AFRIKAANS OP REIS TAALGIDS VOOR DE NEDERLANDSSPREKENDE TOERIST IN ZUID-AFRIKA
Uitgave van het ZUID-AFRIKA HUIS te Amsterdam
AFRIKAANS OP REIS TAALGIDS VOOR DE NEDERLANDS SPREKENDE TOERIST IN ZUID-AFRIKA
door Dr. Sief Veltkamp-Visser
8de herziene druk
2008 NZAV / SAI Amsterdam
Eerste druk 1992 Tweede druk 1993 Derde herziene en vermeerderde druk 1995 Vierde herziene druk 1996 Vijfde herziene druk 1998 Zesde herziene druk 2002 Zevende herziene druk 2005 Achtste herziene druk 2008
1992 SUID-AFRIKAANSE INSTITUUT uitgaande van de Stichting ter Bevordering van de Studie van Taal, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis van Zuid-Afrika Ontwerp omslag: Freek Thielsch Deze uitgave is verkrijgbaar bij het Zuid-Afrika Huis Keizersgracht 141, 1015 CK Amsterdam. Tel.: 020-624 93 18; fax: 020-638 2596 e-mail:
[email protected] website: www.zuidafrikahuis.nl ISBN 90-74112-22-6
INHOUD 1. Geschiedenis van het Afrikaans.............................................. 2. Afrikaanse taalkunde............................................................... 3. Spreekwijzen en omgangsvormen........................................... 4. Huis, tuin en keuken................................................................ 5. Bankzaken en winkelen........................................................... 6. Klimaat……………………………………………………... 7. Natuur en milieu...................................................................... 8. Verkeer en vervoer .................................................................. 9. Onderwijs................................................................................... 10. Godsdienst …………............................................................... 11. Sport, cultuur en vermaak........................................................ 12. Ziekte en ziekenhuis................................................................. 13. Staatsinrichting......................................................................... 14. Groeten en FAQ in Xhosa, Zulu en Noord-Sotho ................
7 14 23 34 43 52 55 60 68 74 77 84 87 93
WOORDENLIJSTEN AFRIKAANS - Nederlands.......................................................... NEDERLANDS - Afrikaans.................................................
95 126
NUTTIGE INFORMATIE Info over het Zuid-Afrika Huis Adressen: Ambassades, SA Tourism en Sanec............................. Veiligheid………………………………………………………
139 141 142
INDEX..........................................................................................
143
Woord vooraf bij de achtste druk
Evenals bij de vorige nieuwe drukken werd ook deze keer de gelegenheid te baat genomen om de inhoud van dit boekje te actualiseren. Resultaat is een nieuwe, bijgewerkte en verrijkte uitgave van het inmiddels populaire taalvademecum Afrikaans op reis. Amsterdam, 3 januari 2008
De schrijfster
1. DE GESCHIEDENIS VAN HET AFRIKAANS Het Afrikaans is officieel weliswaar een heel jonge taal - pas in 1925 werd het een van de 'amptelike' talen in Zuid-Afrika - in werkelijkheid bestaat het reeds enkele eeuwen. Men zou kunnen zeggen dat de geschiedenis van het Afrikaans al in 1652 begon, toen Jan van Riebeeck in opdracht van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) een verversingspost aan de Kaap de Goede Hoop aanlegde. Samen met de matrozen en de ambtenaren van de VOC kwam het 17de-eeuwse Nederlands met zijn verschillende varianten - ABN bestond nog niet! - naar de Kaap. Dit Nederlands is aan de Zuidpunt van Afrika een heel eigen leven gaan leiden, los van de ontwikkelingen in het moederland; het werd de basis van een nieuwe taal: het Afrikaans. HOE WERD 17de-EEUWS NEDERLANDS TOT AFRIKAANS? De samenleving in de Kaapkolonie was een bonte mengeling van volken, culturen en talen. Naast de blanke, Europese inwoners en de inheemse Khoisan1, waren er ook talrijke slaven ingevoerd uit Zuiden Zuidoost Azië en uit West- en Oost-Afrika, alle met hun eigen taal, waarvan Maleis en Portugees de meest gebruikte waren. Een mengvorm van het Maleis en Portugees, het zgn. Maleis-Portugees, was in die dagen de lingua franca van handel en scheepvaart in Oost-Indië. Het taalcontact tussen al deze mensen leidde tot creolisering van het Nederlands en tot intensieve taalontlening. Met name de taalontlening 1
Khoisan is een verzamelnaam voor de Khoikoi/Koikoi (vroeger Hottentotten genoemd) en de San (vroeger Bosjesmannen genoemd). Hun talen worden Khoe(n)- of Koi-talen genoemd.
7
illustreert de invloed van de verschillende talen op het Afrikaans. Aan het Maleis-Portugees zijn veel woorden ontleend voor producten en dieren zoals: mielie (mais), koejawel (guava), piesang (banaan), renoster (neushoorn) en seekoei (nijlpaard). Ook het meest bekende Afrikaanse woord baie (veel, groot aantal) komt uit het Maleis! Een ander voorbeeld van Maleise invloed is reduplicatie, zoals in plek-plek (hier en daar), nou-nou (straks). En veel nu typisch Afrikaanse gerechten zoals blatjang, atjar, bobotie, sosatie en bredie zijn afkomstig van de Maleise slaven2. Ontleningen aan de inheemse Khoe- of Koi-talen vindt men b.v. terug in aardrijkskundige namen en namen van dieren en planten zoals: Karoo (woestijn), Gariep (rivier), Kwagga (soort zebra) en dagga (Cannabis sativa). Dat veel kolonisten oorspronkelijk zeevaarders en handelslieden waren, is nog te zien aan oude scheepstermen zoals kombuis (keuken), gasie (loon) en spens (voorraadkamertje). Vanaf de 18de eeuw kwamen de kolonisten in aanraking met andere zwarte volkeren zoals de Xhosas en de Zoeloes. Leenwoorden uit hun talen zijn talrijk en ontlening vindt nog steeds plaats. Woorden als indaba (raadsvergadering, bespreking), indoena (raadsman, autocraat), lobola (prijs, in geld of vee, die de bruidegom betaalt aan de vader van de bruid), mamba (een soort slang), kaia (huis, onderdak) en donga (droge, uitgespoelde beekbedding) zijn voorbeelden hiervan.
2
Een interessante illustratie van wederzijdse beïnvloeding is het feit dat in het hedendaagse repertoir van Kaapse Maleierkoren liederen voorkomen als: Er waren twee koningskinderen en 'k Zag twee beren broodjes smeren.
8
VAN LINGUA FRANCA TOT CULTUURTAAL Het Afrikaans of het Kaaps-Hollands - zoals het eerst werd genoemd bleef de eerste eeuwen slechts een omgangstaal, een lingua franca, gebruikt door de boer in zijn contact met zijn arbeiders en tussen de slaven onderling. De officiële taal van bestuur, kerk en onderwijs bleef het Nederlands. Na de Britse overname van de Kaapkolonie in 1806 en met name na 1824 begon de Britse overheid een actief angliseringsbeleid aan de Kaap en sindsdien verdrong het Engels het Nederlands als officiële taal. Tegen deze politiek onstond in het laatste kwart van de 19de eeuw verzet. In 1875 werd het Genootskap van Regte Afrikaners in Paarl opgericht op initiatief van twee Nederlanders, A. Pannevis en C.P. Hoogenhout, en een geboren Afrikaner, ds. S.J. du Toit3. Zij initieerden de Eerste Afrikaanse Taalbeweging met als doel het Afrikaans van 'kombuistaal' te verheffen tot cultuur- en schrijftaal. Het is niet algemeen bekend dat de Taalstrijders in feite niet de eersten waren die begonnen met een Afrikaanse schrijftraditie. Vanaf de eerste helft van de negentiende eeuw werd er in de Kaapse Moslimscholen reeds Afrikaans - maar dan in Arabisch schrift - geschreven. Aan het begin van de 20ste eeuw ontstond de Tweede Afrikaanse Taalbeweging (1905-1933). Deze speelde zich niet alleen af aan de Kaap, maar in heel het huidige Zuid-Afrika. Het gebied waar Nederlands en 'Afrikaans' gesproken werd, was sinds het begin van de 3
Een van de idealen van ds. S.J. du Toit was om de Bijbel in het Afrikaans te vertalen. Dit ideaal werd pas in 1933 gerealiseerd. Zijn zoon, de bekende dichter Totius (dr. J.D. du Toit) speelde hierbij een belangrijke rol.
9
Grote Trek in 1834 enorm uitgebreid. In die jaren hadden immers groepen “Nederlandssprekende” boeren (Voortrekkers) de Kaapkolonie verlaten en onafhankelijke boeren-republieken in de Transvaal en de Oranje Vrijstaat gesticht. Hun spreektaal was in werkelijkheid al meer Afrikaans dan Nederlands. Na de Anglo-Boerenoorlog (1899-1902) kwamen deze gebieden onder Engels bewind. In 1910 werden de Kaapkolonie, Natal, Transvaal en de Oranje Vrijstaat, samengesmolten tot de Unie van Zuid-Afrika. Deze Unie werd deel van het Britse Gemenebest. In de Tweede Afrikaanse Taalbeweging ging het vooral om de erkenning van het Afrikaans als tweede officiële taal, naast het Engels. Deze strijd werd gewonnen en bekroond met het aannemen van de Wet op de Officiële Talen van de Unie op 22 mei 1925.4 Het Taalmonument in Paarl herinnert aan de ontstaansgeschiedenis van het Afrikaans. Na 1925 nam de Afrikaanse letterkunde een hoge vlucht. Dichters en schrijvers van het eerste uur, zoals Jan F.E. Celliers, Totius en C.J. Langenhoven, werden gevolgd door vele anderen, zodat het Afrikaans nu beschikt over een uitgebreide, volwaardige letterkunde. 4 Artikel 137 van de Unie-grondwet (1909): "De engelse alsmede de hollandse talen zijn officiële talen van de Unie". (Onder 'hollandse talen' verstond men in de eerste plaats Nederlands en in de tweede plaats Afrikaans). Uiteindelijk won het Afrikaans het van het Nederlands. De Wet op de Officiële Talen van de Unie (Wet no. 8 van 1925) interpreteerde Artikel 137 als volgt: "Het woord 'hollandse' in artikel honderd zeven en dertig van de Zuid-AfrikaWet, 1909, en elders in de Wet waar dat woord voorkomt, wordt hierbij verklaard het Afrikaans in te sluiten". Deze regeling gold tot 1961 toen de Republiek van Suid-Afrika tot stand kwam. In de praktijk was het Afrikaans en niet het Nederlands de tweede officiële taal.
