DE INVLOED VAN ORGANISATIE EN CULTUUR OP EEN GEO-INFORMATIE INFRASTRUCTUUR
Afstudeerscriptie Anouk Huisman van Zijp
DE INVLOED VAN ORGANISATIE EN CULTUUR OP EEN GEO-INFORMATIE INFRASTRUCTUUR Afstudeerscriptie Anouk Huisman van Zijp Augustus 2008
Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen Opleiding Geodesie Sectie Geo- Informatie en Grondbeleid
VOORWOORD Voor u ligt de afstudeerscriptie met als titel ‘De invloed van organisatie en cultuur op een geo-informatie infrastructuur’. Deze scriptie is geschreven naar aanleiding van een afstudeeronderzoek in het kader van de opleiding Geodesie aan de TU Delft. Het praktijkdeel van het onderzoek is uitgevoerd bij de Vereniging Natuurmonumenten. Het onderzoek is begeleid door professor Jaap Besemer (TU Delft), Bastiaan van Loenen (TU Delft) en Hennie Blikman (Natuurmonumenten). Bij deze wil ik Jaap, Hennie en met name Bastiaan bedanken voor hun adviezen en steun. Voor geïnteresseerde lezers is de inleiding en achtergrond van het onderzoek terug te vinden in hoofdstuk 1. De theoretische achtergronden bij het onderzoek worden beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt de Vereniging Natuurmonumenten beschreven. In hoofdstuk 4 worden Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een blik geworpen op de toekomst. Tot slot worden in hoofdstuk 6 de conclusie en aanbevelingen gegeven. Deze scriptie is het einde van een lange weg, maar vooral het begin van een nieuw pad. Ik wil Lennard bedanken voor zijn steun in voor- en tegenspoed en Brigit voor haar hulp bij de laatste loodjes. Rest mij u veel leesplezier te wensen. Anouk Huisman van Zijp Augustus 2008
I
SAMENVATTING Geo-informatie is belangrijk voor de primaire processen van veel organisaties. In toenemende mate wordt dit belang herkend en erkend door het creëren van een geo-informatie infrastructuur (GII). Een geo-informatie infrastructuur gaat in essentie over het faciliteren en coördineren van het uitwisselen en delen van geo-informatie tussen belanghebbenden met verschillende achtergronden [Rajabifard e.a., 2002a]. Een GII kan worden opgedeeld in drie componenten: de data, de techniek en het sociale systeem. Deze drie componenten beïnvloeden elkaar en met name de karakteristieken van het sociale systeem beïnvloeden de ontwikkeling van een GII. Deze karakteristieken kunnen worden weergegeven in een groeimatrix. De theorie rond geo-informatie infrastructuren is echter nog jong. De vraag is nu hoe de theorie zich tot de praktijk verhoudt en of de theorie een organisatie kan helpen bij de ontwikkeling van zijn GII. De hoofdvraag van dit onderzoek is als volgt: Hoe is de wisselwerking tussen de geo-informatie infrastructuren theorie en de
praktijk bij Natuurmonumenten, eventueel in samenwerking met Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen, en wat kunnen theorie en praktijk van elkaar leren? Het onderzoek bestaat uit een uitgebreide literatuurstudie van de geo-informatie infrastructuur theorie. Daarnaast is een casestudy uitgevoerd bij Natuurmonumenten en in beperktere mate bij Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen. Daarbij is voornamelijk gebruik gemaakt van interviews met GIS-specialisten en gebruikers van de geo-informatie infrastructuur. Door combinatie van de GII-theorieën van het produktmodel, dat de nadruk legt op de fysieke uitwisseling, en het procesmodel, dat focust op de netwerkende aspecten van een GII, kan een nieuwe indeling gemaakt worden tot een hybride model met de componenten sociale systeem, data en techniek. Het hybride model ziet er als volgt uit:
H y b r i d e Sociale Systeem
Data
M o d e l Techniek
Figuur S.1: Drie componenten van het hybride model.
De eerste component van het hybride model is het sociale systeem. De karakteristieken van het sociale systeem beïnvloeden in sterke mate de aanpak voor de ontwikkeling van een GII [Rajabifard, Williamson, 2001]. Het sociale systeem bestaat uit het geheel van de structurele
III
en culturele kenmerken van een organisatie. Deze kunnen worden weergegeven in een groeimatrix. Deze groeimatrix is gebaseerd op een model van Kok en van Loenen [2005] aangevuld met het 4D model van Hofstede [1980]. De gecombineerde groeimatrix is te zien in tabel S.2. Tabel S.2: gecombineerde groeimatrix met organisatorische en culturele dimensies. Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
Met behulp van deze groeimatrix kan aan de hand van de organisatorische en culturele kenmerken van een organisatie bepaald worden in welke fase van ontwikkeling een organisatie zich bevindt. En daarmee ook hoe een organisatie zich verder kan ontwikkelen. De tweede component van het hybride model is de data die door de GII ontsloten worden. De derde component van het hybride model is de techniek. De techniek van een GII bestaat uit het toegangsnetwerk (bijvoorbeeld internet en software) en de standaarden voor het combineren van data. De GII theorie is vervolgens toegepast op drie terreinbeherende organisaties. Van deze organisaties is de fase van het sociale systeem beoordeeld met behulp van de gecombineerde groeimatrix. Natuurmonumenten valt tussen de fasen ‘Uitwisseling en Standaardisatie’ en ‘Intermediair’ van de groeimatrix. Waarbij vooral de componenten visie en communicatie verder ontwikkeld moeten worden om door te groeien. Staatsbosbeheer zit ook tussen de fasen ‘Uitwisseling en Standaardisatie’ en ‘Intermediair’ in. Om door te ontwikkelen zal het zelforganiserend vermogen vergroot moeten worden en de machtsafstand verkleind. De Provinciale Landschappen zijn niet samen te classificeren. Het Gelders Landschap zit in de fase ‘Uitwisseling en Standaardisatie’ en het Brabants Landschap zit aan het begin van de fase ‘Uitwisseling en Standaardisatie’. Qua datagebruik zijn er veel overeenkomsten tussen de drie organisaties om verregaande samenwerking mogelijk te maken. Veel van de data wordt door alle drie de organisaties gebruikt. Er zijn op dit moment wel duidelijke verschillen in de gebruikte technieken. Maar technische verschillen zijn overbrugbaar, vooral als er een wil tot samenwerken bestaat.
IV
In de huidige situatie is er sprake van een zeer losse samenwerking op het gebied van de GII. Er worden geografische bestanden van eigendommen uitgewisseld en kaarten met invloedssferen. Maar daar blijft het bij. Op dit moment zijn er teveel verschillen tussen de sociale systemen om een GII-Natuur mogelijk te maken, vooral op het gebied van machtsafstand. Maar het is ook de vraag of een gezamenlijke GII-Natuur op dit moment het doel moet zijn. Er valt wel veel winst te halen uit een structurele samenwerking. Vooral uitwisseling van kennis en mensen kan alle drie de organisaties vooruit helpen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een werkgroep GII-Natuur die regelmatig bijeenkomt of door uitwisseling van mensen en daarmee kennis. Daarnaast zijn er misschien mogelijkheden om samen op te trekken bij inkoop van data en software. Er bestaat namelijk veel overlap in gebruikte data en software en als een grotere partij kunnen de kosten wellicht gedrukt worden. Daarbij geeft structurele samenwerking aanleiding om organisatorische kenmerken als visie, leiderschap en communicatie af te stemmen. En dat kan helpen om in de toekomst de stap te maken naar een gezamenlijke (basis) GII of wanneer verder in de toekomst wel wordt gestreefd naar meer integratie in de vorm van een GII-Natuur. Concluderend is het hybride model dat is samengesteld uit verschillende theorieën zeker toepasbaar in de praktijk. De groeimatrix van het sociale systeem uit het hybride model kan vooral goed gebruikt worden om uit te vinden op welke gebieden de organisatie wat achterblijft en waar in de ontwikkeling op gefocust moet worden. In de groeimatrix van het sociale systeem is geprobeerd de cultuur van een organisatie te vangen, maar afgezien van het kenmerk machtsafstand, blijft het toch lastig om de cultuur van een organisatie te duiden. Het beoordelen van de culturele kenmerken gebeurt deels op gevoel, vooral de kenmerken mannelijk/vrouwelijk en individualisme/collectivisme zijn lastig te duiden. Ze zijn weinig concreet. De organisatorische dimensies geven concretere stappen om te groeien dan de culturele dimensies.
V
SUMMARY Spatial data or geo-information is important for the primary processes of many organizations. More and more the importance of spatial data is being recognized by creating a spatial data infrastructure (SDI). A spatial data infrastructure is essentially about the facilitation and coordination of the exchange and sharing of spatial data between stakeholders with different backgrounds [Rajabifard e.a., 2002a]. An SDI is built up from three components: data, technology and the social system. These three components influence each other and the characteristics of the social system especially influence the development of an SDI. These characteristics can be shown in a grow matrix. However, the theory of SDI’s is relatively young and it is still unclear how the theory relates to the real world and whether it can help organizations to develop their SDI. The main question of this research is therefore: What is the relation between SDI theory and the real
world at Natuurmonumenten (Naturemonuments), possibly in combination with Staatsbosbeheer (State Woods services) and de Provinciale Landschappen (Provincial Landschapes), and how can theory and practice improve from these experiences? This research project consisted of an extensive literature study of SDI theory. Then a case study was conducted at Natuurmonumenten and at Staatsbosbeheer and de Provinciale Landschappen. This was done mainly by interviewing GIS-specialists and SDI users. Through combination of the SDI theory of the product-based model, which focuses on data exchange, and the process-based model, which focuses on the networking qualities of an SDI, a new classification can be made: the hybrid model. This hybrid model consists of the components social system, data and technology as shown in figure S.1.
Hybrid Model Social System
Data
Technology
Figure S.1: Three components of the hybrid model.
The first component of the hybrid model is the social system. The characteristics of the social system strongly influence the approach for developing the SDI [Rajabifard, Williamson, 2001]. The social system consists of all the structural and cultural characteristics of an organization. These characteristics can be displayed in a grow matrix. This grow matrix is based on a model by Kok en van Loenen [2005] combined with the 4D model by Hofstede [1980]. This combined grow matrix is shown in table S.2.
VII
Table S.2: Grow matrix with organizational and cultural dimensions.. Phase Individual Characteristics Organizational dimensions Vision Focus on individual department Leadership Focus on individual department Communication Focus on individual department Self organizing Passive problem abilities acknowledgement Cultural dimensions Power distance Large PD Avoiding Much AI insecurity Male/ Female M Individualism/ IDV Collectivism Poor SDI culture
Exchange and standardization
Intermediary
Network
Developed with all parties Discussed
Implementation
Open between GIparties Neutral problem recognition
Open between all parties Active solving of recognised problems
Common with regular updating Respected by all parties Open and interactive between all Actively working on innovation
Reasonably large PD Relatively much AI
Reasonably small PD Less AI
Small PD Little AI
M IDV/COL
M/F IDV/COL
M/F COL
Accepted
Optimal SDI culture
The phase of the SDI development and the organizational and cultural characteristics of an organization can be determined with this grow matrix. And when the phase is determined the development strategy of the SDI can be formulated. The second component of the hybrid model is the data that can be accessed through the SDI. The third component of the hybrid model is the technology needed. This is the access network of the SDI (for example the internet or software) and the standards for combining data. The SDI theory was used to analyze three ground managing organizations. The phase of the social system was assessed with help of the combined grow matrix. Natuurmonumenten can be classified in between the phases ‘Exchange and Standardization’ and ‘Intermediary’ of the grow matrix. Especially the components Vision and Communication need to be developed further to grow. Staatsbosbeheer can also be classified in between the phases ‘Exchange and Standardization’ and ‘Intermediary’. To develop further the self organizing capabilities need to increase and the Power Distance needs to decrease. De Provinciale Landschappen can’t be assessed together. The Gelders Landschap can be classified in the phase ‘Exchange and Standardization’ and the Brabants Landschap can be classified in the beginning of the phase ‘Exchange and Standardization’. There are many similarities between the three organizations with reference to the types of data they use to consider more extensive collaboration. But there are clear differences in the used technology. However technological differences can be overcome, especially when there’s a will to work together. Right now there is a loose collaboration between the three organizations concerning SDI. Mainly geographic data of their properties are exchanged. At this moment there are too many differences between the social systems for a Nature SDI to be possible, especially considering the differences in culture. At this moment therefore the goal shouldn’t be a Nature SDI. However a lot can be gained from more extensive cooperation. Mainly the exchange of knowledge and people can benefit all three organizations. For example by a work
VIII
group that convenes regularly. Next to that there may be possibilities to join forces in purchasing data or software to lower costs. Structural cooperation will be a first step to overcome organizational differences in vision, leadership and communication. And in its turn this will help any future steps towards a common SDI or even a complete Nature SDI. Concluding the hybrid model that is a combination of different theories can be used in practice. The grow matrix of the social system can be used to detect in which areas the organization needs to be developed for an optimal SDI culture. Finally the grow matrix of the social system tries to capture the culture of an organization, but besides the Power Distance, the other characteristics are quite difficult to use in determining the phase of an organization. Now the determination is a matter of feeling, the characteristics aren’t very concrete.
IX
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD VOORWOORD ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................... ................................... I SAMENVATTING................................................................ ................................................................................................ ............................................................................................. ............................................................. III SUMMARY ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ .................................................................... ....................................VII ....VII INLEIDING ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ...................................................................... ...................................... 1
2 EEN GEO-INFORMATIE INFRASTRUCTUUR INFRASTRUCTUUR ................................................................ ....................................................................................... ....................................................... 3 2.1 Definitie .................................................................................................................................. 3 2.2 Hiërarchie van geo-informatie infrastructuren.................................................................... 4 2.3 Modellen voor een GII ........................................................................................................... 5 2.3.1 Produktmodel .......................................................................................................... 5 2.3.2 Procesmodel ........................................................................................................... 5 2.3.3 Hybride model......................................................................................................... 6 2.4 Hybride model: het sociale systeem .................................................................................... 8 2.4.1 Organisatie .............................................................................................................. 8 2.4.2 Cultuur................................................................................................................... 12 2.4.3 Het sociale systeem in één groeimatrix.............................................................. 15 2.5 Hybride model: data ............................................................................................................ 16 2.6 Hybride model: techniek ..................................................................................................... 17 3 VERENIGING NATUURMONUMENTEN NATUURMONUMENTEN ................................................................ ............................................................................................ ............................................................ 19 3.1 De vereniging ....................................................................................................................... 19 3.2 De organisatie ...................................................................................................................... 21 3.3 Gebruik van geo-informatie en GIS.................................................................................... 23 3.4 Analyse naar aanleiding van de theorie ............................................................................. 25 4 STAATSBOSBEHEER EN PROVINCIALE PROVINCIALE LANDSCHAPPEN LANDSCHAPPEN ................................................................ .................................................................... .................................... 29 4.1 Staatsbosbeheer................................................................................................................... 29 4.2 De geo-informatie infrastructuur van Staatsbosbeheer.................................................... 31 4.3 De Provinciale Landschappen ............................................................................................. 33 4.4 De geo-informatie infrastructuur van de Provinciale Landschappen............................... 34 4.4.1 Gelders Landschap en Gelderse Kasteelen ........................................................ 34 4.4.2 Het Brabants Landschap ...................................................................................... 36
XI
5 DE TOEKOMSTIGE GEO-INFORMATIE INFRASTRUCTUU INFRASTRUCTUUR CTUUR ................................................................ .................................................................. .................................. 39 5.1 De toekomst voor de GII van Natuurmonumenten............................................................. 39 5.2 De toekomst voor de GII’s van Staatsbosbeheer en de Landschappen............................ 40 5.3 De GII-Natuur van de toekomst.......................................................................................... 41 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN AANBEVELINGEN ................................................................ ................................................................................................ ................................................................ 45 6.1 Conclusies ............................................................................................................................ 45 6.2 Aanbevelingen...................................................................................................................... 47 LITERATUUR ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................ 49 BIJLAGE BIJLAGE A: KAARTLAGEN IN NELIS................................................................ ................................................................................................ ................................................................... ................................... 51 BIJLAGE B: INTERVIEWS ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................. ................................................. 53
XII
1 INLEIDING Geo-informatie is belangrijk voor de primaire processen van veel organisaties. In toenemende mate wordt dit belang herkend en erkend door het creëren van een geo-informatie infrastructuur (GII). Een geo-informatie infrastructuur kan worden opgedeeld in drie componenten: de data, de techniek en het sociale systeem. Deze drie componenten beïnvloeden elkaar en met name de karakteristieken van het sociale systeem beïnvloeden de ontwikkeling van een GII. Deze karakteristieken kunnen worden weergegeven in een groeimatrix. De theorie rond geo-informatie infrastructuren is echter nog jong. De vraag is nu hoe de theorie zich tot de praktijk verhoudt en of de theorie een organisatie kan helpen bij de ontwikkeling van zijn GII. Hierbij is een aanvullende vraag of de theorie genoeg concrete ontwikkelstappen kan aanreiken. Om dit te onderzoeken zijn drie organisaties bestudeerd die voor hun primaire doelstellingen gebruik maken van geo-informatie: Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen. Bij deze drie organisaties is de theorie getoetst aan de praktijk. Hierbij is primair gekeken naar Natuurmonumenten en zullen Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen als kleinere cases behandeld worden. Er is met name gefocust op de organisatie en cultuur. Op basis van theorie en praktijkervaringen wordt gekeken naar de mogelijkheden tot samenwerking tussen de drie organisaties die de GII naar een hoger plan kunnen trekken. Hierbij valt te denken aan een gemeenschappelijk ‘natuurnetwerk’ of GIINatuur. De hoofdvraag van dit onderzoek is als volgt geformuleerd:
Hoe is de wisselwerking tussen de geo-informatie infrastructuur theorie en de praktijk bij Natuurmonumenten, eventueel in samenwerking met Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen, en wat kunnen theorie en praktijk van elkaar leren? Om deze vraag te beantwoorden zijn de volgende stappen gevolgd: • Bestuderen en analyseren van de theorie over geo-informatie infrastructuren. • Vaststellen van het gebruik van geo-informatie (en GIS) bij Natuurmonumenten. • Analyse van huidige situatie op basis van de waarnemingen en de theorie. • Gebruik van geo-informatie (en GIS) bij Staatsbosbeheer en een Provinciaal Landschap bepalen (beperkter). • Analyse van huidige situatie bij Staatsbosbeheer en een Provinciaal Landschap op basis van de waarnemingen en de theorie. • Bepalen van de verbeterpunten en meerwaarde van een ‘natuurnetwerk’ in combinatie met Staatsbosbeheer en een Provinciaal Landschap.
1
• •
Concrete adviezen voor vervolgstappen voor Natuurmonumenten. Terugkoppeling tussen theorie en praktijk.
Het onderzoek bestaat uit een uitgebreide literatuurstudie van de geo-informatie infrastructuur theorie. Daarnaast is een casestudy uitgevoerd bij Natuurmonumenten en in beperktere mate bij Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen. Daarbij is voornamelijk gebruik gemaakt van interviews met GIS-specialisten en gebruikers van de geo-informatie infrastructuur. In dit rapport zal het onderzoek beschreven worden. Na de inleiding zal in hoofdstuk 2 de theorie van geo-informatie infrastructuren behandeld worden met daarbij de ontwikkelfasen die een GII in een organisatie doormaakt. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 gekeken naar de huidige GII van Natuurmonumenten. Hierbij zal op basis van de waarnemingen en de theorie gezocht worden naar verbeterpunten. Hoofdstuk 4 zal ingaan op de GII’s van Staatsbosbeheer en een Provinciaal Landschap. Waarna in hoofdstuk 5 bekeken wordt hoe de toekomst er voor de GII van Natuurmonumenten uit zal zien, eventueel in samenwerking met Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen. Hoofdstuk 6 bevat de conclusies en aanbevelingen.
2
2 EEN GEO-INFORMATIE INFRASTRUCTUUR Dit onderzoek richt zich op het gebruik van geo-informatie en GIS en het structureren daarvan. Dé manier om het gebruik van GIS en geo-informatie te structureren en organiseren is door het gebruik van een geo-informatie infrastructuur (GII), ook wel een Spatial Data Infrastructure (SDI) genoemd. In dit hoofdstuk zal beschreven worden wat een geo-informatie infrastructuur is. Als eerste zal in paragraaf 2.1 een definitie worden gegeven van een GII. Paragraaf 2.2 geeft inzicht in de hiërarchie van verschillende GII’s. Vervolgens zullen in paragraaf 2.3 drie modellen voor GII’s worden toegelicht. Paragraaf 2.4, 2.5 en 2.6 zullen de drie componenten van het hybride model voor GII’s bespreken.
2.1 Definitie De eerste vraag die opkomt als het gaat over een geo-informatie infrastructuur is: ‘Wat is eigenlijk precies een geo-informatie infrastructuur?’. Dat is nog niet zo’n makkelijke vraag. Vaak wordt de vergelijking gemaakt met andere infrastructuren als bijvoorbeeld een wegennetwerk voorzien van parkeerplaatsen, benzinestations, verkeersregels en verkeerspolitie, of een elektriciteitsnetwerk. Dergelijke netwerken zijn nodig voor de ontwikkeling van een regio, vooral economische ontwikkeling, management van de omgeving en sociale stabiliteit [Rajabifard, Williamson, 2001]. Er bestaat een duidelijke afhankelijkheid tussen de netwerken en de ontwikkeling van de omgeving. Zonder de netwerken is ontwikkeling niet mogelijk, maar zonder de wens voor ontwikkelingen hebben de netwerken ook geen bestaansrecht. Dit is ook het geval met een GII. Zonder de infrastructuur zal de ontwikkeling stagneren, maar zonder de gebruikers en bedrijven is er ook geen functie voor. Bij een succesvolle infrastructuur zullen de bedrijven die ervan afhankelijk zijn onderdeel worden van de infrastructuur voor nieuwe bedrijven net als bij andere infrastructuren. Als gevolg hiervan ontstaat een complex geheel van samenwerkende partijen terwijl de GII zich ontwikkelt [Rajabifard, Williamson, 2001]. Er bestaan tientallen verschillende definities van het begrip GII. Velen lijken op elkaar, maar er zijn ook grote verschillen aanwezig. Vaak kunnen de verschillen in de definities verklaard worden uit de context waarbinnen de definitie geldt. Daarom is het ook moeilijk om één definitie te geven. Belangrijk is dat de belanghebbenden centraal staan en niet de data, zoals in sommige definities wel wordt gedaan. De mensen zijn namelijk de sleutel als het gaat om het verwerken van transacties en het maken van beslissingen [Rajabifard e.a., 2002b]. Een GII wordt hier duidelijk neergezet als beslissingsondersteunend systeem. Verder is het
3
belangrijk om te beseffen dat een GII een dynamische entiteit is; de identiteit en functionaliteit van een GII zullen na verloop van tijd veranderen en complexer worden [Chan e.a., 2001]. Het is een innovatief concept. Een GII is een middel, geen doel. De volgende definitie dekt de lading goed: Een GII gaat in essentie over het faciliteren en coördineren van het uitwisselen en delen van geo-informatie tussen belanghebbenden met verschillende achtergronden [Rajabifard e.a., 2002a]. Er zijn een aantal aspecten die een infrastructuur onderscheidt van eenvoudiger samenvoegingen van projecten, technologie en applicaties. Voor een GII kunnen die aspecten op de lange termijn als volgt gedefinieerd worden [Dertouzos in [Coleman e.a., 1997]]: • de GII moet overal beschikbaar zijn; • de GII moet makkelijk te gebruiken zijn; • de GII moet flexibel zijn; • de GII moet de basis vormen voor andere activiteiten. Deze aspecten maken dat een GII een geheel eigen concept is, en niet gezien kan worden als een soort grote GIS.
2.2 Hiërarchie van geogeo-informatie infrastructuren In een ideale GII zou alle geo-informatie van ieder niveau overal toegankelijk en te integreren zijn. Er zou dus één grote GII zijn in de wereld. Maar dat zal voorlopig nog een mooie droom zijn, want mede als gevolg van verschillen in politiek- administratieve niveaus worden verschillende GII’s ontwikkeld. Niet geheel onlogisch gezien de schaalverschillen tussen globale GII die tussen niveaus aanwezig kunnen zijn. Denk aan de verschillen tussen mondiale en regionale GII provinciale GII’s en dan vooral ook de verschillende behoefte aan geo-informatie nationale GII die zal bestaan, alleen al in de schaal van de provinciale GII gewenste geo-informatie. Er bestaan en ontstaan dus op verschillende niveaus in de lokale GII wereld verschillende GII’s. Om hier een ordening in aan te brengen hebben Rajabifard bedrijf GII e.a. [2002a] een model ontwikkeld van GII Figuur 2.1: GII hierarchie [Rajabifard e.a., 2002a]. hiërarchie, te zien in figuur 2.1. Dit model is opgebouwd uit onderling verbonden GII’s op verschillende niveaus: bedrijf, lokaal, staat/provincie, nationaal, regionaal en mondiaal niveau. Het model gaat er van uit dat een GII van een bepaald niveau gevormd wordt door de GII’s van de onderliggende niveaus. Met aan de basis alle geo-informatie die zich in de bedrijfs-GII’s bevindt. Het model geeft duidelijk de hiërarchie van GII’s weer en het geeft ook aan hoe belangrijk de connecties zijn. In dit model is te zien dat er zowel horizontaal tussen GII’s van één niveau, als verticaal tussen GII’s van verschillende niveaus, interactie plaatsvindt. En het is juist die interactie waar het bij GII’s om gaat. Hoewel de interactie hier door eenvoudige pijlen wordt weergegeven, zijn de relaties erg complex. Dit is een gevolg van de dynamiek in de ontwikkeling van GII’s.
4
2.3 Modellen voor een GII GII ontwikkelingsstrategieën kunnen onderverdeeld worden in twee basismodellen: productbased model (produktmodel) en process-based model (procesmodel) [Rajabifard, Williamson, 2001]. In het produktmodel ligt de nadruk op het linken van databases uit verschillende lagen van de gemeenschap. In het procesmodel is het doel van een GII om een raamwerk te definiëren om de waardevolle informatie te beheren. Een derde model is het hybride model, een combinatie van het produktmodel en het procesmodel. De modellen zullen hieronder toegelicht worden.
2.3.1
Produktmodel
Een GII bestaat uit vijf kerncomponenten die samen in een dynamisch netwerk de GII vormen: mensen, data, beleid, toegangsnetwerk en standaarden [Rajabifard, Williamson, 2002c]. Het belang van een GII ligt in de interactie tussen mensen en data. Het toegangsnetwerk, het beleid en de standaarden, ofwel de technologie, moeten dat mogelijk maken. Dit is weergegeven in figuur 2.2. Dynamisch
Toegangsnetwerk
Mensen
Beleid
Data
Standaarden
Figuur 2.2: relaties tussen GII componenten [Rajabifard, Williamson, 2002c].
De technologie is erg dynamisch door voortdurende ontwikkelingen in de techniek zoals bijvoorbeeld internet. Hiermee ontstaan ook voortdurende onderhandelingen over rechten, restricties en verantwoordelijkheden tussen mensen en data [Rajabifard, Williamson, 2002c]. Dit zorgt ervoor dat ook een GII een erg dynamisch geheel is en moet kunnen zijn. Ook geeft het model aan dat een GII niet alleen kan bestaan uit de data, value-added services en gebruikers alleen. Maar dat er ook andere belangrijke componenten zijn die te maken hebben met interoperabiliteit, beleid en netwerken [Rajabifard e.a., 2002b]. Dit maakt het geheel nog dynamischer. In figuur 2.2 moet iedereen die bij een dataset wil komen gebruik maken van de technologische componenten.
