Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen vo/bve, Cluster Mens en Maatschappij voltijd / afstandsleren Christelijke Hogeschool Windesheim
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen vo/bve, Cluster Mens en Maatschappij voltijd / afstandsleren CROHO nr. Aardrijkskunde vt Economie (algemeen) vt Economie (bedrijfs) vt Geschiedenis vt
35201 35202 35203 35197
Christelijke Hogeschool Windesheim
Hobéon® Certificering BV December 2009 Auditteam: W.L.M. Blomen A.J.M. van Gils drs. M.G. van Riessen mw P.E.J.G. Clement (student) mw I.C.E.J. Sieben (student) secretarissen: mw. drs. M.S. Bijkerk mr. Q.J. Bunschoten
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4. 1.5.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de School of Education Visitatierapport 2003 Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Kwaliteit lerarenopleiding Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie en Programma
1 1 1 3 4 5 5 7 7 9 10
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
11 11 11 14 16 17 17 19 22 24 26 29 30 33 37 37 39 41 43 43 45 48 48 50 52 54 54 56
3. 3.1.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema hbo bacheloropleiding afstandsleren Oordeelschema hbo bacheloropleiding afstandsleren Oordeelschema hbo bacheloropleiding afstandsleren Oordeelschema hbo bacheloropleiding afstandsleren Integraal oordeel/ advies aan NVAO
61
3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
Tweedegraads LO, Aardrijkskunde, vt, 61 Tweedegraads LO, Algemene Economie, vt, 62 Tweedegraads LO, Bedrijfseconomie, vt, 63 Tweedegraads LO, Geschiedenis, vt,
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie
64 65
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie heeft opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde hbo bacheloropleidingen.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. Centrale afspraken Bij de beoordeling van de lerarenopleidingen heeft Hobéon Certificering de toezeggingen van de voorzitter van de NVAO aan de Staatssecretaris (brief voorzitter NVAO aan de Staatssecretaris OCW, d.d. 22 november 2008, NVAO/20073488/FV) uitgevoerd. Zie paragraaf 1.5, Kwaliteit van Lerarenopleidingen. Bovendien heeft Hobéon Certificering nadere afspraken gemaakt met hogescholen en de NVAO over de inrichting van het accreditatietrajecten. Deze vinden hun grondslag in het volgende. 1.2.2. Generieke benadering A. Hobéon Certificering beoordeelt zoveel mogelijk aspecten, i.c. de facetten en onderwerpen uit het NVAO-beoordelingskader, op een zo hoog mogelijk aggregatieniveau. Specifieke aspecten die per cluster, opleiding en/of variant afzonderlijk en zelfstandig zijn ingevuld, worden telkens op dat niveau beoordeeld. Door de gemeenschappelijke aspecten slechts eenmaal te beoordelen, op het niveau waarop ze aangestuurd worden, wordt de accreditatielast voor de daaronder liggende niveaus beperkt. B. De tweedegraads lerarenopleidingen kenmerken zich door onderlinge samenhang inhoudelijke samenwerking in o.a. ADEF-verband. De lerarenopleidingen zijn georganiseerd in clusters (Mens en Maatschappij, Talen en Science). Hobéon Certificering heeft haar opzet van het beoordelingsproces en de rapportage hierop afgestemd. Een aantal aspecten is voor alle opleidingen binnen een cluster en tussen clusters gelijk. Daarbij gaat het om (een deel van) de doelstellingen, werkplekleren/Opleiden in de School, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Ook minoren en lectoraten komen bij dit gemeenschappelijke deel aan de orde. Op het niveau van clusters hebben wij gesproken met docenten, studenten, curriculumcommissies, toets- en examencommissies. Tevens hebben wij studiemateriaal, toetsen, afstudeerscripties en andere werk van studenten beoordeeld. Deze laatstgenoemde materialen zijn natuurlijk opleidingsspecifiek en in de beoordeling van de opleiding zelf opgenomen. De gemeenschappelijke aspecten, op clusterniveau of nog hoger, hebben wij steekproefsgewijs geverifieerd op opleidingsniveau. 1.2.3 Uitwerking Deze uitgangspunten zijn zichtbaar in opzet, uitvoering en rapportage: Per cluster zijn vakdeskundigen en werkvelddeskundigen in de auditteams opgenomen. In een aantal gevallen zijn correspondenten ingeschakeld die op afstand specifieke onderdelen hebben beoordeeld. Tijdens de audit kwamen eerst generieke onderwerpen aan de orde, daarna volgde verificatie op opleidingsniveau. Per cluster hebben we één adviesrapport geschreven, waarin de verschillen en/of eigenheden van opleidingen en varianten binnen het cluster tot uitdrukking komen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 1
1.2.4. Situatie Christelijke Hogeschool Windesheim In de onderhavige hogeschool is sprake van een duidelijk op cluster- en opleidingsniveau waarneembare krachtige sturing op generiek niveau. Generiek niveau en clusterniveau vallen hierbij voor een groot gedeelte samen. In onze rapportage komt dit tot uitdrukking in clusterrapporten die veel generieke bevindingen gemeenschappelijk hebben. Bevindingen die wij vervolgens op opleidingsniveau hebben getoetst, hetgeen uiteindelijk tot een afzonderlijk oordeel van elke opleiding heeft geleid. 1.2.5. De Christelijke Hogeschool Windesheim, in casu School of Education, verzorgt de hbo bacheloropleidingen voor tweedegraads leraren. Het onderhavige rapport heeft betrekking op:
Aardrijkskunde Algemene Economie Bedrijfseconomie Geschiedenis
vt vt*) vt*) vt
Crohonr: 35201 35202 35203 35197
*) Het betreft hier ook kopopleidingen; Sinds 2005 kunnen studenten met een specifieke, afgeronde hbo- of wo-vakvooropleiding kiezen voor de kopopleiding. De studenten die hiervoor kiezen volgen een programma met een omvang van 60 EC’s dat grotendeels gesitueerd is in de beroepspraktijk en behalen daarmee een tweedegraadsbevoegdheid. De regeling is gebaseerd op landelijk vastgestelde kaders. De VT opleidingen worden in samenwerking met de LOI aangeboden in de vorm afstandsleren. 1.2.6. De wijze waarop het afstandsleren en de kopopleidingen voldoen aan de NVAOcriteria voor accreditatie is in de betreffende adviesrapporten in algemene zin beschreven. Alleen voor de aspecten waar voor de verschillende varianten specificering noodzakelijk is of als wenselijk wordt gezien, wordt per onderwerp nader ingegaan op de voor de verschillende varianten bepalende kenmerken. 1.2.7. Hobéon Certificering heeft de lerarenopleidingen verdeeld in drie clusters, te weten: Mens en Maatschappij, (aardrijkskunde, economie (algemeen), economie (bedrijfs-) en geschiedenis, gezondheidszorg en welzijn), Talen (Engels, Nederlands, Frans, Duits) en Science (biologie, natuurkunde, scheikunde en wiskunde). Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de opleidingen van het cluster Mens en Maatschappij in één rapport samengevat omdat alle opleidingen binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de verschillende opleidingen en de verschillende varianten zichtbaar gemaakt. 1.2.8. In het jaar 2002 zijn de lerarenopleidingen Duits, Frans en Gezondheidszorg en welzijn gestart. Omdat deze later toegevoegd zijn aan het aanbod van lerarenopleidingen, hebben deze opleidingen een andere cyclus met betrekking tot de accreditatie en heeft dit rapport dus geen betrekking op deze opleidingen. Deze opleidingen zijn in 2008 geaccrediteerd. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review ‘Meester in leerkracht’ van de School of Education van de Hogeschool Windesheim.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 2
1.3.
Karakteristiek van de School of Education
In 1979 is de Christelijke Lerarenopleiding Zwolle van start gegaan. In 1986 fuseerde de lerarenopleiding met een aantal andere opleidingen tot de sector Hoger Pedagogisch Onderwijs van de Christelijke Hogeschool Windesheim. In het jaar 2000 is de Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs/Beroeps- en Volwasseneducatie een samenwerkingsverband aangegaan op het terrein van afstandsonderwijs met de Leidse Onderwijs Instellingen (LOI). Stapsgewijs zijn nagenoeg alle lerarenopleidingen (behalve natuur- en wiskunde) in afstandsleren opgezet. Studenten kunnen hierdoor kiezen om de lerarenopleiding grotendeels plaats-, tijd-, en tempo-onafhankelijk te volgen: een flexibele vorm van studeren via het internet. De studenten die in de variant afstandsleren studeren, volgen hetzelfde programma als de studenten uit de voltijd dagopleiding. Het verschil tussen de twee varianten is met name zichtbaar in de vorm waarin de studiebegeleiding en de stagebegeleiding plaatsvindt. In 2004-2005 heeft de School het major-minormodel ingevoerd voor al haar opleidingen. Centraal staat competentieleren op basis van de SBL (Stichting Beroepskwaliteit Leraren) competenties, in een vraaggestuurd curriculum. Dit nieuwe curriculum wordt zoveel mogelijk vormgegeven in de context van kenmerkende beroepssituaties, waardoor de student leert aan de hand van authentieke beroepssituaties. De missie van de Lerarenopleiding is verwoord in Education Valley uit 2006 en geactualiseerd in 2008. Enkele passage uit Education Valley: De School of Education van Windesheim draagt bij aan de kwaliteit van onderwijs, kennisontwikkeling en kenniscirculatie door het opleiden van leraren en andere professionals, praktijkonderzoek en dienstverlening. De School of Education wil een topinstelling zijn met een breed portfolio dat studenten opleidt tot competente leraren en professionals. Belangrijk daarin is waardevol onderwijs dat opleidt tot “meelopers en dwarsliggers” (socialisatie- en emancipatiefunctie), waar pedagogische kwaliteit centraal staat, dat leidt tot ontmoeting, identiteit en burgerschap, geïnspireerd door christelijke bronnen. Vanuit het verleden heeft de Lerarenopleiding sterke banden met het protestants christelijk voortgezet onderwijs. Tegenwoordig vervult de lerarenopleiding vooral een regionale functie. In haar curriculum is er aandacht voor identiteit in brede zin in de onderwijseenheden Beroep. De School of Education heeft een directeur met eindverantwoordelijkheid. De afdeling VO/BVE/PTH wordt aangestuurd door een manager. De manager wordt ondersteund door een hogeschoolhoofddocent en clustermanagers. Iedere afzonderlijke opleiding heeft een studieleider. De studieleider is verantwoordelijk voor het operationele proces binnen de opleiding en wordt aangestuurd door de clustermanager. De School of Education bestaat uit een aantal marktgroepen: VO/BVE/PTH; Primair Onderwijs en Speciaal Onderwijs. Daarnaast is er een aantal opleidingen met een status aparte, zoals Theologie en Levensbeschouwing, Docent Beeldende Kunst en Vormgeving, en Hoger Onderwijs voor Ouderen (HOVO). De Lerarenopleiding VO/BVE (exclusief PTH) telt 2427 studenten, waarvan 1192 in de dagopleiding en 1235 in het traject afstandsleren (peildatum 2008). Er werken 95 lerarenopleiders voor 78 fte en vier managers voor 4 fte. De flexibele schil voor het afstandsleren bedraagt 30 lerarenopleiders met een omvang van 3,5 fte (peildatum november 2008). In de afgelopen jaren is er een stijging te zien geweest in het aantal studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 3
Via het Regionaal Platform Arbeidsvoorziening werkt de opleiding samen met een viertal scholen in de zogeheten dieptepilot Opleidingsschool. In de dieptepilot wordt experimenteel verder vormgegeven aan een opleidingsstructuur voor Opleiden in de school. Daarnaast is de opleiding partner in de dieptepilot Academische Opleidingsschool van het Assink Scholengemeenschap in Haaksbergen. Op het ogenblik wordt er met twee curricula gewerkt binnen de opleidingen. Het betreft hierbij het curriculum oude stijl, waarvan het laatste cohort in 2005 begonnen is en waarvan de studenten in 2009 in het vierde jaar studeren. Vanaf 2006 hanteert de opleiding een nieuw curriculum, gebaseerd op het major-minorsysteem en op de missie van de opleiding, verwoord in Education Valley uit 2006. Bij de beoordeling van de opleidingen is uitgegaan van het curriculum nieuwe stijl, tenzij dat anders vermeld is.
1.4.
Visitatierapport 2003
1.4.1 In de voorgaande visitaties (2003) zijn de opleidingen steeds voldoende beoordeeld. Op een aantal deelaspecten scoorden de opleidingen onvoldoende, te weten: Het waarborgen van het voldoen aan de beoogde kwalificaties is onvoldoende. De behaalde rendementen van de lerarenopleidingen waren te laag. Er is geen sprake van systematische evaluatie en verbetering van kwaliteit. Het toetsbeleid voldeed niet. Naar aanleiding van de visitatie in 2003 heeft de NVAO gevraagd een notitie met de betrekking tot de stand van zaken te schrijven. Medio januari 2006 is de Stand van zaken notitie 2006 aan de NVAO aangeboden. Deze notitie geeft in het generieke deel aan welke maatregelen de Lerarenopleiding genomen heeft, waardoor aangetoond wordt dat de studenten voldoen aan de beoogde kwalificaties. Ook wordt beschreven welke maatregelen genomen zijn voor het behalen van een kwantitatief aanvaardbaar rendement. De stand van zaken notitie is in november 2006 door de NVAO goedgekeurd. In oktober 2008 hebben de eerste drie opleidingen van de Lerarenopleiding de officiële accreditatie verkregen van de NVAO, namelijk Duits, Frans en Gezondheidszorg & Welzijn. Deze opleidingen en de opleidingen waarop het onderhavige rapport betrekking heeft, hebben een identiek generiek gedeelte. Ook is er in november 2008 een interne audit op Schoolniveau uitgevoerd. De focus van deze interne audit lag op de kwaliteit van de bedrijfsvoering van de School of Education als geheel en betrof alle randvoorwaarden voor goed onderwijs en met name de besturingsen ondersteunende processen. Als sterk punt wordt de heldere visie van de directeur genoemd. Hij verwacht van managers, lerarenopleiders en andere medewerkers een professionele houding in een cultuur van verantwoordelijkheid nemen en eigen ondernemerschap. Daarbij zijn transparantie in besluitvorming en elkaar aanspreken op kwaliteit van groot belang. Het management van de Lerarenopleiding deelt deze visie en draagt haar mee uit. Flankerend is een aanzet gemaakt met een beloningssysteem gerelateerd aan functioneren. Het auditteam heeft toen voorts geconstateerd, dat: er sprake is van onvoldoende systematische vermelding van resultaten; er veel meetgegevens aanwezig zijn die onvoldoende inzicht en overzicht geven. De meetgegevens worden onvoldoende geanalyseerd. De School of Education heeft in 2008 een aantal initiatieven genomen om tot verbetering te komen van de ondersteunende processen, met name door het Bedrijfsbureau en de Regeltafel, het afstemmingsoverleg van afdelingsmanagers binnen de school ten aanzien van operationele processen. Het management beschrijft dat er in de School of Education een sterke urgentie leeft wat betreft de noodzaak van een procesmatige inrichting. Zij acht het van groot belang dat initiatief is genomen tot het samenstellen van één kwaliteitshandboek voor de hele School of Education. Daarin is de nieuw opgestelde P&Ccyclus geïntegreerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 4
1.4.2. Tijdens de recentste audit is het auditteam tot eenzelfde conclusie gekomen als het interne auditteam, te weten dat de uitkomsten uit evaluaties op Schoolniveau nog niet altijd tot gestructureerde verbeteracties op lange termijn leiden. Het auditteam is echter van mening dat dit binnen de korte termijn tussen de interne audit (november 2008) en de recente audit (april 2009) ook nog niet structureel vormgegeven kan zijn en ziet dat de opleiding wel verbetermaatregelen genomen heeft.
1.5.
Aanpak
1.5.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de betreffende opleidingen van de tweedegraads lerarenopleiding van Hogeschool Windesheim is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleidingen voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAOAccreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingen en opleidingsvarianten geldt het volgende: De betreffende tweedegraads lerarenopleidingen hebben zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een tweedegraads lerarenopleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door School of Education aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 5
Op basis van de door School of Education aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de verschillende opleidingen en opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding(-en) op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten een externe onafhankelijke deskundige op het gebied van werkveld, één externe onafhankelijke deskundige met generieke didactische kennis, per cluster (Science, Talen en Mens en Maatschappij) één vakdeskundige, twee studenten, één lead auditor en twee secretarissen vanuit Hobéon Certificering. Daarnaast heeft Hobéon Certificering twee correspondenten ingezet, die de verschillende vakken inhoudelijk beoordeeld hebben. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
1
Visitatie heeft op 14 en 15 april 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 6
1.5.2. Kwaliteit lerarenopleiding Hobéon Certificering heeft bij het beoordelen van de tweedegraads lerarenopleiding rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s op dit terrein. Dit naar aanleiding van een brief van de Staatssecretaris aan de NVAO (d.d. 14/11/07) inzake ‘Accreditatie van lerarenopleidingen’. Hierin geeft de staatssecretaris aan dat de lerarenopleidingen de afgelopen jaren veel energie gestoken hebben ‘…in behoud en verbetering van kwaliteit en in het creëren van waarborgen voor duurzame kwaliteit’. Verder geeft zij aan dat in het accreditatietraject zekerheid dient te worden verkregen ‘…dat de opleiding aan studenten biedt wat zij nodig hebben om voldoende voorbereid en op HO-niveau het beroep van leraar uit te oefenen’. In overleg tussen de NVAO en de VBI’s is vervolgens een aantal afspraken gemaakt wat betreft de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de site visit aan de tweedegraads lerarenopleiding, de inhoud van het curriculum en het gerealiseerde niveau. Hobéon Certificering heeft de samenstelling van het auditteam voorafgaand aan de audit voorgelegd aan de NVAO. De NVAO heeft de samenstelling van het auditteam als adequaat beoordeeld. Om de ‘externe legitimering’ verder te borgen heeft het auditteam tijdens de audit extra gesprekken gevoerd met studenten, docenten en werkveld. Bij de audit zijn (tussen)producten van studenten beoordeeld waaronder portfolio’s, toetsen en werkstukken. In het programma van de visitaties is, naast de reguliere gesprekken, ook ruimte gemaakt voor gesprekken met (deels at random) studenten en docenten tijdens lesbezoek. Het curriculum van de verschillende tweedegraads lerarenopleiding is door het auditteam nadrukkelijk tegen het licht gehouden. Concreet betekent dit dat gekeken is naar zowel de vakinhoudelijk kant ervan als naar de specifieke vakdidactiek. Wij merken op dat in de rapportage aandacht besteed is aan het aantal contacturen (colleges, werk- en projectgroepen en individuele begeleiding waarbij de student in direct contact staat met de docent), de docent/student ratio en het opleidingsniveau van de docenten. Ook is door het auditteam voorafgaand aan en tijdens de audit de wijze bestudeerd waarop de opleiding het Opleiden in de School heeft vormgegeven. Meer in het bijzonder heeft het auditteam concrete informatie bestudeerd waaruit blijkt op welke wijze de samenwerking tussen scholen en de opleiding vorm heeft gekregen en op welke wijze de opleiding de kwaliteit van het Opleiden in de School borgt. Hiermee volgt Hobéon Certificering de toezeggingen van de voorzitter van de NVAO aan de Staatssecretaris inzake de beoordeling van de kwaliteit van de lerarenopleiding (brief voorzitter NVAO aan de Staatssecretaris OCW, d.d. 22 november 2008, NVAO/20073488/FV). Het auditteam heeft verder gekeken naar de ontwikkeling van de kennisbases voor de verschillende opleidingen. In opdracht van het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten (ADEF) is in 2004-‘05 de ontwikkeling van een landelijke kennisbasis voor de onderscheiden tweedegraads lerarenopleidingen tot stand gekomen. De kennisbasis betreft het geheel aan vakinhoudelijke kennis en vaardigheden die een leraar vo/bve in een bepaald schoolvak moet bezitten. Het auditteam heeft kunnen constateren dat de Hogeschool Windesheim meewerkt aan het vaststellen van de vakinhoudelijke eindkwalificaties. Zie verder bij facet 1.1.