10
WOORDENSCHAT De woordenschat van het moderne Afrikaans bestaat uit verschillende componenten. Wij noemden reeds het Nederlandse 'erfgoed' en de taalontleningen aan het Maleis-Portugees en de inheemse talen. De overgang van lingua franca naar cultuurtaal, geschikt voor gebruik in bestuur, rechtspraak en onderwijs, leidde na 1925 tot een snelle uitbreiding van de Afrikaanse woordenschat. Daarbij werd sterk geleund op het Nederlands en het Engels, direct of in leenvertaling. De invloed van de Engelse taal en cultuur op de Afrikaanse is onmiskenbaar en neemt eerder toe dan af. Er bestaan talrijke anglicismen in het Afrikaans. Ook zinsbouw en allerlei uitdrukkingen verraden duidelijk Engelse invloed. Een heel Afrikaans klinkend gezegde als dit maak nie saak nie is een letterlijke vertaling van het Engelse it does not matter. Afrikaans heeft de neiging om liever nieuwe woorden te vormen (ook al is het soms letterlijk vertaald uit het Engels) dan het pure Engelse woord over te nemen. Waar het Nederlands b.v. woorden zoals computer, patchwork, stewardess, airconditioning letterlijk uit het Engels heeft overgenomen, heeft het Afrikaans eigen woorden bedacht: rekenaar, laslappiewerk, lugwaardin en lugversorging. Afrikaans is een bijzonder creatieve en soepele taal, getuige het grote aantal neologismen. De taalkunde kent vele mogelijkheden tot nieuwe woordvormen. Om twee voorbeelden te noemen: klanknabootsing is een handige manier om b.v. vreemde vogels een naam te geven. In het Afrikaans komt dit veelvuldig voor. Denk aan namen zoals: Janfrederik, Piet-my-vrou. Ook kan men nieuwe woorden maken door samenstellingen zoals: blouwildebees (gnoe) of vyfspoedmotorkar (auto met vijf versnellingen).
11
De ontwikkeling van een taal staat nooit stil. Er komen nieuwe woorden bij, terwijl andere woorden verouderen en in onbruik raken. Ook politieke omstandigheden kunnen een taal beïnvloeden. Zo heeft de Taalkomissie van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns tientallen woorden, die nog wel in de 'Woordelys' van 1964 voorkomen, geschrapt en niet meer opgenomen in de editie van 1991. Het betreft hier woorden, die als racistisch of denigrerend worden ervaren, zoals kaffer, Hottentot, hotnot, meid, baas, miesies, booi etc. Een grote variatie in dialecten bestaat in het Afrikaans niet, al zijn er wel regionale verschillen. Het Kaapse Afrikaans, bijvoorbeeld, dat door de Kleurlingen aan de Kaap gesproken wordt, en het Afrikaans van Namaqualand hebben elk hun karakteristieke kenmerken welke afwijken van het 'standaard' Afrikaans.
SITUATIE VANAF 1994 Behalve Afrikaans en Engels worden er in Zuid-Afrika meerdere Afrikatalen gesproken. Voor 1994 waren alleen het Afrikaans en het Engels officiële landstalen. In de interim-grondwet van 1994 en de grondwet van 1996 is aan elf talen een officiële status toegekend. De taalkaart van Zuid-Afrika zag er tijdens de volkstelling in 2001 uit zoals hieronder is afgedrukt. De vier Nguni-talen (Zoeloe, Xhosa, Swazi en Ndebele) zijn onderling sterk verwant. De sprekers van deze talen kunnen elkaar redelijk goed verstaan. Hetzelfde geldt ook voor de groep Sotho-talen (Noord-Sotho, Zuid-Sotho en Tswana). Spreekvaardigheid in het Afrikaans en Engels is echter wijdverbreid, ook onder mensen met een andere huistaal. Ondanks de grondwettelijk vastgelegde gelijke status van de diverse talen krijgt het Engels sinds 1994 steeds meer de status van enige
12
officiële regeringstaal. Het Afrikaans komt steeds sterker onder druk te staan bij regeringsinstellingen, rechtszalen, scholen, universiteiten, radio en TV. Vanuit Afrikaanssprekende gelederen wordt getracht de positie van het Afrikaans in het openbare leven te behouden. Huistaal volgens de census van 2001 Zulu Xhosa Afrikaans Pedi Tswana Engels Sotho Tsonga Venda Ndebele Andere
23,8% 17,6% 13,3% 9,4 % 8,2% 8,2 % 7,9% 4,4% 2,3 1,6% 0,5%
Een heel eigen 'taal' is het Fanagolo, een mengsel van Afrikaans, Engels en Afrikatalen, dat met name in de mijnen gebruikt wordt als een soort lingua franca. De naam betekent letterlijk: doe het zó, op deze manier. Een andere moderne 'taal' waarin elementen van Afrikaans, Engels en zwarte talen voorkomen is de 'flaaitaal', een sociolect gebruikt door de moderne zwarte jeugd in de grote steden.
13
2. AFRIKAANSE TAALKUNDE Op het gebied van spelling, grammatica en uitspraak zijn er heel wat verschillen tussen het Nederlands en het Afrikaans. In dit hoofdstuk signaleren wij de meest opvallende verschillen. Voor taalwetenschappelijke uitleg hiervoor: zie vakliteratuur.
1 SPELLING Een bekende uitspraak van één van de eerste voorvechters van het Afrikaans, ds. S.J. du Toit (1847-1911), was: ONS SKRYF SOOS ONS PRAAT. Vergeleken met het Nederlands, gaat dit zeker op voor het Afrikaans. Er zijn dan ook meerdere verschillen in spelling. Hieronder volgt een aantal algemene vuistregels, die u kunt toepassen om woorden te herkennen. U moet er echter rekening mee houden dat deze regels niet altijd opgaan. Er zijn vele uitzonderingen en soms is meer dan één regel van toepassing op een bepaald woord. 1.1 Medeklinkers Medeklinkers in samenstellingen veranderen meestal: -ven > -we brieven = briewe; beloven = belowe -tie > -sie positie = posisie; politie = polisie -ge > -sie horloge = horlosie -x > -ks examen = eksamen; fax = faks z > s zing = sing; zien = sien; gezin = gesin c > k of s economie = ekonomie; circus = sirkus -cc- > -ks accent = aksent; accijns = aksyns sch- > sk school = skool; wetenschap = wetenskap -isch> -ies economisch = ekonomies; typisch = tipies -ch > g dichter = digter ; licht = lig; lucht = lug
14
NB: ch aan het begin van een woord wordt op enkele uitzonderingen na geschreven zoals men het uitspreekt: b.v. charmant = sjarmant; champagne = sjampanje. Het blijft echter ch in woorden zoals b.v. : chirurg = chirurg <sjirurg>; christen = christen
.
1.2 Verkorting en samenvatting De medeklinkers -g- / -d- / -v- , indien gebruikt tussen klinkers, vallen meestal weg. Bijvoorbeeld: dagen = dae; lager = laer; zwager = swaer ader = aar; paden = paaie; doden = dooies avond = aand; geloven = glo; boven = bo Als de -g- van de combinatie -rg- wegvalt, wordt er een (^) (accent circonflexe, in het Afrikaans kappie genoemd) geplaatst op de klinker voorafgaande aan de -rg-. Bijvoorbeeld: morgen = môre opbergen = bêre ergens = êrens NB I: Er zijn ook woorden waar de -g- niet wegvalt: zorgen = sorge; bergen = berge; argeloos = arg(e)loos NB II: Als door verkorting de combinatie oe of ee onstaat, wordt een trema geplaatst op de (laatste) e (oë; eë) om deze te onderscheiden van de tweeklanken oe en ee. vogel = voël regen = reën leger = leër;
15
Let ook op woorden zoals: zeggen = sê; liggen = lê; leggen = lê ogenblik = oomblik; organist = orrelis samen = saam; zwaluw = swael Zoals u reeds in het voorgaande zag, vallen medeklinkers aan het einde van een woord vaak weg: slot-n dingen = dinge ; vrouwen = vroue slot-t kreeft = kreef; zacht = sag slot-d hoofd = hoof; bedroefd = bedroef slot-w leeuw = leeu; meeuw = meeu
1.3 Verkleinwoorden Voor het vormen van verkleinwoorden gebruikt het Afrikaans: -je > ie huisje = huisie; kapje = kappie -tje > tjie kommetje = kommetjie; beetje = bietjie
1.4 Meervoud Het meervoud wordt meestal op dezelfde wijze gevormd als in het Nederlands (met -en en -s), alleen de slot-n in de uitgang -en valt weg en wordt -e. Bijvoorbeeld: huis / huizen = huis / huise tafel / tafels = tafel / tafels Let ook op woorden zoals: kind/kinderen = kind/kinders; ei/eieren =eier/eiers man/mannen= man/manne of mans
16
1.5 Klinkers Soms worden andere klinkers gebruikt. Bijvoorbeeld: e > a of i vers = vars; hersens = harsings; denken = dink aa > e paard = perd; rechtvaardig = regverdig ai > ê populair = populêr; vulgair = vulgêr au > ou saus = sous; blauw = blou oo > eu door = deur ; zoon = seun; honing = heuning De spelling van de ij en y vereist ook enige toelichting. De ij komt in het Afrikaans niet voor, behalve in sommige van oorsprong Nederlandse namen, zoals b.v. Van Dijk (naast Van Dyk). NB: De Afrikaanse y wordt zoals de Nederlandse ij uitgesproken. ij > y y >i -lijk > -lik
goudmijn = goudmyn; ijs = ys systeem = sisteem; mythe = mite onmiddellijk = onmiddellik; dadelijk = dadelik
2 GRAMMATICA 2.1 Werkwoorden Vergeleken met het Nederlands is het Afrikaanse werkwoord heel eenvoudig. Het kent geen vervoeging en de werkwoordsvorm is voor alle personen dezelfde. Ook heeft het slechts één verleden tijd, terwijl het Nederlands drie soorten verleden tijd kent. De verleden tijd wordt gevormd m.b.v. van het hulpwerkwoord: het (hebben) tegenwoordige tijd = stam ek [jy, hy, ons, julle, hulle ] eet ek [jy, hy, ons, julle, hulle] word
17
verleden tijd = het + (ge + stam) ek [jy, hy, ons, julle, hulle] het geëet
= ik at = ik heb gegeten = ik had gegeten
onregelmatige werkwoorden: hebben en zijn: ek [jy, hy, ons, julle, hulle] het ek [jy, hy, ons, julle, hulle] is NB I: Het probleem d of dt kent het Afrikaans niet! ek word, hy word NB II: De meeste sterke werkwoorden zijn vervallen. Soms komt men bepaalde sterke vormen tegen. Voorbeeld: verloor (verliezen): sonder om tyd te verloor (zonder tijd te verliezen) NB III: Let op de constructie: hy sit en eet = hij zit te eten
2.2 Dubbele ontkenning Algemeen bekend is de dubbele ontkenning in het Afrikaans: ek is nie by die huis nie (ik ben niet thuis) maak nie saak nie! (dat geeft niet!) NB I: Het eerste nie komt op dezelfde plaats als het Nederlandse niet; het tweede nie komt aan het einde van de zin. In korte zinnen wordt daarom slechts eenmaal nie gebruikt: ek weet nie; ons glo dit nie (Nooit: ek nie weet nie ; ons dit nie glo nie) NB II: Een veelgebruikte Afrikaanse constructie is: moenie (samentrekking van: moet niet) moenie huil nie (je moet niet huilen/ huil maar niet)
18
2.3 Persoonlijke voornaamwoorden eerste naamval: derde/vierde naamval ek (ik) my (mij) jy/u (jij/u) jou/u (jou/u) hy/sy (hij/zij) hom/haar (hem/haar) ons (wij) ons (ons) julle (jullie) julle (jullie) hulle (zij) hulle (hun en hen) Voorbeeld: ek het dit van hom gekry (ik heb dit van hem gekregen) ons het hulle besoek (wij hebben hen bezocht). NB: In de derde naamval zijn constructies met vir gebruikelijk: ek sê vir jou (ik zeg je/ tegen jou) ek gee vir hom (ik geef (aan) hem) 2.4 Bezittelijke voornaamwoorden my (mijn) jou/u (jouw/ uw) sy / haar (zijn/ haar)
ons julle hulle
(ons/onze) (jullie) (hun)
Voorbeeld: ons ry met ons motor van hulle huis na jou huis (wij rijden met onze auto van hun huis naar jouw huis) NB: Het Afrikaans kent de volgende genitief-vorm: Pa se motor (vaders auto) Hans se huis (Hans' huis)
19
2.5 Betrekkelijke voornaamwoorden Er bestaan geen aparte betrekkelijke voornaamwoorden voor mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Zowel die als dat worden: wat. Voorbeeld: die man wat loop, is ... (de man die ...) die vrou wat daar loop, is….(die vrouw die …. die kind wat daar loop, is ...(het kind dat ...) die mense wat daar loop, is... (de mensen die ...) NB: Let op het vragend voornaamwoord watter: watter boek is joune? (welk boek is van jou?)