2.3.2
Procesmodel
In het procesmodel gaat het vooral om de communicatie die het mogelijk maakt om data te delen en niet om het linken van datasets als in het produktmodel. De nadruk ligt nu op het definiëren van een raamwerk om het management van waardevolle informatie te faciliteren. De GII moet alle partijen van de geo-informatie gemeenschap faciliteren in de samenwerking en uitwisseling van hun datasets. De implementatie van de GII bestaat uit de volgende stappen: bewustwording, kennis infrastructuur, harmonisering, overtuiging, beslissingen, participatie en gebruik. Dit is uitgewerkt in figuur 2.3. Het procesmodel legt nadruk op het communicatiekanaal van de kennisinfrastructuur en capaciteitsvergroting. In dit figuur zijn duidelijk de stappen te zien die leiden naar een
5
infrastructuur die alle partijen van de geo-informatie gemeenschap ondersteunt in hun samenwerking en uitwisseling van hun data. Om te kunnen profiteren van alle voordelen van deze aanpak is het belangrijk om het sociale systeem van de gehele gemeenschap goed te begrijpen. Het sociale systeem wordt gedefinieerd als een set van onderling gerelateerde eenheden die samen problemen oplossen om een gemeenschappelijk doel te bereiken [Rogers in [Rajabifard, Williamson, 2001]]. Het sociale systeem is een combinatie van de Sociale systeem
communicatie kanalen
bewustwording
gebruik en waarde van geoinformatie en de GII
kennis infrastructuur
Bestaande geoinformatie - eigenaar - beleid - metadata - netwerk
aansluiting
overtuiging
beslissingen
participatie
gebruik
Karakteristieken van de GII
gebruik
voortdurend gebruik later gebruik
- Relatief voordeel, - Compatibiliteit, - Complexiteit,
stopzetting gebruik
afwijzing
voortdurende afwijzing
Figuur 2.3: procesmodel voor GII ontwikkeling [Rajabifard, Williamson, 2001].
Percentage gebruik
structurele (organisatie) en culturele kenmerken van een groep. Het begrip van het sociale systeem kan helpen bij het bepalen van de aanpak voor het ontwikkelen van de GII [Rajabifard, Williamson, 2001].
late gebruikers
start
vroege gebruikers
Tijd Figuur 2.4: S-vormige diffusie curve [Rajabifard, Williamson, 2001].
Wanneer voor de ontwikkeling van een GII het procesmodel gebruikt wordt, zal de inbedding in de geo-informatie gemeenschap de vorm hebben van een S-curve [Rajabifard, Williamson, 2001]. Deze curve is weergegeven in figuur 2.4. De curve wordt gekarakteriseerd door het gedrag van vroege gebruikers en late gebruikers. De curve is daarmee ook meteen een indicatie voor de hoeveelheid steun aan verschillende GII initiatieven in ontwikkeling. Vooral door middel van communicatie kan de steun voor deze initiatieven vergroot worden.
2.3.3
Hybride model
Voor een organisatie die in de eerste fase van implementatie van een GII zit, is het in eerste instantie van belang het gebruik van geo-informatie en GIS boven tafel te krijgen. Daarnaast is het van belang om duidelijk te maken wat de waarde van geo-informatie is en kan zijn en
6
daarmee het gebruik te stimuleren. Daarvoor is het niet direct noodzakelijk om aanwezige databestanden allemaal te kunnen linken. Het is vooral de bedoeling ze overal beschikbaar te maken. De verschillende stappen van het procesmodel kunnen dan goed gevolgd worden. Maar om het procesmodel uit te werken tot een bruikbare GII zal ook het produktmodel nodig zijn. Dit model geeft namelijk een goed inzicht in de relatie tussen mensen en data en de technologie die ertussen zit. Beide modellen zijn belangrijk, maar ieder model legt nadruk op een ander aspect van een GII, het proces of het produkt en de techniek. Samen kunnen ze elkaar versterken. De succesvolle ontwikkeling van een GII hangt niet alleen af van technische factoren als toegang, netwerken en standaards voor geo-informatie, waarop in het produktmodel de nadruk ligt, maar ten minste net zoveel van sociale factoren als politieke steun, duidelijkheid over de doelen van de GII, het verkrijgen en behouden van een cultuur om te delen, het behouden van betrouwbare financiële steun en het verwerven van medewerking van alle leden van de gemeenschap, waar het procesmodel aandacht aan besteedt. Het ontwikkelen van een GII moet daarom gezien worden als een sociaal-technische aangelegenheid in plaats van een puur technische [Rajabifard e.a., 2002a]. In het verleden werd bij het mislukken van informatiesystemen nogal eens alleen gekeken naar technische verklaringen, maar meestal lag het falen in het negeren van menselijke en gemeenschapsfactoren. Informatiesystemen werden meer gedreven door ‘technology-push’ dan door ‘demand-pull’ [Rajabifard e.a., 2002a]. Bij een sociaal-technisch perspectief wordt juist wel rekening gehouden met het menselijke aspect. Figuur 2.5 laat de verschillen zien tussen het technisch gedreven uitgangspunt dat in het verleden vooral gebruikt wordt en het sociaal-technisch uitgangspunt.
Technisch gedreven geogeo-informatie gemeenschap
SociaalSociaal-technische geogeo-informatie gemeenschap
Focus op technologie ‘technology push’ omdat het kan anderen ontwikkelen ook gedefinieerd door technicus statisch
Mensen en technologie ‘demand pull’ omdat het nodig is wij hebben het nodig gedefinieerd door gebruikers dynamisch
Figuur 2.5: Van een technisch gedreven naar een social-technische aanpak [Rajabifard e.a., 2002a].
Het besef moet ontstaan dat zelfs als een GII technisch gezien een succes is, dan nog hangt de inbedding af van de mate waarin strategieën rekening houden met de gemeenschap waarin de GII moet functioneren. Er is een balans nodig tussen ‘technology-push’ en ‘demand-pull’ [Rajabifard e.a., 2002b]. Dit wordt in het hybride model bereikt door het combineren van het productmodel en het procesmodel. Daardoor worden naast de technische aspecten ook de communicatiekanalen en het sociale systeem meegenomen. Het hybride model is de strategie voor de toekomst [Van Loenen, 2006]. Het hybride model is een combinatie van het produkt- en procesmodel, het wordt dan ook in de basis gevormd door de kerncomponenten van het produktmodel, aangevuld met de componenten communicatie en sociale systeem van het procesmodel. Dit komt neer op de volgende zeven componenten: mensen, data, beleid, toegangsnetwerk, standaarden, communicatie en sociale systeem. Deze componenten kunnen gecategoriseerd worden in drie categorieën: sociale systeem (organisatie en cultuur ), data en techniek. Dit is te zien in figuur 2.6.
7
In de volgende paragrafen zal dieper ingegaan worden op de drie verschillende componenten van het hybride model: Sociale Systeem, Data en Techniek zoals deze zijn weergegeven in figuur 2.6.
Mensen Data Toegangsnetwerk
Techniek
Beleid Standaarden Sociale systeem (organisatie en cultuur) Communicatiekanalen
H y b r i d e Sociale Systeem
Data
M o d e l Techniek
Figuur 2.6: Categorisering componenten van het hybride model.
2.4 Hybride Hybride model: het sociale sociale systeem De eerste component van het hybride model is het sociale systeem. Hierboven is al kort het belang aangegeven van het begrip van het sociale systeem waarbinnen een GII opgezet wordt. De karakteristieken van het sociale systeem beïnvloeden in sterke mate de aanpak voor de ontwikkeling van een GII [Rajabifard, Williamson, 2001]. Begrip van het sociale systeem kan helpen bij de selectie van een aanpak voor de ontwikkeling van een GII. Het sociale systeem bestaat uit het geheel van de structurele en culturele kenmerken van een organisatie. Hieronder zullen die kenmerken apart uitgewerkt worden.
2.4.1
Organisatie
H y b r i d e Sociale Systeem
Data
M o d e l Techniek
De structurele kenmerken van het sociale systeem worden gevormd door de formele organisatie. Want niet alleen is een GII een dynamisch geheel (door de dynamiek van zijn componenten en hun interacties), ook de organisatie is vaak een veranderend geheel waarbinnen de GII moet blijven functioneren. Dit betekent dat een ideale GII er na verloop van tijd anders uit zal zien. Het is een groeiend concept. Stap voor stap zullen de componenten aangepast worden. Een GII zal dus met zijn omgeving mee moeten veranderen. Kok en van Loenen [2005] hebben aan de hand van de organisatieveranderingstheorie een model ontwikkeld dat het succes van een NGII (nationale geo-informatie infrastructuur) kan beoordelen. Deze paragraaf is op dit model gebaseerd. Het gaat hier om een model dat beschrijft hoe verschillende deelorganisaties zich verhouden tot de nationale GII waarin ze participeren.
8
Fasen van ontwikkeling Het model beschrijft vier organisatorische ontwikkelingsfasen die een organisatie doormaakt bij de ontwikkeling van de GII: • • • •
Individueel (stand-alone) Uitwisseling en standaardisatie op technisch niveau (exchange and standardisation) Intermediair (intermediary) Netwerk (network)
Deze fasen zijn in figuur 2.7 weergegeven. Ze moeten inzicht geven in de ontwikkeling van de GII en zijn deelorganisaties en zullen hieronder uitgewerkt worden.
Figuur 2.7: conceptueel schema van de ontwikkeling van een GII [Kok, van Loenen, 2005].
Fase I: Individueel In de eerste fase heerst een individuele en conservatieve cultuur in organisaties. Er wordt alleen gekeken naar eigen behoeften en de bereidheid om te veranderen is gering. De ontwikkeling van de GII heeft geen prioriteit binnen individuele deelorganisaties. De communicatie tussen verschillende organisaties wordt in deze fase vooral bepaald door eigen agenda’s en als gevolg hiervan is er geen toewijding om de organisatie te veranderen van intern gefocust naar meer extern georiënteerd. In deze fase is er meestal geen gemeenschappelijke visie, duidelijk leiderschap ontbreekt, communicatie vindt vooral binnen organisaties plaats en er is weinig bereidheid tot innovatie. Iedere afdeling houdt zich bezig met zijn eigen problemen en lost die ook zelf op. Er bestaat geen bewustzijn van het gebruik van geo-informatie elders binnen de organisatie en dus ook niet van aanwezige bestanden. Er bestaat geen besef van wat een GII is en zou kunnen betekenen. De focus ligt erg bij de eigen afdeling. Er is geen draagvlak voor veranderingen en ook geen duidelijke leider.
Fase II: Uitwisseling en standaardisatie op technisch niveau In deze fase ontstaat bij deelorganisaties een bewustzijn van gemeenschappelijke doelen en problemen die tot korte-termijn samenwerking kunnen leiden. De nadruk in discussies ligt op standaardisatie en basisbestanden. Er wordt ingezien dat niet alle problemen in eens opgelost kunnen worden en dit resulteert in het prioriteren van problemen. In deze fase wordt ook een visie gecreëerd van de GII, het leiderschap wordt besproken, er wordt gecommuniceerd over data-uitwisseling en op sommige gebieden wordt innovatief te werk gegaan.
9
Afdelingen beginnen nu meer bij elkaar om de hoek te kijken, wat gebeurt er nog meer, en hoe doen de buren het? Er ontstaat een bewustzijn van het gebruik van geoinformatie in het hele bedrijf en er wordt hier en daar ook wat uitgewisseld. Dit levert technische problemen op die ad hoc opgelost worden. En langzaam wordt duidelijk dat met een visie misschien problemen voorkomen kunnen worden. Er ontstaat langzaam een gemeenschappelijk doel dat door iedereen gesteund wordt.
Fase III: Intermediair Op dit moment zijn er veel problemen aanwezig in de organisatie, er is behoefte aan een nieuwe en betere situatie. Het is duidelijk dat er iets moet veranderen, maar dat moet vooral goed gecommuniceerd worden, bijvoorbeeld door best-practice voorbeelden. Zodra mensen het nut inzien van de veranderingen zullen die ook meer steun vinden binnen de deelorganisaties, waardoor een groot draagvlak gecreëerd kan worden. Voor een GII betekent dit dat de belanghebbenden het nut en de voordelen van samenwerking beginnen in te zien: deelorganisaties zullen veranderen van intern gefocust naar openstaan voor externe ontwikkelingen. Er bestaat overeenstemming over de rol van belanghebbenden en het leiderschap binnen de organisatie. Samenwerking leidt tot actieve en innovatieve oplossing van problemen en aangrijpen van kansen. Er worden standaarden ontwikkeld en beleid wordt gemaakt. De veranderingen komen niet van de top, maar worden van onderaf geïnitieerd. Binnen de organisatie is de uitwisseling nu gemeengoed geworden. Er wordt veel gedeeld en hergebruikt. Maar daardoor komen ook fundamentelere problemen aan het licht. Er is behoefte aan verbetering van de situatie en aan meer structuur. Er komt een duidelijke visie en beleid om die uit te voeren. Alle afdelingen werken mee, ze staan open voor externe ontwikkelingen en zoeken naar innovatieve oplossingen zodra problemen zich voordoen. Alle medewerkers zien het belang van de GII in.
Fase IV: Netwerk In de netwerkfase bestaan nog maar weinig organisatorische problemen en wordt het veranderingsproces gedreven door innovatieve motieven. De doelen van de veranderingen zijn duidelijk en er is een groot draagvlak voor zonder dat er spanningen ontstaan tussen deelorganisaties. Het management is net als alle betrokkenen actief betrokken bij veranderingen en stimuleert ze ook. Er bestaat een groot draagvlak voor de GII visie, die voortdurend door een groep belanghebbenden herbeoordeeld en herzien wordt door middel van open communicatiekanalen. In deze fase bestaat er een actieve gemeenschap die samenwerkt om innovatieve oplossingen te leveren voor problemen. In deze fase zou de GII volledig onderdeel van de organisatie zijn. Er bestaat een duidelijke visie voor de toekomst die regelmatig door een kleine groep belanghebbenden van verschillende afdelingen wordt herzien en er is een groot draagvlak bij de gebruikers van geo-informatie. Afdelingen werken samen aan (interne) innovatieve produkten. Ontwikkelingskenmerken Zoals uit bovenstaande paragraaf blijkt bestaat er een duidelijke fasering in de ontwikkeling van een GII. Kok en van Loenen [2005] hebben vier kenmerken gespecificeerd die van belang zijn om als organisatie in een fase een organisatorisch ideaal te behalen waarna naar de volgende fase doorgegroeid kan worden. Deze succesfactoren zijn: leiderschap, visie, communicatie en het zelforganiserend vermogen van de geo-informatie gemeenschap. Deze begrippen zullen hieronder toegelicht worden.
Leiderschap Leiderschap is een duidelijke kritische waarde voor het succes van een GII. Een GII heeft namelijk een probleemeigenaar nodig, iemand die de ontwikkeling van een GII continu zal promoten en coördineren. Leiderschap is ook van groot belang voor het vasthouden van politieke steun en steun van het management. In de individuele fase is nog niet echt sprake
10
van een GII, met als gevolg een gebrek aan leiding. In de fase van uitwisseling wordt men zich bewust van het belang van coördinatie en wordt gediscussieerd over politiek leiderschap. Dit moet leiden naar een gemeenschappelijk geaccepteerd leiderschap van één of meer entiteiten. Dit betekent dat er binnen de organisatie een persoon of commissie aangewezen moet worden die de GII op de agenda zet en houdt. Daarvoor is het wel van belang dat deze persoon of commissie wel enige invloed binnen de organisatie heeft, anders zou het kunnen gebeuren dat de GII voortijdig naar de achtergrond verdwijnt.
Visie Met een visie wordt bedoeld dat een duidelijk beeld aanwezig is voor de toekomst, zowel bij de leiders als bij alle andere belanghebbenden, zodat alle neuzen in dezelfde richting staan. Zonder gemeenschappelijk doel kan het namelijk makkelijk gebeuren dat verschillende initiatieven in willekeurige richtingen uitspreiden en dus niet van elkaar kunnen profiteren of elkaar misschien zelfs tegenwerken. Een sterke visie kan daaraan goed richting geven. In de individuele fase zal iedere deelorganisatie zijn eigen unieke visie hebben op de GII, die vooral bij zijn eigen deelorganisatie past. Maar in de fase van uitwisseling zal al een duidelijker gemeenschappelijke visie aanwezig zijn. En hoe verder geïntegreerd de GII is , hoe meer de visie ondersteund zal worden door allen. Tot uiteindelijk in de netwerkfase een duidelijke zelfstandige visie voor de GII bestaat die regelmatig herzien wordt. De visie moet in eerste instantie afkomen van de probleemeigenaar, later kunnen ook andere belanghebbenden erbij betrokken worden. Zo kan je op den duur het draagvlak garanderen. Zo kan er eerst nagedacht worden over geo-informatie die voor de hele organisatie van belang kan zijn.
Communicatie Communicatie is van essentieel belang voor het begrip en de acceptatie van de leider en de visie voor de toekomst van de GII. In de eerste fase van individualisme is eigenlijk nog geen sprake van communicatie, hooguit intern binnen de deelorganisaties. In de tweede fase van uitwisseling zal de communicatie vooral op het vlak liggen van de data-uitwisseling en nog weinig dieper gaan. Wanneer steeds meer externe communicatie en uitwisseling plaatsvindt zal op een gegeven moment ook over standaarden, uitwisseling en enkelvoudige gegevensinwinning afspraken gemaakt moeten worden. Uiteindelijk moet gestreefd worden naar open communicatie kanalen waar iedereen zijn gedachten en meningen kwijt kan en actief kan participeren in het beslisproces. Er bestaan binnen een grote organisatie verschillende kanalen om de belanghebbenden te bereiken. Te denken valt aan e-mail en intranet, folders, vergaderingen, bijeenkomsten. Omdat het een (voor een GII) relatief compacte organisatie betreft met al bestaande communicatie kanalen, kunnen de belanghebbenden ook relatief eenvoudig benaderd worden. Een bestaande organisatie is namelijk geen nieuw verbond dat nog gevormd moet worden. Maar het bereiken van belanghebbenden moet ook niet onderschat worden gezien de segregatie betreffende GIS en geo-informatie die wel bestaat.
Zelforganiserend vermogen Met het zelforganiserend vermogen wordt de mogelijkheid tot het zelf gezamenlijk oplossen van problemen bedoeld. In de eerste fasen zal de gemeenschap problemen aan anderen overlaten. De prioriteit ligt dan vooral nog bij de eigen zaken, een erg passieve rol. Maar in latere fasen zal de GII gemeenschap zelf problemen identificeren en ook oplossen, een meer actieve rol. Tot in de laatste fase waarin actief innovatieve oplossingen en gebruiksvriendelijke services voor de maatschappij worden aangedragen. In deze fase kennen alle belanghebbenden hun taak binnen de GII. Zelforganiserend vermogen betekent voor een organisatie dat vooruitgezien zal worden wat voor problemen er aankomen. Er kunnen uit eigen initiatief analyses uitgevoerd
11
worden. Ook afdelingen die maar sporadisch met geo-informatie werken kunnen goed terecht bij de GII. Groeimatrix Hoe visie, leiderschap, communicatie en zelforganisatie werken bij een GII hangt af van de fase waarin de organisatie zich bevindt. De vier fases van ontwikkeling vormen samen met de succesfactoren een organisatorische groeimatrix. Deze matrix kan gebruikt worden om een inzicht te krijgen in de mate van integratie van GII in de geo-informatie gemeenschap. Deze matrix is te zien in tabel 2.8. Hoewel dit model van Kok en van Loenen [2005] opgesteld is voor het evalueren van NGII’s, zal dit ook geldig zijn voor dit onderzoek waar het gaat over een bedrijfs-GII. Zij stellen namelijk dat de theorieën van Boonstra waarop zij hun model baseren, die voor enkele organisaties gelden, ook van toepassing lijken te zijn in het complexere geval van GII’s waar juist meerdere organisaties een rol spelen [Kok, van Loenen, 2005]. Dit rapport gaat juist
Tabel 2.8: organisatorische groeimatrix van een GII [Kok, van Loenen, 2005]. Fase Kenmerken Visie
Leiderschap
Communicatie
Zelforganiserend vermogen
Individueel Focus op individuele organisatie Focus op individuele organisatie Focus op individuele organisatie Passieve probleem onderkenning
Uitwisseling en standaardisatie Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Intermediair
Netwerk
Implementatie
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden
Open tussen publieke partijen
Open tussen alle belanghebbenden
Open en interactief tussen allen
Neutrale probleem onderkenning
Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Actief werken aan innovatie
over het gebruik van GII binnen een enkele organisatie. Daarom zal het model van Kok en van Loenen dat gebaseerd is op de theorie van enkele organisaties zeker van toepassing zijn in dit geval. Dit heeft als gevolg dat er kleine veranderingen optreden in tabel 2.8. Wanneer het in de tabel over een organisatie gaat, moet afdeling gelezen worden. En publieke partijen in de tabel moeten gezien worden als de grootste belanghebbenden van geo-informatie binnen een organisatie.
2.4.2
Cultuur
Deze paragraaf gaat in op de culturele kenmerken die een rol spelen binnen het sociale systeem. Hiervoor zal het 4D model van Hofstede [1980] gebruikt worden. Het 4D Model van Hofstede Om de verschillen in cultuur te kunnen waarnemen en beschrijven, zijn indicatoren van de cultuur nodig. Hofstede [1980] heeft naar aanleiding van een grootscheeps onderzoek bij IBM kantoren in verschillende landen een viertal indicatoren gevonden die de verschillen in cultuur karakteriseren. Hij heeft hiervan een 4-dimensionaal model geformuleerd dat de verschillen
12
in cultuur weergeeft door een score op ieder van de vier indicatoren. Hierdoor is het mogelijk om grip te krijgen op het abstracte begrip cultuur. De vier dimensies Hofstede definieert de volgende vier dimensies [van den Toorn, de Man, 2000]:
Machtsafstand (MA) Het gaat hier om de manier waarop een gemeenschap omgaat met verschillen in macht en rijkdom. Culturen met een grote machtsafstand zijn hiërarchisch, autoritair en elitair , dat wil zeggen hoe hoger in de hiërarchie je zit hoe meer je profiteert van de macht en rijkdom en hoe lager, hoe minder je hiervan profiteert. In culturen met een kleine machtsafstand vind je platte organisaties en participatie, en een verdeling van de goede en slechte zaken.
Vermijden van onzekerheid (VO) Het gaat hier om de manier waarop een gemeenschap omgaat met onzekerheid en risico’s. Culturen waarin onzekerheid vermeden wordt, zullen weinig risico’s nemen, laten weinig innovatie zien, bestaan vaak uit grote instituten voor zekerheid en stabiliteit, hebben een conservatieve natuur en plannen grondig. Culturen die onzekerheid niet vermijden zijn innovatief en creatief en tolereren verschillende meningen en gedrag. Voor dergelijke culturen zijn risico en enthousiasme grotere waarden dan veiligheid en stabiliteit, de mensen nemen het leven zoals het komt, gebruiken incrementele planning en hebben weinig alternatieve scenario’s.
Mannelijke versus vrouwelijke cultuur (MV) Het gaat hier om de manier waarop een gemeenschap omgaat met de mannelijke en vrouwelijke waarden in de cultuur. Mannelijke culturen focussen op resultaat en succes, zijn agressief, winnaars winnen en verliezers verliezen, en streven zichtbaar succes na. Vrouwelijke culturen daarentegen zijn zorgende culturen die de nadruk leggen op de kwaliteit van het leven, netwerken, en relaties als sociale waarden, ze zijn gelijkwaardig en tonen compassie.
Individualisme versus Collectivisme (IDV/COL) Deze dimensie geeft aan hoe een gemeenschap tegemoetkomt aan een individu en een groep. Individualistische culturen bestaan uit berekenende burgers: wat valt er voor mij te halen, individuele meningen zijn belangrijker dan die van een groep. In collectieve culturen domineren juist de groepswaarden: je waarde wordt bepaald door je bijdrage aan het gemeenschappelijke goed. Er bestaat een verband tussen MA en IDV/COL. Hofstede heeft dit model opgesteld voor cultuurverschillen tussen landen. Maar het model wordt hier gebruikt om een cultuur voor een organisatie te analyseren. In dat geval zijn vooral de dimensies machtsafstand en het vermijden van onzekerheid van belang [van den Toorn, de Man, 2000]. In organisaties gaat het namelijk meestal om twee fundamentele zaken: (1) Wie mag dat beslissen? en (2) Welke regels en procedures moeten gevolgd worden? Voor de eerste vraag is de machtsafstand van grote invloed en voor de tweede vraag is vooral het vermijden van onzekerheid van belang. De andere twee dimensies, individualisme en mannelijkheid, hebben meer betrekking op de individuele mensen in de organisatie en hun motivatie. En het is juist de organisatie die het succes van de implementatie van een informatie technologie (als GIS en GII) bepaalt [van den Toorn, de Man, 2000]. Invloed van de vier culturele dimensies Van den Toorn en De Man [2000] geven vervolgens aan hoe de dimensies van Hofstede het succes van (geo-) informatie technologieën bepalen. Ook zal per dimensie aangegeven worden hoe deze het meest optimaal is voor de implementatie van een GII.
13
Machtsafstand (MA) Een grote machtsafstand impliceert weinig participatie in leiderschap en centralisatie van autoriteit. GII en GIS worden vooral van bovenaf opgelegd, waardoor oppositie tegen het management zich op de informatiesystemen kan richten. Culturen met een grote machtsafstand werken vaak op need-to-know basis, in plaats van op een transparante en delende basis. Culturen met een kleine machtsafstand verwelkomen juist de eigenschappen van transparantie en delen van een GIS of GII. Ze zullen proberen die eigenschappen op te nemen in de organisatiestructuur en in het management. Het is een cultuur waarin individuen een belangrijke rol spelen als deel van het geheel, en daarom mogen ze meedelen. In culturen met een kleine machtsafstand wordt juist de cultuur van delen van alles verwelkomd. Een GII gaat in essentie over het delen van informatie, daarom is een kleine machtsafstand het meest optimaal voor de implementatie van een GII. Het is daarom van belang om te kijken hoe bij hiërarchische organisaties met een grote machtsafstand deze culturele dimensie toch beïnvloed kan worden zodat de grote machtsafstand overwonnen kan worden.
Vermijden van onzekerheid (VO) Wanneer de cultuur van een organisatie erg geneigd is tot het vermijden van onzekerheid, wordt vaak toevlucht gezocht tot strikte regels en formele procedures. Dit zijn vaak bedrijven met conservatieve strategieën. De controlerende en conservatieve functionaliteiten van de GII of GIS zullen vooral gewaardeerd worden. Ze kunnen bijdragen aan de zekerheid en stabiliteit van de organisatie. Culturen die onzekerheid niet uit de weg gaan, ondergaan veranderingen zoals ze komen en dus ook de introductie van GII en GIS. Ze zijn nieuwsgierig naar de nieuwe technologieën en zullen er ook mee experimenteren in nieuwe situaties. Door het nemen van deze risico’s vindt innovatie plaats. Bij de implementatie van een GII gaat het om nieuwe technologie voor de organisatie. Hoewel een GII na een succesvolle implementatie kan bijdragen aan de zekerheid en stabiliteit van een organisatie en dus goed past in een cultuur die onzekerheid vermijdt, zal het in het begin toch een enorme verandering betekenen voor de manier van werken in de organisatie. Wat dat betreft is het vermijden van onzekerheid geen optimale culturele conditie voor de implementatie van een GII. Er is namelijk nieuwsgierigheid en experimenteren voor nodig en dat brengt onzekerheid met zich mee. Bij organisaties verschilt het nogal hoe omgegaan wordt met onzekerheid, daarom moet per organisatie bekeken worden hoe deze factor van invloed is.
