/)
Alex van Stipriaan ..
JlavernrJ en (le struc oÍïr art
|
.
í
Afro- Surinaarnse identiteit Onder invloed van de Burgerrechten- en Black Powerbeweging in deVerenigde Staten besloten sommige Afro-Amerikanen sinds 1960 hun naam, die als een belastende slavernijerfenis werd ervaren, af te zweren. De beroemdste voorbeelden waren de anonieme X van Malcolm en de transformatie van Cassius Clay in Muhammed Ali. Gezien de toenemende politieke bewusrwording van de AÊo-surinaamse gemeenschappen aan beide zijden van de Adantische oceaan en de inspiratie die daarbij wordt gevonden bij Amerikaanse voorbeelden, is het niet denkbeeldig dat ook in Nederland in de toekomst naamswijzigingen zullen worden geëist. In dit arrikel zal daarom de ontstaansgeschiedenisvan die namen worden onderzocht als onderdeel van de slavernijerfenis. Namen vormen het meest'tastbare'deel van het nogal ongrijpbare maar veel besproken verschijnsel identiteit. Zonder het glibberige pad van de verhitte identiteitsdiscussies te gaan bewandelen, dienen enkele debatten voor het voedicht re worden gehaald die de duiding van Afro-Surinaamse naamgeving als expressie van identiteitsvorming kunnen verduidelijken. Zo woedde vanaf eind jaren 1950 met name in deVerenigde Staten het Elkinsdebat naar aanleiding van een geruchtmakende studie van de hisroricus van die naam. Elkins stelde dat de specifieke vorm van de Noord-Amerikaanse slavernij had geresulteerd in een specifiek soort slaaf. Deze geïnfantiliseerde 'slavish personaliry'die hij overal in de bronnen tegenkwam, gaf hrj de srereorype slavennaam 'Sambo' en duidde deze met behulp van een psychoanalytischebenadering; verder vergeleek hij de plantage met het concentratiekamp als'total institution'. Een storm vàn protest stak op, met name tegen het idee dat de plantage'devastaredits victims psychologically to such an extent that it left them powerless to resist their master's authority or even to think or behave independently.'l Die storm is nu enigszins uitgeraasd,maar een van de resultaten is een overweldigend aantal studies over de slavernij waarin van de stereorype Sambo weinig overeind bleef.'zHooguit was hij het ideaal dat de planter graag wilde zien of het masker dat de slaaf kon opzetren om zoveel mogelijk met rust gelaten te worden. Met de mens achter dat masker had hij weinig van doen. Zodoende ontstond langzamerhand een beeld van een systeem dat weliswaar rigide en onderdrukkend was, maar tegelijk nooir werkelijk vat had gekregen op de binnenkanr van het slavenleven,waaronder de zelfbeleefde cultuur en identiteit.3 1 2 3
George M. Fredrickson,'The skeleton in the closet', The NewYork Revíew of Boobs 47 (November 2 0 0 0 ) n r.1 7 ,6 1 -6 5 , aldaar 61. Een overzicht vàn het hedendaags slavernij-onderzoek is bijvoorbeeld te vinden in Gad Heuman en James Walvin ed , The slavery reader (London 2003). Zie voor deze discussie Richard H King,'Domination and fabrication: Re-thinking Stanley Elkins' Slavery', Slavery and Abolition 22 (2001) nr 2 en Ann J.Lane ed , The debateover slavery.Stanley Elkins and hís critia (Urbana 1971)
Tijdschrift voor Geschiedenis,jrg. 117, nr.4,2004,p 522-542
Naast het Elkinsdebat oítstond, eveneensin de VS, ook een ander debat over de gevolgen voor de nazaten van slavernij en daaropvolgende raciale segregatie. Iedere verwijzing naar Elkins"Sambo'werd daarin resoluut bij het oud vuil gezer,maar wel werd benadrukt hoe veel n zalen te kampen hadden met (culturele) zelÍhaat, identiteitscrisesen meer algemeen een laag (cultureel) zelfbewustzijn.t Dir debat vond niet zozeer onder historici plaats,maar meer onder sociaal-wetenschappers en activistenin de Burgerrechten- en Black Powerbeweging. Het stond en staatvooral in het ceken van het zoeken naar vormen van'empowerment' om de belastendeerfenis van de slavernij te boven te komen. In toenemende mare wordt dit bovendien gekoppeld aan de eis van'reparations'.sHoe uiteenlopend deze debatten ook zijn, toch lijken de meeste deelnemers een verband tussen de slavernijervaring en processen van identiteitsvorming niet uit te sluiten. centraal in dit artikel staat daarom de vraag hoe met betrekking tot Suriname het evenruele verband tussen slavernij onder Nederlandse regie en identiteits(mrs)vorming moet worden geduid. Dit wordt onderzocht aan de hand van namen en systemen van naamgeving als meest grijpbare vorm van identiteit, van ror slaaf gemaakte Afrikanen die zich gaandeweg tot Afro-Surinamers onswikkelden. Die onrwikkeling wordt vaak gezien als een proces van creolisering, als een continue strijd tussen sociaal-economisch dominante en subalterne culturen die leidt tot culturele verandering en nieuwvorming. Dit concept, niet toevallig door historici en linguïsten van her Caraibisch gebied onrwikkeld en inmiddels onderdeel van globaliseringdebatten geworden, is bij uitstek geschikt voor de analyse van een zo complex proces als identireitsvorming in een langdurige situatie van extreme ongelijkheid en cultureel verschil.u'The focus on creolization draws attention to the agency of slavesthemselves in fashioning an identiry within the oppressive conditions of slavery', aldus historicus Paul Lovejoy.' Het creoliseringsconceptdwingt namelijk tor onderzoek van ongelijkheid en verschil brj de gratie van aandacht voor de onderlinge interactie tussen alle betrokkenen en de lange termijn consequenties daarvan. Bovendien is creolisering een concept dat perspectieÍbepaling vereist omdat het zowel aandacht geeft aan top-down aIs aan bottom-upprocessenvan verandering. In een situatie waarin de meestebronnen alleen van de'top', in casu de kolonisator/slavenhouder,afl
Zie brjvoorbeeld het werk van de psycholoog William E CrossJr.,Shades of black: Divereity ín AJiican-Amerian identily (Pfuladelphia 1991), of het geruchtmakende The Isis papers;The heys to the colors (Chicago 1991) wn psychiater Frances Cress Welsing, met nme p 164. Ook in Nederland zijn (echo's van) deze geluiden te horen, zoals bleek uit de kop boven een interview met de socioloog dr. Glcnn Willemen:'Het zwefte gezln is in crisis doordat het mannelijke slaven omnoge lijk werd gemaakt hun wderrol te verwllen', Het Parool,23 juli 2003.
5
6
7
Zie bijvoorbeeld Ranrlall Robinson, The debt: What Ameríca owes to Blarks (New York 2000), of Raymond A.Winbush ed' , Should Aneríca pay? Slauery and the raging debateon reparations(NewYork 2003) In Nederland schreefjuristeTsehai Aarten over'The legacy ofthe African slave trade:Are there legal coÍrsequences today?The African reparation claim: a study into legd possibilities ofstate responsibiliry for involvement in theAÊican slave trade andAfrican slavery and subsequently into the potential right to reParation ofcertain states as well as ofcertain individuals or groups identifiable as descendants of enslaved Africans' (doctoraalscriptre Rechtsgeleerdheid, Universiteit vm Amsterdam 2003) Zie o.e.WHannerz,Cultural omplexíty. Síudiesin the suial organization oÍmeanin! (NewYork 1992);Alex van Stipriaan Luïscius, Creolíseing; vragenuan een baketbalplein, antwoorden van een watergod.in(lnaugurele rede Erasmus Universiteit Rotterdam 2000) Paul E.Lov ej oy ,'En s l a v e d A f ri c a n s i n t h e D i a s p o ra ' , i n I d e me d . , l d e n t i t y i n t h e s h a t l o w o f s l a v e ry (L o n don/NewYork 2000) 20
523
n Stipriaan
1)
perspectiefvan de'bottom'niet uit het oog te verliezen. In het hiernavolgende is dat perspectiefuerschil vooral terug te vinden in de strijd tussen de Afro-Surinaamse binnenwereld of interne cultuurdimensie en de externe cultuurdimensie, bestemd voor interactie met de koloniaal Europese buitenwereld. Zoals zal blijken vertaalde zich dat in een strijd tussen opgelegde en toegeschreven identiteit enerzijds en zelf gekozen identiteit anderzijds.Tevens zal blijken dat behoud of vorming van nieuwe eigenheid in deze strijd paradoxaalgenoeg bestaatbij de gratie van een proces van toe-eigening van opgelegde identiteit, door het te transformeren en op eigen wijze in te bedden in het bestaande.Andersgezegd:door een proces van creolisering.E
CnrortsnntNc Creool en het daarvan afgeleide werkwoord creolisering zijn twee begrippen die sinds de zestiende eeuw onlosmakelijk verbonden zijn met de geschiedenis van de Nieuwe Wereld. Críollo/oíoulo/creools werd in de koloniale LatijrsAmerikaanse context de term wearmee alles en iedereen werd aangeduid die niet Indiaans/Inheems was, maar wél ter plaatse geboren of ontstaan. In het Cararbisch gebied, waar de meeste samenlevingen waren gebaseerdop een klasse- en kleurscheiding tussen zwarte slaven en witte wijen, werd de term creools uitsluitend gebruikt voor de lokale nakomelingen van één van die twee groepen. Het paradoxale van zo'n apartheidssysteemis dat in pnktijk de rwee groepen in enkele opzichten toch ook erg op elkaar waren aangewezen.tVandaardat er in het dagelijk leven veel meer interactie tussen de groepen plaasvond dan de structuur van het systeem doet vermoeden. Daaruit ontstond allerlei nieuws, variêrend van etnische mengvormen tot nieuwe muzieksoorten en van compleet nieuwe talen tot totaal veranderde culinaire tradities. Aangezien het hier om echt ter plaatse geboren nieuwvorming ging, werd langzamerhand niet alleen de reproductie van aan de lokale plantagesamenlevingen aangepaste Europese, dan wel AÊikaanse cultuur, als creools bestempeld - wat wellicht eerder als accu.lturatieenlof syncretisme kan worden omschreven - maar in toenemende mate ook het'product' dat het resultaat was van de interactie tussen Europa en AÊika. Daarmee was het een veel dynamischer begrip geworden.'Wat dan onder creools verstaan moest worden hing af van de omstandigheden en kon dus per samenleving verschillen.Vanaf eind negentiende eeuw, toen met name lingu.'rstenzich voor creoolse talen begonnen te interesseren,verschoofde aandacht van'het creoolse'naar het proces van het creools wórden, oftewel de creolisering.Weliswaar behield dit nog lang een specifiek Cararbische connotatie, maar onder invloed van de abstracte en modelmacige ealanalyse werd creolisering een concept met universeler dimensres. Afhankelijk van de mate van machtsongelijkheid enlof van demografische ongelijkheid tussen groepen die elkaars cultuur niet kennen, ontstaat eerst een rudimentaire contactcultuur - linguisten spreken in dat geval van een pidgin - die slechts voor beperkt gebruik bestemd is; de eigen cultuur blijft primair.Als het contact bestaatuit
8
Zíe voor deze overeenkomstWillem Frijhofl'Toeëigening: vm bezitsdrangnmr betekenisgeving', Trujuta6 (1992)m.2. vanAJrikaans-Ameríkaawe ultuur (Leiden Zie onder meer Sidney Mintz en Richard Price, De geboorte 2003 [1ee2)).