2.6 Aanwijzende voornaamwoorden Er zijn twee aanwijzende voornaamwoorden, die iets in betekenis verschillen: hierdie / dié (vlakbij de spreker): dit, deze daardie (op een afstand van de spreker): die, dat Voorbeeld: hierdie / dié kind wat langs my sit (dit kind dat naast mij zit) hierdie / dié boeke is mooi (deze boeken zijn mooi) daardie datum pas my nie (díe datum past mij niet) daardie huis is groot (dat huis is groot) NB I: In het algemene spraakgebruik wordt het woord daardie vaak uitgesproken als NB II: Let ook op constructies in het Afrikaans met dit of dis (samentrekking van: dit is) zoals: dit reën (het regent); dis rêrig mooi (dit is echt mooi)
20
Let op speciale uitdrukkingen zoals: met hierdie en daardie gesels (met deze en gene praten) ons gaan soontoe (wij gaan dáárheen) duskant die berg (aan deze kant / aan deze zijde...) anderkant die berg (aan de andere kant / aan gene zijde ...) bokant die berg (boven de berg) bo-op die berg (bovenop...) [N.B.: boonop = bovendien] bo-oor die berg (boven over de berg heen) dis Afrika dié (dít is Afrika) dis dié dat ek so maak (daarom doe ik dat zo) doer anderkant (daar ver weg aan de overkant) 2.7 Lidwoorden Voor het Nederlandse de en het wordt in het Afrikaans die gebruikt. Het onbepaalde lidwoord een wordt gespeld als: ’n en uitgesproken als < è of een>. die = de , het 'n = een Voorbeeld: die man (de man) die kind (het kind) die mense (de mensen) NB I: Het Nederlandse telwoord 1 (één) = een <één>. Anderhalf = een en 'n half <één en è half>. NB II: 'n wordt nooit met een hoofdletter geschreven, ook niet aan het begin van een regel, bijvoorbeeld: 'n Kind eet sy pap.
21
2.8 Geredupliceerde vormen Opvallend is het gebruik van geredupliceerde vormen zoals: plek-plek (hier en daar) een-een (één voor één) sing-sing (al zingend) speel-speel (al spelend, spelenderwijs)
3 UITSPRAAK De uitspraak in het Afrikaans verschilt van het Nederlands. Het Afrikaans klinkt veel zangeriger en zachter dan het Nederlands en wordt op een ietwat hogere toon uitgesproken. De uitspraak van de klinkers verschilt nogal. Voor een Nederlander is een goede uitspraak het moeilijkste om te leren. Veel voorkomende woorden en klanken, die anders worden uitgesproken: bietjie = (een) beetje vir = voor oë < oe-e> = ogen oo (b.v. in oom) < oe-em> = oom y ( b.v. in ys) = ijs ê ( b.v. in wêreld) ‘n <een> = een (onbepaald lidwoord) <è of een> [NB: telwoord 1 = een < één>] Hier en daar wordt de klemtoon iets anders gelegd, bijvoorbeeld in woorden van Latijnse afkomst op -us en -i politikús, politicí historikús, historicí
22
3. SPREEKWIJZEN en OMGANGSVORMEN In het alledaagse leven worden in zekere situaties bepaalde vaststaande uitdrukkingen gebruikt, b.v. bij kennismaking, begroeting enz. In deze paragraaf worden deze algemene spreekwijzen, met hun variaties, behandeld in voorbeeldzinnen. Achter het teken > volgt de uitdrukking die u in die bepaalde situatie kunt gebruiken.
1 KENNISMAKING Als u aan iemand wordt voorgesteld, kunt u antwoorden met: > Aangename kennis > Ek is bly u te ontmoet > Goed om u te ontmoet > Bly te kenne De Afrikaners hechten in het algemeen erg aan beleefdheden. Als u iemand ontmoet of opbelt, vraagt u eerst hoe het met hem/haar gaat. Het is niet beleefd om met de deur in huis te vallen. Ook is het gebruikelijk dat u in uw antwoord naar de welstand van de ander informeert. Op de vraag: Hoe gaan dit? antwoordt u: > Dit gaan goed. Dankie. En met u/jou? > Goed dankie. Self? > (Ek) kan nie kla nie. Self?
23
2 GROETEN Bij binnenkomst: goeie môre/middag môre/middag goeienaand naand
goedemorgen/goedemiddag goeiemorgen/goeiemiddag goedenavond goedenavond
Bij afscheid: tot siens dagsê nagsê lekker slaap goeie aand (verder) ta ta sien jou sien jou later sien jou weer tot weersiens
tot ziens tot ziens welterusten slaap lekker nog een goede avond (verder) doei tot straks tot straks tot straks tot ziens
Veel gebruikte wensen bij afscheid (of onder aan een brief): Alles van die beste Alles wat mooi is Goed gaan Lekker bly Lekker dag [vir jou] Mooi loop Mooi bly [In het Nederlands te vertalen met uitdrukkingen als: het allerbeste met je; het ga je goed; nog een prettige dag o.i.d.]
24
3 WENSEN gelukwensen condoleren Nieuwjaar Kerst
> baie geluk/ veels geluk (met u verjaarsdag) > ons innige meegevoel/ simpatie/ deelneming > ons opregte meegevoel > gelukkige / voorspoedige Nuwe Jaar > geseënde Kersfees
NB: De in Nederland gebruikelijke wens: Smakelijk eten / Eet smakelijk is niet zo ingeburgerd in Zuid-Afrika. Helemaal onbekend is de wens Wel bekome het u / Moge het u wel bekomen aan het einde van de maaltijd. Wel is het gebruikelijk om tijdens of na de maaltijd uw gastvrouw te bedanken en te complimenteren: Baie dankie. Die kos was baie lekker/ Dit was baie lekker. In veel Afrikaanssprekende gezinnen is het nog gebruikelijk de maaltijd te beginnen met (een hardop uitgesproken) gebed. Ook veel officiële samenkomsten worden geopend met bijbellezing en gebed.
4 VERONTSCHULDIGEN De uitdrukking Verskoon my asseblief (met variaties als: Verskoon my; Sal u my asseblief verskoon), klinkt vreemd in Nederlandse oren. In het Afrikaans is het echter een veel voorkomende frase. U gebruikt deze uitdrukking om u te verontschuldigen. Sal u my 'n oomblikkie verskoon, asseblief? (Wilt u mij even excuseren?) Verskoon my asseblief, kan ek verby kom? (Mag ik er even langs?) Verskoon asseblief sy swak gedrag (Neem hem zijn slecht gedrag alstublief niet kwalijk)
25
Een verskoning is een reden die iemand geeft waarom hij iets gedaan heeft, of niet gedaan heeft. Allerlei verskonings maak vir jou foute (Allerlei verontschuldigingen, excuses hebben) Twee andere in dit verband veel gebruikte uitdrukkingen zijn: ekskuus/ ekskuus tog (pardon; neemt u mij niet kwalijk) jammer (het spijt mij; sorry) Voorbeelden: Ekskuus tog, meneer. Waar is die poskantoor? (Pardon, meneer. Weet u waar het postkantoor is?) O, ekskuus tog! Ek is baie jammer! (Neemt u mij niet kwalijk. Het spijt mij erg) Jammer om te pla! (Het spijt mij om u lastig te vallen!)