Mannelijke versus vrouwelijke cultuur (MV) Mannelijke culturen zullen nieuwe technologieën vooral inzetten voor zichtbare successen, maar zullen daardoor ook neigen naar de bekende successen en GIS niet zo snel breder inzetten omdat dit de kansen op mislukken vergroot. Vrouwelijke culturen zullen vooral de netwerkende en relationele eigenschappen van GIS en GII waarderen. Voor een GII zal een evenwicht wat betreft mannelijkheid en vrouwelijkheid de meest optimale cultuur zijn. De mannelijke eigenschappen zullen ervoor zorgen dat snelle successen geboekt worden, terwijl de vrouwelijke eigenschappen die successen kunnen verbreden en verdiepen.
Individualisme versus Collectivisme (IDV/COL) Deze factor beïnvloedt vooral de stijl van leiding geven in de organisatie. In een cultuur van individualisme zal de participatie in het plannen en ontwikkelen van informatiesystemen en
14
het niveau van delen van informatie laag zijn. Deze factor beïnvloedt ook de manier waarop het succes van het informatiesysteem ervaren wordt, als individueel of als groepssucces. Voor succesvolle implementatie van een GII is participatie nodig bij de planning en ontwikkeling. Daarom zal een cultuur van collectivisme het beste werken. Bij veel organisaties is vaak sprake van zowel individualisme als collectivisme. Er bestaat een duidelijk collectief besef in de ontwikkeling van beleid en het succes daarvan, maar soms is een organisatie ook weer te groot om van volledig collectivisme te spreken. 2.4.3
Het sociale systeem in één groeimatrix
Er bestaat natuurlijk een grote overlap tussen de eigenschappen van een organisatie en de cultuur van een organisatie. Alleen al omdat de organisatie voor een deel door de cultuur bepaald wordt en andersom. In paragraaf 2.4.1 zijn organisatie-aspecten met de organisatorische groeimatrix met van Kok en van Loenen [2005] besproken. In paragraaf 2.4.2 zijn de vier culturele dimensies van een organisatie aan bod gekomen. In deze paragraaf zal een link gelegd worden tussen de organisatie aspecten en de culturele dimensies. De organisatorische groeimatrix (tabel 2.8) is ontwikkeld om te kunnen beoordelen hoe groot het succes is van een GII. Hierbij wordt de GII aan de hand van vier kenmerken, visie, leiderschap, communicatie en zelforganiserend vermogen, in een bepaalde fase geplaatst. Ook geeft het model aan hoe door verbetering van de kenmerken het succes van de GII vergroot kan worden. Hierbij spelen de kenmerken ven de GII uit paragraaf 2.1 een belangrijke rol [Dertouzos in [Coleman e.a., 1997]]: • de GII moet overal beschikbaar zijn; • de GII moet makkelijk te gebruiken zijn; • de GII moet flexibel zijn; • de GII moet de basis vormen voor andere activiteiten Het model van Hofstede met vier culturele dimensies geeft alleen aan welke karakteristieken de cultuur van een organisatie bepalen en welke culturele eigenschappen het gunstigst zijn voor het implementeren van een GII. Tabel 2.9: organisatorische groeimatrix aangevuld met culturele dimensies. Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Slechte cultuur voor voor GII
Optimale cultuur voor GII
15
In tabel 2.9 is de organisatorische groeimatrix uitgebreid door aan te geven hoe de culturele dimensies van Hofstede er per fase uitzien. De individuele fase kenmerkt zich door een individuele en conservatieve cultuur met weinig bereidheid om te veranderen en communicatie vooral vanuit de eigen agenda. Er is geen gemeenschappelijke visie en geen duidelijk leiderschap. Dit vertaalt zich als volgt naar de culturele dimensies: een grote machtsafstand, veel vermijden van onzekerheid doordat geen risico’s genomen worden, een erg mannelijke cultuur gericht op successen, en veel individualisme. Kortom, een slechte omgeving voor het slagen van een GII volgens het model van Hofstede. De fase van uitwisseling en standaardisatie laat een opkomend bewustzijn voor samenwerken zien met een beginnende visie. Dit leidt vooral tot korte termijn samenwerking en beperkte technische standaardisatie. In culturele dimensies ziet deze fase er zo uit: een redelijk grote machtsafstand, redelijk veel vermijden van onzekerheid hoewel het vreemde al wat meer opgezocht wordt, nog steeds een vrij mannelijke cultuur en langzaam wat meer collectivisme door samen te zoeken naar oplossingen. In de fase intermediair is vooral behoefte aan betere communicatie, het nut van veranderingen wordt ingezien en er wordt samengewerkt. Er bestaat draagvlak voor het leiderschap en innovatie. In deze fase zien de culturele dimensies er als volgt uit: de machtsafstand wordt steeds kleiner door het duidelijke leiderschap en de acceptatie daarvan, onzekerheid wordt minder vermeden door te zoeken naar oplossingen, de organisatie wordt vrouwelijker en meer op het netwerk gericht en collectivistischer. In de netwerkfase bestaat er een actieve gemeenschap die samenwerkt om innovatieve oplossingen te leveren voor problemen. Dit vertaalt zich als volgt naar de culturele dimensies: kleine machtsafstand, onzekerheid wordt niet uit de weg gegaan door innovatieve oplossingen te zoeken, er is evenwicht tussen het mannelijke en het vrouwelijke waardoor snelle successen ook breder getrokken kunnen worden, en er bestaat duidelijk collectivisme, successen worden door iedereen gedeeld. Kortom, optimale condities voor het slagen van een GII volgens het model van Hofstede. Door de twee modellen te koppelen kan worden afgeleid dat de fasen die Kok en van Loenen beschrijven [Kok, van Loenen, 2005] ook een beschrijving geven van de fasering van een slechte cultuur voor een GII naar een optimale cultuur voor een GII volgens het model van Hofstede [van den Toorn, de Man, 2000]. Daarom kunnen de ontwikkelingskenmerken leiderschap, visie, communicatie en zelforganiserend vermogen zoals beschreven in paragraaf 2.4.1 ook gebruikt worden om de cultuur voor een GII binnen een organisatie te verbeteren naar een betere cultuur voor de implementatie van een GII.
2.5 Hybride model: data data
H y b r i d e Sociale Systeem
Data
M o d e l Techniek
De tweede component van het hybride model is de data die door de GII ontsloten worden. Nieuwe technieken als GPS en remote sensing maken het verzamelen van data makkelijker en efficiënter. Dit zorgt voor grotere dataverzamelingen. Daarnaast wordt de kracht van de locatiecomponent door een steeds breder publiek herkend. Dit zorgt ervoor dat meer en diversere dataverzamelingen beschikbaar komen, vooral op bedrijfsniveau. Het gevolg is dat men tegenwoordig meer te maken krijgt met een overdaad aan data in plaats van het tekort dat in vroeger tijden nogal eens voorkwam. Met de enorme groei van de hoeveelheid data en de mogelijkheden om data te combineren, analyseren en visualiseren wordt de vraag naar data ook steeds groter. Daarmee wordt het ook moeilijker om de juiste data te vinden, want
16
er bestaan nog geen ruimtelijke webtools als bijvoorbeeld een ruimtelijke Google om data te vinden. Daarom zijn goede clearinghouses en metadata zoekmachines onontbeerlijk.
2.6 Hybride model: techniek techniek
H y b r i d e Sociale Systeem
Data
M o d e l Techniek
De derde component van het hybride model is de techniek. Een geo-informatie infrastructuur bestaat uit verschillende onderdelen (figuur 2.6). Hiervan hebben het toegangsnetwerk en de standaarden een technische inslag. Hieronder zullen de technische aspecten van deze componenten kort toegelicht worden. Toegangsnetwerk Het idee van het toegangsnetwerk is dat alle gebruikers van de GII makkelijk kunnen vinden wat ze nodig hebben. Daarvoor moeten ze weten welke data beschikbaar zijn en welke metadata daarbij horen. Er is dus een soort clearinghouse nodig om de geo-informatie te ontsluiten. Te denken valt aan een papieren naslagwerk waarin te vinden is waar bepaalde geo-informatie te verkrijgen is, of een telefonische informatielijn, maar tegenwoordig wordt al snel gedacht aan een website op internet of intranet. Voordeel van internet is dat het goed toegankelijk is, makkelijk actueel te houden, mensen kunnen zelf zoeken en de mogelijkheden om informatie te laten zien zijn zeer uitgebreid. Vooral in de huidige tijd, met de wijde verspreiding van internet (en intranet als lokale vorm), is een goed toegangsnetwerk goed te realiseren. De opkomst van de geo-informatie infrastructuur hangt hier ook duidelijk mee samen. De opkomst van het internet heeft ervoor gezorgd dat mensen op een redelijk eenvoudige manier overal ter wereld informatie vandaan kunnen halen en zo is het idee ontstaan dat dat ook mogelijk moet zijn met geografische informatie. Wel blijven uitdagingen bestaan bij de snelle ontwikkelingen die de IT doormaakt en de nieuwe mogelijkheden die dat met zich meebrengt. Te denken valt aan ontwikkelingen in webtechnologieën, superservers, virtuele bibliotheken, communicatieen plaatsbepalingtechnieken en database ontwerp [Williamson, 2004]. Toegang tot data betekent echter nog geen toegang tot informatie of kennis om betere beslissingen te nemen. Daarvoor zijn bepaalde gereedschappen nodig, visualisatiesystemen, analyse software, GIS. Ook deze maken een onderdeel uit van de GII. Het is echter de vraag wie in deze ruimtelijke beslissingsondersteunende systemen moet voorzien. Standaarden Standaarden zijn nodig om data te kunnen combineren zonder ingewikkelde conversies uit te hoeven voeren, maar ze kunnen ook beperkend werken. Daarom is het belangrijk om een balans te vinden tussen de ontwikkeling en het gebruik van standaarden en het behouden van creativiteit en de groei van een GII. Er bestaan veel verschillende standaarden. Op dit moment zijn vooral de standaarden van ISO en OGC (Open GIS Consortium) belangrijk voor de interoperabiliteit van ruimtelijke data [Williamson, 2004]. Een probleem van standaarden blijft echter dat ze achterlopen bij de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van ICT. Zo kan het gebeuren dat nieuwe dataformaten van grote projecten onbedoeld tot standaard verworden omdat ze zo belangrijk zijn dat de overige data er op aangepast worden, terwijl het misschien niet de meest optimale formaten zijn als het gaat om behoud van creativiteit [Williamson, 2004]. Een voorbeeld hiervan is GoogleEarth. Dat voldoet niet aan de gangbare standaarden, maar zet door zijn populariteit en de activiteiten (value added services) die dat met zich meebrengt een nieuwe standaard.
17
Dus, hoewel standaarden essentieel zijn voor GII’s, vooral om interoperabiliteit mogelijk te maken, blijft het een uitdaging om de juiste standaarden te vinden, die ontwikkelingen ondersteunen en niet beperken.
18
3 VERENIGING NATUURMONUMENTEN Natuur aankopen om die veilig te stellen is de rode draad in het werk van Natuurmonumenten [Jaarverslag, 2006]. Hierbij wordt veel gebruik gemaakt van geo-informatie. Dit hoofdstuk beschrijft de vereniging en haar gebruik van geo-informatie. Als eerste wordt in paragraaf 3.1 een introductie van Natuurmonumenten en haar doelstellingen gegeven. Paragraaf 3.2 zal dieper ingaan op de formele organisatie van Natuurmonumenten. Vervolgens komt in paragraaf 3.3 het gebruik van geo-informatie en GIS aan bod. Als laatste wordt in paragraaf 3.4 een analyse gemaakt van de huidige geo-informatie infrastructuur bij Natuurmonumenten aan de hand van de theorie uit hoofdstuk 2.
3.1 De vereniging Historie Het begon in 1905. Onder aanvoering van schoolmeesters Jac. P. Thijsse en Eli Heimans kwamen natuurbeschermers begin twintigste eeuw in actie tegen plannen van de gemeente Amsterdam om van het Naardermeer een vuilstortplaats te maken. Al snel rees de gedachte dat aankopen de beste manier was om het gebied te redden. Om dat te bewerkstelligen richtten zij in 1905 de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland op. Een jaar later werd het Naardermeer aangekocht [Jaarverslag, 2006]. Sinds die tijd is natuurmonumenten fors gegroeid (zie de feiten en cijfers) en is er veel veranderd. In eerste instantie werd de aankoop van natuurgebieden veelal gefinancierd door de opbrengsten die van het land kwamen (riet, hout, vis, jacht, turf). Tegenwoordig zorgen overheidssubsidies, leden en de Nationale Postcodeloterij voor het geld dat nodig is voor de natuurgebieden en bijbehorende gebouwen. Maar ook recreatie is veel belangrijker geworden, mensen krijgen steeds meer vrije tijd en Natuurmonumenten speelt daarop in door het
19
Figuur 3.1: 345 natuurgebieden [Jaarverslag, 2006]
openstellen van de gebieden. Natuurbeleving draagt bij aan de kwaliteit van het menselijk bestaan en beleefbaarheid en toegankelijkheid zijn daarmee de sleutel tot draagvlak.
Doelstelling Natuurmonumenten heeft tot doel: het behouden en beheren van gebieden in Nederland, die in natuurwetenschappelijk en landschappelijk opzicht belangrijk zijn, én van de historische en culturele monumenten die zich in die gebieden bevinden. Dat doet Natuurmonumenten voor de natuur zelf en voor het welzijn van de mensen. Daarnaast streeft Natuurmonumenten naar het: • bevorderen van het behoud en herstel van natuur en landschap; • bevorderen van de zuiverheid van water, bodem en lucht, en het beschermen van de stilte; • bevorderen van het besef dat de mens hiervoor verantwoordelijkheid draagt.
Verwerven – Inrichten – Beheren Om haar doelstellingen te verwezenlijken en natuurgebieden voor altijd veilig te stellen, kiest Natuurmonumenten ervoor om gebieden aan te kopen. Het verwerven van natuurgebieden is een belangrijk deel van het werk van natuurmonumenten. Daar wordt dan ook 34% van het geld aan besteed [Jaarverslag, 2006]. Maar meestal zijn nieuw verworven gebieden niet optimaal ingericht voor de planten en dieren die er thuishoren. En ook aan de recreatie valt meestal nog veel te verbeteren. Daarom volgt op de verwerving een periode van inrichten, bijvoorbeeld het aanleggen van wandel- en fietspaden of het aanleggen van poelen en bossen. Na de inrichting komt het beheer. Het beheer van natuurgebieden kan bestaan uit het maaien van graslanden en kappen van bomen, maar ook het beheren van de waterhuishouding en gebouwen. Een belangrijk onderdeel van het beheer is de monitoring
Ackerdijkse Plassen (115 ha) De Ackerdijkse Plassen tussen Delft en Rotterdam is één van de belangrijkste vogelgebieden van Nederland. Naast de 115 soorten broedvogels, waaronder 22 Rode Lijstsoorten (bedreigde, beschermde of zeldzame vogels), worden de plassen jaarlijks bezocht door zo’n tachtig soorten doortrekkers en winter- of dwaalgasten. In het gebied broeden ook schuwe vogels als de roerdomp en de ijsvogel. De Ackerdijkse Plassen komen hiermee in de top vijf van beste broedvogelgebieden in Nederland. Onderdeel van het gebied is een prachtig gerenoveerde ZuidFiguur 3.2: Natuurgebieden ten Hollandse boerderij uit zuiden van Delft 1660, met onder andere een melkkelder, een opkamer, een waterfornuis en rookkasten om de hammen te roken. Naast een grote hoeveelheid vogels leeft hier een kudde Konikpaarden, die zorgen voor de begrazing van het gebied. Ook zorgen de paarden er met hun hoeven voor Figuur 3.3: Oude Zuid- Hollandse boerderij (foto Rene Koster) een beter reliëf van de grasmat, waar de weidevogels weer blij mee zijn. Het paartje vossen in het gebied vormt geen bedreiging voor de bodembroeders, omdat hun dieet voor negentig procent bestaat uit muizen. Het gebied is niet vrij toegankelijk voor bezoekers om de rust voor de vogels te bewaren. Er lopen wel wandel- en fietspaden langs de plassen en er zijn enkele uitkijkpunten.
20
hoe het met natuurgebieden gaat. Daarvoor worden waarnemingen van planten en dieren gedaan, die worden opgeslagen in de Natuurdatabank. Met behulp van deze gegevens kan het beheer gevolgd en geëvalueerd worden.
Recreatie
Feiten en cijfers [Jaarverslag, 2006] Natuurmonumenten beheert 345 natuurgebieden. Dit zijn bijna 100.000 hectare en 459 beschermde monumentale gebouwen De vereniging telt 879.090 leden. Er werken 582 medewerkers bij Natuurmonumenten. 1.986 vrijwilligers zetten zich in voor Natuurmonumenten.
Hoewel in de eerste jaren nog nauwelijks mensen de natuurgebieden van Natuurmonumenten bezoeken, beginnen halverwege de vorige eeuw steeds meer mensen de weg naar de natuur te vinden. In de jaren ’70 wordt recreatie ook een belangrijker thema binnen de organisatie. Er wordt bebording neergezet, wandelroutes uitgezet en de eerste bezoekerscentra worden ingericht, plekken om je binnen even te oriënteren om vervolgens buiten meer te zien. Tegenwoordig wordt gestreefd naar de maximale openstelling van gebieden, maar wel op een manier dat de natuur er zo min mogelijk hinder van ondervindt. Natuurmonumenten organiseert regelmatig diverse activiteiten als: GPS-tochten, paddestoelwandelingen, cultuurhistorische fietstochten en workshops natuurfotografie.
3.2 De organisatie organisatie De Vereniging Natuurmonumenten is als organisatie in drieën op te delen: de vereniging, het bestuur en de werkorganisatie. Hieronder zullen de verschillende onderdelen kort toegelicht worden. Alle onderdelen zijn ook terug te vinden in het organogram in figuur 3.4.
Vereniging Natuurmonumenten kent als vereniging dertien districten: de twaalf provincies en Amsterdam. De leden in een district kiezen afgevaardigden voor de Verenigingsraad. Deze mensen (december 2006 waren dat er 83) zorgen ervoor dat de stem van de leden doorklinkt in de koers van de vereniging. De verenigingsraad stelt de hoofdlijnen van het beleid vast, keurt het jaarverslag goed en benoemt de bestuursleden. Per district vormen de afgevaardigden samen de districtscommissie. Een commissie heeft naast haar bestuurlijke werk ook de taak de betrokkenheid van de leden bij het werk van Natuurmonumenten te bevorderen.
Bestuur Het bestuur (samengesteld uit elf onbezoldigde bestuursleden) heeft de algemene leiding over Natuurmonumenten. In de praktijk functioneert het als een bestuur op afstand en bestuurt het op hoofdlijnen. Het bestuur kent drie bestuurscommissies die onderwerpen op hun vakgebied meer gedetailleerd voorbereiden en het voltallige bestuur daarover adviseren: de bestuurscommissies beheer, financiën en verenigingszaken. Daarnaast is er de commissie voor de directie, die namens het bestuur optreedt als werkgever voor de directie. Het Bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid voor het gevoerde beleid.
Werkorganisatie Aan het hoofd van de werkorganisatie staat de directie. De directie is belast met de voorbereiding van de hoofdlijnen van beleid en de overige bestuursbesluiten en voert het vastgestelde beleid uit. Zij legt verantwoording af aan het bestuur en zorgt dat het bestuur goed geïnformeerd blijft over de gang van zaken.
21
Aan de basis van de werkorganisatie staan de natuurgebieden, de basis van Natuurmonumenten. Een aantal natuurgebieden vormt samen een beheereenheid met aan het hoofd een beheerder. De beheerder onderhoudt contacten met pachters, met buren en met aannemers. De beheerteam medewerkers zorgen voor het werk in de natuurgebieden, zoals het onderhoud en het monitoren en verbeteren van de kwaliteit van de natuur. Verschillende beheereenheden vormen samen een regio. De regiostaf ondersteunt de beheereenheden vanuit het regiokantoor. Nederland is verdeeld in een zestal regio’s: Groningen/Friesland/Drenthe, Overijssel/Flevoland, Gelderland, Noord-Holland/Utrecht, ZuidHolland/Zeeland en Noord-Brabant/Limburg. Daarnaast is de afdeling Communicatie, Fondsenwerving en Ledenservice onderdeel van het primair proces. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de communicatie met de leden, met de vrijwilligers en met de medewerkers, voor de fondsenwerving en voor de contacten met de leden.
Verenigingsraad Districtscommissies
Bestuur Directie
Regio Groningen Friesland Drenthe Regiostaf
Beheer eenheid
Directie- en Verenigingssecretariaat
Extern Beleid
Facilitaire Zaken
Financiële Organisatie
Informatie en Communicatietechnologie
Juridische Zaken
Kwaliteitszorg Natuurbeheer
Natuur en Landschap
Personeel en Organisatie
Planning en Control
Projectmanagement
Vastgoed en Projecten
Regio Overijssel Flevoland
Regio Gelderland
Regio Noord-Holland
Regio Zuid-Holland Zeeland
Regio Noord-Brabant Limburg
Management ondersteuning eenheid
Beheer eenheid
Beheer eenheid
Communicatie Fondsenwerving Fondsenwervin en g en Ledenservice
Regiostaf
Beheer eenheid
Bezoekers centrum
Communicatie
Fondsen werving
Projecten & Communicatie Services
Management ondersteuning eenheid
Ledenservice
Figuur 3.4: Organogram Natuurmonumenten [Jaarverslag, 2006].
Op het centrale kantoor in ’s-Graveland bevinden zich nog een aantal landelijke afdelingen die ondersteuning bieden aan de directie en de regio’s: Directie- en Verenigingssecretariaat: Secretariële ondersteuning van de directie en de Verenigingsraad. Facilitaire Zaken: Diverse facilitaire ondersteuning (kantoorartikelen, schoonmaak, etc.). Informatie- en Communicatietechnologie: Verantwoordelijk voor automatisering, computers, netwerk- en applicatiebeheer. Kwaliteitszorg Natuurbeheer: Verzorgen de kwaliteitsbewaking van het beleid. Ze doen regelmatig onderzoeken naar kwaliteitsproblematiek. Personeel en Organisatie: Werving en administratie van medewerkers. Projectmanagement: Projectmanagers die door andere afdelingen of de regio’s in te huren zijn voor het managen van projecten.
22
Extern Beleid: Hebben als doel om politiek beleid te beïnvloeden. Te denken valt aan beleidsbeïnvloeding bij de waterschappen of ten tijde van verkiezingen. Dit zijn de ‘lobbyers’. Financiële Administratie: Financiële ondersteuning van de organisatie. Juridische Zaken: Juridische ondersteuning, bijvoorbeeld door het opstellen van contracten. Natuur en Landschap: De wetenschappelijke afdeling van Natuurmonumenten met de inhoudelijke kennis. Werken zowel adviserend als beleidsmakend. Beheren ook de Natuurdatabank (hierover meer in paragraaf 3.3). Planning en Control: Verzorgen de financiële planning en controle. Vastgoed en Projecten: Administratieve ondersteuning bij verwervingen en beheer van vastgoed, waaronder ook subsidieregelingen.
3.3 Gebruik van geogeo-informatie en GIS Door de hele organisatie heen wordt in verschillende mate gebruik gemaakt van geoinformatie en GIS. In deze paragraaf wordt beschreven welke geo-informatie gebruikt wordt, hoe het geregeld is met GIS en welke knelpunten er zijn. GeoGeo-informatie Binnen Natuurmonumenten wordt gebruik gemaakt van diverse soorten data. Deze valt op te delen in drie verschillende groepen: • Eigen data Bijvoorbeeld natuurgebieden, vaken afdelingen, natuurtypen kaarten, landschapselementen, de Natuurdatabank (een registratie van voorkomende natuur), overeenkomsten en subsidiegrids. • Betaalde data Bijvoorbeeld kadastrale percelen en referentielagen als de TOP10, luchtfoto’s en satellietfoto’s. • Gratis data Bijvoorbeeld beleidskaarten, provinciale plannen, de Ecologische Hoofdstructuur waterschapskaarten en kaarten van andere organisaties als Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen. In bijlage A is een overzicht te vinden van alle standaard beschikbare kaartlagen. Buiten deze kaartlagen wordt in de beheereenheden ook andere data gebruikt die ze zelf verwerven, bijvoorbeeld door te downloaden, op te vragen bij andere organisaties of te krijgen voor specifieke projecten. Daarnaast is het van belang dat niet iedereen bij alle data kan. In de buitendienst is vaak alleen de data van de eigen beheereenheid beschikbaar. GIS = NeLIS Binnen Natuurmonumenten is geruime tijd geleden een eigen informatiesysteem ontwikkeld, het Natuurmonumenten en Landschappen Informatiesysteem (NeLIS). NeLIS bestaat uit een administratieve component en een grafische component. In dit rapport wordt voornamelijk gekeken naar NeLIS grafisch. Waneer NeLIS genoemd wordt, wordt NeLIS grafisch bedoeld. NeLIS is gebaseerd op ArcView 3.3. Daarbij zijn een aantal modules gemaakt voor Natuurmonumenten, zoals de Natuurdatabank module of de Programma Beheer tool. In de Natuurdatabank module worden waarnemingen van planten en dieren bijgehouden, in de Programma Beheer tool kunnen natuurgebieden optimaal ingedeeld worden voor de subsidieregeling Programma Beheer.