/) een tamelijk plotselinge clas,, Íussen verschillende culturen en de macht is ongelijk verdeeld, dan is het aÍhankelijk van de sociaal-psychologische afstand tot de dominante groep of er creolisering gaat optreden. Is die aGtand tamelijk klein dan maakt de pidginculntur uiteindelijk plaatsvoor de sociaal-economisch dominante cultuur. Is de afitand groot, dan kan er uit het pidgín een werkelijk nieuwe cultuur ontstaan.Over de snelheid en complexiteit van dat proces wordt hevig gediscussieerd.ro Een andere fundamentele discussiebinnen het creoliseringdebat is die over de structuur en richting van het creoliserinproces, of creolisering versmelting is van verschillende cultuursystemen of dat het meer gaat om een opeenstapeling (bovengeschikt en ondergeschikt) dan wel een koppeling van culturen. Binnen de Cararbische context gaat het vooral om de vraag ofAÊika dan wel Europa het meest bepalend is geweest in de nieuwe cultuurvorming en in hoeverre op het continuiim tussen die rwee polen de cultuur is verschoven van de sociaal ondergeschikte AÊikaanse naar de dominante Europese pool.Wanneer een verschuiving in de loop der tijd wordt geconstateerdin de richting van de sociaal-economisch dominante pool, dan spreekt men van décreolisering. Maar niet alleen een cultuur kan venchuiven op het continuiim, ook de cultuurdragen bewegen zich erop. A-ftrankelijk van de sociale context waarin ze zich bevinden laten zíj hun gedrag meer door de ene en dan weer meer door de andere culturele pool bepalen.Verschillende demografsche patronen, machtsongelijkheid, sociale differentiacie en verschillen tussen cultuursegmenten blijken daarb5 allemaal van invloed. Bovendien is het tamelijk simpele twee-polige continuiim in werkelijkheid veel complexer door de aanwezigheid van andere dan AÊikaanse en Europese culturen - zoals Inheemse en Aziatische culturen. Ook de global cultureis in toenemende mate een rol gaan spelen. Cultuurverschuiving betekent daarom bepaald niet per definitie décreolisering, maar kan even goed duiden op recreolisering -bijvoorbeeld onder invloed van cultuurnatronalisme - of op een nieuwe fase van voortgaande creolisering. Ondan-ksde erkenning dat creolisering zich per definitie a6peelt binnen asymmetrische machtsrelatieswordt er sinds eind rwintigste eeuw met name in culturalstudies,nogaleens romantisch gedaan over de aantekkelijkheid van hybride culturele nieuwvormingen die het gevolg zijn van interculhrrele enrounters.HierbS wordt veel meer de culturele harmonie, dan de ongelijkheid en strijd benadrukt. Zoals de antropoloog Hannerz het omschreef : '[a]long the entie creolising spectnrm, Êom Fint World metropolis to Third World village, [...], a conversation between cultures goes on.'r' De historische context waarin het creoliseringconcept geijkt werd, laat echter zien hoezeer de dynamiek van creolisering aftrankelijk is van ongelijke demografische en machtsverhoudingen evenals van de sociaal-psychologische a6tand tot de dominante macht. Bovendien blijkt het proces in de loop der rijd van inhoud en richting te kunnen veranderen. Dit betekent dat creolisering eerder duidt op een grillig proces van interculturele strijd en selectie,dan op een relariefharmonieuze interculturele conversatie. Creolisering lijkt vooral te maken te hebben met de noodzaak te overleven.'Those enslaved found creative ifalso often desperate ways ofadjusting to their bondage, of course relying heavily on familiar ideas but adopting innovation out of necessiry',
1 0 Zie Lovejoy,'EnslavedAfricans' en Richard Price,'The miracle of creolization:A retrospective',Nez Westlndian GuideT5(2001)nr. l-2.Zie ook voor dezeen hiernavolgende discussies over creolisering Van Stipriaan Luïscius,Creoliseing:vrdgentan eenbasketbalplein, met name 4-10 71 Ulf Hannerz,'The world in creolisation',Africa57 (1987)nr.4,555
525
oBvcrruJ
LStiprren
Ë[
u€ slrrru
ulu
rrxeruu|@
) aldus Lovejoy.'' Naamgeving als expressie van strijd om een onaftrankelijke identiteit is daarvan het beste bewiis.
Thbel 1: Inschepingsherleomtt' uanAfrikanen ín Suriname 16 6 8- 1I 3 0 periode
CoNsrnucuE
vAN ETNrcITEIT
Als nummer, zonder naam, kwamen de bijna 300.000 Afrikanen die naar Suriname zijn getransporteerd in de boekhouding van de slavenhalersterecht, het ging tenslotte om koopwaar.Toch was dat niet de enige identificatie die Europeanen voorAfrikanen gebruikten. Er werd, opnieuw vooral om economische redenen,ook een soort etnisch onderscheid gemaakt. Liever gezegd: er werd etniciteit geconstrueerd. Gevangen genomen Afrikanen kwamen uit een groot aantal verschillende samenlevingen die zich vaak honderden kilometers ver in de achterlanden van de kustgebieden bevonden. Handelaren of potentiële kopers in de Amerika's waren daar in wezen niet in geïnteresseerd,behalve als het op een of andere manier de prijs en/of de werkbaarheid van de koopwaar kon beïnvloeden. En dat deed het naar hun idee, want net als bij werkdieren begonnen zij al snel onderscheid te maken tussen goede en minder goede soorten slaven.Aangezien zij weinig zicht hadden op bestaande etnisch culturele structuren gebruikten zij de verschillende regiot van inscheping als etnische eenheden. Soms werden lokale namen gebruikt ter aanduiding van een specifieke groep, overigens zonder dat de betrokkenen dan ook per definitie uit dezelfde samenleving aÍkomstig hoefclen te zijn, soms groeide de naam van een bepaald slavenfort uit tot een etnische noemer. En altijd werden aan de verschillende etniciteiten specifieke kenmerken toegeschreven die voornamelijk beperkt bleven tot hun potentie als (werkbare) slaaf.Zo stonden Loangot te boek als een 'buigzaam, goed werkvolk', maar bij teveel arbeid namen ze de vlucht en zij leerden'niet dan met moeite de Neger-Engelsche taal"3, terwijl bijvoorbeeld Papa'swerden gezien als'verstandiger dan andere stammen', dapper, sterk, goedaardig,werkzaam en'vatbaar', met alleen een te grote voorkeur voor sterke drank.ro De etnische narnen die in de achttiende-eeuwse literatuur het meest regelmatig werden gebruikt met betrekking tot Suriname waren die van de Loango's, naar het koninkrijk van die naam in het gebied tussen Gabon enAngola; de Papaï vernoemd naar de havens van Klein en Groot Popo of Papa en ook wel Fidase slaven genoemd naar Ouidah/ Whydah in Dahomey/Benin; de Kormantijnen of Cormantins naar het fort van die naam in Ghana; de Mende en Soko's uit het gebied van Ivoorkust, Liberia en Sierra Leone, tegenwoordig ook wel samengevat onder de etnische noemer Mandingo.tt Zij vertegenwoordigden de vier grote regioi in W'est- en Midden-AÊika waar de meeste Surinaamse Afrikanen vandaan kwamen. Over de hele periode genomen is de etnischregionale verdeling als volgt:
hiervan
Grein- &
Goudkust
Slavenkust Loango-
Surinme
plaas wn
Ivoorkust
(Ghana)
(Togo,
aangeland
inscheping
(SierraLeone,
Benin,
(Gabon,
bekend
Liberia,
Nigeria)
Congo,
Ivoorkust) 7668-1699
ca. 27 000
65%
1700-7739 ca. 49.000
92%
1740-1779
ca.l 09.000
1780-1807 ct. 23 000 1808-1830ca. 33.000 totad
c2.241.0O0
Divers
Angola-kusr
N-Aneola) 1%
36%
57%
6%
t%
37%
47%
9%
6%
86%
37%
28%
2%
33%
24%
37%
46%
17% %)
@0%\ Mandingo
Kormantin
Papa
Loango "40
(20o/o) Divers
(Mendé/Soko) ce. 27 %o
cz
25 %io
cz.14 Yo
ca 30 o/o
ca 4ír/o
Samengesteld vanJohannes Postma, TheDutchin theAtlantic (Cambridge op basis Slavetrade, 1600-1815 1990)81 e.v.,186,272,300,305-348;P.C.Emer, Engeland, Nederland, AJríkaen deslavenhandel in de negentiende eeuw(Leiden1974)108-136;A.F Lamens, Bijdrage totdekennis wn deKoloníe Suríname, ed,Yan (Amsterdam G.A deBruijne(Amsterdam 1982)189;J.Wolbers, Ceschiedenís vanSuríname 1861)546-547; Panmaribo, Surinaams Museum,Gouverneursjournaal 1799 Deze cijfers mogen zeker niet absoluut worden genomen, daarvoor zitten er teveel schattingen en extrapolaties in.Wel geven zij de best mogelijke indicatie van de herkomstgebieden van de Afrikanen die in Suriname zijn eangeland.Het meest opmerkelijke van deze veelal door Europeanen geconstrueerde etnische categorieën is dat zij ook door de betrokkenenzelf zíjn overgenomen en tot op vandaag doorAfro-Surinamers worden gehanteerd.'uIn de slaventijdfunctioneerde het ook als groepsidentiteit; tegenwoordig bestaatdit etnisch onderscheid voornamelijk in geritualiseerdevorm, met name in de winti-religie. Ook was toen de etnische achtergrond van Afrikanen vaak'te onderscheiden aan de tekenen die zy op hun lichaam maaken, [...] [zodat] een Loango-neger anders getekend is, als een Cormantin of Papa-neger'.'7Dit betekent dat veel Afrikanen een deel van hun (etnische)identiteit zichtbaar met zich meedroegen, bijna als een fysiek contrapunt voor het brandmerk dat voor vertrek als teken van hun slavenstatusin hun huid was gebrand. Of zij dat zelf zo ervaren hebben, is de vraag. De lichaamsversieringen waren waarschijnlijk zozeer deel van henzelf dat zíj daar niet bij stil stonden, laat staan dat ze het voor zichzelf duidden als Loango, 16 'Diasporic ethnogenesis, or the creation of new African-derived ethnic identities outside the continent, seems to have been the first step in the historical creolization ofthese forcibly displaced populations', stelt Douglas Chambers ('Tracing Igbo into the African diaspora'; in Lovejoy ed , Identity in the shadow of slavery, 56 e v.) Zo spreekt hij van een 'Eboan comunity' vm Igbo volken, een etnische constructie voor de bevolking van Zuid-oost Nigeria, die deels voor, deels tr;dens de transatlantische slavenhandel ter plaatse is ontstaan en werd toegepast voor iedereen uit het achterland van de Bocht van Biafra, maar als etnische markerering in de NieuweWereld een eigen leven ging leiden.'[M]en and women identified as Angolans, Igbos or Males frequendy gained such identites not from their actual birthplace or the place Êom whrch they disembarked but because they spoke, gestured, and behaved like -or associatedwith- Angolans, Igbos, or Males' (Ira Berlin geciteerd in Price,'The miracle
