagt een groot risico in zich. Soorten zijn immers de fundamentele bouwstenen van ecosystemen en een grondige kennis van de soorten is essentieel om te kunnen begrijpen hoe onze levende planeet werkt. Soorten ontdekken, beschrijven, benoemen en classificeren vormt de kern van ons wetenschappelijk onderzoek. Onze taxonomen combineren klassieke methodes zoals morfologie, histologie en anatomie met moderne technieken zoals raster elektronenmicroscopie, digitale beeldvorming en DNA-barcodering. Hun werk draagt bij tot een wereldwijd aanvaarde, stabiele en wetenschappelijke indeling van alle levensvormen in een systeem dat de evolutionaire oorsprong weerspiegelt. De taxonomische gegevens en identificatiemiddelen zoals flora’s, ontwikkeld door onze specialisten, zijn cruciaal voor vele andere onderzoeksdomeinen en ook voor commerciële doeleinden.
Onderzoekers van de Plantentuin beschrijven 99 nieuwe taxa in 2014 Het verkennen van ’s werelds meest bedreigde ecosystemen en het ontdekken van nieuwe soorten is een onderdeel van het spannende werk uitgevoerd door onze onderzoekers. In 2014 beschreven onze wetenschappers maar liefst 99 nieuwe taxa die tot dan toe onbekend waren voor de wetenschap: 54 diatomeeën, 24 bloeiende planten, 15 korstmossen, 3 schimmels en 3 varens. Tegenwoordig worden de traditionele taxonomische studies ondersteund door DNA-gebaseerd onderzoek. Dit kan onverwachte verbanden tussen soorten openbaren en bewijzen leveren voor het afbakenen van taxa van een hoger niveau. In 2014 leidden zulke moleculaire studies uitgevoerd in de Plantentuin tot de beschrijving van tien nieuwe geslachten, één nieuwe familie (Lecanographaceae Ertz, Tehler, G.Thor & Frisch) en, zeer ongebruikelijk, een nieuwe orde van korstmossen (Lichenostigmatales Ertz, Diederich & Lawrey). Een belangrijke taak voor de onderzoekers van de Plantentuin is het bestuderen van de duizenden collecties gemaakt tijdens de drie maanden durende Congostroom Expeditie in 2010. Deze collecties bleken acht nieuwe soorten korstmossen te bevatten. Geleidelijk aan verbeteren deze wetenschappelijke ontdekkingen onze kennis over de biodiversiteit in de rivierwouden van de Democratische Republiek Congo. Ons korstmossenteam beëindigde het jaar met de beschrijving van Trapelia antarctica Ertz, Aptroot, G.Thor & Øvstedal, een soort die voorkomt op een granieten bergkam in de buurt van het Belgische Prinses Elisabethonderzoeksstation op Antarctica. Dit korstmos is een van de weinige levende organismen die in staat zijn om de extreme antarctische klimatologische omstandigheden te overleven. Het subantarctische gebied is een hotspot voor de diversiteit van kiezelwieren, die van bijzonder belang zijn voor biogeografische studies. Onder de talrijke nieuwe zoetwatersoorten die in 2014 verzameld en beschreven werden uit dit gebied, is Halamphora ausloosiana Van de Vijver & Kopalová een vermelding waard. Deze soort werd genoemd naar onze overleden collega Dr. Gert Ausloos.
Sabicea bullata Zemagho, O.Lachenaud & Sonké, een nieuwe Rubiaceae-soort uit Kameroen.
De Rubiaceae (koffiefamilie) is een van de meest diverse, wereldwijd verbreide plantenfamilies. Ze vormt al decennia een speciaal onderzoeksonderwerp in de Plantentuin. In 2014 werden acht nieuwe Ixora-soorten uit Madagaskar beschreven in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Het inzamelen van plantenmateriaal in Afrika, en dan vooral in berggebieden, levert nog vaak nieuwe ontdekkingen op. De recent ontdekte Rubiaceae Sabicea bullata Zemagho, O.Lachenaud & Sonké, is endemisch in de hooglanden in West-Kameroen, waar hij lokaal overvloedig aanwezig is. Nieuwe soorten worden meestal ontdekt in het herbarium. Taxonomen die herbariummateriaal van Begonia clypeifolia bestudeerden, ontdekten niet enkel twee nieuwe ondersoorten van deze soort, maar ook twee nieuwe Begonia-soorten. Deze ontdekkingen zijn belangrijk omdat de nieuwe soorten en ondersoorten bedreigd zijn in Equatoriaal-Guinea, Gabon en de Democratische Republiek Congo. Afrikaanse nieuwigheden uit de geslachten Combretum en Cyperus werden ook voor het eerst gepubliceerd in 2014. Publicaties van nieuwe soorten zijn een eerste stap alvorens regionale flora’s kunnen geproduceerd worden. 2014 was een uitzonderlijk ontdekkingsjaar voor onze wetenschappers.
“ Geleidelijk aan verbeteren deze wetenschappelijke ontdekkingen onze kennis over de biodiversiteit ” Het zeer variabele Begonia-clypeifolia-complex werd taxonomisch bestudeerd (B. clypeifolia Hook.f. subsp. clypeifolia). Foto Jacky Duruisseau. 7
Myxomyceten in de Democratische Republiek Congo Myxomyceten of plasmodiale slijmzwammen zijn een fascinerende groep reuzenamoeben. Hun levenscyclus omvat een mobiele, amoeboïde fase waarin ze over het substraat glijden terwijl ze zich voeden met bacteriën. Om zich voort te planten, vormen ze immobiele vruchtlichamen die sporen bevatten. Myxomyceten kunnen in alle terrestrische ecosystemen voorkomen op rottend hout en ander plantaardig afval. Sommige zijn kosmopolieten, terwijl andere gebonden zijn aan specifieke milieus, zoals bijvoorbeeld de schors van levende bomen of de rand van smeltende sneeuwplekken in (sub)alpiene gebieden.
Perichaena pulcherrima op twijgen en hangend bladafval, nieuw voor Midden-Afrika, verzameld in het Mens-en-Biosfeerreservaat in Yangambi.
Myxomyceten zijn relatief goed gekend in de gematigde klimaatzones van het noordelijk halfrond. Tijdens de laatste dertig jaar is er meer veldwerk in tropische streken verricht. In de in 2009 in Mycotaxon gepubliceerde soortenlijst van Afrikaanse myxomyceten, gebaseerd op literatuurgegevens, werden slechts negen soorten vermeld voor de Democratische Republiek Congo. Nochtans zijn 21 soorten van dat land al vermeld in de twee volumes van de Flore Illustrée des Champignons d’Afrique centrale, door de Plantentuin uitgegeven in de vroege jaren ‘80. In 2014 is het verzamelen van gegevens gestart om een volume uit te geven over myxomyceten in de reeks Fungus Flora of Tropical Africa van de Plantentuin. Het herbarium van de Plantentuin bevat 1094 specimens van myxomyceten afkomstig van Afrika; 407 (84 soorten) daarvan komen uit de Democratische Republiek Congo. De meeste Congolese specimens werden verzameld in de provincies Katanga, Noord-Kivu en Zuid-Kivu in de periode 1980-1990. Door deelname aan de Boyekoli-Ebale-Congo-2010-expeditie werden 159 veldcollecties (50 soorten) toegevoegd aan de verzameling. In het bezochte gebied, dat zich bevindt in het westen tot noordwesten van Kisangani, werd nooit eerder naar myxomyceten gezocht. Verschillende habitats zijn onderzocht in 2010, van kaalgekapte stukken tot primair laaglandregenwoud. De substraten die meer dan 60 % van de veldspecimens opbrachten waren dode stronken, stammen en stengels van verschillende plantensoorten, inclusief oliepalmen waarop dikwijls zeer grote kolonies vruchtlichamen van myxomyceten tot ontwikkeling waren gekomen. Afgevallen bladeren bleken ook een productief substraat te zijn dat interessante soorten opbracht. In 2013 is veldwerk uitgevoerd in the kader van het COBIMFO (Congo Basin Integrated Monitoring for Forest Carbon Mitigation and Biodiversity) project in het Mens-en-Biosfeerreservaat in Yangambi. Deze recente studie genereerde 305 specimens die 100 soorten vertegenwoordigen. Het belangrijkste substraat, met 55 % van de vondsten, was hier bladafval.
Physarum sp. op bladafval, mogelijk een nieuwe soort, verzameld in het Mens-en-Biosfeerreservaat in Yangambi.
“ Het herbarium van de Plantentuin bevat 1094 specimens van myxomyceten afkomstig van Afrika ”
Door de veldcampagnes van de Boyekoli-Ebale-Congo2010-expeditie en het COBIMFO-project in 2013 werden 45 soorten toegevoegd aan de soortenlijst van de Democratische Republiek Congo, zodat het totaal op 129 soorten kwam. Hiermee komt dit land samen met Madagaskar op de tweede plaats in de lijst met meest soortenrijke landen van Afrika op gebied van plasmodiale slijmzwammen, net na Tanzania (133 soorten). Uit de eerder gepubliceerde checklist van Afrika blijkt dat in 49 % van de landen minder dan 20 soorten gekend zijn, terwijl de omstandigheden meestal ideaal zijn voor myxomyceten. Door degelijke inventarisaties zal blijken dat in werkelijkheid deze landen een veel grotere soortenrijkdom bevatten. Hier kan de Plantentuin een belangrijke rol spelen door veldstudies uit te voeren en lokale specialisten op te leiden.
Om de biodiversiteit van fungi (schimmels) in te schatten zou men in principe soorten moeten kunnen onderscheiden op basis van hun zwamvlok. Omdat zwamvlokken zeer weinig bruikbare morfologische kenmerken hebben, maken onderzoekers noodgedwongen gebruik van vruchtlichamen (paddenstoelen) om de diversiteit van schimmels te bepalen. Overal ter wereld worden soortenlijsten en andere biodiversiteitsgegevens gebruikt om de verhouding in de aantallen planten en schimmels te berekenen. Doorgaans, en afhankelijk van de regio, toont deze verhouding aan dat er per plantensoort ongeveer vier tot zes schimmelsoorten zijn. Ondanks het feit dat deze verhouding gebaseerd is op lokale, maar zeer grondige analyses, werd ze ook gebruikt om de mondiale diversiteit van fungi af te kloppen op 1,5 miljoen soorten. Omdat vruchtlichamen (paddenstoelen) kortstondig en onregelmatig tevoorschijn komen leidt dit echter tot een onderschatting. Onderzoekers zijn daarom steeds blijven zoeken naar een betere en vooral directere manier om de diversiteit van schimmels te bepalen. Dankzij de DNA-metabarcodingtechniek en taxonomisch geannoteerde bestanden met DNA-sequenties, zijn recent nieuwe mogelijkheden ontstaan om de biodiversiteit te meten. In Estland startte een internationaal project met 35 onderzoekers die allemaal bereid waren om de mondiale diversiteit van schimmels te herbekijken. Een van de mycologen van de Plantentuin vervoegde dit project en in twee jaar tijd verzamelde het hele team wereldwijd bodemstalen en gegevens uit 365 verschillende ecosystemen. Hierbij nam de Plantentuin een aantal bostypes uit de Democratische Republiek Congo voor zijn rekening.
De resultaten van dit project tonen aan dat plantenrijkdom geen eenduidige indicator is voor de diversiteit van schimmels. Op wereldschaal zijn klimaat (gemiddelde neerslag per jaar, seizoenaliteit), gevolgd door bodemtype (calcium, fosfor, pH), ruimtelijke aspecten (afstand tot de evenaar) en bosbrand (frequentie) allemaal sterkere factoren om de diversiteit en de gemeenschappen van bodembewonende fungi te voorspellen. Met uitzondering van ectomycorrhizavormende symbionten, is de soortenrijkdom in alle functionele groepen van fungi (saprotrofen, symbionten, parasieten) onafhankelijk van de plantenrijkdom. Dit veronderstelt ook dat plantgeïnduceerde veranderingen in de bodem geen of weinig effect hebben op de diversiteit van bodembewonende fungi. De onderzoeksploeg ontdekte ook dat de verhouding in de aantallen planten en zwammen geografisch niet constant is en duidelijk afneemt naar de polen. De graad van endemisme is zeer hoog in de tropische gebieden en neemt exponentieel af naar de polen toe. Veel taxonomische groepen hebben daarenboven vertegenwoordigers in ver uiteen liggende continenten. De sterke biogeografische link tussen continenten suggereert dat fungi veel efficiënter verspreid worden dan andere organismen. Dit onderzoek heeft ons algemeen beeld over de diversiteit en het verspreidingspatroon van fungi op wereldschaal fundamenteel veranderd. We weten nu ook dat de aantalsverhoudingen tussen planten en zwammen de soortenrijkdom van fungi overschatten met een factor 1,5 tot 2,5. Deze gemeenschappelijke studie werd gepubliceerd in: L. Tedersoo et al., Global diversity and geography of soil fungi. Science 346, 1256688 (2014). DOI: 10.1126/science.1256688.
Termitomyces reticulatus (ADK6069) behoort tot een groep symbiontische schimmels die rechtstreeks geassocieerd zijn met termieten en niet met planten.
Een nieuwe methode om de mondiale diversiteit van bodemschimmels beter in te schatten
9
Olivier Raspé verzamelt en fotografeert boleten in Xishuangbanna, provincie Yunnan, China.
DNA-analyses onthullen een hoge Boletalesdiversiteit in Noord-Thailand en Yunnan (China) De Boletales zijn een groep van schimmels met een wereldwijde verspreiding. De meerderheid ervan vormt symbiotische relaties met bomen (ectomycorrhizaschimmels). Er werden veel soorten beschreven uit de gematigde regio’s, maar er is slechts weinig onderzoek gedaan naar tropische boleten. Toch zijn deze laatste zeer divers. Het classificeren van tropische soorten is niet altijd eenvoudig omdat de classificatie van de boleten voor het grootste deel gebaseerd is op taxa uit gematigde regio’s. In Zuidoost-Azië vinden we drie van de 25 belangrijkste hotspots van biodiversiteit in de wereld. Met name in het noorden van Thailand en Yunnan is de biodiversiteit erg groot, omdat deze regio een overgang is tussen gematigde en tropische gebieden. Het landschap ter plaatse is bergachtig, wat een mozaïek van diverse boshabitats creëert. Olivier Raspé, onderzoeker in de Plantentuin, verzamelt Boletales in Noord-Thailand en Yunnan sinds 2010. In 2014 voltooide hij DNA-analyses die aantoonden dat het bemonsterde gebied meer dan 230 Boletales huisvest. Veel van de waargenomen soorten waren nieuw voor de wetenschap. Zo werden in het noorden van Thailand vijf nieuwe soorten ontdekt uit het geslacht Sutorius, een onlangs gepubliceerd geslacht met slechts twee beschreven soorten (één uit Amerika en Japan, en één uit Australië). Verdere fylogenetische analyses onthulden dat in het gebied verschillende nieuwe geslachten voorkomen. De studie van de diversiteit van Boletales in Zuidoost-Azië heeft bijgedragen tot een beter begrip van de evolutie en de systematiek van deze groep en toont aan dat nog veel meer taxa wachten om ontdekt te worden. Uit statistische analyses blijkt dat 300 soorten te verwachten zijn in Noord-Thailand alleen, waardoor dit gebied een belangrijke potentiële hotspot is.
Pulveroboletus fragrans sp. nov., een nieuwe soort die een sterk aromatische geur produceert, een zeldzaam kenmerk binnen de boleten. De soort werd gevonden in één enkele vindplaats in Noord-Thailand.
“ Veel van de waargenomen soorten waren nieuw voor de wetenschap ”
Botanische diversiteit in de Chimanimani’s, Mozambique De Chimanimani’s zijn een grensoverschrijdende bergketen tussen Zimbabwe en Mozambique. Zij vormen een geïsoleerde keten die vanuit de Mozambikaanse kustvlakte in het oosten oprijst naar de piek van Mt. Binga, die met 2436 m de hoogste top is. De bergen bestaan voornamelijk uit kwartsietzandsteen die verweert tot nutriëntenarme bodems. Combineer dit met het isolement van deze streek en je verkrijgt een gebied dat gekenmerkt wordt door een hoog percentage aan endemische soorten. Dit is zeker waar voor graslanden, hellingen en moerassen van het hoogland. Het merendeel van het botanisch onderzoek en de collecties is gekend van de Zimbabwaanse zijde van deze bergen. Dit gebied, beschermd als een Nationaal Park, maakt echter slechts ongeveer 20% uit van de totale bergketen. Verder zijn de gegevens van dit gedeelte van de Chimanimani’s niet meer up-to-date; in de laatste 50 jaar zijn weinig nieuwe data toegevoegd. De beschikbare informatie over de Mozambikaanse kant van dit gebied is gefragmenteerd en zeer onvolledig. Van vele zeldzame en endemische soorten is geweten dat ze hier ook moeten voorkomen, maar dit werd nog nooit officieel vastgelegd. Een recente goudkoorts vormt een significante bedreiging in delen van de onbeschermde bergketen aan de Mozambikaanse kant. In april en oktober 2014 organiseerden de Royal Botanic Gardens Kew, MICAIA (een in Chimoio gevestigde lokale ngo), de Plantentuin Meise, het Nationaal Herbarium van Zimbabwe en het Herbarium van Maputo twee botanische expedities. De doelstellingen van deze expedities waren het ontwikkelen van een aangepaste inventaris van de zeldzame en endemische plantensoorten en hun bedreigingsstatus en verspreiding, met name aan de Mozambikaanse zijde van de bergketen; het zoeken naar specifieke gebieden met een hoge botanische of ecologische waarde; het onderzoeken wat de bedreigingen en langetermijngevolgen zijn van het delven van goud op de botanische diversiteit, specifiek op de zeldzame en endemische soorten en het vastleggen en fotograferen van plantensoorten voor een website (www.mozambiqueflora.com). Gedurende een periode van vier weken werden 580 plantenstalen verzameld. Waar mogelijk werden duplicaten ingezameld voor de vier deelnemende herbaria (K, BR, SRGH, LMA). In de meeste gevallen werden silicagelstalen genomen voor DNA-analyse. Gedurende deze periode werd meer dan 70% van de gezochte planten ingezameld; vele ervan werden voor het eerst opgetekend voor Mozambique. Daarenboven werden 65 specimens van schors- en steenbewonende lichenen ingezameld voor verder onderzoek in de Plantentuin.
Veldcollecties.
De identificatie en confirmatie van de ingezamelde plantensoorten is bijna volledig afgewerkt. Alle aantekeningen en foto’s van de eerste expeditie zijn beschikbaar online: • http://www.mozambiqueflora.com/speciesdata/outingdisplay.php?outing_id=32, • https://www.flickr.com/photos/zimbart/ sets/72157644203545549/, • -https://www.flickr.com/photos/62615101@N02/ sets/72157644547376913/ Onder de voorlopige resultaten bevinden zich mogelijk vijf of zes plantensoorten die nieuw zijn voor de wetenschap. De resultaten van de tweede expeditie en van de lichenencollecties worden momenteel verwerkt door wetenschappers. De resultaten en bevindingen van de twee expedities zullen uiteindelijk samen gebundeld worden in een rapport dat bedoeld is als opvolger van de originele publicaties door Goodier & Phipps (Kirkia 1: 44-66, 1960) en Wild (Kirkia 4: 125-157, 1963).
De veldpersen drogen in de zon.
11
Een nieuwe Flora in Meise Met een geschatte 7.000 plantensoorten bezit het MiddenAfrikaanse land Gabon het meest soortenrijke laaglandregenbos van Afrika. De meerdelige Flore du Gabon biedt essentiële handvatten om deze planten te identificeren en is als zodanig cruciaal voor een breed publiek, zoals onderzoekers, natuurbeschermers of geïnteresseerde amateurs. Deze Flora levert ook de basisinformatie voor het goed ontwikkelde natuurbeschermingsprogramma in dit land, dat dertien Nationale Parken telt en 11% van haar oppervlakte heeft beschermd. De serie Flore du Gabon werd al in 1960 opgestart door het Muséum national d’Histoire naturelle in Parijs, en in 2005 overgenomen door de Wageningse vestiging van het Nationaal Herbarium Nederland. Maar, met de recente verhuis van die laatste naar Leiden, om op te gaan in het Naturalis Biodiversity Center, en het vertrek van de coördinerend redacteur, Marc Sosef, naar Meise om daar de Flore d’Afrique centrale nieuw leven in te blazen, werd haar toekomst onzeker. Echter, in 2014 tekende de Plantentuin een overeenkomst met Naturalis om de Flore du Gabon gezamenlijk verder te zetten en zelfs proberen af te ronden binnen vijf jaar. Daarmee hebben we onze positie als kenniscentrum op het gebied van de Midden-Afrikaanse regio versterkt en leveren we een significante bijdrage aan de bescherming, het onderzoek en het duurzaam gebruik van Gabons uitzonderlijk rijke botanische diversiteit.
European Journal of Taxonomy publiceert zijn honderdste nummer Op 24 oktober 2014 kondigde de redactie van European Journal of Taxonomy met trots het honderdste nummer van het tijdschrift aan, een prachtig geïllustreerde monografie over Afrikaanse miljoenpoten geschreven door Henrik Enghoff. De publicatie bevat de beschrijving van niet minder dan twintig nieuwe soorten. European Journal of Taxonomy (EJT) is een peer-reviewed internationaal tijdschrift voor beschrijvende taxonomie. De inhoud ervan is volledig elektronisch en beschikbaar door middel van ‘open access’ via het internet (www.europeanjournaloftaxonomy.eu) zonder financiële, juridische of technische belemmeringen. EJT is het enige taxonomische tijdschrift dat zowel zoölogie, mycologie als botanie behandelt, met inbegrip van fossielen. Het tijdschrift werd gelanceerd in september 2011 en heeft sindsdien 3.500 pagina’s gepubliceerd, met daarin meer dan 400 nieuw beschreven soorten, geslachten en hogere taxa. Het tijdschrift past het Diamond model van Open Access publiceren toe en is daardoor uniek in zijn soort: de hele inhoud is vrij consulteerbaar en het publiceren is gratis. De kosten van het online tijdschrift worden gedragen door de natuurhistorische onderzoeksinstellingen die deel uitmaken van het EJT consortium. Dit consortium bestaat uit de Plantentuin (België) en de natuurhistorische musea van Parijs (Frankrijk), Kopenhagen (Denemarken), Brussel en Tervuren (België) en Londen (Verenigd Koninkrijk).
Cover van het honderdste nummer van European Journal of Taxonomy. Foto op de cover door David Koon-Bong Cheung: Sanje Falls, Mwanihana Forest Reserve, Udzungwa Mountains, Tanzania. Boven: Omslag van het eerste nieuwe volume dat gezamenlijk door Naturalis Biodiversity Center en de Plantentuin wordt gepubliceerd. Afgerond in 2014, zal het begin 2015 worden gedrukt. Onder: Flore du Gabon coördinerend redacteur Marc Sosef (rechts) met een van de Gabonese redacteuren, Henri-Paul Bourobou Bourobou (links).