1.5.3. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 7
Onderwerp 1) Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. 2) Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. 3) Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet 4) Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening 5) Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 8
1.5.4. Auditteam Het auditteam was als volgt samengesteld: Panelleden
Audit en kwaliteitzorg deskundigheid
dhr..Blomen voorzitter
x
dhr. Van Gils (werkvelddeskundige) dhr. Van Riessen (vakdeskundige Mens en Maatschappij) Q. Bunschoten, M. Bijkerk (secretarissen) mw. P. Clement, mw. I. Sieben (studentleden auditteam)
x
Onderwijs deskundigheid
Werkveld Deskundigheid
x
x
x x
Vakinhoudelijke deskundigheid
Studentgebonden deskundigheid
x
x x
Het auditteam van Hobéon Certificering heeft expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De werkveld- en vakdeskundigen hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De lead auditor, de heer Blomen, heeft ruime auditervaring binnen het hoger onderwijs. Hij is sinds lang in het hbo werkzaam, eerst bij de HBO-raad, vervolgens als directeur van Hobéon en voert sinds het begin van het accreditatiestelsel audits uit in het hbo. De heer Van Gils is sinds de jaren ‘70 in het onderwijs werkzaam en bekleedt sinds begin jaren ’90 leidinggevende functies in het voortgezet onderwijs, onder andere als voorzitter van het College van Bestuur van het Scala College. De heer Van Riessen is als vakdidacticus geschiedenis verbonden aan het Instituut voor de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast is hij projectmedewerker bij het Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken. De heer Bunschoten en mevrouw Bijkerk hebben in hun rol als secretaris meerdere malen deel uit gemaakt van een auditteam. Mevrouw Clement en mevrouw Sieben zijn studenten aan de lerarenopleiding van Fontys Sittard en hebben in die hoedanigheid deel uitgemaakt van het auditteam. Tevens hebben de heer Vankan (aardrijkskunde) en de heer Welp (economie) als correspondenten de inhoudelijke documenten met betrekking tot het programma van de betreffende opleidingen beoordeeld. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 9
1.5.5. Deelnemers visitatie en Programma Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor het programma en een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 10
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen Algemeen: De missie van Windesheim ten aanzien van de tweedegraads lerarenopleidingen is vastgelegd in het document ‘Education Valley’. Hierin staat verwoord dat de School of Education van Windesheim bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs en kennisontwikkeling en –circulatie in het onderwijs door het opleiden van leraren en andere professionals, het doen van praktijkonderzoek en het bieden van dienstverlening. De School of Education wil een topinstelling zijn met een breed portfolio, waardevol onderwijs, uitstekende relaties en samenwerking met omgeving en stakeholders, topdocenten en een optimale bedrijfsvoering. Het beroepsbeeld bij de respectievelijke opleidingen kent de volgende elementen: Identiteit vormgeven vanuit de christelijk-joodse traditie Opleiden met pedagogische kwaliteit en opleiden tot burgerzin Vraagsturing en competentiegericht opleiden Opleiden op basis van het negenveldenmodel van de kennisbasis van Stichting Beroepskwaliteit Leraren In het kader van de Wet BiO zijn in 2005 landelijke bekwaamheidseisen vastgesteld voor leraren, opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). De opleiding hanteert deze SBL-competenties als referentiekader. De hbo-kwalificaties worden gedekt door de SBL-competenties. Daarnaast hebben de gezamenlijke directeuren van de tweedegraads lerarenopleidingen, verenigd in het ADEF, regiegroepen samengesteld om de kwaliteit vast te stellen en te verbeteren, het zogenaamde K3-project: Kennisbasis, Kennistoetsen en Kennisbank. Doel van het project is: opschonen en harmoniseren van aanwezige kennis per vak, voltooien van kennisbases kennis van afgestudeerden is vastgelegd, extern gelegitimeerd en gevalideerd. Hierover een duidelijk signaal naar de buitenwereld afgeven. het maken van items voor de kennistoetsen. De kennisbasis wordt medio 2009 voltooid en gepubliceerd. De kennistoetsen worden verplicht gesteld voor het cohort dat in 2009-2010 met de studie begint. Er komt een propedeusetoets, een LiO-bekwaamheidstoets en een startbekwaamheidstoets. Windesheim participeert in dit project door aan de vakredacties deel te nemen. In het Bestuurscharter lerarenopleidingen (HBO-raad, 2006) wordt gesteld dat er in het VO/BVE behoefte is aan verschillende typen leraren die naast elkaar functioneren en die elkaar qua expertise aanvullen. Deze expertise wordt binnen de opleidingen verkregen door profilering gericht op verdieping van vakinhoudelijk vorming, beroepspraktijkvorming of zorgontwikkeling. De opleiding geeft hier vorm aan door drie verschillende uitstroomprofielen te hanteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 11
De lerarenopleiding onderhoudt een sterke band met het werkveld, vanaf de jaren negentig via de Epos-consultatiegroep, in 2006 is deze groep opgegaan in de Beleidsraad en de Onderwijsadviesraad. Daarnaast spelen medewerkers een belangrijke rol in het onderhouden en uitbreiden van contacten met scholen in het kader van het opleiden van studenten. Door deze relaties met vakgenoten en het beroepenveld zijn de opleidingen in staat de actuele ontwikkelingen te borgen. Regionaal wordt contact gehouden met het werkveld door het Regionaal Platform Arbeidsvoorzieningen, met name over de werkgelegenheid in de regio. Via dit platform werkt de School of Education ook samen met een viertal scholen in een dieptepilot, waarbinnen geëxperimenteerd wordt over de opleidingsstructuur voor Opleiden in de School. Daarnaast is Windesheim partner in de dieptepilot Academische Opleidingsschool van de Assink Scholengemeenschap in Haaksbergen. Tevens heeft de opleiding in 2007 in samenwerking met het werkveld validatiecongressen voor de opleidingen gehouden om vast te stellen of de opleidingen zijn ingericht op basis van de vigerende beroepscompetenties en of de opleiding studenten aflevert die inzetbaar zijn in een breed tweedegraadsveld. Op internationaal vlak wordt er samengewerkt met de Artevelde-Hogeschool in Gent. Medewerkers van de hogeschool zullen in 2009 wederom wederzijds participeren in elkaars interne audits. De verschillende opleidingen hebben op volgende wijze de kennisbasis vastgesteld en onderhouden op volgende wijze contact met het werkveld: Geschiedenis: De kennisbasis van Geschiedenis is in 2006 besproken en geaccordeerd in het landelijk overleg van tweedegraads lerarenopleiders en teamleiders Geschiedenis in samenspraak met het Instituut voor Geschiedenisdidactiek en met het bestuur en de Commissie Lerarenopleiding van de Vereniging van Docenten Geschiedenis en Staatsinrichting in Nederland. Aansluitend bij de kennisbasis is enkele jaren geleden in een coproductie van de lerarenopleidingen een digitale kennisbasistoets c.q. voortgangstoets ontwikkeld. Voorts is in dit traject in het voorjaar van 2008 op initiatief van enkele Amsterdamse collega’s én gebaseerd met medewerking van alle andere tweedegraads lerarenopleidingen (via een redactieraad) een handboek voor aanstaande leraren gepubliceerd dat de kennisbasis ‘dekt’. Deze publicatie is voor studenten verplichte literatuur. Economie: De kennisbases van Economie zijn in 2007 en 2008 besproken en geaccordeerd in het landelijk overleg van de coördinatoren van de tweedegraads lerarenopleidingen Economie. Aansluitend aan de kennisbasis wordt op dit moment binnen het K3-project als een coproductie van de lerarenopleidingen een digitale kennisbasistoets c.q. voortgangstoets ontwikkeld. Het derde element, de (vooral didactische) kennisbank is voor Economie al beschikbaar. Deze kennisbasis is op onderwerpen vastgesteld, niveaubepaling is hierbij nog niet aan de orde geweest. Een viertal docenten van de opleiding heeft meegewerkt aan de opzet en vulling van de kennisbank. In het landelijk overleg van studieleiders van de lerarenopleidingen economie is er echter nog wel behoefte de kennisbasis van niveau-indicaties te voorzien. Realisatie vindt plaats tijdens het ontwikkelen en vullen van de Kennistoets. Een eerste aanzet hiertoe was op 28 november 2008 in Utrecht. Aardrijkskunde: De kennisbasis van Aardrijkskunde is in juni 2007 besproken en geaccordeerd in het landelijk overleg van tweedegraads lerarenopleiders en teamleiders Aardrijkskunde.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 12
Aansluitend bij de kennisbasis wordt op dit moment binnen het K3-project als een coproductie van de lerarenopleidingen een digitale kennisbasistoets c.q. voortgangstoets ontwikkeld. De lerarenopleiding Aardrijkskunde van Windesheim is inhoudelijk betrokken bij deze ontwikkeling. De opleiding legt eigen accenten ten aanzien van wereldburgerschaps educatie, mondialisering en duurzaamheid. Dit resulteert bijvoorbeeld in een nieuw vak Milieugeografie. Het auditteam is van mening dat de Lerarenopleiding op een juiste wijze aansluiting gevonden heeft bij de landelijke eisen en een vertaalslag heeft gemaakt naar de eigen visie. Ook is het auditteam van mening dat de opleiding op juiste wijze de interactie met het afnemende werkveld aangaat en op die wijze goed geïnformeerd is over de eisen die het werkveld aan afgestudeerden van de opleidingen stellen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding hanteert als eindtermen de landelijk vastgelegde SBL-competenties en sluit daarmee aan bij de eisen die door vakgenoten gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein. De School heeft invulling gegeven aan de door de HBO-raad vastgestelde behoefte aan verschillende typen leraren door een heel duidelijke profileringmogelijkheid in het curriculum op te nemen. De School participeert in het ADEF en werkt mee aan het K3-project. Op verschillende niveaus wordt contact met het werkveld onderhouden, onder meer door de Beleidsraad, de Onderwijsadviesraad en de validatiecongressen. Uit bestudering van de opleidingsspecifieke documenten en na gesprekken met afgevaardigden van het cluster Mens en Maatschappij tijdens de audit heeft het auditteam kunnen vaststellen dat het algemene beleid van de Lerarenopleiding een vertaling heeft gevonden in de afzonderlijke opleidingen en dat de eindkwalificaties van deze opleidingen daarmee aansluiten op de eisen die door vakgenoten stellen aan de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 13
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Bevindingen Algemeen De opleiding baseert zich bij de inrichting van de opleidingen op volgende parameters: de Dublin Descriptoren de hbo-kwalificaties de SBL competenties De SBL-competenties zijn op landelijk niveau vastgesteld en omvatten de volgende componenten: interpersoonlijk pedagogisch vakinhoudelijk en didactisch organisatorisch samenwerken met collega’s samenwerken met de omgeving reflectie en ontwikkeling De SBL-competenties zijn geformuleerd op drie niveaus, namelijk op het basis- het gevorderden en het bachelorniveau. Ze worden binnen de opleidingen op bachelorniveau afgesloten en sluiten hierdoor aan bij de algemeen geaccepteerde beschrijving van het bachelorniveau. De SBL-competenties zijn door Windesheim samengevoegd met de generieke HBO-competenties, waaraan de lerarenopleiding twee competenties toegevoegd heeft, te weten Zelfsturing en Pedagogische Kwaliteit. Vervolgens heeft de School deze competenties gekoppeld aan de vijf Dublin Descriptoren. Deze relatie is in een matrix uitgewerkt. Zo is bijvoorbeeld de competentie op het terrein van vakinhoud en didactiek op de volgende wijze gekoppeld aan de vijf Dublin Descriptoren: Kennis en inzicht: met inachtneming van theoretische en methodische kennis met betrekking tot het fundament en de leerinhouden van vakken, didactiek (in relatie tot leren), opbouw en samenhang schoolmethodes, doorlopende leerlijnen. Toepassen kennis en inzicht: in een specifieke onderwijscontext kunnen ontwerpen en ‘uitvoeren en passend maken’ van leerinhoud(en) via methodieken en didactiek op basis van integratie tussen praktische kennis (schoolmethoden en leerinhouden), methodische- en theoretische kennis en op basis van de diagnose van de eigen praktijk. Oordeelsvorming: beredeneerde keuzes maken mede op basis van praktijkonderzoek met betrekking tot didactiek (in relatie tot leren) en inhoud van het vak en gericht op de verbetering van de eigen schoolpraktijk. Communicatie: uitleggen en verantwoorden van keuzes en hierbij rekening houdend met de doelgroep ten aanzien van de didactiek, de inhoud van het vak en de doelgroep leerlingen. Leervaardigheden: systematisch oriënteren, plannen en uitvoeren van ontwikkel- en verbeteracties en reflecteren op de eigen onderwijspraktijk en het kunnen inschakelen van professionele leervormen (o.a. via intervisie en supervisie). In een schema is deze koppeling voor de opleidingen vervolgens beschreven per competentie, waarbij een relatie wordt gelegd naar de kennisbasis voor de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 14
Het auditteam heeft de matrix bestudeerd, waarin de opleiding de SBL-competenties met de Dublin Descriptoren verbindt en is van mening dat de opleiding op deze wijze de eindkwalificaties laat aansluiten bij het algemeen erkende hbo-eindniveau. Ook heeft het auditteam de verbinding tussen de competenties en de kennisbases bestudeerd en is van mening dat deze verbinding op een juiste wijze gelegd wordt.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De lerarenopleidingen hebben door middel van een matrix aangetoond dat de eindkwalificaties, gebaseerd op de SBL-competenties, de Dublin Descriptoren dekken. Daarmee is aangetoond dat de eindkwalificaties van de lerarenopleiding aansluiten bij de algemeen geaccepteerde beschrijvingen van een Bachelor. De lerarenopleiding heeft in een schema een relatie gelegd tussen de SBL-comptenties en de kennisbases van de verschillende opleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Zoals al onder 1.2. is beschreven hebben de opleidingen op landelijk niveau een relatie gelegd tussen de Dublin Descriptoren en de SBL competenties en kennisbases. Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen daarom gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. 1.3.2. Beroepsonderwijs Zoals al onder 1.1. is beschreven hebben de opleidingen zich gebaseerd op het landelijk beroeps- profiel en de landelijke SBL competenties en kennisbases. Het auditteam heeft vastgesteld, dat de eindcompetenties van de opleidingen corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en aansluiten bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een hbo opleiding tweedegraads leraar. 1.3.3. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van alle opleidingen. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De eindkwalificaties van de lerarenopleiding zijn ontleend aan de op landelijk niveau vastgestelde SBL-competenties. Het werkveld heeft op verschillende wijze invloed op het curriculum van de lerarenopleiding. Op die wijze borgt de lerarenopleiding het eindniveau van de verschillende opleidingen. SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor alle opleidingen als voldoende.