23
Naast verschillende modules bestaan er twee versies van NeLIS met verschillende mogelijkheden: een binnendienst versie en een buitendienst versie. Historisch is de keuze gemaakt om alle bewerkingen centraal (binnendienst) uit te voeren en in de buitendienst alleen te kunnen raadplegen. NeLIS is voor alle medewerkers beschikbaar. GIS-specialisten centraal, hebben in de binnendienst versie van NeLIS alle mogelijkheden die ArcView biedt en alle rechten op de data. Dus men kan de data naar believen analyseren en bewerken. Buitendienst medewerkers hebben een buitendienst versie van NeLIS met de modules die noodzakelijk zijn voor het eigen werk. In de buitendienst versie is het alleen mogelijk om data raadplegen en beperkt afbeeldingen maken. Zoals eerder aangegeven is vaak ook alleen de data van de eigen beheereenheid beschikbaar. Gebruik Het gebruik van geo-informatie en GIS valt onder te verdelen in drie typen: • Raadplegen (buitendienst) Het bekijken van percelen, raadplegen van overeenkomsten, ondergronden bekijken. Door de mensen die het veldwerk uitvoeren, rentmeesters. • Intensief gebruik (buitendienst) Naast raadplegen ook tekenen, presentaties maken en kleine analyses uitvoeren. Door beheerders, ecologen, beleidsmatige beheerteammedewerkers en projectmedewerkers. • Invoeren en beheer (binnendienst) Nieuwe data invoeren, data wijzigen, updaten, analyses uitvoeren. Door de GIS specialisten op het hoofdkantoor waaronder de mensen van Vastgoed & Projecten, de Natuurdatabank, ecologen. Deze drie typen van gebruik zijn voor een belangrijk deel ontstaan door de twee versies van NeLIS die beschikbaar zijn. De eerste twee groepen werken met de beperkte buitendienst versie van NeLIS en de laatste groep werkt met de uitgebreide binnendienst versie. Maar de intensieve gebruikers die met de buitendienst versie werken, ondervinden duidelijk de beperkingen. Zij werken op en over de rand van de mogelijkheden van de buitendienst versie. Werkten er vroeger vooral boswachters in het veld, tegenwoordig zitten er (onder andere door verjonging) veel meer mensen die de mogelijkheden kennen van computers en GIS. Knelpunten In gesprekken met verschillende medewerkers van Natuurmonumenten zijn een aantal knelpunten naar voren gekomen bij het gebruik van NeLIS. De belangrijkste knelpunten worden hieronder genoemd: •
•
•
Opslaan van werkbestanden Het is in de buitendienst versie van NeLIS wel mogelijk om te tekenen, maar dit kan alleen als afbeelding worden opgeslagen. Wanneer er later nog dingen wijzigen moet het hele plaatje dus opnieuw getekend worden, het kan niet meer aangepast worden. Het is niet mogelijk om zelf shape-bestanden maken. Dit is een punt dat door diverse gebruikers als zeer hinderlijk wordt ervaren. Beheersinformatie niet in NeLIS (beheermodule) Diverse gebruikers hebben aangegeven dat ze NeLIS ook zouden willen gebruiken voor het beheer van de natuurgebieden. Bijvoorbeeld door in te voeren wanneer bomen voor het laatst geknot zijn, of wanneer paden weer onderhoud nodig hebben. Dit is in het huidige NeLIS niet mogelijk. Gebruikerscursus is beperkt De huidige gebruikerscursus NeLIS duurt een ochtend, dat is genoeg tijd om de belangrijkste functies kort aan te stippen, maar ook niet meer dan dat. Voor mensen
24
•
•
•
•
zonder GIS-ervaring is het lastig om in die tijd alles op te pikken wat in die korte tijd verteld wordt. Daarnaast blijkt het toch ook snel weg te zakken wanneer je het niet vaak gebruikt. Voor mensen met GIS-ervaring is de cursus juist vrij eenvoudig, ook zaken als inzoomen komen aan bod. Zelf inbrengen van data Diverse medewerkers downloaden, maken of krijgen met enige regelmaat data. Het is niet altijd even makkelijk die data in NeLIS te krijgen of te delen met collega’s. Maken van kaarten Op dit moment wordt al het kaartmateriaal dat in folders of boeken verschijnt gemaakt door een extern bureau. Er zijn gebruikers die die kaarten liever zelf zouden maken. Koppeling grafisch-administratief De koppeling tussen NeLIS grafisch en administratief wordt als slecht ervaren. Gebruikers vinden het vervelend dat hun gebruikersnaam en wachtwoord meerdere malen ingevoerd moet worden en dat het niet mogelijk is om selecties uit het administratieve deel zichtbaar te maken op de kaart. Weinig tijd voor analyses Er is in de binnendienst door de drukte van het dagelijkse werk te weinig tijd om analyses uit te voeren. De data wordt niet optimaal gebruikt.
De meeste van deze knelpunten vinden hun oorsprong in keuzes die in het verleden gemaakt zijn. De keuze om de buitendienst versie van NeLIS zeer beperkt te houden bijvoorbeeld. Daarvoor waren destijds goede redenen, maar dat blijkt mensen nu te beperken en te frustreren. De knelpunten hierboven zijn vooral praktisch van aard. In de paragraaf hierna zal met de theorie van hoofdstuk 2 bekeken worden wat de knelpunten van de organisatie zijn.
3.4 Analyse naar aanleiding van de theorie In hoofdstuk 2 is aangegeven dat de ontwikkeling van een geo-informatie infrastructuur binnen een organisatie kan worden weergegeven in een organisatorische groeimatrix. Naar aanleiding van de gesprekken met medewerkers is het mogelijk om Natuurmonumenten in die groeimatrix te plaatsen aan de hand van de organisatorische- en culturele dimensies. Ieder interview op zich is in de groeimatrix geplaatst. Daarna zijn al deze groeimatrices samengevoegd en is daar de groeimatrix uitgekomen die te zien is in tabel 3.5. Hoe donkerder de kleur, hoe meer een eigenschap van toepassing is. Het gestippelde blok geeft aan in welke fase de gehele organisatie zich bevindt. Uit de gesprekken kwam het volgende naar voren over de kenmerken van de organisatorische en culturele dimensies:
Visie De visie is in het verleden ontwikkeld met alle belanghebbenden en daar heeft de organisatie lang op kunnen teren, maar op dit moment is er geen duidelijke visie meer aanwezig en wordt het tijd voor vernieuwing.
Leiderschap Het is voor iedereen duidelijk waar het leiderschap van NeLIS ligt, direct wordt Hennie Blikman genoemd. Dat wordt geaccepteerd en gerespecteerd.
25
Communicatie Mensen die intensief met NeLIS werken weten ook waar ze terecht kunnen met vragen en hun ideeën, maar daarbuiten wordt er weinig gecommuniceerd. Er is bijvoorbeeld geen nieuwsbrief of website waar nieuwe ontwikkelingen aangekondigd worden (alleen sporadisch in de V&P nieuwsbrief). Ook wordt er maar op beperkte schaal uitgewisseld. Dit gebeurt wel wanneer mensen elkaar al kennen via andere wegen. Tabel 3.5: Organisatorische en culturele groeimatrix ingekleurd voor Natuurmonumenten. Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Zelforganiserend vermogen Het zelforganiserend vermogen verschilt in de organisatie. Een aantal mensen zoeken echt actief naar oplossingen van problemen, maar een enkel geval berust in de problemen die er zijn met het huidige systeem.
Machtsafstand Hoewel de machtsafstand in principe klein is omdat Natuurmonumenten een platte organisatie is met weinig management lagen, kan er door de opzet van de organisatie in een centraal kantoor en regiokantoren toch wat meer machtsafstand ontstaan.
Vermijden van onzekerheid De medewerkers van Natuurmonumenten zijn nieuwsgierig naar nieuwe ontwikkelingen op het gebied van GIS als bijvoorbeeld hand-held computers met GPS. Maar soms zijn ze wel wat terughoudend in het nastreven van nieuwe ontwikkelingen.
Mannelijk/Vrouwelijk Het delen van informatie ofwel de netwerkende eigenschappen van NeLIS wordt als voordeel ervaren, maar het gebeurt nog wat beperkt.
Individualisme/Collectivisme Ook hier geldt dat het groepsbelang zeker als groot belang wordt gezien, maar mede door de afstand tussen de regiokantoren is er toch sprake van een zekere zelfstandigheid en daarmee individualisme.
26
Het is nu mogelijk om Natuurmonumenten in het model te plaatsen tussen de fasen ‘uitwisseling en standaardisatie’ en ‘intermediair’ zoals de gestippelde rechthoek aangeeft. Maar de groeimatrix laat vooral goed zien waar de kansen voor ontwikkeling liggen. Er komt uit tabel 3.5 duidelijk naar voren waar de knelpunten en mogelijkheden zitten: • De visie behoeft aandacht. • Het leiderschap is duidelijk en geaccepteerd. • De communicatie is onvoldoende. • Het zelforganiserend vermogen wordt bekneld in de huidige situatie. De organisatie zal kunnen doorgroeien naar volgende fasen als vooral de kenmerken ‘visie’ en ‘communicatie’ verder ontwikkeld worden. Zo is het niet erg dat Natuurmonumenten niet precies in een bepaalde fase past, maar des te belangrijker dat duidelijk wordt hoe de organisatie door kan groeien richting een optimale GII cultuur. Het is belangrijk om bij het bovenstaande op te merken dat er nieuwe ontwikkelingen zijn als het ‘live’-gaan van de intranetsite van Vastgoed en Projecten waarop (beperkt) informatie over NeLIS te vinden is en het starten van het project Vervanging NeLIS.
27
4 STAATSBOSBEHEER EN PROVINCIALE LANDSCHAPPEN In dit rapport zal gekeken worden naar de mogelijkheden tot samenwerking tussen Staatsbosbeheer, de Provinciale Landschappen en Natuurmonumenten. In het vorige hoofdstuk is de organisatie en de GII van Natuurmonumenten aan bod geweest. Dit hoofdstuk zal hetzelfde doen voor Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen. Als eerste wordt in paragraaf 4.1 van Staatsbosbeheer beschreven. Hierbij zullen de doelstellingen en de organisatie aan bod komen. Vervolgens gaat paragraaf 4.2 in op het gebruik van geoinformatie en GIS en de fase van het theoretisch model waarin Staatsbosbeheer zich bevindt. Paragraaf 4.3 geeft een introductie van de Provinciale Landschappen en hun organisatie. Vervolgens zal in paragraaf 4.4 het gebruik van geo-informatie en GIS in twee Landschappen aan bod komen.
4.1 Staatsbosbeheer Historie [www.staatsbosbeheer.nl, Jaarverslag 2006] Staatsbosbeheer werd in 1899 opgericht om de Nederlandse staatsbossen te beheren en nieuwe bossen aan te leggen. De ontginning van 'woeste grond' stond hoog op de politieke agenda. Staatsbosbeheer werd verantwoordelijk voor bosbouw op grond die niet geschikt was voor landbouw. Er was grote vraag naar hout en Nederland was ernstig ontbost. Bosbouw beloofde een goede investering te zijn, die bovendien de verstuivingen van zandgronden zou inperken. Maar de tijden veranderden en in de loop van de twintigste eeuw is het takenpakket van Staatsbosbeheer uitgebreid met natuurbescherming, landschapsinrichting, recreatie en groene gebiedsontwikkeling. Met ongeveer 248.000 hectare verspreid over het land, is Staatsbosbeheer de grootste natuurbeheerder in Nederland. De organisatie beheert niet alleen maar
29
Figuur 4.1: Gebieden vanStaatsbosbeheer (in donkergroen) [Jaarverslag, 2006].
bossen. Het bos beslaat 'slechts' 36%, de overige gebieden bestaan onder meer uit duinen, heide, uiterwaarden en moerasgebieden. De zorg voor verschillende cultuurhistorische elementen als forten en landgoederen behoort daarbij ook tot de doelstellingen.
Doelstelling
Feiten en cijfers [Jaarverslag, 2006] Staatsbosbeheer beheert bijna 249.000 hectare. Dit zijn 124 natuurgebieden. Ongeveer 1000 medewerkers werken bij Staatsbosbeheer. Ruim 3000 vrijwilligers zetten zich in voor Staatsbosbeheer.
In de missie van Staatsbosbeheer staat het werken aan een duurzame leefomgeving voor mens, plant en dier centraal. Om een blijvende relatie tussen mens en natuur te stimuleren wordt gekozen voor natuur die meerdere functies vervult en waarvan de mens onderdeel is. De doelstellingen van Staatsbosbeheer zijn: • Het beheren, oftewel: instandhouden, herstellen en ontwikkelen van bos-, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer. • Het bevorderen van recreatie in zoveel mogelijk gebieden van Staatsbosbeheer. • Het leveren van een bijdrage aan de productie van milieuvriendelijke en vernieuwbare grondstoffen zoals hout.
Organisatie Staatsbosbeheer is begonnen als rijksdienst, maar sinds 1 januari 1988 is Staatsbosbeheer een verzelfstandigde overheidsorganisatie. Jaarlijks maakt de organisatie afspraken met het ministerie van LNV over wat moet worden gerealiseerd en tegen welke prijs. Aan het eind van het jaar legt Staatsbosbeheer verantwoording af. De minister van LNV blijft eindverantwoordelijk. De organisatie wordt in figuur 4.2 weergegeven.
Tweede Kamer der Staten-Generaal Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Raad van Toezicht Dienstverlening
Directie
Raad van Advies
Concerncontrol & Audit Concernstaf Regio Noord Regio Oost Regio Zuid Regio West
Figuur 4.2: Organogram vanStaatsbosbeheer [Jaarverslag 2006].
Met de verzelfstandiging van Staatsbosbeheer in 1998 is een Raad van Toezicht aangesteld om de directie te adviseren en toezicht te houden op de werkzaamheden van de directie. De directie is de algehele leiding van Staatsbosbeheer.
Staatsbosbeheer Dienstverlening is een afzonderlijke bedrijfseenheid waar activiteiten zijn ondergebracht die zich richten op de markt. Te denken valt aan de verkoop van hout uit eigen bossen, of de verhuur van voormalige boswachterhuizen als vakantiewoningen.
30
De Raad van Advies denkt op landelijk niveau mee en adviseert de directie over de wijze waarop Staatsbosbeheer kan aansluiten bij de wensen en inzichten van gebruikers van natuurgebieden.
Concerncontrol & Audit is een staffunctie die de directie adviseert op het strategische niveau over inhoud, middelen en processen. De Concernstaf bereidt landelijk beleid en kaders voor. Daarnaast verzorgt ze onder andere het accountmanagement met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en belangenbehartiging naar landelijke politiek en landelijk opererende organisaties. De organisatie is ingedeeld in vier regio’s: Noord, Zuid, Oost en West. Deze regio’s hebben ieder weer een eigen organisatie, zoals te zien is in figuur 4.4. De regionale organisatie staat onder leiding van de regiodirecteur.
Figuur 4.3: De vier regio’s van Staatsbosbeheer [Jaarverslag 2006].
De controller valt direct onder de regiodirecteur en adviseert het management op het gebied van planning, rapportages de inrichting en de werking van de administratieve organisatie. De afdeling Ontwikkeling en Beheer is de denktank van de regio en kent de volgende taakvelden: ecologie, terreinbeheer, communicatie, marketing, recreatie, groene gebiedsontwikkeling, externe belangenbehartiging en informatievoorziening.
Regiodirecteur Controller
Ontwikkeling en Beheer Bedrijfsvoering District
De afdeling Bedrijfsvoering heeft onder meer de volgende taken: bedrijfsadministratie en registratie, ondersteuning control/bedrijfskundige analyses, facilitair en natuurwetenschappelijk archief, office management, personeel en organisatie, ICTtaken en vastgoed.
District
Daarnaast District District
kent
iedere
regio
een
aantal
districten die bestaan uit één of meer beheerseenheden, inclusief één of meer voorkomende bezoekerscentra. Het district
Beheerseenheden en bezoekerscentra
staat onder leiding van een districtshoofd die ook verantwoordelijk is voor het terreinbeheer en vertegenwoordiging naar buiten toe. In de Figuur 4.4: Organogram vanStaatsbosbeheer regio’s [Jaarverslag 2006]. beheerseenheden vindt de uitvoering van het terreinbeheer voor natuur, bos, recreatie en landschap plaats. Daarnaast worden maatregelen gepland en uitgevoerd. Ook terreingebonden voorlichting, surveillance en monitoring hebben plaats in de beheerseenheden.
4.2 De geogeo-informatie infrastructuur infrastructuur van Staatsbosbeheer Ook bij Staatsbosbeheer wordt steeds meer gebruik gemaakt van geo-informatie en GIS. Aan de hand van het hybride model uit hoofdstuk 2 zal nu de geo-informatie infrastructuur van
31
Staatsbosbeheer per onderdeel data, techniek en sociale systeem geduid worden. Data Bij Staatsbosbeheer wordt gebruik gemaakt van drie typen data: eigen data, gekochte data (vooral referentie data) en gratis data (als ruimtelijke plannen). Wanneer er een aanvraag voor nieuwe data binnenkomt, wordt dat per geval bekeken, er is geen standaard proces voor. Het bijhouden van metadata staat nog in de kinderschoenen, wel wordt er nagedacht over hoe dat in de toekomst zou moeten, aansluiten op het portal waar LNV mee bezig is bijvoorbeeld? Maar op het moment gebeurt er weinig op het gebied van metadata. Techniek Een beperkt aantal medewerkers heeft toegang tot en maakt gebruik van ArcGIS 9.2. Voor alle anderen is er sinds 2004 OGIS, een intranet applicatie waarmee je vooral data kan raadplegen. Er wordt wel een tussenvorm gemist, een soort simpel GIS, waarin je ook eenvoudige analyses zou kunnen uitvoeren. Nu is het óf alleen raadplegen met OGIS, óf meteen met heel ArcGIS leren werken en die stap is voor veel mensen te groot. Bij de reorganisatie een aantal jaar geleden is gekozen voor verdere decentralisatie en daarmee voor het aanstellen van GIS-specialisten in de regio’s. Maar hierbij zijn wel de uren ingekrompen. Door de decentrale aanpak kan het wel gebeuren dat de regio’s hun eigen (en dus andere) aanpak van problemen kiezen. Sociale systeem Staatsbosbeheer kan naar aanleiding van de gesprekken als volgt geplaatst worden in de organisatorische en culturele groeimatrix van het sociale systeem (tabel 4.5). Tabel 4.5: Organisatorische en culturele groeimatrix ingekleurd voor Staatsbosbeheer. Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Visie Met de reorganisatie van een paar jaar geleden is een visie opgesteld waarin een aantal expliciete keuzes zijn gemaakt als het aanstellen van GIS-specialisten in de regio’s als
32
alternatief voor centraal. Tegenwoordig moet het beleid of de visie een beetje verzameld uit de regio’s komen, want in Driebergen komen ze niet (meer) aan het strategische denken toe.
Leiderschap Het leiderschap ligt voor een deel in Driebergen, maar sinds de decentralisatie hebben de regio’s ook meer verantwoordelijkheden gekregen. Er is niet één duidelijke probleemeigenaar meer. De mensen in het veld kunnen in de regio’s terecht, maar waar men op het hoofdkantoor terecht kan is niet altijd duidelijk.
Communicatie De communicatie is minder geworden sinds de verantwoordelijke persoon op het hoofdkantoor is weggegaan, er is (nog) geen structurele vervanging. De GIS mensen komen allemaal 3 á 4 keer per jaar samen om alles wat er leeft te bundelen. Maar er is geen continue schakel naar het management. Gebruikers uit de regio weten vaak wel bij wie ze op het regiokantoor terecht kunnen, maar ook hier is er weinig vaste communicatie. Ontwikkelingen worden wel op het intranet (Digitalis) gezet. En er is een nieuwsbrief
Zelforganiserend vermogen Medewerkers nemen soms wel eigen initiatief, maar het is nog vrij beperkt. Meestal wordt toch naar de GIS-specialisten gekeken.
Machtsafstand De machtsafstand is bij Staatsbosbeheer vrij groot. Het is van oudsher een vrij hiërarchische en ambtelijke organisatie en door het zelfstandige opereren van de regio’s is er ook een grote afstand met het hoofdkantoor.
Vermijden van onzekerheid Staatsbosbeheer zit wat betreft vermijden van onzekerheid een beetje overal tussenin. Mensen beginnen steeds meer door te krijgen wat er mogelijk is en dat er misschien nog veel meer zou kunnen met GIS, maar er is niet altijd de tijd of de mogelijkheid om daar meer mee te doen.
Mannelijk/Vrouwelijk Het is nog een iets meer mannelijke cultuur omdat (nog) meer naar de snelle successen met geo-informatie gezocht wordt.
Individualisme/Collectivisme Er is wel sprake van collectivisme, een collectief besef van het belang van de GII, maar de participatie bij de ontwikkeling is niet optimaal. Het is nu mogelijk om Staatsbosbeheer in het model te plaatsen tussen de fasen ‘uitwisseling en standaardisatie’ en ‘intermediair’ zoals de gestippelde rechthoek aangeeft. Er komt uit tabel 4.5 naar voren waar de knelpunten en mogelijkheden zitten. Vooral het zelforganiserend vermogen en de machtsafstand zijn knelpunten op dit moment. Maar ook de visie, leiderschap en communicatie houden aandacht nodig om door te groeien naar een volgende fase.
4.3 De Provinciale Landschappen De twaalf Landschappen zetten zich in voor de natuur in de buurt. Ze kopen natuurgebieden aan, richten ze in en stellen ze veilig voor de toekomst. Daarnaast helpen ze bij de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden. En ze zetten zich in voor het cultureel erfgoed.
33
Want ook een landgoed, kasteel of boerderij kan gezichtsbepalend zijn [www.delandschappen.nl]. De verschillende Landschappen zijn: • Het Groninger Landschap • It Fryske Gea • Het Drentse Landschap • Landschap Overijssel • Geldersch Landschap en Kasteelen • Het Flevo-landschap • Het Utrechts Landschap • Landschap Noord-Holland • Het Zuid-Hollands Landschap • Het Zeeuwse Landschap • Het Brabants Landschap • Het Limburgs Landschap Figuur 4.6: Fragment uit Jaarverslag 2006 de Landschappen. De twaalf Landschappen zijn vrijwel allemaal opgericht tussen 1927 en 1935. Stichting Het Utrechts Landschap is de oudste en dateert van 1927. Flevoland kreeg als jongste provincie pas in 1986 zijn eigen provinciale Landschap. It Fryske Gea is een vereniging. De overige Landschappen zijn allemaal stichtingen. Het samenwerkingsverband De Landschappen is in 1989 opgericht om behartigt de belangen van de twaalf Landschappen op landelijk niveau. Samen hebben ze meer invloed op het overheidsbeleid en kunnen ze de belangen van natuur en landschap beter verdedigen. De afzonderlijke organisaties zijn wel autonoom en zelf verantwoordelijk voor het beheer van hun natuurgebieden. Ook provinciale belangenbehartiging en communicatie met de achterban zijn taken van de individuele Landschappen. Feiten en cijfers Er zijn twaalf Landschappen. Het bestuur van De Landschappen is samengesteld uit De Landschappen beheren de twaalf voorzitters van de twaalf Landschappen. Het samen ruim 100.000 hectare. bestuur wordt geadviseerd door de directeuren Dit zijn meer dan 700 rentmeesters van de provinciale Landschappen. Zes natuurgebieden. keer per jaar voeren zij overleg over landelijk beleid.
4.4 De geogeo-informatie infrastructuur van de Provinciale Landschappen Als in de vorige paragraaf is aangegeven, zijn de afzonderlijke landschappen autonoom en daarmee ook zelf verantwoordelijk voor hun eigen geo-informatievoorziening en infrastructuur. Er bestaat binnen de twaalf landschappen een driedeling: • Landschappen die gebruik maken van NeLIS (Natuurmonumenten en Landschappen Informatie Systeem): Overijssel, Gelderland, Noord- en Zuid-Holland. • Landschappen die gebruik maken van het CRS (Centraal Registratie Systeem): Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. • Landschappen met hun eigen systeem: Groningen, Friesland en Drenthe. Voor dit onderzoek zijn het Gelders Landschap en Kasteelen en het Brabants Landschap bezocht. Deze twee landschappen zullen hieronder besproken worden.
4.4.1
Gelders Landschap en Gelderse Kastee Kasteelen
De stichting Gelders Landschap en Gelderse Kasteelen maakt net als Natuurmonumenten gebruik van NeLIS (het Natuurmonumenten en Landschappen Informatie Systeem) en is dan ook betrokken geweest bij de ontwikkeling.
34
Data Wat betreft de data maken de Landschappen een eigen keuze, en daarbinnen het Gelders Landschap ook. Ze regelen veel data zelf, daarvan zit een deel in NeLIS, maar het meeste staat lokaal. Bij projecten krijgen ze vaak data meegeleverd van bijvoorbeeld de GBKN. Ook maken ze gebruik van het AHN. Metadata wordt eigenlijk niet bijgehouden, soms is zelfs de datum van een bestand niet terug te vinden. Dat is nog wel een gemis. Techniek Zoals al aangegeven maakt het Gelders Landschap gebruik van NeLIS, de buitendienstversie. Daarnaast hebben ze twee jaar geleden ArcGIS aangeschaft voor het maken van analyses. Er is wel twijfel of het Gelders Landschap deel wil blijven uitmaken van NeLIS. Op dit moment is de kennis in huis om meer een eigen weg te gaan. Bovendien is het dan mogelijk om slagvaardiger te opereren, bij NeLIS zijn veel meer partijen betrokken. Sociale systeem Het Gelders Landschap kan naar aanleiding van de gesprekken als volgt geplaatst worden in de organisatorische en culturele groeimatrix van het sociale systeem (tabel 4.7). Tabel 4.7: Organisatorische en culturele groeimatrix ingekleurd voor het Gelders Landschap. Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Visie Er zijn wel wat ideeën voor de toekomst, maar er is geen duidelijke visie of beleid.
Leiderschap Het leiderschap van NeLIS ligt nog te veel bij Natuurmonumenten. Het Gelders Landschap zou meer invloed willen.
Communicatie De communicatie is redelijk, belangrijke dingen worden rondgemaild en de rest wordt ook wel doorgegeven. Daarnaast is er een NeLIS overleg binnen de Landschappen.
35
Zelforganiserend vermogen Het zelforganiserend vermogen is wel aanwezig, maar de prioriteit ligt erg bij de eigen organisatie. Er wordt weinig actief gezocht naar gezamenlijke oplossingen.
Machtsafstand De machtsafstand is vrij groot. Die wordt vooral gevoeld bij aanpassingen van het systeem, die moeten door veel overleglagen, waardoor er ook veel tijd overheen gaat voordat dingen veranderen.
Vermijden van onzekerheid Hoewel het Gelders Landschap op dit moment redelijk op een vaste plek zit binnen NeLIS als deel van een groter geheel (redelijk veel vermijden van onzekerheid), wordt er voor de toekomst wel gekeken naar alternatieven die misschien beter passen. Maar er zijn nog geen concrete plannen.
Mannelijk/Vrouwelijk Het delen van informatie heeft geen prioriteit, de cultuur kan iets mannelijk gekarakteriseerd worden.
Individualisme/Collectivisme Binnen het Gelders Landschap zijn ze op zoek naar meer controle over hun eigen geoinformatie infrastructuur door in de toekomst misschien meer een eigen weg te kiezen. Daarmee stellen ze zich redelijk individualistisch op. Het is nu mogelijk om het Gelders Landschap in het model te plaatsen in de fase ‘uitwisseling en standaardisatie’ zoals de gestippelde rechthoek aangeeft. Er komt uit tabel 4.7 naar voren dat alle kenmerken aandacht nodig hebben om door te groeien naar een volgende fase.
4.4.2
Het Brabants Landschap
Het Brabants Landschap heeft in samenwerking met het Limburgs Landschap eind vorige eeuw het Centraal Registratie Systeem (CRS) ontwikkeld. Dit is een administratief systeem met een koppeling naar de kaart. In 2002 is ook het Zeeuws Landschap erbij gekomen. Daarnaast heeft het Gronings Landschap samen met de Kroondomeinen sinds 2005 een eigen versie met ArcGIS. Er bestaat ook een rentmeesterversie. Data Het Brabants Landschap maakt gebruik van vergelijkbare data als de andere organisaties, met aan de basis de kadastrale kaart. Met de metadata wordt weinig gedaan, maar alle documentatie wordt wel op het hoofdkantoor bewaard. Techniek Techniek De ruimtelijke component van het CRS werkt op basis van ArcView 3.3. De applicaties worden door een bedrijf in Roermond gemaakt en onderhouden. Er zijn erg korte lijnen en de samenwerking is erg naar tevredenheid. Nu er meer partijen bij het CRS betrokken raken groeit het CRS wel iets uit elkaar. Sociale systeem Het Brabants Landschap kan naar aanleiding van de gesprekken als volgt geplaatst worden in de organisatorische en culturele groeimatrix van het sociale systeem (tabel 4.8).
36
Visie Er is geen duidelijke visie, maar er zijn wel gedachten.
Leiderschap Er is niet één duidelijke leider, er is overleg tussen de drie Landschappen waarbinnen het Brabants Landschap wel een beetje een trekkende rol heeft.
Communicatie De communicatie verloopt soepel en is heel open, de lijnen zijn kort, maar het overleg wordt wel steeds gecompliceerder nu er meer partijen bij betrokken raken.