“ De hele inhoud is vrij consulteerbaar en het publiceren is gratis ”
Uitgestorven grassoort groeit in het domein van de Plantentuin in Meise
Hernieuwde productie van Flore d’Afrique centrale In 2013 rekruteerde de Plantentuin een nieuwe redacteur om de productie van de serie Flore d’Afrique centrale te intensiveren. Dit veeldelige werk zal uiteindelijk de meer dan 10.000 soorten omvatten die voorkomen in de Democratische Republiek Congo, Rwanda en Burundi. Het vormt daarmee een essentieel stuk gereedschap voor plantenidentificatie, onderzoek en bescherming in die regio. Gedurende 2014 zette de nieuwe redacteur een sterk internationaal netwerk op. Meer dan 40 specialisten doen mee en gaven aan bereid te zijn hun kennis ter beschikking te stellen van dit streven. Onder hen zijn zeven botanici uit de regio, zowel enkele met een goed kennisniveau als enkele jonge, veelbelovende plantenwetenschappers. Een belangrijk doel van de Plantentuin is om training en opleidingsactiviteiten in Midden-Afrika te intensiveren en zo jonge botanici te ondersteunen en de regionale botanische capaciteit toe te laten nemen. De serie Flore d’Afrique centrale had in 2014 een zeer succesvol jaar, met het verschijnen van vijf nog niet eerder behandelde families (Caricaceae, Colchicaceae, Ericaceae, Flagellariaceae en Restionaceae) en diverse andere manuscripten in bewerking. Dit vertegenwoordigt de start van een gecoördineerde actie om het monumentale werk Flore d’Afrique centrale binnen 15 jaar af te ronden.
Tijdens de inventarisatie van de spontane flora van de Plantentuin vonden we een onbekend gras van het Festuca ovina-complex (schapengras). Het werd verstuurd naar buitenlandse specialisten, die het tot onze grote verbazing identificeerden als Festuca valesiaca (Walliserzwenkgras). De standplaats van F. valesiaca in de Plantentuin is beperkt tot het warme en droge microclimaat van een eerder steile, zuidgerichte helling aan de voet van een grote beuk. F. valesiaca is een gras met fijne bladeren dat van Midden-Europa oostwaarts tot in Noordwest-China groeit. Binnen Europa worden de populaties aanzien als zeldzaam of bedreigd. Officieel ligt België buiten het verspreidingsgebied, ondanks vermeldingen van deze soort op zinkhoudende bodems in het zuidoosten van het land. De precieze identiteit van deze waarnemingen is echter meermaals in twijfel getrokken door wetenschappers, want soorten van het F. ovina-complex zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Door planten uit het herbarium van de Plantentuin te gebruiken, hebben we echter de identiteit van Festuca-soorten van zinkhoudende gronden als F. valesiaca bevestigd. Hieruit blijkt dat er enkele keren vóór 1860 exemplaren ingezameld zijn in het zuidoosten van België, waarna de soort in die regio verdween. Maar hoe is deze soort dan terechtgekomen in de spontane begroeiing van de Plantentuin? Daarover werden twee hypothesen geformuleerd. Dit gras vormt een kleine populatie van ongeveer een dozijn planten die groeien op één plek onder een oude beuk. Het staat er samen met een ander zeldzaam gras, Festuca brevipila (hard zwenkgras). Van deze soort wordt aangenomen dat ze ongewild ingevoerd is met graszaden die in het wild ingezameld werden voor gebruik bij het zaaien van ‘bosgazons’ tijdens de aanleg van de Engelse landschapstuinen in het domein van de Plantentuin in Meise in de 19de eeuw. De zaden werden waarschijnlijk ingezameld in ZuidDuitsland, waar inderdaad in een klein gebied natuurlijke populaties van F. valesiaca voorkomen. En dus is de eerste hypothese dat beide soorten zwenkgrassen tegelijk werden geïntroduceerd en beide als ‘bosgazonneofyt’ kunnen bestempeld worden. Indien dit klopt, betekent het dat beide grassoorten ongeveer 150 jaar in de Plantentuin hebben overleefd. Door het natrekken van het natuurlijk verspreidingsgebied van alle ‘bosgazonneofyten’ in de Tuin, hebben we het gebied waar de zaden oorspronkelijk zijn ingezameld precies kunnen lokaliseren. De alternatieve hypothese voor de aanwezigheid van F. valesiaca is dat het gras ontsnapt is uit de botanische collecties in de Plantentuin, want deze soort was er gedurende 25 jaar in cultuur in de openluchtverzamelingen. Er zijn echter meer argumenten ten voordele van de eerste hypothese.
Groeiplaats van Festuca valesiaca in de Plantentuin. 13
Plantendiversiteit veiligstellen Naar schatting een derde van alle plantensoorten is bedreigd of staat op het punt uit te sterven in het wild, hoofdzakelijk als gevolg van de fragmentatie en vernietiging van hun habitat, gecombineerd met klimaatveranderingen. Elke plant speelt nochtans een cruciale rol in een gezond functionerend ecosysteem. Sommige kunnen bovendien ongekende schatten bevatten zoals moleculen met nuttige medische eigenschappen. Daarom is het veiligstellen van plantensoorten essentieel. Ons onderzoek draagt bij tot de ontwikkeling van instrumenten voor in situ conservatie in waardevolle natuurgebieden, zowel nationaal als internationaal. Maar soorten kunnen ook buiten hun natuurlijk verspreidingsgebied, of ex situ, beschermd worden. We verzamelen plantenmateriaal in het wild om het te bewaren en te vermeerderen in onze eigen levende collecties of in deze van partnertuinen. Onze zadenbank bevat zaden van verschillende zeldzame en bedreigde soorten waardoor we kritieke genetische variatie van een soort vrijwaren. Door onze expertise en collecties te combineren zijn we in staat om te helpen bij het opnieuw introduceren van soorten in hun natuurlijke habitat, vandaag al maar ook in de toekomst.
Reproductieve kenmerken van planten kunnen een rol spelen bij hun achteruitgang Habitatvernietiging, -vermesting en -versnippering worden algemeen beschouwd als de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang en het uitsterven van populaties. Het uitsterven van planten is een complex fenomeen waarvoor we niet altijd de waarschuwingssignalen kennen. Het is daarom essentieel om te onderzoeken in welke mate de intrinsieke kenmerken van plantensoorten hun kwetsbaarheid beïnvloeden. Indien bepaalde kenmerken gecorreleerd zijn met de mate van kwetsbaarheid van een soort, dan zou een nieuwe kritische evaluatie beschikbaar zijn die wetenschappers toelaat om de gevoeligheid voor lokaal of globaal uitsterven te helpen voorspellen. De intrinsieke eigenschappen van plantensoorten zijn talrijk en hebben onder meer betrekking op de voortplanting. Dit betreft bijvoorbeeld een beperkt verspreidingsvermogen, een lage zaadproductie of een gebrek aan zaadbank in de bodem. Wetenschappers van de Plantentuin onderzochten in welke mate sommige reproductieve kenmerken een rol kunnen spelen in de achteruitgang van plantenpopulaties. Tien reproductieve kenmerken werden vergeleken met de trend van de soorten (een index van afname of toename van de verspreiding) in twee sets van geografisch gescheiden gegevens, samengesteld uit een deel van de Belgische en Britse flora (respectievelijk 1.055 en 1.136 soorten). Van de 10 beschouwde kenmerken toonden het voortplantingstype (zaden of vegetatief) en pollenvector (insecten of wind) de beste relatie met de soorttrend (stijging of daling). Deze resultaten zijn significant in de beide gebieden, maar de grootte en richting van de waargenomen verhoudingen verschillen bij de Belgische en Britse gegevens. In Groot-Brittannië zijn de windbestoven planten meer succesvol dan de insect-bestoven planten, terwijl bij de Belgische gegevens de zelfbestuivers minder bedreigd zijn dan de door insecten bestoven soorten. Andere kenmerken, zoals bloemmorfologie, spelen ook een rol in de achteruitgang van plantensoorten, maar deze resultaten variëren van land tot land. In de Belgische flora is er bijvoorbeeld geen direct verband tussen de vorm van de bloemen en de trend van plantensoorten, terwijl in de Britse flora planten met een diepe bloemkroon meer bedreigd zijn dan die met een ondiepe bloemkroon. Een mogelijke verklaring is de achteruitgang van bestuivers die aan diepe bloemkronen aangepast zijn, zoals vlinders. Onze analyse heeft ook aangetoond dat bij de Belgische flora de zelfbestuivers meer succesvol zijn dan de kruisbestuivers. Dit kan ook te wijten zijn aan een gebrek aan bestuivende insecten. Voor de Belgische flora wordt ook opgemerkt dat soorten die zich vegetatief voortplanten meer bedreigd zijn dan deze die zaden produceren. Dit kan worden verklaard door het feit dat vegetatieve voortplanting identieke klonen produceert die minder in staat zijn om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.
Arnica montana (valkruid) is zelf-incompatibel en dus volledig afhankelijk van bestuivers voor de voortplanting. De soort is bedreigd in België.
De studie toont het belang aan om correlaties tussen plantenkenmerken en de soorttrend in verschillende geografische gebieden te vergelijken. Hieruit blijkt voor het eerst dat de resultaten contextafhankelijk zijn, met als consequentie dat een betrouwbare identificatie van de meest bedreigde soorten uitsluitend via hun reproductieve kenmerken erg moeilijk blijft.
Andromeda polifolia (lavendelhei) kan zich voortplanten via zaad, maar de zaailingen overleven zelden in het wild. De vegetatieve vermeerdering is dus belangrijker, wat deze soort minder in staat stelt om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Ze is in België met verdwijnen bedreigd. Foto Maarten Strack Van Schijndel. 15
Onze sparrencollectie in de kijker op de studiedag van de Belgische Dendrologische Vereniging De jaarlijkse studiedag van de Belgische Dendrologische Vereniging werd op 7 september 2014 gehouden in de Plantentuin en had dit jaar als onderwerp het genus Picea of de sparren. Als voorbereiding op deze dag werden alle sparren in de collectie opgezocht, gemeten en gegeoreferencet. De identificatie van elke accessie werd nagezien. De collectie omvat 66 accessies behorend tot 43 taxa. De database van levende planten LIVCOL bevat 105 namen voor Picea die allemaal nagekeken en geactualiseerd werden. Alle geldige/aanvaarde taxa kregen een Nederlandse en Franse naam en alle plantetiketten werden vernieuwd. De gegevens werden toegevoegd aan de Belgische Champion Trees-databank (Beltrees), waardoor enkele kampioenbomen voor het voetlicht kwamen. Onze plant van Picea asperata had de grootste omtrek (148 cm) voor deze soort in België, net zoals P. meyeri (135 cm) en P. smithiana (36 cm) die eveneens als dikste exemplaren geregistreerd werden voor België. Als organisator van de Picea studiedag planden we een voorbereidend dagbezoek aan het Pinetum Anthoine te Jamioulx. Dit is een vermaarde coniferencollectie met misschien wel het beste sortiment van het land met meer dan 1700 verschillende soorten en cultivars. Die dag hadden de deelnemers de gelegenheid om hun kennis van Picea op te frissen, een weinig bekend en onpopulair genus, door te proberen de verschillende taxa te lokaliseren en te identificeren. De volgende dag kwamen 46 leden van de Vereniging terug bijeen in de Plantentuin. In de voormiddag genoten de deelnemers van boeiende uiteenzettingen door Prof. P. Goetghebeur (fylogenie & morfologie), Ph. de Spoelberch (sparren in de wereld), J. De Langhe (identificatiesleutel) & M. Herman (houttechnologie). Tijdens de pauze was er gelegenheid om een rijke collectie kegels (van
Bezoek van de Belgische Dendrologische Vereniging: duiding van onze coniferencollectie. Foto Koen Camelbeke.
Arboretum Wespelaar) en houtstalen (van W. Wessels) van sparren te bewonderen. De namiddag was voorbehouden aan een bezoek aan de Picea collectie met een workshop in het veld: hoe de verschillende soorten in collectie herkennen aan hun vegetatieve kenmerken op basis van een sleutel ontwikkeld door J. De Langhe. Het identificatieproces focust meer bepaald op de naalden (twee- of eenkleurig, voorwaarts of zijwaarts gericht, hoekig of vlak, scherp of zacht), de scheuten (behaard of kaal, geel-, ivoor- of bruinkleurig) en de knoppen (al dan niet harshoudend). We bespraken ook andere veldkenmerken en interessante topics waaronder het natuurlijk verspreidingsgebied, de conservatiestatus, winterhardheid, teelttechnische en horticulturele aspecten. Het grootste deel van onze sparren bevindt zich in het Coniferetum en werd aangeplant in de laatste 40 jaar. Andere, waaronder de gewone fijnspar, werden geplant als onderdeel van het landschapspark in het begin van de 20e eeuw. Een derde categorie dateert van net na de Tweede Wereldoorlog. Deze werden aangeplant als een groen scherm rond gebouwen terwijl een laatste groep, gesitueerd op een verlaten stuk kwekerij, dateert van begin de jaren 1960. Naast de hoger vermelde soorten vinden we volgende taxa de moeite waard om meer gekweekt en aangeplant te worden: P. abies ‘Acrocona’ met eindstandige rode kegels, P. orientalis met kleine, donkergroene naalden en P. torano met prachtige kegels. Picea abies ‘Acrocona’: jonge eindstandige kegels, vandaar de cultivarnaam (acro + cona).
De Plantentuin draagt bij aan een milieu-impactstudie voor mijnbouw en aan de inventarisatie van een Ramsar-site in Gabon Gabon, een land ongeveer half zo groot als Frankrijk, heeft de best bewaarde bossen in Afrika. Zo’n 80% van het land is bedekt met bos. De interesse in de flora van Gabon neemt toe bij de onderzoekers van de Plantentuin. Sinds kort is de Tuin mede-uitgever van de Flore du Gabon. In 2013 en 2014 bezocht Olivier Lachenaud, onderzoeker in de Plantentuin, tweemaal Gabon voor een totale duur van zes weken. Deze expedities werden georganiseerd door Missouri Botanical Garden (VS) in het kader van twee gemeenschappelijke projecten met het Nationaal Herbarium van Gabon en de IRD (Institut de Recherche pour le Développement; Montpellier, Frankrijk). Het eerste project had als doelstelling het opstellen van een milieu-impactstudie voor een potentiële mijnsite in Mabounié, waar het bedrijf Eramet prospecteert. Dit gebied heeft afzettingen van zeldzame elementen zoals niobium, een metaal dat essentieel is voor de elektronica-industrie. De bezochte site heeft een oppervlakte van 20.000 ha en bestaat uit bebost, heuvelachtig terrein dat nog niet eerder bestudeerd werd. Het streven was om de flora te documenteren en te bepalen welke plantensoorten extra bescherming nodig hebben. Er werden ongeveer 30 bedreigde soorten geïdentificeerd, waaronder vijf nieuwe soorten die blijkbaar endemisch zijn in het gebied van de mijnsite. Veel van deze soorten groeien langs riviertjes in het bos die kwetsbaar zijn voor veranderingen in de sedimentatie als een gevolg van mijnbouwactiviteiten. Er werden zones geselecteerd om het effect van de mijnbouw op te volgen. Verder werden stekken genomen van de meest bedreigde soorten voor ex-situconservatie en vermeerdering. Hierbij werden de onderzoekers geholpen door Jean-Philippe Biteau, directeur van Jardi-Gab in Libreville.
Rotsige oever van een bosrivier in Mabounié, Gabon. Deze habitat is belangrijk omdat ze zeldzame endemische soorten een thuis biedt.
Het tweede project werd uitgevoerd op vraag van WWF-Gabon en het ministerie van Waters en Bossen (Ministère des Eaux et Forêts). Het ging om een eerste botanische inventarisatie van het Bas-Ogooué Ramsar-gebied. Deze uitgestrekte waterscheiding werd in 2009 geklasseerd als wetland van internationale betekenis onder de Ramsar-conventie. Het gebied beslaat 862.000 ha en bezit een verbazingwekkende diversiteit aan habitats, waaronder drijvende graslanden, savannes, hooglandbossen en verschillende types overstroomd bos. Toch is de flora van dit interessant gebied heel slecht gekend. De onderzoekers bezochten vijf locaties in het gebied en vonden ten minste drie nieuwe soorten die blijkbaar enkel in dit wetlandgebied voorkomen. Andere interessante ontdekkingen waren Macaranga letestui en Strombosia fleuryana, taxa die niet meer in het wild gezien werden na respectievelijk 1908 en 1912. De reizen naar Gabon hebben ons veel geleerd over de flora van dit land, en geven ons een glimp van de wonderen die verborgen blijven in deze tropische bossen.
Bloem van Whitfieldia letestui, een endemische soort uit het zuidwesten van Gabon. Deze soort wordt bedreigd door het mijnproject in Mabounié. Deze grote, kruidachtige plant met mooie bloemen groeit op de oevers van bosriviertjes. De soort is enkel gekend van vier vindplaatsen, al kan ze lokaal soms algemeen voorkomen. Foto Ehoarn Bidault.
“ Bepalen welke plantensoorten extra bescherming nodig hebben ”
Mozaïek van bos en savanne bij het Alombiémeer, Bas-Ogooué Ramsar-site. 17
Hoe reageren planten op veranderingen van het klimaat? Een zeer snelle verandering van het klimaat vormt momenteel een van de belangrijkste bedreigingen voor de diversiteit van planten en dieren wereldwijd. Sommige studies tonen aan dat 10 tot 30% van de Europese plantensoorten kunnen uitsterven tegen het einde van deze eeuw als een gevolg van klimaatverandering. De Plantentuin onderzoekt hoe verschillende plantensoorten op deze veranderingen reageren. De resultaten van dergelijk onderzoek laten toe om gepaste beheermaatregelen te nemen en om de meest gevoelige soorten te identificeren en de zaden ervan te bewaren in de zadenbank. Gefinancierd door een ‘Belspo-terugkeermandaat’ werd een studie opgestart om verschillende aspecten van klimaatverandering op enkele inheemse plantensoorten na te gaan. Bergvenkel is een submontane soort die in België alleen in de hoogst gelegen gebieden gedijt. Omdat deze soort bij een opwarming van het klimaat in België niet verder noordwaarts kan migreren, zou ze zeer gevoelig kunnen zijn voor een eventuele opwarming van het klimaat. Om de effecten van de opwarming na te bootsen werden ‘open top chambers’ rond een aantal individuen van bergvenkel geplaatst. Dit zijn kleine serres vervaardigd uit plexiglas en zonder dak die ervoor zorgen dat de temperatuur voor de planten gemiddeld ongeveer 1°C stijgt. Aan de hand van dit experiment kunnen we de gevolgen van een verhoogde temperatuur voor bloei, groei en kieming van bergvenkel bestuderen. Plantensoorten met een groot verspreidingsgebied bestaan meestal uit populaties die aangepast zijn aan het plaatselijk klimaat. Om na te gaan of dit ook het geval is voor de in België beschermde klokjesgentianen, werden vruchten van 35 verschillende populaties doorheen gans Europa ingezameld. Ongeveer 3.000 nakomelingen van deze klokjesgentianen zullen onder gelijke omstandigheden opgekweekt worden in de Plantentuin. Dit experiment laat ons niet alleen toe na te gaan hoe planten aangepast zijn aan het plaatselijke klimaat, maar ook om te kijken of alle populaties voldoende genetisch divers zijn om voldoende snel te kunnen reageren op een veranderende omgeving. We kunnen niet alleen trachten te voorspellen hoe klimaatsverandering de planten zal beïnvloeden. De zadenbank van de Plantentuin biedt ook een unieke gelegenheid om te kijken of planten zich reeds aangepast hebben aan de veranderde omstandigheden. In de voorbije twee decennia steeg de temperatuur in België met gemiddeld 0,4°C per decennium, terwijl de neerslag nagenoeg constant bleef. Voor een vijftal eenjarige soorten die al 25 jaar bewaard worden in de zadenbank van de Plantentuin onderzoeken we of deze temperatuurstijging reeds een effect heeft gehad op het bloeitijdstip, het tijdstip van kieming en een aantal bladkenmerken. Dit doen we door planten van deze oude zaden op te kweken en te vergelijken met planten van zaden die we nu, 25 jaar later, op exact dezelfde plaats verzameld hebben.
Bloeiende Gentiana pneumonanthe in de Serra da Estrela, Portugal.
Rijpe vruchten van Gentiana pneumonanthe in het Kranzbachvenn, Duitsland.
Opstellen van ‘open top chambers’ om de temperatuur in de omgeving van Meum athamanticum kunstmatig te verhogen.
Ecosystemen begrijpen In een wereld waarin het milieu steeds meer onder druk staat, moeten planten, ecosystemen en de diensten die zij leveren behouden worden om de planeet gezond te houden. Ze spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol in de globale watercyclus, helpen woestijnvorming tegengaan en matigen de effecten van broeikasgassen. Het werk van onze onderzoekers helpt ons begrijpen hoe ecosystemen functioneren en hoe ze beschreven en opgevolgd kunnen worden. Ook onderzoeken ze de invloed van invasieve soorten op inheemse soorten. Over heel de wereld, in Afrika zowel als in België, is de mensheid volledig afhankelijk van gezonde ecosystemen.
19
Reconstructie van historische en recente klimaatsveranderingen in Oost-Afrika op basis van diatomeeën lijkse neerslag en ENSOgebeurtenissen aan de waargenomen veranderingen in de fossiele diatomeeëngemeenschappen, zal een meer gedetailleerd beeld opleveren van de invloed van de toegenomen jaarlijkse neerslagvariabiliteit en windcondities in Oost-Afrika als een gevolg van antropogene klimaatsverandering. Het doel van het PAMEXEA project is om de ontwikkelingslanden en hun beleidsmakers te voorzien van elementaire richtlijnen voor een duurzame agrarische economie en een geschikt watermanagement in een toekomst die zal gekenmerkt worden door klimaatsverandering, groeiende demografische druk, en schaarse natuurlijke watervoorraden.
Staalname van de sedimentboorkern uit het Challameer met een jaarlijkse resolutie.
Het Challameer, aan de voet van de Kilimanjaro, op de grens van Kenia en Tanzania.