12 Lovejoy,'EnslavedAfricans', 2. 13 Dit is de term die rot ver in de twintigte eeuw werd gebruikt voor de Creool-taal marin Europese, Afrikaanse en Inheemse elementen tot een nieuw linguïstisch geheel waren venmolten en die uitgroeide tot de algemeneomgangstaaldie nu Srananof Surinms wordt genoemd. t4 M D ïbenstra, De landbouwin dekolonieSuiname wonlgegun dooreenegachíed-m mtuurkuruligebeuhouwing (Grorungen1835,2 dln), ddaar II, 180-184. dierleolonie lf, Zie Michael Muhn,AJrna inAmeilca.Slavemulturatíonand resístarein theAmeriunSouthand the Bitish Caribbean.1736-1831 (Urbana 7992) 282-283.
totaal in
17
of creohzation' 48). Anthony Blom, Verhandelinguan den landbouw ín de Colonie Suriwme (Amsterdam 1786) 378.
) of Papa. Maar in de onderlinge interactie konden zij er elkaar wél mee identificeren; daarvoor werden de nieuwe etnische noemers als Papa of Kromanti (Cormantin) gebruikt.Voor de slavenhandelaren waren de lichaamsversieringen niet meer dan een hedendaagsestreepjescode met productinformatie. Eenmaal op de plantages zullen de lichaamsversieringen vanAfrikanen voor Europese planters en opzichters wel degelijk ook een van de karakteristieken zijn geweest waarmee zlj - op z'n minst onbewust - hun slaven identificeerden. Verschillende antropologen en historici hebben er op gewezen dat kennelijk binnen de vier grote regio's waar slaven werden geronseld voldoende onderlinge cultuurverwantschap bestond om in de diaspora tot groepsvorming te komen rond nieuw gevormde etnische identiteiten.'8 Dat sommige etnische categorieën dominanter aanwezíg ztjn in de Afro-Surinaamse cultuur dan andere, heeft waarschijnlijk te maken met een combinatie van de omvang van de groep en het moment van binnenkomst in Suriname (tabel 1). Zo vormden de Papa de kleinste groep binnen de totaleA-frikaanse instroom, maar waren zij samen met de Loango wel bepalend voor de eerste fase van Afro-Surinaamse cultuurvorming. De Cormanrins konden vervolgens nog meebouwen aan die fundamenten, maar voor een echt fundamentele bijdrage van de Mandingot die als laatsten kwamen, was daarna relarief veel minder ruimte meer over. Naast deze nieuwe, specifieke etnische identiteit is het niet denkbeeldig dat ook de identiteit van'Afrikaan' pas door de slavernijervaring ontstond.Voor hun gevangenschap zal de context waarvan de meeste Afrikanen zich bewust waren vooral de eigen gemeenschap met de omringende samenlevingen zijn geweest en zullen zij geen idee hebben gehad van de rest van het continent waarop zíj zich bevonden.Velen zullen pas bij aankomst in de slavenforten voor het eerst van hun leven de zee hebben gezien. Ook zal het voor de meesten een vreemde ervaring zijn geweest om Afrikanen te ontmoeten die ze niet konden verstaan, laat staan Europeanen die er ook nog eens heel anders uirzagen.Het is dus niet al te vergezocht te veronderstellendat het idee van'de Afrikaan'pas ontstond in de diaspora, in de conÊontatie met de etnische groep die hen tot die ene gezamenlijke categorie van slaaf degradeerde. Dat betekent dat ook toen pas de huidskleur een deel van de identiteit werd, zoals ook Europeanen toen pas wit werden. Dat bewustzijn kwam waarschijnlijk op gang aan het begin van de oversteek naar de Nieuwe Wereld, toen beide parcijen letterlijk met elkaar opgescheept zaten. Het zal dan ook niet voor niets zijn geweest dat de meeste scheepsopstandenplaatsvonden op het moment dat de kustlijn van Afrika uit het zicht verdween.'t
CoNsrnuctlE
vAN SLAvENIDENTITEIT
Direct na de traumatische oversteek over de Atlantische Oceaan volgde als onderdeel
(Utrecht 1757-1860; manonage enguerillain Oost-Suriname De Boni-oorlogen, 18 Zie Wim Hoogbergen, 1985)42-46;JohnThornton,AfricaandAJrimnsín themakingof theAtlantícworld,1400-1800(Ctmbridge 1998);David Northrup,'Igbo and myth Igbo:Cultureand ethnicityin the Àdanticworld, The in theDiaspora: Slaze 21 (2000)nr 3; DouglasB.Chembers,'Ethnicity 1600-1850', ry andAbolition andAbolition22 (2O01)nr.3; slavetradeandthe creationofAÊican"nations"in theAmericx', Slavery (2001)48. Price,Themírade (Cambridge 1990)167.Logischeruijs 1600-1815 DuuhintheAtlant;cSlauettude, 19 JohannesPostma,Tl:e zal het feit dat daarmee de laatste kans op een succesvolleontsnapping verdween daarbij ook een belangrijke rol gespeeldhebben.
s28
van het tot slaaf ,.À nieuwe aanslag op de identiteit van de gevangen Afiikanen. Dat begon-.k"n ermee dat zíj, na eerst al met het 'logo' van de slavenhaler te zijn getekend, opnieuw werden gebrandmerkt. ''W'anneermen nieuwe negers koopt, is men gewoon dezelve te merken met een yzer, waarop de naam van hunnen meester, of van de plantagie wa raaiÍ ry behooren, met zilverene letters gemaakt is; men maakt dit yzer heet, en besmeert met kaarssmeerden arm of de borst, alwaar men het merk zetten wil; men drukt het yzer op die plaats, en dit is genoeg om dit merk hun leven lang daarin te doen blyven staan'20 Naast zo'n brandmerk kregen de zojuist aangevoerde AÊikanen als teken van hun slavenstatusook een nieuwe naam opgelegd.WaarschSnlijk is dit het ultieme symbool van het proces van tot slaafmaken. De basiswaarop het slavernijsysteemfunctioneerde was een combinatie van fysiek en mentaal geweld, en geestelijke onderwerping maakte daarvan een essentieel onderdeel uit. Een slaaf begon aan een nieuw leven in een nieuwe wereld en de meester bepaalde wie en wat hij of zij was; autonome eigenheid hoorde daar niet bij. Die slavennamen hadden niets te maken met de werkelijkheid van de naamdragers. De nieuwe, opgelegde identiteit bleef beperkt tot één voornaam die samen met het brandmerk meer dan voldoende identificatie werd geacht. Iemand die bijvoorbeeld uit het Kongo-Loango gebied was vertrokken als Liabangaguia, in combinatie met andere contextgebonden namen en een clannaam,2r werd nu getransformeerd in Jan, Klaas, Truitje of Marie. Als de betreÍfende AËikanen al begrepen dat ze op dat moment een nieuwe identiteit kregen opgelegd, dan moeten dit voor hen totaal vreemde klanken zijn geweest die geen enkele relatie hadden met henzelf. Dat lag wellicht iets anders bij kinderen die in Suriname zelf werden geboren en eveneens van een naam moesten worden voorzien.'[H]et kind tien à rwaalf dagen oud zynde' , schrijft BIom,'wordt het aan den meester gepresenteerd,die het een naam geeft zo als hy goedvindt, of de naam die de moeder het liefst geven wilde, goedkeurt."'De laatste toevoeging zou erop kunnen duiden dat in Suriname geboren slaven een grotere kans hadden op een naam waarmee zíj zíchzelf ook konden identificeren dan Afrikanen, temeer daar zlj vanaf hun eerste dag onder die naam bekend waren. De praktijk bhjkt echter complexer te zijn geweest.Wel was er, zoals verderop zal blijken, inderdaad in de loop der trjd een verschuiving zichtbaar in de slavennamen. (Jit een steekproef onder de slavennamen van ruim 3000 mannen en vrouwen op cwaalfplantages rond 1770 (het hoogtepunt in de aanvoer van Afrikanen) en rond 1855 (een meerderheid van de slaven was inmiddels in Suriname zelf geboren en soms al derdegeneratie of meerA-Êo-Surinamer) blijkt het volgende (tabel 2). In het 20 Blom, Verhandelíng,378. 21 ZieGuillaumeDurandenKinviLogossah, Itsnomsdefanílled'origineAJricainedelapopulatíonMartí(Paris2002)135-145. niquaise d'ascenilarce seruile 22 Blom, Verhandeling,394-395. Ook anderewarnemersbeschrljven de praktijkdat eenmoederzo'n twee weken na de bevalling'presentsher child to the mater,and requeststo give it a name'.Albert von Sack,A nanativeof a uoyageto Suinam: of a residerce thereduing 1805, 1806 and 1807 and of the author'srctrÍtt to Europeby the way of NorthAneríca (London 1810) 108.