Zelforganiserend vermogen Problemen worden opgelost wanneer ze zich voordoen. Er wordt vanuit het huidige systeem gedacht. Tabel 4.8: Organisatorische en culturele groeimatrix ingekleurd voor het Brabants Landschap. Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Machtsafstand De Landschappen zijn relatief kleine organisaties en daarmee is er ook weinig machtsafstand. En hoewel de lijnen naar ander Landschappen losser zijn, is er ook tussen de verschillende Landschappen een redelijk kleine machtsafstand.
Vermijden van onzekerheid Binnen de gekozen weg van het CRS worden wel nieuwe applicaties gemaakt, maar het betreft vooral aanpassingen, weinig innovativiteit, meer gebaande paden.
Mannelijk/Vrouwelijk Het gaat bij het CRS niet echt om de netwerkende en delende kwaliteiten. Wel wat betreft data, maar (nog) niet voor kennis. Daarom is het meer een mannelijke organisatie.
Individualisme/Collectivisme Ieder voert zijn eigen taken uit en het systeem is wel een gedeelde factor, maar er is geen sprake van echt collectivisme.
37
Het is nu mogelijk om het Brabants Landschap in het model te plaatsen richting de fase ‘uitwisseling en standaardisatie’ zoals de gestippelde rechthoek aangeeft. Er komt uit tabel 4.8 naar voren dat behalve de machtsafstand en de communicatie alle kenmerken aandacht nodig hebben om door te groeien naar een volgende fase.
38
5 DE TOEKOMSTIGE GEO-INFORMATIE INFRASTRUCTUUR In de voorgaande hoofdstukken zijn is per organisatie besproken hoe het sociale systeem voor de GII eruit ziet. In dit hoofdstuk zal besproken worden hoe de toekomstige GII er voor Natuurmonumenten uit kan zien, welke ontwikkelingsstappen daarvoor nodig zijn en of dit te rijmen valt met een mogelijk grotere GII. Als eerste zal de toekomstige ontwikkeling van Natuurmonumenten behandeld worden in paragraaf 5.1. Vervolgens Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen in paragraaf 5.2. Als laatste zullen de mogelijkheden voor samenwerking in de toekomst in paragraaf 5.3 aan bod komen.
5.1 De toekomst voor de GII van Natuurmonumenten De analyse van Natuurmonumenten met het hybride model geeft een aantal ontwikkelpunten aan voor de toekomst. Ontwikkelpunten data > te denken valt aan netwerkschijven voor regionale data, zodat dat makkelijker te delen is binnen de regio. Daarnaast zijn er wensen voor nieuwe soorten data als het AHN, maar dat is vooral een kostenplaatje (dat misschien met de tijd vanzelf zal oplossen). Ontwikkelpunten techniek > de huidige buitendienst versie van NeLIS is te beperkt en frustreert daarmee mensen, met name het niet kunnen opslaan van bestanden en dat het lastig is zelf data in te brengen. Het gebeurt dat beheereenheden zelf software aanschaffen en dat is ongewenst, maar geeft wel aan dat er een duidelijke behoefte is aan meer mogelijkheden. Verder worden nieuwe technische initiatieven als mobiele toepassingen wel gewaardeerd.
39
Tabel 5.1: Groeimatrix Natuurmonumenten. Fase
Individueel
Kenmerken
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Organisatorische dimensies Visie Leiderschap Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Ontwikkelpunten sociale systeem > • De visie behoeft aandacht. Er is geen visie die gestructureerd wordt bijgehouden. • Het leiderschap is duidelijk en geaccepteerd. • De communicatie is onvoldoende. Voor de toekomst valt te denken aan een intranetsite met bijvoorbeeld een forum of weblog, nieuwsbrief, opfriscursussen, online help. • Het zelforganiserend vermogen wordt bekneld in de huidige situatie. Vooral door de beperkte mogelijkheden van de buitendienstversie van NeLIS.
5.2 De toekomst voor de GII’s van Staatsbosbeheer en de Landschappen Aan de hand van de analyse van de geo-informatie infrastructuur in hoofdstuk 4 is het goed mogelijk om te zien waar nog ontwikkeling nodig is om de GII verder te laten groeien. Staatsbosbeheer Ontwikkelpunten data > Er blijven wensen voor nieuwe data, maar daarbij zijn er ook altijd mogelijkheden om die aan te kopen. Het blijft een kwestie van vraag en aanbod, maar op dit moment lijkt de huidige manier van werken goed te werken. Ontwikkelpunten techniek > Er is een duidelijke behoefte aan een tussenvorm tussen OGIS en ArcGIS. OGIS is in veel gevallen te eenvoudig en beperkt, maar de stap naar ArcGIS is een erg grote stap. Te denken valt aan een uitgeklede versie van ArcGIS, waarin vooral de raadpleeg en overlay- faciliteiten aanwezig zijn. Uit de groeimatrix komen de volgende ontwikkelpunten voor het sociale systeem naar voren: Tabel 5.2: Groeimatrix Staatsbosbeheer. Fase Kenmerken
Individueel
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Organisatorische dimensies Visie Leiderschap Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Ontwikkelpunten sociale systeem > • Zelforganiserend vermogen vergroten: er wordt op het moment teveel aan de GISmensen overgelaten. Dit zorgt voor een grote werkdruk, terwijl (veel) mensen eenvoudige vragen ook zelf zouden kunnen oplossen. Misschien gebeurt dit ook meer als er een tussenvorm OGIS/ArcGIS bestaat.
40
•
Machtsafstand verkleinen: dit zit vooral in het feit dat Staatsbosbeheer toch nog een wat ambtelijke organisatie is. Uit de gesprekken komt het beeld naar voren dat een betere en constantere communicatie dit probleem zou kunnen helpen oplossen. Leiderschap: Er is vooral centraal sinds de reorganisatie geen duidelijke probleemeigenaar meer. Hoewel er aan gewerkt wordt, is het wel een aandachtspunt om ook de communicatie soepeler te laten verlopen.
•
Provinciale Landschappen Ontwikkelpunten data > De landschappen verzorgen hun eigen datavoorziening en dat lijkt naar tevredenheid te werken, er zijn geen grote ontwikkelpunten. Ontwikkelpunten techniek > De verschillen in gebruikte technieken zijn groot, maar in alle gevallen maken de landschappen wel gebruik van een GIS. Het blijkt erg afhankelijk te zijn van de persoonlijke kennis hoe ver de Landschappen daarin gaan. Mede doordat er vaak maar één of enkele mensen mee werken. Tabel 5.3a en 5.3b: Groeimatrix Gelders Landschap (a) en Brabants Landschap (b). Fase Kenmerken
Individueel
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Fase
Netwerk Kenmerken
Organisatorische dimensies Visie Leiderschap Communicatie Zelforganiserend vermogen
Organisatorische dimensies Visie Leiderschap Communicatie Zelforganiserend vermogen
Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Individueel
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
(a)
Netwerk
(b)
Ontwikkelpunten sociale systeem > • Op alle vlakken van visie, leiderschap, communicatie en zelforganiserend vermogen is verdere ontwikkeling nodig om verder te groeien. • Machtsafstand. Bij de twee bekeken landschappen is een duidelijk verschil in machtsafstand aanwezig, mede door de groep waarvan zij deel uitmaken.
5.3 De GIIGII-Natuur van de toekomst Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Landschappen zijn terreinbeherende organisaties met natuur-, cultuurhistorische- en recreatie doelen. Dit levert veel overeenkomsten op het gebied van de GII op. Betekent dit ook dat deze drie organisaties klaar zijn voor een gezamenlijke Natuur-GII? Als eerste zullen de overeenkomsten en verschillen tussen deze organisaties aangegeven worden. Dan volgen de verschillende mogelijkheden van samenwerking. Overeenkomsten en verschillen Qua datagebruik zijn er veel en naar mijn mening genoeg overeenkomsten tussen de drie organisaties om verregaande samenwerking mogelijk te maken. Veel van de data wordt door alle drie de organisaties gebruikt. De schaalvergroting zou ook tot kostenbesparingen kunnen leiden. Er zijn op dit moment wel duidelijke verschillen in de gebruikte techniek. Natuurmonumenten gebruikt NeLIS (o.b.v. ArcView 3), met daarnaast een beperkte buitendienst versie (o.b.v. ArcView 3), Staatsbosbeheer gebruikt ArcGIS 9 met daarnaast een webapplicatie voor de
41
buitendienst (OGIS), De Landschappen maken gebruik van NeLIS, hun eigen CRS of anders. Wel valt op dat zowel Natuurmonumenten als Staatsbosbeheer en een deel van de Landschappen gebruik maken van de ESRI-lijn. Maar technische verschillen zijn overbrugbaar, vooral als er een wil tot samenwerken bestaat. Vooral Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer zitten in vergelijkbare fasen in het sociale systeem (organisatie en cultuur), ze zitten beiden tussen de fasen “Uitwisseling en standaardisatie” en “Intermediair” in, maar wel op basis van andere kenmerken. Bij Staatsbosbeheer is mede door de afgelopen reorganisatie de visie redelijk up to date en de communicatie zit beter in de structuur van de organisatie vastgelegd. Daarentegen is het leiderschap minder duidelijk. Bij Natuurmonumenten is er juist aandacht nodig voor de visie en communicatie. Ook is er een groot verschil in de machtsafstand tussen beide organisaties. De Landschappen zijn iets lastiger te plaatsen, misschien ook omdat ze qua grootte zoveel verschillen. De wil tot samenwerking zie je hierin ook terug, het Gelders Landschap zit nu al in NeLIS, maar wil misschien wel zelf verder, omdat ze te weinig vrij zijn in hun doen en laten (grote machtsafstand), en het Brabants Landschap vindt het jammer dat er niet meer samenwerking is, maar is erg blij met de korte lijnen en directe invloed die ze nu hebben. De Landschappen zitten gemiddeld wel in een vroegere fase van het sociale systeem dan Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Daarnaast hebben alledrie de organisaties duidelijk een eigen identiteit: Natuurmonumenten is landelijk en privaat, Staatsbosbeheer is landelijk maar ambtelijker met een focus op bos en de Landschappen zijn kleinschalig en lokaal. Manieren van samenwerking Er zijn verschillende manieren van samenwerking mogelijk: • Geen samenwerking: aparte GII’s. • Beperkte samenwerking: beperkte uitwisseling data, mensen en/of kennis, geen geïntegreerd netwerk wel afstemming van visie en onderhouden van communicatie. • Structurele samenwerking: regelmatige uitwisseling van data, mensen en kennis, zelfde basis netwerk met daarbij per organisatie verschillende modules die bij de werkzaamheden passen. Gezamenlijke ontwikkeling van visie en leiderschap en onderhouden van structurele communicatie. • Volledige integratie: geheel gezamenlijke GII-Natuur. Hier bij is er overeenstemming over visie en leiderschap en wordt die samen ontwikkeld. Er is structurele en regelmatige communicatie, zelforganiserend vermogen tussen de organisaties wordt door uitwisseling van mensen en kennis gestimuleerd. De cultuur van de Natuur-GII sluit aan bij alle organisaties. En er vindt afstemming plaats op het gebed van data en techniek. Daarnaast staat de Natuur-GII open voor aansluiting bij andere GII’s. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven dat begrip van het sociale systeem kan helpen bij de selectie van een aanpak voor de ontwikkeling van een GII zoals ook uit de groeimatrix naar voren komt. Dat er verschillen zijn tussen de sociale systemen van de drie organisaties, betekent dus ook dat de aanpak voor de ontwikkeling van de GII anders zal zijn. Zo kunnen organisatorische verschillen verder ontwikkeld en dus verkleind worden, maar culturele verschillen moeten vooral herkend en erkend worden, want deze zijn lastiger te ontwikkelen. In de huidige situatie is er sprake van een zeer losse samenwerking op het gebied van de GII. Er worden geografische bestanden van eigendommen uitgewisseld en kaarten met invloedssferen. Maar daar blijft het bij. Op dit moment zijn er teveel verschillen tussen de sociale systemen om een GIINatuur mogelijk te maken, vooral op het gebied van machtsafstand. Maar het is ook de vraag of een gezamenlijke GII-Natuur op dit moment het doel moet zijn. Er valt wel veel winst te halen uit een structurele samenwerking. Vooral uitwisseling van kennis en mensen kan alle
42
drie de organisaties vooruit helpen, dan hoeft het wiel niet steeds opnieuw uitgevonden te worden. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een werkgroep GII-Natuur die regelmatig bijeenkomt of door uitwisseling van mensen en daarmee kennis. Daarnaast zijn er misschien mogelijkheden om samen op te trekken bij zaken als inkoop van data en software. Er bestaat namelijk veel overlap in gebruikte data en software en als een grotere partij kunnen de kosten wellicht gedrukt worden. Daarbij geeft structurele samenwerking aanleiding om organisatorische kenmerken als visie, leiderschap en communicatie af te stemmen. En dat kan helpen om in de toekomst de stap te maken naar een gezamenlijke (basis) GII of wanneer verder in de toekomst wel wordt gestreefd naar meer integratie in de vorm van een GII-Natuur.
43
6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Naar aanleiding van het onderzoek kunnen conclusies getrokken worden en zal in paragraaf 6.1 ook de hoofdvraag worden beantwoord: Hoe is de wisselwerking tussen de geo-
informatie infrastructuur theorie en de praktijk bij Natuurmonumenten, eventueel in samenwerking met Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen, en wat kunnen theorie en praktijk van elkaar leren? In paragraaf 6.2 worden een aantal aanbevelingen gedaan voor de toekomst.
6.1 Conclusies Er bestaat op dit moment al een geo-informatie infrastructuur binnen Natuurmonumenten. Voor de beschrijving van die GII is een driedeling gemaakt tussen de data, de techniek en het sociale systeem van de GII. Daarbij is in dit rapport vooral gefocust op het sociale systeem. Er kwam naar voren dat Natuurmonumenten met haar GII op de goede weg is (richting de derde fase van de hybride groeimatrix), maar dat er nog wel een aantal verbeterpunten zijn om door te ontwikkelen naar een optimale geo-informatie infrastructuur. Vooral op het gebied van visie en communicatie is nog verbetering mogelijk. Voor de visie is het belangrijk dat die regelmatig wordt herzien. De communicatie is tegenwoordig al verbeterd door een nieuwe intranetsite waarop beknopte informatie te vinden is over kaartmateriaal en waar kaartmateriaal te bestellen is. Maar aanvullend valt nog veel te verbeteren door uitbreiding van deze site. Bijvoorbeeld met ‘tips & tricks’ en voorbeelden van gebruikers en een forum. Of door het opzetten van een eigen nieuwsbrief waarin nieuwe data of verbeteringen in de software worden aangegeven. Staatsbosbeheer de Provinciale Landschappen hebben hun eigen geo-informatie infrastructuren, soms in samenwerking met anderen. Hoewel de techniek die gebruikt wordt in een aantal gevallen verschilt, zijn er ook overeenkomsten in gebruikte software en manier van aanpak. Daarnaast is er erg veel overlap in de data die gebruikt worden door alle organisaties. Verder bestaan er duidelijke verschillen tussen de organisaties in welke fasen van de hybride groeimatrix ze zich bevinden. Staatsbosbeheer lijkt zich in een zelfde fase als Natuurmonumenten te bevinden, maar dan wel op basis van andere kenmerken en dat is een belangrijk verschil. Ook bij de Landschappen kunnen de verschillen groot zijn. Soms werkt de kleinschaligheid in het voordeel (gebundelde kennis), soms juist in het nadeel (beperkte middelen).
45
Er zijn op basis van de huidige overeenkomsten al goede mogelijkheden voor intensievere samenwerking tussen Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Landschappen op het gebied van de geo-informatie infrastructuur. Hiervan kunnen ook alle organisaties profiteren. Vooral op het gebied van kennisuitwisseling. Maar er moet goed nagedacht worden over de vorm die de samenwerking krijgt. Daarbij is het belangrijk om de organisatorisch en culturele verschillen in acht te nemen. In eerste instantie valt te denken aan een werkgroep die regelmatig bijeenkomt en uitwisseling van mensen en daarmee kennis. De Landschappen kunnen profiteren van de grotere schaal en daarmee grotere budgetten en meer kennis van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, maar ze moeten niet ondersneeuwen als losse kleine organisaties. Op dit moment is een GII-Natuur nog niet aan de orde. De organisaties en culturen zijn er (nog) niet klaar voor. Maar de mogelijkheden tot samenwerking kunnen groeien en dat moet wel in de gaten gehouden worden. Tabel 6.1: organisatorische groeimatrix aangevuld met culturele dimensies. Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
Het hybride model dat in hoofdstuk 2 is samengesteld uit verschillende theorieën is zeker toepasbaar in de praktijk. De groeimatrix van het sociale systeem uit het hybride model (tabel 6.1) kan vooral goed gebruikt worden om uit te vinden op welke gebieden de organisatie wat achterblijft en waar in de ontwikkeling op gefocust moet worden. Zo hebben bij Natuurmonumenten vooral de visie en communicatie aandacht nodig. In de groeimatrix van het sociale systeem is geprobeerd naast de organisatorische dimensies de cultuur van een organisatie te vangen, maar het blijft toch lastig om de cultuur van een organisatie te duiden. Het beoordelen van de culturele kenmerken gebeurt deels op gevoel, vooral de kenmerken mannelijk/vrouwelijk en individualisme/collectivisme zijn lastig te duiden. Ze zijn weinig concreet. De organisatorische dimensies geven concretere stappen om te groeien dan de culturele dimensies
46
6.2 Aanbevelingen Om verder te komen in de ontwikkeling van haar geo-informatie infrastructuur zal binnen Natuurmonumenten vooral aandacht besteed moeten worden aan de visie en aan de communicatie. Niet alleen nu maar ook in de toekomst. Het is belangrijk om te blijven herzien. Er is binnen Natuurmonumenten genoeg enthousiasme van de medewerkers aanwezig om nieuwe dingen en technieken uit te proberen, maar op dit moment loopt dat soms spaak op de huidige technische mogelijkheden van NeLIS. Door mensen zelf meer mogelijkheden te geven binnen het nieuwe NeLIS, zal het zelforganiserend vermogen meer gestimuleerd worden. Het enthousiasme van mensen moet altijd gestimuleerd worden. Hoewel op dit moment is een volledige GII-Natuur nog niet aan de orde is, kan dit in de toekomst zeker veranderen. Op dit moment is er wel beperkte samenwerking en het is belangrijk om te blijven communiceren om de samenwerking in de toekomst wellicht uit te breiden, want er valt veel van elkaar te leren. Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Landschappen zijn maar een paar van de vele natuurbeherende organisaties in ons land. Voor een eventuele GII-Natuur is het belangrijk open te blijven staan voor andere kandidaten die zich zouden kunnen aansluiten, dat zal de GII-Natuur alleen maar sterker maken. De culturele dimensies van de groeimatrix zijn lastig te duiden en geven geen goede handgrepen om de cultuur voor een GII van een organisatie te verbeteren. Meer onderzoek is nodig om deze culturele dimensies concreter te maken en concrete handgrepen te leveren voor de ontwikkeling.
47
LITERATUUR Chan, T.O., Feeney, M.E., Rajabifard, A., Williamson, I.P., 2001, ‘The Dynamic Nature of Spatial Data Infrastructures: A Method of Descriptive Classification’, GEOMATICA, 55(1):65-72. Coleman, D.J., McLaughlin, J.D., Nichols, S.E., 1997, ‘Building a Spatial Data Infrastructure’,
Proceedings of the 64th Permanent Congress Meeting of the Fédération Internationale des Géometres (FIG), p 89-104. Hofstede, G., 1980, ‘Cultures consequences:International Differences in Work-related Values’, Beverly Hills, CA. Sage Productions. Jaarverslag Natuurmonumenten 2006 Jaarverslag Provinciale Landschappen 2006 Jaarverslag Staatsbosbeheer 2006 Kok, B., van Loenen, B., 2005, ‘How to assess the success of National Spatial Data Infrastructures?’, Computers, Environments and Urban Systems, 29, p 699-719. Rajabifard, A., Williamson, I.P., 2001, ‘Spatial Data Infrastructures: Concept, SDI Hierarchy and Future Directions’, Proceedings of GEOMATICS ’80 Conference. Rajabifard, A., Feeney, M.E., Williamson, I.P., 2002a, ‘The Cultural Aspects of Sharing and th Dynamic Partnerships in an SDI Hierarchie’, Proceedings MSIA 50 Anniversery Conference, 12-15 mei. Rajabifard, A., Feeney, M.E., Williamson, I.P., 2002b, ‘Directions for the Future of SDI Development’, International Journal of Applied Earth Observation and Geoinformation,. Rajabifard, Williamson, I.P., 2002c, ‘Spatial Data Infrastructures: an initiative to facilitate spatial data sharing’, Global Environmental DBs – Present Situation and Future Directions. ISPRS-WG IV/8, Volume 2. Van den Toorn, W., de Man, E., 2000, ‘Anticipating cultural factors of GDI’, in Geospatial data
infrastructure. Concepts, cases and good practice (eds. R. Groot and J. McLaughlin). Oxford University Press. Williamson, I.P., 2004, ‘Building SDI’s – The Challenges Ahead’, Global Spatial Data Infrastructure – 7th Conference (GSDI-7).
49
BIJLAGE A: KAARTLAGEN IN NELIS Kaartlagen in NeLIS (oktober 2007) kaartlagen
Beschikbare digitale data binnen de afdeling Vastgoed en Projecten actueel archief geleverd
eigenaar
meta toelichting data
SDE-kaartlagen Aankoopgebied Afdeling Beheer natuurgebied Boekhouding gewas Eigenaar/Beheerder
? Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten
Gemeente
Topografische Dienst
Invloedsfeer Kadastrale grenzen Kilometerhok Natuurgebieden Nutsvoorzieningen Perceel Provincie
DLG Kadaster Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Kadaster
Scheiding natuurgbieden Vak Aanvullend vlak (PB) Bord (PB) Doelpakketlijn (PB) Doelpakketvlak (PB) Doelpakkketpunt (PB) Dood hout (PB) Faunagrid (PB) Floragrid (PB) Gemengd bos (PB) Inheemse boomsoorten (PB) InrFuncVeranderLijn (PB) InrFuncVeranderPunt (PB) InrFuncVeranderVlak (PB) Levende bomen (PB) Pad (PB)
Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten Natuurmonumenten
halfjaarlijks vanaf
juni 2007
indeling in beheervlakken door NM eigenaar en beheerder informatie van NM begrenzingen tussen in eigendom NM en in beheer door NM (op basis van de actuele kadastrale percelen in begrenzingen burgelijke gemeenten
1996,1997,1999,2 jaarlijks 001,2003 , 2004, ja maandelijks
maandelijks halfjaarlijks vanaf maandelijks juni 2006 1996,1997,1999,2 jaarlijks 001,2003 ,2004,
begrenzingen invloedsferen van eerstgegadigden kadastrale gemeente-, sectie- en bladgrenzen indeling Nederland in kilometerhokkken begrenzingen natuurgebieden NM (op basis van de actuele Nutsvoorzieningen waaraan een overenkomst gekoppeld is kadastrale percelen ruim rondom eigendom NM begrenzingen provincies scheidslijn tussen natuurgebieden indeling in beheervlakken door NM Hoogstamboomgaard ProgrammaBeheer
Luchtfoto's en satelietfoto's de wieden grote meer krammervolkerak kleur kop van goeree falsecolor kwade hoek falsecolor kwistenburg huis ter heide loonse en drunense duinen meertje de waal falsecolor merrevliet falsecolor middelplaten naardermeer Nederland2003 neeltje jans falsecolor np zuid kennemerland quackgors falsecolor scheelhoek falsecolor schinveldsebossen sint-pietersberg 1mtr sint-pietersberg 2mtr slot haamstede falsecolor slot haamstede kleur springertduinen falsecolor Volgerland falsecolor voornes duin falsecolor
KLM AeroCarto KLM AeroCarto Provincie Zuid-Holland Hansa Luftbild Hansa Luftbild Provincie Zuid-Holland KLM AeroCarto KLM AeroCarto Hansa Luftbild Hansa Luftbild Provincie Zuid-Holland
Hansa Luftbild Hansa Luftbild Hansa Luftbild
1997 1997 ? 4-7-2001 4-7-2001 ? ? ? 4-7-2001 4-7-2001 ? april 1999 juni 2003 4-7-2001 13-6-2003 4-7-2001 4-7-2001 ? ? ? 4-7-2001 ? 4-7-2001 4-7-2001 4-7-2001
-
januari 2001 maart 2003 november 1999 februari 2002 februari 2002 januari 2000 december 2001 december 2001 februari 2002 februari 2002 januari 2000 juni 2000 juni 2004 februari 2002 februari 2004 ja februari 2002 februari 2002 januari 2000 september 1998 september 1998 februari 2002 april 1998 februari 2002 februari 2002 februari 2002
Concessie gebieden Postcodes Peilbuizen hoogtelijnen Belgie Plateaux Afpalingsrecht Kadastrale vestigingen Top10v_kleur_licht Top250_kleur_licht Topografie_10000_grijs Topografie_10000_kleur Topografie_10000_zw Topografie_250000_kleur Topografie_250000_zw landschapsecohydrologische structuur
? Bridgis BV Verbelco BV (?) Rijkswaterstaat Natuurpunt?? Natuurmonumenten Natuurmonumenten Topografische Dienst Topografische Dienst Topografische Dienst Topografische Dienst Topografische Dienst Topografische Dienst Topografische Dienst Provincie Noord-Brabant
? 01-01-2007 ? ? ? ? ? max 4 jaar uit 2000 max 4 jaar max 4 jaar max 4 jaar uit 2000 uit 2000 uit 2004
01,02,03,04,05,06 -
augustus 2003 jaarlijks ? september 2001 november 1999 ? april 2002 min 4 jaar oud februari 2004 min 4 jaar oud min 4 jaar oud min 4 jaar oud februari 2004 februari 2004 2004 / eenmalig
ja ja ja ja ja ja ja ja
Grondwaterstand 1900
Alterra
1900
2006
ja
Grondwaterstand 1950
Alterra
1950
2006
ja
Grondwaterstand 2005
Alterra
2005
2006
ja
Kwel
Alterra
2006
ja
Aerodata Int.Surveys Hansa Luftbild TerraImaging B.V. Hansa Luftbild Hansa Luftbild public domain public domain Hansa Luftbild
0,5 meter resolutie CIR beelden; pixel resolution 0.16
overige kaartlagen
-
ja
Fysisch Geografische Regios
Staatsbosbeheer
jan 1997
-
april 2001
ja
Archeologische monumenten
Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek Waterschap Reest & Souterrains Consultancy Natuurmonumenten
juni 2000
-
mei 2002
ja
okt 2005 ? ?