Extreme weersomstandigheden, zoals catastrofale droogte en zware overstromingen, hebben de laatste tijd verschillende regio’s in Oost-Afrika getroffen en hebben een grote invloed gehad op het welzijn van de lokale bevolking en hun sociaal-economische systemen. In de streek van het Challameer, een kratermeer aan de voet van de Kilimanjaro, heeft de El Niño Southern Oscillation (ENSO) een sterke invloed op het regionale klimaat: hevigere regens en overstromingen in El-Niñojaren en intense en langdurige droogte tijdens La-Niñajaren. Gebaseerd op analyses van dunne secties van een sedimentboorkern uit het Challameer met een gelaagdheid met jaarlijkse resolutie, rapporteerde Wolff et al. (2011) een sterke relatie tussen de jaarlijkse neerslagvariabiliteit en de dikte van de varven (fijne laagjes van jaarlijkse sedimentatie). Dikkere varven komen overeen met drogere omstandigheden met meer wind, terwijl dunnere varven overeenkomen met natte jaren met minder wind. De dikte van de varven wordt voornamelijk bepaald door variatie in de abundantie van diatomeeën, eencellige algen met een silicaskelet. Perioden met wind leiden tot meer menging in de waterkolom, wat leidt tot een betere groei van de algen in het meer als een gevolg van de opwelling van dieper voedselrijk water. Als onderdeel van het project PAMEXEA (Patterns and Mechanisms of Extreme Weather in East Africa), gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid (Belspo), bestuderen we met een hoge resolutie de veranderingen in soortensamenstelling van de diatomeeën die bewaard zijn in het sediment van het Challameer. Op die manier bekomen we meer gedetailleerde informatie over de seizoenale veranderingen en het optreden van klimaatextremen in de voorbije 500 jaar. Voor dit doel werd bijna elke varve bemonsterd en werden permanente diatomeeënpreparaten gemaakt en geanalyseerd. Om de interpretatie van de sedimentanalyses te ondersteunen, werd het recente fytoplankton van het Challameer geanalyseerd op basis van een maandelijkse bemonstering gedurende één jaar. Bovendien werden sinds december 2006 stalen van sedimentvallen maandelijks bemonsterd en onderzocht. Zo kunnen maandelijkse veranderingen in de fytoplanktonsamenstelling worden nagegaan over een langere periode van 10 jaar of meer. Het koppelen van de gegevens van het recente fytoplanktononderzoek en de historische informatie over de variatie in jaar-
Aliens in Antarctica Een van de meest ongerepte gebieden op aarde, Antarctica, wordt bedreigd door niet-inheemse planten en dieren die ongewild meeliften naar het Witte Continent in de bagage en kleding van bezoekers. Elk jaar bezoeken 33.000 toeristen en 7.000 wetenschappers Antarctica en veel van hen vervoeren zaden en sporen opgepikt uit andere landen die ze voorafgaand aan hun Antarcticareis bezochten. Invasieve exoten zijn wereldwijd een van de voornaamste oorzaken van veranderingen in de biodiversiteit. Bovendien maakt het veranderende klimaat het gemakkelijker voor deze soorten om zich te vestigen, invasief te worden en uiteindelijk om de natuurlijk voorkomende Antarctische ecosystemen te vernietigen. De Plantentuin heeft deelgenomen aan het internationale project ‘Aliens op Antarctica’. Het idee achter dit project was om de milieurisico’s voor Antarctica te beoordelen door te onderzoeken hoe zaden worden geïntroduceerd, waar ze vandaan komen en waar ze de grootste kans hebben om zich te vestigen. Onderzoekers uit meer dan 10 landen controleerden 850 toeristen en wetenschappers die Antarctica bezochten tijdens het eerste seizoen van het International Polar Year (2007). De onderzochte personen werden uitgebreid bevraagd naar hun vorige reizen. Het bemonsteringsproces omvatte het uitkammen en stofzuigen van cameratassen, bovenkleding, schoenen en rugzakken om ongewild vervoerde zaden te verzamelen. De resultaten werden gepubliceerd in 2012 en 2014. Gemiddeld werden per persoon tien zaden gevonden. Wetenschappers bleken meer ongewilde zaden met zich mee te dragen dan toeristen. Met behulp van foto’s in zaadatlassen en online databases, was het mogelijk om de meeste van de 2.600 zaden te identificeren. De resultaten gaven aan dat de helft van de verzamelde zaden en sporen afkomstig was uit andere koude regio’s over de hele wereld en dat ze al eerder gebieden met een koud klimaat, zoals de arctische en sub-Antarctische regio’s, waren binnengedrongen.
Bart Van de Vijver en Marc Lebouvier (IPEV) tijdens het stofzuigen van de kleding van een passagier aan boord van het onderzoeks- en ondersteuningsschip Marion Dufresne. Foto Maurice Hullé.
De studie leverde duidelijke bewijzen die nodig zijn voor toekomstige beheerbeslissingen om het kwetsbare Antarctische gebied in zijn eigenheid te bewaren. Overheden kunnen deze risicobeoordeling gebruiken om te bepalen welke delen van Antarctica de meeste aandacht vereisen wat betreft bescherming en monitoring. Aan bezoekers wordt gevraagd om eenvoudige en goedkope maatregelen in acht te nemen, zoals het zorgvuldig schoonmaken van laarzen, tassen en kleding voor aanvang van hun Antarcticareis, om op die manier de introductie van uitheemse soorten zo veel mogelijk te vermijden. Zonder deze maatregelen zal de kwaliteit en het uitzicht van de lokale Antarctische ecosystemen voor altijd onherroepelijk worden veranderd.
Veldwerk in het Atlantisch regenwoud van Brazilië: de Nieuwe Wereld brengt nieuwe onderzoeksmogelijkheden De Plantentuin heeft een lange traditie in het bestuderen van de Afrikaanse plantendiversiteit, maar ook de flora van de Nieuwe Wereld is goed vertegenwoordigd in onze collecties en het welbekende von Martiusherbarium is daar een voorbeeld van. Begeesterd door vervlogen expedities van beroemde ontdekkingsreizigers besloten we om zelf een reis naar de Nieuwe Wereld aan te vatten en we reisden naar Bahia in Brazilië. Het team bestond uit twee onderzoekers van de Plantentuin, één van de KU Leuven en één van Naturalis. Onze aandacht ging uit naar het Atlantisch regenwoud, een zeer soortenrijk gebied dat een grote oppervlakte beslaat langsheen de Braziliaanse kust. Jammer genoeg blijft er vandaag slechts weinig over van het oorspronkelijke woud, maar niettemin blijft het een van de biologisch meest diverse ecosystemen op aarde, met een uitzonderlijk hoog aantal endemische soorten. Deze endemen bieden uitgelezen kansen om de oorsprong en de evolutie van het Atlantisch regenwoud te bestuderen. Op basis van de interesses van de deelnemende expeditieleden werd de nadruk gelegd op het inzamelen van soorten uit de families van de Rubiaceae en Lauraceae en van mycoheterotrofe planten; deze laatste zijn planten die hun nutriënten verkrijgen door te parasiteren op schimmels in plaats van zelf aan fotosynthese te doen. Door de endemen van deze drie verschillende groepen te bestuderen en door na te gaan wanneer ze ontstaan zijn, is het mogelijk om de leeftijd van het Atlantisch regenwoud te achterhalen.
De bloemen van Rubiaceae kunnen spectaculaire kleuren vertonen.
21
Planten en mensen (opnieuw) verbinden Overal ter wereld voorzien specifieke plantensoorten de lokale bevolking van voedsel, energie, gereedschap en werkinstrumenten, vezels voor kleding en natuurlijke geneesmiddelen. In vele delen van de wereld zijn planten cruciale elementen in de strijd tegen honger, ziekte en extreme armoede. Planten spelen ook vaak een rol in cultuur en religie. Vandaag de dag gaat de cultuurgebonden kennis van planten verloren en daarmee ook de vitale band die we hebben met planten en paddenstoelen. Onze onderzoekers registreren hoe planten en paddenstoelen worden gebruikt, zodat deze kennis gedeeld en verspreid kan worden. Door het feit dat onze onderzoekers er in slagen planten exact te identificeren, zelfs op basis van minuscule of oeroude overblijfselen, dragen zij bij aan diverse onderzoeksdomeinen zoals forensisch onderzoek en archeologie, waarbij ze constant de banden tussen mensen en planten aan het licht brengen.
Capaciteitsopbouw en landschapsontwikkeling in de Democratische Republiek Congo Sinds enige tijd onderhoudt de Plantentuin nauwe banden met instellingen die zich richten op in-situconservatie in de Democratische Republiek Congo. Het Nationaal Park Virunga in Oost-Congo, gerund door het ICCN (Institut congolais pour la Conservation de la Nature), is erkend als UNESCO-werelderfgoed . Het beslaat 7.800 km2 en is Afrika’s oudste nationale park en een van de biologisch rijkste gebieden van het continent. In 2013, na jaren van onzekerheid, lanceerde het park een post-conflictprogramma waarbij elektrische stroom werd gebracht naar het platteland en afgelegen gebieden als katalysator voor armoedebestrijding en het scheppen van werkgelegenheid. Het doel van het programma is om duurzame energiealternatieven te bieden en om zo de druk op de natuurlijke hulpbronnen te verminderen. In 2015 zal de Virunga-stichting de bouw van een 14 megawatt waterkrachtcentrale in de regio Rutchuru, in Noord-Kivu voltooien. Het Matebe-station zal een onmiddellijke positieve impact hebben op de ontwikkeling van de regio, maar het station moet worden geharmoniseerd met het natuurlijke landschap. ICCN en de Virunga-stichting doen een beroep op de expertise van de Plantentuin voor het botanische onderzoek, de landschapsarchitectuur en de milieueducatie. De eerste doelstelling van het project was om de waterkrachtcentrale in het bestaande landschap te integreren. Om dit te realiseren werden kwekerijen van inheemse planten opgezet die uiteindelijk de site zullen transformeren in een opleidings- en toeristisch centrum. Het project richt zich op acties die de lokale bevolking, in het bijzonder de jeugd, bij het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden als historisch en cultureel erfgoed betrekken. Dit is een zeer interessante en moeilijke uitdaging aangezien de Virunga-stichting en de Plantentuin werken in een post-conflictzone waar de meeste mensen in vluchtelingenkampen leven.
Heropening van het Lisowski-Arboretum in Kisangani Sinds februari 2012 is de Plantentuin partner van de Universiteit van Kisangani en het REFORCO (Congo Forestry Research) programma om het curriculum van de masteropleiding bosbouw te versterken op het gebied van ex situ conservatie en om de groene ruimten van de Faculteit Wetenschappen te herstellen en te verbeteren. Dit laatste omvat ook de rehabilitatie van het Lisowski-Arboretum. Professor Stanislaw Lisowski, hoogleraar systematische plantkunde en plantensociologie aan de Universiteit van Kisangani, creëerde het arboretum in 1975 om de studenten en docenten botanisch referentiemateriaal te bezorgen voor hun studie. Oorspronkelijk was de tuin (7.800 m2²) verdeeld in percelen met planten uit de regio van Kisangani. Vandaag is deze zone uitgegroeid tot een volwaardig arboretum in het hart van de campus. Om het arboretum te rehabiliteren opdat het zijn educatieve, ecologische en recreatieve functies beter zou kunnen vervullen, moesten grote onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd worden. Het terrein werd vervolgens omheind om het te beschermen tegen oneigenlijk gebruik en er werden banken voorzien voor de bezoekers. De bomen werden gelabeld en bij de belangrijkste soorten werden beschrijvende panelen geplaatst. De administrateur-generaal van de Plantentuin Meise, de decaan van de faculteit en de belangrijkste vertegenwoordigers van Kisangani openden het gerehabiliteerde arboretum op 14 juni 2014. Het Lisowski-Arboretum biedt nu een unieke kans aan studenten en bezoekers om de meest representatieve soorten van het tropische bos rond Kisangani te ontdekken. Dit is belangrijk voor het onderzoek, het behoud en de doeltreffende bescherming van het natuurlijke en culturele erfgoed van de regio.
De tweede doelstelling van het project, waarmee de Plantentuin werd belast, is om de bijzondere rol van het Park in het behoud van een van de rijkste Afrikaanse regio’s voor biodiversiteit te belichten. Ze wil dit bereiken door milieueducatie op scholen, via maatschappelijke organisaties en in de media in Noord-Kivu. Verwacht wordt dat de acties, ter verbetering van de levensomstandigheden van de gemeenschappen die leven in het randzones van het beschermde gebied, de menselijke druk op het park zal doen verminderen. Dit zou dan weer de inspanningen van het ICCN om de biodiversiteit te beschermen moeten versterken.
Werklieden aan de waterkrachtcentrale van Matebe.
Studenten in het Lisowski-Arboretum. 23
Inspireren en informeren De Plantentuin huisvest 18.000 verschillende soorten planten verspreid over een historisch domein van 92 hectaren. Het is een prachtige en gevarieerde groene zone en een bron van vreugde, bewondering en inspiratie die elk jaar ongeveer 100.000 bezoekers aantrekt. Door het inzetten van een breed gamma aan plantenpresentaties, tentoonstellingen, webpagina’s, wetenschappelijke communicatie-instrumenten, evenementen, informele leeractiviteiten, sensibilisatie-instrumenten en ervaringsgerichte educatieve activiteiten heeft de Plantentuin het potentieel om de opvattingen van mensen over het belang van planten voor het menselijke welzijn te veranderen en het vitale belang van plantensoorten te benadrukken. Voortbouwend op dit inzicht kunnen burgers verder gestimuleerd worden om op een duurzame en verantwoorde wijze te handelen.
Een reis door het tropisch regenwoud De publieke kassen van het Plantenpaleis ondergingen tijdens het voorbije decennium een ware metamorfose. Waar planten vroeger getoond werden in grote potten langs aarden paden, liggen nu weelderig aangeplante tuinen langs een zorgvuldig ontworpen stenen parcours. In de displays ligt een belangrijkere focus op educatieve thema’s die de rol van de Tuin ondersteunen. In april 2014 werden twee heraangelegde kassen weer geopend voor het publiek. Deze tonen verschillende aspecten uit de wereld van het tropisch regenwoud. Hiermee zijn acht van de dertien grote, onderling verbonden kassen van het Plantenpaleis gerenoveerd. De rijke tropische displays met meer dan 600 plantensoorten werden geopend onder begeleiding van pygmeeënliederen en voor de kinderen gezichtstekeningen met verf uit het Amazonewoud. De eerste van de twee nieuwe tropische regenwoudkassen bevindt zich meteen achter de koele, klamme Evolutiekas. Bij het verlaten van de Evolutiekas wordt de aandacht van de bezoekers meteen gegrepen door een veel warmere en vochtige omgeving. Een kleine hut met golfplaten dak verwelkomt hen in een tropische tuin vol eetbare, medicinale en andere etnobotanische planten uit de vochtige tropen. Avontuurlijke bezoekers worden uitgenodigd om de waterplas over te steken over een wiebelende hangbrug. De volgende – veel lagere – serre toont een dichte, secundaire woudvegetatie die typisch is voor wegkanten, waterlopen en kapvlakten in het bos. Hier tonen reuzenkruiden zoals spiraalgembers en bananen hun grote prachtige bloemen, terwijl snelgroeiende bomen met steltwortels en doorns het zicht blokkeren. Vele reisverhalen vermelden deze ondoordringbare en gevaarlijke bossen, maar wees gerust, in Meise hebben wij de slangen niet inbegrepen. In een hoek van de kas werd een reeks fascinerende myrmecofyten samengebracht. Deze planten zijn samen met mieren geëvolueerd, met wederzijdse voordelen. Zo bieden de planten de mierenkolonie huisvesting en bescherming en krijgen ze voeding terug via het afval van de diertjes. De tocht wordt tijdelijk onderbroken in afwachting van de voltooiing van de volgende fase van tropische ontwikkeling in het Plantenpaleis. Uiteindelijk, tegen eind 2017, zullen de vijf kassen in de noordelijke vleugel van het Plantenpaleis volledig gevuld zijn met tropisch regenwoud. Na het doorkruisen van de etnobotanische en secundaire regenwoudaanplantingen, zullen de bezoekers hun reis verder kunnen zetten in het primair regenwoud, voorbij palmbomen en doorheen boomtoppen gedrapeerd met epifyten, om uiteindelijk het Midden-Afrikaanse regenwoud te bezoeken. Op de flora van deze regio verricht de Plantentuin een belangrijk deel van haar wetenschappelijk onderzoek.
Avontuurlijke bezoekers worden uitgenodigd om de waterplas over te steken over een wiebelende hangbrug. Foto Lies Engelen.
“ In de displays ligt een belangrijke focus op educatieve thema’s ”
Pygmeeënliederen tijdens het openingsweekend.
25
Flori Mundi, de orchideeënshow Op 25 oktober 2014 opende de Plantentuin het extravagante evenement met meer dan 10.000 bloeiende orchideeën, bromelia’s en andere tropische verrukkingen. Na maandenlange voorbereiding door de medewerkers en vrijwilligers van de Tuin, lagen de rode en graslopers eindelijk uitgerold en werden de schijnwerpers aangestoken. Dit beloofde het grootste evenement van het jaar te worden! Het doorknippen van het lint tijdens de galanocturne betekende het begin van het één maand durende tropische festival. Jong en oud smaakten het weelderige bloemenspektakel in de tropische en subtropische kassen van het Plantenpaleis. Een grote piramide met Cymbidium-orchideeën in de Lentekas was de eerste blikvanger, gevolgd door een gracieus vrouwelijk standbeeld dat voor de gelegenheid gekleed ging in een prachtige jurk van cyclamen. Het sprookjesachtige pad slingerde voort langs levende ‘schilderijen’ en bloemstukken, onder hemels van Vanda-orchideeën, decoratieve bogen en een luchter bezet met betoverende bromelia’s. Afgewisseld met de ornamenten werden, in glazen vitrines, bloeiende planten uit onze eigen, rijke bromelia- en orchideeëncollecties tentoongesteld. Naast levende planten werden ook fotografische meesterwerken van de wonderbaarlijkste bloemen uit de Plantentuin getoond. De pièce de résistance van Flori Mundi was ongetwijfeld de grote bol boven de Victoriavijver, getooid met mini Phalaenopsis-orchideeën. Omringd door waterlelies en drijvende kaarsen leek dit ornament wel te zweven net boven de waterspiegel. De tocht doorheen het Plantenpaleis werd voltooid met een prieel overdekt met witte en gele bloemen, waaronder de bezoekers konden poseren voor een romantische foto. Na het verlaten van het Plantenpaleis was het mogelijk om aan boord te stappen van een elektrisch treintje dat de bezoekers rondreed langs het kasteel van Bouchout en door het park dat op dat moment getooid was in de mooiste herfstkleuren. Flori Mundi 2014 werd een succes! Gedurende de periode van vijf weken trok de festiviteit meer dan 27.000 bezoekers. Terwijl de bloemen op de ornamenten begonnen te verwelken, werden reeds druk plannen gesmeed voor de editie 2015.
In de Victoriakas bewonderden meer dan 27.000 bezoekers een prachtige bol bezet met duizenden Phalaenopsis-orchideeën.
Het standbeeld in de Lentekas ging voor de gelegenheid gekleed in een galajurk van cyclamen.
Het aankleden van de bol door tuiniers en vrijwilligers was een huzarenstukje.
De opbouw van Flori Mundi: met dank aan veel vrijwilligershanden Het schitterende orchideeënspektakel dat het Plantenpaleis in 2014 opsierde kreeg de naam Flori Mundi. Dit succesrijke festival werd mogelijk gemaakt door de toewijding van ons trouw team van vrijwilligers. Zij kregen ook versterking van een 15-tal jongeren in burgerdienst, via een nieuwe samenwerking met het platform ‘Jongeren voor de Samenleving’. Achter de schermen werd heel wat werk verzet voor de opbouw en het onderhoud van het immense kleurenspel waarmee we ons publiek met overtuiging konden boeien. Eerst werden de displayzones en de opstellingen voorbereid om de orchideeën op hun mooist te kunnen presenteren. Wanneer een levering orchideeën toekwam, werden ze uitgepakt en gesorteerd volgens soort, kleur en de aankleding van de verschillende ornamenten. Een aantal vrijwilligers nam de voorbereidingen voor de plaatsing van niet minder dan 2.800 mini Phalaenopsis-orchideeën op zich. In elk potje werd een gaatje geboord met een bindbandje erdoor om de orchideeën vast te hechten op de gigantische bol en balk boven de vijver in de Victoriakas; ook werd al het loszittend substraat uit de potjes verwijderd. Na meer dan een week hard werken was de bol opgeluisterd met de overvloedige orchideeënbloei. Het resultaat was een van de meest majestueuze opstellingen van de orchideeënshow. Intussen werden ook de Vanda-orchideeën en de Guzmania-, Bromelia- en Tillandsia-soorten aangebracht op de bogen en andere displays in de regenwoudkassen. Sommige van de bloemschikcomposities werden volledig bedacht en uitgewerkt door onze gedreven vrijwilligers. De vrijwillige hulp voor deze korte periode kwam overeen met 6 maand fulltime werkzaamheden. Wij, en al wie kon genieten van dit prachtige evenement, zijn de vrijwilligers dankbaar voor de fijne en professionele samenwerking temidden van een weelde aan betoverende bloemen waaruit Flori Mundi ontstond.
Voorbereiding door vrijwilligers van het APM en jongeren in samenlevingsdienst.
“ Een nieuwe samenwerking met het Platform Jongeren voor de Samenleving ”
27
Aanplanting van een recordaantal rododendrons in 2014 verhoogt de bezoekerservaring Na de uitbreiding van onze magnoliacollectie in 2013, gingen we in 2014 door met de verhoging van de aantrekkelijkheid van onze buitencollecties door te focussen op Rhododendron. Rododendrons spreken tot de verbeelding van de bezoekers en doen de tuin van begin maart tot juni oplichten door hun heerlijke bloemen in alle kleuren van de regenboog. In de periode 1984-1987 werd een eerste collectie aangelegd in het centrum van de botanische tuin, nu ‘Rododendronbos’ of ‘Bostuin’ genoemd. De oorspronkelijke selectie van 480 soorten en cultivars werd gekozen op basis van winterhardheid, lichtvereisten, kalktolerantie, bloemvorm en -kleur, bladvorm en beschikbaarheid in de handel of via uitwisseling met andere botanische tuinen. Eind 1987 omvatte de verzameling 140 planten. Aanvullende beplantingen in 1988 breidden de collectie uit tot het grootste genus van de buitencollecties met 119 soorten en 191 cultivars en hybriden. Een daling van beschikbare middelen om de collectie te beheren en het optreden van ziekten (honingzwam, Phytophthora-wortelrot) en plagen (zoals de rododendroncicade) resulteerden in een geleidelijke neergang van de verzameling. Actie was daarom nodig en met een nieuw elan van staf en medewerkers én bijkomende financiering werd in 2014 een herstelprogramma uitgewerkt. Het Rododendronbos werd met 193 planten uitgebreid tot een totaal van 500 stuks, behorend tot 341 taxa en 386 accessies. Rododendrons aangeplant in andere delen van de tuin brachten voor dit genus het totaal aantal taxa op 485 (waarvan 145 botanische en 340 sierteelttaxa) en het aantal accessies op 670. De focus lag op de uitbreiding van de groep van groenblijvende, grootbladige hybriden (93 specimens), Williamsianum- en Yakushimanum-hybriden (resp. 8 en 11 specimens) en azalea’s van de Gandavense-, Knap Hill- en Mollis-groep (resp. 51, 13 en 8 specimens).