De opleiding hanteert als eindtermen de landelijk vastgelegde SBL-competenties en sluit daarmee aan bij de eisen die door vakgenoten gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein. De School participeert in het ADEF en werkt mee aan het K3-project. De lerarenopleidingen hebben door middel van een matrix aangetoond dat de eindkwalificaties, gebaseerd op de SBL-competenties, de Dublin Descriptoren dekken. Daarmee is aangetoond dat de eindkwalificaties van de lerarenopleiding aansluiten bij de algemeen geaccepteerde beschrijvingen van een Bachelor. De lerarenopleiding heeft in een schema een relatie gelegd tussen de SBL-comptenties en de kennisbases van de verschillende opleidingen. Op verschillende niveaus wordt contact met het werkveld onderhouden, onder meer door de Beleidsraad, de Onderwijsadviesraad en de validatiecongressen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 16
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen Algemeen: Het auditteam heeft kunnen constateren dat kennisontwikkeling binnen de opleidingen plaatsvindt aan de hand van beroepspraktijkstudiemateriaal en vakliteratuur op hboniveau. Iedere opleiding van Windesheim draagt zorg voor verplichte literatuur bij de verschillende programmaonderdelen en adviesliteratuur in de vorm van recente artikelen, digitale bronnen en leermiddelen voortgezet onderwijs. Jaarlijks is er een geactualiseerde lijst met literatuur en andere studiematerialen. De School of Education werkt met zogenaamde Kenmerkende Beroepssituaties (KBS), beroepssituaties, die representatief zijn voor het toekomstige werkveld. Elk majoronderdeel bestaat uit een kenmerkende beroepssituatie van 15 ECTS. Centraal staan de beroepstaken (4 EC). De benodigde kennis, vaardigheden en attitudes om de beroepstaken op een goede manier te kunnen uitvoeren worden voorafgaand of parallel aan de beroepstaak aangeboden in ondersteunende onderwijseenheden en gegeven in de vorm van hoorcolleges, werkcolleges, practica, projecten en supervisiegroepen. De beroepstaken worden uitgevoerd in leerwerktrajecten (stages) en deze hebben een belangrijke positie binnen de opleiding: zowel in de visie van de oude (cohort 2005 en ouder) als de nieuwe opleiding verwerft de student zijn SBL-competenties door de wisselwerking van theorie en praktijk. Vanaf het eerste jaar lopen de studenten stage. In het eerste jaar is dit een dag per week, in de loop van de studie loopt dit op. De laatste helft van het vierde jaar bestaat uit een fulltime LiO-stage. Voor het programma oude stijl geldt als uitgangspunt het competentiegerichte leren, waarbij het curriculum opgebouwd is langs drie leerlijnen, te weten de vaklijn, de reflectielijn en de beroepspraktijklijn. Het laatste cohort in dit curriculum is in 2005 aan zijn studie begonnen. Het auditteam heeft vast kunnen stellen dat de opleiding op verschillende wijze contact onderhoudt met het werkveld. Zo gebruiken lerarenopleiders gemiddeld 12,5% van hun aanstelling voor begeleiding van studenten in leerwerktrajecten. Doordat dit in intensief overleg met de stagescholen gebeurt, hebben zij op die wijze veelvuldig contact met het werkveld. Daarnaast onderhoudt de School of Education formele samenwerkingsverbanden met dertien vo-scholen en één ROC en relaties met 45 stagescholen. Ook participeert de lerarenopleiding in twee door het ministerie van OCW gesubsidieerde diepteprojecten/ pilots. De opleiding onderhoudt tevens contacten met het werkveld door de inbreng van de Onderwijsadviesraad en de Beleidsraad, waarin het werkveld participeert. Het auditteam is van mening dat de opleiding op die wijze in voldoende mate geadviseerd wordt door de omgeving.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 17
De School of Education beschikt over vier lectoraten. Deze maken sinds 2007 deel uit van de School of Education, tot die tijd vielen ze onder het CvB. Thema’s binnen de lectoraten zijn ICT onderwijsinnovatie en gedragsbeïnvloeding. Binnen de lectoraten zijn, naast de lectoren, 13 promovendi werkzaam aan veertig onderzoeksprojecten. Geschiedenis: Docenten van de opleiding nemen actief deel aan het landelijk expertise centrum Mens en Maatschappij. De vakgroep organiseert diverse excursies voor studenten in binnen- en buitenland. Op meerdere niveau’s werkt de opleiding samen met het Historisch Centrum Overijssel. De opleiding participeert in een samenwerkingsproject met de Oekraïne met het thema “Herdenken”. Op die wijze legt de opleiding de verbinding tussen de praktijk en het opleidingsprogramma. Een docent werkt als auteur voor lesmethoden. Bijdragen van docenten aan kennisnet voor uitwerking van multimediale toepassingen leiden tot nascholingsonderwijs. De opleiding wil in 2009-2010 specifieke bijeenkomsten met leraren geschiedenis uit het werkveld gaan beleggen. Economie: De opleiding kent een specifieke stage binnen een economische setting die plaats vindt tijdens de Minor Specialist leraar Economie, een zogenaamde bedrijfsstage. In deze (verplichte) minor loopt de student Economie stage in het bedrijfsleven en volgt hij op Windesheim een aantal theoretische vakken. Tijdens deze minor zal hij door onderzoek de koppeling moeten laten zien tussen theorie en praktijk. Twee docenten werken ook binnen het Ruud de Moor Centrum. Leden van de vakgroep schrijven mee aan onderwijsmethodes en een vakdidactiekboek. De opleiding kent een doorlopende onderzoekslijn van het eerste tot het derde jaar. Aardrijkskunde: Leden van de vakgroep zijn actief als methodeontwikkelaar en zijn betrokken bij de ontwikkeling van de kennisbasis. In 2005 was de vakgroep gastheer van de KNAGonderwijsdag. Onderzoek is verwerkt in meerdere modules. Zo worden in het kader van de scriptie en de module Geografisch Onderzoek alle fasen van het geografisch onderzoek doorlopen. Ook verrichten studenten onderzoek in de beroepspraktijk. Veldwerktechnieken komen aan bod tijdens studiedagen op locatie in Nederland en Turkije. Op basis van bovenstaande voorbeelden heeft het auditteam kunnen vaststellen dat het beleid van de School of Education op een zinvolle wijze doorwerking heeft gekregen in de afzonderlijke opleidingen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De door de opleiding gebruikte literatuur is actueel en relevant en kennisontwikkeling van studenten vindt plaats door aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal. Doordat de Lerarenopleiding intensief contact onderhoudt met het werkveld blijft het curriculum aantoonbaar verbanden houden met de actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Doordat de leerwerktrajecten een belangrijke en doorlopende plek binnen de Lerarenopleiding heeft en ingebed is in de KBS worden aantoonbare verbanden met de beroepspraktijk onderhouden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 18
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen Algemeen: Windesheim heeft haar opleidingen georganiseerd in een major-minor model. De major (120 EC’s inclusief Studieloopbaanbegeleiding) leidt samen met de verdiepende minor (60 EC’s inclusief SLB) op tot het beroepsprofiel. De student kan door middel van de verbredende minoren zijn profiel verder vorm geven. Deze minoren geven invulling aan de landelijk vastgestelde uitstroomprofielen: vakgericht, beroepsgericht en zorggericht. Tevens kan de student door het volgen van verbredende minoren (2x30 EC’s) naar eigen keuze dit profiel verder vormgeven. Windesheim kiest hierbij voor onderwijsprogramma’s waarin de competentieontwikkeling van studenten centraal staat. Om de eigen competentieontwikkeling vorm te kunnen geven dienen studenten in staat te zijn, zelf sturing te geven aan de eigen opleiding en loopbaan. Hierin worden studenten ondersteund in een traject van studieloopbaanbegeleiding (16 EC’s binnen de major). Bij de inrichting van het curriculum hanteert de School of Education de volgende uitgangspunten waardoor het opleidingsprogramma de opleidingskwalificaties dekt: studenten werken in de major én in de verdiepende minor aan alle zeven domeincompetenties, waardoor zij zich ontwikkelen van basisniveau aan het eind van het eerste jaar via het gevorderd niveau (midden derde jaar) naar bachelorniveau (vierde jaar); De programmaonderdelen in de vorm van Kenmerkende Beroepssituaties (KBS) bestaan naast de beroepstaken uit onderwijseenheden Vak en Beroep. Hiermee verwerven de studenten alle noodzakelijke kennis en vaardigheden die voorwaardelijk zijn voor hun competentieontwikkeling. In de onderwijseenheid Vak wordt de vakinhoudelijke kennis aangereikt, in de beroepseenheid Beroep wordt ondersteunende kennis geboden met betrekking tot de uitvoering van het vak. binnen de studieloopbaanbegeleiding (SLB) werken studenten aan SLB-beroepstaken die betrekking hebben op de zevende domeincompetentie (reflectie en ontwikkeling); studenten kunnen zich in bepaalde competenties specialiseren via de verbredende minoren; de opleiding biedt aan de studenten een profileringkeuze van waaruit zij een goede aansluiting kunnen vinden met het beroepenveld. De curriculumonderdelen zijn conform de competentieniveaus ontwikkeld op basis-, gevorderd- of bachelorniveau. Elke onderwijseenheid wordt op een van deze niveaus afgesloten. Een student moet een competentie op een onderliggend niveau hebben afgerond, voor hij aan een competentie op een hoger niveau mag beginnen. De niveaus worden bepaald door de mate van complexiteit, de context en de mate van zelfsturing van de kenmerkende beroepssituaties. De opleiding heeft ter beoordeling van het competentieniveau van de studieonderdelen indicatoren ontwikkeld. De opleiding is er op gericht om studenten een onderzoekende houding aan te leren. In diverse onderwijseenheden komen onderzoeksvaardigheden aan de orde en de opleidingen geven studenten de gelegenheid mee te werken aan lopend onderzoek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 19
Om dit expliciet te maken is de lerarenopleiding gestart met een project voor het ontwikkelen van een onderzoeksleerlijn in het curriculum. Het opleidingsprogramma oude stijl (cohort 2005 en ouder) dekt de opleidingskwalificaties, doordat: het gebaseerd is op domeincompetenties, vakspecifieke competenties en PML (procesmanagement lerarenopleiding) -eindtermen; studenten tijdens de leerwerktrajecten werken aan alle domeincompetenties. In het curriculumonderdeel Persoonlijke Professionele Ontwikkeling (PPO) staat de zevende domeincompetentie (Reflectie en ontwikkeling) centraal. Een student is startbekwaam wanneer hij competent is op de zeven SBL-competenties; de doelstellingen van de beroepspraktijklijn aansluiten bij de domeincompetenties. Studenten werken aan kennis- en vaardigheidsdoelen die zijn afgeleid van de eindtermen. De vaklijn van de opleidingen is gebaseerd op de PML-eindtermen; studenten in het derde jaar voor een minor kiezen. Via de verschillende minoren kunnen de studenten zich in de domeincompetenties verder profileren; de profilering studenten de ruimte biedt zich te verdiepen in bepaalde domeincompetenties. In het programma oude stijl is het leerwerktraject opgebouwd in drie fasen, die elk een eigen thema hebben dat aansluit bij de stijgende complexiteit van het werken voor de klas: propedeuse: oriëntatie op het beroep met als thema ‘zicht krijgen op het beroep’ hoofdfase: thema ‘ik als leraar’ en leerwerktraject ‘oog krijgen voor leerlingen’ in het tweede jaar, in het derde jaar het thema ‘Ik en de leerling’ en het leerwerktraject ‘oog krijgen voor de leerlingen’ afstudeerfase: zelfstandig lesgeven als Leraar-in-Opleiding (LiO-stage). De Lerarenopleiding heeft bij de onderwijseenheden de leerdoelen beschreven en verwijst naar de te verwerven competenties. Deze leerdoelen en competenties zijn terug te vinden in de Educator, een digitale onderwijscatalogus. De studenten hebben in het kader van de minoren de mogelijkheid om een deel van studie in het buitenland te volgen. Hiervoor wordt samengewerkt met een aantal Europese en twee Amerikaanse hogescholen. Hier wordt beperkt gebruik van gemaakt. Het auditteam heeft kennis genomen van de programmaopbouw van het curriculum en is van mening dat de algemene opbouw van het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties inhoudt en het de studenten de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Geschiedenis: Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de opleiding zich bij de inrichting van het programma gericht heeft op de in 2006 voorlopig vastgestelde kennisbasis. Daarbij is in de toetsmatrix van de opleiding aangegeven in welke programmaonderdelen welke competenties getoetst worden. De landelijke kennisbasis zal eind 2009 vastgesteld worden. Economie: Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de opleiding zich bij de inrichting van het programma gericht heeft op de in 2006 voorlopig vastgestelde kennisbasis. Daarbij is in de toetsmatrix van de opleiding aangegeven in welke programmaonderdelen welke competenties getoetst worden. Er heeft binnen de opleidingen economie nog geen verificatie met de landelijke kennisbasis uit 2009 plaatsgevonden. Dit heeft te maken met de recente vaststelling van de kennisbasis voor dit vak. Aardrijkskunde: Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de opleiding zich bij de inrichting van het programma gericht heeft op de in 2006 voorlopig vastgestelde kennisbasis. Daarbij is in de toetsmatrix van de opleiding aangegeven in welke programmaonderdelen welke competenties getoetst worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 20
Er heeft binnen de opleidingen aardrijkskunde nog geen verificatie met de landelijke kennisbasis uit 2009 plaatsgevonden. Dit heeft te maken met de recente vaststelling van de kennisbasis voor dit vak. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De indeling van de Lerarenopleiding in KBS met beroepstaken en ondersteunende vakken vormen een concretisering van de eindkwalificaties. De leerdoelen op verschillende niveaus zijn duidelijk vorm gegeven. Door de indeling van de competenties op verschillende niveaus en de concrete vertaling van deze niveaus in programmaonderdelen leiden de leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen tot de eindkwalificaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 21
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen Algemeen: Windesheim heeft de major ingedeeld volgens een achttal KBS die verbonden zijn aan de competenties. Het leerwerktraject is ingebed in deze beroepssituaties. Parallel hieraan worden de onderwijseenheden Vak en Beroep aangeboden. Omdat studenten in elk majoronderdeel (behalve de eerste twee) in de beroepspraktijk werkzaam zijn en de onderwijseenheden hierbij aansluiten, wordt de transfer tussen het leren op de werkplek en het leren op de opleiding bevorderd. De major is concentrisch opgebouwd. De niveauopbouw is het sterkst zichtbaar bij de beroepstaken en de onderwijseenheden Beroep. Op een hoger niveau worden de beroepstaken meer open geformuleerd en is er meer ruimte voor eigen leervragen van de studenten. De opleiding zorgt dat studenten tot een samenhangende minorenkeuze komen. De keuze van de studenten wordt onder meer aangestuurd door hun persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en persoonlijk activiteitenplan (PAP), dat de studenten elk jaar maken en waarin zij hun studiekeuzes verantwoorden. Elk jaar schrijven zij een POP en een PAP op basis van de geformuleerde leervragen, die altijd een relatie met het werkveld moeten hebben. De begeleiding en beoordeling van de POP/PAP wordt gedaan door een studieloopbaanbegeleider (SLB). Daarnaast kiezen de studenten hun minoren op grond van hun gekozen uitstroomprofiel. De samenhang van het programma wordt op de volgende wijze geborgd: De School of Education werkt met expertisegroepen, die verantwoordelijk zijn voor de invulling van delen van het programma. De expertisegroepen van de onderwijseenheden Beroep, studieloopbaanbegeleiding en leerwerktraject bewaken samen met vakinhoudelijke collega’s de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs. Dit gebeurt samen met het innovatieteam, een team van docenten dat zich bezig houdt met innovatie binnen de School of Education. De studieloopbaanbegeleiders en de examencommissie bewaken de samenhang in het individuele studieprogramma van de student. Zowel bij de ontwikkeling als bij de uitvoering van het programma vindt regelmatig overleg plaats tussen lerarenopleiders uit verschillende disciplines, zoals onderwijskunde en vakdidactiek. In de afstudeerenquête zeggen de studenten dat zij het studieprogramma als samenhangend ervaren. Met name de indeling van het curriculum in de acht KBS maakt het programma volgens het auditteam inhoudelijk samenhangend. De combinatie van verschillende, elkaar ondersteunende vakken in één KBS vormen zinvolle clusters en maken het programma voor de studenten herkenbaar. Hieronder volgen voorbeelden hoe het Schoolbeleid op opleidingsniveau vorm gegeven is. Economie: Studenten Economie volgen in tegenstelling tot de andere opleidingen in het tweede jaar eerst de majorinderdelen 5 en 6 en volgen daarna de minor specialist leraar Economie waarin de student naast de theorievakken ook een bedrijfsstage volgt. In het derde jaar volgen de laatste twee majoronderdelen en de verdiepende minor. Binnen de vakdidactiek heeft de opleiding een doorlopende leerlijn vormgegeven waarin vmbo, adaptief onderwijs en leerlingbegeleiding een expliciete plaats krijgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 22
De opleiding kiest verder voor een aantal thema’s die in het curriculum terug komen zoals: geld en hoe ga je daarmee om? Politiek, welke keuzes zijn er op de diverse niveau’s? Verder wil de opleiding in elke toets een over actualiteit en samenhang laten terug komen. Vakken Bedrijfsadministratie en bedrijfseconomie kennen een toenemende complexiteit in de wijze van aanbieden. Tenslotte is er in de loop van de opleiding van toenemende integratie tussen de verschillende vakgebieden. Aardrijkskunde: Studenten maken binnen de vakonderwijseenheden opdrachten die aansluiten op de beroepsvoorbereidende vakken van dat moment. De geografische werkwijzen zijn versleuteld over de verschillende onderwijseenheden. In de verschillende onderwijseenheden wordt expliciet aandacht besteed aan meerdere geografische werkwijzen en vaardigheden. Het programma van de vakmatige onderwijseenheden is opgezet rond een viertal verticale leerlijnen: geografische vaardigheden en werkwijzen, sociaal-geografische thema’s, fysisch-geografische thema’s en regio’s. Geschiedenis: De vakspecifieke onderdelen van de onderwijseenheden Beroep van de opleiding geschiedenis kennen als gezamenlijk uitgangspunt: de les geschiedenis. Dit thema komt gedurende de gehele opleiding terug. De onderwijseenheden hebben in algemene zin een relatie met de onderwijseenheden beroepstaken en –producten. Het programma van de vakgroep is overwegend chronologisch opgebouwd, terwijl voor de ontwikkeling van het historisch denken een concentrische lijn is uitgezet. De verdiepende minor sluit aan op de majoronderdelen die een hoger abstractieniveau kennen of een diachronisch karakter hebben. Het curriculum van de vakgroep geschiedenis kent een doorlopende onderzoekslijn vanaf het eerste jaar tot en met de tweede helft van het derde jaar. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam is van mening dat het programma inhoudelijk samenhangend vormgegeven is door de inrichting van de KBS, met de beroepstaken, stages en ondersteunende vakken. In het aanbod van verdiepende minoren wordt gestuurd door de opleiding, door de studenten de keuze te geven uit drie afstudeervarianten, die door de minor vorm krijgen. Daarnaast is er ruimte voor studenten om ook verbredende minoren te volgen en op die wijze een eigen profiel te creëren. Het programma is concentrisch vormgegeven, zodat in latere jaren teruggegrepen wordt op eerder opgedane kennis en alle kennis dus paraat blijft. Het auditteam is van mening dat op die manier de samenhang in het programma wordt vormgegeven.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen Algemeen: Het auditteam heeft vastgesteld dat het studiejaar is ingedeeld in vier onderwijsblokken van tien weken. In het programma is er een evenredige spreiding van het aantal EC’s over de perioden van elk jaar zichtbaar. Per onderwijseenheid is het aantal EC’s voor de studenten inzichtelijk gemaakt via de Educator. Studenten krijgen digitaal informatie over het les- en toetsrooster. Bij de opleidingen bedraagt het aantal contacturen tenminste:
Jaar Jaar Jaar Jaar
1 2 3 4
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
15 9-13*) 11 9-13*)
15 9-13*) 11 9-13*)
11 11 11-16 **)
11 11 11-16 **)
*) Verschilt per minor. **) De student is geheel buitenschools en heeft contact met de stagebegeleider.