03 -
oktober 2005 maart 2001 januari 2000
Schouwsloten Sint_Pietersberg_ondergronds ProvincieGrenzen
51
exploratie- en winningsvergunningen aardolie en -gas indeling postcodegebieden ? Hoogtelijnenbestand Dal vd Rode Beek / Schinveldse afdelingen Plateaux gelegen in Belgie begrenzingen geregistreerde eendenkooien begrenzingen kadastrale vestigingen topografie top10vector - in lichte kleuren topografie top250vector - in lichte kleuren topografie top10vector - in grijstinten topografie top10vector - in kleur topografie top10vector - in zwart/wit topografie top250vector - in kleur topografie top250vector - in zwart en grijstinten potentiele kwel gebieden, potentiele waterbergingsgebieden , gebieden waar waterberging knelpunten veroorzaakt, potentiele vasthoudgebieden. Dit zijn ghg (gemiddeld hoogste stand) en glg (gemiddeld laagste stand) kaarten van omstreeks 1900 afgeleid uit de Dit zijn ghg (gemiddeld hoogste stand) en glg (gemiddeld laagste stand) kaarten van omstreeks 1900 afgeleid uit de De waarden per 25 m2 geven de gemiddeld grondwaterstand aan in cm onder maaiveld. Voor mestwetgeving, De kaart is afkomstig van de CD behorende bij dit Alterra rapport. Gaast, J.W.J. van der, H.Th.L. Massop, H.R.J. Vroon & I.G. De kaart is samengesteld door de hydrologen van de afdeling Terreinbeheer van Staatsbosbeheer op basis van de archeologische monumenten Schouwsloten Waterschap Reest & Wieden diverse data betreffende ondergrondse zaken bij Pietersberg kaarten; uit SDE overgenomen
Terreinbeherende Organisaties Staatsbosbeheer
SBB
juni 2004
vanaf januari 2002 halfjaarlijks
ja
Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer De Landschappen De Landschappen Het Drents Landschap Het Brabants Landschap Het Flevolandschap Het Geldersch Landschap Gemeentewaterleidingen Amsterdam Goois Natuur Reservaat Het Groninger Landschap Het Zeeuws Landschap It Fryske Gea NS Vastgoed Landschap Noord-Holland Landschap Overijssel Het Limburgs Landschap Prov Waterleidingbedrijf NH Het Utrechts Landschap Het Zuid-Hollands Landschap Waterschappen
SBB SBB SBB SBB SBB SBB DLS DLS Drents Landschap Brabants Landschap Flevolandschap Geldersch Landschap GWA (uit PEHS) GNR (uit PEHS) Groninger Landschap Het Zeeuws Landschap It Fryske Gea NS Vastgoed Landschap Noord-Holland Landschap Overijssel Limburgs Landschap PWN (uit PEHS) Utrechts Landschap Zuid-Hollands Landschap Unie van Waterschappen
juni 2004 feb 2006 juni 2004 juni 2004 juni 2004 juni 2004 mei 2004 juni 2006 jun 2005 jun 2005 juni 2006 juni 2006 uit 2003 uit 2007 sep 2005 juni 2005 uit 2002 juni 2004 juni 2006 juni 2006 jan 2007 uit 2003 juni 2006 juni 2006 jan 2007
vanaf januari 2002 vanaf januari 2002 vanaf januari 2002 vanaf januari 2002 vanaf januari 2002 vanaf januari 2002
ja ja ja ja ja ja
2000 2003 2003 2001, 2002 2001, 2002, 2003 1999 1998,2000 2003 2003 2003 2001, 2002 2003 2003 2005, 2006 mei 2007
ja
afrondingenkaart
LNV
uit 2001
-
ja
BBL Eig2003 N-Holland Bruto Ecologische Hoofdstructuur Netto Ecologische Hoofdstructuur
BBL Noord-Holland IKC Natuurbeheer LNV
uit 2003 uit 1991 uit 2005
-
EU habitatrichtlijn2006
Alterra, mits toestemming van LNV DLG ? DLG
uit 2006
1999,2001,2003
ja
GeBIS2006 groene hart landinrichting2006
uit 2006 ? uit 2006
2002,2003,2005
september 2006 ja januari 2004 september 2006 ja
Nationale parken
LNV
2002
ja
Natuurdoelen2003 Natuurbeschermingswetgebieden
LNV DLG
concept 2005 2003 2001
-
ja ja
rbon2003 (botop) RIS2005
DLG DLG
2003 uit 2004
EU Vogelrichtlijn2006
Alterra, mits toestemming van LNV
uit 2006
november 2003 ja 2000,2001,2002,2 september 2006 ja 003 1999,2000, maart 2005 ja 2001,2005
jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks halfjaarlijks halfjaarlijks
locaties en namen van de bezoekerscentra van SBB van potentiële bezoekerscentra en van bezoekerscentra van De districtgrenzen van Staatsbosbeheer als "kale" lijnen begrenzingen eigendom en beheer SBB natuurtypen Overzicht uit DINO van alle peilbuizen van SBB in Nederland. De acht administratieve regio's van Staatsbosbeheer. voorkomen zeldzaam_ras begrenzingen afdelingen begrenzingen natuurgebieden eigendom eigendom eigendom eigendom eigendom eigendom eigendom eigendom en beheer eigendom eigendom eigendom eigendom eigendom eigendom eigendom eigendom waterschappen zelf en daarna bewerkt en samengevoegd zonder aanpassingen in de ligging. Er is uitgegaan van het omslaggebied; als een waterschap verschillende grenzen heeft voor de taken waterkwaliteit, waterkwantitiet en/of
Beleidsinstrumenten
¥
2002,2003,2005
juli 2005
ja ja
begrenzingen gebieden waarvoor geldt dat te koop aangeboden gronden in het kader van afrondingsaankopen begrenzingen van eigendom BBL Noord-Holland in 2002 begrenzingen en verbindingszone's Ecologische Dit bestand geeft de nadere, globale, begrenzing van de Bruto EHS (1990) weer. Het bestand is een aggregatie van begrenzingen gebieden die in aanmerking komen voor de habitatrichtlijn (EU-richtlijn inzake de instandhouding van de Gebiedsplannen Informatie Systeem 2003 begrenzing groene hart landinrichtingsprojecten met administratieve gegevens over deze projecten, zoals stand van de procedure en type begrenzingen gebieden bestaande uit natuurterreinen, wateren en/of bossen met een bijzondere landschappelijke de natuurdoelen van het rijk en de natuurdoeltypen van met begrenzingen gebieden die op grond van de Natuurbeschermingswet door LNV zijn aangewezen als begrenzingen Beheersovereenkomsten (BeheersObjecten provinciaal vastgestelde relatienotagebieden op basis van de Regeling BeheersOvereenkomsten en aangewezen speciale beschermingszones EU-vogelrichtlijn. Sommige gebieden zijn tevens aangewezen als Wetland
Geconfigureerde kaartlagen
agk drenthe agk flevoland agk friesland agk gelderland agk groningen agk limburg agk noord-brabant agk noord-holland agk overijssel agk utrecht agk zeeland agk zuid-holland archeologische monumentenkaart nm_kadastralekaart nm_natuurtypenkaart nm_vak- en afdelingenkaart nm_verwervingenkaart top10_grijswit top10_kleur top10_kleur_licht top10_zwartwit top250_grijs top250_kleur
nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Drenthe met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Flevoland met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Friesland met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Gelderland met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Groningen met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Limburg met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Noord-Brabant met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Noord-Holland met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Overijssel met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Utrecht met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Zeeland met topografie (top10) in grijstinten nieuwe aankoopgebiedenkaart voor Zuid-Holland met topografie (top10) in grijstinten archeologische monumentenkaart (Tiff en Shape) percelen, natuurgbieden vakken, afdelingen, topografie (top10) in grijstinten, natuurgbieden vakken, afdelingen, topografie (top10) in grijstinten, natuurgbieden natuurgbieden, topografie (top10) in harde kleuren zonder outline topografie (top10) in grijstinten topografie (top10) in harde kleuren topografie (top10) in zachte kleuren topografie (top10) in zwart topografie (top250) in grijstinten topografie (top250) in zachte kleuren
52
BIJLAGE B: INTERVIEWS Voor het onderzoek zijn de volgende personen geïnterviewd:
Natuurmonumenten Frenk Janssen – beheerteammedewerker (coördinator beheer Mergelland) John Westdijk – beheerteammedewerker (Ackerdijkse Plassen) Juul Terlien – GIS specialist (centrale kantoor) Martijn van der Molen – rentmeester regio Gelderland Menno van Zuijen – beheerder natuurdatabank Roel Douwes – medewerker ecologie Wim Knol – beheerder Veluwezoom
Staatsbosbeheer Aad Meijssen – GIS specialist Erik Dawson – GIS specialist
Gelders Landschap Maurice de Graaf – GIS specialist
Brabants Landschap Willem Peters - GIS specialist Bijgevoegd is de vragenlijst die als leidraad diende bij de gesprekken en de beknopte uitwerkingen van de interviews.
Vragenlijst interviews Data 1. Welk data/kaartmateriaal gebruik je? 2. Zijn die data/kaarten voor iedereen beschikbaar, of bestaan er beperkingen? Zijn er bijvoorbeeld ook dataset/kaarten maar beperkt beschikbaar (en zijn die dan wel terug te vinden via de NeLIS)? 3. Kun je zelf data bewerken of maken? Voorbeeld. 4. Is het mogelijk nieuwe data/kaarten (andere schaal/thema’s) te bestellen/aan te vragen? 5. Maak je ook gebruik van de metadata? Techniek Toegangsnetwerk 6. Hoe kan je de gewenste data/kaarten vinden? 7. Kan je goed omgaan met de benodigde software en hardware? 8. Kun je data/kaarten koppelen? Standaarden Sociale systeem Visie 9. Is er een duidelijk beleid voor NeLIS (kaartmateriaal, GIS)? 10. Wie stelt dat beleid op, word je daar als gebruiker bij betrokken?
53
11. Kan iedereen zich vinden in het beleid? Leiderschap 12. Is er een duidelijke probleemeigenaar/trekker van de NeLIS? Communicatie 13. Op welke manier wordt gecommuniceerd over en binnen NeLIS? Intranet, nieuwsbrieven, forum, overleg/gebruikers-groepen? 14. Is er inspraak in de toekomstige ontwikkelingen? 15. Hoe worden nieuwe ontwikkelingen en functionaliteiten bekend gemaakt? 16. Wordt er veel uitgewisseld (tips&trucs, data/kaarten)? 17. Waar kan je terecht met vragen/problemen? 18. Zijn er ook cursussen en workshops voor “geo-nullen”? Zelforganiserend vermogen 19. Gebeurt het dat gebruikers elkaar benaderen voor nieuwe initiatieven? 20. Is er sprake van een actieve of passieve gebruikersgemeenschap? 21. Zou er behoefte zijn aan een (duidelijker) NeLIS-gebruikers gemeenschap? Cultuur 22. Hoe zou je de cultuur van de organisatie inschatten aan de hand van de culturele dimensies: machtsafstand (hiërarchie) vermijden van onzekerheid (innovativiteit, conservatief versus creatief) mannelijk/vrouwelijk (resultaatgericht of netwerkend) individualisme/collectivisme (berekenend of participerend) Terugkoppeling door invulling in gecombineerde groeimatrix…
Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
Historie en proces 23. Heb je het idee dat je doordat er meer mogelijkheden zijn, ook meer gebruik maakt van GI en GIS? 24. Wat waren de belangrijkste knelpunten bij het invoeren van de GII? En hoe zijn die knelpunten overwonnen?
54
25. 26.
Zijn er nog dingen die niet goed of niet naar wens werken? Wat zijn de belangrijkste verbeterpunten sinds het bestaan van de GII?
Toekomst 27. Wat zou je in de toekomst nog willen veranderen (data, techniek en sociale systeem)? 28. Zou je meer willen? Wat zouden jouw ambities zijn voor de toekomst? 29. Hoe denk je bijvoorbeeld over mobiele toepassingen en zou je zelf meer willen kunnen, of juist niet? 30. Zie je mogelijkheden voor een ‘natuurnetwerk’, dus meer samenwerking met Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen op het gebied van GI? 31. Wat kunnen de voordelen zijn van zo’n ‘natuurnetwerk’? 32. Hoe zou dat eruit moeten zien?
55
Interview Frenk Janssen:
[email protected] 045 – 528 5894 of 06 – 1507 3109 21 september 2007 Frenk is Beheerteammedewerker D, of zoals hij het zelf noemt coördinator beheer Mergelland. Hij is verantwoordelijk voor bijna alles wat met het beheer van de natuurgebieden te maken heeft, alleen communicatie met bezoekers valt niet onder hem. Hij heeft zijn kantoor in het bezoekerscentrum aan de Brunsummerheide. Als eerste maken we een stop bij de Hoeve Lichtenberg op de Pietersberg. Die is in het bezit van Natuurmonumenten. Vanuit de oude toren (uit 1212) heb je een prachtig uitzicht over het maasdal. De schapenkudde die graast in het gebied is wel erg getroffen door blauwtong, er liggen een paar dode schapen langs de weg die net opgehaald worden als we wegrijden. Verder is de Hoeve te huren als vakantieverblijf. Daarna gaan we door naar het Noordal, waar Frenk vertelt over het landschap en de inrichting daarvan. Het Noordal is een belangrijke ecotoop. Niet alleen op zichzelf, maar vooral ook als verbinding tussen de maasvallei, het voerdal, het gulpdal en het geuldal (zie afbeelding).
Heerlen
Geuldal noord Maastricht
Maasvallei
Plateau van Margraten
Gulpdal
Geuldal zuid
Noordal Voerdal
In het Noordal laat hij een aantal percelen zien met landschapselementen als: scheerhagen, struweel, poelen, knotbomen en graften (beplant of onbeplant). Al deze landschapselementen hebben hun eigen kenmerken en behoeven regelmatig onderhoud. Dat moet goed bijgehouden worden. Het zou dan ook handig zijn als dat ook in NeLIS zou kunnen. Van een graft wil je bijvoorbeeld weten in welk jaar hij onderhouden is en wanneer dat weer moet, of hij beplant is en of er landschappelijk belangrijke bomen tussen staan, bijvoorbeeld een solitaire eik. Ook kunnen kale graften hele kalkrijke grond bevatten die botanisch heel interessant kan zijn.
56
Scheerhagen: hagen die minimaal één keer per jaar geschoren moeten worden. Struweel: uitgegroeide scheerhagen, soms met enkele kleine bomen. Graften: kleine steilere stukken in het landschap, soms beplant met heesters en een enkele boom, soms onbeplant.
struweel
onbeplante graft
Ook wordt een deel van het onderhoud ingegeven door subsidieregelingen. Zo moeten graften en struweel een bepaalde lengte hebben om subsidie te krijgen, dus dan is het interessant om de gaten (als in de foto van struweel hierboven) op te vullen. Dat geldt ook voor knotbomen, voor een rij knotbomen met meer dan tien bomen kan je subsidie aanvragen, dus als er toch ruimte is, dan kan je door het planten van extra bomen ook extra geld aanvragen. Dit is allemaal onderdeel van het project herstel landschappelijke elementen (hieronder valt ook het digitaliseren van het kaartmateriaal van alle plannen die gemaakt zijn). Kortom je wil beheersinformatie aan de data hangen. In oktober moeten bijvoorbeeld da hagen geschoren worden, maar welke? Dat moet je zo uit NeLIS kunnen halen. Nu zijn alle landschapselementen een blauwe lijn, zowel graften, als hagen, als een rij knotbomen. Je kan geen verschillen zien. Dus gaan ze zelf kleuren (zie kaarten). Er hangen soms wel labels aan, maar die moet je dan opvragen en ze zijn niet specifiek genoeg. Fred heeft wel eens een kaart gemaakt met de landschapselementen, maar dat waren dus alleen blauwe lijnen, daar had je niks aan… Daarnaast zitten de rasters ((hekken)) er niet in (staan vaak rond struweel en op grenzen), die behoeven ook onderhoud. Ze kunnen eenzijdig of tweezijdig zijn. Dit is allemaal geldig voor de hele beheereenheid. Wel heeft iedereen verschillende handigheid met NeLIS, nu zijn er in Limburg 2 personen die er vrij handig mee zijn (waaronder Frenk). Misschien zou het een idee zijn om per beheereenheid 2 personen te hebben die ook mogen invoeren. Er zijn nu in de buitendienst een paar “superusers”. Kunnen zien of dingen voldoen aan ProgrammaBeheer. Een ipac zou wel makkelijk zijn. Hij heeft er persoonlijk wel eentje. Daarop heeft hij een programmaatje staan waarmee hij waarnemingen kan invoeren en die kan hij dan later uploade4n naar waarneming.nl. Ook zou hij graag oppervlakteberekeningen van schuine hellingen kunnen maken ((AHN…)). Holle wegen, grubben.
57
Vroeger werden de bomen uit graften gekapt voor brandhout of bezemstelen (essenhout). Maar nu worden de graften een beetje verwaarloosd. Die van NM hebben vaak teveel bomen, dat zorgt voor schaduwwerking met gevolgen voor de begroeiing. En boeren rijden ze met hun zware machines weg. Frenk zou vooral meer eigen data in het systeem willen hebben: labels aan punten/lijnen/vlakken. Maar alle data die hij wil is er wel zo’n beetje. Wel zijn er historische kaarten (1850), maar Juul zei dat die er niet onder kunnen (waarschijnlijk te groot schaalverschil). Daarmee kan je wel oude graften opsporen, dat doen ze nu dus op het oog. Van poelen wil je weten wat de bodem is (beton, klei, bentoniet, natuurlijk), welke diersoorten er leven. Maar dat staat er niet in. Er zijn voldoende mogelijkheden qua ondergronden. Jammer allen is het geknoei met symboolbewerking. Je wil na het opslaan (alleen als jpeg of pdf!) soms ook nog wat bewerken (oeps, boom vergeten…) en dat kan niet. Er is soms ook nog wel eens een twist met boeren over knotbomen aan de randen van percelen. Boeren knotten namelijk niet altijd even duurzaam (soms scheurt de bast, ze gebruiken het toch niet meer als brandhout). Veel wordt nu in excel bijgehouden. Zelf kleuren… Het IKL (Instandhouding Kleine Landschappen) stelt eiden aan bijvoorbeeld boomgaarden, die staan op een tekening, die wil je ook in NeLIS. Resumé: je wil de verschillende landschapselementen kunnen onderscheiden (knotbomen als punten) en je wil beheersinformatie uit NeLIS kunnen halen. Zodat je ook selectiemogelijkheden hebt. Als laatste wil je gemaakte kaarten ook kunnen opslaan. Alle gemaakte kaarten van het project herstel landschappelijke elementen, veelal ingetekend op een ondergrond, moeten nu gedigitaliseerd worden.
58
Terugkoppeling door invulling in gecombineerde groeimatrix… Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
59
Interview Interview John Westdijk: 9 oktober 2007
[email protected] 06-25325846 Beheerteammedewerker. Werkzaam (en wonend) in de Ackerdijkse Plassen. John begint met vertellen dat Menno (NDB) bezig is met een module “beheerlogboek”. Hiermee moet het mogelijk worden om beheerzaken via NeLIS in te voeren en bij te houden. Zie bijlage Beheerlogboek. Daarnaast vertelt hij kort over de pas opgerichtte gebruikersgroep (zie ook papieren bijlage). Hij zou graag meer willen mogen ((sowieso op ICT gebied)). Hij maakt veel gebruik van NeLIS: Als eerste heeft hij alle vak- en afdelingen kloppend gemaakt, dat was veel werk. Voor het maken van doelenkaarten. Voor Programma Beheer-aanvragen. Voor mensen die gaan inventariseren (telgebieden tekenen) Voor extern beleid. Zo had hij een presentatie voor mensen van de gemeente Pijnacker waarin hij goed kon laten zien hoe de natuurgebieden in ZH liggen en hoeveel bebouwing/wegen daartussendoor loopt. Maar ook om de EHS weer te geven. John is erg handig in het vinden/downloaden/vragen/krijgen van kaarten. Bijvoorbeeld van de provincie, maar ook van het hoogheemraadschap. Zo heeft hij ook een hoogtekaart. Ook was er een kaart van het kadaster over de reconstructie van natuurgebieden (welk gebied naar wie zou gaan) en het was goed dat hij die kaart had, want je moest zelf erg achter die herverdeling aanzitten, anders had hij misschien maar de helft gekregen. Het heeft wel veel moeite gekost om al dat kaartmateriaal ook ergens op te kunnen slaan zodat de rest van ZH er ook makkelijk bij kon (en niet via Rotterdam-‘sGraveland-Delft over een telefoonlijn ofzo). Hij zou graag het AHN krijgen en een nieuwe versie luchtfoto’s. Hij combineert zelf een eind weg, maar hij heeft het vooral gaandeweg leren gebruiken. Hij houdt niet altijd goed bij of hij wel met de nieuwste provinciale plannen werkt, sinds de reorganisatie ((samenvoeging met Nieuwkoop)) heeft hij het namelijk erg druk met andere zaken. Veel kan als je er maar naar vraagt (ICT). (9) Hij heeft niet het idee dat er nu nog een visie is, het is gewoon zo gegroeid. Wel willen ze met de gebruikersgroep (die nog niet echt loopt) proberen het beleid / de visie te beïnvloeden. Er kan veel, maar niet altijd even makkelijk. (13) Soms wordt via intranet gecommuniceerd, maar hij zit sowieso wel dicht bij het vuur. (16) In ’s-Graveland weten ze wel wat hij heeft, maar wat anderen hebben???
60
(21) Er zou zeker behoefte zijn aan een actieve NeLIS-gebruikersgroep, maar hij beseft ook dat hij een ‘top’-gebruiker is (boven gemiddeld). En dat hij misschien altijd meer zal willen, maar ze hebben nu een aardig gemiddeld groepje bij elkaar. SBB is heel anders georganiseerd. Het grafische deel wordt alleen centraal gedaan. Daarnaast is het ook een hele andere cultuur, het zijn ambtenaren. Maar ze hebben wel een mooi systeem, er kan veel meer in. Meer contact zou ok zijn, maar integratie, nee, dat is te bureaucratisch ((zij dan vooral)). Hij vindt het erg vreemd dat het maken van kaarten nu wordt uitbesteed aan een bureau. (28) Hij zou graag meer rechten willen (opslaan shapes), AHN, zo’n mobiele toepassing zou hij ook wel mooi vinden. Hij heeft weinig contact met het PL, ze zitten niet bij hem in de buurt, maar wel met SBB, maar niet structureel. Hij heeft veel te maken met GZH (recreatiegebieden). Ook omdat men natuurgebieden met recreatiegebieden wil verbinden als onderdeel van de EHS, maar dat werkt natuurlijk niet. Hij is wel eens jaloers op de Veluwe waar ze met dingen als wildviaducten echt iets voor elkaar krijgen.
Data 1. Welk data/kaartmateriaal gebruik je? - eigenlijk alles wat er beschikbaar is. 2. Zijn die data/kaarten voor iedereen beschikbaar, of bestaan er beperkingen? Zijn er bijvoorbeeld ook dataset/kaarten maar beperkt beschikbaar (en zijn die dan wel terug te vinden via de NeLIS)? - sommigen zijn alleen relevant voor ZH, maar verder geen beperkingen. 3. Kun je zelf data bewerken of maken? Voorbeeld. - ja, van alles. 4. Is het mogelijk nieuwe data/kaarten (andere schaal/thema’s) te bestellen/aan te vragen? - ja, dat kan wel, maar soms duurt het wel even voor het geregeld is, en je moet ook budget regelen… 5. Maak je ook gebruik van de metadata? - eigenlijk niet, hij wist wel dat er ergens een lijst was, maar waar ook al weer…
Techniek Toegangsnetwerk 6. Hoe kan je de gewenste data/kaarten vinden? - gewoon in NeLIS 7. Kan je goed omgaan met de benodigde software en hardware? - ja, maar dat is vooral door het zelf op te pikken, de cursus was vrij summier. 8. Kun je data/kaarten koppelen? - ja hoor. Standaarden …
61
Sociale systeem Visie 9. Is er een duidelijk beleid voor NeLIS (kaartmateriaal, GIS)? - nee, niet echt, het is langzaam zo gegroeid. 10. Wie stelt dat beleid op, word je daar als gebruiker bij betrokken? - …, ze willen wel proberen om met de nieuwe gebruikersgroep daar meer invloed op uit te oefenen. 11. Kan iedereen zich vinden in het beleid? - ja, eigenlijk wel Leiderschap 12. Is er een duidelijke probleemeigenaar/trekker van de NeLIS? - ja, dat gebeurt op het hoofdkantoor bij Frits en Hennie. Communicatie 13. Op welke manier wordt gecommuniceerd over en binnen NeLIS? Intranet, nieuwsbrieven, forum, overleg/gebruikers-groepen? - wordt via intranet gecommuniceerd, maar hij zit sowieso wel dicht bij het vuur, hij vindt het leuk om nieuwe dingen te laten zien aan bijvoorbeeld Juul en Menno, en andersom. 14. Is er inspraak in de toekomstige ontwikkelingen? - tsja, op zich wel, als je iets wil, dan valt er wel veel te regelen, als je er je best voor doet. 15. Hoe worden nieuwe ontwikkelingen en functionaliteiten bekend gemaakt? - soms via intranet, of door persoonlijk contact. 16. Wordt er veel uitgewisseld (tips&trucs, data/kaarten)? - Niet echt, in ’s-Graveland weten ze wel wat hij heeft, maar wat anderen hebben… Wel heeft hij er voor gezorgd dat iedereen binnen ZH bij de kaarten kan die hij heeft gedownload. 17. Waar kan je terecht met vragen/problemen? - bij Frits of Juul of Fred. 18. Zijn er ook cursussen en workshops voor “geo-nullen”? - er is de standaard cursus. Zelforganiserend vermogen 19. Gebeurt het dat gebruikers elkaar benaderen voor nieuwe initiatieven? - Nou ja, de gebruikersgroep dan, dat is het wel zo’n beetje. 20. Is er sprake van een actieve of passieve gebruikersgemeenschap? - meer passief. 21. Zou er behoefte zijn aan een (duidelijker) NeLIS-gebruikers gemeenschap? - Er zou zeker behoefte zijn aan een actieve NeLIS-gebruikersgroep, maar hij beseft ook dat hij een ‘top’-gebruiker is (boven gemiddeld). En dat hij misschien altijd meer zal willen, maar ze hebben nu een aardig gemiddeld groepje bij elkaar als gebruikersgroep. Cultuur 22. Hoe zou je de cultuur van de organisatie inschatten aan de hand van de culturele dimensies: machtsafstand (hiërarchie) vermijden van onzekerheid (innovativiteit, conservatief versus creatief) mannelijk/vrouwelijk (resultaatgericht of netwerkend) individualisme/collectivisme (berekenend of participerend)
62
Terugkoppeling door invulling in gecombineerde groeimatrix…
Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
63
Interview Juul Terlien: 18 september 2007
[email protected] 035-6559 835 GIS-medewerker op het centrale kantoor bij de afdeling Vastgoed en Projecten. Juul en zijn collega’s houden zich vooral bezig met de grafische kant van de basisregistratie (eigendommen). Daarnaast maakt hij regelmatig kaarten voor beheerders op de plotter (>A3). Ook maakt hij wel eens kaarten voor externen, bijvoorbeeld vaar SBB of particulieren (voor een spreekbeurt o.i.d.). Of hij levert digitale data aan een andere organisatie, bijvoorbeeld aan Natuur en Landschap voor een of ander onderzoek of de natuurgebiedgrenzen aan een waterschap (in ruil voor nieuwe data van hun). Het is waarschijnlijk dat mensen in de buitendienst in de toekomst meer mogelijkheden zullen krijgen om dingen zelf te doen binnen NeLIS, maar daarbij moet er wel goed gelet worden op het doorgeven van data aan derden i.v.m. de gebruikersovereenkomsten. NMVIS is de extensie die gebouwd is door LogicaCMG en die NeLIS grafisch is. Daarnaast zijn ner ook nog de extensies NMDB (natuurdatabank, Menno) en NMCH (cultuurhistorie), maar daar werken zij niet echt mee. Verder zit de programmabeheer-module er tegenwoordig ook in (niet als extensie…) Wel maken ze veel gebruik van extensies van derden die op internet te vinden zijn en soms klussen ze ook zelf wat in elkaar. De huidige versie van NeLIS is ongeveer 10 jaar oud, maar sinds die tijd is er wel veel aangebouwd. Ze hebben de Top10 niet landsdekkend, alleen waar ze natuurgebieden bezitten, dit geldt ook voor de percelen, maar wel met een marge eromheen. Voor de updates hebben ze ook contracten met het Kadaster. Iedere maand kan een was-wordt bestand gedownload worden, waarna invoering in het systeem volgt. Vooral de verwerking van tegenstrijdigheden wil nog wel eens wat tijd kosten. Ook volgen eens in de zoveel tijd Top10 updates van de kaartbladen, maar die werden tot voor kort niet altijd geüpdate, maar nu zijn ze bezig met een inhaalslag om dat wel te doen, want dat blijkt nodig voor ProgrammaBeheer, die kijken ook naar de Top10 en worden alert als de afdelingen verschillen (omdat die hier op een oudere gebaseerd zijn). Daarnaast kunnen diverse mensen ook inloggen bij het Kadaster Online en op Kadata, en daar wordt ook veelvuldig gebruik van gemaakt (is op te maken uit de maandelijkse rekening). Ieder natuurgebied wordt maandelijks herberekend (opp. e.d.). De afdelingen worden getekend op basis van de Top10. De inhoudelijke kaartlagen worden op de GIS-afdeling beheerd. Sommige lagen worden automatisch gegenereerd uit andere lagen. (paperclipknopje: SDE-database lagen, windowsmap-knopje: shapelagen). Als gebruiker kan je binnen NeLIS niet zien hoe oud de data zijn (het zit alleen in de naamgeving van de luchtfoto’s). Dat is wel terug te vinden op het intranet: K:\Ondergrond\Overzicht_kaartlagen_V&P.xls daar (in een map vlakbij) zijn ook alle bekende metadata te vinden. Maar die worden niet altijd meegeleverd, wat er is staat op K:. Waarschijnlijk is de lokatie van die data-lijst ook niet meer zo bekend bij gebruikers. Het heeft ooit wel een keer in de V&P Nieuwsbrief gestaan, maar alweer een tijdje geleden. Het
64
gebeurt namelijk best eens dat mensen van de buitendienst bellen dat ze iets niet kunnen vinden. Dit moet allemaal op intranet komen. De intranetsite is in ontwikkeling en zal binnenkort live gaan. In principe zijn alle data voor iedereen beschikbaar, de rechtenkwestie van alleen bij regiodata kunnen als regiobeheerder, weet Frits meer over. In overleg kan in principe alles aangeschaft worden, alles is bespreekbaar, maar geld is natuurlijk wel een punt. Zo wordt door hydrologen wel gevraagd om het AHN, maar dan is de vraag wie dat gaat betalen (nogal duur) en of ze er wel iets mee kunnen doen, is de kennis er wel? Dus het wordt een beetje afgehouden. SBB en de PL wisselen jaarlijks (en evt. tussendoor op aanvraag) hun gebiedsgrenzen en natuurtypen uit. Er wordt ook gewerkt aan standaardisatie van de natuurtype-codes (waarschijnlijk met ProgrammaBeheer als uitgangspunt). Daarnaast zal Juul in de toekomst misschien ook kaarten o.b.v. de Top10 maken voor folders van Natuurmonumenten, maar de vraag is nog hoe dat met de rechtenkwestie zit en hij wil het graag doorschuiven naar de afdeling communicatie. Carolien beheert de ProgrammaBeheer-lagen. Het beheer van de luchtfoto’s zit bij de ecologen, die weten vaak ook weer ergens gratis iets op de kop te tikken. Tegenwoordig vaak Falsecolor images, maar het is onduidelijk of ze daar ook mee kunnen classificeren… Qua communicatie wordt er soms iets in de V&P nieuwsbrief gemeld, soms via een e-mail, maar soms ook helemaal niets. Er is 6-wekelijks overleg over NeLIS grafisch met Hennie, Frits, Juul en Rik. Daarbij hebben ze het over problemen en wensen. Frits houdt dat bij (in NeLIS adm) en geeft eventueel opdracht aan CMG om iets op te lossen of te bouwen. Die komen dan een dag bouwen, leveren op, bij het testen blijken er problemen en dan duurt het weer een tijdje voor dat opgelost is. Hierdoor zijn wijzigingen in NeLIS vaak een langdurig traject. Hennie is de ‘vader’ van NeLIS. Bij ProgrammaBeheer wijzigt ter nog wel eens wat en dat moet ook doorgevoerd worden in het systeem. CMG documenteert niet zo goed wat ze allemaal veranderen en wat er klaar is (er is geen overzicht) en dat levert nog wel eens problemen op voor de werking van andere modules, maar daar weet dan bijna weer niemand iets van. Er wordt sowieso te weinig gedocumenteerd. Roel Douwes heeft wel eens een soort gebruikersgroep voorgezeten, o.a. met Pieter Jan van der Werf van ICT, maar die lijkt na één afspraak een beetje ingezakt, maar misschien is die er nog… Het stukje in de nieuwsbrief van de zomer (over de aanstaande vervanging van NeLIS en dat mensen nu hun wensen bekend kunnen maken) heeft wel een aantal reacties opgeleverd, maar niet veel, een stuk of 5.