529
A.tex w
Strprlu
) algemeen waren de meest gegeven slavennamende'gewone'Nederlandse en bijbelse, of namen uit verwante Europese tradities. Ruim tweevijftle van de mannen en jongens in de achttiende eeuw kreeg dus namen als Dirk, Gerrit, Adam, Isaac,Louis, ofJames. Bij de vrouwen en meisjes lag dat in de achttiende eeuw zel6 op driekwart van alle namen, zoals Anna, Alida, Maria, Rebecca. Minstens zo vaak en in ieder geval vele malen vaker dan de mannen, kregen wouwen mooie, krullerige namen uit het Frans of Latijn, zoals Henriette, Carolina, Dorothea, Seraphina. Verder kreeg ongeveer één op iedere tien mannen en wouwen een naarn uit de Europese geschiedenisof mythologie, zoals Nero of Xantippe. Dit was ongerwijfeld lachwekkend en daarmee denigrerend bedoeld, want geen Europeaan zow zljn kind zo noemen. Het benadrukte de oneindige statusdiscrepanrietussen de historische naamgever in Europa en de werkelijkheid van de AÊikaan in Suriname. In ieder geval behoorde het tot de categorie namen die niet anders dan alsbizar valt te omschrijven.r Het kon nog absurder, getuige de slaven die met namen werden getooid als Champagne, Bedrog,Winst, Pantalon, Etcetera, Grienert (voor een volwassen man!), of bij de wouwen Monkie, Matras ofPecunia. Paradoxaalgenoeg kunnen nujuist in deze categorie ook enkele namen worden aangetroffen die wellicht wél iets te maken hadden met de individualiteit van de naamdrager. Zo is het waanchijnlijk dat Grienert ooit een hufierig kind was geweest,dat Obstinaat zich maar moeilijk in zijn slavenrol liet drukken en dat Harlequin lange ledematen enlof een houterige motoriek had. Ook doet de vermelding'met de kanker'bij een wouw die Pompelmoes als naam kreeg vermoeden dat zij dusdanige uitwendige vergroeiingen had dat het de naamgever aan een pompelmoes deed denken. Op een enkele naam na, zoals Galant ofJolicoeur, waren het in ieder geval zelden positief bedoelde kenmerken die als naam werden gekozen. Hoe de naamgevers,afgezien van de persoonlijke kenmerken, tot deze bizarre namen kwamen is misschien voor te stellen, wanneer Nvee andere typen namen binnen deze categorie onder de loep worden genomen. Het is namelijk opvallend hoeveel serienarnen soÍrs op een plantage voorkwamen. Dat zljn narnen die in een rij{e brj elkaar horen, zods alle dagen van de week, dle maanden van het jaar, alle kerkelijke feestdagen en - veel voorkomend en typerend voor het slavernijsysteem- alle rangen en standen uit de meest hiërarchische Europese instituties zoals kerk, leger en aristocratie, wat het hele spectrum opleverde van Baron tot Keizer, van Soldaat tot Maarschalk, van Matroos tot Admiraal, van Pastoor tot Paus. Zo'n serienaam was gemakkelijk, daar hoeftle de naamgever,meestal een eenvoudige plantagedirecteur,niet al te veel àntasie voor te hebben en hij had er dan meteen een handvol bij elkaar.Bovendien ontstonden er zo ook naamtradiries op plantages die steeds werden hergebruikt. Een andere manier om narnen te bedenken was de verwijzingnazr de specifieke context van dat moment. Zo kon op plantage Groot Marseille een jongeie Prisatie worden aangetroffen,dat werd geboren toen er op de plantage een prisatie (taxatie) plaatsvond.2n Ook waren daar in 1758 drie achter elkaar geboren jongens respectievelijk Lekkerland, Sneefl<erken en Soeburg genoemd door de plantageadminisffeteur in Paramaribo. Hiermee wilde hij namelijk zijn baaseen genoegen doen, de in Nederland woonachtige vaak niet toevalligzrjnhet nogd eenshet zelftlesoortnamenalslaterdoorEuropeanen 23 Waarschijnlijk aan huisdieren,met name honden, werden gegeven(Apollo, Hector, Caesar). 24 Nationaal Archief (NA), Suriname Oud Notarieel Archief (SONA), 689
5 30
plantage-eigenaar De Mey, 1.., lr* Lekkerland, Soeburg en StreeÍkerken.Voor wouwennamen als Poesje,Passieen Charmantje is al helemaal weinig verbeelding nodig om te bedenken wat de naamgever in gedachten had.'zs Die beperkte fantasie,in combinatie met de denigrerende soort humor die kennelijk bij slavennaamgevinghoorde2u,was er waarschijnlijk ook oorzaak van dat op de meeste plantages wel iemand rondliep met de naam Minosabi ('ik weet het niet'). Hoogsrwaarschijnltjk was dat het antwoord dat de plantagedirecteur kreeg op zijn waag hoe het aan hem gepresenteerdekind moest heten. Overigens werden veel meer rnnren dan vrouwen opgezadeld met een bizarre naam: ruim rwewijftle van het totaal, dus vier keer meer dan bij vrouwen. De verklaring daarvoor heeft te maken met het feit dat mannen de namen uitdeelden. Ztj zagen zwarte wouwen vaak als lustobject - getuige alleen al de aanwezigheid op alle plantages van slavenvan gemengde afl
naam
Mannen ca 7770 (a = 874)
| |
Vrouwen ca 1855 (n -- 7 42)
c a7770 (n= 788)
| |
c a 1855 (n= 727\
Nederlands
30%
48%
33 o/o
46%
Frans/Engels/ Gelatiniseerd
t2
16
+J
42
Aftikaans
10
4
11
Bizar
45
29
11
Rest
J
8
z
Bron:Archievenplantages Alsimo,Bleyendaal, Cliford Koqshooven, Duuringen,GrootMarseille, Potribo, (& Overtoom),Vrouwenvlijt Rustenburg, Somenzorg,Vossenburg,Vreelmd en Zorg En Hoop" Tenslotte was er ook nog een kleine groep Afrikanen, ongeveer één op de tien, die in ieder geval een deel van de oorspronkelijke identiteit kon vasthouden omdat zij een Afrikaanse naam als slavennaam behielden. Waarschrjnlijk was in zo'n geval op het moment van naamgeving de daarvoor veranrwoordelijke planter of zijn vertegenwoordiger niet aanwezig en moest er toch een registratie plaatsvinden of was de fan-
25 Minneapolis,James FordBell LibraryB-1482,collectieDe Mey. 26 En niet al.leenin Suriname,maar overal in het Admtisch slavernijsysteem. Zie bijvoorbeeld P FinkelmmenJC.Millered., MacmillanEncyclopediaof worldslavery 2vols (NewYork 1998)II,625,waarin ook wordt verwezen naar het gevenvan'whimsical, satiricd, or condescending'slavennmen 27 ZieNexvanStipriaan, Surinaamscontrast;rooJbouwenoverlevenineenCaraïbíscheplantage-kolonie,17501863 (Leiden 1993) 455-470, bijlage xii.