De onderwijsblokken worden afgesloten met tentamenweken. Studenten hebben de mogelijkheid om elke periode onderwijseenheden te herkansen. Een nog niet afgerond onderdeel heeft geen gevolgen voor toelating tot een volgende onderwijseenheid. Wel moet een onderwijseenheid op een lager competentieniveau eerst afgerond zijn, voordat een onderwijseenheid op een hoger niveau gestart kan worden. Ook is er een drempel van 166 ECTS alvorens een student mag starten met de LiO-stage. Elke student beschikt over hulpmiddelen om zijn studie zelf te kunnen sturen, zoals: De nulmeting: Een digitale meting van capaciteiten, interesses, competenties, motivatie en leerstijlen van een student. De loopbaankompas: een vragenlijst die de student kan gebruiken om na te gaan wat op een bepaald moment zijn sterke en zwakke punten zijn. De studieloopbaantoolkit: een digitale databank met tools die ingezet kunnen worden bij het uitvoeren van SLB-beroepstaken. Windesheim heeft maatregelen genomen die belemmeringen bij de studievoortgang moeten wegnemen. Het auditteam heeft deze maatregelen bestudeerd en is van mening dat de opleidingen hiermee een goede richting op gaan. Desondanks geven de studenten in het STO 2008 aan dat de studielast nog wat aandacht behoeft. Ook in de BAMAevaluatie dagopleiding (2008) geven studenten aan dat de studielast in het leerwerktraject in het derde jaar hoog is. De lerarenopleiding hanteert een bindend studieadvies (BSA) in de propedeuse. De criteria hiervoor zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling. De opleiding hanteert als norm 45 EC’s in het eerste jaar en stelt verder kwalitatieve eisen ten aanzien van de beroepsgerichte onderwijseenheden en de studieloopbaanbegeleiding. Windesheim laat een propedeusetoets en een taaltoets onderdeel uitmaken van de norm voor het bindend studieadvies, zodra deze voorhanden is. Het auditteam is van mening dat deze regelingen essentieel zijn voor het behoud van het niveau van de opleiding en voor de verhoging van de rendementen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 24
Voor studenten met functionele beperkingen of persoonlijke omstandigheden zijn er specifieke regelingen op Windesheim-niveau. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat dit op voldoende wijze geregeld is. Inherent aan het principe van afstandsleren is dat studenten hun eigen studietempo en – belasting bepalen. De studielast wordt zowel op het niveau van de onderwijseenheid als op het faseniveau geëvalueerd. Geschiedenis: De opleiding heeft in het studiejaar 2008-2009 een viertal panelgesprekken gevoerd ter evaluatie van de vakinhoudelijke modules. In deze gesprekken geven de studenten aan dat de studie weliswaar zwaar is, maar studeerbaar is. Als verbetervoorstel geven de studenten het beter concretiseren van leerdoelen en de communicatie hieromtrent. Daarnaast evalueert de opleiding de modules via digitale enquêtes. Deze enquêtes geven volgens de opleiding nauwelijks aanleiding voor acties als de 75% norm wordt gehanteerd. Studenten geven tijdens de audit aan dat de studie goed te doen is. Aardrijkskunde: De opleiding evalueert modules. Verder gebruikt de opleiding per studiejaar 2008-2009 feedback uit panelgesprekken met propedeusestudenten en derdejaarsstudenten voor haar opleidingsontwikkelplan. Studenten geven aan in het eerste jaar minder dan 30 uur per week aan de studie te besteden. In het tweede jaar is dit meer dan dertig uur. De opleiding heeft om de studielast beter te verdelen in het eerste jaar een tentamen vervangen door een werkstuk en in het derde jaar een werkstuk vervangen door een tentamen. Studenten geven tijdens de audit aan dat de studie goed te doen is. Economie: In het ontwikkelplan van de opleiding wordt geen specifieke actie benoemd ten aanzien van de studielast. Studenten geven tijdens de audit aan dat de studie goed te doen is. Het auditteam heeft op basis van bovenstaande evaluaties en op basis van de tijdens de audit gevoerde gesprekken vast kunnen stellen dat de studeerbaarheid van de opleidingen voldoende is en dat de opleidingen dit facet regelmatig evalueren. Studenten geven tijdens de audit aan dat de studie goed te doen is. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De Lerarenopleiding heeft het studiejaar ingedeeld in vier onderwijsblokken van tien weken en de studiepunten gelijkmatig over deze blokken verdeeld. De studenten hebben per vak twee keer per jaar de mogelijkheid om een tentamen af te leggen. Studenten krijgen hulpmiddelen aangereikt om hun studie zelf te sturen. Daarnaast heeft de Lerarenopleiding maatregelen genomen die de belemmeringen bij studievoortgang weg moeten nemen, zoals BSA, en voorzieningen voor studenten met een beperking. De studenten in het afstandsonderwijs zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling van de studielast, waarbij het uitgangspunt gevormd wordt door de studielast, zoals die in de dagopleiding is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 25
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen Algemeen: De wettelijke toelatingseisen voor de opleidingen binnen de School of Education zijn als volgt: de opleidingen zijn toegankelijk voor studenten met een havo- of vwo-diploma of met mbo4-niveau. Omdat in de praktijk bleek dat veel studenten niet de juiste voorstellingen hadden bij de opleiding en vaak meer voor de inhoud van het vak dan voor het docentschap aan de opleiding begonnen, worden met de aankomende studenten intakegesprekken gevoerd. Deze zijn bedoeld om de studenten adequaat voorlichting te geven met de volgende vragen: zit de student op de juiste plaats, kan de student het niveau aan, heeft de student het juiste beroepsbeeld e.d. Het auditteam is van mening dat de intakegesprekken een zinvol instrument is om te toetsen of de student het juiste beeld van de opleiding heeft. Studenten die in het bezit zijn van een WEB-diploma of een vwo-diploma kunnen op grond daarvan in aanmerkingen komen voor vrijstellingen. In een EVC-regeling kunnen studenten verkorting van hun studieprogramma op basis van EVC’s krijgen. De EVC procedure is landelijk gecertificeerd. Met name de studenten afstandsleren en de zijinstromers doen hier een beroep op. Het auditteam is van mening dat de EVC-procedures op een zinvolle wijze vormgegeven zijn. Studenten met een afgeronde specifieke professionele of wetenschappelijke bachelor kunnen in het kader van de Regeling kopopleiding binnen een jaar een tweedegraadsbevoegdheid behalen. Tijdens de aannameprocedure wordt vastgesteld in hoeverre door maatwerk onderdelen behaald moeten worden. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat, indien een student niet voldoet aan de vooropleidingseis en de overige eisen, kan hij tot de opleiding worden toegelaten na overlegging van: een toelatingsbewijs, afgegeven door de examencommissie van de opleiding op basis van een met goed gevolg afgelegde 21+ toets, een met goed gevolg afgelegd assessment op basis van de landelijke kwaliteitscode EVC-assessment, waarbij de competenties zijn vastgesteld op grond waarvan vrijstellingen kunnen worden verleend; Bij het toelatingsonderzoek (21+ toets) voor de lerarenopleiding VO/BVE worden per opleiding specifieke eisen gesteld, zoals extra taaltoetsen voor de taalopleidingen, extra geschiedenistoetsen voor de opleiding geschiedenis en een rekenvaardigheidstest voor de opleidingen economie. Het auditteam is van mening dat dit een zinvolle aanvulling is op het toelatingsexamen. Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding met name gericht is op instroom uit havo. Studenten met een mbo4-achtergrond blijken bij enkele opleidingen deficiënties te hebben, het bieden van mogelijkheden voor het wegwerken van deficiënties verdient versterking vanuit de opleidingen. Voorlichting gebeurt via open dagen, de website, brochures, advertenties, beurzen, onderwijsmarkten, voorlichtingen op middelbare scholen en groepsbezoeken van aspirantstudenten aan de opleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 26
Deze laatste groep kan aan de zijde van eerstejaarsstudenten een dag meelopen. Voor afstandsleren worden studenten geworven via de kanalen van de LOI. Voor deze groep wordt vier keer per jaar een startzaterdag aangeboden waar de studenten uitgebreid kennismaken met de opleiding. Op die wijze worden de beginnende studenten uit het afstandsonderwijs geclusterd en kunnen zij in groepjes studeren. Het auditteam is van mening dat het een juiste keuze van de opleiding is om studenten zo veel mogelijk te clusteren, zodat zij samen kunnen studeren. Economie: Voor het behalen van het gewenste niveau vindt de vakgroep economie het van het grootste belang dat de taal- en rekenvaardigheid (inclusief wiskunde) van de studenten op een voldoende niveau is. De opleiding neemt dan ook een verplichte taaltoets af. Verder werkt de vakgroep voortdurend aan het verbeteren van de attitude van de studenten t.a.v. de taalvaardigheid. Op het gebied van de wiskundige vaardigheden heeft de opleiding een Onderwijseenheid “Cijfers in de economie” ontwikkeld, waarin de voor het economieonderwijs elementaire rekenvaardigheden en wiskunde aan bod komen en worden getoetst. Deze onderwijseenheid is in de eerste periode van de propedeuse geplaatst. De opleiding heeft in 2008-2009 een plan opgesteld om te komen tot een meer gestructureerde manier van aanbieden van EVC-trajecten. Dat zijn er nu ongeveer 6 per jaar. Tijdens de audit bleek dat de uitval bij de studenten vanuit het mbo relatief groot is. De instroom voor de Kopopleiding vertoont een stijgende lijn. Aardrijkskunde: De opleiding signaleert een viertal groepen die relatief slechte studieresultaten boekt: mbo’ers, allochtone studenten, oudere afstandsstudenten en minorstudenten (dit zijn studenten van een andere opleiding binnen de School of Education, die alleen een minor volgen). De opleiding wil de voorlichting verbeteren waardoor het niveau van de opleiding en het gebruik van Engelstalige literatuur duidelijk naar voren wordt gebracht. Verder voert de opleiding met alle studenten een intakegesprek. In de eerste twee weken van de studieloopbaanbegeleiding is meer aandacht voor studievaardigheden en planning. Met de minorstudenten bespreekt de opleiding het eigene van het vak. Bij de afstandsstudenten wil de opleiding door middel van een enquête meer zicht krijgen op hun wensen ten aanzien van studiebegeleiding. Tijdens de audit bleek dat de uitval bij de studenten vanuit het mbo relatief groot is. De instroom van studenten in het afstandsleren vertoont een dalende tendens, de dagopleiding groeit daarentegen. Geschiedenis: De opleiding is per 2007-2008 gestart met een intakebeleid en neemt deel aan de pilot rondom het invoeren van intakegesprekken in het 2e semester van 2008-2009. De opleiding verwacht geen grote aantallen EVC-trajecten. Tijdens de audit gaf de opleiding aan dat de uitval in de propedeuse ongeveer 50% bedraagt. Als verklaring hiervoor is aangegeven dat veel studenten met een verkeerd beeld van het beroep aan de opleiding beginnen. De opleiding is daarom begonnen met het voeren van intakegesprekken met aankomende studenten. Het auditteam heeft op basis van bovenstaande vast kunnen stellen dat het Schoolbeleid op een consequente wijze doorgevoerd is op opleidingsniveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 27
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De lerarenopleiding sluit goed aan bij studenten uit het havo/vwo, in mindere mate bij instroom uit het mbo. De opleiding voert intakegesprekken met de aankomende studenten. De opleiding heeft goede regelingen met betrekking tot vrijstellingen en EVC’s en heeft een goede regeling met betrekking tot de instroom met een hbo-achtergrond. Voor instroom van studenten boven de 21 is de toelatingstoets toegespitst op de studie die zij willen gaan volgen. De door de lerarenopleiding verzorgde voorlichting acht het auditteam voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 28
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen Algemeen: Blijkens de programmabeschrijving bedraagt het totaal aantal studiepunten van de voltijdvariant (inclusief de variant afstandsleren) 240 EC’s. Studenten in de kopopleiding krijgen vrijstelling voor 180 EC’s en volbrengen hun studie in 60 EC’s. Daarmee voldoen alle varianten van de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan hbo bacheloropleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat alle opleidingen een omvang hebben van 240 EC’s, reden dit facet voor alle varianten als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 29
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen Algemeen: De lerarenopleiding gaat uit van competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs. Daartoe is op het niveau van de lerarenopleiding een didactisch model vastgelegd dat uitgaat van een vormgeving van het onderwijs rond kenmerkende beroepssituaties. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de studenten deze beroepstaken uitvoeren in een authentieke context. Ondersteunend hierbij zijn de onderwijseenheden Beroep en Vak. In de onderwijseenheid Beroep verwerft de student kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het vervullen van de beroepstaken. Bij de onderwijseenheid Vak verwerft de student kennis en vaardigheden die vakinhoudelijk en/of vakdidactisch van aard zijn. Het auditteam is van mening dat de kenmerkende beroepssituaties een goede wijze is om het didactische concept vorm te geven en aan te laten sluiten op de doelstellingen. Gedurende de hele opleiding krijgt de student studieloopbaanbegeleiding, dat bijdraagt aan de samenhang in het programma en waardoor de student in steeds beter mate in staat is zijn eigen studie vorm te geven. Bij
de inrichting van het curriculum hanteren de opleidingen een aantal principes: studenten leren door te pendelen van de praktijk naar de theorie en vice versa; leren in de school is essentieel voor het opleiden. tijdens de studie leert de student ook zicht te krijgen op de wijze waarop hij leert en waarop lerarenopleiders vormgeven aan onderwijs. een leven lang leren is belangrijk voor het beroep van leraar, studenten worden daarin getraind. studenten moeten uitgedaagd worden zich te specialiseren en te profileren.
In zowel het oude als in het vernieuwde programma sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept doordat: de opleidingen werkvormen hanteren die studenten stimuleren tot actief en zelfstandig leren en reflectie; via vraagsturing de student mede verantwoordelijk is voor de inrichting en uitvoering van het onderwijs; leerwerktrajecten een belangrijke werkvorm zijn die vanaf het eerste jaar ingezet worden; werkvormen ingezet worden die passen bij de doelstellingen van de betreffende onderwijseenheid en variëren qua vorm. Voorbeelden van deze werkvormen zijn hoorcolleges, instructiecolleges, practica, trainingen, werkplekleren en game/simulatie. Voor de voltijdse dagopleiding wordt de ruggengraat gevormd door direct contact, in de opleiding afstandsleren staat de elektronische leeromgeving centraal; de rol van de opleider in de opleidingen gezien wordt als een bijzondere, omdat de opleider door studenten gezien wordt als een rolmodel. Om die reden worden de houding van de opleider en de gekozen werkvormen zoveel mogelijk geëxpliciteerd; de elektronische leeromgeving adequaat is ingericht voor zowel de studenten die studeren via de voltijd dagopleiding als voor de opleiding voor afstandsleren. Het auditteam is van mening dat de opleiding een breed scala van werkvormen hanteert. In het programma nieuwe stijl, dat in 2006 van start is gegaan, zijn de eindkwalificaties het uitgangspunt geweest bij het inrichten van de nieuwe opleidingscurricula. Aan het eind van de opleiding wordt integraal beoordeeld in hoeverre de student het bachelorniveau heeft bereikt. Dat gebeurt op een drietal momenten:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 30
In het meesterstuk, dat geschreven wordt aan het eind van het derde jaar, voor aanvang van de LiO-stage, waarin de student bewijst of hij de vakkennis en vakdidactische kennis meester is; In de LiO-stage vindt het assessment ‘startbekwaamheid’ plaats, waarin de student aantoont dat hij zelfstandig les kan geven; Aan het eind van het vierde jaar toont de student in het bachelorexamen aan dat hij het bachelorniveau integraal behaald heeft en in staat is in nieuwe situaties te kunnen opereren.