65
Veluwezoom (of een andere gelderse beheereenheid) heeft zelf een keer ArcView aangeschaft omdat ze zelf meer wilden doen en knutselen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling, maar niet verboden. Daarom willen ze gebruikers ook meer rechten geven, om dit soort dingen te voorkomen en de controle toch wat in de hand te houden. Het is een beperkte maar hardnekkige groep gebruikers die echt meer willen (vaak vanuit ervaringen uit eerdere banen). Als zij het zelf kunnen dan scheelt dat ook werk voor de GISsers hier, maar er moet wel streng op de rechten van de data gelet worden. Daarnaast is voor sommige dingen de continuïteit te belangrijk (bijvoorbeeld bij het splitsen van afdelingen, dan moeten de overeenkomsten ook meegemigreerd worden). 34/35 Er is heel veel verbeterd sinds hoe het vroeger was. En in de laatste 3 jaar begint het gebruik van NeLIS ook steeds meer in de buitendienst door te dringen, ze zien steeds meer mogelijkheden, maar dat kan ook komen door de verjonging daar, meer mensen die al van jongs af aan met computers werken, dat helpt ook veel. Juul weet zelf vrij goed hoe AV werkt en kan ook op internet zoeken, of zijn collega’s weten wel raad. Ze wisselen onderling (Juul, Fred, Vincent en Carolien) ook wel trucjes uit. Daarnaast kan hij zelf ook wel een beetje programmeren in avenue. Het idee was oorspronkelijk ook dat hij meer zou gaan programmeren, maar daar is niet genoeg tijd voor. 42 Juul zou er wel wat in zien om met z’n allen aan een ‘National Trust’ te bouwen, maar eigenlijk is er niet zoveel samenwerking. Ze doen wel eens gezamenlijk een subsidie aanvraag, maar dat is vaak een drama, veelal door de slechte communicatie. Er schijnt wel iets in ontwikkeling te zijn bij de VU in Amsterdam, een soort Ecogrid, een database met alle waarnemingen in plaats van alle losse natuurdatabankjes, waarin iedere organisatie dan alleen zijn eigen punten kan zien. Maar het is onduidelijk of dat er ook gaat komen.
Data 1. Welk data/kaartmateriaal gebruik je? 2. Aan welke eisen moet de data voldoen? – 3. Hoe vind ik data (vb SBB grenzen)? - je moet een beetje de naamgeving kennen, maar verder kan je altijd in de datalijst op k:/ kijken wat er aanwezig is. 4. Zijn die data/kaarten voor iedereen beschikbaar, of bestaan er beperkingen? Zijn er bijvoorbeeld ook dataset/kaarten maar beperkt beschikbaar (en zijn die dan wel terug te vinden via de NeLIS)? - daar weet Frits meer van 5. Maak je ook gebruik van de metadata? - weinig 6. Hoe vindt de metadata registratie plaats, uitgebreid of beperkt? - wanneer er metadata meegeleverd wordt (lang niet altijd), wordt dat allemaal in een mapje op k:/ gezet. Verder wordt een lijst bijgehouden met welke data in NeLIS zit, maar die is heel summier en er kijken weinig mensen in. Daar is wel verbetering mogelijk/nodig. En daar is wel een tijdje over gesproken, maar het is weer wat op de achtergrond geraakt. 7. Kun je zelf data bewerken of maken? Voorbeeld. - Ja, Juul heeft alle rechten, hij kan bijvoorbeeld ook eigen legenda’s maken en opslaan. Gebruikers kunnen niets opslaan. Ze kunnen wel iets intekenen, maar dan moeten ze het eerst afdrukken (evt. digitaal, vb. pdf) en dan kan Juul het wel verwerken.
66
8. Is het mogelijk nieuwe data/kaarten (andere schaal/thema’s) te bestellen/aan te vragen? - Ja, in principe is alles mogelijk, maar de vraag is natuurlijk wel wie het gaat betalen en of het nuttig is voor de hele organisatie. Een standaard afweging. Dus niet alles wordt zomaar aangeschaft (denk aan AHN). 9. Wie verzorgt de aankoop, en wanneer wordt er aangekocht, wie beslist dat? - meestal komt de vraag bij Frits of Juul binnen. Als zij het positief beoordelen (misschien in het 6-wekelijks overleg) gaat het door naar Hennie die de uiteindelijke beslissing neemt. 10. Wie is verantwoordelijk voor het beheer van de data? - de inhoudelijke (database-)kaartlagen worden door de GISsers beheerd, Carolien beheert de ProgrammaBeheer-lagen. Meestal beheren de ecologen de luchtfoto’s. ((Volgens mij wordt de NDB door Menno en Rombout beheerd)). 11. Hoe vindt de bijhouding plaats (updates)? - In principe door de beheerders. Zo update Juul de kadastrale percelen maandelijks en is hij nu samen met Fred bezig met een inhaalslag van het updaten van de Top10. 12. Worden er ook eigen datasets gemaakt? - Met name de NDB.
Techniek Toegangsnetwerk 13. Hoe kan je de gewenste data/kaarten vinden? - gewoon in NeLIS, bij de data. 14. Op welke manier(en) kan met toegang krijgen tot de gewenste data? Intranet, internet, data-cd’s? - inloggen op de server. 15. Beschikt iedereen over (standaard) software om geo-informatie mee te kunnen bekijken/bewerken? - je moet de bevoegdheid aanvragen. 16. Kun je data/kaarten koppelen? - je kan alleen lagen over elkaar leggen, maar verder weinig. Verder kan je een standaard classificatie uitvoeren. Alleen mensen met AV kunnen het wel, maar het gebeurt weinig. ((misschien meer met de NDB en de PB-tool…)) Standaarden 17. In hoeverre wordt gebruik gemaakt van standaarden? 18. Gebeurt het wel eens dat datasets/software hierom niet gekocht wordt? 19. Hoe wordt ingesprongen op nieuwe technieken (Google-earth, GPS) -
Sociale systeem Visie 20. Is er een duidelijk beleid voor NeLIS (kaartmateriaal, GIS)? - Er is geen document o.i.d. het wordt tegenwoordig een beetje “on-the-fly” door het 6wekelijks geo-overleg bepaald. 21. Wie stelt dat beleid op, word je daar als gebruiker bij betrokken? - de gebruikerswensen komen indirect wel door in het geo-overleg. 22. Kan iedereen zich vinden in het beleid? Leiderschap 23. Is er een duidelijke probleemeigenaar/trekker van de NeLIS?
67
- Hennie is de vader van het systeem Communicatie 24. Op welke manier wordt gecommuniceerd over en binnen NeLIS? Intranet, nieuwsbrieven, forum, overleg/gebruikers-groepen? - eigenlijk weinig, soms via de V&P nieuwsbrief, soms via e-mail, maar soms ook niet. Er is wel een intranetsite in de maak die gebruikers meer moet helpen, maar die draait nog niet. 25. Is er inspraak in de toekomstige ontwikkelingen? - geen gestructureerde inspraak, via Juul of Frits komt er wel eens wat door in het geooverleg, maar er zijn geen grote structurele ontwikkelingen geweest ((nu weer wel)). Er is ooit wel een initiatief geweest om een gebruikersgroep op te richten, maar die lijkt een beetje doodgebloed… 26. Hoe worden nieuwe ontwikkelingen en functionaliteiten bekend gemaakt? - soms via de V&P nieuwsbrief, soms via e-mail, maar soms ook niet. 27. Wordt er veel uitgewisseld (tips&trucs, data/kaarten)? - nee, eigenlijk niet, wel tussen de GISsers, maar die zitten dan ook bij elkaar op de kamer. 28. Waar kan je terecht met vragen/problemen? - voornamelijk bij Frits, maar ook wel bij Juul. 29. Zijn er ook cursussen en workshops voor “geo-nullen”? - nee, iedereen krijgt dezelfde cursus. Zelforganiserend vermogen 30. Gebeurt het dat gebruikers elkaar benaderen voor nieuwe initiatieven? - weinig. 31. Is er sprake van een actieve of passieve gebruikersgemeenschap? - er zijn een paar actievelingen, mensen die meer van GIS weten, maar het merendeel is vrij passief. 32. Zou er behoefte zijn aan een (duidelijker) NeLIS-gebruikers gemeenschap? - misschien wel Cultuur 33. Hoe zou je de cultuur van de organisatie inschatten aan de hand van de culturele dimensies: machtsafstand (hiërarchie) het is gewoon een platte organisatie, dus kleine MA. vermijden van onzekerheid (innovativiteit, conservatief versus creatief) er zijn wel een paar mensen die meer willen, maar de goegemeente is wel vrij conservatief, dus redelijk veel VO. mannelijk/vrouwelijk (resultaatgericht of netwerkend) het moet vooral werken, het netwerkende begint misschien langzaam wat op te komen, dus tussen M en M/V in. individualisme/collectivisme (berekenend of participerend) een beetje ertussen in, het is ook nog niet echt mogelijk om te participeren, dus IDV/COL
68
Terugkoppeling door invulling in gecombineerde groeimatrix…
Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
69
Interview Martijn van der Molen: 026-3523451 / 06-54295169
[email protected] Rentmeester regio Gelderland, regiokantoor Arnhem. Een rentmeester is een soort agrarisch makelaar, misschien meer een vastgoedadviseur. Hij heeft een langduriger relatie met opdrachtgevers dan een gewone makelaar en hij moet ook vooral overzicht houden. (contracten die langer dan 6 jaar zullen lopen gaan altijd via de centrale organisatie (TVO), en dat moet ook, want die kunnen het overzicht houden en prioriteiten stellen) Voor zijn functie maakt hij regelmatig gebruik van NeLIS ((op een ander moment zei hij: je start het ongeveer wekelijks/om de week op, dit ging over grafisch, volgens mij gebruikt hij administratief meer)). Hij maakt vooral gebruik van NeLIS om eigenaren van percelen op te zoeken en overeenkomsten te raadplegen. Hij werkt nu 3 jaar bij NM (voorheen voor een projectontwikkelaar) en heeft na ongeveer een half jaar de cursus NeLIS gedaan. Toch is hij het pas na een jaar gaan gebruiken, omdat hij toen pas de tijd had om zich er een keer in te verdiepen. Dat was wel nodig, maar ook erg lastig omdat er geen goede help-functie in NeLIS zit en er ook geen uitgebreide handleiding is. Een probleem waar hij bijvoorbeeld tegenaan loopt is dat het info- en ?-knopje niet werkt ((dat werkt alleen als de desbetreffende/juiste laag actief is)) en bovendien krijg je daarmee niet altijd de info die je wil hebben. Een eerste punt is dat je iedere keer weer opnieuw je eigen kaart moet samenstellen. Het mooiste zou het zijn als er iedere keer een standaard lay-out opstart (met ondergrond, percelen etc.). Of laat het programma een aantal voorkeuzes hebben. Nu heeft hij een lijstje liggen met data die hij iedere keer moet opstarten, hij kan het namelijk ook niet precies onthouden (vb. topo vlakken of lijnen…). Vaak gaat hij daarom sneller even naar Kadaster online, daar kan je makkelijker en sneller opvragen. NeLIS start ook te traag op, 2x inloggen enzo, en dan nog opnieuw je kaart samenstellen. Bij het kadaster geef je het perceelnummer op en je krijgt meteen een kaartje van het perceel met een topografische ondergrond. Maar… dat kost wel geld! Iets van €1.60 per vraag! Kortom, NeLIS is niet gebruiksvriendelijk. Vooral voor beheerders, die gemiddeld niet zo geschoold zijn, is het lastig te gebruiken. Eigenlijk zou je de gebruikers in groepen moeten opdelen (rentmeesters - beheerders intensieve gebruikers), die dan ieder hun eigen menustructuur hebben zodat ze alles makkelijk kunnen vinden. Het moet vooral simpel zijn, snel te leren (dag), en met een goede help-functie. Maak er een soort Windows-structuur van, dat kent iedereen. ((Maar vervolgens vraagt hij zich weer af waarom in NeLIS-administratief de menu’s Bestand en Bewerken vooraan zitten…)). Het zou ook fijn zijn als de relatie tussen grafisch en administratief beter zou zijn. Dus als je bijvoorbeeld een perceel aanklikt, dat je dan ook meteen kunt doorlinken naar de overeenkomsten die erbij horen. Nu moet je eerst in grafisch een perceel zoeken en dan daarna in administratief de bijbehorende documenten zoeken. Dit is echter niet heel erg, meer een wenselijke verbetering. De cursus NeLIS administratief vond hij wel een goede basis, daarna moest hij nog wel een dag fröbelen om het helemaal door te krijgen. Maar hoe je precies kan zoeken, heeft hij toch nog wat moeite mee. Hij zegt bijvoorbeeld dat je niet op de naam van een natuurgebied kan zoeken ((kan wel)) en dat je de nummers uit je hoofd moet weten, maar hij weet wel weer dat je het lijstje tevoorschijn kan krijgen en dat je daarin wel kan zoeken.
70
En de knoppen zijn niet logisch en duidelijk. Daarnaast moet hij alle gegevens die bij een overeenkomst horen, zoals bvb financieel, afdeling, bouwwerk, apart printen, terwijl het makkelijk op 1 A4tje zou passen, bovendien zou je dan beter overzicht hebben. Het zou makkelijker zijn als je uit een lijstje zou kunnen kiezen wat je allemaal geprint wil hebben. Ik zou van hem ook eens bij DLG moeten kijken, want daar hebben ze een heel goed en uitgebreid systeem (Sander Seure komt daar vandaan). Hij heeft geen idee wat voor beleid of visie er is. Er is geen gebruikersgroep en met de rentmeesters onderling hebben ze het er ook eigenlijk nooit over, soms komt het misschien wel eens ter sprake als een gegeven. Maar als hij een gebruikersgroep zou moeten samenstellen dan zouden daar een rentmeester, een beheerteam medewerker, Oscar of Brenda, en nog een V&P medewerker. Hij denkt ook dat het wel nuttig zou kunnen zijn als je met 1 druk op de knop managementinformatie tevoorschijn zou kunnen toveren als bvb een wijzigingen kaart. Er wordt weinig gecommuniceerd over NeLIS, soms staat er wel eens wat in de V&P Nieuwsbrief, maar niet veel. Samenwerking met PL en SBB zou interessant zijn. Er zou veel meer samen kunnen. Hij ziet dat vooral in de gezamenlijke ontwikkeling van een systeem. Dat zou vooral financieel dan voordeliger zijn. In dat geval hoef je geen data uit te wisselen, de meerwaarde zit hem vooral in de financiën (efficiency), gebruik van hetzelfde pakket. Hij vindt dat we sowieso maar eens bij DLG of de provincies moeten gaan kijken hoe ze het daar doen, want hij heeft het idee dat ze het daar allemaal wel goed geregeld hebben. ((Het gras is altijd groener…)) Zelf zou hij graag een perceelnummer intoetsen en dan een plattegrond krijgen van de omgeving met de eigendommen van NM erin en de aanliggende gronden met de subsidies die ze krijgen. Daarbij ook nog het provinciale gebiedsplan (belangrijk voor subsidie). Dat zit nu niet in NeLIS, maar dat kan je op internet terugvinden en daar hebben ze een kopie van uitgeprint, zodat ze snel kunnen kijken of het perceel daarin ligt. Of misschien zit dat toch ook in NeLIS, maar het verandert jaarlijks en hij weet niet of het wel up to date wordt gehouden, je kan nergens zien hoe oud het is. Bestemmingsplannen erbij zou ook handig zijn. Het zou ook fijn zijn als je met je laptop overal online NeLIS zou kunnen raadplegen. Ook kan hij zich voorstellen dat handhelds handig kunnen zijn in het veld, maar dan moeten ze wel zo simpel te bedienen zijn als een tomtom, en dan meteen in het systeem registreren, dat zou helemaal handig zijn. Zijn belangrijkste punten zijn: gebruiksvriendelijker gedifferentieerd naar de verschillende gebruikers)
en
gebruiksspecifieker
(meer
E.e.a. komt ook doordat de organisatie vrij krap is ingericht, de mensen hebben het al erg druk met hun dagelijks werk en kunnen weinig aandacht schenken aan details of nieuwe ontwikkelingen. En dit zit ook de snelle verwerking van nieuwe gegevens in de weg, wat heel belangrijk is voor zo’n systeem, zo heeft hij wel eens drie maanden moeten wachten voordat een perceelsaankoop was opgenomen, dat moet natuurlijk binnen een week.
71
Terugkoppeling door invulling in gecombineerde groeimatrix…
Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
72
Interview Roel Douwes:
Medewerker ecologie: planvorming natuurherstelprojecten, opstellen natuurvisies, beheeradviezen, beleidsmatig inhoudelijk contacten met waterschappen, provincies op dossiers als GGOR, verdroging, KRW, Natura2000, PB etc. Data 1. Welk data/kaartmateriaal gebruik je in NeLIS? - Top10 vector, natuurtypenkaarten, vegetatiekaarten, beleidsmatige kaarten: eigenlijk alle inhoudelijke kaarten. 2. Maak je vaak gebruik van NeLIS grafisch, en wat doe je dan zoal? - Vaak, kaartjes maken met o.a. begrenzingen, soorten, natuurgebied, gewenste natuurtypen etc. 3. Kun je zelf data bewerken of maken? Voorbeeld. - Zeer beperkt in Arcview. Moet dingen overzetten naar paint wat leidt tot onaanvaardbaar veel kwaliteitsverlies 4. Is het mogelijk nieuwe data/kaarten (andere schaal/thema’s) te bestellen/aan te vragen? - Weet niet, kan wel eventueel shapes importeren, maar is lastig en heb er weinig ervaring mee 5. Maak je ook gebruik van de metadata? nee Techniek Toegangsnetwerk 6. Hoe kan je de gewenste data/kaarten vinden? - Via netwerk NM, Nelis 7. Kan je goed omgaan met de benodigde software en hardware? - Redelijk 8. Is het mogelijk om zelf nieuwe data (bijvoorbeeld van internet) toe te voegen? nee Sociale systeem 9. Is er een duidelijk beleid voor NeLIS grafisch? - Op zich wel, maar beperkt ons zeer in mogelijkheden tot uitwisseling met overheden, adviesbureaus en andere terreinbeheerders 10. Wie stelt dat beleid op, word je daar als gebruiker bij betrokken? - Centraal afdeling ICT bepaalt de randvoorwaarden. Nee dus! 11. Kan iedereen zich vinden in het beleid? - Nee! ER zou meer moeten kunnen; ik heb wel begrip voor ermee samenhangende veiligheidsproblemen, maar vind dat NM financieel meer moet investeren in de mogelijkheden, zodat projectleiders, bht medewerkers en ecologen efficiënter kunnen werken 12. Is er een duidelijke probleemeigenaar/trekker van de NeLIS grafisch? - ICT?? Maar weinig voeding vanuit de basis van de gebruikers’ er is bij mijn weten geen gebruikersgroep die als klankbord gebruikt wordt 13. Op welke manier wordt gecommuniceerd over en binnen NeLIS grafisch? Bijvoorbeeld via intranet, nieuwsbrieven, forum, overleg/gebruikers-groepen?
73
- Wel nieuwsbrieven en vis intranet, overige niet 14. Is er inspraak in de toekomstige ontwikkelingen? - Weet niet is mij nooit gevraagd 15. Hoe worden nieuwe ontwikkelingen en functionaliteiten bekend gemaakt? - Nieuwsbrief, intranet 16. Wordt er veel uitgewisseld met anderen (tips&trucs, data/kaarten)? - (te) weinig 17. Waar kan je terecht met vragen/problemen? - ICT, helpdesk, afd vastgoed en projecten 18. Gebeurt het dat gebruikers elkaar benaderen voor nieuwe initiatieven? - nee 19. Is er sprake van een actieve of passieve gebruikersgemeenschap? - passief 20. Zou er behoefte zijn aan een (duidelijker) NeLIS-gebruikers gemeenschap? - ja
Historie en proces 21. Heb je het idee dat je doordat er meer mogelijkheden zijn dan vroeger, er ook meer gebruik maakt van NeLIS grafisch? - ja 22. Wat waren de belangrijkste knelpunten bij het invoeren van NeLIS grafisch? En hoe zijn die knelpunten overwonnen? 23.
Zijn er nog dingen die niet goed of niet naar wens werken?
24. Wat zijn de belangrijkste verbeterpunten sinds het bestaan van de NeLIS grafisch? Invoer/uitvoermodule voor soorten Toekomst 25. Wat zou je in de toekomst nog willen veranderen (data, techniek, communicatie, etc.) 26. Zou je meer willen dan nu mogelijk is (bijvoorbeeld omdat je bij andere organisaties een mooie applicatie hebt gezien)? Wat zouden jouw ambities zijn voor de toekomst? - Koppeling met AHN, luchtfoto’s, bodemkaarten, zelf kunnen digitaliseren 27. Hoe denk je bijvoorbeeld over mobiele toepassingen en zou je zelf meer willen kunnen, of juist niet? - Weet niet 28. Zie je mogelijkheden voor een soort ‘natuurnetwerk’, dus meer samenwerking met Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen op het gebied van kaartmateriaal en GIS (NeLIS grafisch)? - Graag, SBB beschikt al over veel van de door mij genoemde wensen; ook samen met DLG en provincies, (waterschappen?) zou nog handiger kunnen zijn 29. Wat kunnen de voordelen zijn van zo’n ‘natuurnetwerk’? - Efficiënter uitwisselen van gegevens, meer inzicht in ecologische kwaliteit gebieden door breder overzicht van relaties met omliggende gebieden 30. Hoe zou dat eruit moeten zien? - Weet niet, regionale server met regionaal netwerk, inloggen via internet??