5 HET GEBRUIK VAN 'DANKIE' EN 'ASSEBLIEF' Het gebruik van (baie) dankie en asseblief verdient enige toelichting. Beide worden als het Engelse thank you en please gebruikt. 5.1 Let op het gebruik van dankie in de volgende voorbeelden: Is u lus vir 'n koppie tee? (Heeft u zin in een kopje thee?) U wilt thee en antwoordt: > Dankie > Ja, dankie > Ja, asseblief (Ned.: Ja, graag) U wilt geen thee en zegt: > Nee, dankie (Ned.: Nee, dank u wel) Alleen dankie betekent in tegenstelling met het Nederlandse gebruik dat u wél thee wilt. Om verwarring te voorkomen kunt u dus beter antwoorden met Ja, dankie als u thee wilt of Nee, dankie als u geen thee
26
wilt. Als u iets accepteert, kunt u ook antwoorden met: > Dankie, dit sal lekker wees (Ja, heerlijk) > Dankie, dit sal gaaf wees (Ja, graag)
5.2 Asseblief wordt uitsluitend gebruikt bij een verzoek in de letterlijke betekenis van: “als het u belieft”. Het is dus niet geheel gelijk aan het Nederlandse gebruik van het woord alstublieft. Voorbeelden: Sal jy my asseblief help? (Wil je mij (alstublieft) helpen?) Kan ek asseblief u paspoort sien? (Mag ik even…) Kan ek vir jou 'n koppie tee maak? > Ja, asseblief (ja, graag)
Alstublief als beleefdheidsformule bij het aanreiken, resp. aanvaarden van iets b.v. "Alstublief, hier is uw koffie", wordt niet in het Afrikaans gebruikt. U zegt dan b.v.: Hier is u koffie. Of u zegt, als u iemand b.v een koekje aanbiedt: Kry vir jou ('n koekie).
Goed om te weten: De afkorting a.u.b. of s.v.p. bestaat niet in het Afrikaans. Daar gebruikt men de afkorting: asb. Als iemand u bedankt voor bewezen diensten, zegt u b.v.: Dis 'n plesier! / Plesier ! (Graag gedaan!). Of: Jy is welkom (Vgl. Engelse You are welcome) Jy is welkom! wordt ook gebruikt voor: Ga uw gang.
27
6 KOFFIE- EN THEEDRINKEN Nederlanders staan bekend als koffiedrinkers. In Zuid-Afrika kent men niet zo'n sterke koffietraditie. Er wordt in het algemeen meer thee gedronken. Het is dan ook opvallend dat de tijd rond 10.00 uur 's morgens, die in Nederland bekend staat als 'koffietijd', in Zuid-Afrika teetyd genoemd wordt. De thee (vaak de in Zuid-Afrika zelf verbouwde rooibostee of bossiestee) wordt meestal vrij sterk en met melk en soms ook met kookwater (heet water) geserveerd. Op andere tijden wordt er wel koffie gedronken. Volgens oude 'Boere', plattelandse, traditie begint de dag met koffie en boerebeskuit. (Een bijnaam voor koffie is dan ook boeretroos). In de meeste hotels zal aan u gevraagd worden of u 's morgens gewekt wil worden met koffie of thee. Ook om 16.00 uur wordt gewoonlijk koffie gedronken. De meer Engels georiënteerde Zuid-Afrikaners zullen echter om 17.00 uur 'high tea' gebruiken. Bij een speciale gelegenheid, zoals b.v. met een verjaardag of wanneer er bezoek komt, dekt de gastvrouw de tafel voor het thee- of koffiedrinken en worden de gasten aan tafel genodigd. De tafel staat dan vol met allerlei lekkere eetgoedjies. Bij de thee worden lichtere verversings aangeboden, zoals soetkoekies, skons, koeksisters, toebroodjies en allerhande soet en sout eetgoed. Bij de koffie worden 'zwaardere' koeken en cakes gegeten. Een gunsteling (favoriet) is bijvoorbeeld: sjokoladekoek, vrugtekoek, piesangbrood (bananenkoek), wortelkoek of konfyttertjies (gebakjes met vruchtenjam). De gast mag op zijn koekbordjie van alles net zoveel opscheppen als hij wil (dus niet slechts één koekje of één gebakje, zoals in Nederland!). Helaas is de kwaliteit van de koffie naar Nederlandse smaak maar matig. Er wordt veel poeierkoffie of kitskoffie (oploskoffie) gebruikt en
28
minder moerkoffie (koffie van koffiebonen). Gelukkig kan men in steeds meer restaurants filterkoffie bestellen! Koffieroom is onbekend in Zuid-Afrika. In plaats daarvan wordt warme of koude melk gebruikt. Het getuigt van goede manieren als een man (met name de jongste man in het gezelschap), het skinkbord (dienblad) met de kopjes thee of koffie en de suiker en melk van de gastvrouw overneemt en de gasten één voor één bedient, beginnend bij de oudste dames. De gasten nemen zelf hun kopje van het dienblad en doen dan suiker en melk in hun kopje naar eigen smaak. De één houdt immers van flou (slappe) koffie of thee, de ander niet. Een Zuid-Afrikaanse gastvrouw/ -heer zal u dus nooit vragen: "Hoe gebruikt u de koffie?" en vervolgens uw koffie kant en klaar voor u zetten, zoals in Nederland meestal gebeurt.
7 TELEFOONGESPREK Het algemeen gebruikte woord voor telefoneren is bel, skakel, iemand 'n luitjie gee of 'n oproep maak. Het woord telefoon wordt op z'n Engels uitgesproken als . Bij het beantwoorden van de telefoon kan men in het Afrikaans zeggen: [Goeie môre.] [Dis] Mevrou/ Meneer … wat praat of men geeft zijn telefoonnummer of men zegt kortweg: Hello. Een draagbare telefoon wordt een sellulêre telefoon of selfoon genoemd. Soms staat achter een telefoonnummer: Uitbr. 23, X 23 of Ext. 23. Hiermee wordt toestelnummer 23 aangeduid. Telefoonkaarten voor een telefooncel zijn te koop bij het postkantoor.
29
Let ook op de volgende uitdrukkingen: Ek sal môre skakel . Ik zal je morgen bellen. Ek skakel vanuit Suid-Afrika. Ik bel uit Zuid-Afrika. Sal jy my 'n luitjie gee? Wil je me even bellen? Sal u 'n oomblik aanhou asb.? Een ogenblikje a.u.b.! Hou aan asb.! / Hou net aan! Een ogenblikje! / Moment! Ek skakel u deur. Ik verbind u door. Kan ek 'n boodskap neem? Kan ik een boodschap doorgeven? Wie praat nou? Met wie spreek ik? Wie is dit wat praat? Met wie spreek ik? Telefoneren van Nederland naar Zuid-Afrika: 00-27-(netnummer zonder 0 )-abonneenummer Telefoneren van Zuid-Afrika naar Nederland: 09-31-(netnummer zonder 0 )-abonneenummer
8 TIJD EN TIJDSAANDUIDING Het tijdsverschil tussen Nederland en Zuid-Afrika is klein. Gedurende de zomertijd staan de klokken in beide landen zelfs gelijk. Alleen in de winter is er een uur verschil, omdat Zuid-Afrika geen aparte zomer- en wintertijd kent. In feite is het in Zuid-Afrika altijd 'zomertijd'. Met andere woorden: als het in de wintertijd in Nederland 4.00 uur is, is het in Zuid-Afrika 5.00 uur. Hoewel het land zeer uitgestrekt is, zijn er geen tijdzones. De nacht valt vroeg en snel in, ook in de zomer, al verschilt dit wel van plaats tot plaats. Hoe verder westelijk, hoe later het donker wordt. Maar een urenlange schemering, zoals in de Nederlandse zomertijd, kent men niet. Er is een klein verschil in de wijze waarop de tijd aangeduid wordt.
30
De tijd wordt altijd gerekend vanaf het hele uur. Bijvoorbeeld: 10.20 uur = twintig oor tien (nooit: tien voor half elf) 10.40 uur = twintig voor elf (nooit: tien oor half elf) 10.20 uur = 10:20 (schrijfwijze) (vroeger ook 10h20) Goed om te weten: * Op officiële uitnodigingen staat soms als aanvangstijd: 19:30 vir 20:00. Dit wil zeggen dat men de gasten reeds om 19.30 uur verwacht, maar dat het officiële gedeelte pas om 20.00 uur begint. * De uitdrukking na ure betekent: na kantoorure of na werkure. * Vanwege het warme klimaat begint de dag vroeg. Vrijwel iedereen is vanaf 8.00 uur op zijn werk te bereiken tot ongeveer 16.00 / 16.30 uur. De lunchpauze valt tussen 12.45 en 14.00 uur. Ook de scholen beginnen vroeg. De schooluren zijn ongeveer van 8.00 tot 13.00/ 14.00 uur. * In Zuid-Afrika kunt u iemand gerust om 8.00 uur 's morgens thuis of op zijn werk bellen. 's Avonds gaat men ook echter ook vroeger naar bed. * De namen van de dagen van de week en de maanden van het jaar worden met een hoofdletter geschreven. De Afrikaanse spelling van de namen van de dagen en maanden komen grotendeels overeen met de Nederlandse. * Let alleen op de spelling van Sondag, Vrydag en Saterdag en van Januarie, Februarie, Junie, Julie, Oktober en Desember. * Een datum kan voluit worden geschreven: b.v. 4 Januarie 2002. Een andere schrijfwijze, die steeds meer gebruikt wordt is: 2002.01.04.
31
Speciale woorden: naweek weekend, weekwisseling Sondae zondags, op zondag [Sondae gaan ons kerk toe] vandeesweek déze week weeksdae doordeweekse dagen werksdae werkdagen vakansiedag openbare feestdag
9 GEZIN EN FAMILIE Woorden die u zeker tegen zult komen bij uw eerste kennismaking met Zuid-Afrika (b.v. bij het invullen van formulieren) zijn: van (achternaam) en nooiensvan (meisjesnaam). Wat is u van? (Hoe heet u? / Wat is uw (achter)naam?). Wat is u nooiensvan? (Wat is uw meisjesnaam?) Het woord van is een interessant voorbeeld van een neologisme in het Afrikaans en goed te verklaren. Veel mensen hebben achternamen als: Van der Merwe, Van den Berg, Van Bruggen etc. Goed om te weten: In het telefoonboek moet u Van der Merwe zoeken onder de V van Van en niet onder de M van Merwe. Een getrouwde vrouw vermeldt meestal niet haar meisjesnaam achter de naam van haar man. De letters me betekenen zowel mevrouw als mejuffrouw Kinderen spreken ouderen vaak uit respect aan met oom of tannie (ook als zij geen familie of zelfs maar bekenden zijn): Bijv.: Ekskuus tog tannie. Kan tannie vir my sê hoe laat dit is? Het rondsturen van geboorte- en rouwkaarten is niet algemeen
32
gebruikelijk. Trouwkaarten worden wel algemeen rondgestuurd. Op de advertentiepagina van een Zuid-Afrikaanse krant staan soms 'In memoriam' advertenties, die wij in Nederland in deze vorm niet kennen, nl. advertentie ter nagedachtenis aan een overleden geliefde, die een of meer jaren na het overlijden wordt geplaatst. Speciale woorden: Een vrijgezel wordt een oujongkêrel genoemd en een 'oude vrijster' een oujongnooi, een meisje wat op die rak sit. Een nakomertje is een laatlam(metjie). Een kombuistee is een feestje voor een bruid georganiseerd door haar vrouwelijke familieleden en vriendinnen. Een ooievaarspartytjie is een feestje voor een aanstaande moeder, ook georganiseerd door vrouwelijke familieleden en vriendinnen.