Omdat de studenten van het programma nieuwe stijl hun curriculum nog niet helemaal doorlopen hebben, heeft het auditteam nog niet alle drie momenten kunnen beoordelen, en heeft haar eindoordeel gebaseerd op de meesterstukken. Zie hiervoor facet 6.1 In het programma oude stijl (cohort 2005-2006 en ouder) sluit het didactische concept van het programma aan bij de eindkwalificaties doordat het is gebaseerd op de SBLcompetenties, de PML-eindtermen. Deze doelen bereikt de lerarenopleiding door in het didactisch concept de verbinding tussen werkplekleren en leren op het instituut te benadrukken. Dit betekent dat het werkplekleren een centrale plek in de opleiding heeft, de beroepsgerichte modules aansluiten op de leerwerktrajecten en de vakmodules toepassingsgericht zijn en de studenten begeleid worden bij hun persoonlijke en professionele ontwikkeling via PPO. Voor de vorm afstandsleren geldt dat Windesheim werkvormen heeft gekozen die passen bij deze vorm van onderwijs en afhankelijk zijn van de doelen die bereikt moeten worden. De opleidingen maken afwisselend gebruik van een leerstofgerichte benadering wanneer het gaat om doelen waarbij voornamelijk kennis moet worden verworven, een taak- en persoonlijk gerichte benadering als het gaat om doelen waarin overwegend vaardigheden, attitudes en reflectie worden nagestreefd. Er wordt gebruikgemaakt van modules, boeken, en inzendopgaven maar ook van digitale leermiddelen, zoals websites, Blackboard, digitale databanken, filmpjes en andere aanvullende software. Deze leermaterialen en -opdrachten zijn ingebed in de elektronische leeromgeving die specifiek is ingericht voor de student afstandsleren. Deze digitale leeromgeving biedt didactische - en communicatiemogelijkheden. Ondersteunend hieraan zijn er marktdagen waarop studenten elkaar ontmoeten en onder begeleiding van een docent actief werken aan doelen en inhouden van de bijhorende onderwijseenheid. Het auditteam is van mening dat de opleiding de werkvormen zo goed mogelijk aan laat sluiten bij de doelgroep. Geschiedenis: De opleiding heeft in een matrix alle onderwijseenheden gerelateerd aan de gehanteerde didactiek, werkvormen en toetsing. De vakgroep hanteert een variatie in werkvormen. Belangrijk uitgangspunt bij het ontwerpen en uitvoeren van iedere onderwijseenheid zijn de wekelijkse voorbereidingsopdrachten die door studenten worden uitgevoerd. De vakgroep organiseert ook excursies die het historisch associëren bevorderen. Het excursieprogramma omvat de jaren 1 tot en met 3. Aardrijkskunde: De opleiding hecht eraan dat de geografische werkwijzen en vaardigheden door de hele opleiding aan bod komen. Dit heeft de opleiding in een matrix uitgewerkt. Sommige vaardigheden staan niet in één specifieke onderwijseenheid centraal. Veldwerktechnieken komen aan bod tijdens een meerdaags practicum in Orvelte en een studiereis naar Turkije. Ook in andere onderwijseenheden vormen eendaagse excursies een onderdeel van het programma waarbij vaardigheden zoals het verrichten van grondboringen aan bod komen. Economie: De opleiding heeft de verschillende werkvormen in een matrix beschreven. Deze bestaan uit werk- en hoorcolleges. De opleiding stimuleert het samenwerken actief. Verder maakt de opleiding gebruik van simulaties, games en excursies zoals het bezoek aan een rechtbank.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 31
De bedrijfsstage vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding waarbij de studenten inzicht verkrijgen in de economische realiteit. Het auditteam heeft na bestudering van de matrices van de verschillende opleidingen kunnen vaststellen dat de opleidingen binnen het programma werken met een variatie van werkvormen en deze in overeenstemming zijn met het didactische concept. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De Lerarenopleiding is gebaseerd op competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs en is door middel van de KBS ook op die wijze vormgegeven. Er vindt veel wisselwerking plaats met de praktijk, waardoor studenten zich goed kunnen voorbereiden op hun toekomstige werk. De opleiding hanteert veel verschillende werkvormen, passend bij de inhoud van de programmaonderdelen. Ook de wijze van toetsing is aangepast bij de inhoud van en de werkwijze in het programmaonderdeel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 32
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen Algemeen: De lerarenopleiding heeft haar toetsbeleid vastgelegd in het Onderwijs- en toetskader VO/BVE (2008). De visie op toetsen onderscheidt discrete, generieke, gesitueerde en integrale leerdoelen. Voor ieder van deze leerdoelen zijn bijpassende toetsvormen beschreven. De toetsing verschuift in de loop van de opleiding van discrete leerdoelen naar integrale leerdoelen. De toetscommissie heeft in het studiejaar 2007-2008 toetsmatrices voor alle opleidingen opgesteld. De opleidingen baseren zich bij hun toetsing op het Onderwijs- en Toetskader. In de toetsmatrices is de toetsvorm en de relatie met de Dublin Descriptoren en de kennisbasis vastgelegd. Ook relateert de matrix de toets aan onderzoeks- en ICTvaardigheden. Aan het eind van de opleiding wordt integraal beoordeeld in hoeverre de student het bachelorniveau heeft bereikt. Dat gebeurt op een drietal momenten: In het meesterstuk, dat geschreven wordt aan het eind van het derde jaar, voor aanvang van de LiO-stage, waarin de student bewijst of hij de vakkennis en vakdidactische kennis meester is; In de LiO-stage vindt het assessment ‘startbekwaamheid’ plaats, waarin de student aantoont dat hij zelfstandig les kan geven; Aan het eind van het vierde jaar toont de student in het bachelorexamen aan dat hij het bachelorniveau integraal behaald heeft en in staat is in nieuwe situaties te kunnen opereren. De verantwoordelijkheid voor de toetsen ligt in eerste instantie bij de opleidingen zelf. Toetsen die opleidingsoverstijgend zijn zoals de toetsen van de onderwijseenheden beroep en beroepspraktijk worden door de betreffende expertisegroepen bewaakt. Zowel bij de ontwikkeling als na de afname van de toets wordt de toets door deze commissie gecontroleerd op de consistentie. Binnen de opleidingen wordt er gewerkt met een mix aan toetsvormen, zoals schriftelijke tentamens, werkstukken, practicaverslagen, mondelinge tentamens, presentaties en referaten. De opleiding werkt met een toenemende complexiteit van de toetsen in de loop van de studie. De studenten kunnen zich op tentamens en toetsen voorbereiden door middel van proeftoetsen en voorbeeldtentamens. Passend bij de onderwijsvisie wordt aan de studenten tijdens de onderwijsleerprocessen feedback gegeven op de wijze van deelname, ingebrachte producten en vorderingen met betrekking tot het niveau. In het leerplan is per opleiding een verantwoording opgenomen welke doelen in welke toets worden bereikt en op welke wijze getoetst wordt. Vakspecifieke toetsen worden vooraf gecontroleerd door middel van de kwaliteitsbladen toetsen. In een check tussen ontwikkelaar en meelezer wordt de ontwikkelde toets, alsmede het correctiemodel, getoetst op inhoud- en vormvaliditeit aan de hand van kwaliteitsbladen. Bij het toetsen van werkstukken, scripties, portfolio’s, mondelinge toetsen, verslagen en van leerwerktrajecten wordt de betrouwbaarheid geborgd door te werken met concrete beoordelingscriteria, genaamd gedragsindicatoren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 33
Bij leerwerktrajecten en bij het LiO-onderzoek wordt met twee beoordelaars gewerkt. Bij mondelinge tentamens zijn meerdere beoordelaars aanwezig of worden er geluidsopnames gemaakt. De competenties worden in leerwerktrajecten afgerond, waarbij er overeenkomst moet zijn tussen de beoordelaar van de school en van de opleiding. Studenten hebben twee keer per studiejaar, aan het eind van onderwijsblokken de gelegenheid om hun onderwijseenheid af te ronden. De toetscommissie evalueert het toetsbeleid jaarlijks en rapporteert aan het management team. De rapportage bevat verbetervoorstellen. De examencommissie functioneert volgens haar doelstelling. Per opleiding is er minimaal een docent die zich specifiek bezighoudt met het toetsbeleid van de afdeling VO/BVE. Economie: De vakgroep economie kiest bewust voor het hanteren van verschillende afrondingsvormen. Verder is het zo dat de toetsen van de lerarenopleiding economie samengesteld worden uit toetsitems op verschillende niveaus. Zo kan er getoetst worden op kennis, inzicht, toepassing, analyse, synthese en evaluatie. Deze zijn gebaseerd op de taxonomie van Bloom. In een aantal toetsen is een didactische vraag over de onderliggende economische theorie opgenomen. Dit vraagt van de student een toepassing van de theorie voor de onderwijspraktijk. De opleiding heeft in de toetsmatrix de modules gerelateerd aan de respectievelijke toetsvormen. Aardrijkskunde: De diverse onderwijseenheden voor het vakonderwijs worden op verschillende wijzen getoetst. De vakgroep kiest voor de volgende afrondingsvormen: tentamen opdracht(en) tentamen en opdrachten, waarbij het tentamen voor 80% meetelt en de opdracht(en) voor 20% mondeling tentamen scriptie De vakgroep kiest voor variatie in afrondingsvormen bij vakonderdelen in de major en minors, waarbij de volgende uitgangspunten gehanteerd zijn: In het begin van de major wordt meer getoetst door middel van tentamens om te borgen dat de studenten de theoretische kennis van de kennisbasis in voldoende mate beheersen. Er is afwisseling in afrondingsvormen, waarbij in iedere periode ten minste één opdracht als afrondingsvorm gehanteerd wordt. Opdrachten als afrondingsvorm hebben een meerwaarde, omdat studenten dan hun kennis en vaardigheden moeten toepassen in het maken van een product. In de opdrachten wordt een link gelegd met de beroepsvoorbereiding; het te maken product heeft de kenmerken van een beroepsproduct. Op de hogere niveaus (bachelor) worden complexere afrondingsvormen gehanteerd, waarbij de scriptie aan het eind van de verdiepende minor het zogenaamde ‘meesterstuk’ moet worden; onderzoeksvaardigheden, geografische vaardigheden en werkwijzen en vakinhoudelijke kennis worden integraal getoetst. Studenten kunnen in de voorbereiding op de tentamens gebruik maken van diagnostischeof voorbeeldtoetsen die worden aangeboden via de elektronische leeromgeving. De vakgroep heeft voor alle modules de toetsvorm vastgelegd, maar constateert dat intercollegiaal overleg over de toetsing nog niet structureel plaats vindt. De vakgroep heeft voor 2008-2009 concrete acties voorzien om te komen tot meer eenheid in de opbouw van de toetsen en de beoordeling.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 34
Geschiedenis In hoofdlijnen kent het toetsbeleid de onderstaande vormen. Schriftelijke tentamens met als doel toetsing van de kennisbasis. Verslagen van (historisch) onderzoek. Presentaties (mondeling, audiovisueel, eindgesprekken, website). De meesterproef, als afsluiting van het vakspecifieke deel van de opleiding. De vakspecifieke delen van de beroepstaken en beroepsproducten onderdelen worden afgerond met een dossier, als basis voor een eindgesprek of presentatie. Gedurende het cursusjaar 2007 – 2008 heeft de vakgroep een tweetal vergaderingen gewijd aan het thema toetsen, met als doel in eerste instantie van elkaars toetsen kennis te nemen en toetsafspraken te maken. Het formuleren en toepassen van toetsafspraken concretiseert de vakgroep in de nog te ontwikkelen toetsen van de tweede helft van het derde jaar, omdat dit medebepalend is voor het eindniveau. Dit eindniveau is intrinsiek bepaald door de aard van het laatste deel van het vakdidactische en vakinhoudelijke programma in de tweede helft van het derde jaar. De meesterproef verenigt alle vakdidactische en vakinhoudelijke kennis en vaardigheden. De vakgroep geschiedenis werkt volgens een vaste procedure en criteria met betrekking tot het vooraf medebeoordelen van toetsen. Het auditteam heeft kunnen waarnemen dat dit tot tastbare verbeteringen van de toetsen leidt, vooral op het aspect van betrouwbaarheid (en in mindere mate ook op het aspect validiteit). Nog niet alle toetsen worden aan deze procedure onderworpen – de niet ingevulde beoordelingsformulieren bij een deel van de toetsen maken dat althans niet zichtbaar. Het auditteam acht het wenselijk om in elk geval alle nieuw ontworpen en herziene toetsen aan een collegiale toets te onderwerpen. Het auditteam heeft tijdens de audit tentamens van de verschillende opleidingen ingezien en is van mening dat de toetsen op voldoende niveau waren en dat adequaat getoetst wordt of de studenten de leerdoelen halen. De borging van de objectieve beoordeling van de toetsen blijft een aandachtspunt voor de opleidingen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De Lerarenopleiding heeft haar toetsbeleid vastgelegd in het Onderwijs- en toetskader VO/BVE. De examencommissie houdt toezicht op de uitvoering hiervan. Binnen de opleidingen wordt er gewerkt met een mix aan toetsvormen, passend bij de inhoud van het programmaonderdeel. De toetsen worden gecorrigeerd volgens een vooraf vastgesteld correctieblad, bij toetsvormen zoals werkstukken, presentaties e.d. zijn vooraf concrete beoordelingscriteria vastgelegd. Door deze mix aan toetsvormen, passend bij de programmaonderdelen en met vooraf vastgelegde beoordelingscriteria kan adequaat getoetst en betrouwbaar worden of de studenten de leerdoelen bereikt hebben. Het auditteam is van mening dat het toetsbeleid van de betreffende opleidingen voldoende is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 35
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor alle opleidingen als voldoende. Hieraan liggen de navolgende overwegingen ten grondslag:
(facet 2.1) Ontwikkeling van kennis en vaardigheden vindt plaats door middel van vakliteratuur en het doen van onderzoek. De onderwijsprogramma’s voorzien in koppeling tussen theorie en praktijk en sluiten aan bij actuele ontwikkelingen. Het programma voorziet ook in een doorlopend leerwerktraject. (facet 2.2) Het onderwijsprogramma is een adequate vertaling van de eindkwalificaties. Echter nog niet alle programma’s zijn ingericht op basis van de recent vastgestelde kennisbases. (facet 2.3) Er is bij de opleidingen voldoende verticale en horizontale samenhang in het programma. (facet 2.4) Het programma kent voldoende contacturen en contactmomenten en de opleidingen dragen zorg voor de voortgang van de studie. (facet 2.5) De opleidingen zorgen voor studenten met een HAVO of VWO-achtergrond dat de aansluiting van de vooropleiding op de lerarenopleidingen adequaat verloopt. Bij studenten met een mbo-achtergrond is deze aansluiting minder goed geregeld. De opleidingen hanteren een adequate EVC procedure. (facet 2.6) De opleidingen voldoen aan de wettelijke eis van 240 EC’s (facet 2.7) Het gebruikte didactische concept reflecteert actuele onderwijskundige inzichten en past bij een tweedegraads lerarenopleiding. De gebruikte werkvormen sluiten daarbij aan. (facet 2.8) Bij het toetsen en beoordelen hanteren de opleidingen een mix van toetsvormen op een bij het domein van lerarenopleidingen passende wijze.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 36
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen Algemeen: Binnen de lerarenopleiding van de School of Education zijn 95 docenten werkzaam. De docentenfuncties zijn ingedeeld in drie niveaus, te weten docent A, docent B en hogeschooldocent. Voor 2012 hanteert de School de volgende streefcijfers voor de functiemix van docentfuncties: 50% / 40% / 10%. Op het ogenblik zijn er binnen de School of Education verhoudingsgewijs veel docenten op niveau B werkzaam. Het is echter ook zo dat er in de komende jaren enige uitstroom zal zijn van docenten doordat een deel van de docenten met pensioen gaat. Door in het aannamebeleid te sturen ten aanzien van docenten niveau A en in het professionaliseringsbeleid te sturen ten aanzien van de hogeschoolhoofddocenten kan de bovenstaande functiemix bereikt worden. Recente en relevante ervaring in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs is een belangrijk criterium bij het aannamebeleid. Docentstages zorgen ervoor dat lerarenopleiders die ervaring ook behouden. In het cursusjaar 2008-2009 liepen vier lerarenopleiders stage op middelbare scholen. Het auditteam is van mening dat docentstages een zinvolle wijze is om contact met het werkveld te houden en is van mening dat dit middel breder ingezet zou kunnen worden. Elke lerarenopleider komt meerdere malen per jaar in scholen waar studenten hun leerwerktrajecten doen. Gemiddeld 12,5% van de taakomvang van de lerarenopleider is gereserveerd voor het begeleiden van studenten tijdens hun stage. Met 45 relatiescholen vindt samenwerking plaats die verder gaat dan de begeleiding van leerwerktrajecten. Op deze scholen worden lerarenopleiders van de opleidingen ingezet als relatiebeheerder. Zij overleggen regelmatig met de coaches in de school, de betrokken coördinatoren en directieleden van deze scholen over de inhoud en de plek van de leerwerktrajecten binnen de relatie opleiding-school. Elk jaar nemen medewerkers van de opleiding deel aan het VELON-congres (Vereniging Lerarenopleiders Nederland) en het ATEE –congres (association of Teachers Education in Europe) deel. Binnen het cluster Mens en Maatschappij hebben 3 docenten een VELONregistratie. Nieuwe lerarenopleiders worden gestimuleerd om deze registratie binnen twee jaar te behalen. Het auditteam heeft op basis van de cv’s van de docenten kunnen vaststellen dat het aantal medewerkers met een VELON-registratie nog beperkt is en ondersteunt de opleiding in het streven om meer docenten deze registratie te laten behalen. Door deelname aan de door de opleiding georganiseerde werkveldconferenties (twee keer per jaar) en de Validatiecongressen blijven de opleidingen en de lerarenopleiders op de hoogte van de ontwikkelingen in het werkveld. Om de medewerkers zo goed mogelijk te betrekken bij de organisatie worden taken en verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie gelegd. De School is van mening dat een gezonde organisatie de kwaliteit van het werk verbetert en wil bijdragen aan een gezonde werkbelasting. De arbeidsomstandigheden, waaronder de ervaren werkdruk, arbeidsvoorwaarden en arbeidsinhoud worden gemeten met de zogenoemde KWOA-scan, die elke twee jaar wordt afgenomen onder werknemers. De Kwoa-scan is uitgebreider beschreven onder facet 5.2.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 37
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Docenten van de Lerarenopleiding hebben regelmatig contact met het werkveld. Relevante werkervaring is een criterium bij het aannamebeleid van de School, en door docentenstages wordt de kennis up-to-date gehouden. Alle docenten van de Lerarenopleiding komen meerdere malen per jaar in scholen waar studenten stage lopen. De Lerarenopleiding onderhoudt hiervoor intensief contact met de stagescholen. Gemiddeld 12,5 % van de aanstelling van docenten is gereserveerd voor de begeleiding van studenten tijdens hun stage.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 38
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen Algemeen: Uitgangspunt van de School of Education is een docent-studentratio van 1:36, de huidige ratio is op Schoolniveau 1:30, dus ruim binnen de voorgenomen ratio. Dit is inclusief de studenten uit het afstandsonderwijs, wat een gunstige invloed op de docent-studentratio heeft. In de docentenformatie van de gehele School of Education is financieel gezien ruimte voor 72 fte. Op dit moment wordt er echter 82 fte ingezet, waarvan 79 fte gedekt wordt door het budget van de gehele School of Education. Oorzaak hiervoor is een spanningsveld tussen de bekostiging en de benodigde inzet bij de vele kleine opleidingen, zoals theologie en kunsteducatie, die relatief veel docenteninzet eisen. De efficiëntie van de inzet van docenten wordt aan de andere kant weer vergroot door, waar mogelijk, groepen van de verschillende opleiding samen te voegen. De lerarenopleiding hanteert sinds 2007 een ondergrens voor de aanstellingen van lerarenopleiders. Deze grens is gesteld op 0,45 fte. Veel lerarenopleiders hebben een aanstelling van boven de 0,6 fte. Dit komt de samenhang binnen het docententeam en de efficiëntie ten goede. De praktijkbegeleiding van de studenten in het afstandsonderwijs wordt voor een deel verzorgd door docenten met een vaste aanstelling en voor een door een zogenaamde externe schil van begeleiders die verspreid door het land wonen en de studenten ter plekke kunnen begeleiden. Het gaat hierbij om 30 begeleiders met in totaal een omvang van 3,5 fte. Tot nu toe betrof het vaak begeleiders die als privé personen (bevoegde docenten) of vanuit een PABO, waarmee een samenwerkingsovereenkomst gesloten was, de begeleiding deden. Inmiddels wordt ook de samenwerking gezocht met andere tweedegraads lerarenopleidingen. Voor externe begeleiders worden trainingen georganiseerd. Het auditteam is van mening dat de opleiding op deze wijze in voldoende mate contact onderhoudt met de externe begeleiders. Een deel van de docenten is betrokken bij de ontwikkeling van nieuw beleid, hiervoor is ruimte gemaakt binnen de aanstelling. Bekostigd wordt dit uit speciale gelden voor innovatie. Daarnaast werken docenten ook mee aan de ontwikkeling van nieuwe programmaonderdelen. Per te ontwikkelen EC’s krijgt een ontwikkelaar veertien klokuren. Vakgroepen hebben de mogelijkheid binnen het totale budget voor ontwikkeling keuzes te maken over de verdeling van de ontwikkeluren. De lerarenopleiding hanteert preventief beleid ten aanzien van verzuim, standaard worden alle MT-leden van de lerarenopleiding getraind in verzuimbeleid. Het verzuimcijfer van de lerarenopleiding lag in 2008 op 3,08, het gemiddelde cijfer van de hogeschool lag op 4,22. Het streefcijfer was 2,8. De hogeschool heeft een uitgebreid pakket secundaire arbeidsvoorwaarden: gratis sporten, financiële vergoedingen voor kinderopvang, openbaar vervoer, internetvergoeding etc.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 39
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Op niveau van de Lerarenopleiding is de docent-studentratio met 1:30 voldoende. Deze formatie wordt echter niet geheel gedekt door gelden uit de hogeschool. Binnen de Lerarenopleiding is er een spanningsveld, doordat kleinere lerarenopleidingen relatief meer formatie eisen. Voor de studenten binnen het afstandleren zet de lerarenopleiding een zogenaamde flexibele schil in, die de begeleiding van de studenten tijdens het praktijkleren verzorgd. Voor externe begeleiders worden trainingen georganiseerd. Voor het ontwikkelen van nieuwe programmaonderdelen wordt ruimte gemaakt in de aanstelling, per te ontwikkelen EC’s is 14 uur beschikbaar voor docenten. Deze innovatie wordt uit andere gelden betaald dan het onderwijs. Op basis van het gegeven dat de docent-student ratio voldoende is en dat er tijd beschikbaar is voor het ontwikkelen van nieuwe onderwijsmodules, is het auditteam van mening dat er voldoende personeel ingezet wordt om de opleidingen met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 40
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen Algemeen: Van de 95 docenten, verbonden aan de lerarenopleidingen, hebben er 89 een eerstegraads bevoegdheid, zij voldoen daarmee aan het ‘Competentieprofiel docent Windesheim’. Met elke medewerker worden in het Kader van de PE-cyclus voortgangsgesprekken gevoerd, conform het hogeschoolbeleid. De basis hiervoor vormt het Persoonlijke Ontwikkelings Plan (POP). Iedere medewerker heeft zo een op competenties gebaseerde POP, dat jaarlijks geactualiseerd wordt. De voortgang van deze ontwikkelingen komt aan de orde tijdens de PE-cyclus. De PE-cyclus kent een inzetgesprek, een POP-gesprek en een waarderingsgesprek. Professionalisering is een belangrijk onderdeel van het POP en dit wordt met de individuele medewerker besproken. Een belangrijk hulpmiddel daartoe is de Corparate Academy van Windesheim, waar scholing verzorgd wordt. Voorbeelden van deze scholing zijn: projectmatig werken, werken met Blackboard, timemanagement, teamleiderschap etc. In het cursusjaar 2007-2008 is verder beleid ontwikkeld op het gebied van groeimogelijkheden voor lerarenopleiders. In ‘Professionaliseren van (Top) opleiders’ wordt een nadere concretisering gegeven van groeimogelijkheden, onder andere van docent A naar docent B. De docenten hebben, conform de CAO, binnen hun aanstelling 59 uur per jaar beschikbaar voor scholing. Tijdens de audit heeft het auditteam vast kunnen stellen dat deze uren intensief gebruikt worden en vaak ook overschreden worden. De scholing wordt in de meeste gevallen door de opleiding vergoed. Bij uitgebreidere scholing wordt met de werknemer een scholingsovereenkomst opgesteld. De kwaliteit van de opleiding wordt ondersteund door medewerkers te betrekken bij de onderwijsvernieuwingen, zodat de professionele ontwikkeling van de medewerkers gekoppeld is aan de ontwikkelingen van de opleidingen. De lerarenopleiding kent diverse expertisegroepen. Aan deze expertisegroepen zijn lerarenopleiders met een speciale taak op het gebied van innovatie gekoppeld. Onder voorzitterschap van de hogeschoolhoofddocent zijn zij intensief betrokken bij de vormgeving van het onderwijs. Ook de docenten die deel uit maken van de flexibele schil voor de begeleiding van de studenten uit het afstandsonderwijs, zijn geschoolde lerarenopleiders. Alle nieuwe te werven externe begeleiders voeren een gesprek met de afdeling recruitment en met de coördinator leerwerktraject waarin de veronderstelde kwaliteit aan de orde komt. De lerarenopleiding draagt mede zorg voor de kwaliteit en goede coachingsvaardigheden van externe begeleiders op scholen en uit de flexibele schil. Daarvoor verzorgt de lerarenopleiding een aantal scholingen voor externe begeleiders om zo de kwaliteit van de begeleiding in de leerwerktrajecten te borgen. Dit betreft onder andere: Op een groot aantal scholen hebben begeleiders een training Begeleidingsvaardigheden gevolgd. Het betreft een training van circa twaalf uren en heeft als kern het werken met de cyclus van Korthagen. De Lerarenopleiding organiseert regelmatig bijeenkomsten voor externe begeleiders. Op een aantal samenwerkingsscholen is de training “Opleiders in de school” verzorgd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 41
Verder verzorgt de Lerarenopleiding een training assessment voor lerarenopleiders en docenten uit het werkveld. Daarnaast zijn er ook cursussen gericht op video interactie coaching. De coaches op scholen waarmee geen samenwerkingsovereenkomst is moeten voldoen aan door de School of Education vastgestelde kwaliteitseisen.