u* tnn'"* ;"* tasie van de naamgever gewoon op. In ieder geval werd voor het gemak de naam die de slaaf waarschijnljk zelf opgaf overgenomen.Vaak ging het daarbij om zogenaamde dagnamen. In West-AÊikaanse naamtradities drágen mensen niet dleen een naam, zoals een label, maar zíj zijn ook een naam. De naam is een expressie van hun individuele eigenheid, karakter en levensloop." Vandaar dat veel West-AÊikanen namen dragen die refereren aan bepalende omstandigheden uit hun leven en omgeving. Een daran is de dag van de geboorte.Tekenend is de opmerking in het beroemde levensverhaal van de tot slaaf gemaakte Olaudah Equiano dat 'our children were named Êom some event, some circurnstance, or fancied foreboding at the time of their birth. I was named Olaudah which, in our language, signifies vicissitude or fortune."t Met name vanuit een Akan traditie (Cormantin), maar ook vanuit de Paparegio verspreidde zich zo het systeem van dagrramen naar het Cararbisch gebied, inclusief Suriname, waar het waarschijnlijk ook is overgenomen door AÊikanen die uit andere gebieden kwamen.to
geboortedag
JOngensnaam
mersJesnaam
karakterkenmerk
zondag
Kwasi
Kwsiba
pronker/ster
maandag
Kodyo
Adyuba
nursug
dinsdag
Kwmina
Abeniba/Abramba
dief-, konkelachtig
woensdag
Kwaku
Akuba
jaloers/nieuwsgierig
donderdag
Yaw
Yaba
vals
vrgdag
Kofi
Afrba
gelukkig
nteÍd^g
Kwami
Amba/Animba
ongelukkig
Bron: M.D.Teenstrz,De landbouwín de kolonieSuriname(Groningen 1835,2 dln) 11,202
Al deze Afrikaanse
dagnamen
kwamen
inderdaad
proef (tabel 2), plus nog 43 andere Afrikaanse de laatste namen kunnen
wijzen
voor
oP de plantages in de steek-
namen, inclusief
op andere recruteringsgebieden
een drietal islamitische; dan de vier in tabel
1 genoemde. Dergelijke
symbolische
banden
met een leven voor
de slavernij bleven echter veruit
28 Zie bijvoorbeeldJ L. Dillard, Blacknames(The Hague 1976) 14; ook Melville J. Herskovis, The myth (London 1969) and Philosophy oJthe Negroput (NewYork 1941) 190 e v.;John S.Mbiu, Alrtan relígions 118;RichardD Nford,Namingandidentíty:Aooss-culturulstudyofpersonalnamingprartrries(NewHaven 1 9 8 8 )1 0 8 - 1 1 3 theAJrícan 29 Olaudah Equiano, The InterestingNarrativeof the bJe of OlaudahEquiano,or GustavusVassa, (London, 1789; vol. I) Chapter I.Voor AÊo-surinarners gold hetzelftle,zoalsïbenstra beschrijft:'leidende de eigenschappenen het karakter hunner kinderen aldus afnar den dag, waarop het geboren De landbouw wordt, welke begrippen zoowel bij de Boschnegersals bij de slavenbestaan.'Teenstra,
(183s) rr 201. ltnguage43 (1967)nr'l,739-149. 30 DavidDeCmp,'AÉicanday-nmesin Jamaica', 532
Slar|m,
q
de strrrd
om rcs|r@
to&EElr
) in de minderheid, want ar met al kregen negen van de tien slaven een naam opgelegd waarmee zij geen enkele relatie hadden.Toch werden zij natuurlijk wel verondersteld te reageren op die bakra neft,de wítte naam, maar zeker voor degenen die nog in Afrika waren geboren zullen die namen in het begin niet meer dan wat loze klanken zijn geweest. Zij spraken geen Nederlands en de Creoolse taal die al snel in de omgang tussen Europeanen en AÊikanen was ontstaan, maakten zlj zich, pas na verloop van tijd eigen. Het ligt daarom voor de hand dat AÊikanen zichzelf in de eerste plaats bleven identificeren met de namen waarmee zij uit Afrika waren gekomen. Sommige lotgenoten zullen hen ook bij die namen hebben gekend, maar de slavennaamwas de naam die iederéén op een plantage kende. Bovendien was het de enige naam die in de interactie met de slavendrijvers kon worden gebruikt, ook om elkaar mee aan te duiden. Zodoende bleefde slavennaamlangzamerhandtoch aan een persoon hangen en werd deel van diens - toegeschreven - identiteit. Dat bleek wenneer marrons3r,soms na een jarenlang verblijf in de bossen, toch elkaars slavennamen nog steeds kenden. Toen bijvoorbeeld Secondo in 1849 werd gevangen genomen, na enige jaren in het bos te hebben doorgebracht, kon hij de slavennamen opnoemen van niet minder dan 48 andere marrons, inclusief hun 17 plantages van herkomst.3'zRegelmatig kwam het echter voor dat marrons hun eigen slavennaam na verloop van tijd niet meer wisten te reproduceren.33Ook al zou dit strategie geweest kunnen zijn om niet nader getraceerd te kunnen worden, dan nog duidt dit op het bestaan van een andere identiteit, want een naam hadden ze in ieder geval.
CoNsrnucrlE
vAN zËLF crixozgN
IDENTITETT
Hoezeer de slavennaam misschien deel werd van de door slavenhouders opgelegde identiteit, er bestond ook nog een andere werkelijkheid waarin een nieuwe identiteit werd gevormd. Zo bleek uit de verhoren van de weggevluchte Sambo, Presto en Katrijn{e in 1815 dat de eerste zich ook in het bos brj zrjn - in zijn geval Afrikaans gebaseerde- slavennaamwas blijven noemen, maar de andere rwee hadden hun namen afgezworen. Presto bleek de Afro-Surinaamse naam Kukudabi te hebben aangenomen en ook Katrijntje mat zich een nieuwe naam aan, maar dan weer een waarin de invloed van de krullerige wouwelijke slavennamen merkbaar was, namelijk Alathia.3n Er hjkt dus een nieuw namensysteem te zijn ontstaan, waarin uit meerdere bronnen geput kon worden:Afrikaanse, Europese en de nog zeer jonge A-fro-Surinaamse.Hieruit blijkt dat de opgelegde identiteit, in de vorm van de slavennaam nooit integraal was geïnternaliseerd op een manier die als slaaÍi omschreven zou moeten worden, maar wel dat er kennelijk processenvan toe-eigening gaandewaren, waardoor in een zelf gekozen vorm de buitenwereld, inclusief die van de slavenhouder, ook deel werd van de binnenwereld. Zo begon er een nieuwe namenrraditie te ontstaan, die weliswaar'eigen'was, maar tegelijk niet los stond van de slavenhouderscultuur. 31
is de term die gebruikt wordt voor slaven die van de plantages wegvluchtten, zich in de bossen tot autonome gemeenschappen aaneensloten en van daaruit de plantage-kolonie bestookten Marron
in langdurige guerilla-oorlogen. van de 19eeeuw(Jtrecht 1978) 56-57 weglopers 32 Wim S M. Hoogbergen, De Surinaamse JJ
Hoogbergen,De Boni-oorlogen, 48
(Amstervaneenafro-Surinaamsefamilie 34 Wim Hoogbergen,Het leampuan Broosen Kaliko.De geschíedenis dam 1996\ 42-43.
533
SEW,
) Dat bleek ook op de plantages.Al kende men kende elkaar waarschijnlijk allemaal bij de slavennaam,in de onderlinge interactie werd een geheel eigen naamgeving onrwikkeld. Niet alle slavenhouders zal dat onbekend geweest zijn, want soms dringt daarvan iets door in geschriften van witte rijdgenoten. Zo werd van de leider van een grote opstand, wiens slavennaam Boston was, vermeld dat zijn eigen mensen hem Adjaea noemden.tt En de militair Kappler schreef over zijn dienaar:'Deze heette Liverpool, doch zijn neger- of gewone naam was Brolekodjoleko."u Ook is het te zien wanneer plotseling zo'n naam als slavennaam opduikt in een oficiële slavenlijsten, zoals de jongen Kibríhattíe (lett.Verborgen Hart; fig. Geheimzinnig) en de man 77oál(Ruzie of Moeilijkheid) op Vossenburg, of Fadon ffallen of Ingezakt) op Bleyendaal. Zoals het hele Afro-Surinaamse naamgevingpatroon, was ook dit onderdeel van bijnamen geven en -dragen geënt op uit Afrika meegekomen tradities, bestaande uit een combinatie van milde spot en sociaal commentaar. Omdat in deze traditie een naam meer is dan een label en in feite samenvalt met de persoon, maakt dat iemand kwetsbaar en werd, zeker bij niet-verwanten, naamgebruik in direct contact vaak vermeden. Omschrijvingen en bijnamen liggen dan al snel voor de hand." Diezelfde Afrikaanse basis is ook terug te vinden in de naamsveranderingen en -toevoegingen bij belangrijke gebeurtenissen, of bij overgengen naar een nieuwe levensfase.De naamgevingtradities zoals die nu nog bestaan bij de Saramaka Marrons in het binnenland van Suriname en door Price zijn onderzocht, laten zien hoezeer dergelijke complexe naamgevinpatronen nog steedsbestaan.3E Een indicatie daarvoor is ook het gebruik van de term nyutnanen (letterlijk: nieuwe-man-naam) die regelmatig opduikt in de orale overlevering opgetekend uit de mond van Aleks De Drie en die, bij navraag, ook nu nog wordt gehanteerd.3' Hiermee wordt de bijnaam bedoeld die een persoon van zijn omgeving knjgt en die hij/zij ook als'eigen'accepteert,zij het soms met enige gène. Omdat deze naam bovendien meestel aan iets specifieks refereert en (daardoor) pas op een gegeven moment in iemands leven komt, markeert de nyumanen vaak een nieuwe levensfase.Het feit dat ook in de slaventijd deze namen meestal in het Srananwaren wijst erop dat men zich toenemend in die taal ging benoemen, veelal ten koste van puur AÊikaanse namen en naast de versurinaamste slavennamen. Met name de laatst genoemde soort namen, die waarschijnlijk de meest gebruikte en meest openbare waren, fungeerden als een soort schakel tussen de interne en externe dimensie van AÊo-Surinaamse idenriteit. Maar door die verbinding kwam de buitenwereld wel langzaamaan de binnenwereld in. Zo blijkt uit tabel 2 de;rde slavennaamgeving in de loop der tijd veranderde. ln de jaren 1850, toen er al langere tijd geen nieuwe Afrikanen meer werden aangevoerd en ter plaatse geboren Afro-Surinamers in de meerderheid waren, droeg inmiddels een grote meerderheid - rweederde van de 1757-1760 35 Harry van den Bouwhuijsen, Ron de Bruin en GeorgHoreweg,OpsundinTëmpati, (Utrecht1988)101 Schetsen entafereelen uit hetntddtschdryelijk enmilitdíre levenin deze 36 AugustKappler,Zesjarenin Suiname; (Utrecht1854)53.Dezenaambetekentwaarschijnlijk'Kapotte Fles'. koloníe uanNedeilandsch WestInlië ('sGravenhage 1914-1917) 500,maaktmeldingvan'eenin 37 De Encyclopedie h e.ltg e ve n wb ijn a m en[...].N i etzel dengevendezebi j naS u r i n a m e z e e r v e r sp r e id e g e wo o n te ,n men bhjk van veel zin voor humor'. Zie ook Melville Herskovits, The myth of the Negropast (New Y o r k 1 9 4 1 )1 9 0 - 1 9 1 . 38 Rrchard & Sally Price,'Saramakaonomstics: An AÉo-American naming system', Ethnology11 (1972) met neme342-352 nr 4,347-367,a.ldaar 39 De Drie, Sye/ (1985) 25,52,120 Ook nondelinge informatieJ.Rigters en S.Wassenru27 december 2003 534
e
@ mrOOE
/@|l@
uuus.