33
4. HUIS, TUIN EN KEUKEN Voor voorwerpen in huis, tuin en keuken worden vrij veel - voor ons - onbekende woorden gebruikt. Aangezien u deze woorden dagelijks zult tegenkomen, is het handig om onderstaande lijst goed te bestuderen. WONEN Algemeen aftree-oord complex met bejaardenwoningen bougenootskap hypotheekbank buitekamer kamer of huisje (woonstel) met eigen ingang, toilet e.a.; verblijf van inwonende bediende (huishulp) duet (mv: duette) twee 'simpleks'-huizen onder één kap dupleks soort rijtjeshuis met twee verdiepingen eiendomsagent makelaar in onroerende goederen erf perceel, grond rond het huis grondverdieping parterre, begane grond (ook: grondvloer (angl.) hartbeeshuisie eenvoudig (pioniers)huisje hysbak lift koshuis studentenhuis bij school of universiteit kothuis eenvoudige, kleine woning (vgl Eng. cottage) landbou-hoewe huis met groot stuk land buiten de stad; ook plot en kleinhoewe lapa groot afdak b.v. van riet [in een tuin] lokasie township, woonbuurt voor zwarten losieshuis pension meenthuis huis in een ommuurd complex met gemeenschappelijk zwembad en tuin munisipaliteit gemeente(bestuur); ook stadsraad
34
ouetehuis plaas plaashuis pondok[kie] rondawel skouhuis stoep trek (gaan trek) tuis tuis gaan (by) tuiste uitbreiding verband vloer voorstad voorstedelike trein woonstel woonstelblok
bejaardenhuis 1. boerderij 2. boerenbedrijf boerderij (woning) armelijk hutje ronde hut met rieten dak modelwoning veranda verhuizen thuis logeren tehuis uitbreiding; nieuwe voorstad / wijk ('n - op jou huis neem) een hypotheek afsluiten 1. vloer 2. verdieping buitenwijk trein naar de buitenwijken flat; klein huisje bij bestaand huis flatgebouw
Kamer antrasietstoof binne(huis)versierder blindings/blinders blokkiesvloer hoëtroustel kaggel kantgordyne klavier klokkie koffietafel krag
kolenkachel binnenhuisarchitect rolgordijn; luxaflex parket hifi installatie open haard vitrage piano bel (voordeur/fiets) salontafel elektriciteit
35
kragprop lugversorging mat(te) muurhorlosie muurpapier muurprop sonkamer toebalkon venster (vensters was) vertikale blindings volvloermatte waaier
stekker airconditioning (ook: lugreëling) tapijt wandklok behang stopcontact serre dichtgebouwd balkon (soort extra kamertje) raam (ramen lappen) lamellen vaste vloerbedekking ventilator
Studeerkamer en computerterminologie aanhegsel attachment, bijlage boekrak boekenplank; boekenkast brandmuur firewall dagboek agenda diensverskaffer provider e-pos e-mail fotostaat / fotokopie fotokopie gom lijm [gom(metje)(Ned.)=uitveër (afr)] kleefband/selotape plakband krammasjien nietmachine krammetjie nietje lêer map, ordner, dossier lessenaar bureau liasseerkabinet archiefkast pons perforator rak plank; stellage voor boeken e.d. rekenaar computer sakrekenaar zakrekenmachine
36
skuifspeld slapskyf/floppy stiffie tikmasjien tikster uitdruk uitveër webwerf
paperclip floppy disk (5 1/4") diskette ( 3.5") (ook: disket) typemachine typiste uitdraai (van een printer) gommetje website
Slaapkamer en badkamer badkamer 1. badkamer 2. toilet deken sprei dubbelbed tweepersoonsbed duvet dekbed enkelbed eenpersoonsbed gastekamer/vrykamer logeerkamer koekie seep stukje zeep kombers deken kopstuk/koppenent hoofdeinde van een bed kussing kussen oortreksel hoes paslaken hoeslaken ruskamer 1. openbare toilet 2.wachtkamer(op station) spieëltafel toilettafel stort (gaan -) douche (douchen (ww.)) toilet w.c., toilet5
5
De uitdrukking: hande was in: Kan ek gou hande was of Wil u eers hande was is een eufemistische uitdrukking voor: het toilet bezoeken. Ook: Waar is die badkamer? (Waar is het toilet?)
37
TUIN In de Zuid-Afrikaanse tuinen staan verschillende bloemen en planten die wij ook kennen. Enkele daarvan hebben andere namen, zoals: affodil gesiggies/viooltjies jakopregop kanniedood kastaiing katjiepiering malva pronkertjie varkoor / varkblom
narcis viooltjes zinnia kleine, taaie aloë kastanje gardenia geranium lathyrus aronskelk
Let ook op: (blom)bedding blom graaf grassny / grassnyer kap kitsgras klip(perig) onkruid uittrek pik ruiker tuinmaak
bloembed, perk bloem; bloeien (ww) schop, schep grasmaaien / grasmachine kappen; met een houweel hakken kant en klare graszoden steen(achtig), rots(achtig) onkruid wieden ( pop.: bossies (uit)trek) houweel boeket tuin aanleggen
Dieren in en om huis akkedis bees boerbok
hagedis (ook: geitjie) rund, koe [NB: nooit dier of beest!] geit
38
brommer dier donkie fisant geitjie houtkapper hotnotsgot insek kat koei kokkerot/kakkerlak kriek krimpvarkie likkewaan naaldekoker padda pikkewyn seekat skoe(n)lapper sonbesie spinnekop sprinkaan takbok troeteldier vark vul verkleurmannetjie wolfhond ystervark
bromvlieg dier, beest ezel fasant hagedis (ook: akkedis) specht bidsprinkhaan insect; ongedierte (pop.: gogga) poes [NB: gebruik nooit poes6] koe kakkerlak krekel egel, stekelvarken leguaan libelle kikker penguin inktvis, octopus vlinder cicade (ook: boomsingertjie) spin spinkhaan hert huisdier varken veulen kameleon Duitse herder stekelvarken
6
Poes is een plat woord voor vrouwelijke geslachtsdelen.
39
KEUKEN Voor keuken gebruikt het Afrikaans de oude scheepsterm kombuis. In deze rubriek een lijst afwijkende namen van allerlei gebruiksvoorwerpen en iets over een favoriete bezigheid van veel Zuid-Afrikaanse vrouwen: koekbak en kos maak. Soms verkopen zij hun tuisgemaakte koek (cake) en taarten bij een tuisnywerheid. Dit is een winkeltje waar een aantal vrouwen gezamenlijk hun producten verkopen. Op bazaars van kerken en liefdadigheidsinstellingen zult u koektafels aantreffen met het heerlijkste zelfgemaakte gebak. Speciaal voor de Nederlandse liefhebbers van de Zuid-Afrikaanse keuken heeft het Zuid-Afrika Huis in Amsterdam een boekje uitgegeven met interessante Zuid-Afrikaanse recepten: Bak en Brou: gids voor Zuid-Afrikaans koken in Nederland, geschreven door Gerhard Bruyns en Corine de Maijer. Te bestellen bij het SAI in Amsterdam: 0206249318 of [email protected] Algemene woorden afdek (die tafel ~) bottel breekgoed fles kastrol klitser koekmenger kombuis kos kos kook/maak leer mikro(golf)oond oond opwas
tafel afruimen fles serviesgoed thermosfles [NB: fles (Ned.) = bottel (Afr.) soort pan mixer mixer gecombineerd met mengkom keuken voedsel, eten koken 1. leer, leder 2. ladder, trapje magnetron oven afwassen
40
piering pot sif skinkbord skottel skottelgoed was skottelgoed skottelgoedwasser spens spindroër stoof stofsuier tafeldoek tuimeldroër vadoek vatlappie voedselverwerker voorskoot vurk wasgoeddraad wasgoedpennetjie yskas
schotel(tje) (kop en -) pan 1. zeef 2. zeven (ww.) dienblad schaal afwassen vuil serviesgoed afwasmachine voorraadkast/kamertje centrifuge fornuis stofzuiger tafelkleed, tafellaken droogtrommel (ook: toldroër) theedoek pannenlap keukenmachine schort vork waslijn wasknijper koelkast
Ingredienten voor gebak bruismeel zelfrijzend bakmeel heunig honing kap (ww), (gekapte) fijn snijden, in kleine stukjes hakken klapper kokos klits/ klitser mixen/ mixer knypie ('n - sout) snuifje (zout) koek (bak) gebak, taart (bakken) koekmeel meel
41
koeksoda koppie meelblom mieliemeel vanieljegeursel versiersuiker
sodium bicarbonaat 1. kopje 2. inhoudsmaat bloem maismeel, maizena vanille essence poedersuiker
Typisch Afrikaans gebak boerebeskuit harde, uitgedroogde beschuit, die in de koffie of thee gedoopt wordt botterbroodjies/skons broodjes met boter, jam en room [scones] koeksisters in olie gebakken, gevlochten baksel met stroop melktert taart met melkvulsel souttert taart met hartig vulsel, soort quiche tert taart
42