Nieuwe aanplanting van een collectie harde Gentse azalea’s.
Bloeiende rododendrons kunnen heel wat bezoekers aantrekken. Daarom verhoogden we de toegankelijkheid van het Rododendronbos door de heraanleg van de paden. Ook de informatie werd verbeterd door vernieuwde etiketten en kaarten met geolokalisering van onze planten. Zonder de toewijding, de expertise en het doorzettingsvermogen van de staf, de tuiniers en de vrijwilligers zou deze upgrade van de collectie niet mogelijk geweest zijn. Volgende lente kunnen de bezoekers genieten van een magnifiek spektakel en rododendrons ontdekken genoemd naar adellijke personen (‘Chevalier Felix de Sauvage’, ‘Countess of Athlone’, ‘Comte de Papadopoli’), befaamde veredelaars (‘Souvenir of Anthony Waterer’, ‘Koichiro Wada’, ‘Van Houtte Flore Pleno’) en schitterende bloemkleuren (‘Goldsworth Yellow’, ‘Lee’s Dark Purple’, ‘Loder’s White’, ‘Moser’s Maroon’, ‘Pink Pearl’). We verwachten dat het Rododendronbos zal uitgroeien tot een van de vele botanische hoogtepunten van de tuin en van de regio.
Grootbladige rododendrons (R. ‘Gladys rose’) met schitterende bloemen: een magnifieke bezoekersattractie!
Rhododendron insigne
Bronzen model verhoogt de toegankelijkheid van de Plantentuin voor slechtzienden en blinden
Daarom werd in het kader van de 180ste verjaardag van het Braille-schrift in 2009 besloten om fondsen te zoeken om een bronzen maquette van het kasteel te ontwerpen. Het duurde uiteindelijk meer dan vier jaar om de financiële middelen te vinden en de bronzen maquette te realiseren. De Rotary Club Meise-Bouchout financierde de maquette, die in het kasteel werd geïnstalleerd door de technische dienst van de gemeente Meise. Op 27 september 2014 werd het bronzen model officieel ingehuldigd. Het kasteel kan nu door iedereen gewaardeerd worden. Het wordt opgenomen in een speciale rondleiding ontwikkeld voor slechtzienden en blinden. Deze rondleiding omvat verder een driedimensionaal model van het Plantenpaleis, kaarten in braille die de vegetatietypen van de wereld weergeven en een beplante zone die de tast- en reukzin prikkelt. Dankzij deze ontwikkelingen wordt de Plantentuin nog meer toegankelijk voor de verschillende groepen in de samenleving.
Weven met palmbladeren.
Op ontdekking in het regenwoud met kinderen van het basisonderwijs In 2014 ontwikkelden we een atelier rond het regenwoud voor kinderen van 6 tot 12 jaar. Tijdens dit atelier ontdekken de kinderen hoe mensen en dieren de immense botanische rijkdom van het regenwoud gebruiken als bron van voedsel en als veilige schuilplaats. De leerlingen maken ook kennis met tal van planten die tropische producten leveren die wij dagelijks gebruiken. De in 2014 geopende hernieuwde tropische kassen vormen een ideaal kader om kinderen in een schoolse context op een boeiende en creatieve manier kennis te laten maken met deze thematiek. In deze workshop wordt de problematiek rond het duurzaam gebruik van grondstoffen uit het regenwoud aangeboord. De ietwat bizarre vraag ‘Bestaat de hamburgerplant?’ leidt de kinderen via sojabonen, oliepalmen en vegetarisme naar het inzicht dat we elk voor onszelf keuzes kunnen maken die bijdragen tot het beperken van onze negatieve impact op het regenwoud. In 2014 woonden verschillende Nederlandstalige, Engelstalige en zelfs Duitstalige scholen de workshop bij. Zij discussieerden op een geëngageerde manier over duurzaamheid. Zowel de kinderen als de leerkrachten uitten hun appreciatie voor de actieve en creatieve werkvormen. De verworven kennis en inzichten waren een stimulans voor verdere discussies tijden een themaweek rond het regenwoud op school.
Observeren en tekenen van de plantendiversiteit van het regenwoud.
Het Kasteel van Bouchout is het meest iconische gebouw van de Plantentuin. De oudste delen van het gebouw dateren uit de 12de eeuw. In de vorige eeuw was het kasteel de thuisbasis van de Keizerin Charlotte van Mexico (vrouw van aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk), tot haar dood in 1927. Het kasteel is een lust voor het oog, maar dat was niet gemakkelijk over te brengen op slechtzienden en blinden.
29
Ons patrimonium valoriseren Doorheen zijn lange geschiedenis heeft de Plantentuin constant gewerkt aan het bijeenbrengen en ontwikkelen van een uitgebreid patrimonium van botanische collecties: levende planten, boeken, voorwerpen en instrumenten, maar ook gebouwen, serres en landschappen. Deze elementen spelen tot op vandaag een rol in de werking van de Plantentuin. Boeken en archieven worden door wetenschappers gebruikt, historische serres beschermen plantenverzamelingen en de gebouwen en het landschap van het Domein worden door onze bezoekers bezocht en gewaardeerd. Dit unieke patrimonium vraagt een permanente gespecialiseerde zorg maar is ook een onvervangbare bron van nieuwe inzichten om de missie van de Plantentuin uit te voeren in een constant veranderende wereld.
DNA-barcoding als middel om tropische woudreuzen in de Democratische Republiek Congo te identificeren Voor de opkomst van het moleculaire tijdperk, 20 jaar geleden, was het enkel mogelijk om tropische bomen op naam te brengen door gebruik te maken van morfologische kenmerken zoals grootte en vorm van de bladeren, bloemen en vruchten. Hoewel identificatiesleutels een interessant middel zijn om soorten op naam te brengen, is de expertise van een specialist van groot belang om soorten te identificeren die nog niet in bloei of vrucht staan. Tegenwoordig laat de DNA-barcodingtechniek ons toe om moeilijk te identificeren soorten toch op naam te brengen. DNA-barcoding maakt gebruik van een korte maar unieke DNA-sequentie om de naam van een onbekende soort te achterhalen. Voor deze techniek heeft men slechts een klein bladfragment nodig. De meest gebruikte DNAbarcoding regio’s om planten van mekaar te onderscheiden zijn de matK- en rbcL-genen. Door gebruik te maken van deze moderne techniek was het voor onderzoekers in de Plantentuin mogelijk om verschillende bomen in de omgeving van Yangambi (Democratische Republiek Congo) op naam te brengen. Aangezien een groot deel van de bomen niet in bloei stond, was het zeer moeilijk om ze correct te identificeren door middel van traditionele identificatiemethodes. Het gebruik van moderne technologie genereerde bijgevolg waardevolle inzichten in de enorme soortenrijkdom van het Afrikaanse regenwoud. In totaal werden 7.835 Afrikaanse bomen correct geïdentificeerd, wat meteen duidelijk maakt dat DNA-barcoding een zeer waardevolle aanvulling is voor de traditionele taxonomie. Een herbariumspecimen van Trichilia gilletii De Wild. verzameld in Yangambi (Democratische Republiek Congo).
“ Het gebruik van moderne technologie genereerde waardevolle inzichten in de enorme soortenrijkdom “
Silicagel-gedroogd bladmateriaal gebruikt voor DNA-barcoding.
31
Herbariumspecimens onthullen historische uitwisselingsnetwerken tussen Britse en Ierse botanici Het gebruik van sociale netwerken zoals Facebook en Twitter voor wetenschappelijke doeleinden is vandaag de dag heel gewoon, maar dergelijke netwerken zijn geen nieuwe uitvinding. In het midden van de 19de eeuw verminderden de kosten voor het verzenden van brieven spectaculair als een gevolg van de uitbreiding van het spoorwegennet. Botanici profiteerden van deze ontwikkelingen om verenigingen op te richten om herbariumspecimens uit te wisselen. Twee van zulke verenigingen waren de Botanical Exchange Club van de Britse eilanden en de Watson Botanical Exchange Club. Deze verenigingen vormden de wetenschappelijke sociale netwerken van die periode. Botanici, zowel professionelen als amateurs, maakten gebruik van deze netwerken om plantkunde in een internationaal kader te bestuderen. Het verzamelen van herbariumspecimens was een populaire hobby in de 19de en vroege 20ste eeuw. Het werd gezien als een gezond en onschuldig wetenschappelijk tijdverdrijf waaraan ook vrouwen of geestelijken konden deelnemen, met als gevolg honderdduizenden ingezamelde herbariumspecimens verdeeld over honderden herbaria over de hele wereld. De uitwisseling van deze specimens hielp botanische kennis verspreiden, maar het is moeilijk om het gebruikte netwerk te reconstrueren en de bijdragen van individuele botanici in het netwerk te bepalen. In samenwerking met het Herbarium@home project in het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn we erin geslaagd om het netwerk van de 19de- en begin 20ste-eeuwse botanici gedeeltelijk te reconstrueren. Herbarium@home is een website die iedereen toelaat bij te dragen aan het documenteren van specimens uit herbaria. De website heeft ondertussen bijna 150.000 exemplaren uit 19 verschillende herbaria gedocumenteerd. Een van de belangrijke resultaten, naast het openbaar maken van botanische gegevens, was de evaluatie van de rol die vrouwen speelden in dit historisch netwerk. Het blijkt dat zij een belangrijke rol hadden in het verzamelen van herbariumspecimens, dit in tegenstelling tot hun beperkte bijdrage aan de botanische literatuur in die tijd. Over de onderzochte periode, steeg het aantal vrouwen dat lid was van de Botanical Exchange Club van de Britse eilanden en van de Watson Botanical Exchange Club van 10% naar 20%. Deze deelnamepercentages zijn veel hoger dan die van vrouwen in andere wetenschappelijke verenigingen in die periode, zeker omdat sommige daarvan de vrouwen het lidmaatschap ontzegden.
De Verklaring van Bouchout: vrije toegang tot biodiversiteitsinformatie bevorderen In 2014 vond in de Plantentuin het slotevenement plaats van het Pro-iBiosphereproject. Dit project was gericht op het wereldwijd bekend maken van biodiversiteitsinformatie en het bevorderen van de integratie ervan. Pro-iBiosphere voorziet een toekomst waarin deze kennis niet beperkt is tot de weinige mensen die toegang hebben tot een gespecialiseerde bibliotheek, maar waarin ze elektronisch vrij toegankelijk is voor iedereen. Om dit te stimuleren, lanceerde het project de Verklaring van Bouchout, genoemd naar het Kasteel van Bouchout in het hart van het domein van de Plantentuin (www.bouchoutdeclaration.org). De verklaring promoot de vrije toegang tot informatie over biodiversiteit, maar stimuleert ook een eerlijke erkenning van diegenen die deze informatie produceerden. Tot nu toe hebben 90 instellingen, waaronder enkele van de grootste musea en herbaria ter wereld, de verklaring ondertekend. Hoewel het Pro-iBiosphereproject nu afgelopen is, hopen we dat de Verklaring van Bouchout zal blijven doorwerken en dat de vrije toegang tot biodiversiteitsinformatie voor iedereen snel een feit zal zijn.
Meerdere versies van het logo van de Verklaring van Bouchout kunnen hier worden gedownload: http://www.bouchoutdeclaration.org/downloads/
De aanwezigen op het slotevenement van het Pro-iBiosphereproject, gehouden in het Kasteel van Bouchout in juni 2014, waar de Verklaring van Bouchout werd gelanceerd.
Een voorbeeld van een botanisch netwerk voor de uitwisseling van herbariumspecimens verzameld tussen 1878 en 1888. Elke stip staat voor een persoon; de grootte van de stip geeft het aantal exemplaren aan dat die persoon heeft uitgewisseld. De lijnen geven de verbindingen aan tussen mensen, gedistilleerd uit de namen op herbariumspecimens.
Bokalen met verzamelstukken uit 1870.
Onderzoek naar historisch lakwerk: bemonstering van harsen uit het Kabinet van Botanische Curiosa De Plantentuin beschikt over een breed scala aan verzamelingen, die gebruikt kunnen worden voor zeer uiteenlopende doeleinden. In de loop van 2014 werden wij gecontacteerd door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium om hen bij te staan in de identificatie van ingrediënten uit recepten voor oud lakwerk. Harsen werden in lakwerk veelvuldig gebruikt als beschermende, soms zelfs gepigmenteerde laag, na oplossing in niet-waterige solventen en na droging. In onze contreien werden vanaf de 16de eeuw meubelen en andere objecten afgewerkt met ‘Europese’ lakken omdat er een strikt verbod was ingesteld op de uitvoer van Aziatische lakboomhars (vooral van Toxicodendron vernicifluum). De Plantentuin was maar al te blij met de vraag van het Koninklijk Instituut die ons de gelegenheid gaf een gericht onderzoek te doen in het Kabinet van Botanische Curiosa. Deze verzameling omvat een verbazingwekkende verscheidenheid aan vooral plantaardige producten (ongeveer 15.000 stuks), in bokalen en dozen, die het Herbarium aanvullen. Het oudste exemplaar behoort tot de producten- en zadenverzameling van het befaamde ‘Herbarium Martii’, dat aangekocht werd bij de oprichting van de Rijksplantentuin van België in 1870. Het onderzoek naar de lakwerkingrediënten ging van start met een voorafgaande selectie van 150 specimens. Hiervan werden er 50 bemonsterd (vooral harsen) als ingrediënt van oude lakwerkrecepten. Niet al deze harsachtige producten waren van plantaardige oorsprong. Er werden veel kopalharsen ingezameld, waaronder Oost-Afrikaans of Zanzibarkopal, beschouwd als het hardste binnen de belangrijkste gecommercialiseerde kopals; West-Afrikaans, Sierra Leone- of Congokopal, ooit de universele hars van vernisfabrikanten; Amerikaans kopal; en het waardevolle Australisch kaurikopal. Andere plantenharsen en -gommen die uitgekozen werden,
Tragacant, een gom die in gedraaide linten of vlokken door Astragalus sp. wordt afgescheiden.
hebben tot de verbeelding sprekende namen als mastiek, guttegom, sandarak, barnsteen en drakenbloed. Schellak was bijzonder in het rijtje omdat dit product afgeleid was van lakinsecten die zich voeden op een aantal boomsoorten en de harsachtige afscheiding van de waardplant gebruiken om hun larven te beschermen. Alweer een geheim van het natuurfabriekje onthuld. Dit onderzoek beklemtoonde het belang van het originele etiket; de daarop voorkomende informatie leverde het bewijs om de oorspronkelijke ingrediënten te kunnen koppelen aan het overeenkomstige plantentaxon. Het identificeren van de lakwerk-ingrediënten, gebruik makend van het Kabinet van Botanische Curiosa, oude von Martiusmanuscripten en informatie uit de bibliotheek, toonde het belang aan van het brede scala aan verzamelingen binnen de Plantentuin. En, voor het eerst, hebben manuscripten en bibliotheek bijgedragen tot het naar waarde schatten van het Kabinet van Botanische Curiosa, nog zelfs voor het inbrengen van de specimens in de gegevensbank. 33
Een verborgen erfgoedschat herontdekt Een foto zegt meer dan duizend woorden is een spreekwoord dat zeker opging toen we circa 2.000 glasplaten terugvonden in een opslagplaats in de Plantentuin. Deze fotografische opnames zijn decennialang onaangeroerd gebleven. De collectie bevat afbeeldingen van de Plantentuin op zijn vorige locatie in Brussel: de tuin, serres, gebouwen, levende planten en herbariumspecimens. De fotografen van deze opnames blijven meestal onbekend. We kunnen slechts 20 opnames toeschrijven aan twee Belgische fotografen: Leon Gois (1877-1931) en Felix Lambert.
Gezien de opmerkelijke beeldinhoud van deze glasplaten startten we een conservatie- en digitalisatiecampagne. De negatieven zijn gelijktijdig gereinigd, opgeborgen in nieuwe zuurvrije verpakking, ingescand en beschreven in de bibliotheekcatalogus. In de beschrijving werden de oude aantekeningen die bij de glasplaten horen toegevoegd.
De Italiaanse tuin in de Plantentuin in Brussel.
Deze fotografische opnames op glas, daterend uit de periode 1880-1930, hebben een grote erfgoedhistorische en documentaire waarde. Verschillende beelden werden reeds gebruikt in een publicatie over de geschiedenis van de Plantentuin, The Botanic Garden of Brussels (1826-1913). Deze opnamen zijn niet alleen waardevol voor ons instituut, maar ook voor iedereen met interesse voor de geschiedenis van Brussel, botanische tuinen, Afrika tijdens de koloniale tijd, architectuurgeschiedenis, de evolutie van het landschap en de geschiedenis van de fotografie in België. Alle beelden zullen via de bibliotheekcatalogus online beschikbaar zijn op de website van de Plantentuin.
Een tuinier in de serre met varens in de voormalige locatie van de Plantentuin in Brussel, circa 1886.
Naast deze collectie glasnegatieven ontdekten we twee andere reeksen. Eén reeks bevat zowat 200 beelden van vegetaties in België, gefotografeerd door Jean Massart (1865-1925). Deze beelden zijn waarschijnlijk gemaakt naar aanleiding van een grote fotografische campagne tussen 1904 en 1911. Enkele ervan vonden we terug in publicaties, waaronder Les Aspects de la végétation en Belgique. De andere reeks bevat 160 glasnegatieven met beelden van de natuur en het dagelijkse leven in Congo, Sierra Leone en Guinea tijdens de koloniale periode. Deze beelden zijn opgenomen tijdens de expedities van de apotheker en verzamelaar Albert-Louis Sapin (1869-1914) tussen 1905 en 1914.
Geschiedenis in de Plantentuin: een aantrekkelijk en nuttig hulpmiddel De Plantentuin bezit een schat aan historische bronnen, zoals archieven, oude tijdschriften en foto’s. Het hoeft daarom niet te verbazen dat medewerkers van deze instelling in het verleden bijdragen publiceerden over de geschiedenis van de plantkunde. Deze traditie is vandaag springlevend. De Plantentuin speelt op het vlak van de geschiedenis van de wetenschappen nationaal en internationaal een rol van betekenis. Innovatief onderzoek over het darwinisme in België en over de spanningen binnen de Koninklijke Botanische Vereniging tussen professionele en amateur botanici leidde in 2014 tot twee publicaties. Plantentuinmedewerkers verzorgden presentaties over de geschiedenis van de Plantentuin en de Koninklijke Botanische Vereniging voor het Arboretum Gaston Allard (Frankrijk) en de internationale conferentie van de European Society for the History of Science (Portugal). Verder gaven zij een lezing over het prille ecologische bewustzijn in België in de 19de eeuw (Brussel, ULB). Al die activiteiten brachten het historisch onderzoek in de Plantentuin onder de aandacht. De Plantentuin heeft een afgevaardigde in het comité dat België vertegenwoordigt in de International Union of the History and Philosophy of Science. Deze wetenschapper-archivaris, Denis Diagre, is ook actief in de academische onderzoeksgroep Mondes modernes et contemporains van de ULB, een instelling waaraan hij ook als wetenschappelijk medewerker verbonden is. Aan de Université catholique de Louvain begeleidt hij een masterthesis over de geschiedenis van de mycologie. Op een aantrekkelijke manier biedt het wetenschapshistorisch onderzoek zowel leken als wetenschappers uitgelezen kansen om de mens achter de wetenschapper beter te leren begrijpen. Met dit doel werden meer dan vijftien presentaties gegeven over onder andere de geschiedenis van de Plantentuin, de 19de-eeuwse plantenverzamelaars en de geschiedenis van het ontluikend ecologisch bewustzijn. In 2014 speelde de Plantentuin een rol in de organisatie van verschillende evenementen met een grote weerklank, zoals ‘Viva Brasil! Belgians in Brazil’ (Brussel, BELvue Museum, 12.6–31.8) en de gevarieerde programma’s van ‘Year of Flora’ (Brussel, maart 2014–maart 2015) en ‘Brussels, capital of Flora’ (Brussel, Halles Saint Géry, december 2014–februari 2015). Denis Diagre zegde zijn medewerking toe aan de organisatoren van de tentoonstelling ‘Orchidées, cacao et colibris, Explorateurs et chasseurs de plantes luxembourgeois en Amérique latine’, die in 2015 doorgaat in het natuurhistorisch museum van het Groothertogdom Luxemburg. De vergaarde kennis betreffende de plantenverzamelaars, botanie en sierteelt was het onderwerp van een lange bijdrage in Hommes et Plantes, het tijdschrift van de ‘Conservatoire des Collections Végétales Spécialisées’ in Frankrijk. De verzameling vetplanten van de Plantentuin was het onderwerp van een bijdrage in het tijdschrift van Les Amis du Jardin exotique de Monaco.
A NNÉE DE FLOR E – JA AR VA N FLOR A
YEAR OF FLORA
BRUSSELS, MARCH 2014 - MARCH 2015 EXPO – BALADES – WANDELINGEN HALLES SAINT-GÉRY / GALERIES ROYALES SAINT-HUBERT SINT-GORIKSHALLEN / KONINKLIJKE SINT-HUBERTUSGALERIJEN
1664-2014, 350 ANS DE PASSION POUR L’HORTICULTURE ! L’ ANNÉE DE FLORE ASBL VOUS INVITE PENDANT UN AN À EXPLORER LE GLORIEUX PASSÉ DE BRUXELLES. 1664-2014, 350 JA AR PASSIE VOOR TUINBOUW! DE VZW JA AR VAN FLOR A NODIGT U UIT OM GEDURENDE ÉÉN JAAR HET ROEMRIJKE VERLEDEN VAN BRUSSELS TE ONTDEKKEN. 1664-2014, 350 YEARS OF PASSION FOR HORTICULTURE! YEAR OF FLOR A INVITES YOU DURING A FULL YEAR TO EXPLORE THE GLORIOUS PAST OF BRUSSELS:
WWW.YEAR-OF-FLORA.BE
BUT CULTUREL – EXEMPT DE TIMBRE / ILLUSTRATION : DENDROBIUM PHALAENOPSIS PAR ALPHONSE GOOSSENS (IN DICTIONNAIRE ICONOGRAPHIQUE DES ORCHIDÉES PAR ALFRED C. COGNIAUX ET A. GOOSSENS. BRUSSELS, F. HAVERMANS, 1841-1916, CROMOLTH. J.I. GOFFART). AVEC L'AIMABLE AUTORISATION DE HÉRITIERS D'A. GOOSSENS. / ED. RESP. PAUL GROSJEAN, CHSÉE DE LOUVAIN, 422 1380 LASNE / DESIGN : ANOUK & CO.