)
mannen, vijfzesdevan de wouwen - een'normale'Europese slavennaamen waren de A.ftikaanse slavennamen duidelijk aan het verdwijnen. Er zijn zelÍi indicaties dat dit mede door toedoen van de betrokkenen zelf was, die meer invloed hadden gekregen op de keuze van hun slavennaam. In een steekproef met slaven van acht plantages die tenminste een generatie lang (circa 25 jaar) konden worden gevolgd, blijkt dat bijna een kwart van hen een slavennaam met een ander deelde of recent had gedeeld op dezelfcleplantage.4overnoemingen van kinderen naar hun moeder kwamen daarentegen nauwelijks voor.n|Wanneer echter over meerdere generaties wordt gezocht verandert dit. Zo blijkt uit een rweede steekproef van 107 families die in vrouwelijke lijn over drie generaties kunnen worden gevolgd, dat in 31 daarvan naamherhaling voorkwam.nt In meerderheid ging het daarbij om meisjes die naar hun grootmoeder werden vernoemd, ofjongens en meisjes die de naam kregen van een broer of zus van hun moeder. Dit vertoont teveel een structureel patroon om nog toevallig te zijn.Te meer wanneer wordt bedacht dat de namen van de vaders niet bekend zijn, noch vaak die van ooms en tantes. Het h.;kt uitgesloten dat plantagedirecteuren, die vaak korte tijd op een plantage verbleven, zich voor de naamkeuze verdiept zullen hebben in de lokale àmilieverhoudingen. De conclusie ligt voor de hand dat moeders zelf meer invloed hadden gekregen in de naamgeving, zij het met de beperking dat het wel Europese namen moesten zijn. Deze namen waren geen betekenisloze klanken meer, maar hadden inhoud gekregen doordat ze bij verwanten en voorouders hoorden. Door ze aan nieuwgeboren A&o-Surinamers te geven werden deze geworteld in de gemeenschap en rn een eigen geschiedenis geplaatst. Zo werden familienerwerken vorm gegeven en kreeg identiteit ook een historische dimensie die buiten Afrika lag. TegelSk lijkt het erop dat het patroon waarin die zelf gekozen namen functioneerden meer Afrikaans was dan Europees, zoals het overslaan van tenminste een generatie bij vernoemingen en vrijwel nooit de eerst geborene vernoemen naar een verrrant.a3FIet vernoemen naar grootmoeders die nog in A-frika waren geboren zou zelÊ een manier geweest kunnen zijn om kinderen symbolisch met het continent van herkomst te verbinden, daarmee de Afrikaanse kant van de AÊo-Surinaamse identiteit versterkend.* Toch lijkt het oprukken van de Europese buitenwereld in de Afrikaanse/AÊo-Surinaamse binnenwereld aan het eind van de slavernij onomkeerbaar geworden. In de (182240 Steekproefvm 1.161 mannen en 1 169 vrouwen in de plantage-archieven vanVossenburg 18ó3),Driesveld(1817-1855),Le Mast Rouge (1831-1863),AJsimo (1831-1860),Beekvliet(18381863),Bleyendad 1838-1863),Somerszorg& Duringen 1817-1856),Clifford Koqshooven(1806, 1824-1855).ZieVan Stipriaan,Surínaams contrast,Brjlege 12 voor de exacteveruijzingennaar deze plantage-archieven. 41 Vernoemingen nu vaders zgn net te achterhalen,omdat in de slavenregistersen plantageboekhoudingen alleen de moeders stonden vermeld, aangeziende eigenaarvan de moeder automatisch ook eigenaarwas van haar kinderen. 42 Steekproef van 107 drie-generatie families, d.w.z beperkt tot moeders,kinderen en kleinkinderen in de negentiende-eeuwsepopulaties op de plantagesBleyendaal,Groot Marseille,Le Mast Rouge, Potribo, Beekvliet,Janslust& Blokkenbosch,Purmerend,AJsimo,Overtoom, Driesveld,Somerszorg& Duringen,Vrouwenvlijt enVossenburg.ZieYenStiprian, Surinaams contrul,Appendix 12,voor exacte vewljzingen nu de plantage-achieven. 43 Zie bijvoorbeeld Cheryl Ann Cody,'There was no "Absalom" on the BaIl plantations:Slave-naming practicesin the South Carolina Low Country 1720-1865',AmericanHistorícalReview92 (1987) 563-596;JeromeS.HandlerenJoAnnJacoby,'Slave namesand naming in Barbados,1650-1830',The William and Mary Quarterly53 (1996) nr 4,687-726 44 Zie Cody,"Absalom",595 JJf,
Alex un Stipriaan
Slamij
) aanloop naar de afichaffing van de slavernij werden, gestimuleerd door de overheid, massalekersteningacties opgezet met als resultaat dat in 1863 de meeste slaven gedoopt waren en zij er ook nog een doopnaam bij hadden gekregen. Deze min of meer opgelegde, christelijke narnen zullen de gewenning aan en toe-eigening van Europese naamgeving ongerwijfeld hebben bevorderd, terwijl de bijbelse verhalen ze nu opeens ook inhoud gaven. Meer en meer raakten de interne en externe dimensie van Afro-Surinaamse identiteit verweven. Europa drong daarbij op ten koste van AÊika, maar veelal wel in versurinaamste vorm door parallelle processen van oplegging en toe-eigening. Tegelijk was de structuur waarin die namen functioneerden nog steeds zeer A-Êikaans.Typerend daarin was onder meer het identificeren met verschillende namen in verschillende contexten: doopnaam voor de buitenwereld van de kerk, slavennaam voor de buitenwereld van de planter, geboortenaam voor de intimi en nyumanenvoor de omringende binnenwereld. Dit geheel vormde een gecreoliseerde nieuwvorming waarin de benokken culturen zo met elkaar waren verknoopt geraakt dat het resultaat niet anders dan Afro-Surinaams genoemd kan worden. Die complexiteit waarbij Afro-Surinamers voor verschillende contexten verschillende delen van hun identiteit aanspreken via verschillende namen bestaat tot op de dag van vandaag, zij het in (toenemend?) versimpelde vorm. De AÊikaanse basis lijkt naar de achtergrond te verdwijnen. Zo worden er weinig dagnamen meer gegeven en ook de nyutnanen lijkt minder voor te komen. Europese voornamen die in de negentiende eeuw werden gebruikt blijken bovendien nog steeds dominant aanwezig. Kennelijk hebben Afro-Surinamers zich die namen definitief toegeëigend.Tegelijk functioneren zij in een systeem dat sterke gelijkenis vertoont met dat van de slaventijd. Zo bestaat er achter de werkelijkheid van het bevolkingsregister een andere, waarin surinamisering 'rn van Europese namen en bijnamen het Sranan zeer algemeen in gebruik zijn. Dat geldt vooral voor niet-formele situaties en voor mensen die relatief bekend met elkaar zijn. In dat geval wordt iedere Stanley Stanga,iedereYvonneWonnie en iedere George Syori, maar daarbuiten niet. Ook bijnamen worden nog veelvuldig gebruikt, maar ook het gebruik hiervan blijft tot een kleine groep beperkt. Dit alles neemt niet weg dat het Europese aandeel in de AÊo-Surinaamse identiteit, met narne sinds de negentiende eeuw, door processen van toe-eigening en creolisering, door kerstening én zoals hierna zal blijken, door de aGchaffing van het slavernijsysteem niet meer weg te denken is.