Het auditteam heeft de cv’s van de docentopleiders bekeken en geconcludeerd dat het personeel gekwalificeerd is om het onderwijs te verzorgen. Uit de STO 2008 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de kwaliteit en de deskundigheid van de lerarenopleiders, de studenten beoordelen dit met gemiddeld een 3,5 op een vijfpuntsschaal. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De School heeft een duidelijk beleid met betrekking tot de bevoegdheidsgraad die van de docenten verwacht wordt. Met alle docenten worden functioneringsgesprekken gevoerd, gebaseerd op POP’s. Docenten hebben binnen hun aanstelling 59 uur op jaarbasis beschikbaar voor scholing. Dit kan gebruikt worden voor scholing uit het aanbod van Windesheim, maar kan ook ingezet worden voor externe scholing. Externe scholing wordt veelal door de Lerarenopleiding vergoed. Voor externe begeleiders, zoals stagebegeleiders op relatiescholen en docenten uit de flexibele schil organiseert de Lerarenopleiding scholingen op het gebied van begeleiding en scholing. Op basis van de opleidingsgraad van de docenten, de wijze waarop de professionele ontwikkeling plaats vindt en de wijze waarop de kwaliteit van externe begeleiders geborgd is, is het auditteam van mening dat het personeel gekwalificeerd is voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor alle opleidingsvarianten in het cluster Mens en Maatschappij het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. •
• •
Het onderwijs wordt verzorgd door een docententeam dat een duidelijke verbinding legt tussen opleiding en beroepspraktijk. Docenten zijn ook actief in het werkveld naast hun lesgevende taken. Alle docenten van de Lerarenopleiding komen meerdere malen per jaar in scholen waar studenten stage lopen. De opleiding heeft het personeelsbeleid geformaliseerd. De lerarenopleidingen werken met streefnormen, die echter niet geheel door de hogeschool gedekt worden. De student-docent ratio is voldoende en voldoet aan de streefnorm. De docenten zijn voldoende geschoold om op HBO-niveau les te geven. De opleiding hanteert de gesprekscyclus op effectieve wijze. De opleiding voert een duidelijk personeelsbeleid door er voor te zorgen, dat opleidingsspecifieke competenties en competenties die nodig zijn voor het vervullen van specifieke taken (ontwikkelings- en begeleidingstaken) in orde zijn en waar nodig verworven worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 42
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen Algemeen: Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de voorzieningen in overeenstemming zijn met de didactische uitgangspunten van competentieleren en vraagsturing. Voor studenten zijn er, passend bij de verschillende leeractiviteiten, lokalen van verschillende grootte en type, bijvoorbeeld collegezalen, theorielokalen, pc-ruimtes, laboratoriumlokalen en een speciaal op onderwijs toegespitst studielandschap in het mediacentrum. In alle lokalen is het gebruik van beamer en projector mogelijk, sommige lokalen zijn toegerust met whiteboard en flipover. De hogeschool voorziet geleidelijk aan alle lokalen van digitale schoolborden, over twee jaar moet dit project afgerond zijn. Het auditteam heeft gezien dat opleiding beschikt over een digitale en fysieke mediatheek die onder meer toegang biedt tot actuele wetenschappelijke, nationale en internationale publicaties. De mediatheek heeft internetverbindingen naar diverse universiteitsbibliotheken en literatuurbestanden in binnen- en buitenland, waarbij gebruik gemaakt kan worden van zoeksystemen. Het auditteam heeft echter geconcludeerd dat voor de betreffende opleidingen niet alle relevante literatuur in de mediatheek aanwezig is. Deze bleek voor studenten ter inzage te staan op de docentenkamers en is via de mediatheek opvraagbaar. De visie van de opleiding is dat de studenten zelfstandig literatuur moeten kunnen opzoeken. Het auditteam is van mening dat de collectie in de mediatheek zou moeten beschikken over alle voor de opleiding essentiële en relevant literatuur om op die wijze de studenten uit te dagen zich hier verder in de literatuur te verdiepen. De student kan het studielandschap gebruiken om lesmateriaal te ontwikkelen of bepaalde vaardigheden te oefenen. Er zijn individuele werkplekken in het mediacentrum. Verder zijn er voor studenten computerwerkplekken beschikbaar met toegang tot internet en een digitale leeromgeving. Studenten en medewerkers werken vanuit een digitale werk- en onderwijsomgeving (Portaal/intranet en Blackboard), die ook extern benaderd kan worden. Tijdens de audit gaven de studenten aan dat zij in principe tevreden zijn over de faciliteiten maar dat er naar hun mening niet genoeg computerwerkplekken beschikbaar zijn. Het auditteam heeft de huisvesting van de School of Education bekeken en is van mening dat deze toereikend is om het programma te realiseren. Studenten en medewerkers krijgen digitaal hun rooster en kunnen eventuele wijzigingen per week inzien. Via Educator kan de student inzage krijgen in de inhoud, werkvormen en toetsing van de onderwijseenheden. De studenten die op afstand studeren worden ondersteund door een elektronische leeromgeving. Gemiddeld één zaterdag per maand en in tentamenweken zijn voor deze studenten contactmomenten ingeroosterd om bepaalde vaardigheden te oefenen. Voor colleges in het kader van het afstandsleren maakt de opleiding gebruik van ruimtes van de medische faculteit de Universiteit Utrecht. Studenten afstandsleren mogen ook aansluiten bij practicumdagen van andere opleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 43
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De voorzieningen van de Lerarenopleiding zijn in overeenstemming met de didactische uitgangspunten van competentiegericht en vraaggestuurd leren en de lokalen zijn voldoende geoutilleerd om het onderwijs plaats te laten vinden. De Lerarenopleiding beschikt over een mediatheek, waar echter niet alle boeken met betrekking tot de opleidingen te vinden zijn. Deze staan bij de docenten op de kamer en kunnen daar ingezien worden. Het auditteam is van mening dat dit belemmerend werkt op studenten om een onderzoekende houding aan te nemen. Windesheim beschikt over een digitaal netwerk, waar docenten en studenten informatie kunnen inwinnen over het curriculum, de inhoud van vakken, het rooster en wijzigingen daarvan etc. Het auditteam is op basis van het bovenstaande van mening dat de huisvesting en de materiele voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 44
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen Algemeen: Elke student heeft tijdens zijn studie een studiebegeleider. In de opleiding oude stijl was de persoonlijke professionele ontwikkeling (PPO) een belangrijk instrument in de begeleiding van studenten. De PPO docent is hierbij cruciaal. In de PPO-bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan intervisie, reflectie op opgedane ervaringen in onder andere de school, de voorbereiding van de activiteiten voor het leerwerktraject en het opstellen en bijhouden van een POP. In het nieuwe curriculum heeft studieloopbaanbegeleiding (SLB) de plaats van PPO ingenomen. SLB is een integraal onderdeel van het didactisch concept en ondersteunt het competentieleren en de vraagsturing van studenten. Uitgangspunt hierbij is dat de studenten zich ontwikkelen op basis van persoonlijkheid en de ervaringen die zij opdoen. Studenten in de dagopleiding worden aan het begin van de studie ingedeeld in een kleine groep van gemiddeld tien studenten. De SLB heeft gedurende de hele opleiding een plaats in het curriculum, waarbij het eerste jaar meer aanbodgericht ingericht is en daarna meer vraaggericht. Voor studenten afstandsleren geldt dezelfde vorm van SLB. Voor de SLB stellen de studenten een portfolio samen. In het leerwerktraject wordt de student begeleid door een opleider van Windesheim en door een docent van de stageschool. Daarnaast heeft de student in zijn dagelijkse en directe begeleiding vooral te maken met een praktijk-/stagebegeleider. Deze geeft de student feedback op zijn werkzaamheden in de praktijk en op de mate van ontwikkeling in deze. Ook de studenten afstandsleren werken aan het samenstellen van een portfolio. Het is voor de studenten helaas niet mogelijk om hun portfolio digitaal bij te houden. Dit geldt voor alle opleidingen en varianten. Het auditteam ziet dit als een verbeterpunt voor de opleiding. Met name voor de studenten afstandsleren zou een digitaal portfolio zinvol zijn. Tijdens de LiO-stage en het daarbij behorende onderzoek wordt de student begeleid door een begeleider vanuit Windesheim en een vakcoach vanuit de stageplek. Daarnaast krijgt de student bij het studieonderdeel Profilering (dagopleiding) of Didactische Specialisatie (afstandsleren) begeleiding van een specialist op het betreffende vakgebied zorg, vak of beroep. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de studieloopbaanbegeleiding op een zinvolle wijze vorm gegeven is. Ook heeft het auditteam tijdens de audit geconcludeerd dat het bij de lerarenopleidingen gaat om kleinschalige opleidingen met een informele sfeer, waardoor de begeleiding van de studenten laagdrempelig is en problemen snel gesignaleerd worden. Bij het afstandsleren wordt gebruikgemaakt van onder andere begeleiders uit een flexibele schil. Om de begeleiding van de studenten goed te laten verlopen zijn er een aantal regelzaken, procedures en hulpmiddelen vastgelegd: Als studenten hun opleiding starten volgen zij een kennismakingsprogramma; Er zijn begeleidingsprotocollen voor leerwerktrajecten ontwikkeld; Naast de vakinhoudelijk bijeenkomsten één keer per maand zijn er minimaal twee bijeenkomsten per jaar: informeren, trainingen, 'intervisieachtige onderdelen';
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 45
Nuttige instrumenten voor begeleiding als leerstijlentest, handboek coach zijn voorhanden; Telefonisch en mailadvies en antwoorden op vragen; Studenten worden ook uitgenodigd voor de bijeenkomsten van de leerwerkbegeleiders van Windesheim.
Om de studievoortgang van de studenten te registeren maakt de lerarenopleiding gebruik van het digitale systeem CAAS. De student krijgt twee keer per jaar een uitgedraaide cijferlijst. De studenten krijgen na iedere tentamenperiode de gelegenheid om hun tentamen in te zien en te bespreken met de betreffende docent. Voor communicatie over onderwijsinhoud gebruikt de hogeschool onder andere de volgende middelen: Voor de studenten zijn ‘Huispagina’s’ gecreëerd binnen Blackboard. Hier vinden zij onder andere een overzicht van het programma, wijzigingen in modules en veelgestelde vragen. In de Studenteninformatie 2008-2009 en de hbo- Lerarenopleiding introductie LOI/Windesheim zijn de studieprogramma’s van de diverse opleidingen opgenomen, evenals het onderwijs examenreglement en praktische informatie. Op Blackboard vinden studenten hun onderwijsmateriaal. Alle studenten krijgen een mailadres van de opleiding. Via deze studentenmail worden studenten op de hoogte gesteld van de organisatie van roosters, tentamens en andere praktische zaken. Educator geeft informatie over de inhoud, doelstellingen en verantwoording van de onderwijseenheden. De Digitale nieuwsbrief is een tweewekelijkse uitgave met actuele informatie over de Lerarenopleiding, evaluatieresultaten, verbeteracties. Via Portaal kunnen studenten zich onder meer inschrijven voor tentamens en contactdagen (afstandsleren). De studenten afstandsleren hebben toegang tot de LOI-Campus. Dit is de digitale informatievoorziening van de LOI, waarin studenten ook met elkaar contact kunnen onderhouden. Het auditteam heeft Blackboard en Educator bestudeerd en is van mening dat deze twee middelen de studenten voldoende de mogelijkheid bieden zich te informeren over de opleiding, informatie omtrent het programma, de organisatie van het rooster, wijzigingen en dergelijke. Met de groep langstudeerders wordt door de studieleiders periodiek contact gelegd om de stand van zaken door te spreken. In voorkomende gevallen wordt een studieprogramma met de desbetreffende student opgesteld eventueel met een combinatie van het oude programma en het nieuwe. In het geval dat een student meer begeleiding nodig heeft dan de reguliere SLB biedt, beschikt Windesheim over diverse begeleidingsvormen, zoals de studentendecaan, een psycholoog, een studentenpastoor, een supervisor en een vertrouwenspersoon. Uit evaluaties blijkt dat de voltijd dagstudenten tevreden zijn over de studiebegeleiding en informatievoorziening. De opleiding betitelt dit laatste als een belangrijk aandachtsgebied en wil, ondanks goede scores in evaluaties, hier nog meer aandacht investeren. De studenten afstandsleren zijn van mening dat op dit gebied nog een en ander verbeterd kan worden, zoals de informatievoorziening via Blackboard, en de adequaatheid in het beantwoorden van e-mails. De opleiding heeft hier een verbeterplan voor opgesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 46
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties:
De SLB heeft gedurende de hele opleiding een vaste plaats in het curriculum, waarbij het eerste jaar meer aanbodgericht ingericht is en daarna de invulling meer vraaggericht is. Helaas is het voor de studenten nog niet mogelijk om hun portfolio digitaal bij te houden. Tijdens de leerwerktrajecten worden de studenten zowel door vertegenwoordigers van de stageschool, als door een begeleider van de Lerarenopleiding begeleid. De studieresultaten worden digitaal verwerkt en kunnen door de studenten worden ingezien. De Lerarenopleiding heeft een uitgebreid systeem om studenten te informeren over (ontwikkelingen binnen) de opleiding. De Lerarenopleiding heeft specifiek beleid voor langstudeerders. Voor studenten die daar behoefte aan hebben, is er mogelijkheid tot begeleiding door een studentendecaan, een psycholoog, pastoor, supervisor of vertrouwenpersoon. Het auditteam is van mening dat intensieve SLB en de informatievoorziening passend is bij de opleiding en voldoet aan de behoefte van de studenten in de dagopleiding. Voor het verbeteren van de communicatie met studenten afstandsleren heeft de opleiding een plan opgesteld.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor alle opleidingsvarianten van het cluster Mens en Maatschappij als voldoende.