Voor het project ‘Year of Flora’ werd uitgebreid een beroep gedaan op de verzamelingen en expertise van de Plantentuin. Het succes van het project blijkt uit de ruime weerklank ervan in de media, zowel radio en televisie als dagbladen.
Door al die activiteiten geniet de bibliotheek van de Plantentuin een groeiende belangstelling. Een stijgend aantal bezoekers, zowel academici, onderzoekers en studenten als amateurs, vindt de weg naar de historische collecties van de bibliotheek. De beschikbare informatie is interessant voor botanici, maar ook voor onderzoekers uit de menswetenschappen. Een voorbeeld hiervan is de oogst aan gegevens met betrekking tot het voormalige bosbouwmuseum, die eind 2014 aan het licht kwamen na het zorgvuldig uitkammen van de Plantentuinarchieven. Historicus en archivaris van de Plantentuin Denis Diagre gidst een groep bezoekers in de tentoonstelling ‘Brussels, Capital of Flora’, die het orgelpunt vormde van het project ‘Year of Flora’. 35
Het wordt koud in de collecties De Plantentuin bezit ongeveer 4 miljoen botanische collectiestukken, in hoofdzaak gedroogde en op papier gemonteerde planten. Deze planten komen van over de hele wereld. Herbariumspecimens kunnen, als ze op de juiste manier bewaard worden, gedurende eeuwen beschikbaar blijven voor onderzoek. Het bewaren en toegankelijk maken van dit rijke erfgoed is dan ook een van de voornaamste opdrachten voor de Plantentuin. De conservatie van deze collecties is geen eenvoudige zaak. Insecten zijn het grootste probleem waarmee herbaria geconfronteerd worden. Wereldwijd moeten herbaria de strijd aangaan met deze kleine wezentjes en probeert men om de broodkever (Stegobium paniceum) uit de collecties te krijgen of te houden. Het is evenwel uiterst moeilijk om deze insecten uit te roeien. De meest efficiënte manier om insecten uit de collecties te houden is het bewaren ervan in een omgeving met een permanent verlaagde temperatuur en luchtvochtigheid. Helaas is dit geen optie in ons huidig herbariumgebouw. Intussen is een beheer als een goede huisvader zeer belangrijk. Na een evaluatie van de mogelijke methodes om insecten in de collecties te doden, bleek invriezen in de gegeven omstandigheden de meest aangewezen methode te zijn. In het najaar van 2013 werd een grote vrieskamer (ca. 60 m2³) geïnstalleerd. Hierin worden gedurende één week de herbariumspecimens uit 12 kasten ingevroren. Dit is voldoende om de insecten te doden. Deze methode is zeer arbeidsintensief en vereist het equivalent van ruim één voltijdse werknemer. Het werk houdt het volgende in: verwijderen van de specimens uit de kasten, laden van de specimens op karren, overbrengen naar de vrieskamer en een week later alles opnieuw in het herbarium opbergen. Intussen worden de lege kasten grondig gereinigd en behandeld met een insecticide met lange nawerking en lage toxiciteit voor de mens. Om het hele vaatplantenherbarium op die manier te behandelen zal ongeveer twee jaar nodig zijn. Eens voltooid, zal het hele proces nogmaals moeten overgedaan worden om ontsnapte insecten te onderscheppen. Dit alles heeft een zeer grote impact op de werking van het herbarium, waardoor bepaalde delen van de collecties tijdelijk niet beschikbaar zijn. De wekelijkse vriescyclus vereist veel energie, maar dit is de prijs die we moeten betalen voor het bewaren van onze historisch, cultureel en wetenschappelijk erfgoed. Tegen eind 2014 was reeds ongeveer 60% van de collecties behandeld. De eerste resultaten zijn zeer positief: na acht maanden is de zaal die als eerste volledig behandeld werd nog steeds insectenvrij.
Wekelijks worden ca. 25.000 specimens uit de kasten gehaald om ingevroren te worden, een teamwerk!
Met 86 endemische soorten (en 19 subspecifieke taxa) bezit het geslacht Crotalaria (Fabaceae) het grootste aantal endemische taxa in Midden-Afrika. Van links naar rechts: C. germainii, C. andromedifolia en C. minutissima.
De endemische soorten van Midden-Afrika Endemische taxa zijn taxa die van nature voorkomen in een welbepaald gebied en nergens anders. Hoewel ‘endemisch’ een subjectief begrip is – alle bekende levende wezens zijn immers endemisch op aarde – wordt deze term meestal gebruikt om te verwijzen naar organismen die alleen voorkomen in een bepaald continent of land of op een welbepaalde plaats. Endemische plantensoorten zijn van bijzonder belang voor botanici. Vaak zijn ze prioritair in conservatieprogramma’s omdat hun beperkte verspreiding hen bijzonder kwetsbaar maakt voor habitatverlies en veranderingen in het milieu. De Plantentuin werkt aan een lijst van endemische vaatplantentaxa (soorten en sub-specifieke taxa) van Midden-Afrika. Deze lijst, opgestart in 2011, omvat alle inheemse bloeiende planten, palmvarens, varens en verwanten die enkel voorkomen in de Democratische Republiek Congo, Rwanda, Burundi en hun buurlanden (Volksrepubliek Congo, Centraal-Afrikaanse Republiek, Soedan, Oeganda, Tanzania, Zambia en Angola inclusief Cabinda). De lijst van endemische vaatplanten zal gebruikt worden voor het opstellen van een Rode Lijst voor Midden-Afrika, waarin de meest bedreigde taxa worden geïdentificeerd. Het opstellen van de lijst van endemen is geen eenvoudige zaak, maar een langdurig en dynamisch proces. Taxonomen herdefiniëren taxa op basis van nieuw beschikbaar gekomen informatie, terwijl extra veldwerk nieuwe vindplaatsen van een taxon aan het licht kan brengen. Midden 2014 werd een belangrijke mijlpaal bereikt: alle herbariumspecimens van endemische taxa voor het geselecteerde gebied werden geëncodeerd in een database. Het ging daarbij om meer dan 30.000 exemplaren, waaronder 22.000 specifiek voor dit project nieuw aangemaakte records. In totaal vertegenwoordigen deze 30.000 records meer dan 2.800 taxa. De geëncodeerde gegevens worden gebruikt om plantengroepen en geografische regio’s met een grote rijkdom aan endemen te identificeren. Zo zijn bijvoorbeeld de Oost-Afrikaanse Grote Slenk in het oosten en Katanga in het zuiden van de Democratische Republiek Congo zeer rijk aan endemische soorten. De publicatie van de definitieve lijst van inheemse planten van Midden-Afrika wordt verwacht in 2015.
Organisatie Het Agentschap Plantentuin Meise is een steeds veranderende organisatie met ongeveer 180 personeelsleden, 70 vrijwilligers en 20 gidsen. Het Domein beslaat 92 hectaren en herbergt ongeveer 50 gebouwen waar mensen werken, elkaar ontmoeten en plantencollecties in stand houden. Net als de rest van de maatschappij dient de Plantentuin minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen om zo zijn impact op het milieu te verkleinen. De Plantentuin doorheen die transitieperiode loodsen is een van de grootste uitdagingen voor de nabije toekomst en daaraan zal op verschillende niveaus gewerkt moeten worden.
In Memoriam Gert Ausloos Op zondag 2 maart 2014 overleed, totaal onverwacht, Dr. Gert Ausloos, hoofd van de educatieve dienst, lid van het directiecomité en de wetenschappelijke raad van de Plantentuin. Gert Rene Jos Ausloos werd geboren in Tienen op 24 februari 1967 en groeide op in het landelijke Oplinter, een groene gemeente in het Hageland. Hij was van kindsbeen af gefascineerd door de natuur. In zijn laatste jaar aan het O.L.V. College van Tienen, werd hij geselecteerd voor de Jacques Ketsprijs voor Biologie. Het was dan ook logisch dat hij zijn studies in die richting verder zette. In 1985 begon hij zijn studies biologie aan de KU Leuven, die hij met Grote Onderscheiding beëindigde. Zijn licentiaatsverhandeling over ‘wondgeïnduceerde signaaloverdracht bij Lycopersicon’ stuwde hem in de richting van de plantenfysiologie. Met zijn onderzoek in het labo van Prof. J. C. Vendrig naar de functie van proteïnaseinhibitoren bij het verdedigingssysteem en de bloei van Solanaceae, behaalde hij in 1996 de graad van Doctor in de Biologie, Plantkunde met Grootste Onderscheiding. Tijdens zijn doctoraatsonderzoek heeft hij, als practicumassistent menig startend biologiestudent de liefde voor de plantkunde bijgebracht via microscopieoefeningen en excursies naar de Nationale Plantentuin van België. Deze prachtig uitgewerkte excursies en Gerts bijdrage aan de permanente tentoonstelling Plantaardig/ Plantbeeldig in de Gentse Hortus Michel Thiery moeten de directie van de Plantentuin niet zijn ontgaan, want toen de Plantentuin besloot meer in te zetten op de educatieve taken die bij een botanische tuin horen, werd Gert als beste kandidaat geselecteerd. Zo kwam hij op 20 januari 1997 in dienst. Je kan gerust stellen dat Gert de educatieve dienst van de Plantentuin uit de grond gestampt heeft en heeft weten uit te breiden tot een team van medewerkers die naast de pure educatie, ook communicatie, toeristisch onthaal, events, grafische vormgeving en vrijwilligerswerking voor hun rekening nemen. In de 17 jaar dat hij voor de Plantentuin zijn hart heeft ingezet, wist hij prachtige tentoonstellingen te realiseren over de verborgen geschiedenis van de roos, over botanisch tekenaar Albert Cleuter, over orchideeën, ikebana, bonsai, aquariumplanten, … te veel om op te noemen. Hij was de enthousiaste trekker van de renovatie van het Plantenpaleis en ook een graag geziene gast op internationale bijeenkomsten van de gemeenschap van botanische tuinen. Voor het Belgische netwerk van botanische tuinen was hij de trekkende kracht achter de opleiding ‘plantentuingids’ die hij voor VBTA (de Vereniging van Botanische Tuinen en Arboreta) vier keer organiseerde. Gert hield ervan mensen te overtuigen dat planten dynamische organismen zijn die een essentiële rol spelen in ons dagelijks leven. De schokgolf die door de Plantentuin ging bij zijn plotse heengaan, zal nog lang nazinderen.
Onderzoekers van de Plantentuin gelauwerd Het uitstekende werk over de Belgische bedreigde vegetaties van Fabienne Van Rossum, onderzoeker aan de Plantentuin, werd erkend door de toekenning van de felbegeerde François Crépinaward door de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging. Deze prijs, genoemd naar de beroemde Belgische botanicus en voormalig directeur van onze instelling, wordt uitgereikt voor buitengewone prestaties. Dr. Van Rossum ontving haar onderscheiding voor haar studies over bestuivingspatronen in gefragmenteerde plantenpopulaties; zij toonde aan dat het herstel van de verspreiding van pollen een belangrijke factor is voor het op lange termijn beschermen van taxa met een gefragmenteerde verspreiding. De oprichting van biologische corridors vermindert ook de ruimtelijke isolatie tussen plantenpopulaties door het verstrekken van nestgelegenheid voor bestuivende insecten. Emiel Van Rompaey was een bekende amateur-botanicus en mede-oprichter van het IFBL (Instituut voor de floristiek van België en Luxemburg), een vereniging voor veldfloristen. De Emiel Van Rompaey-prijs bekroont om de twee jaar botanische studies over de flora van België en Luxemburg en de aangrenzende gebieden. In 2014 werd de prijs uitgereikt aan drie onderzoekers van de Plantentuin. Arthur Vanderweyen en André Fraiture kregen de prijs voor hun checklist van de Belgische brandschimmels (Ustilaginales). Zij noteerden 88 soorten, waarvan er 18 voordien niet gekend waren in België. Brandschimmels zijn belangrijke ziekteverwekkers; ze zijn verantwoordelijk voor plantenziekten bij bijvoorbeeld granen, wat gepaard gaat met verlies in opbrengst en economische schade. Ook Dries Van den Broeck kreeg de Emiel Van Rompaey-prijs voor een overzicht van de epifytische korstmossen en lichenicole schimmels van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zijn onderzoek toonde aan dat de omtrek van de bomen waarop de korstmossen groeien en de luchtvervuiling de grootste invloed hebben op de soortenrijkdom en de distributie van deze korstmossen. Korstmossen zijn betrouwbare bio-indicatoren en worden gebruikt voor het monitoren van stedelijke luchtvervuiling. Dries Van den Broeck vond 146 soorten, ongeveer 65% van de epifytische korstmossenflora in Vlaanderen.
Micheline Wegh en Dries Van den Broeck, laureaat van de Emiel Van Rompaey-prijs, bestuderen korstmossen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Foto Daniël De Wit.
De Plantentuin is trots op zijn bekroonde onderzoekers.
De laureaten van de in 2014 toegekende botanische prijzen. Van links naar rechts: André Fraiture, Kenny Helsen, Fabienne Van Rossum, Dries Van den Broeck en Arthur Vanderweyen.
Een wilde bij (Lasioglossum sp.) verzamelt stuifmeel. Foto Daniel Parmentier. 39
De eerste ontmoetingsdag voor de vrijwilligers en gidsen van het VBTA-netwerk In 2014 was de Plantentuin gastheer voor de allereerste bijeenkomst van de vrijwilligers en gidsen van de Vereniging voor Botanische Tuinen en Arboreta in België. Er waren enthousiaste deelnemers vanuit de arboreta van Kalmthout, Hof ter Saksen, Robert Lenoir, Wespelaar en de Plantentuinen van Antwerpen, Gent, Leuven en Meise. De dag begon met een presentatie over de verschillende vrijwilligersactiviteiten in onze Plantentuin. Hierop volgde een kennismakingsactiviteit waarbij de participanten hun allereerste plantenherinneringen met elkaar konden delen. Daarna stond er een rondleiding op het programma, waarbij het traject door Flori Mundi, het orchideeënspektakel, niet mocht ontbreken. Tijdens de rondleiding konden de vrijwilligers en gidsen van de Plantentuin hun belangrijke taken uit de doeken doen, zoals de montage van herbariumspecimens, het aanplanten van bodembedekkers in het Fruticetum, het geolokaliseren en opmeten van meer dan 2.600 bomen en het animeren van het atelier ‘Planten in ons leven’ voor scholieren. Een hele rits realisaties om trots op te zijn! Bij de afsluitende receptie van deze leerrijke verbroederingsdag was er volop gelegenheid tot levendige discussie en netwerken.
De nieuwe mastiek is mooi om te zien.
De Balatkas, een nationaal monument, wordt gerestaureerd In 1854 liet de hofarchitect van Koning Leopold II, Alphonse Balat, een kleine kas bouwen om de Victoriawaterlelie (Victoria amazonica) in onder te brengen. Deze plant was toen net ontdekt in tropisch America. De kas werd eerst gebouwd in de zoo van Brussel, in het Leopoldpark, en werd nadien tweemaal verhuisd, eerst naar de vroegere Botanische tuin in het centrum van Brussel, en in 1941 naar de Plantentuin in Meise. Men kan stellen dat dit een van de belangrijkste serres is in België. Door een gebrek aan fondsen en specialistische zorg in de voorbije 30 jaar bevond de Balatkas zich in een zeer slechte staat. Het geraamte van de kas moest dringend gerestaureerd worden. De voornaamste beschadiging was de oxidatie van de metaalconstructie door onthechting en scheurvorming van de bestaande verflagen. Siliconenpasta en mastiek die in het verleden gebruikt waren om het glas vast te zetten, waren verweerd en op verschillende plaatsen aangetast.
Rondleiding in het Fruticetum bij de aanplantingen van bodembedekkers door vrijwilligers.
In 2014 begon een firma die gespecialiseerd is in oude technieken met de restauratie. Dit gebeurde onder supervisie van de technische dienst en de landschapsarchitect van de Plantentuin. Zij stelden het lastenboek op, schreven de overheidsopdracht uit en volgden de werken op. De restauratieprocedure omvatte het wegnemen van het glas en het zandstralen van de metaalconstructie. Daarna werd de constructie geverfd met drie verschillende lagen verf en werden de glasroeden bedekt met een nieuwe laag speciale witte mastiek. Deze mastiek bestaat uit een specifieke mix van lijnolie en krijt om zo flexibel mogelijk te blijven. Het resultaat is dat deze kas, vroeger in een erbarmelijke staat, nu een mooi kunstwerk is middenin het Herbetum en dat ze zonder twijfel een van de belangrijkste serres in België mag genoemd worden.
Demonstratie van de montage van herbariumspecimens door een vrijwilligster.
Infrastructuurwerken geven de bezoeker nieuwe ervaringen en beschermen de collecties De technische dienst van de Plantentuin werkt achter de schermen om ervoor te zorgen dat de Plantentuin een fijne, veilige en geschikte omgeving is voor bezoekers, werknemers en planten. Net zoals in de voorbije jaren, was 2014 een druk jaar met een grote variatie aan opgestarte en afgeronde projecten. De Plantentuin heeft het geluk dat er een historisch kasteel in het domein staat. Het dak van het kasteel biedt een mooi panorama. Vroeger was dit uitzichtspunt niet toegankelijk voor bezoekers wegens te gevaarlijk. De technische dienst heeft hieraan verholpen door de gladde loopplanken weg te halen en te vervangen door betontegels op tegeldragers en door het plaatsen van een veiligheidshek. Bezoekers kunnen nu genieten van een mooi panoramisch zicht op het historische park. Het kasteel heeft specialistisch onderhoud nodig. In 2014 werd het houten buitenschrijnwerk geschilderd en 96 ramen en 16 deuren hersteld. Het Kasteel van Bouchout staat nu weer te pronken in het midden van het domein voor het oog van de bezoekers en werknemers. Het publiek moet probleemloos kunnen wandelen in het park en de collecties. Maar de paden rond de bomen- en struikencollectie van het Fruticetum waren jarenlang slecht gedraineerd, waardoor na regenval water bleef staan op de paden. Dan konden bezoekers deze mooie collectie niet bezichtigen. Een nieuw drainagesysteem werd geïnstalleerd om overtollig water te laten weglopen ten voordele van de bezoekers en ook de planten die daar groeien.
De bezoekers zijn welkom op het dak van het kasteel!
Het Plantenpaleis is voor vele bezoekers de belangrijkste attractie. De technische dienst startte met de infrastructuurwerken die nodig zijn om de serres met het tropische regenwoudklimaat verder uit te werken. Zo werden er naast drainagekanalen ook wandelpaden en plantenbakken aangelegd. Een andere publiekstrekker is de orangerie. De orangerie vormt een deel van de zuidelijke muur van de ommuurde orangerietuin die tot 2014 niet zichtbaar was van binnenuit de orangerie. Dit is nu wel mogelijk geworden door de installatie van een nieuwe grote deur zodat de bezoekers vanuit het restaurant een mooi zicht hebben op de binnentuin. Het herbariumgebouw is een zeer belangrijke bewaarplaats voor miljoenen gedroogde plantenspecimens die gebruikt worden in het wetenschappelijk onderzoek. Het is daarom van het grootste belang dat deze collecties beschermd worden. Het platte dak moest dringend gerenoveerd worden om insijpeling van water in het gebouw te voorkomen. In samenwerking met een aannemer werden de schoorstenen verwijderd en werd het dak gedicht en bedekt met een isolatielaag van 10 cm. Deze werken zouden de energiekosten van dit gebouw moeten verlagen met zo’n 10% per jaar.
Het Fruticetum kan je voortaan weer bezoeken zonder natte voeten.
“ De Balatkas is gerestaureerd in haar oude glorie ”
Het dak van het herbariumgebouw wordt gerenoveerd om lekkage te voorkomen en de energiebesparing te vergroten.
De Plantentuin in cijfers
Financiën
Evolutie eigen inkomsten
Budgettair resultaat (K€) Het beschikbare budget in 2014 bedroeg 12.064 K€ waarvan in 2014 11.535 K€ werd aangewend.
2010
2011
2012
2013
2014
1.170
1.449
1.002
1.181
1.288
Eigen inkomsten
2014 1.600
Ontvangsten
12.064
Uitgaven
11.535
Budgettair saldo boekjaar
529
1.400 1.200 1.000 800 600 400 200
Opsplitsing ontvangsten
0 2010
De ontvangsten zijn samengesteld uit een dotatie van de Vlaamse overheid van 10.776 K€ en eigen inkomsten voor in totaal 1.288 K€. De eigen inkomsten komen vooral uit externe projecten, consultancy opdrachten en ticketverkoop. In vergelijking met de voorbije twee jaren zijn de eigen inkomsten verder gestegen. Dit is vooral te wijten aan de stijging van de inkomsten uit ticketverkoop. De inkomsten uit projecten is gedaald wegens het stopzetten van het digitalisatieproject door de Mellon foundation waarvoor de Plantentuin jaarlijks ongeveer 200 K€ ontving. Opsplitsing eigen inkomsten
Verhuur Inkom Tuinwinkel
129.044
Projecten en consultancy
45.901 601.854
Concessie oranjerie
11.800
Verzekeringen
13.770
Totaal
2012
2013
2014
Uitgaven De loonkosten nemen iets meer dan 70% van het totale budget in. In 2014 konden enkele belangrijke onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd dankzij de extra middelen voor investeringen en herstellingen. De energiekosten nemen bijna 5% van het budget in. Voor collecties, onderzoek en publiekswerking was respectievelijk 449 K€, 310 K€ en 239 K€ beschikbaar.
73.455 412.532
Personeelskantine
2011
1.288.356
Uitgaven
Loonkost
8.264
Collecties
449
Onderzoek
310
Publiekswerking
239
Werking
808
Investeringen en herstellingen
700
Energiekosten
556
ICT
209
Totaal
11.535
Verhuur Inkom Loonkost
Tuinwinkel
Collecties
Personeelskantine
Onderzoek
Projecten en consultancy
Publiekswerking
Concessie oranjerie Werking
Verzekeringen Investeringen en herstellingen Energiekosten ICT
43
Opsplitsing personeel volgens inkomstenbron (situatie op 1 januari 2014)
Personeel
Personeel van de Plantentuin wordt betaald op de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap (129 personeelsleden, 69%), op de eigen inkomsten (27 personeelsleden, 14%) en op de middelen van de Franse Gemeenschap (31 personeelsleden, 17%).