CoNsrnucrrE
vAN EEN ERFEMS
In 1863, bij de aftchaffing van de slavernij, vond de ultieme poging plaats de identiteit van Afro-Surinamers van bovenaf te bepalen, door het opleggen van familienamen. Alle wijgelatenen of geëmancipeerden moesten als wije burgers onder de Nederlandse ftoloniale) wet van deze identiteit worden voorzien. En net als met de slavennarnen het geval was geweest, hadden de betrokkenen daarin nauwelijks enige zeggenschap.Overigens hadden de autoriteiten al lang voor 1863 met familieneamgeving ervaring opgedaan vanwege de groeiende groep slaven die werd vrijgekocht.Vooral in de negentiende eeuw nam het aantel zogenaamde manumissies sterk toe.ot Soms
536
rdmtrtert
) werden op die manier uitzonderlijke verdiensten van slaven beloond, maar vaker ging het om (witte) mannen die hun zwarte kinderen en concubines vrijkochten.Wel een teken overigens, dat zelfs slaveneigenaren voor slaven vrijheid als het hoogste goed beschouwden. Daarnaast kwam het in toenemende mate voor dat eenmaal vrije exslaven hun verwanten gingen vrijkopen.* Al deze nieuwe burgers moesten van een familienaam worden voorzien, waarbij het niet de bedoeling was dat hen'familienamen van eenig in de respecriveKoloniën woonachtig geslacht of individu, ook niet de familienaam van den vorigen meester worde gegeven."' Nog afgezíen van het feit dat men het wellicht ongepast vond wanneer wine families plotseling een zwarte pendant zouden krijgen,was deze regel bedoeld om erÊechtkwesties en anderejuridische problemen te voorkomen. Opnieuw was het niet de AÊo-Surinamer die zelf zijn identiteit kon bepalen, maar werd hem een naam opgelegd door degene die hem wijkocht enlof onder wiens voogdij hij kwam te staan. Al mocht het dan geen bestaandenaam zijn, uit de constructies die vervolgens werden bedacht, kon vaak gemakkelijk een bestaandeplantersnaam worden gedestilleerd.Kennelijk hadden deze planters daar geen enkele moeite mee en meestal betekende het dan ook dat het hier ging om zijn kinderen enlof concubines. Soms werd er gewoon'van' voor de plantennaam geplaatst, zoals voor de regelgeving van 7832,maar nog vaker werden er constructies bedacht waarin een deel van de plantersnaamvoorkwam en voor de meeste gemanumitteerden werd eenvoudigrveg een nieuwe naam bedacht. Dit waren de constructies die uiteindelijk ook in 1863 werden gebruikt om in één keer de meer dan 34.000 wijgelatenen van een familienaam te voorzien. Dit moet een gigantische operatie geweest zijn, want er moest rekening worden gehouden met familieverwantschappen, vaak verspreid over meerdere plantages, evenals met al besteande gemanumitteerdennamen; er mochten geen Nvee famfies dezelfde naam krijgen en in principe mochten nog steedsgeen bestaande namen worden gebruikt. Zo zíjn er in korte tijd ongeveer 10.000 namen geconstrueerd en opgelegd.Waarschijnlijk mede vanwege de omvang en compledteit van deze operatie werd de vrijgelatenen wijwel geen gelegenheid gegeven zelf de familieruam (mede) te bepalen. In andere landen was dat overigens geen beletsel geweest, met als gevolg dat daar b{jvoorbeeld een substantieel aantal AÊikaanse famiïenamen werd gecreëerd.a8In Suriname was daarvan geen sprake,omdat het de koloniale ambtenaren waren die de namen bedachten.Veel van de verschijnselen die tot dan toe bij de keuze van slaven(voor)namen hadden gespeeld deden zich nu bij de familienamenconstructie nog één keer, maar wel definitief, voor, zij het zonder het AÊikaanse element dat nu totaal ontbrak. De complexiteit van de naamgeving wordt misschien het best duidelijk aan de hand van een praktijkgeval. Een bekend plantersgeslacht was de familie Wilkens.ae Op basis van hun naam werden lang voor 1863 de familienamen Van 'Wilkens, Kenswil en
46 TènHoveen Dragtenstein, Manumissies,2S-33,40-43. 47 Gouvernemenublad 1832,no.2,xt- 22. Zie ook Ten Hove en Dragtenstein, Manumissies, 24-26,62
48
Manumissies in Suriname, 1832-1863(Utrecht7997),dte 45 Zie Okke ten Hove en FrankDragtenstein, periodebijna6.400manumissies telden. in de door hun beschreven
o de ctrijd om Aliusuilre
49
Overigens werd deze regel lmg niet altljd consequent volgehouden zoals blijkt bij de wijgekochte kinderen ran toenmdige planage-directeuren ds Coenders, Guicherit en Bory, ofwn bekende planten als Sanches,Wolffen w hm nder kregen MacDonald die gewoon de achternm Dat was bijvoorbeeld het geval op het Frms-Caraibische eiland Martinique waar in 1848 bijna een op de acht van alle gekozen achternamen een A-Êikanse wx, ook al was toen brjna de helft van de vrijgemaakte Martinicanen niet meer in Afrika geboren. Dunnd et Logossah, lts noms,39 e.v. ZíeYan Stipriaan, Surinaams contrcst,296, 303-304.
537
Alex m
Stiorim
) ginghet hierbijom vrijgékochtnageslacht Wilkenson(!) gevormd,duswaarschijnlijk en eventueel de moeders. Een van hen, A.P. van Wilkens, kocht op zijn beurt weer verschillende slaven vrij, waarschijnlijk familieleden en gaf hen de familienamen Kens, Wylkens, Hinten en weer gewoon'Wilkens.s. Op dezelfde manier gaf, eveneens lang voor 1863, een Kenswil een door hem wijgekochte vrouw de naam Kensveld en een van deWilkensons gaf een vrouv/ met kind de naam Kenson.srAl deze namen konden vervolgens bij de Emancipatie in 1863 alleen aan diegenen onder de.geëmancipeerden worden gegeven, die direct verwant waren aan deze naamdragers.Daar hield het echter niet mee op, want met name op de plantage Osembo, waarvan twee Kenswils (!) mede-eigenaar waren, werd nog verder op het Wilkens-thema gevarieerd.t' Zo kreeg opnieuw iemand de naam Wilkens, die dus waarschijnlijk famiÏe was van een der eerder gemanumitteerde Wilkensen.Verder kwamen er Milkens, Kensmil, Denswil, Kensie, Kensenhuis en'Woelkens. Ook het eerder doorVanwilkens gemanumitteerde meisje dat de naam Wylkens kreeg, kwam van deze plantage.s3Op die manier zijn er zeker vijfcien variaties op de naam Wilkens ontstaan, waarvan sommigen verwant waren aan de plantersfamilie, de meesten echter niet. Een nadere genealogische reconstructie van enkele van de betrokken families toont vervolgens hoezeer naamgeving lang niet altijd de logica van verwantschap volgde.to Zo was er onder de zwarte Wilkensen een vrouw van wie drie kinderen Wilkens en rwee Milkens werden genoemd, wellicht omdat ze op het moment van naamgeving bij een Milkens in huis waren. Een van hen had een zoon{e dat ook Milkens werd, maar een dochtertje dat al eerder was wijgekocht en de naamWylkens had gekregen. Kortom, naamgrenzen liepen soms dwars door families heen, zodat uit eerstegraads verwantengroepen meerdere families werden geformeerd. Uit het voorbeeld van deWilkensvariaties blijkt ook dat wanneer ogenschijnlijk nieszeggende namen enigszins in pafroon worden gelegd, ze bij nadere beschouwing een specifieke achtergrond blijken te hebben. Zeker wanneer dat oP ies grotere schaal gebeurt, kan dit meer licht \Merpen op deze laatste identiteitsconstructie tijdens de slavernij.tt In een willekeurige steekproef van ruim 500 familienamen, uitgedeeld op
u6vqa,
E
w
os
verschillende plantages,,osêrt dat het volgende beeld op.tu Van ongeveer een derde van de naÍren is hun achtergrond en betekenis niet te dui'Wilkens den, zo"ls Severon, Blellok, of Bombar. Het voorbeeld van de variaties op gaf echter al aan dat een heel eantal daarvan waarschijnlijk wel degelijk nog oP een Éestaande naam te herleiden is. Ook krijgt een naam als Breukel meer betekenis wanneer blijkt dat hij is uitgedeeld op plantage Breukelerwaard samen met de familienaamWaard en het is niet ondenkbaar dat sornmige namen gebaseerdwaren op de
en van Saksen tot Schotland. De grootste categorie, bijna de helft van alle namen in de steekproef, wordt gevormd dooi bestaande Nederlandse woorden ftrjna rwewijfde) en u/oordcombinaties (rond een tiende). In laatst genoemde groeP, die vaak als typisch Surinaams wordt beschouwd, worden merkwaardige en soms bijna poëtische samenvoegingen aange-
de benokkene, zoals Bleek, Bollig of Schoonheid, of naar diens karakter: Boncoeur. ook kwamen er beroepsaanduidingen voor, zoals Blikslager en schiPper en namen die waarschijnlijk verwezen naar de afichaffing van de slavernij, zoals Blijdschap en eventueel Boeksluit. Daarnaast waren er namen die verwezen naar de context waarin de wijgelatenen leefclen en werkten zoals Schep, Bolletrie (een boomsoort), Bonkelrad (onderdeel van de suikermolen), ofSeinpaal (op deze plantage bevond zich een
50 Ten Hove en Dragtenstein,Manumissia,206, 210, 252, 266. 51 Ibidem, 174,238,334. )z
53 54 55
56
Hoogbergen en Ten Hove berekenden dat door mmumissie en natuurlijke reproductie aan het eind van de slavernijperioderuim vier-vijfcle van de wije bevolking van Suiname (exclusiefMerrcns en Inheemsen) gekleurd was, tegen niet meer dan een-achtsteeen eeuw daarvoor.Somigen van hen waren zelf plantage-eigenu geworden, zoals de Kenswils Win Hoogbergen en Okke ten Hove, 'De wlje gekleurde en zwarte bevolking vm Pramaribo, 7762-7863', Oso,Tij&chrif voot Suinmmse 20 (2001) 312-374. Tàalkunile,lztterkunde en Gesehiedenis Pamaribo, CBB, EmancipatieregisterBoven Para en SlavenregisterOsembo.Zie ookTen Hove e.a., SurinaamseEmancipatie(Amsterdam 2003) 140. Osembo. Paramaribo,CBB en Landsrchief, Slavenregisters Zie voor verklaring en categoriseringvm namen ook Alex ro Stipriaan,'What'sin a name; slavernij en numgeving in Suriname tijdens de 18' en 19 eeuw', Oso,'fijdschriJtvoor.SurinaamseTàalkunde, 9 (1990) 25-46;Peggy Plet en Okke ten Hove,'Magdalena Geurig, Elisa buerkunile en C*schiedenis Christina Wee6el en Ketry Bekoorlijk; gender specten in Creools-Surinaamsefmilienamen', Oso, 22 Q003) 308-325;Ten Hove e.a.,Srilttterkunde en C,eschieilenk TijdschiJtvoorSuinaamseThalkunde, naamseEmancipatie,metnme 44-47. De steekproefis samengestelduit alle in 1863 uitgedeelde namen beginnend met Bla... tot en met zieookÏèn Bor... enS...totenmetSez..,totaal522namen Paramaribo,CBB,Emancipatieregisten; Hove e.a..SuinaamseEmantipatie,87 -737.