5. BANKZAKEN EN WINKELEN Munteenheid en banken De Zuid-Afrikaanse munteenheid is de Rand. De naam is afgeleid van Witwatersrand, het gebied rond Johannesburg waar het meeste ZuidAfrikaanse goud gewonnen wordt. De Rand is verdeeld in 100 sent. Er zijn bankbiljetten van R10, R20, R50, R100 en R200. Omstreeks 1990 zijn nieuwe munten ingevoerd. De nieuwe serie bestaat uit munten van R5, R2 en R1 en van 50 cent, 20 cent, 10 cent, 5 cent, 2 cent en 1 cent. Zuid-Afrika is bij uitstek een land voor kredietkaarten. De meeste winkels en hotels accepteren kredietkaarten (visa, mastercard). Bij een benzinestation moet u echter contant betalen. Reizigerscheques kunt u bij de bank inwisselen. Met een kredietkaart met pincode kunt u bij een geldautomaat (kitsbank of autobank (Eng.)) geld halen. Girokaarten en eurocheques worden niet geaccepteerd. In Zuid-Afrika worden veel cheques gebruikt. Deze worden uitgeschreven op naam van de ontvanger en aan hem toegezonden. Deze deponeert de cheque (tjek) bij de bank, waar hij een rekening heeft. Als u een cheque van b.v. R 1300 uitschrijft, moet u dit voluit schrijven (en uitspreken) als “een duisend drie honderd rand” en niet op z’n Nederlands als “dertienhonderd rand”. Openingstijden van de banken Banken zijn open maandag t/m vrijdag van 9.00 uur tot 15.30 uur. Op zaterdag van 8.30 uur tot 11.00 uur. Op de internationale luchthavens zijn banken waar u geld kunt wisselen. Postkantoren zijn open van 8.30 tot 16.30 uur. Zaterdagsmiddags zijn deze gesloten. Openingstijden winkels In het algemeen zijn de winkels van maandag tot en met vrijdag geopend van 8.30 uur tot 16.30 uur / 17.00 uur. Op zaterdag sluiten sommige winkels reeds omstreeks 13.00 uur. In grote steden zijn veel
43
winkels vrijdag- en zaterdagavond open tot 20.00 uur en zondags tot 16.00 uur. In de kafee ), een kleine supermarkt, kunt u elke dag, ook ‘s zondags van ’s morgens vroeg tot 's avonds laat terecht voor verse producten, brood, groenten, sigaretten, frisdranken, kranten etc. Deze kleine buurtwinkeltjes worden meestal gedreven door Griekse en Portugese immigranten. Veel winkels vertrekken uit de binnenstad naar de ‘shopping malls’ in de buitenwijken. Daar verrijzen grote overdekte centra met veel winkels, restaurants en bioscopen naar Amerikaans model. Afbetaling en verkoopsbelasting Het kopen op afbetaling komt veel voor in Zuid-Afrika. Vaak staat het bedrag van de eerste aanbetaling in grote cijfers vermeld. In de kleine lettertjes staan dan de bedragen van de maandelijkse paaiementen (bedrag wat elke maand moet worden afbetaald). Ook huurkoop is vrij algemeen. Het verschijnsel van een bêrekopie is ons Nederlanders volstrekt onbekend. Dit houdt in dat een winkel tegen betaling van een bepaalde borgsom een artikel voor u reserveert. Pas als u de volledige som heeft afbetaald, mag u het artikel mee naar huis nemen. Zuid-Afrika kent ook BTW op goederen en diensten. BTW is ingesluit (in de prijs verrekend). Aan het einde van uw bezoek aan een winkel zal de verkoopster soms vragen: Sal dit al wees? (Anders nog iets (van uw dienst)?). Speciale woorden: Afdelingswinkel afslag aftrekorder algemene handelaar bankkoste / bankfooie banknoot bankstaat
warenhuis korting machtiging tot automatische afschrijving soort 'winkel van Sinkel' bankkosten bankbiljet overzicht van betalingen, dagafschrift
44
bemarking bestuurder (van de bank) beursie deposito drankwinkel grondverdieping hardeware winkel inkopies doen kompetisie oortrokke bankrekening slaghuis / slagter tak(kantoor) takbestuurder teller tjek(rekening) toonbank verbruiker vertoonkas vloer (eerste) winskopie
marketing manager portemonee aanbetaling slijterij. Ook: bottelstoor (angl.) begane grond Ook: grondvloer (angl.) ijzerhandel winkelen 1. concurrentie 2. wedstrijd negatief saldo bij de bank, rood staan slagerij / slager afdeling, bijkantoor manager van een bijkantoor kassier (van de bank) cheque(rekening) balie consument etalage, vitrine 1. vloer 2. verdieping (eerste) voordelige aanbieding
WINKELEN IN DE SUPERMARKT Wij gaan inkopies doen (winkelen). Eerst gaan we naar de supermarkt om kruideniersware (levensmiddelen) te kopen Veel producten worden in grotere verpakkingen verkocht dan in Nederland. Suiker is verpakt in zakken van bijvoorbeeld 2,5 kilo. Ook meel is verkrijgbaar in zakken van 2,5 en 10 kilo evenals mieliemeel (maïsmeel). Zeer aan te bevelen zijn de heerlijke Zuid-Afrikaanse vruchten: zongerijpt en verrukkelijk van smaak.
45
Groenten en fruit aartappels/ertappels aartappelskyfies appelkoos beet blaarslaai blomkool boerbone droëvrugte geelwortel grenadella groenbone grondboontjie kapokaartappels knoffel(huisie) koejawel lemoen(sap) lemoenpompoentjie mielies murgpampoentjies nartjie okkerneut pampoen papaja patats perske piesang pietersielie pomelo pynappel rissie sampioene
aardappelen patates frites; chips abrikoos bieten sla bloemkool tuinbonen gedroogde vruchten worteltjes vrucht van passiebloem sperziebonen pinda puree (teentje) knoflook guava sinaasappel(sap / jus d’orange) zie: skorsies mais courgettes mandarijn walnoot pompoen tropische, meloenachtige vrucht zoete aardappel perzik banaan peterselie grapefruit ananas spaanse peper champignons
46
skorsie soetrissie/groenrissie spanspek suurlemoen tamatie turksvye vye waatlemoen
kleine pompoen paprika meloen citroen tomaat vrucht van een bepaalde cactus vijgen watermeloen
Vlees(waren) been boerewors beesvleis biltong frikkadel maalvleis hoender polonie sosatie varktjop varkvleis worsrolletjie
1. been 2. bot speciale verse worst rundvlees gedroogd vlees in repen bal gehakt gehakt kip roze boterhamworst saté karbonade varkensvlees saucijzenbroodje
Diversen atjar biltong blatjang bobotie bredie fudge gekapte geurmiddels
groente in azijn gedroogd vlees in repen (ook van wild) zoet-zure saus met azijn, abrikozen [chutney] eenpansmaaltijd met vlees en kerrie groentegerecht (waterblommetjiebredie) borstplaat fyngesneden, gehakte kruiden
47
grondboontjie(botter) heuning kitskoffie kitskos koeldrank konfyt kruideniersware lekkergoed malvalekker melkskommel mieliepap neut neut(muskaat) peuselhappie poeding potjiekos rooibostee/bossiestee slaai slap tjips sop sous spookasem tameletjie toebroodjie verversings vetkoek vonkelwyn vrugtekelkie
pinda(kaas) honing instant koffie, oploskoffie kant en klaarmaaltijd frisdrank jam levensmiddelen snoep roze of wit rond zacht spekje milkshake maispap noot nootmuskaat snack 1. pudding 2. nagerecht eenpansmaaltijd in ijzeren driepootpot rooibosthee salade patates frites soep 1. saus 2. jus suikerspin soort taaie, platte, in repen gesneden 'koek' van noten en gemalen droge vruchten sandwich, dubbele boterham 1. versnaperingen 2. voedsel in olie gebakken ronde koek met vulsel (b.v. van maalvleis (gehakt). soort champagne fruitcocktail
48
KLEDING Als een verkoper of verkoopsdame u te hulp schiet en vraagt wat U zoekt, kunnen er misverstanden ontstaan, vooral bij dameskleding. U vraagt een rok en wordt naar een rek met jurken verwezen: wat wij een rok noemen, heet in het Afrikaans een romp. Als de verkoopster tegen u zegt: Die romp lyk oulik, bedoelt ze niet dat uw romp (bovenlichaam) er oud uitziet, maar dat de rok u leuk staat. Als een vrouw er goed gekleed uitziet kunt u zeggen: Sy het 'n mooi uitrusting aan of Sy is mooi aangetrek. Wellicht zal de verkoopster informeren: Watter nommer dra U ? (Welke maat heeft u?) Kledingmaten in Zuid-Afrika wijken af van de Nederlandse. Enkele veel voorkomende maten dameskleding zijn: Nederland 36 38 40 42 44
Zuid-Afrika 8 (32) 10 (34) 12 (36) 14 (38) 16 (40)
Speciale woorden (hand)sak baadjie baadjiepak belt bra broekiekouse byderwets bykomstighede das drafskoene
(hand)tas colbert, jasje mantelpakje ceintuur b.h. panties modern accessoires stropdas hardloopschoenen
49
frokkie/onderhemp hemp jas kleefbroek kraamrok kreukeltraag kreukelvry mannekyn mansbaadjie mansklerewinkel mansuitrusters materiaalwinkel modeparade mondering oortrektrui oulik 'n pak klere pelsjas plakkies polonektrui rok romp serp slenterbroek slenterdrag snoesig strikdas strokie sweetpak swembroek swemklere sykouse
hemd overhemd overjas legging positiejurk (stof) die niet makkelijk kreukelt kreukvrij mannequin; ook model colbert herenmodezaak herenmodezaak stoffenzaak Ook: lappieswinkel modeshow uniform, uitrusting pullover mooi, leuk een twee- of driedelig herenkostuum bontjas slippers coltrui jurk rok sjaal sportieve lange broek vrijetijdskleding lekker warm en zacht (van kleding) vlinderdasje bonnetje (betaalbewijs) joggingpak, trainingspak zwembroek badpak nylons
50
tabbert tekkies/seilskoene uitgevat (deftig -) uitrusters voorskootrok waarborg
(sjieke) japon gympen chique gekleed kledingwinkel overgooier garantiebewijs
KAPPER Voor een bezoek aan de kapper is het handig de volgende woorden te kennen. bleskop kaalhoofdig bolla (haar) knoetje grimering make-up haarkapper kapper hare sny knippen perm (Eng. uitspraak) permanent sonstrepe/high lights coup soleil paadjie (kant- of middelpaadjie) scheiding in het haar