Personeelssituatie (situatie op 1 januari van elk jaar)
2014
Het aantal personeelsleden (inclusief vervangingscontracten) steeg lichtjes en is terug op het niveau van 2012. Er was een aanzienlijke stijging in het aantal statutaire personeelsleden.
Vlaamse Gemeenschap
129
Franse Gemeenschap
31
Eigen inkomsten
27
Totaal 2010
2011
2012
2013
2014
Statutaire wetenschappers
17
16
14
13
21
Statutaire niet wetenschappers Contractuele wetenschappers Contractuele niet wetenschappers
71
66
85
81
92
15
18
16
18
13
85
79
70
69
61
188
179
185
181
187
Totaal
2010
2011
2012
2013
187
27 (14%) Vlaamse gemeenschap
31 (17%)
Franse gemeenschap 129 (69%)
2014
Eigen inkomsten
100 90 80 70 60 50 40
Opsplitsing personeel volgens gemeenschap en functie (situatie op 1 januari)
30 20 10 0 Statutaire wetenschappers
Statutaire niet wetenschappers
Contractuele wetenschappers
Contractuele niet wetenschappers
Vierendertig personeelsleden (18%) zijn wetenschappers waarvan één derde betaald wordt door de Franse Gemeenschap. De Franse Gemeenschap betaalt ook 19 personen (10%) die betrokken zijn in andere processen van de Plantentuin. 2014
Wetenschappers Franse Gemeenschap
12
Wetenschappers Vlaamse Gemeenschap
22
Niet wetenschappers Franse Gemeenschap
19
Niet wetenschappers Vlaamse Gemeenschap
134
12 (6%)
22 (12%) 19 (10%)
134 (72 %)
Wetenschappers Franse gemeenschap Wetenschappers Vlaamse gemeenschap Niet wetenschappers Franse gemeenschap Niet wetenschappers Vlaamse gemeenschap
Franse Gemeenschap
Leeftijdspiramide Bijna twee derde van de personeelsleden zijn jonger dan 50 en 10% is ouder dan 60. Het personeel van de Franse Gemeenschap is in het algemeen jonger dan dat van de Vlaamse Gemeenschap met één derde tussen de 35 en 44. Ongeveer 40% van het personeel is vrouw, maar de verdeling tussen de verschillende diensten is erg ongelijk, zo zijn bijvoorbeeld de meeste tuiniers mannen.
Vrouwen
Mannen
Totaal
60-+
1
3
4
55-59
1
2
3
50-54
0
5
5
45-49
1
3
4
40-44
3
2
5
35-39
0
7
7
30-34
2
1
3
25-29
0
0
0
20-24
0
0
0
Totaal
8
23
31
Mannen 8
Alle personeelsleden 2014 Vrouwen
Vrouwen
3
2
7
60-+
Mannen
Totaal
55-59 50-54
60-+
7
13
20
45-49
55-59
7
13
20
40-44
50-54
14
18
32
35-39
45-49
9
15
24
30-34
40-44
14
9
23
25-29
35-39
6
18
24
30-34
10
14
24
25-29
5
10
15
20-24
0
5
5
72
115
187
Totaal
20-24
Vlaamse Gemeenschap Vrouwen Mannen
Mannen
Totaal
Vrouwen
60-+
6
10
16
60-+
55-59
6
11
17
55-59
50-54
14
13
27
45-49
8
12
20
40-44
11
7
18
35-39
6
11
17
30-34
30-34
8
13
21
25-29
25-29
5
10
15
20-24
20-24
0
5
5
64
92
156
20
50-54 45-49 40-44 35-39
15
10
5
0
5
10
15
Totaal
Mannen 15
10
5
Vrouwen 0
60-+ 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24
45
5
10
15
Stagiairs en werkstages De Plantentuin biedt veel plaatsen aan voor stagiairs en werkstages. Op die manier proberen wij hen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt.
Bezoekers
Aantal stagiairs en werkstages Totaal
Bezoldigd
Onbezoldigd
32
1
31
Totaal aantal bezoeken Het aantal bezoeken steeg met bijna 40% in 2014. In vergelijking met 2000, het jaar waarbij de bezoekers voor het eerst systematisch werden geregistreerd, is het aantal bezoeken meer dan verdubbeld. Het goede weer was een belangrijke factor. Ook de opening van twee nieuwe regenwoudkassen in april en de orchideeënshow Flori Mundi in november wisten heel wat bezoekers te bekoren.
Stagiairs en werkstages met arbeidshandicap Totaal
Bezoldigd
Onbezoldigd
3
0
3
Totaal aantal bezoeken
Stagiairs en werkstages met migratieachtergrond Totaal
Bezoldigd
Onbezoldigd
140.000
11
0
11
120.000
2010
2011
2012
2013
2014
94.218
110.909
88.612
91.171
126.486
100.000 80.000
Vrijwilligers
60.000
Door een update van de vrijwilligerslijst, waarbij vrijwilligers die niet actief waren voor een langere periode werden geschrapt, is het aantal vrijwilligers minder sterk gestegen in 2014. Tijdens de voorbereiding van Flori Mundi konden we rekenen op de extra hulp van 25 Brusselse jongeren van ‘Plateform pour le Service citoyen’, deze zijn niet opgenomen in de statistieken. De omzetting van het aantal vrijwilligers naar voltijdse equivalenten is gebaseerd op de norm van de Vlaamse overheid (1520 u/jaar). 2010
2011
2012
2013
2014
Aantal
66
80
70
98
108
VTE
5.1
6.5
5.7
6.7
8.6
10
120
9 100
8 7
80
6 5
60
4 40
3 2
20
1 0
0 2010
2011
2012
2013
2014
Aantal VTE
40.000 20.000 0 2010
2011
2012
2013
2014
Deelname aan georganiseerde educatieve bezoeken Verdeling van het aantal bezoeken (gratis / korting / gewone prijs)
Het aantal schoolbezoeken daalde licht. Dit is vooral te verklaren door het lager aantal vrije schoolbezoeken. 2010
2011
2012
2013
2014
Vrij bezoek
2.034
3.060
2.771
3.523
2.467
Geleid bezoek
1.276
1.368
1.091
989
1.156
BAMA-module
187
201
551
713
671
De stijging van het aantal bezoekers was het sterkst bij de betalende bezoekers (vol of gereduceerd tarief). 2010
2011
2012
2013
2014
Gratis
25.988
36.602
30.913
31.368
39.312
Met korting
48.973
46.820
38.215
38.992
57.676
Gewone prijs
19.257
27.487
19.484
20.811
29.498
Gratis
Met korting
Schoolatelier Totaal
913
584
1.763
1.127
1.917
4.410
5.213
6.176
6.361
6.211
2010
Gewone prijs
2011
2012
2013
2014
4.000
70.000
3.500
60.000
3.000
50.000
2.500
40.000
2.000 1.500
30.000
1.000
20.000
500
10.000
0 Vrij bezoek
0 2010
2011
2012
2013
Geleid bezoek
BAMA-module
Schoolatelier
2014
Bezoekers tuinwinkel Jaarkaarten Er was een opvallende stijging van het aantal jaarkaarten (+22%) gespreid over de verschillende types.
Individuele
2010
2011
2012
2013
2014
1.253
1.382
1.113
1.443
1.756
Gold
106
99
100
94
112
Gold 1+3
329
353
384
411
514
1.688
1.834
1.597
1.948
2.385
Totaal
Individuele jaarkaart
Gold
In totaal kochten bijna 6.250 bezoekers producten in de Tuinwinkel. Het gemiddelde bedrag gespendeerd per klant bedroeg c. 20 EUR. Typische Plantentuinproducten, zoals Plantentuinhoning en Plantentuinkoffie bleven ook dit jaar erg populair.
Bezoekers
2010
2011
2012
2013
2014
5.958
6.655
4.729
5.189
6.244
7.000 6.000 5.000
Gold 1+3
3.000
4.000
2.500
3.000
2.000
2.000
1.500
1.000
1.000
0 2010
2011
2012
500 0 2010
2011
2012
2013
2014
47
2013
2014
De Plantentuin in de media en sociale netwerken De Plantentuin verspreidde in 2014 24 persberichten (12 in het Nederlands en 12 in het Frans). Momenteel zijn 3.270 personen geabonneerd op de digitale nieuwsbrief Musa die per seizoen in het Nederlands en het Frans wordt gepubliceerd. Op de Facebook pagina van de Plantentuin werden 78 boodschappen in het Frans en het Nederlands gepost.
Abonnees Musa
2010
2011
2012
2013
2014
2.108
2.515
2.640
2.715
3.270
Collecties Levende Verzamelingen De Levende Verzamelingen omvatten alle accessies waarvan levende planten en/of zaden beschikbaar zijn. Het betreft 33.056 accessies van 18.638 verschillende taxa. 95% behoort tot het Federaal wetenschappelijk patrimonium, 5% is eigendom van de Vlaamse Gemeenschap. Federaal
Vlaamse Gemeenschap
Globaal
Taxa
17.765
1.387
18.638
3.500
Soorten
13.335
1.024
13.798
3.000
Aanwinsten
31.418
1.638
33.056
176
1.522
1.698
Aanwinsten 2014
2.500 2.000 1.500
Levende Plantenverzameling
1.000 500 0 2010
2011
2012
2013
2014
In 2014 werd de site van de Plantentuin geconsulteerd door 766.838 bezoekers vanaf 306.834 verschillende computers vanaf 134 landen. De meeste bezoekers komen uit België, Duistland, Frankrijk en Nederland. In totaal werden 9.817.900 pagina’s van onze site bekeken en werd ze 22.982.176 keer aangeklikt.
Aantal bezoekers
2012
2013
2014
746.963
640.046
766.838
De Levende Plantenverzameling van de Plantentuin telt momenteel 26.259 introducties. Ze vertegenwoordigen 343 families, 3.034 geslachten, 17.524 taxa en 12.961 soorten. Ze zijn verdeeld over de serres (57%) en de buitencollecties (43%). De best vertegenwoordigde plantenfamilies in de serres zijn de Cactaceae (2.506 introducties), Orchidaceae (1.696), Euphorbiaceae (1284), Liliaceae (949), Rubiaceae (575), Crassulaceae (513), Araceae (464) en Agavaceae (393). In de buitencollecties zijn de best vertegenwoordigde families de Ericaceae (807), Rosaceae (752), Liliaceae (481), Asteraceae (468) en Malaceae (431). Binnen
Buiten
Binnen
Buiten
Binnen
2012
2012
2013
2013
2014
2014
Taxa
7.551
9.091
7.526
9.307
7.887
9.637
Soorten
4.967
7.475
4.887
7.675
5.024
7.937
11.030
13.929
10.894
14.291
11.390
14.869
Introducties
Aantal bezoekers
Buiten
900.000 800.000 700.000 600.000
Buiten 2012
Binnen 2012
Buiten 2013
Binnen 2013
Buiten 2014
Binnen 2014
16.000
500.000
14.000
400.000
12.000
300.000
10.000
200.000
8.000
100.000
6.000
0 2012
2013
2014
4.000 2.000
Het aantal abonnees op Dumortiera, een door de Plantentuin gepubliceerd digitaal tijdschrift over floristiek, steeg verder tot 1.050.
0 Taxa
Soorten
Introducties
De evolutie van de verwerving van levend plantenmateriaal
Inbeslagname van CITES planten
In vergelijking met vorig jaar, is de aangroei heel sterk gestegen in 2014 (52%). Deze stijging ligt voornamelijk in het verwerven van een groot aantal Rhododendron-cultivars voor de buitencollecties en de vele nieuwe succulenten, voornamelijk Euphorbia-soorten, in de serres. Gekweekt
In 2014 werden 10 inbeslagnames uitgevoerd door de Belgische douane onder de CITES-wetgeving waarvan de planten werden ondergebracht in de Plantentuin. Dit aantal bevestigt de dalende trend sinds 2010. De 10 inbeslagnames omvatten 43 introducties en 102 specimens.
CITES introducties 2010
614
881
1.495
2011
1.021
863
1.884
2012
1.631
528
2.159
2013
710
404
1.114
2014
1.233
465
1.698
Gekweekt
2010
2011
2012
2013
2014
278
69
86
122
43
Totaal
Wilde oorsprong
CITES introducties 300 250 200 150
Wilde oorsprong
100
2.500
50
2.000
0 2010
1.500
2011
2012
2013
2014
1.000
2010
2011
2012
2013
2014
2.205
105
240
1.152
102
500
Aantal aangeslagen planten
0 2010
2011
2012
2013
2014
Aantal aangeslagen planten 2.500
2.000
Evolutie van het aantal zoekopdrachten in LIVCOL
1.500
LIVCOL is de databank die gebruikt wordt voor het dagelijks beheer van de Levende Plantenverzameling en de gelieerde documentatie. Deze databank is ook gedeeltelijk toegankelijk voor het brede publiek via de site van de Plantentuin. In 2014 werd een relatief belangrijke stijging van het aantal zoekopdrachten geobserveerd (5.838).
Zoekopdracht LIVCOL
2010
2011
2012
2013
2014
2.664
3.633
3.734
3.962
5.838
1.000
500
0 2010
2011
Aantal CITES inbeslagnames
Zoekopdracht Livcol 7.000
2012
2013
2014
2010
2011
2012
2013
2014
30
18
12
10
10
Aantal CITES inbeslagnames 35
6.000
30
5.000
25
4.000
20
3.000
15
2.000
10
1.000
5
0
0
2010
2011
2012
2013
2014
2010
2011
2012
49
2013
2014
Verdeling van levend materiaal Het aantal verstuurde plantenstalen varieert sterk van jaar tot jaar. In 2014, werden in totaal 1.830 stalen verstuurd, waarvan 75% als zaden.
Verdeling van materiaal
2010
2011
2012
2013
2014
1.370
1.889
1.664
1.770
1.830
Langetermijnbewaring van zaden De zadenbank is een erg belangrijk ex-situconservatiemiddel om in-situconservatieprojecten te ondersteunen. Het laat toe om op lange termijn (meer dan 100 jaar) een zeer brede genetische diversiteit te bewaren in een zeer beperkte ruimte. De zadenbank van de Plantentuin bewaart momenteel in het wild ingezamelde zaden van 906 introducties van Belgische soorten en 803 koperplanten van Katanga. De collectie van zaden van wilde bonen en boonachtigen blijft de belangrijkste collectie met 2.152 introducties.
Verdeling van materiaal 2.000 1.800 1.600 1.400 1.200 1.000 800 600
Belgische flora
Koperflora
Wilde bonen
400 200
2012
841
536
2.144
0
2013
890
626
2.152
2014
906
803
2.152
2010
2011
2012
2013
2014
Monteren van herbariumspecimens
23%
Het monteren van herbariumspecimens is een belangrijke en tijdrovende stap die toelaat om plantenmateriaal te bewaren op lange termijn.
Belgische flora Koperflora 56%
Wilde bonen 21%
Het aantal gemonteerde specimens steeg in 2014 tot meer dan 35.000. Dit heeft voornamelijk te maken met de aanwezigheid van een extra voltijds monteerder (via interne mutatie) en een verhoogd aantal vrijwilligers. 2010
2011
2012
2013
2014 2012
Gemonteerde specimens BT
7.900
17.000
6.500
6.811
12.440
2.500
Gemonteerde specimens SP
13.828
20.191
11.596
17.500
23.074
2.000
21.728
37.191
18.096
24.311
35.514
Totaal
2013
2014
1.500
1.000
Gemonteerde specimens BT 7350
Gemonteerde specimens SP 9519
500
40.000 0
35.000
Belgische flora
30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 2010
2011
2012
2013
2014
Koperflora
Wilde bonen
Encoderen van de collecties in gegevensbanken De labels van herbariumspecimens bevatten waardevolle data over de verspreiding, ecologie en het gebruik van planten. Door de digitalisatie van collecties en door ze in te geven in een gegevensbank, wordt deze informatie toegankelijk gemaakt voor een grote groep potentiële gebruikers. Ten opzicht van 2013 is er een daling, maar ten opzicht van de vorige jaren een stijging van het aantal ingegeven specimens. Dit wordt verklaard doordat in 2013, in het kader van het opstellen van de inventaris van het federaal wetenschappelijk patrimonium, ‘rapid databasing’ werd uitgevoerd waarbij minder gegevens werden ingebracht. In 2014 werden heel wat specimens ingegeven in het kader van de Flora van Midden-Afrika.
2010
2011
2012
2013
2014
BT
21.935
18.159
17.487
49.341
18.289
SP
23.447
21.880
30.324
26.105
32.748
45.382
40.039
47.811
75.446
51.037
Totaal
BT
Lenen en uitwisselingsprogramma Het overbrengen van herbariumspecimens tussen herbaria is essentieel om botanisch onderzoek mogelijk te maken. Specimens kunnen worden overgebracht naar een ander herbarium op basis van een tijdelijke overeenkomst als een leen of op een permanente basis als een gift of als onderdeel van een uitwisselingsprogramma. Duidelijk is dat het aantal uitwisselingen, zowel inkomende als uitgaande, sterk gedaald is in 2014. Dit is te wijten aan de sterke daling van uitwisseling met Wageningen aangezien zij in 2013, bij hun verhuis naar Leiden, het grootste deel van hun uitwisselingsmateriaal hebben opgestuurd. Naast de kleine giften opgenomen in de grafiek waren er ook een aantal collecties die als depot aanwezig waren in de Plantentuin die bij overgang naar de Vlaamse Gemeenschap eigendom geworden zijn van de Plantentuin en behoren tot het Vlaams patrimonium. Het betreft de collecties van Van Heurck (AWH, c. 250.000 specimens), Imler (5.154 specimens), Bruylants (1.686 specimens) en Antonissen (793 specimens). Ongeveer 6,5% van de collecties behoort tot het Vlaams patrimonium.
2010
2011
2012
2013
2014
Inkomende uitwisselingen
3.249
11.261
7.892
15.536
853
Inkomende giften
9.668
2.463
8.591
3.918
7.141
Inkomende lenen
595
539
2,391
678
1.394
SP
80.000 70.000 60.000 50.000 40.000
Uitgaande uitwisselingen
30.000 20.000 10.000 0 2010
2011
2012
2013
2014
1.426
2.897
1.655
1.991
459
Uitgaande giften
177
221
175
128
116
Uitgaande lenen
2.012
3.114
1.701
2.366
2.430
Uitgaande giften
Uitgaande lenen
2010
2011
2012
2013
2014
18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 Inkomende uitwisselingen
Inkomende giften
Inkomende lenen
51
Uitgaande uitwisselingen
Gegevensbank van de bibliotheek Het aantal records in de gegevensbank van onze bibliotheek groeit gestadig aan. De volledige catalogus, die ook online beschikbaar is, bevat nu meer dan 125.000 records.
2010
2011
2012
2013
2014
48.516
48.834
49.030
49.150
49.404
Collecties
4.475
4.596
4.695
4.789
4.828
Correspondenties
7.300
7.443
7.444
7.444
7.444
Monografieën
47.500
48.796
49.969
50.743
51.268
Waardevolle werken
3.383
3.385
3.386
3.421
3.461
Tijdschriften
8.352
8.742
8.979
9.117
9.168
0
500
560
1.554
2.185
Artikels
Iconografisch materiaal
2010
2011
2012
2013
2014
60.000
Aanwinsten bibliotheek Het aantal nieuwe aanwinsten voor de bibliotheek bleef stabiel in 2014. Ongeveer één derde van de aanwinsten behoort tot de Vlaamse Gemeenschap. Een kleine twee derde wordt toegevoegd aan het Federaal patrimonium, het betreft boeken die eind 2013 werden besteld met federaal budget, maar pas in 2014 werden geleverd en boeken afkomstig van de onderzoeksbibliotheek die niet centraal waren ingeschreven. Een klein aantal boeken is eigendom van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging, waarvan de bibliotheek gehuisvest is in de Plantentuin.
2010
2011
2012
2013
2014
Monografieën
3.124
1.244
1.035
926
965
Tijdschriftafleveringen
3.000
3.025
2.733
2.500
2.500
50.000
Monografieën
40.000
Tijdschriftafleveringen
3.500 30.000
3.000 20.000
2.500 10.000
2.000
iaa
l
en
er at m
sc jd
1.000 500
Ico
no
gr
afi
sc
h
Ti
ev rd aa W
hr
er w ol
le
on M
1.500
ift
ke
fië ra og
en nd po es
rr Co
n
n
s tie
s tie lec ol C
Ar
tik
els
0
0 2010
2011
2012
2013
2014
Koninklijke Belgische
Monografieën
Vlaams
Federaal
Botanische Vereniging
315
615
35
35 (3%) 315 (33%)
Vlaams Federaal
615 64%
Koninklijke Belgische Botanische Vereniging
Onderzoek Aantal publicaties
Externe consultaties bibliotheek De bibliotheek is toegankelijk voor het publiek. Het aantal bezoeken daalde sterk. Dit aantal zal in de toekomst verder dalen aangezien botanische literatuur steeds vaker online beschikbaar wordt. De Plantentuin neemt daarom actief deel aan verschillende digitalisatieprojecten. Het aantal interbibliothecaire lenen nam sterk toe.
2010
2011
2012
2013
2014
Externe bezoekers
494
504
457
440
342
Interbibliothecaire lenen
58
49
61
58
95
Externe bezoekers
Interbibliothecaire lenen
Het aantal wetenschappelijke publicaties door personeelsleden nam heel sterk toe. Vooral het aantal publicaties met impact factor steeg. De verhouding tussen publicaties met impact factor en zonder impactfactor bereikte zijn hoogste peil en bedraagt nu 64%. Het is de doelstelling om dit verder te laten stijgen, zonder het onderzoek met een meer lokale, maar vaak erg belangrijke impact uit het oog te verliezen.
Manuscripten
Abstracts van
Andere publicaties
en hoofdstukken
posters of
(rapporten, boek-
van boeken
presentaties
recensies,…)
Totaal
2010
64
61
5
130
2011
114
26
18
158
2012
83
72
14
169
2013
116
50
26
192
2014
131
100
14
245
600 2010
500
2011
2012
2013
2014
300
400 250
300 200
200
150
100
100
0 2010
2011
2012
2013
2014 50
0 Manuscripten en hoofdstukken van boeken
Abstracts van posters of presentaties
Andere publicaties (rapporten, boekrecensies,...)
53
Totaal
Internationale
Internationale of
Boeken of
publicaties
nationale publica-
hoofdstukken
met IF
ties zonder IF
van boeken
2010
34
25
5
2011
47
36
31
2012
30
45
8
2013
49
40
27
2014
75
42
14
2010
2011
2012
2013
2014
80
Gemiddelde impactfactor De gemiddelde impactfactor van de manuscripten van de personeelsleden van de Plantentuin daalde verder tot 2,04. De reden hiervoor is dat er nu meer publicaties worden gerealiseerd in tijdschriften met een impactfactor. Door de aard van het onderzoek hebben deze tijdschriften echter vaak een relatief lage impactfactor. Het blijft de doelstelling om basisonderzoek te combineren met meer toegepast onderzoek.