De voorzieningen van de Lerarenopleiding zijn voldoende geoutilleerd voor het onderwijs en in overeenstemming met de didactische uitgangspunten van competentiegericht en vraaggestuurd leren. In de mediatheek zijn niet alle boeken met betrekking tot de opleidingen te vinden. Deze staan bij de docenten op de kamer en kunnen daar ingezien worden. Dit vormt een belemmering voor de studenten om een onderzoekende houding aan te nemen. Windesheim beschikt over een digitaal netwerk, waar docenten en studenten informatie kunnen inwinnen over de opleidingen. De opleiding heeft een adequaat systeem van studieloopbaanbegeleiding opgezet dat studenten helpt om te studeren binnen het onderwijsconcept. De begeleiding strekt zich niet alleen uit tot het binnenschoolse curriculum maar ook het buitenschoolse curriculum wordt hierbij betrokken. De studiegids geeft heldere informatie over de studie en de studiebegeleiding. Studenten geven aan tevreden te zijn over de studiebegeleiding en de toegankelijkheid van de docenten.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel het facet “Studiebegeleiding” van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 47
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Algemeen: De kwaliteitszorg binnen de School is ingekaderd in het Hogeschoolkwaliteitsbeleid. Windesheim heeft voor de inrichting van het kwaliteitsbeleid gekozen voor het INKmanagementmodel. Om de organisatieontwikkeling binnen de opleidingen en diensten te monitoren wordt eens in de zes jaar iedere School en dienst intern geaudit op basis van een zelfevaluatie, documentstudie en gesprekken met stakeholders. Binnen Windesheim wordt de zelfevaluatie vorm gegeven met de zogenoemde W –INK kaarten. Deze kaarten zijn binnen Windesheim, met behulp van een externe INK -partner ontwikkeld. Met behulp van deze kaarten kan elk organisatieonderdeel systematisch haar sterke- en verbeterpunten aangeven. Alle velden uit het INK-model, zoals vertaald in de Windesheim-INK kaarten, worden in een interne audit onder de loep genomen. De laatste audit van de School of Education vond plaats in het najaar van 2008. Voor de School of Education is een coördinator kwaliteitszorg actief en zijn twee lerarenopleiders werkzaam aan speciale taken voor de kwaliteitszorg. De opleiding evalueert met vaste regelmaat, conform de ‘Kwaliteitskalender 2008-2009’ het onderwijs, de ondersteunende processen en de aansturing van de opleidingen. Er zijn streefdoelen voor de enquêtes opgenomen in ‘Werken aan kwaliteit´, het kwaliteitshandboek School of Education (2008), in de zogenaamde OPLOPS (Opleidingsontwikkelplannen), in het Ondernemingsplan en het Activiteitenplan 2009. De evaluatie-uitkomsten worden tegen deze normen afgezet. Onder verantwoording van het management wordt de PDCA-cyclus doorlopen. Het MT communiceert over de uitkomsten en verbeteracties in de nieuwsbrieven aan medewerkers en studenten en in gesprekken met studieleiders en medewerkers. De verbeteracties worden opgenomen in beleidsmaatregelen, OPLOPS en Persoonlijke Professionele Ontwikkelplannen. De opleiding gebruikt externe evaluaties om zicht te houden op de verbetermogelijkheden van de opleiding, zoals visitatierapporten, het Student Tevredenheidsonderzoek, de Keuzegids Hoger Onderwijs en de HBO-monitor. Onder studenten worden de verschillende programmaonderdelen geëvalueerd. Daarnaast wordt de gehele opleiding geëvalueerd door middel van regelmatig uitgevoerde Student Tevredenheidsonderzoeken. Met vertegenwoordigers uit het werkveld wordt het programma geëvalueerd tijdens Validatiecongressen. Daarnaast onderhoudt de opleiding door de stages intensief contact met het werkveld en worden alle stages geëvalueerd, waardoor een goed beeld ontstaat van de visie van het werkveld op de opleiding. Het auditteam heeft onder andere de OPLOPS en het kwaliteitshandboek bestudeerd en is van mening dat de School of Education een juiste opzet heeft met betrekking tot de systematiek van evaluaties en dat de faculteit toetsbare streefdoelen hanteert. Het auditteam is echter van mening dat er met betrekking tot verbeteracties veelal kortcyclisch gewerkt wordt binnen de faculteit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 48
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De kwaliteitszorg van de Lerarenopleiding is ingekaderd in het Hogeschoolkwaliteitsbeleid, waarbij gekozen is voor het INK-managementmodel. Binnen de Lerarenopleiding is dit vormgegeven in verschillende instrumenten op basis waarvan het onderwijs en de organisatie geëvalueerd wordt. De opleiding heeft streefdoelen geformuleerd voor de evaluaties, waar de uitkomsten aan gespiegeld kunnen worden. De opleidingen worden volgens een vaste regelmaat geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 49
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen Algemeen: Het ‘activiteitenplan 2009’ en het managementcontract maken onderdeel uit van de beleidsontwikkeling en de planning & controlcyclus van de School of education. In deze cyclus worden doelen gesteld, gemeten en geëvalueerd. Deze uitkomsten worden gekoppeld aan de jaarlijkse personeelsevaluatiegesprekken en aan de triaalgesprekken van de manager van de lerarenopleiding en de directeur van de School of Education. In de OPLOP’s (opleidingsontwikkelplannen) geeft de opleiding aan welke verbeteracties worden ingezet naar aanleiding van de evaluaties. De opleiding doet een periodieke verantwoording van de verbeteracties. Dit is een nieuw instrument dat in het cursusjaar 2008-2009 is ingevoerd. De analyses naar aanleiding van de evaluaties en de voorgenomen verbeteracties worden besproken met de vertegenwoordigers uit het werkveld (onder andere met de relatiescholen op de werkveldconferenties en in de OAR) en met de studenten. De analyses en verbeteracties naar aanleiding van evaluaties van het afstandsleren worden besproken met het Studentenpanel Afstandsleren. Een van de aandachtspunten die hieruit naar voren kwam, was de informatievoorziening naar studenten. De opleiding heeft dit punt opgepakt. Het management gebruikt de analyses van de evaluaties om vervolgacties in de organisatie te realiseren. Te denken valt aan acties die verwerkt worden in OPLOPS, via bestaande werk- en expertisegroepen of via de innovatiegroep. In de afgelopen cursusjaren (2006-2008) zijn op basis van een eerste interne audit drie actieplannen ontwikkeld: Het Plan van aanpak KWOA-scan, het Actieplan Eigenaarschap/ Kleine Kwaliteit en De Professionele Dialoog 2006-2007. De uitkomsten van de in 2006 gehouden KWOA-scan (2006) zijn omgezet in acties in het Plan van aanpak KWOA-scan. In dit plan van aanpak zijn de drie belangrijkste verbeterterreinen uit de enquête centraal gesteld: Leiderschap, Communicatie en Werkdruk. Het plan van aanpak had een looptijd tot de nieuwe KWOA-scan, die uitgevoerd is in oktober 2008. Eind 2008 is onder de medewerkers een meting gedaan op de belangrijkste verbeterterreinen. De resultaten van deze meting wijzen uit dat er op al deze terreinen verbeteringen gerealiseerd zijn. In deze plannen van aanpak gaat het om acties voor het leiderschap van het management, communicatie, eigenaarschap van onderwijsontwikkeling en -uitvoering, en de kleine kwaliteit. In de plannen zijn acties en evaluatiemomenten aangegeven. Urgente zaken worden met verbeterplannen aangepakt. De regeltafel is ontstaan op basis van evaluaties binnen de School en heeft als doel het afstemmen van allerlei operationele processen die opleidingsoverstijgend effectiever kunnen worden opgepakt. Via de BAMA-evaluatie dagopleiding (2008) hebben studenten aangegeven dat zij beter geïnformeerd wilden worden over acties die voortvloeien uit evaluaties. Om hieraan te voldoen is de studentennieuwsbrief ingevoerd met de specifieke opzet om de communicatie naar de studenten te verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 50
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De Lerarenopleiding maakt gebruik van diverse instrumenten om verbeteracties vorm te geven. Voorbeelden hiervan zijn de activiteitenplannen, het managementcontract en, concreter voor de opleidingen, in de zogenaamde OPLOP’s. De Lerarenopleiding heeft inzichtelijk gemaakt dat op basis van evaluaties diverse verbetertrajecten ingezet zijn die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 51
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Algemeen: De medewerkers worden betrokken bij evaluaties die gaan om onderwijs, organisatie, het management en de arbeidsomstandigheden. Dit gebeurt in teamvergaderingen, waar uitkomsten van evaluaties omgezet worden in verbeteracties in de OPLOP’s. De medewerkers worden geïnformeerd over uitkomsten van enquêtes. De studenten worden in diverse onderwijsevaluaties bevraagd en zij hebben invloed via de studentenraad, de gemeenschappelijke opleidingscommissie, de panelgesprekken en de deelraad. Daarnaast wordt de gehele opleiding geëvalueerd door middel van regelmatig uitgevoerde Student Tevredenheidsonderzoeken. Voor de studenten afstandsleren is het Studentenpanel Afstandsleren georganiseerd. Het beroepenveld wordt bij beleidswijzigingen met betrekking tot leerwerktrajecten betrokken door de Onderwijsadviesraad (OAR), het beleid rond het kwalitatieve en kwantitatieve lerarentekort wordt besproken met de Beleidsraad (BR). Daarnaast is het werkveld betrokken in de zogenoemde Validatiecongressen en in de jaarlijkse werkveldconferentie. Daarnaast onderhoudt de opleiding door de stages intensief contact met het werkveld en worden alle stages geëvalueerd. Hierdoor ontstaat een goed beeld van de visie van het werkveld op de opleiding. De opleiding onderhoudt nog maar beperkt contact met de alumni. Dit is nog een verbeterpunt voor de opleiding. Het volgen hoe het de studenten in de eerste fase van hun loopbaan als bevoegd docent vergaat, ziet het auditteam als een wezenlijk onderdeel van kwaliteitszorg. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Medewerkers worden geïnformeerd over uitkomsten van evaluaties en werken mee aan het formuleren van verbeterplannen. De studenten worden in diverse onderwijsevaluaties bevraagd en zij hebben invloed via de studentenraad, de gemeenschappelijke opleidingscommissie, de panelgesprekken en de deelraad. Het beroepenveld wordt bij evaluaties betrokken via de Validatieceongressen, de Onderwijsadviesraad en de Beleidsraad. De alumni worden nog zeer beperkt bij evaluaties betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 52
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor alle opleidingsvarianten van het cluster Mens en Maatschappij als voldoende.
De kwaliteitszorg van de Lerarenopleiding is ingekaderd in het Hogeschoolkwaliteitsbeleid. Binnen de Lerarenopleiding is dit vormgegeven in verschillende evaluatie-instrumenten. De opleiding heeft streefdoelen geformuleerd voor de evaluaties. De opleidingen worden volgens een vaste regelmaat geëvalueerd. De Lerarenopleiding maakt gebruik van diverse instrumenten om verbeteracties vorm te geven. Op basis van evaluaties zijn diverse verbetertrajecten ingezet die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Medewerkers, studenten en beroepenveld zijn bij de kwaliteitszorg betrokken. De alumni worden nog zeer beperkt bij evaluaties betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 53
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen Algemeen: Aan het eind van de studie in het programma oude stijl is het hbo-bachelorniveau zichtbaar in meerdere studieonderdelen. Voorbeelden hiervan zijn het eindgesprek, de LiOstage, de opdrachten en het portfolio. Met de toetsen in de laatste fase van de opleiding worden de PML (procesmanagement lerarenopleiding)-eindtermen getoetst. De afronding van de LiO-fase in het nieuwe curriculum vormt een formeel eind assessment. De student maakt op basis van zijn ontwikkeling een portfolio dat centraal staat bij de beoordeling. Op de stageschool wordt de student gecoacht door een vakcoach van de betreffende school. Daarnaast wordt de student begeleid door een docent van de opleiding. Beide partijen zijn betrokken bij het opstellen van de eindbeoordeling, onder verantwoordelijkheid van de opleiding. Er zijn nog geen studenten van het programma nieuwe stijl afgestudeerd. Daarom heeft het auditteam bij de beoordeling van het eindniveau ervoor gekozen om de zogenaamde Meesterstukken te beoordelen. Deze meesterstukken schrijven de studenten aan het einde van het derde jaar, voorafgaand aan de LiO-stage. In het meesterstuk worden de studenten geacht aan te tonen dat zij een deel van de competenties op bachelor-niveau beheersen. Het auditteam is van mening dat door het beoordelen van deze stukken een goed beeld verkregen wordt van het eindniveau van de studenten. Geschiedenis De meesterproef ‘Vakdidactiek 3 deel 2’ is een gedegen, uitgebreide toepassing van vakdidactische inzichten op lesniveau. Deze worden vormgegeven binnen het model ‘directe instructie’ (Ebbens et.al.) en volgens de vijf dimensies van leren van Marzano. Studenten moeten hier, in een ‘tentamensituatie’ (in een computerlokaal op de opleiding) vakdidactiek en onderwijskunde integreren in een les over een niet vooraf bekend gemaakt onderwerp. Het woord meesterproef is hier op zijn plaats: voor het antwoord op de vraag of studenten al wat zij de afgelopen jaren hebben geleerd nu ook werkelijk kunnen toepassen, is zo een optimale ‘kritische situatie’ gecreëerd. Het beoordelingsmodel bij deze opdracht is uitgebreid en helder; het auditteam kan zich vinden in de kwalificaties van de drie meesterproefen die zij heeft kunnen inzien (goed, voldoende, onvoldoende). Een punt van aandacht in het geheel aan toetsing dat het auditteam heeft kunnen inzien, is het doen van – bescheiden – empirisch onderzoek door studenten naar de effectiviteit van de door hen ontworpen en/of uitgevoerde leeractiviteiten. Investeren in een – bescheiden – instrumentarium om dergelijk praktijkonderzoek te doen is een sleutel tot onderwijs- en schoolvakontwikkeling in de scholen zelf. Economie: Het meesterstuk economie (ENEC-AFW) dat het auditteam kon inzien, is van voldoende onderwijskundig en didactisch niveau. De student past verschillende werkvormen toe, geeft in de docentenhandleiding aan welke vormen van samenwerkend leren kunnen worden ingezet, en verweeft in zijn uitleg de nodige leertheorie, overigens zonder aan te geven welke literatuur hiervoor is geraadpleegd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 54
Het meesterstuk laat zien dat studenten in deze fase van hun opleiding in staat zijn activerende didactiek op hun eigen schoolvak en in hun eigen lessen toe te passen. Het meesterstuk omvat acht tot tien lessen. Een sterk punt van deze opzet is dat studenten een economisch onderwerp van hun keuze in de volle breedte kunnen behandelen. Ook kan zo worden nagegaan of zij binnen een lessenreeks voldoende aandacht besteden aan inhoudelijke samenhang. De beoordelingscriteria vragen hier ook aandacht voor. De criteria voor het meesterstuk economie zijn helder en vormen tezamen een relevante set criteria voor goed lesmateriaal. Een kanttekening hierbij is dat van de ‘vakspecifieke eisen lesmateriaal’ in ogen van het auditteam alleen het eerste criterium, ‘begrippen zijn inhoudelijk juist toegepast’, aanwijsbaar vakgebonden is; mogelijk kan ‘aantoonbare meewaarde boven bestaand materiaal’ eveneens zo worden uitgelegd. Een sterk punt tot slot zijn de ‘voorwaarden voor beoordeling’ die in het beoordelingsformulier worden geëxpliciteerd, waaronder ‘er is voldoende overleg met de begeleider geweest’. Ervan uitgaande dat deze voorwaarde daadwerkelijk wordt gehanteerd, acht het auditteam dit een adequaat antwoord op het probleem van studenten die pas vlak voor de inleverdatum (of daarna) met hun werk op de proppen komen en zich daarmee niet-begeleidbaar hebben gemaakt. Aardrijkskunde:
De meesterstukken aardrijkskunde zijn vakinhoudelijk van een voldoende niveau; de beoordeling van de kwaliteit ervan is voldoende consistent. In het meesterstuk worden geografische vaardigheden en werkwijzen en vakinhoudelijke kennis integraal getoetst, waarbij op bescheiden schaal ook onderzoeksvaardigheden worden aangesproken. Punt van aandacht is de onderbouwing door studenten: op hbo‐ niveau mag aan onderbouwing met relevante vakliteratuur en een zorgvuldig notenapparaat (of ander verwijzingsmethode) hoge eisen worden gesteld. In de beoordelingscriteria zou dit zichtbaarder kunnen worden gemaakt. De vakgroep aardrijkskunde heeft in 2008‐2009 stappen gezet de eenheid in de opbouw van toetsing en beoordeling te bevorderen. Op papier zijn de eerste resultaten daarvan zichtbaar. Het zou een goede zaak zijn om studenten te betrekken bij de vraag of zij in de toetsen die zij maken die samenhang en opbouw in toetsing ook zelf ervaren. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen van het cluster Mens en Maatschappij als voldoende.
Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 55
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen Algemeen: In het verleden werkte de lerarenopleiding met Balanced Score Cards, waarin streefdoelen beschreven stonden. Vanaf het lopende studiejaar wordt gewerkt met nieuwe streefcijfers en een vernieuwde systematiek. Streefcijfers 2009 34%
Streefcijfers 2012 54%
Behaalde score 2007 (ex. Afstandsleren 3%
Propedeuse rendement over 2 jaar Uitval na 1 jaar
52%
65%
18%
43%
40%
43%
Uitval na 2 jaar
51%
45%
43%
Afstudeerrendement na 5 jaar
De studenten afstandsleren hebben andere karakteristieken (ouder, werkend etc) dan de studenten van de dagopleiding en benaderen hun studie ook anders. Bovendien stromen de studenten op een individueel bepaald moment in. Door dit hoge aantal instroommomenten is het moeilijk te sturen op streefdoelen. Om de rendementen te verhogen binnen het afstandsleren zijn er echter diverse maatregelen genomen, waaronder meer contactdagen, studentgebonden SLB-tijd, het instellen van een expertisegroep afstandsleren, die zich bezig houdt met knelpunten van studenten afstandsleren en extra informatievoorzieningen naar studenten. In de businesscase van de opleiding heeft de opleiding verbetermaatregelen opgenomen op het gebied van de kwaliteit van de leermaterialen, de ondersteuning van de studenten en een effectieve beheersorganisatie om op die wijze de rendementen van het afstandsleren te verbeteren. Daarnaast is er een pilot met intakegesprekken gestart bij de opleiding Engels. Maatregelen voor rendementsverbetering bij de afzonderlijke opleidingen worden opgenomen in de OPLOPS. Een aantal genomen maatregelen zijn: meer duidelijkheid creëren voor studenten ten aanzien van eisen rond toetsen; meer aandacht voor studievaardigheden en studieplanning (in de SLB-lijn); versterken van de binding met de opleiding; stringenter hanteren van deadlines; werken met tussentijdse opdrachten; voorlichting van studenten over het gebruik van Engelstalige literatuur; hanteren van intakegesprekken bij potentiële studenten; invoeren van summercoursen rekenen en taal. Opleidingsnaam
Opleidingsvorm
Aardrijkskunde
Afstandsonderwijs
Instroom totaal Propedeuserendement na 2 jaar Afstudeerrendement na 5 jaar (over totale instroom) Uitvalrendement totaal (over totale instroom)
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
17
33
35
19
24
16
13
18%
15%
6%
17%
9%
0%
0%
6%
12%
3%
16%
0%
0%
0%
82%
73%
77%
58%
67%
63%
8%
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 56
Aardrijkskunde
Voltijd
Opleidingsnaam
Opleidingsvorm
Algemene Economie
Afstandsonderwijs
Algemene Economie
Opleidingsnaam
Voltijd
Instroom totaal Propedeuserendement na 2 jaar Afstudeerrendement na 5 jaar (over totale instroom) Uitvalrendement totaal (over totale instroom)
Instroom totaal Propedeuserendement na 2 jaar Afstudeerrendement na 5 jaar (over totale instroom) Afstudeerrendement totaal (over totale instroom) Uitvalrendement totaal (over totale instroom)
Instroom totaal Propedeuserendement na 2 jaar Afstudeerrendement na 5 jaar (over totale instroom) Uitvalrendement totaal (over totale instroom)
Opleidingsvorm
Bedrijfseconomie Afstandsonderwijs
Bedrijfseconomie Voltijd
Instroom totaal Propedeuserendement na 2 jaar Afstudeerrendement na 5 jaar (over totale instroom) Uitvalrendement totaal (over totale instroom)
Instroom totaal Propedeuserendement na 2 jaar Afstudeerrendement na 5 jaar (over totale instroom) Uitvalrendement totaal (over totale instroom)
19
17
23
23
38
39
33
50%
80%
67%
55%
43%
22%
3%
47%
47%
13%
4%
3%
0%
0%
47%
47%
43%
43%
42%
23%
6%
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
23
41
26
22
37
24
14
9%
7%
23%
5%
19%
13%
0%
4%
10%
15%
5%
5%
8%
0%
4%
10%
15%
5%
5%
8%
0%
87%
88%
73%
77%
65%
38%
7%
11
25
47
50
25
35
28
88%
71%
48%
54%
31%
17%
0%
64%
56%
45%
44%
32%
14%
0%
18%
36%
45%
38%
52%
26%
0%
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
15
34
21
25
18
13
6
0%
26%
19%
40%
50%
8%
0%
7%
18%
24%
8%
17%
0%
0%
93%
74%
52%
72%
33%
54%
17%
16
13
18
39
15
9
5
69%
45%
40%
70% 100%
33%
0%
50%
46%
61%
72%
67%
33%
0%
38%
54%
33%
18%
7%
44%
0%
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 57
Opleidingsnaam
Opleidingsvorm
Geschiedenis
Afstandsonderwijs
Geschiedenis
Voltijd
Instroom totaal Propedeuserendement na 2 jaar Afstudeerrendement na 5 jaar (over totale instroom) Uitvalrendement totaal (over totale instroom)
Instroom totaal Propedeuserendement na 2 jaar Afstudeerrendement na 5 jaar (over totale instroom) Uitvalrendement totaal (over totale instroom)
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
60
91
89
85
73
48
31
8%
16%
19%
14%
10%
4%
0%
3%
8%
8%
4%
7%
0%
0%
88%
76%
73%
71%
62%
52%
0%
58
76
83
96
92
121
94
59%
65%
72%
62%
44%
13%
0%
24%
32%
12%
2%
2%
2%
0%
62%
57%
53%
55%
62%
50%
2%
Aardrijkskunde: Rendementen afstandsleren zijn erg met percentages tussen de 6% en 16% laag, waarbij de oorzaak niet alleen ligt in de kleine aantallen studenten. De rendementen van de voltijd opleidingen liggen met gemiddeld 47% boven de streefcijfers van 34% van de opleiding, maar onder de streefcijfers van 54% die de faculteit zich stelt voor 2012. Economie: Bij de opleiding algemene economie liggen de rendementen van het afstandsonderwijs tussen de 5% en 15%, een laag rendement. Bij de voltijd opleiding worden rendementen gehaald die boven het streefcijfer van de hogeschool liggen. De cijfers van bedrijfseconomie zijn vergelijkbaar met die van de opleiding algemene economie. Geschiedenis: Zowel de cijfers van het afstandsonderwijs als van de voltijdopleiding liggen onder de streefcijfers van de opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle opleidingen binnen het cluster Mens en Maatschappij van de Lerarenopleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd voor 2012 die hoger liggen dan de streefcijfers voor 2009 en heeft maatregelen genomen om deze te bereiken. De rendementen van de dagopleiding liggen over het algemeen boven de streefcijfers die de opleiding zich gesteld heeft voor het jaar 2009. De rendementen voor de opleidingen afstandsleren zijn laag. De verklaring hiervoor is de vinden in de specifieke doelgroep van het afstandsonderwijs, waarop weinig sturing mogelijk is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 58
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor alle opleidingsvarianten als voldoende
Het gerealiseerde niveau wordt, na bestudering van eindwerkstukken, door het auditteam als voldoende beoordeeld.
De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd voor de toekomst streefcijfers geformuleerd en stuurt daarop. De rendementen van de voltijdopleiding liggen boven de gestelde streefcijfers, de rendementen van de opleidingen afstandsleren liggen onder de streefcijfers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 59
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 60
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding Tweedegraads LO, Aardrijkskunde, vt, afstandsleren HBO BACHELOROPLEIDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING; AARDRIJKSKUNDE Voltijd, afstandsleren
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
V G V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V G G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
4
V
V
V
V
4
V G V V V V
V V V v
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 61
3.2.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding Tweedegraads LO, Algemene Economie, vt, afstandsleren HBO BACHELOROPLEIDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING; ALGEMENE ECONOMIE Voltijd, afstandsleren
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
V G V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V G G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
5
V
V
V
V
5
V G V V V V
V V V V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 62
3.3.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding Tweedegraads LO, Bedrijfseconomie, vt, afstandsleren HBO BACHELOROPLEIDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING, BEDRIJFSECONOMIE Voltijd, afstandsleren
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
V G V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V G G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
6
V
V
V
V
6
V G V V V V
V V V V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 63
3.4.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding Tweedegraads LO, Geschiedenis, vt, afstandsleren HBO BACHELOROPLEIDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING; ALGEMENE GESCHIEDENIS Voltijd, afstandsleren
Onderwerp
/
Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
V G V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V G G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
7
V
V
V
V
7
V G V V V V
V V V V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 64
3.5.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Christelijke Hogeschool Windesheim in casu School of Education verzorgde hbo bacheloropleidingen Aardrijkskunde, Economie (algemeen), Economie (bedrijfs) en Geschiedenis in aanmerking komen voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie”zoals vastgelegd in het NVAO accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
Één van de twee facetten van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 65
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 66
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
de heer W.L.M. Blomen De heer Blomen is sinds 1976 actief in het hoger (beroep) onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 in diverse functies bij de HBO-raad, waaronder die van hoofd van een van de adviesgroepen en plv. secretaris-directeur, en sinds 1992 als senior-adviseur en later directeur en mede-eigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector kunst en cultuur. de heer A.J.M. van Gils De heer Van Gils is werkzaam als Voorzitter van Bestuurd bij het Scala College in Alpen aan den Rijn. Hij is hier onder andere eindverantwoordelijk voor het strategisch beleid en organisatie. Belangrijke punten zijn de invoering van sportklassen en tweetalig onderwijs. Daarnaast is de heer Van Gils sinds bijna 10 jaar ad interim werkzaam in leidinggevende functies in het onderwijs. Dit omvatte onder andere werkzaamheden in diverse basisschoolorganisaties, bij gemeenten en in het voortgezet onderwijs. de heer drs. M.G. van Riessen De heer Van Riessen is als vakdidacticus geschiedenis verbonden aan het Instituut voor de Lerarenopleiding van de UvA. Naast onderzoekstaken omvat zijn aanstelling ondermeer een promotieonderzoek en diverse taken als projectleider en commissievoorzitter in projecten met betrekking tot de eerstegraads lerarenopleiding geschiedenis. Daarnaast is de heer Van Riessen projectmedewerker Landelijke Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken, waar onder andere gewerkt wordt aan de kennisbasis voor de eerstegraads lerarenopleiding geschiedenis. Tevens is de heer Van Riessen medewerker bij het Instituut voor Geschiedenisdidactiek. De heer Van Riessen is auteur en eindredacteur van een aantal geschiedenismethoden. mevrouw P.E.J.G. Clement (student) Pien Clement is vierdejaars studente Nederlands aan de Fontys lerarenopleiding Sittard. Zij is lid van de gemeenschappelijke opleidingscommissie van de lerarenopleiding Flos. Tevens heeft zij gedurende haar studie studiereizen naar Peru en Tanzania georganiseerd.
mevrouw I.C.E.J. Sieben (student) Ilona Sieben is vierdejaars studente geschiedenis aan de Fontys Lerarenopleiding in Sittard. Daaraan voorafgaand heeft zij aan het Bisschoppelijk College van Weert haar havo diploma gehaald. Naast haar studie is zij werkzaam al huiswerkbegeleidster en bijlesdocente. mevrouw drs. M.S. Bijkerk Mevrouw Bijkerk studeerde kunst- en cultuurwetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, afstudeerrichting beleid en management. Daarnaast studeerde zij contrabas aan het Rotterdams Conservatorium. Na het afronden van haar studies is zij een aantal jaren werkzaam geweest binnen de culturele sector als o.a. docerend en uitvoerend musicus, projectcoördinator en reisleider. Sinds enige tijd is zij voor Hobéon werkzaam op het gebied van certificering van kunsteducatieve instellingen, accreditatie van hoger beroepsopleidingen en persoonscertificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 67
mr. Q.J. Bunschoten De heer Bunschoten is sinds 1992 actief binnen het hoger beroepsonderwijs op het vlak van management, beleid en kwaliteit. Van 1992 tot 2002 was hij faculteitssecretaris bij het Conservatorium van Amsterdam, van 2002 tot 2004 bestuurssecretaris van Codarts Hogeschool voor de Kunsten, Rotterdam en van 2004 tot 2007 opleidingsmanager van het Conservatorium INHOLLAND. Sinds 2007 is de heer Bunschoten actief als vrijgevestigd interim- en projectmanager en als auditor binnen het hoger onderwijs en kunsteducatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 68
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 69
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 70
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 71
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 72
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 73
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleidingen VO/BVE, Cluster Mens en Maatschappij, 1.0 Christelijke Hogeschool Windesheim 74
BIJLAGE II: Programma Visitatie 2e graads Lerarenopleidingen vo/bve Windesheim, Zwolle 14, 15,april 2009 Dinsdag 14 april 2009
Gesprekken
Parallel gesprekken Auditteam/ uitgevoerd door - dhr. Blomen - dhr. Van Gils - dhr. Westhoff - dhr. Bunschoten - mw. M.S. Bijkerk - Pien Clement (student) - Ilona Sieben (student)
Gesprekspartners
Kennismaken MT
auditteam
Management (MT )
auditteam
10:15 – 11:00 F 213
Personeelsbeleid MT PTH en VO
auditteam
Dhr. Frantzen Dhr. Stomp Dhr. Frantzen Dhr. Stomp Mw. Slot-Lim Dhr. van der Horst Dhr. Kaauw Dhr. Frantzen Dhr. Stomp Mw. Slot-Lim Dhr. van der Horst Dhr. Kaauw
11:00 – 11:15
Pauze
Tijd en lokaal
Gesprek
08:30 – 09:00 F 245
Kennismaken auditoren
09:00 – 09:15 F 245 09:15 – 10:15 F 213
Tijd en lokaal
gesprek
Auditteam
gesprekspartners
Gesprekken
Parallel gesprekken
Tijd en lokaal
Gesprek
11:15 – 12:15 F 213
Innovatiegroep en werkgroep onderzoek
12:15 – 13:15 F 213 13:15 – 14.00 F 235 14.00 – 14.30
Afstandsleren coördinatie
Auditteam/ uitgevoerd door - dhr. Blomen - dhr. Westhoff - mw. M.S. Bijkerk - Ilona Sieben (student) auditteam
Lunchpauze
Auditpanel
Voorzieningen, rondleiding door Kirsten en Gert
auditteam
14.30 – 15.15 F 020
Presentatie Studenten Inleiding door Willem
auditteam
15.15-16.15 F213
Gesprek met werkveldvertegenwoordigi ng
- dhr. Blomen - dhr. Van Gils - mw. M.S. Bijkerk - Ilona Sieben (student)
16.30-18.00 (ook dag 2)
Lex haalt de auditoren op en begeleidt ze naar het lokaal (verificatie) en geeft een korte inleiding Inzien materialen per opleiding. Studieleiders even aanwezig om korte intro te geven op de materialen
Gesprekspartners
Tijd en lokaal
gesprek
Auditteam
gesprekspartners
Dhr. Bolhuis (HHD) Mw.Martijn (HHD) Mw. Kloet Mw. Pfeifer Mw .Ridder Mw de Bruine
11:15 – 12:15 F 217
Kwaliteitszorg (kwaliteitsdeskundige n VO/BVE/PTH
- dhr. Bunschoten - dhr. Van Gils - Pien Clement (student)
Dhr. vd Horst Mw.van Soest Dhr. vd Vinne Dhr. Verkade Mw. T. Martijn
13:15 – 14.00 F 203
Paneldeelnemers
15.15-16.15 ??
Toetswerkgroep Examencommissie
- dhr. Bunschoten - dhr. Westhoff - Pien Clement (student)
Dhr. Bijsterbosch Mw. Kloet Mw.Brijder Dhr. Fijnvandraat Dhr. Bolhuis Dhr vd Molen Mw. Dekker
Dhr. de Haas Dhr. Agelink Dhr. Fijnvandraat
Dhr Nijhuis Mw.Leeftink Dhr Westerink Dhr. Noordmans Dhr. Runia Dhr . Thijs
Woensdag, 15 april 2009 Tijd en lokaal 08:30 – 09:00 09:00 – 10:30 F 213
Gesprek Kennismaken auditoren Science Docenten en afstuderen science
10:30 – 10:45 10:45– 11:45* F 213
pauze Studenten science voltijd/deeltijd/AL
11:45– 12:45 F 213
Invulling curriculum specifiek / werkplekleren science
Auditteam Auditteam & Dhr Mooldijk - dhr. Blomen - dhr. Mooldijk - dhr. Bunschoten - Ilona Sieben (student)
Gesprekspartners
Tijd en Lokaal
Parallelgesprek
Auditteam
gesprekspartners
Rene Almekinders Erik Meij Meindert Koolstra Peter Toorneman Jetty Bouma Erik Veenstra Els Franken Willem van der Vegt Freerk Dijkstra Dien Hegger
09:00 – 10:30 F 217
docenten en afstuderen talen
- dhr. Westhoff - dhr. van Gils - mw. M.S. Bijkerk - Pien Clement (student)
Jos Reinders Jaap vd Molen Herma Ronda Gea van Soest Sierd Smit Janet Brijder/ Melanie Veerman Henk de Lange
- dhr. Blomen - dhr. Mooldijk - dhr. Bunschoten - Ilona Sieben (student)
Wiskunde; Lennart Zijlstra VT 3 Mariël van der Snel VT 3 Jantine Geurts AL Biologie; Thijs Kolthof VT 2 Robert Veijer VT 4 Bas Wolvers AL of Thomas Verschut AL of N. Planting AL Natuur/scheikunde Laura van de Berg VT 1 Roel Jonker NA VT 3 Karin Bravenboer VT NA4/ SK 3 Rene Almekinders Erik Meij Meindert Koolstra Peter Toorneman Jetty Bouma Erik Veenstra Els Franken Willem van der Vegt Freerk Dijkstra Dien Hegger
10:45– 11:45 F 217
Pauze Studenten talen voltijd/deeltijd/AL
- dhr. Westhoff - dhr. van Gils - mw. M.S. Bijkerk - Pien Clement (student)
Nederlands; Joke Kruidhof VT 2 Geertje Hoekstra AL Joyce de Leau VT 3 Engels; Rick van der Graaf VT4 Petricia Merjenburgh VT 2 Petra Heidelberg AL
- dhr. Westhoff - dhr. van Gils - mw. M.S. Bijkerk - Pien Clement (student)
Jos Reinders Jaap vd Molen Herma Ronda Gea van Soest Sierd Smit Janet Brijder/ Melanie Veerman Henk de Lange
- dhr. Blomen - dhr. Mooldijk - dhr. Bunschoten - Ilona Sieben (student)
11:45– 12:45 F 217
Invulling curriculum specifiek / werkplekleren Talen
Tijd en lokaal 12:45 – 13:45 F 235
13.45 – 15:15 F 213
Gesprek Lunchpauze +Kennismaking en inpraten auditoren M&M Docenten en afstuderen M&M
Auditteam Auditteam & Dhr Mooldijk Dhr van Riessen - dhr. Blomen - dhr. Westhoff - dhr. van Riessen - dhr. Bunschoten - Ilona Sieben (student)
15:15 – 16:15 F 213
Studenten M&M voltijd/deeltijd/AL
- dhr. Blomen - dhr. Westhoff - dhr. van Riessen - dhr. Bunschoten - Ilona Sieben (student)
16:15 – 17:15 F 213
Invulling curriculum specifiek/ werkplekleren M&M docenten
- dhr. Blomen - dhr. Westhoff - dhr. van Riessen - dhr. Bunschoten - Ilona Sieben (student)
Gesprekspartners
Tijd en Lokaal 12:45 – 13:45 F 203
Parallelgesprek Lunch paneldeelnemers
Auditteam
Han van Nieuwenhuizen Joop de Vries Theo Peenstra Niek Grooters Peter Borgman Ellen Kloet Bas van der Meijden Erik Bijsterbosch Etto Planting Geschiedenis; Stijn Vaartjes VT 4 Leon Wessels VT 3 Wilfried Berkhof AL Aardrijkskunde; Lianne Slot VT 1 Tjerk de Vries VT 2 Desiree Ensink VT 3 Economie; Martine van de Belt VT 3 Andries van der Kolk VT 2 Thomas Scholten kopopleiding Han van Nieuwenhuizen Joop de Vries Theo Peenstra Niek Grooters Peter Borgman Ellen Kloet Bas van der Meijden Erik Bijsterbosch Etto Planting
13.45 – 15:15
At random bezoek aan groepen voltijd alle opleidingen
- mw. M.S. Bijkerk - dhr. Van Gils - dhr. Mooldijk - Pien Clement (student)
15:15 – 16:00
kenniscentrum educatie (Max 45 minuten)
- mw. M.S. Bijkerk - dhr. Van Gils - dhr. Mooldijk - Pien Clement (student)
* van 11.45 tot 12.45 zal de heer Van Riessen gelegenheid hebben om materialen van de opleidingen M&M in te zien.
gesprekspartners
Avond woensdag, 15 april 2009 Tijd en lokaal 17.15 19.00 F 235 19.00 -20.00 F 235 20.00 -21.00 G 220
Gesprek Interne terugkoppeling en diner Pending issues en overleg Terugkoppeling aan de opleiding voor docenten en MT
Auditteam Hele auditteam Hele auditteam Hele auditteam
Gesprekspartners
Tijd en Lokaal
Parallelgesprek
Auditteam
Gesprekspartners