51
6. KLIMAAT Zuid-Afrika is bekend om zijn heerlijke klimaat. Zowel 's zomers als 's winters is het er aangenaam toeven. Het aantal zonuren "vergelyk met die beste in die wêreld". Kaapstad heeft gemiddeld 2980 uren zon en Pretoria zelfs 3240, tegenover Londen slechts 1480 uren en Parijs 1740. Aangezien Zuid-Afrika op het zuidelijk halfrond gelegen is, vallen de seizoenen juist andersom dan bij ons. Juni, juli, augustus zijn de wintermaanden, terwijl het december en januari hoogzomer is. Door de uitgestrektheid van het land - het heeft een oppervlakte van 1.22.042 km2 (33x Nederland) - zijn er wel regionale verschillen. Regionale verschillen De Kaap heeft een mediterraan klimaat met een droge zomer en een natte (voor ons idee herfstachtige) winter. Toch telt de winter ook zomerse dagen met name als een warme, noordelijke wind zorgt voor bergwindtoestande. Als de Suid-Ooster waait, kan het hevig stormen. Kaap de Goede Hoop werd vroeger door de zeevaarders niet voor niets Stormkaap genoemd! Transvaal heeft warme zomers met af en toe hevige onweersbuien, vooral in de namiddag, en droge winters met soms plaatselijk lichte nachtvorst. De Vrijstaat heeft warme zomers en tamelijk koude winters. Durban en omgeving zijn subtropisch met warme, vochtige zomers en heerlijke warme winters. Durban is een geliefd wintervakantie-oord, waar het hele jaar door gezwommen kan worden. Gemiddelde maximum middagtemperaturen in graden Celsius in de bekendste steden in januari (zomer) en juli (winter):
52
Kaapstad Pretoria Durban Bloemfontein
januari 26,5 28,8 27,2 29,8
juli 17,2 19,1 22,0 16,4
Zie ook: www.weathersa.co.za voor actuele informatie over het weer. Ondanks de hoge gemiddelde middagtemperatuur in hartje winter en het feit dat de winter maar kort duurt (juni-augustus) kan het soms vrij koud zijn, zeker na zonsondergang. Het sneeuwt in Zuid-Afrika eigenlijk alleen in bergachtige gebieden, zoals in de Drakensbergen en de Maluti's. In geval van sneeuwval op de bergen is de wind in de rest van het land meestal vrij koud. Ook Bloemfontein kent in de winter koude nachten. Maar overdag stijgt het kwik weer tot aangename hoogte! Aangezien veel huizen geen verwarming hebben, zijn truien en jassen in die tijd geen overbodige luxe. Moderne gebouwen zijn vaak wel voorzien van airconditioning: lugversorging of – in meer populaire taal lugreëling genoemd - met warme en koude lucht. Regen en droogte Als men de kaart van Zuid-Afrika bekijkt, valt het op dat veel plaatsnamen eindigen op -fontein, -spruit of -rivier. Dit kan de indruk wekken dat Zuid-Afrika een waterrijk land is. Het tegendeel is het geval. Watervoorziening is een van de grootste problemen van het land. Regelmatig komen zeer droge, warme zomers voor, met een regenval die ver onder het gemiddelde ligt. Om ook in droge tijden water te hebben, worden regen en rivierwater opgevangen in damme. [NB: in het Nederlands betekent dam de damwal, in het Afrikaans is dit het waterreservoir (stuwmeer) zelf]. Een bekende grote dam is b.v. de Gariepdam (voorheen: Hendrik Verwoerddam) in de Gariep (voorheen: Oranje Rivier). In geval van grote droogte wordt in de steden
53
waterbeperking afgekondigd om het gebruik van water (b.v. om de tuin te sproeien) aan banden te leggen. Om minder afhankelijk te zijn van de regen laten sommige mensen een boorgat (wel) in hun tuin boren. Als het echter regent - vaak gepaard gaande met onweer - regent het ook hevig. Droge rivier- en beekbeddingen veranderen in snelstromende, kolkende watermassa's. Men zegt dan: die rivier of spruit kom af. Speciale woorden: boorgat (sink) waterwel (boren) blits/ bliksemstrale weerlicht, bliksem, lichtflits dagbreek dageraad donderstorm/-bui/-weeronweer donga droge, uitgespoelde beekbedding douvoordag voor dag en dauw drif doorwaadbare plaats in rivier kapok lichte sneeuw plek-plek hier en daar (dit reën plek-plek) reënerig regenachtig ryp lichte nachtvorst, rijp sambreel paraplu sononder zonsondergang sonop zonsopgang spruit beekje uitsak (in: die reën sak uit) het regent
54
7. NATUUR EN MILIEU Voor een toerist, die van de natuur houdt, heeft Zuid-Afrika veel te bieden: indrukwekkende bergreeksen, kilometerslange zandstranden, wildparken, natuurreservaten en een schitterende inheemse fauna en flora. Een bezoek aan een wildtuin is voor menig toerist een 'must'.
WILDRESERVATEN EN NATUURPARKEN De Krugerwildtuin is het bekendste en het oudste wildreservaat. Het beslaat een gebied van 19 010 vierkante km en is 340 km lang en circa 60 km breed. De oppervlakte ervan is ongeveer gelijk aan de helft van Nederland. In 1898 werd het gebied op initiatief van president Paul Kruger tot wildpark verklaard. In 1926 kreeg het de status van Nationaal Park, een door de Staat beheerd park. Enkele andere interessante wildreservaten zijn Hluhluwe, Umfolozi en St. Lucia in Natal, het Addo-Olifantpark bij Port Elizabeth, het Kalahari Gemsbok Nasionale Park ten noorden van Upington, het Karoo Nasionale Park bij Beaufort Wes en het Bontebok Nasionale park bij Swellendam. Daarnaast zijn er taltijke particuliere wildreservaten, safari lodges en crocofarms. Ook bezoek aan een volstruisplaas in Oudtshoorn is zeer de moeite waard. In de wildparken kunt u met uw auto rondtoeren. De wegen zijn meestal goed onderhouden. Voor een bezoek aan een wildtuin moet u wel vroegtijdig boeken. Bezoekers van het Krugerwildtuin en privé wildparken in dat gebied en de parken in het noorden van Kwazulu/Natal wordt aangeraden anti-malaria tabletten te gebruiken. Vraag hierover advies bij locale apotheken.
55
Behalve wildparken zijn er ook schitterende natuurparken. Zeer de moeite zijn het Koninklijke Nationale Park van Natal, het Golden Gate Hooglandpark en het Tsitsikamma Woud- en Seekuspark.
In de meeste parke zijn overnachtingkampen met rondawels (ronde hutten met rieten daken) en kampeerterreinen voor tenten, caravans en campers (woonwaparke). De grotere kampen hebben goede restaurants. Ook is er gelegenheid zelf te koken, een (vleis)braai (barbecue) te houden of potjiekos te maken. Potjiekos is een eenpansgerecht gekookt in een traditionele driepootpot boven een vuurtje, waarvoor allerlei soorten vlees, vis en groenten gebruikt kunnen worden. 'Staptoere’ Heel gewild zijn ook staptoere (trektochten). Er is inmiddels een heel netwerk van voetslaan-paaie (wandelroutes) met overnach-tingshutten dwars door Zuid-Afrika.
FAUNA In de wildtuinen leven zeer veel dieren, die wij niet of alleen maar via de dierentuin kennen. Er bestaan verschillende goede gidsen met namen en afbeeldingen van in wildtuinen voorkomende dieren. Hier volgen enkele afwijkende namen. Een leuk verhaal is hoe de witte neushoorn aan zijn naam gekomen is terwijl hij helemaal niet wit is. Deze neushoorn werd door de Nederlandssprekende Boeren ‘wijd-lip-renoster’genoemd, vanwege zijn brede lippen. Het woord ‘wijd’ werd in het Engels verbasterd tot ‘white’of wit. Naast witte neushoorns zijn er ook zwarte. blouwildebees bobbejaan
gnoe baviaan
56
bok(kie)7 jagluiperd kameelperd koedoe kwagga luiperd renoster seekoei tier varswater(visse) volstruis
soort antilope jachtluipaard [cheetah] giraffe grote 'bok' met gekruld gewei zebra-soort luipaard neushoorn, rhinoceros nijlpaard grote luipaard [south african leopard] zoetwater(vissen) struisvogel
FLORA Zuid-Afrika heeft een rijke verscheidenheid aan inheemse planten en bomen. Circa 4000 van de 18000 planten uit zuidelijk Afrika zijn te bewonderen in Kirstenbosch, een schitterende, uit 1913 stammende, botanische tuin bij Kaapstad. De Afrikaanse namen van enkele bloemen en bomen willen wij graag doorgeven. De Zuidafrikaanse nationale bloem is de protea. Hiervan bestaan verscheidene soorten. De grootste is de koningsprotea. Bekend zijn ook de suikerbossie en de speldeknopprotea. Ook typisch inheems is het kaapse fynbos, bestaande uit protea's en vele variëteiten erica. In het voorjaar (augustus/september) trekken de veldblomme, (o.a. daisies) in Namaqualand veel publiek. Een inheemse boom, die in vele soorten voorkomt, is de acacia of doringboom. De verschillende soorten hebben de mooiste volksnamen 7
Bok(kie) is een algemene naam voor allerlei soorten grote (en kleinere) antilopes, zoals springbok, rooibok, bontebok, gemsbok, steenbokkie etc.