538
een substantieel deel van de Nederlandse bevolking naar Plaatsen in Afrika zov zlin
GerdaHavertong ook aande bekendeactriceen zangeres 57 Denk bijvoorbeeld 539
Al*
ro shpÍEu
I
stempel op de Afro-Surinaamse identiteit te hebben gedrukt. Voor een deel is dat ook zo, want waar de AÊo-Surinamer, of Nederlander van (deels) Afro-Surinaamse komaf sindsdien ook gaat of staat, altijd draagt hij of zij deze erfenis van het verleden met zich mee als deel van zijn of haar identiteit. Maar net als met de slavennamen is er ook nog een andere dimensie. In al die levenssferenwaar de formele namen er niet toe doen werden en worden, tot op de dag van vandaag, andere namen gebruikt. Behalve de al eerder genoemde bijnamen en roepnamen, zijn dat ook verbasteringen of creoliseringen van de achternamen geworden. Zo werd in het dagelijks leven Blokland Blokkie, Linger Linka, Campagne Kampa, Pinas Pinto, Hasselnook Nokie,Wassenaar'Wassie etc. Deze namen worden gebruikt in informele situaties in zowel het privé- als het publieke leven. Regelmatig komt het voor dat mensen zeLÍi elkaars officiële namen niet eens kennen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de gewoonte om bij rouwadvertenties aan de formele naam meestal de formulering toe te voegen 'meer bekend als...'en dan volgt de bijnaam, die dus minstens zo bepalend is voor de (toegeschreven) identiteit als de formele naam, want zonder deze toevoeging zouden velen niet eens weten wie er is overleden. Een rondgang langs rwinrig Afro-Surinaamse wienden en kennissen leert dat slechts vier van hen geen'reguliere'bijnaam hebben.s8Vande overige 76 zijn er 7 wier bijnaam is gebaseerd op de formele voornaam, brj één is de bijnaam gebaseerd op de achternaam, drie hebben een bijnaam die niet is afgeleid van een van hun formele namen en vijf hebben zel6 rwee soorten bijnamen.Van sommigen heb ik nog nooit een van hun formele namen gebruikt. Klasse lijkt in dit dles een rol te spelen, niet in het hebben van een bijnaam maar wel in het gebruik ervan. Hoe hoger iemands maatschappelijke positie des te beperkter is het aantal gelegenheden waarbij hij met zijn bijnaam wordt aangesproken, namelijk alleen bij informele en relatief intieme situaties.seSommige van de niet naam-afgeleide bijnamen die verwijzen naar iemands uiterlijk ofnaar een gebeurtenis uit diens leven worden overigens alleen door anderen gebruikt; de persoon in kwestie kent zo'n naam wel ÍneaÍ z^l hem zelf niet gebruiken. In dat geval gaat het louter om toegeschreven identiteit.Voor het overige geeft het naamgebruik aan dat hier eigenlijk niet meer van bijnamen kan worden gesproken. Het gaat om een volwaardig deel van de identiteit, die, aftrankelijk van klasse en context, soms eerder de formele namen tot bijnaam maakt. Tegelijk staan beide soorten namen in de meeste gevallen ook niet echt los van elkaar. Er is dus nog steeds sprake van een interne en externe dimensie in naamgeving en naamgebruik.
CoNcrusre Wat heeft het creoliseringconcept nu opgeleverd met betrekking tot de geschiedenis van Afro-Surinaamse identiteitsvorming? Het helpt in ieder geval om cultuuressentialistische noties van authenticiteit of de teloorgang van eigenheid te vermijden, omdat het de focus richt op verandering. Het helpt ook eurocenffische valkuilen vermijden, 58 Het is in dit gevalbeperkttot mnnen Gebruikvanbijnamenlijkt ondervrouwenietsminderpromr59
nent te zun. Uitzonderingen daarop vormen degenen die het juist van een populair imago moeten hebben, zoals entertainers en politici. Zo kent iedereen de (voormalige) presidenten Bouterse als Bouta,Wijdenbosch als Bos.;e enVenetiaan dsVene, al zrjn het meestd alleen de volgelingen die zo'n nam ook - lieÍkozend - gebruiken.
540
doordat het dwingt vanu.- íerschillende bronculturen - de polen op het creools cultureel continuÈm - te kijken. Bovendien stimuleert het creoliseringconcept om niet van buiten naar binnen te blijven kijken, maar ook op zoek te gaan naar de innerlijke paradoxen, want daar blijkt nu juist de culturele veerkracht van mensen te zitten, daar vindt culrurele nieuwvorming plaats.Creolisering van namen en naamgeving Iiet zien dat toe-eigening van culruurelementen van een dominante ander daarom niet louter verlies aan identiteit betekende, maar juist het gevecht om nieuwe identiteit. De dynamiek van het creools continuiim waarop niet alleen culturen, maar ook de cultuurdragers zich constant bewegen, al naar gelang de situatie waarin zíj zich bevinden, maakt het ten enen male onmogelijk identiteit als iets ééndimensionaals te beschouwen. Met name in extreem ongelijke machtssituaties blijkt nu juist de veelvoudigheid en beweeglijkheid van die identiteit deel van de (over levings)scrijd. Het is duidelijk dat het beeld van een geïnfantiliseerde Sambo die door de slavernij zijn identiteit is kwijt geraakt, niet opgaat. Of dat ook geldt voor het idee van slavernij als veroorzaker van culturele zelíhaat en zwakke identiteitsonrwikkeling. is moeilijker te zeggen. Maar de kracht waarmee zich een gecreoliseerdeAfro-Surinaamse cultuur onrwikkelde en de klaarblijkelijk soepele omgang met de complexe identiteit die daarmee samenhing, doen vermoeden van niet.Wel is de identiteit van de betrokken Afrikanen veranderd onder invloed van alle aanslagen die daarop tot op de laatste dag van de slavernij zijn gepleegd. Er was op zijn minst een basis gelegd voor de culturele identiteitscrisis die later door een koloniaal beleid van culturele assimilatie ontstond.s Deel van de overlevingsstrategie tijdens de slavernij was de creatie van een brnnenwereld en een buitenwereld: een interne en een externe dimensie van Afro-Sunnaamse cultuur. De vorming van die cultuur vond plaats door een proces van toe-eigening, transformatie en inpassing, kortom creolisering, van alle betrokken Afrikaanse, Europese en Inheemse culturen. Dat betekende onder meer dat weliswaar Europese elementen werden eigen gemaakt door ze te versurinaamsen, maar dat zij werden geïncorporeerd in een structuur en dynamiek die meer Afrikaans van karakter was. Een resultante daarvan is de specifieke dynamiek van een veelvormige identiteit die zích, el naar gelang de context, bewoog en deels nog steeds beweegt op een creools contrnuiim. Dat betekende dat in de omgang met de buitenwereld vooral de opgelegde of toegeschreven en tamelijk eendimensionale identiteit werd gebruikt. Binnen de eigen groep en zeker binnen de groep verwanten en intimi, veelal beperkt tot de plantage en directe omgeving, funcrioneerden meer complexe, op A-frikaanse leest geschoeide, maar tegelijk nieuwe Afro-Surinaamse expressies van zelÍbenoemde identiteit. De situaties waarin een van de identiteitsdimensies werd gehanteerd, waren sterk van elkaar gescheiden. In de persoon zelf funccioneerden zij echter als een geintegreerd geheel. Maar juist doordat beide dimensies geihtegreerd waren, kwam 'Europa' via het voortgaande proces van toe-eigening steeds meer de binnenwereld in ten koste van'Afrika'. Dit proces onrwikkelde zich vooral vanaf de jaren 1830 toen er vrijwel geen nieuwe Afrikanen meer in Suriname werden aangevoerd en tegelijkertijd de 60
Zie brjvoorbeeld Edwin Marshall, Ontstaan en ontwikkeling van het Suinaams nalionalisme, natieuorming ak opgave (Proefschrift (Jniversiteit van Amsterdam 2003) 27-32.
541
Alex nn Stioriaan
) koloniale overheid massalekerstening begon te stimuleren. Na de aÊchafing van de slavernij kwam daar nog eens het verplichte Nederlands onderwijs bij.o'Als ulciem brandmerk van de voormalige slavenstatuswerd bovendien in 1863 de externe identiteitsdimensie definitiefvastgelegd in de vorm van opgelegde familienamen.Toch kon door de fi.lter van de rweedimensionale identiteit tot op de dag van vandaag een eigen Afro-Surinaamse identiteit blijven functioneren. Ook die is onlosmakelijk verbonden met het slavernijverleden, mear dan wel met het deel dat getuigt van verzet en culturele dynamiek. Mochten er daarom nazaten komen die hun slavenfamilienaam willen veranderen, dan zouden de berrokken overheden daar, als teken van erkenning voor de strijd om een eigen idenriteit, ruimhartig mee om kunnen gaan. De familie Strijdhaftig zal daar misschien niet zo snel gebruik van maken, maar of de famfies Tam of Willig zichzelf graag met zo'n erfenis willen blijven identificeren is zeer de vraag. Alex van StipriaanLuiiciusis sinds1997hoogleraarGeschiedenis van Niet-Westerse SamenLJniversiteit veeloverdeSurinaamse levingenaandeErasmus Rotterdamenpubliceerde slavernijgeschiedenis.Vanaf2005 combineerthij het hooglemarschap aande ELIR met het conseruatorgebiedbij het KIT Tropenmuseum Amsterdam. schapLatijns-Àmerika/Carubisch
SupruenY Slavery and the struggle for Afro-Surinamese
identitity
'What
happened with the identiry of enslavedAfricans in Suriname during Dutch slavery, how did they become Afro-Surinamese and what is the legacy of this history? To answer these quesrionsVan Stipriaan has inventorised slave names and naming systems and analysesthese by using the concept of creolisarion. He comes to the conclusion that an Afro-Surinamese identiry developed out of the a-symmetrical confrontation berween'Europe' and'Africa' within the slave system,which helped the enslavedto survive and even undermine the system. Paradoxically, the slave idenriry imposed by the slave owners, was appropriated, creolised, and fit into a larger,African based naming system, characterised by an external and an internal dimension. Today the names printed on the ID cards ofAfro-Surinamese still are direcdy linked to their slave past, and, therefore, an almost tangible and - to some - a traumatic legacy. However, the names Afro-Surinamese use in informal situations are proof of a long history of cultural vitaliry characterised by the dynamics of creolisation.
vooruitgang; eentaal- en ondewijs67 Zie Lrla Gobardhan-Rambocus,Ondewijs alssleuteltot maauchapelijke geschiedenk van Suiname,1651-1975(Zutphen 2001);Alex van Stiprimn,'Betweenstatemd society: stdtearu|society(HiverEducation in Suriname 1850-1950',in Nico Randeraad ed.,Meiliatorsbetween sum 1998).