70 60
2010
2011
2012
2013
2014
1,27
2,21
2,81
2,33
2,04
50
Gemiddelde IF
40 30
Gemiddelde IF
20 3
10 0
2,5
Internationale publicaties met IF
Internationale of nationale publicaties zonder IF
Boeken of hoofdstukken van boeken
2 1,5 1
Publicaties met IF
Publicaties zonder IF
% met IF
2010
34
25
58 %
2011
47
36
57 %
2012
30
45
40 %
2013
49
40
55 %
2014
75
42
64 %
% met IF 70 60 50 40 30 20 10 0 2010
2011
2012
2013
2014
0,5 0 2010
2011
2012
2013
2014
Publicaties Peer-reviewpublicaties met impactfactor met medewerkers van de Plantentuin als auteur of coauteur • Atazadeh I., Edlund M.B., Van de Vijver B., Mills K.,
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Spaulding S.A., Gell P.A., Crawford S., Lee S.S., Smith K.E.L., Newall P. & Potapova M. (2014) Morphology, ecology and biogeography of Stauroneis pachycephala P.T.Cleve (Bacillariophyta) and its transfer to the genus Envekadea. Diatom Research 29: 455-464. (IF 2013 = 1) Bauters K., Larridon I., Reynders M., Asselman P., Vrijdaghs A., Muasya A.M. & Goetghebeur P. (2014) A new classification for Lipocarpha and Volkiella as infrageneric taxa of Cyperus s.l. (Cypereae, Cyperoideae, Cyperaceae): insights from species tree reconstruction supplemented with morphological and floral developmental data. Phytotaxa 166: 1-32. (IF 2013 = 1,376) Bogaerts A., de Haan M., Van de Vijver B. & Cocquyt C. (2014) A complete catalogue of algal taxa described by Pierre Compère. Plant Ecology and Evolution 147: 311-324. (IF 2013 = 0,96) Chattová B., Lebouvier M. & Van de Vijver B. (2014) Freshwater diatom communities from Ile Amsterdam (TAAF, southern Indian Ocean). Fottea 14: 101-119. (IF 2013 = 1,627) Cocquyt C. & Jahn R. (2014) A re-investigation of Otto Müller’s Cymatopleura taxa (Bacillariophyta) from East Africa. Plant Ecology and Evolution 147: 412-425. (IF 2013 = 0,96) Cocquyt C., Taylor J.C. & Wetzel C.E. (2014) Stenopterobia cataractarum sp. nov. (Bacillariophyta), a new benthic diatom from a waterfall in Zambia, Africa. Phytotaxa 158: 76-84. (IF 2013 = 1,376) Cáceres M.E. da Silva, Aptroot A. & Ertz D. (2014) New species and interesting records of Arthoniales from the Amazon, Rondônia, Brazil. The Lichenologist 46: 573-588. (IF 2013 = 1,613) De Block P. (2014) Eight new species of Ixora (Ixoreae Rubiaceae) from Madagascar. Plant Ecology and Evolution 147: 237-255. (IF 2013 = 0,96) de Haan M., Cocquyt C., Tice A., Zahn G. & Spiegel F.W. (2014) First records of Protosteloid Amoebae (Eumycetozoa) from the Democratic Republic of the Congo. Plant Ecology and Evolution 147: 85-92. (IF 2013 = 0,96) De Kesel A. & Haelewaters D. (2014) Laboulbenia slackensis and L. littoralis sp. nov. (Ascomycota, Laboulbeniales), two sibling species as a result of ecological speciation. Mycologia 106: 407-414. (IF 2013 = 2,218) Deforce K., Allemeersch L., Stieperaere H. & Haneca K. (2014) Tracking ancient ship routes through the analysis of caulking material from shipwrecks? The case study of two 14th century sogs from Doel (northern Belgium). Journal of Archaeological Science 43: 299-314. (IF 2013 = 2,139) Deforce K., Storme A., Bastiaens J., Debruyne S., Denys L., Ervynck A., Meylemans E., Stieperaere H., Van Neer W. & Crombé P. (2014) Middle-Holocene alluvial forests and associated fluvial environments: A multi-proxy
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
reconstruction from the lower Scheldt, N Belgium. The Holocene 24: 1550-1564. (IF 2013 = 3,794) Diederich P., Lawrey J.D., Capdet M., Pereira S., Romero A.I., Etayo J., Flakus A., Sikaroodi M. & Ertz D. (2014) New lichen-associated bulbil-forming species of Cantharellales (Basidiomycetes). The Lichenologist 46: 333-347. (IF 2013 = 1,613) Ertz D., Aptroot A., Van de Vijver B., Sliwa L., Moermans C. & Ovstedal D.O. (2014) Lichens from the Utsteinen Nunatak (Sør Rondane Mountains, Antarctica), with the description of one new species and the establishment of permanent plots. Phytotaxa 191: 99-114. (IF 2013 = 1,376) Ertz D., Lawrey J.D., Common R.S. & Diederich P. (2014) Molecular data resolve a new order of Arthoniomycetes sister to the primarily lichenized Arthoniales and composed of black yeasts, lichenicolous and rock-inhabiting species. Fungal Diversity 66: 113-137. (IF 2013 = 6,938) Ertz D., Tehler A., Fischer E., Killmann D., Razafindrahaja T. & Sérusiaux E. (2014) Isalonactis, a new genus of Roccellaceae (Arthoniales), from southern Madagascar. The Lichenologist 46: 159-167. (IF 2013 = 1,613) Esters V., Karangwa C., Tits M., Francotte P., Pirotte B., Servais A.C., Fillet M., Crommen J., Robbrecht E., Minet A., Grisar T., Angenot L., Frederich M. (2014) Unusual Amino Acids and Monofluoroacetate from Dichapetalum michelsonii (Umutambasha), a Toxic Plant from Rwanda. Planta Medica 79: 334-337. (IF 2013 = 2,339) Fabri R. (2014) Léon Delvosalle (1915-2014): Une vie au service de la cartographie floristique. Plant Ecology and Evolution 147: 299-303. (IF 2013 = 0,96) Fofana C.A.K., Sow El H., Taylor J.C., Ector L. & Van de Vijver B. (2014) Placoneis cocquytiae, a new raphid diatom (Bacillariophyceae) from the Senegal River (Senegal West Africa). Phytotaxa 161: 139-147. (IF 2013 = 1,376) Frisch A., Thor G., Ertz D. & Grube M. (2014) The Arthonialean challenge: Restructuring Arthoniaceae. Taxon 63: 727-744. (IF 2013 = 3,051) Godefroid S., Janssens S.B. & Vanderborght T. (2014) Do plant reproductive traits influence species susceptibility to decline?. Plant Ecology and Evolution 147: 154-164. (IF 2013 = 0,96) Haelewaters D., Vorst O. & De Kesel A. (2014) New and interesting Laboulbeniales (Fungi, Ascomycota) from the Netherlands. Nova Hedwigia 98: 113-125. (IF 2013 = 0,989) 55
• Hamann T.D., Müller A., Roos M.C., Sosef M.S.M. &
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Smets E.F. (2014) Detailed mark-up of semi-monographic legacy taxonomic works using FlorML. Taxon 63: 377-393. (IF 2013 = 3,051) Hamilton P. B., de Haan M., Kopalova K., Zidarova R., Van de Vijver B. (2014) An evaluation of selected Neidium species from the Antarctic region. Diatom Research 29: 27-40. (IF 2013 = 1) Heger T., Pahl A.T., Botta-Dukát Z., Gherardi F., Hoppe C., Hoste I., Jax K., Lindström L., Boets P., Haider S., Kollmann J., Wittmann M.J. & Jeschke J.M. (2014) Conceptual frameworks and methods for advancing invasion ecology. Ambio 42: 527-540. (IF 2013 = 2,973) Huiskes A.H.L., Gremmen N. J.M., Bergstrom D.M., Frenot Y., Hughes K.A., Imura S., Kiefer K., Lebouvier M., Lee J.E., Tsujimoto M., Ware C., Van de Vijver B. & Chown S. L. (0702014) Aliens in Antarctica: Assessing transfer of plant propagules by human visitors to reduce invasion risk. Biological Conservation 171: 278-284. (IF 2013 = 4,036) Jongkind C.C.H. (2014) Notes on African Combretum Loefl. species (Combretaceae). Adansonia. 3e Sér. 36: 315-327. (IF 2013 = 0,48) Kopalova K., Ochyra R., Nedbalová L. & Van de Vijver B. (2014) Moss-inhabiting diatoms from two contrasting Maritime Antarctic islands. Plant Ecology and Evolution 147: 67-84. (IF 2013 = 0,96) Kraichak E., Parnmen S., Lücking R., Rivas Plata E., Aptroot A., Cáceres M.E. da Silva, Ertz D., Mangold A., MercadoDíaz J.A., Papong K., Van den Broeck D., Weerakoon G. & Lumbsch H.T. (2014) Revisiting the phylogeny of Ocellulariae, the second largest tribe within Graphidaceae (lichenized Ascomycota: Ostropales). Phytotaxa 189: 52-81. (IF 2013 = 1,376) Larridon I., Bauters K., Huygh W., Reynders M. & Goetghebeur P. (2014) Taxonomic changes in C4 Cyperus (Cypereae, Cyperoideae, Cyperaceae): combining the sedge genera Ascolepis, Kyllinga and Pycreus into Cyperus s.l. Phytotaxa 166: 33-48. (IF 2013 = 1,376) Lee S.S., Gaiser E.E., Van de Vijver B., Edlund M.B. & Spaulding S.A. (2014) Morphology and typification of Mastogloia smithii and M. lacustris, with descriptions of two new species from the Florida Everglades and the Caribbean region. Diatom Research 29: 325-350. (IF 2013 = 1) Tedersoo L., Bahram M., Põlme S., Kõljalg U., Yorou N.S., Wijesundera R., Villarreal Ruiz L., Vasco-Palacios A.M., Quang Thu P., Suija A., Smith M.E., Sharp C., Saluveer E., Saitta A., Rosas M., Riit T., Ratkowsky D., Pritsch K., Põldmaa K., Piepenbring M., Phosri C., Peterson M., Parts K., Pärtel K., Otsing E., Nouhra E., Njouonkou A.L., Nilsson R.H., Morgado L.N., Mayor J., May T.W., Majuakim L., Lodge D.J., Lee S.S., Larsson K.-H., Kohout P., Hosaka K., Hiiesalu I., Henkel T.W., Harend H., Guo L., Greslebin A., Grelet G., Geml J., Gates G., Dunstan W., Dunk C., Drenkhan R., Dearnaley J., De Kesel A., Dang T., Chen X., Buegger F., Brearley F.Q., Bonito G., Anslan S., Abell S., Abarenkov K. (2014). Global diversity and geography of soil fungi. Science: 346 (6213), 1256688 (IF 2013 = 34,4). Lowe Rex L., Kociolek J.P., Johansen J.R., Van de Vijver B., Lange-Bertalot H. & Kopalova K. (2014) Humidophila gen.nov., a new genus for a group of diatoms
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
(Bacillariophyta) formerly within the genus Diadesmis: species from Hawai’i, including one new species. Diatom Research 29: 351-360. (IF 2013 = 1) Lumbsch H.T., Kraichak E., Parnmen S., Rivas Plata E., Aptroot A., Cáceres M.E. da Silva, Ertz D., Feuerstein S.C., Mercado-Díaz J.A., Staiger B., Van den Broeck D. & Lücking R. (2014) New higher taxa in the lichen family Graphidaceae (lichenized Ascomycota: Ostropales) based on a three-gene skeleton phylogeny. Phytotaxa 189: 39-51. (IF 2013 = 1,376) Lücking R., Johnston M.K., Aptroot A., Kraichak E., Lendemer J.C., Boonpragob K., Cáceres M.E. da Silva, Ertz D., Ferraro Lidia I., Jia Z.F., Kalb K., Mangold A., Manoch L., Mercado-Díaz J.A., Moncada B., Mongkolsuk P., Papong K., Parnmen S., Peláez R.N., Poengsungnoen V., Rivas Plata E., Saipunkaew W., Sipman H.J.M., Sutjaritturakan J., Van den Broeck D., von Konrat M., Weerakoon G. & Lumbsch H.T. (2014) One hundred and seventy-five new species of Graphidaceae: closing the gap or a drop in the bucket? Phytotaxa 189: 7-38. (IF 2013 = 1,376) Mayer C., Jacquemart A.L. & Raspé O. (2014) Development and multiplexing of microsatellite markers using pyrosequencing in a tetraploid plant, Vaccinium uliginosum (Ericaceae). Plant Ecology and Evolution 147: 285-289. (IF 2013 = 0,96) Morales E.A., Wetzel C.E., Rivera Sinziana F., Van de Vijver B. & Ector L. (2014) Current taxonomic studies on the diatom flora (Bacillariophyta) of the Bolivian Altiplano, South America, with possible consequences for palaeoecological assessments. Journal of Micropalaeontology 33: 121-129. (IF 2013 = 1) N’Guessan K.R., Wetzel C.E., Ector L., Coste M., Cocquyt C., Van de Vijver B., Yao S., Ouattara A., Essetchi K.P. & Rosebery J. (2014) Planothidium comperei sp.nov. (Bacillariophyta), a new diatom species from Ivory Coast. Plant Ecology and Evolution 147: 455-462. (IF 2013 = 0,96) Parsons R.F., Vandelook F. & Janssens S.B. (2014) Very fast germination: additional records and relationship to embryo size and phylogeny. Seed Science Research 24: 159163. (IF 2013 = 1,845) Pinseel E., Kopalova K. & Van de Vijver B. (2014) Gomphonema svalbardense sp. nov., a freshwater diatom species (Bacillariophyta) from the Arctic Region. Phytotaxa 170: 250-258. (IF 2013 = 1,376) Quinet M., Kelecom S., Raspé O. & Jacquemart A.L. (2014) S-genotype characterization of 13 North Western European pear (Pyrus communis) cultivars. Scientia Horticulturae 165: 1-4. (IF 2013 = 1,504) Quiroz D., Towns A., Legba S.I., Swier J., Brière S., Sosef M.S.M. & van Andel Tinde (2014) Quantifying the domestic market in herbal medicine in Benin, West Africa. Journal of Ethnopharmacology 151: 1100-1108. (IF = 2,939) Robbrecht E. (2014) Hans ter Steege and Arndt Hampe join the editorial team of Plant Ecology and Evolution. Plant Ecology and Evolution 147: 153. (IF 2013 = 0,96) Ronse A. & Arndt S. (2014) Past and present occurrence of Festuca valesiaca Schleich. ex Gaudin (Poaceae-Pooideae) in Belgium. Phyton 54: 205-213. (IF 2013 = 0,388) Sanín D. (2014) Serpocaulon obscurinervium (Polypodiaceae), a new fern species from Colombia and Ecuador. Plant Ecology and Evolution 147: 127–133. (IF 2013 = 0,96)
• Simo M., Sonké B., Droissart V., Geerinck D.J.L.,
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Micheneau C., Lowry P.P., Plunkett G.M., Hardy O. J. & Stévart T. (2014) Taxonomic revision of the continental African species of Angraecum section Pectinaria (Orchidaceae). Systematic Botany 39: 725-739. (IF 2013 = 1,106) Somme L., Mayer C., Raspé O. & Jacquemart A.L. (2014) Influence of spatial distribution and size of clones on the ralized outcrossing rate of the marsh cinquefoil (Comarum palustre). Annals of Botany 113: 477-487. (IF 2013 = 3,295) Sosef M.S.M. (2014) Novitates Gabonenses 86, The Begonia clypeifolia complex (Begoniaceae) unravelled. Plant Ecology and Evolution 147: 224-236. (IF 2013 = 0,96) Sterrenburg F.A.S., de Haan M., Herwig W.E. & Hargraves P.E. (2014) Typification and taxonomy of Gyrosigma tenuissimum (W. Sm.) J.W. Griffith & Henfr., comparison with Gyrosigma coelophilum N. Okamoto & Nagumo and description of two new taxa: Gyrosigma tenuissimum var. Gundulae var. nov. and Gyrosigma baculum sp. nov. (Pleurosigmataceae, Bacillariophyta). Phytotaxa 172: 71-80. (IF 2013 = 1,376) Taylor J.C., Cocquyt C., Karthick B. & Van de Vijver B. (2014) Analysis of the type of Achnanthes exigua Grunow (Bacillariophyta) with the description of a new Antarctic diatom species. Fottea 14: 43-51. (IF 2013 = 1,627) Taylor J.C., Karthick B., Cocquyt C. & Lang P. (2014) Diploneis fenestrata sp.nov. (Bacillariophyta), a new aerophilic diatom species from Zambia, Africa. Phytotaxa 167: 79-88. (IF 2013 = 1,376) Taylor J.C., Karthick B., Kociolek J.P., Wetzel C.E. & Cocquyt C. (2014) Actinellopsis murphyi gen. et spec. nov.: A new small celled freshwater diatom (Bacillariphyta, Eunotiales) from Zambia. Phytotaxa 178: 128-137. (IF 2013 = 1,376) Van Bree L.G.J., Rijpstra W.I.C., Cocquyt C., Al-Dhabi N.A., Verschuren Dirk, Sinninghe Damsté J.S. & de Leeuw J.W. (2014) Origin and palaeoenvironmental significance of C25 and C27 n-alk-1-enes in a 25.000-year lake sedimentary record from equatorial East Africa. Geochimica et Cosmochimica Acta 145: 89-102. (IF 2013 = 4,250) Van de Vijver B. & Crawford R.M. (2014) Orthoseira limnopolarensis sp.nov. (Bacillariophyta), a new diatom species from Liningston Island (South Shetland Islands, Antarctica). Cryptogamie, Algologie 35: 245.257. (IF = 0,667) Van de Vijver B., de Haan M. & Lange-Bertalot H. (2014) Revision of the genus Eunotia (Bacillariophyta) in the Antarctic Region. Plant Ecology and Evolution 147: 256-284. (IF 2013 = 0,96) Van de Vijver B., de Haan M. & Lange-Bertalot H. (2014) Eunotia australofrigida, a new name for Eunotia frigida (Bacillariophyta). Plant Ecology and Evolution 147: 467. (IF 2013 = 0,96) Van de Vijver B., Kopalova K., Zidarova R. & Levkov Z. (2014) Revision of the genus Halamphora (Bacillariophyta) in the Antarctic Region. Plant Ecology and Evolution 147: 374-391. (IF 2013 = 0,96) Van de Vijver B., Morales E.A. & Kopalova K. (2014) Three new araphid diatoms (Bacillariophyta) from the Maritime Antarctic Region. Phytotaxa 167: 256-266. (IF 2013 = 1,376) Van de Vijver B., Morales E.A. & Kopalova K. (2014) Three new araphid diatoms (Bacillariophyta) from the
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Maritime Antarctic Region. Phytotaxa 167: 256-266. (IF 2013 = 1,376) Van de Vijver B., Zidarova R. & Kopalova K. (2014) New species in the genus Muelleria (Bacillariophyta) from the Maritime Antarctic Region. Fottea 14: 77-90. (IF 2013 = 1,627) Van de Vijver B. (2014) Pierre Compère: a personal tribute. Plant Ecology and Evolution 147: 305-306. (IF 2013 = 0,96) Van de Vijver B. (2014) Analysis of the type material of Navicula brachysira Brébisson with the description of Brachysira sandrae, a new raphid diatom (Bacillariophyceae) from Iles Kerguelen (TAAF, sub-Antarctica, southern Indian Ocean). Phytotaxa 184: 139-147. (IF 2013 = 1,376) van den Boom P. P.G. & Ertz D. (2014) A new species of Micarea (Pilocarpaceae) from Madeira growing on Usnea. The Lichenologist 46: 295-301. (IF 2013 = 1,613) Van den Broeck D., Lücking R. & Ertz D. (2014) The foliicolous lichen biota of the Democratic Republic of the Congo, with the description of six new species. The Lichenologist 46: 151-158. (IF 2013 = 1,613) Van den Broeck D., Lücking R. & Ertz D. (2014) Three new species of Graphidaceae from tropical Africa. Phytotaxa 189: 325-330. (IF 2013 = 1,376) Van Geert A., Triest L. & Van Rossum F. (2014) Does the surrounding matrix influence corridor effectiveness for pollen dispersal in farmland? Perspectives in Plant Ecology, Evolution and Systematics 16: 180-189. (IF 2013 = 3,324) Veldkamp, J.F. & Verloove, F. (2014) Bulbostylis thouarsii (comb. nov.) is the correct name for Scirpus puberulus Poir., non Michx. (Cyperaceae). Blumea 59: 10. (IF 2013 = 0,375) Verloove F., Govaerts R. & Buttler K.P. (2014) A new combination in Cenchrus (Poaceae: Paniceae), with lectotypification of Panicum divisum. Phytotaxa 181: 59-60. (IF 2013 = 1,376) Verloove F. (2014) Scirpus hattorianus (Cyperaceae), newly reported for Europe, naturalized in France. Willdenowia 44: 51-55. (IF 2013 = 0,507) Verstraete B., Peeters C., van Wyk B., Smets E., Dessein S., Vandamme P. (2014) Intraspecific variation in Burkholderia caledonica: Europe vs. Africa and soil vs. endophytic isolates. Systematic and Applied Microbiology 37: 194–199. (IF 3,310) Volkmar U., Smets E., Hennig L. & Janssens S.B. (2014) Intron evolution in a phylogenetic perspective: Divergent trends in the two copies of the duplicated def gene in Impatiens L. (Balsaminaceae). Journal of Systematics and Evolution 52: 134-148. (IF 1,648) Wetzel C.E., Van de Vijver B., Kopalova K., Hoffmann L., Pfister L &, Ector L. (2014) Type analysis of the South American diatom Achnanthes haynaldii (Bacillariophyta) and description of Planothidium amphibium sp. nov., from aerial and aquatic environments in Oregon (USA). Plant Ecology and Evolution 147: 439-454. (IF 2013 = 0,96) Zemagho Lise A., Lachenaud O., Dessein S., Liede S. &, Sonké B. (2014) Two new Sabicea (Rubiaceae) species from West Central Africa: Sabicea bullata and Sabicea urniformis. Phytotaxa 173: 285-292. (IF 2013 = 1,376) Zidarova R., Kopalova K. & Van de Vijver B. (2014) The genus Stauroneis (Bacillariophyta) from the South Shetland islands and James Ross Island (Antarctica). Fottea 14: 201-207. (IF 2013 = 1,627) 57
• Zidarova R., Levkov Z. & Van de Vijver B. (2014)
Four new Luticola taxa (Bacillariophyta) from Maritime Antarctica. Phytotaxa 170: 155-168. (IF 2013 = 1,376)
Peer-reviewpublicaties zonder impactfactor met medewerkers van de Plantentuin als auteur of coauteur • Dao L.M., Guelly A.K., Yorou N.S., De Kesel A.,