74
Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
75
Interview Willem Peters: Brabants Landschap November 2007 0411-622775
Het Brabants Landschap heeft haar gebieden, ruim 16000 ha, verdeeld over drie districten die weer diverse regio’s hebben. In iedere regio staat een werkschuur. Het hoofdkantoor zit in Haaren (naast het kasteel). Het Brabants Landschap richt zich op kleine landschapselementen en dorpsnatuur. In 1998 is Willem een aantal keren bij Natuurmonumenten op bezoek geweest in het kader van de automatisering. Hij heeft daar een aantal workshops gevolgd onder leiding van Hennie. Toen is hij ook in contact gekomen met het Limburgs landschap. Het Limburgs Landschap was al op weg naar het CRS (Centraal Registratie Systeem), waarin ook een koppeling met de kaart werd gemaakt. Intussen is er geen contact meer met Natuurmonumenten, dat vindt hij jammer. Toen was het vooral de beperkte vrijheid binnen NeLIS die hem tegenhield en het feit dat zij alles over een slechte telefoonlijn (door de lokatie bij het kasteel) moesten doen. Daarnaast was de prijs erg hoog. Bovendien was aansluiting bij het CRS van Limburg heel makkelijk en daar konden ze ook vrij direct meedenken. Het CRS (o.b.v. ArcView 3.3) is in 1999 en 2000 ontwikkeld samen met Limburg. In 2002 is ook het Zeeuws Landschap erbij gekomen. Daarnaast heeft het Gronings Landschap samen met de Kroondomeinen sinds 2005 een eigen versie met ArcGIS. Er bestaat ook een rentmeesterversie. Er wordt nu jaarlijks ongeveer 300 à 400 hectare nieuw gebied verworven. Dit zijn vaak kleine kavels, dus dat betekent veel handelingen in het systeem. De achterstanden zijn zelf gedigitaliseerd op basis van de (buitengrenzen) en de TOP10 (binnengrenzen), dat was veel werk.
kadastrale
grondslag
In het Mortelengebied zijn de sloten in eigendom van het waterschap, maar in beheer van het Landschap. Alleen als vak- en afdelingen, maar moest van PB wel los als buitengrenzen (??). Gebruikers hebben geen unieke codes, zij kunnen apart zijn ingevoerd als verkoper, gebruiker, pachter, koper. Die kan je niet tegelijk zien. Je moet schakelen tussen ArcView en de database. Het bedrijf Krachten in Roermond maakt alles voor de GIS applicatie in CRS. Meulenkamp automatisering maakt alles buiten GIS in CRS (eenmansbedrijf). Willem is erg tevreden. Het zijn korte lijnen en je wordt snel en goed geholpen. Wanneer er een koppeling (mogelijk) is naar GIS, licht het perceel of de afdeling op. Maar je moet wel 5x klikken, dat is wel een beetje veel. In CRS bestaan 8 modules (iedereen krijgt per module autorisatie): Kadastrale percelen Voor het invoeren van kadastrale percelen voor koppeling met de aankopen.
76
Erven Niet in gebruik door het Brabants Landschap, wel door de Kroondomeinen. Aankopen Invoeren van aankopen, verkoper, notaris, kosten etc. Uitruiling kan in één keer ingevoerd worden. Contracten Overeenkomsten Projecten Wordt niet optimaal gebruikt , want de boekhouding werkt met een ander programma (Grote Beer). Dat is toen hun eigen keuze geweest, maar Willem hoopt dat in de toekomst misschien wel het CRS gebruikt gaat worden, Limburg doet het wel. Weekstaten Urenverantwoording, is te linken met de projecten, maar wordt in Brabant niet gebruikt. Afdelingen Afelingen registratie, met ook de Programma Beheer gegevens. Bij het tekenen van afdelingen moet je wel een paar keer schakelen tussen ArcView en CRS, je kan niet direct vanuit ArcView in de CRS database schrijven. Opnamen Voor monitoring. Wordt eigenlijk niet gebruikt. De menskracht was er niet om alles in te voeren in het CRS, maar dat wordt wel betreurd. Het Zeeuws Landschap gebruikt het wel. Voor Programma Beheer zijn wel een aantal kaarten handmatig gemaakt. Een ander probleem is dat rapporten die erover binnenkomen heel divers zijn en niet zo mooi in het CRS passen. Telmee.nl (als waarneming.nl) is ook interessant en met medewerking van diverse PGO’s. In de jaren ’80 en ’90 werd er heel veel aangekocht, veel boeren stopten ermee. Het beheer had toen nog geen prioriteit en daarmee de monitoring ook nog niet, maar het wordt steeds belangrijker. Er is in het systeem ook een menu voor stambestanden om een aantal velden vast voor in te kunnen vullen. In het menu overzichten kunnen standaard overzichten uit het CRS gehaald worden (ongeveer 120), tegenwoordig ook naar excel. Daarnaast is het ook mogelijk om zelf een overzicht te definiëren met selecties van bijvoorbeeld jaartallen. Het menu GIS wordt gebruikt voor het inlezen en controleren van de LKI en AKR met het CRS. Bij het Brabants Landschap zijn drie mensen die met vastgoed bezig zijn. Natuurmonumenten en de Provinciale Landschappen zijn uit het zelfde hout gesneden. Willem zou vooral wel interesse hebben in samen licenties verwerven. Veel gemeenten en waterschappen gebruiken ook ArcView of ArcGIS, dat betekent weer makkelijk uitwisselen in de ESRI-lijn. Er is 2 tot 3 keer per jaar overleg tussen het Brabants, Limburgs en Zeeuws Landschap over CRS. G:/gis, mogen 2 personen op, G:/geo kan iedereen op. CRS is een database programma op basis van foxpro (eind jaren ’90), dat lijkt op Access.
77
Er bestaat GIS overleg met de provincie, Natuurmonumenten, DLG en Staatsbosbeheer, het is vooral een aankoopoverleg waarbij soms GIS-ondersteuning nodig is. Voor het CRS is het Btabants Landschap een beetje de thuisbasis geworden, daar wordt het secretariaat gevoerd. Dat levert ook weer wat extra (informele) controle op. Willem is de probleemeigenaar voor CRS. Alle 15 mensen van de binnendienst kunnen in CRS. In de buitendienst werken zo’n 40 mensen, waarvan 8 (vooral leidinggevenden) ook op CRS kunnen met een key. Zij gebruiken het vooral om incidenteel te raadplegen. Zij krijgen ook een korte cursus CRS en ArcView. Het CRS overleg is heel open. Willem is binnen dit overleg de grootste trekker voor de toekomst. Het overleg wordt wel steeds gecompliceerder nu er meer partijen bij betrokken raken. Het CRS groeit iets uit elkaar, maar wel parallel. Het CRS is relatief goedkoop: database gekoppeld met ArcView. De ondersteuning is goed. Er is geen duidelijke visie, wel gedachten. Terugkoppeling door invulling in gecombineerde groeimatrix…
Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
78
Interview Maurice de Graaf: Gelders Landschap en Gelderse Kastelen November 2007 Huis Zypendaal in Arnhem 026-3552583
Het belangrijkste deel van zijn werk bestaat uit vastgoedregistratie en overeenkomsten. Ze gebruiken vak- en afdelingen op basis van kadastrale en topografische grenzen. De verschillende modules zijn afgeschermd, niet iedereen kan overal bij, maar wel als het nodig is. Van oudsher waren er twee organisaties: Gelderse Kastelen, met als focus kastelen en landschappen, en Gelders Landschap met een focus op natuur. Sinds de fusie is het één werkorganisatie geworden. Sinds twee jaar maakt hij gebruik van ArcGIS voor analyses, want ze hebben van NeLIS alleen de buitendienstversie. Daarom speelt hij met de gedachte of het Gelders Landschap misschien zijn eigen weg zou moeten gaan. Met alleen een viewer voor de meeste mensen en ArcGIS voor sommigen. Daarbij wil hij ook kijken naar open source, bijvoorbeeld GRASS. Van de 120 medewerkers (waaronder ook alle terreinmedewerkers) gebruiken ongeveer 35 mensen GIS. Dit zijn voornamelijk mensen op het hoofdkantoor, de drie regiokantoren en de 9 opzichters. Voor luchtfoto’s wordt gebruik gemaakt van Google Earth, daar worden dan screenshots van gemaakt. Maar NeLIS kan alleen .tiff aan, geen .jpeg. Maurice is ook coördinator van de Landschappen. De punten die daar uitkomen moeten dan door Frits en Rik opgepakt worden, maar dat gaat vaak vrij stroef en langzaam (soms duurt het wel een jaar), dat komt gewoon omdat het te veel lagen door moet, óók het NeLIS overleg. Komend jaar gaat hij een nieuw programma van eisen opstellen voor het nieuwe GIS. Hij zou daarbij graag zelfstandig zijn, want dan kan hij slagvaardiger optreden en het systeem voldoet dan helemaal aan zijn eigen eisen. Hij ziet samenwerking wel zitten op het gebied van data. Bij wie kan je terecht als er iets is? Vanuit de landschappen bij hen en hij speelt dingen dan (eventueel) door naar Vincent, Frits of Rik. Hij weet niets over visie of beleid. Wat betreft de data maken de Landschappen een eigen keuze, en daarbinen het Gelders Landschap ook. Ze regelen veel data zelf, daarvan zit een deel in NeLIS, maar meer staat lokaal. Bij projecten krijgen ze vaak shapes meegeleverd van bijvoorbeeld de GBKN. Ook bezitten ze het AHN heel goedkoop, een museumlicentie, alle data voor €250.
79
Harry de Weijs van het Utrechts Landschap Landschappen, maar die wordt weinig gebruikt.
beheert
de
NatuurDataBank
van de
Ook de ProgrammaBeheer module wordt weinig gebruikt, die kwam te laat beschikbaar voor de provincie. Ook de bosbeheermodule heeft lang niet naar behoren gewerkt. Te vaak moeten dingen via via via geregeld worden en dat betekent dat het ook lang duurt. Er worden geen cursussen gegeven, maar maurice geeft vooral voorbeelden van wat er kan en daar volgen weer vragen op (opdrachten of mensen willen zelf). In een volgend NeLIS zou hij vooral meer functies voor tekenen willen zien en meer mogelijkheden voor overlays. Er is wat hem betreft te weinig metadata beschikbaar, vaak is zelfs de datum van de data niet terug te vinden (soms wel in de bestandsnaam). Maar metadata wordt ook niet goed bijgehouden (nergens). De communicatie is redelijk, belangrijke dingen worden rondgemaild en de rest wordt ook wel doorgegeven. Er zijn 4 a 5 intensieve gebruikers, (maar) vooral administratief. Het geheel heeft een nogal informele sfeer. Als er meer mogelijkheden zouden zijn zou het systeem ook wel meer gebruikt worden. Hij is wel bezig om mensen te stimuleren om zelf meer GIS te gebruiken. In de toekomst zou hij ook graag voor de communicatie naar buiten toe gebruik willen kunnen maken van NeLIS, bijvoorbeeld voor wandelkaarten mbv een wandelpadenlaag. Het moet vooral een flexibel en betrouwbaar systeem zijn. Nu is het bijvoorbeeld erg lastig om zelf kaartlagen toe te voegen (niet vanuit lokale directory). Van cd, naar USB, naar NeLIS. De samenwerking is beperkt, centrale inkoop en beheer. Maar een centrale kartograaf werkt niet, Vincent wordt bedolven onder het werk. Ieder Landschap zou zijn eigen kartograaf moeten hebben. Wensen: ArcGIS spatial en mogelijkheden voor 3D. Verder zijn ze bezig dat het Gelders Landschap in het kader van ILG gewoon één zak geld krijgt van de provincie, in plaats van alle verschillende subsidieregelingen met eigen verantwoordingen. Maar dat is nog niet rond, maar dat zou veel werk schelen (bvb voor PB).
80
Terugkoppeling door invulling in gecombineerde groeimatrix…
Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
81
Interview Aad Meijssen en Joke …: Staatsbosbeheer, regio Zuid, Tilburg GIS specialist en GIS medewerker (MBO+) Langzaam wordt OGIS meer gebruikt, bij de introductie was er een landelijke cursus, vorig jaar een opfriscursus. Eerst gingen alleen opzichters en boswachters op cursus, later ook veldmedewerkers, die behoefte ontstond er wel. Als je AG nodig hebt dan kan dat. De Ekster DB (doeltypen) kan alleen door Aad en Joke bewerkt worden. Op de w-schijf (landelijk) staat de GIS data (beveiligd), op de v-schijf staat regionale data. Beide zijn tegen bewerken beveiligd. De doeltypen zitten allemaal in aparte lagen, de vak en afdelingen laag is nu leeg. OGIS is er sinds 2004. Daarvoor ging alles, ook alle kleine opdrachtjes, via de GIS mensen. Wat dat betreft is dat wel een grote verbetering geweest, maar dat betekent niet dat ze minder werk hebben (wel minder mensen overigens), het werk is alleen anders geworden. OGIS heeft wel de algemene kennis van de gronden en het overzicht vergroot en verbreed. AG werkt helemaal op het netwerk en dat is vrij sloom, terwijl AV vroeger lokaal stond, dus dat was veel sneller. Landelijke bestanden zet het HK in OGIS, om regionale bestanden in OGIS te krijgen moet de regio die verwerking zelf betalen, beetje onzin (vestzak broekzak), eigenlijk zou iedere regio gewoon een eigen plek in OGIS moeten hebben. SBB is een grote club > trage processen Als iets landelijk geregeld moet worden, moet het door veel lagen en is het een wat stroperig proces, dan duurt het lang. Op hogere functies weten ze niet altijd waar GIS om draait en dat werkt vaak toch tegen. Bovendien zijn de budgetten gekrompen met de reorganisatie. De nieuwe algemene directeur lijkt er wel een beter gevoel voor te hebben. Beleid/visie moet een beetje verzameld uit de regio’s komen, want in Driebergen komen ze niet (meer) aan het strategische denken toe. Met de reorganisatie hebben ze ervoor gekozen dat de regio’s zelf hun eigen GIS kennis moeten hebben (toen zijn ook de specialisten gekomen). Vroeger kwamen alle ideeen uit 3B. Op zich is het goed dat het wat decentraler is, maar het maakt de coördinatie wel lastiger. Er is niemand meer die het geheel richting geeft, dat was Peter van der Pol, maar die is weg. Maar het hobbelt wel door. In Driebergen moeten ze het systeem draaiende houden en hun eigen GIS vragen beantwoorden. De communicatie lijnen variëren, soms omhoog, soms omlaag. Ekster (eigendom) was erg top-down, zwaar op de techniek. Aad heeft toen een keer gevraagd of zijn mening invloed had: Nee, nou toen heeft hij zich er ook niet meer mee bemoeid.
82
De cultuur binnen SBB moet ook veranderen. Nu is het ((erg ambtelijk)) zo dat als 90% A wil en 10% wil B, dan wordt het toch een mix AAB, waarbij ook nog ieder zijn eigen ontsnappingsroute houdt: wij in deze regio doen het toch anders… Dat moet veranderen! Ze willen alle pachtcontracten ook in GIS, die worden nu in Zuid wel getekend, maar andere regio’s doen het weer anders, er is te weinig centrale regie. Als ze bijvoorbeeld een probleem hebben in Noord, ze huren iemand in, die lost het op, maar die kan niet blijven, dus de kennis vertrekt ook weer en een tijdje later komen ze hetzelfde in Zuid tegen…….. Iedere regio is/heeft zijn eigen winkel. Vrieger had 3B nog de GIS kern. Er is geen probleemeigenaar, dat ligt een beetje bij de GIS mensen in de regio’s. Er is wel regelmatig overleg, het wordt wel beter Met de reorganisatie is de capaciteit verminderd, zowel centraal als regionaal, maar de vraag wordt eigenlijk alleen maar groter (helemaal nu Aad er is). Vragen lossen we op, Aankopen tekenen we in Beheersplannen regelen we, Maar voor het wegwerken van de achterstanden (het op orde maken van de ruggegraat) is geen tijd… Hoeveel bos hebben we? Weten we niet…. Handige dingen worden gedeeld met collega’s, we delen hier graag. Maar sommige dingen zouden wel handiger zijn om landelijk te doen. Nu stellen de regio’s namelijk andere prioriteiten (eigen budget) en dat geeft soms grote verschillen. Iedere 2/3 maanden is er overleg tussen de regio’s en 3B zodat iedereen weet waar iedereen mee bezig is. Voorheen was het heel moeilijk om eigendom in beeld te krijgen, dan moest je je eigen data koppelen met de LKI en zat je eigenlijk vooral de fouten in beide bestanden te achterhalen, nu is dat makkelijker. NM moet AV zo lang mogelijk naast AG laten draaien, want ze hebben beiden hun eigen voordelen. SBB is de eerste die AG zo helemaal via het netwerk (intranet) heeft draaien en daar zitten nogal wat kinderziektes aan, het was misschien niet de juiste keus… Veel ecologen haken toch wel af bij AG, dat is te moeilijk, dus een huis-tuin-en-keuken GIS als tussenvorm zou heel mooi zijn. Samenwerking zou goed zijn, nu worden alleen de natuurgebieden uitgewisseld. Maar ook beheerdoelen voor gebieden of wandelroutes ofzo. Ook het gezamenlijk aankopen van data moet winst op kunnen leveren. Daarnaast is cultuurhistorische data (oude kaarten) interessant om uit te wisselen. Metadata is bij leveranciers al lastig te achterhalen, maar nu wordt het intern ook niet bijgehouden.
83
Er is geen geld om dat soort ruggegraat data bij te houden (als prov plannen o.i.d). Natura 2000 (europese EHS) wordt gemaakt door degene met de grootste grondpositie, dat is regelmatig SBB/DLG/LNV, dan kan het helpen om te weten wat er in naastgelegen gebieden gebeurt. Als de systemen van NM SBB en PL goed op elkaar aan zuden sluiten. SBB moet misschien ook naar Programma Beheer Ook zouden SBB NM en PL een front kunnen vormen in de toegang tot soortgegevens van sovon, ravon en floron. Er is nu geen monitoringstool (als NDB) in OGIS, soms wordt nog wel de oude tool van AV gebruikt, maar eigenlijk gebeurt het gewoon niet meer. Dat is iets wat ze in 3B op zouden moeten pakken. De OGIS help-functie is heel goed (dus niet iets al intranetsite nodig) maar de AG help is niet best. Een nieuw knopje in OGIS wordt niet aangekondigd (“de communicatie is suboptimaal”). Alles is namelijk vrij overzichtelijk en mensen komen er meestal zelf wel achter. Routes en bankjes zitten ook in OGIS. Shapes exporteren lukt niet bij Joke. Het volgende OGIS zal steeds meer richting een simpel GIS gaan. Er zijn nu nog wel wat minpunten: je kan geen legenda’s rippen (opdelen), alleen A3/A4 printen, legenda’s van shapes inlezen, sluit na 5 min. niet gebruiken automatisch af, en de .ssn (het project-bestand) kan je weinig mee. Het is wel heel goedkoop in verhouding tot ArcIMS. De overstap AV-AG is wel vrij groot. De GIS kennis moest , maar ging zo: omdat AG te moeilijk is als je er weinig mee werkt, het zakt weer weg. Bij SBB hebben ze geen beheermodule. Je kan wel initiatieven stimuleren door een voorbeeld te geven. Bijvoorbeeld voorwaarden scheppen door een format aan te leveren zodat de vormgeving overal gelijk is. AG is goed voor de ruggegraat van het bedrijf, maar niet voor de afgeleide produkten, want het is niet gebruikersvriendelijk.
84
Terugkoppeling door invulling in gecombineerde groeimatrix…
Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
85
Interview Eric Dawson: Dawson: Staatsbosbeheer, regio Oost. Deventer 2 GISmedewerkers + 1 inhuur De regio heeft drie (inhoudelijke) clusters: terreinbeheer (w.o. ecologen), groene gebiedsontwikkeling (soort natuurlijke projectontwikkelaars) ((die gebruiken nog weinig GIS)) en communicatie en marketing. Op de 4 regiokantoren en het hoofdkantoor draait ArcGIS 9.2. Iedereen die het nodig heeft (en daarvan zijn leidinggevende weet te overtuigen) kan een cursus volgen en daarna ArcGIS gebruiken. In de regio Oost zijn dat ongeveer 10 van de 50 mensen. Dat gaat via het netwerk, dus je kan er overal bij. De rest van de mensen heeft toegang tot OGIS, een intranet applicatie waarmee je vooral kan raadplegen, dit wordt ook veel gebruikt. Maar tussen ArcGIS en OGIS zit wel een groot gat. De regio Oost heeft ongeveer 20 beheereenheden met zo’n 60 boswachters/opzichters en die hebben eigenlijk behoefte aan een tussenversie, ArcGIS is te moeilijk, maar OGIS te beperkt. Wel komen (ook hier) steeds meer jonge mensen die vanuit hun opleiding of voorgaande banen al GIS kennen en dus ook met ArcGIS overweg kunnen. Op het moment bestaat het werk van Eric vooral uit: Ondersteunen van ecologen op het regiokantoor. Dus het uitvoeren van analyses en het maken van complex kaartmateriaal. Managementvragen die meestal twee keer per jaar komen, bijvoorbeeld hoe de arealen (grondbezit) zich ontwikkelen, maar soms ook complexere vragen die veel vragen qua analyses en kaarten. Kleine ondersteuning van veldmedewerkers, bijvoorbeeld een kaart printen groter dan A3. Projecten die langskomen, waaronder het landelijke project taskforce beheer waarvoor vanuit drie disciplines streefdoelen moeten worden opgesteld, die samengevoegd moeten worden (op een kaart). En niet te vergeten het bijhouden van eigendom (Henk Hupkes) dat is veel van het reguliere werk. Maar er zitten nog veel fouten in en Mark (inhuur) moet dat controleren – erflaten verhaal. Er komen regelmatig aanvragen binnen voor nietuwe data, dat wordt dan gewoon opgepakt, er is geen standaard proces. Bij LNV zijn ze een portal aan het ontwikkelen voor het delen van data op basis van de metadata beschrijvingen. Dit zou handig zijn om bijvoorbeeld waterschapsdata op te vragen (omdat dat steeds weer moet). In 2005 is SBB gedecentraliseerd, daardoor is het slagvaardiger geworden, maar er minder samenhang. De regio’s hebben eigen budgetten en daarmee ook een eigen maar de hoofdlijnen komen nog wel vanuit het hoofdkantoor in Driebergen. Er mogelijkheid om input te geven. Nu is iedereen zo zelfstandig mogelijk, maar er regelmatig overleg.
is ook beleid, is wel is wel
Vroeger kwam er regelmatig een mail met ‘communicatie’, maar die persoon is weg, dus dat gebeurt niet meer. Ook niet zoveel vanuit de regio. Grote ontwikkelingen worden wel op Digitalis (het intranet) gezet.
86
Vorig jaar was er een opfriscursus OGIS, dit jaar een opfriscursus ArcGIS, volgend jaar een cyclus van diverse workshops en/of lezingen (wat iedereen doet met OGIS en/of ArcGIS). De beginnerscursussen worden ingekocht bij ESRI of Nieuwland. De GIS afdeling van de regio Oost is ongeveer 1,5 fte pure GIS en 0,5 fte extra ingehuurd. Iedere regio mag dat naar eigen inzicht indelen. (9-11) De GIS aanspreekpunten zijn decentraal, centraal is het niet helemaal duidelijk, maar hij weet dat hij bij een van twee mensen moet zijn, maar welke ook al weer GIS doet? Peter van der Pol (naar Geodan gegaan) deed de contacten veld-regio-management. Iedere regio heeft een GIS specialist en een GIS medewerker. Die komen allemaal 3 a 4 keer per jaar samen en dat overleg zit Eric voor. Om alles wat er leeft te bundelen. Maar er is geen ‘continue’ schakel naar het management (die gaat er wel komen), maar als het moet weet hij ze wel te vinden. Metadata staat nog in de kinderschoenen, moeten ze aansluiten op het LNV portal? Maar het heeft ook geen prioriteit. Op de w-schijf (landelijk) staat de GIS data (beveiligd) en daar zit ook nog een verouderd metadata systeem dat niemand gebruikt. Op de v-schijf staat regionale data, bvb waterschapsdata, vaak met zeer beperkte metadata file. Voor NM zou het goed zijn om in het nieuwe systeem iets op te nemen voor metadata ook al is het beperkt. Beleid vanuit Driebergen (ICT) met input vanuit de regio’s. GIS wordt booming en zal in de toekomst ook meer fte’s moeten krijgen om zich te kunnen blijven ontwikkelen. Eric is altijd voor samenwerking ook met DLG en PL, maar hoe? Ook delen is mooi, maar tot op zekere hoogte. Misschien meer samenwerking bij de aanpassing van het GIS aan de nieuwe doelentaal > kruisbestuiving bij de uitvoering van gelijkwaardige projecten door het uitwisselen van mensen. Terminal-client systeem: je kan overal inloggen. OGIS – eigen intranet applicatie met referentielagen en SBB lagen. Alles in OGIS mag gedeeld worden en geëxporteerd worden als shapes, alles uit AG wordt met een contract geleverd (vb voor TOP10). Je kan maar beperkt tekenen in OGIS, je kan dat ook niet opslaan of wijzigen, maar dat zouden ze wel graag willen. (Bovendien gaat het vanzelf uit na 5 min. niet gebruiken en ben je alles weer kwijt.) Je kan wel redelijk uitgebreid zoeken en selecteren. En projecten opslaan en uitwisselen, dit werkt alleen helaas niet meer na updates van het programma… De kadastrale informatie wordt gebruikt om het eigendom vast te leggen, maar alleen in een database (LAVAS), geen geo-systeem. Dit sluit niet aan op de TOP10 die de basis is voor het beheer. OGIS monitoring – veel biologische gegevens ((als NDB)) maar de invoering is te ambitieus vanuit het veld en daardoor komt het niet van de grond en gebeurt er dus niks…(alleen punten invoeren is zinloos als je niet weet voor welk gebied het geldt). Er loopt wel een nieuw project met PDA’s. In AG zijn extra knoppenbalken voor “Ekster” (eigendom) en “Kievit” (monitoring/soorten). Er zijn alleen weing mensen die rechten hebben om te muteren. Er is wel veel meer data beschikbaar dan wat in OGIS zit, maar niet iedereen kan daarbij (op W: en V:) zonde, want je zou het wel kunnen inlezen in OGIS)
87
Ze zitten bij SBB wel met een systeem van 3 verschillende lagen > Deelobjectenlaag, Natuurlaag (opgeknipte deelobjecten met de subdoelentypen) en Recreatielaag (lijkt veel op natuurlaag), dus dan moet je soms in drie lagen muteren. Het Beheer mist de vak en afdelingen erg. (23) In het begin steeg het gebruik exponentieel, maar nu vlakt het een beetje af, ze zitten nu een beetje aan de top. Er zullen altijd functies blijven waarbij je het helemaal niet nodig hebt. Maar de behoefte van de huidige gebruikers groeit nog wel. Wensen voor de toekomst: Samenwerking! Niet zozeer groter maken van dingen, maar vooral in het uitruilen van mensen, dat werkt beter dan vergaderen. Binnen SBB een volwaardige GIS-club (zowel bij ecologen als bij groene gebiedsontwikkeling). De basis op orde hebben naast wat er allemaal aan nieuwe ontwikkelingen langskomt ((erflaten verhaal)) Winst in samenwerking als het LNV portal > uitwisseling en metadata. Een geoLAVAS ((dus het eigendom ook in een geoDB)) De PDA’s in het veld die data kunnen aanleveren voor de db.
Terugkoppeling door invulling in gecombineerde groeimatrix…
Fase Individueel Kenmerken Organisatorische dimensies Visie Focus op individuele afdeling
Uitwisseling en standaardisatie
Intermediair
Netwerk
Ontwikkeld met alle belanghebbenden
Implementatie
Leiderschap
Focus op individuele afdeling Focus op individuele afdeling Passieve probleem onderkenning
Bediscussieerd
Geaccepteerd
Open tussen GIpartijen Neutrale probleem onderkenning
Open tussen alle belanghebbenden Actief oplossingen zoeken van herkende problemen
Gemeenschappelijk met regelmatige herziening Gerespecteerd door alle belanghebbenden Open en interactief tussen allen Actief werken aan innovatie
Grote MA Veel VO
Redelijk grote MA Redelijk veel VO
Redelijk kleine MA Minder VO
Kleine MA Weinig VO
M
M
M/V
M/V
IDV
IDV/COL
IDV/COL
COL
Communicatie Zelforganiserend vermogen Culturele dimensies Machtsafstand Vermijden van onzekerheid Mannelijk/ Vrouwelijk Individualisme/ Collectivisme
Slechte cultuur voor GII
Optimale cultuur voor GII
88