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Verbeken A.K. & Agerer R. (2014) The Genus Lactarius s. str. (Basidiomycota, Russulales) in Togo (West Africa): phylogeny and a new species described. IMA Fungus 5: 3949. De Beer Dirk, Reyniers J. & Stieperaere H. (2014) Nieuwe en interessante mossen in Vlaanderen. 3. Muscillanea 34: 56-62. de Haan A.L., Volders Jos, Gelderblom J., Verstraeten P. & Van de Kerckhove O. (2014) Bijdrage tot de kennis van het subgenus Telamonia (Cortinarius) in België. Sterbeeckia 33: 16-23. de Moraes P.L.R., De Smedt S., Cardoso D.B.O.S. & Guglielmone L. (2014) On some Brazilian plants distributed by Martius in 1827 and published by Colla in Herbarium Pedemontanum-IV. Harvard Papers in Botany 19: 133-141. de Moraes P.L.R., De Smedt S. & Guglielmone L. (2014) On some Brazilian plants distributed by Martius in 1827 and published by Colla in Herbarium Pedemontanum. V. Harvard Papers in Botany 19: 143-155. de Moraes P.L.R., De Smedt S. & Hjertson M. (2014) Notes on the Brazilian plants collected by Georg Wilhelm Freyreiss and published by Carl Peter Thunberg in Plantarum Brasiliensium. Harvard Papers in Botany 19: 123-132. De Moraes P.L.R., De Smedt S., Esser H.-J., Gallagher C. & Guglielmone L. (2013) On some Brazilian Plants distributed by Martius in 1827 and published by Colla in Herbarium Pedemontanum-II, Harvard Papers in Botany 18: 197-210. De Moraes P.L.R., De Smedt S., Esser H.-J., Gallagher C. & Guglielmone L. (2013) On some Brazilian Plants distributed by Martius in 1827 and published by Colla in Herbarium Pedemontanum-II, Harvard Papers in Botany 18,2: 211-223. De Kesel A. & Haelewaters D. (2014) Belgian records of Laboulbeniales from aquatic insects (3) - Species from Dryops luridus. Sterbeeckia 33: 9-15. De Wit D. & Van den Broeck D. (2014) Melanelixia subargentifera, nieuw voor Vlaanderen. Dumortiera 105: 29-32. Diagre-Vanderpelen D. (2014) Darwin s’invite à Mons: une querelle entre Auguste Houzeau de Lehaie (1832-1922) et Le Hainaut, en 1867. Mémoires et Publications de la Société des Sciences, des Arts et des Lettres du Hainaut 107: 13-54. Diagre-Vanderpelen D. & Jedwab G. (2014) Quand Bruxelles était une capitale de l’horticulture. Hommes & Plantes 91: 36-45. Diagre-Vanderpelen D. (2014) Les collections de plantes succulentes du Jardin botanique de Meise (Belgique). Cactus & Succulentes 6: 24-29. Diagre-Vanderpelen D. (2014) La Société royale de Botanique de Belgique (1862-1875): tourments identitaires et éditoriaux d?une jeune société savante. in: Diffuser la
•
• •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
science en marge: autorité, savoir et publication, XVIe-XIXe siècle. Mémoires du Livre 6: s.p. Diederich P., Ertz D., Eichler M., Cezanne M., van den Boom P. P.G., Van den Broeck D. & Sérusiaux E. (2014) New or interesting lichens and lichenicolous fungi from Belgium, Luxembourg and northern France. XV. Bulletin de la Société des Naturalistes Luxembourgeois 115: 157-165. Fraiture A. & De Beuckeleer H. (2014) Amanita simulans, a species little known in Belgium. Sterbeeckia 33: 3-8. Fraiture A. (2014) In mémoriam: Marcel Bon (1925-2014). Bulletin de l’Association des Mycologues Francophones de Belgique 7: 2-3. Geerinck D.J.L. (2014) Quelques souvenirs personnels du professeur Jean Léonard confondateur de l’AETFAT. Taxonomania 35: 1-4. Geerinck D.J.L. (2014) Clé dichotomique des espèces de la Région des Lacs Centrafricains (400-1800 m) et de la Région Afro-montagnarde (au-dessus de 1800 m). Taxonomania 35: 31-38. Groom Q.J., O’Reilly C. & Humphrey T. (2014) Herbarium specimens reveal the exchange network of British and Irish botanists, 1856?1932. New Journal of Botany 4: 95-103. Groom Q.J. (2014) The distribution of the vascular plants on the North Frisian Island, Amrum. Biodiversity Data Journal 2: e1108. Hoste I., Duistermaat H., Odé B. & Van Rossum F. (2014) Nederlandse plantenamen in de Nouvelle Flore de la Belgique verschillen tussen de 5de en de 6de editie. Dumortiera 104: 83-88. Mangambu Mokoso J.D., Robbrecht E., Ntahobavuka Habimana H. & van Diggelen R. (2014) Analyse phytogéographique des ptéridophytes d’Afrique centrale: cas des étages des montagnes du Parc National de KahuziBiega (République Démocratique du Congo). European scientific journal-issn 1857-7881-10: 84-106 Mertens C. & Fraiture A. (2014) Contribution à l’inventaire du Brabant wallon: Pseudoomphalina pachyphylla (Fr.: Fr.) Knudsen. Bulletin de l’Association des Mycologues Francophones de Belgique 7: 36-40. Sanín D., J.A. Sierra-Giraldo, J.M. Posada-Herrera & J. Ramírez-Guapacha (2014) Inventario floristíco de los bosques de la Esmeralda, margen del Río Cauca (Chichiná, Caldas, Colombia). Boletín Científico Centro de Museos, Museo de Historia Natural Universidad de Caldas 18: 17-48. Stieperaere H. & De Beer D. (2014) De mossenrijkdom van een natuurontwikkelingsgebied: het natuurreservaat Heideveld-Bornebeek opnieuw bekeken (Provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld, Beernem, West-Vlaanderen). Muscillanea 34: 46-55. Stieperaere H. (2014) De mosflora van het natuurgebied Doeveren, Loppem-Waardamme (Zedelgem, Oostkamp), West-Vlaanderen. Muscillanea 34: 4-7. Stieperaere H. (2014) De mossen van twee bossen in Wolvertem opnieuw bekeken (Meise, Vlaams-Brabant). Muscillanea 34: 13-15. Van den Broeck D. (2014) Atlasproject lichenen provincie Antwerpen. Verslag van vier excursies in 2014. Muscillanea 34: 32-40. Van Rossum F. & Verloove F. (2014) Addenda et corrigenda à l’index alphabétique des noms latins de la 6e édition de la Nouvelle Flore. Dumortiera 104: 89-93.
• Vanderweyen A. & Fraiture A. (2014) Catalogue des •
•
•
•
•
Ustilaginales s.l. de Belgique. Lejeunia Nouv. Série 193: 60 p. Van de Vijver B. & Kopalova K. (2014) Four Achnanthidium species (Bacillariophyta) formerly identified as Achnanthidium minutissimum from the Antarctic region. European Journal of Taxonomy 19 p. Vos Rutger A., Biserkov J.V., Balech B., Beard N., Blisset M., Brenninkmeijer C.n, van Dooren T., Eades D., Gosline G., Groom Q.J. et al. (2014) Enriched biodiversity data as a resource and service. Biodiversity Data Journal 2: e1125. Verloove F., Banfi E. & Galasso G. (2014) Notulae alla flora esotica d’Italia 10. Notulae 213-215. Eragrostis frankii / E. mexicana subsp. virescens. Informatore Botanico Italiano 46: 83. Lambinon J., Verloove F. & Hoste I. (2014) La sixième édition de la Nouvelle Flore de la Belgique et des Régions voisines: la fin d’un long chapitre. Dumortiera 104: 3-6. Verloove F. & Lambinon J. (2014) The sixth edition of the Nouvelle Flore de la Belgique: nomenclatural and taxonomic remarks. Dumortiera 104: 7-40.
• Verloove F. & Lambinon J. (2014) La sixième édition de la
•
•
•
•
•
Nouvelle Flore de la Belgique: commentaires chorologiques. Dumortiera 104: 41-73. Verloove F., Hoste I. & Lambinon J. (2014) Casuals omitted from the sixth edition of Nouvelle Flore de la Belgique. Dumortiera 104: 74-82. Van Rossum F. & Verloove F. (2014) Addenda et corrigenda à l’index alphabétique des noms latins de la 6ième édition de la Nouvelle Flore. Dumortiera 104: 89-93. Koopman J., Jacobs I. & Verloove F. (2014) Carex melanostachya (Cyperaceae), standhoudend in AntwerpenLinkeroever. Dumortiera 105: 3-8. Verloove F. (2014) Carduus acanthoides (Asteraceae), a locally invasive alien species in Belgium. Dumortiera 105: 23-28. Verstraeten P., de Haan A., Volders Jos, Gelderblom J. & Van de Kerckhove O. (2014) Het subgenus Phlegmacium (Cortinarius) in Vlaanderen. Sterbeeckia 33: 24-40.
59
Het Plantentuinteam Personeel Vlaamse Gemeenschap .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Asselman Sabrina Ausloos Gert Baert Wim Ballings Petra Bebwa Baguma Bellanger Sven Bellefroid Elke Bockstael Patrick Bogaerts Ann Borremans Paul Brouwers Erwin Cammaerts Thomas Cassaer Ronny Clarysse Katrien Claus Liliane Cnop Rony Cocquyt Christine Cremers Stijn Dardenne Christel De Backer Rita De Block Petra De Bondt Hendrik De Bondt Leen De Buyser William De Coster An De Groote Anne de Haan Myriam De Jonge Gerrit De Kesel André De Medts Steve De Meeter Ivo De Meeter Niko De Meyer Frank De Meyere Dirk De Pauw Kevin De Smedt Sofie Decock Marleen Dehertogh Davy Delcoigne Daphne Deraet Nancy Derammelaere Stijn Derycke Marleen Dessein Steven D’Hondt Frank Engledow Henry Es Koen Esselens Hans Faict Samuel Franck Pieter Gheys Rudy Ghijs Dimitri Groom Quentin Hanssens Francis Heyvaert Karin Heyvaert Louisa Hoste Ivan
.. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Houdmont Karel Huyberechts Sonja Janssens Steven Janssens Marina Kaïssoumi Abdennadi Kleber Jutta Kosolosky Chris Laenen Luc Lanata Francesca Lanckmans Peter Lanin Lieve Lanin Peter Lanin Myriam Lachenaud Olivier Le Pajolec Sarah Leyman Viviane Lips Jimmy Looverie Marleen Maerten Christophe Mato Kelenda Bibiche Mertens Micheline Mombaerts Marijke Ntore Salvator Peeters Kathy Peeters Marc Postma Susan Puttenaers Myriam Reusens Dirk Reynders Marc Robberechts Jean Ronse Anne Ryken Els Saeys Wim Schaillée David Scheers Elke Schoemaker Erika Schoevaerts Johan Schuerman Riet Sosef Marc Speliers Wim Steppe Eric Stoffelen Piet Swaerts Danny Tavernier Wim Taylor Jonathan Thielemans Tom Tilley Maarten Tytens Liliane Van Belle Nand Van Caekenberghe Frank Van Campenhout Geert Van Damme Vivek Seppe Van De Kerckhove Omer Van de Perre Frederic Van de Vijver Bart Van De Vyver Anne
.. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
.. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Van Den Borre Jeroen Van Den Broeck Mia Van den Broeck Andreas Van Den Moortel Jean Van Den Troost Gery Van Der Beeten Iris Van Der Jeugd Michael Van Der Plassche Thierry Van Eeckhoudt Jozef Van Eeckhoudt Lucienne Van Gijseghem Jeaninne Van Grimbergen Dieter Van Hamme Lucienne Van Herp Marc Van Hoye Manon Van Humbeeck Linda Van Humbeeck Jozef Van Opstal Jan Van Ossel Anja Van Paeschen Bénédicte Van Renterghem Koen Van wal Rita Van Wambeke Paul
Vandelook Philip Vanderstraeten Dirk Vanwinghe Petra Vekens Odette Verdickt Nathalie Verdickt Jozef Verdonck Carina Verissimo Nuno Verlinden Kevin Verlinden Willy Verloove Filip Vermeerbergen Jochen Vermeersch Bart Versaen François Versaen Ilse Verschueren Alice Vleminckx Sabine Vleminckx Kevin Vloeberghen Jospeh Willems Stefaan Würsten Barend Zerard Carine
Personeel Franse Gemeenschap .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Beau Natacha Charavel Valérie Degreef Jérôme Denis Alain Diagre Denis Dubroca Yael Ertz Damien Etienne Christophe Fabri Régine Fernandez Antonio Fraiture André Galluccio Michele Gerstmans Cyrille Godefroid Sandrine Hanquart Nicole Hidvégi Franck
.. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Jospin Xavier Lahaye Chantal Lekeux Hubert Magotteaux Denis Mamdy Guillaume Orban Philippe Raspé Olivier Reubrecht Guy Rombout Patrick Salmon Géraud Stuer Benoit Telka Dominique Van Onacker Jean Van Rossum Fabienne Vanderborght Thierry
Vrijwilligers .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Adams An Aerts Lutgarde Bailly Francine Bastin Dominique Baumers Maarten Belmans Lucie Berckx Anna-Maria Bockstael Annie Boyker Victor Buelens Luc Cammaerts Lisette Cappelleman Ingrid Chashanovski Zvi Claes Philippe Claessens Alfons Coen Marie-Laure Connrot Claire Corluy Karl Cuvry Bruno De Beer Dirk de Borman Sandrine de Coninck Hans De Cuyper Jozef De Hondt Eugeen De Meuter Pascale De Praetere Claude Anne De Ronghé Rose-Marie De Smet Françoise De Wit Daniël Dehaes Maria Delière Sandra Devolder Christiane Doutrelepont Hugues Dubois Martine Dumont Anne-Marie Durant Daniël Edmunds Clive Erpelding Nathalie Exsteen Walter Fabré Lisette Fourmanois Frédéric Gheysens Godelieve Gonçalves Bianca Goossens Flor Horions Christiane Houben Guido Huriaux Thierry Jacobs Ludo Jessen Georgette Kozloski Elisabeth Lecomte Josiane Lepage Pierre Lokadi Valère Lucas Mireille Mager Gertrude Maton Bernard Meerburg Andreas
Gidsen .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Mertens Jan Mignolet Vinciane Minost Claire Moesen Piet Morel Maxence Peeters Henrica Putman Didier Puttemans Barbara Ramia Maliki Ray Anne Rombauts Luc Salazar Renaldo Sanin Robayo David Sasson Diana Scheers Patricia Scheiba Maria Schotte Marleen Semeria Claudia Shutt Richard Speeckaert Claudine Sterckx Marie-Louise Strack Van Schijndel Maarten Swyncop Muriël Tavernier Paul Thielemans Lea Traïbi Malika Valckx Jan Valles Maria Van Asch Solange Van Bueren Gerda Van Camp Karel Van Capellen Gisèle Van Conkelberge Luc Van De Casteele Geertrui Van den Broeck Martine Van der Straeten Elza Van Kerckhoven Leo Van Lier René Van Rossum Maria Vandeloo Rita Vanden Bavière Cécile Verdickt Hilde Verellen Lucie Verelst Tim Verlinden Hugo Verswyvel Myriam Vivignis Patrick Wagemans Emiel Wagemans Philip Wens Monique Würsten Barend
.. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Bailly Francine Benit Danielle De Cock Marianne De Cuyper Jef Delière Sandra Geernaert Inge Kozloski Elisabeth Mortelmans Bieke Proost Alida Silverans Michel Steensels Steven Talloen Paul Tavernier Patrick
.. Van Acoleyen Roger .. Van de Vijver Martine .. Van den Broeck Martine .. van Lidth Bénédicte .. Vandeloo Rita .. Vanderherten Frank .. Verbist Brigitte .. Verschueren Frans .. Wayembergh Lisiane .. Wymeersch Miet
Onbezoldigde wetenschappelijke medewerkers .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Billiet Frieda Champluvier Dominique Compère Pierre Geerinck Daniel Jongkind Carel Malaisse François Pauwels Luc Rammeloo Jan Robbrecht Elmar Sanín David
.. .. .. .. .. .. .. ..
Sharp Cathy Sonke Bonaventure Sotiaux André Stieperaere Herman Vanderweyen Arthur Vanhecke Leo Verstraete Brecht Vrijdaghs Alexander
.. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Zemagho Mbouzang Lise Lisiko Anaclet Van Herp Michiel Moyson Michiel Vadthanarat Santhiti Havyarimana Georges Milenge Kamalebo Héritier Ingelbos Benjamin Lolai Dorian Temple Sophie Van Caenegem Ellen Yian Claver Tiebackx Matthew
Stagiaires .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ..
Moortgat Niels Van Hove Siemen Loeckx Yentl Bauman David Conte Mariama Pinseel Eveline Embrechts Sander Gyssens Paola Cauwelier Daan Rego Roures Daniel Vandenberghe Kevin Borms Jorden Van Hamersveld Muriël Tilley Amber Hamiti Noura Bzayar Ayoub Vimsova Petra Colsoulle Claire Bataillard Nina
61
Onze missie
Plantentuin Meise in een notendop
Het plantenrijk ontdekken, onderzoeken en beschermen en met deze kennis samen bouwen aan een duurzame toekomst.
Onze waarden
Een Plantentuin met een rijke geschiedenis… De geschiedenis van Plantentuin Meise gaat terug tot 1796. Daarmee is de instelling ouder dan het koninkrijk België en hebben we dus al meer dan twee eeuwen ervaring met planten. De Plantentuin omvat 92 hectaren met heel wat historische gebouwen, waaronder een kasteel met een toren uit de 12de eeuw.
Met unieke collecties… De Plantentuin heeft een groot herbarium met ongeveer vier miljoen specimens waaronder het grootste rozenherbarium ter wereld en belangrijke historische collecties uit Brazilië en Midden-Afrika. De Plantentuin heeft ook een botanische bibliotheek met meer dan 200.000 werken, met publicaties van de 15de eeuw tot vandaag.
Met de missie om planten te bewaren voor de toekomst… De Plantentuin bewaart meer dan 18.000 verschillende soorten levende planten, waaronder verschillende bedreigde soorten, zoals de Laurentpalmvaren (Encephalartos laurentianus). Daarnaast is er een internationaal erkende zadenbank met onder andere zaden van talrijke wilde boonsoorten.
Om planten en fungi te bestuderen... De activiteiten van onze wetenschappers om de diversiteit van planten, paddenstoelen en wieren in kaart te brengen en te bestuderen, bestrijken de hele wereld, van Antarctica tot de regenwouden van Congo. Het wetenschappelijk werk spitst zich toe op een correcte en wetenschappelijke identificatie van plantensoorten. Wat zijn de kenmerken van een soort? Hoeveel soorten zijn er? Hoe kunnen we soorten van elkaar onderscheiden? Zonder antwoorden op deze fundamentele vragen kan geen enkele economische activiteit gebaseerd op planten of van planten afgeleide producten plaatsvinden. Het kennen van de wetenschappelijke naam van een soort is de sleutel om alle informatie over die soort te ontsluiten. Een correcte identificatie helpt bijvoorbeeld om giftige soorten te onderscheiden van aanverwante medicinale planten of om bedreigde soorten te identificeren die nood hebben aan beschermingsmaatregelen.
Om kennis over planten te verspreiden... Jaarlijks bezoeken ongeveer 100.000 mensen de Plantentuin. De meeste bezoekers kennen vooral de plantenverzamelingen en de serres, maar er is natuurlijk veel meer. Onze wetenschappers delen met passie en enthousiasme hun kennis met het publiek. De Plantentuin ontwikkelde een hele reeks instrumenten om de kennis over planten zo efficiënt mogelijk te verspreiden en om het publiek bewust te maken van de noodzaak van plantenconservatie. Onze website www.plantentuinmeise.be geeft een overzicht van de huidige activiteiten van de Plantentuin.
De zes waarden van de Plantentuin zijn als zuurstof nodig voor onze groei en bloei.
Eén team, één missie Als medewerkers van de Plantentuin zijn we teamspelers die onze talenten samenbrengen om onze missie te verwezenlijken. We bepalen in overleg de doelstellingen en we zijn samen verantwoordelijk om ze te realiseren.
Respect voor diversiteit We hebben aandacht en respect voor alle mensen waarmee we in contact komen. We waarderen hun eigenheid en diversiteit. Onze collega’s zijn professionele partners waarmee we respectvol omgaan.
Correcte dienstverlening Bij het uitvoeren van onze taken en het ontwikkelen van nieuwe ideeën hebben we steeds de noden en verwachtingen van onze klant, intern of extern, voor ogen.
Oog voor duurzaamheid Als professionelen in het vak dragen we allemaal een verantwoordelijkheid voor een gezond leefmilieu voor mensen en planten. We oefenen een voorbeeldfunctie uit en zijn een referentie binnen en buiten onze sector.
Open communicatie Zowel in ons dagelijkse werk als bij het nemen van beslissingen communiceren we open en oprecht. De informatie waarover we beschikken is een gemeenschappelijk goed dat we delen met wie er nuttig gebruik van kan maken. We bespreken onze problemen en zoeken samen naar oplossingen; we zijn discreet waar nodig.
Streven naar uitmuntendheid We realiseren onze doelstellingen op een efficiënte, integere en kwaliteitsvolle manier. We evalueren daartoe kritisch ons functioneren en durven bijsturen waar nodig. We staan open voor opbouwende kritiek, zowel van binnenuit als van buitenaf.
Organigram
DIRECTIE
AFDELING Algen en Mossen
DEPT. Bryofyten en Thallofyten
AFDELING Dicotylen
Administratie Boekhouding
AFDELING Fungi en Lichenen
AFDELING Varens, Gymnospermen en Monocotylen
Algemeen beheer
Personeelsdienst Informatica DEPT. Spermatofyten en Pteridofyten
Veiligheid en Hygiëne Technische dienst Onthaal Wachters Onderhoud
AFDELING Plantenverzamelingen en Park AFDELING Bibliotheek en Archieven AFDELING Museologie en Educatie
63
Tekst: Plantentuin Meise & BotanicalValues Dit verslag is ook beschikbaar in het Engels en het Frans en kan worden gedownload van onze website www.plantentuinmeise.be De Plantentuin werkt met de steun van de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap Gedrukt op gerecycleerd FSC gelabeld papier met inkten op vegetale basis, zonder IP alcohol en solventen.
© Plantentuin Meise, 2014