57
zoals: soetdoring (acacia karoo), apiesdoring, kameeldoring (acacia giraffae), knoppiesdoring, papierbasdoring, haak-en-steek (acacia tortillis), wag 'n bietjie (acacia horrida) en fynhaak (acacia litukanensis). Deze acacia's zijn goed tegen droogte bestand dankzij hun penwortel, de hoofdwortel die loodrecht, soms wel 65 meter diep de grond ingaat. Ook andere inheemse bomen hebben beeldende volksnamen. Wat denkt u van raasblaarboom (combretum), waarvan de droge blaren ritselen als de wind er doorheen waait. Of van de peuldragende huilboerboon of boerboon (schotia brachypetala), huilboom (Peltophorum africanum) met een bast die vloeistof afscheidt (huilt) als hij beschadigd wordt, kiepersol (cussonia paniculata), kremetartboom of (ape)broodboom (baobab) en naboom (euphorbia ingens). Schitterende inheemse bomen vindt u in de regenwouden rond Knysna, zoals de swart stinkhout (ocotea bullata), een boom met een maximale hoogte van 20 tot 25 meter, de opregte geelhout (podocarpus latifolius) met een hoogte van 10 tot 30 meter en de outeniqua-geelhout (podocarpus falcatus), een reus onder de bomen, die 46 meter hoog en honderden jaren oud kan worden. De broodboom (fam. cycadaceae) is een zeldzame fossielplant, die heel oud kan worden. Naast inheemse bomen, zijn er ook geïmporteerde bomen, zoals akkerbome (eikebomen) in Stellenbosch, die reeds vanaf de 17de eeuw daar geplant werden en nog steeds het straatbeeld beheersen. Eind 19de eeuw werd uit Australië de port jackson (acacia cynophylla) ingevoerd om het duinzand van de Kaapse Vlakte vast te houden. Ook de van origine Australische bloekom (eucalyptus) aardt goed in ZuidAfrika. Een onkruid met een interessante naam is kakiebos(sie). Dit is de benaming van verschillende soorten onkruid behorend tot het geslacht tagetes, dat naar bewering door de Engelsen tijdens de Tweede AngloBoerenoorlog (1899-1902) werd ingevoerd om als paardenvoer dienst te doen. (Kakie was een scheldnaam voor een Engelsman.) Bij het lezen van een zin als: Hy het op 'n dubbeltjie getrap, zult u niet
58
direct aan onkruid denken. Toch is een dubbeltjie(doring) een gevaarlijk soort onkruid met vruchtjes vol dorens. Voor kinderen, die in Zuid-Afrika vaak kaalvoet (met blote voeten) lopen een pijnlijke ervaring! Bij schapen veroorzaakt het een ziekte genaamd dikkop.
MILIEU Behoud van natuur en milieu geniet ook in Zuid-Afrika de aandacht. De volgende woorden zijn in dit verband belangrijk: bewaringsbewus omgewingsbewaring besoedeling lugbesoedeling waterbesoedeling seebesoedeling geluidsbesoedeling vullis rommelstrooi morsjors
milieubewust milieubeheer verontreiniging luchtverontreiniging waterverontreiniging verontreiniging van de zeeën geluidsoverlast vuilnis rommel maken knoeipot
59
8. VERKEER EN VERVOER De auto is in Zuid-Afrika het belangrijkste vervoermiddel. Het openbaar vervoer is in vergelijking met Nederland uiterst zwak. Goederenvervoer vindt voor dertig procent over de weg plaats. Wat verkeersveiligheid betreft, scoort Zuid-Afrika helaas erg laag. Let dus goed op, vooral in de grote steden!
AUTORIJDEN Verkeersregels Het verkeer in Zuid-Afrika rijdt net als in Engeland links. Het stuur in de auto zit dan ook rechts. De verkeersregels zijn eenvoudiger dan in Nederland. Er zijn minder borden en minder voorrangsregels. De borden leveren geen problemen op: het zijn dezelfde als in Europa. De regel 'verkeer van rechts heeft voorrang' kent men in linksrijdend verkeer niet. Bij een kruising heeft u voorrang, tenzij er een stopbord staat of een toegeeteken (het bord: 'verleen voorrrang’). Bij een kruising van twee gelijkwaardige wegen staat op alle vier hoeken een stopbord. Dit is een vierrigtingstop. Dit betekent dat het verkeer uit alle vier richtingen moet stoppen. De auto, die het eerst bij het kruispunt komt, mag het eerste rijden. Op een (verkeer)sirkel (rotonde) heeft het verkeer van de 'sirkel' voorrang. Bij de grote steden zijn wisselaars (knooppunten). Natuurlijk zijn er ook in Zuid-Afrika veel robots / verkeersligte (verkeerslichten)! De maximumsnelheid binnen de bebouwde kom is 60 km/u, op landelijke wegen 100 km/u en op nasionale paaie (autosnelwegen) en autowegen 120 km/u. Snelheidscontrole is heel strikt. De verkeerbeamptes (verkeersagenten), die deze controles uitvoeren, heten in de volksmond speedcops! Pas dus op voor een spoedlokval
60
(snelheidscontrole)! Rij liever te stadig (langzaam) dan te vinnig (snel)! Om aan te geven dat er snelheidscontroles worden uitgevoerd ziet u hier en daar borden met opschriften als wetstoepassing dmv kameras. Voordat men een motor (auto) mag besturen, moet men beschikken over een bestuurderslisensie (rijbewijs). Vanaf 17 jaar kan men na een theorie-examen een leerlinglisensie halen. Deze is een jaar geldig. Binnen een jaar moet jy vir jou bestuurderslisensie gaan (rijexamen afleggen) anders verloopt de leerlinglisensie en moet men opnieuw theorie-examen afleggen. Een toerist heeft een inter-nationaal rijbewijs nodig. Het dragen van een sitplekgordels (veiligheidsriem) is ook in ZuidAfrika verplicht. Autohuur en taxi’s Autohuur is mogelijk in Zuid-Afrika. Bekende firma's zoals Avis, Budget en Imperial Car Rent hebben vestigingen in alle grote steden. Bij een one-way rental kan men de auto bij het ene kantoor ophalen en bij een ander weer inleveren. Auto's en campers worden in Zuid-Afrika uitsluitend verhuurd aan personen ouder dan 23 jaar. Een huurauto noemt men een huurmotor. Het woord huurmotor kan in het Afrikaans ook taxi betekenen, hoewel het woord taxi, uitgesproken als < teksie> meer gebruikt wordt. In de zeventiger jaren zijn minibusjes een heel populair vervoersmiddel geworden voor het verkeer tussen de zwarte woonwijken (townships) en de binnenstad. Er zijn geen vaste bushaltes. Deze taxi’s stoppen overal waar ze maar klanten zien staan. Zij zijn vaak overvol, rijden hard en zijn meer dan gemiddeld bij ongelukken betrokken.
61
Pech onderweg Bij pech onderweg kunt u de hulp inroepen van de wegenwacht: de AA (Automobiel Assosiasie, een met de Nederlandse ANWB geassocieerde instelling). Noodtelefoons, zoals in Nederland overal langs de snelwegen te vinden zijn, treft men in Zuid-Afrika alleen aan op de tolpaaie (tolwegen). Bij de AA kunt u ook terecht om uw (oude of tweedehands gekochte) motor deur die toets te sit d.w.z. te laten keuren of hij nog wel padwaardig is. Benzinestations Petrol of brandstof ingooi (tanken) doet u bij een vulstasie of petrolstasie (populaire benaming). Super en gewone benzine worden aangegeven met het octaangehalte van de benzine. U kunt ook Sasol tanken: een in Sasolburg uit steenkool vervaardigde benzine. (SASOL: SA Steenkool-en Oliemaatskappy). De openingsuren van de pompen zijn gemiddeld van 7.00 uur tot 18.00 uur. Langs de autosnelwegen en in de grote steden zijn de benzinestations meestal tot 24.00 uur open. Het verdient echter aanbeveling om onderweg, in afgelegen gebieden, bij iedere zich voordoende gelegenheid te tanken voordat men verder rijdt. N.B. Benzine moet u contant betalen. De laatste jaren zijn langs de belangrijkste autosnelwegen mooie wegrestaurants gebouwd (te vergelijken met Raststätten langs de Duitse autobanen), zoals Ultra City van Shell waar u behalve benzinepompen, ook een restaurant, ruskamers (openbare toiletten), winkeltjes, geldautomaten etc. kunt aantreffen. Vanwege de grote afstanden en de heuvelachtigheid van het land met veel opdraandes en afdraandes (de weg stijgt en daalt) wordt er in Zuid-Afrika minder gefietst dan in Nederland. Er zijn ook geen speciale fietspaden.
62
Wegennet Zuid-Afrika heeft een uitstekende infrastructuur. Alle grote steden zijn met elkaar verbonden door ruime autosnelwegen: nasionale paaie. Sinds enkele jaren kent men in Zuid-Afrika ook tolpaaie. De hoogte van het tolgeld is afhankelijk van de te rijden afstand en het type voertuig en kan variëren van R 1,50 tot ongeveer R 20,-. Het is handig om kleingeld bij te hand te hebben voor de inrij-automaten van de tolwegen. Op het platteland zijn naast teerpaaie (geasfalteerde wegen) ook grondpaaie of stofpaaie (ongeteerde wegen, zandwegen), soms moeilijk berijdbaar vanwege de vele ribbels in de weg. Men noemt zo'n weg dan spottend een sinkplaatpad (sinkplaat = golfplaat).
OPENBAAR VERVOER Vliegen Zuid-Afrika heeft twee internationale lughawes: de Oliver Tambo Airport bij Johannesburg en de Cape Town Internasional Airport. Verder heeft elke grote stad zijn eigen vliegveld voor binnenlandse vluchten, zoals Bloemfontein, Kimberley, Durban en George. Daarnaast zijn er talloze kleine vliegvelden voor lokaal vliegverkeer. De nationale vliegmaatschappij is de South African Airlines (SAA). De Afrikaanse naam was voorheen Suid-Afrikaanse Lugdiens. Behalve internationale vluchten voert de SAA ook binnenlandse vluchten uit. Op dit gebied heeft de SAA echter concurrentie gekregen van goedkope vliegmaatschappijen, zoals kulula.com, 1Time.com en anderen. Treinen en bussen Behalve met het vliegtuig kunt u ook per trein of bus reizen. Er zijn diverse lange afstandstreinen tussen de grote steden. Bekend is de Bloutrein, een zeer luxueuze (en dure) trein tussen Pretoria en
63
Kaapstad. Daarnaast is er een uitgebreid net van lijnbusdiensten, die de voornaamste grote plaatsen met elkaar verbindt. Voor vervoer tussen de voorsteden en het centrum van grote steden zijn er bussen en soms voorstedelike treinen. Maakt u gebruik van ‘voorstedelijke’ treinen, die de binnenstad van grote steden als Kaapstad en Johannesburg met de buitenwijken verbinden, reis dan uit veiligheidsoverwegingen eerste klas. In het algemeen geldt dat bij gebruik van openbaar vervoer het veiligheidsaspect goed in het oog moet worden gehouden. Vraag de lokale bevolking of het veilig is met de trein of bus te rijden. Bij een bushalte / busstop kunt u in- en uitstappen of overstappen (inklim, afklim, oorklim). Op het bordje bij de bushalte zult u zien staan: Staan hier tou of in het Engels Queue here. Dit betekent dat u netjes in de rij moet gaan staan. Dus geen gedrang bij het in- en uitstappen! Net als in Nederland is de busroute verdeeld in zone's, trekke (enkelvoud: trek). U kunt dus zeggen : "'n Reisiger betaal R 5 vir hierdie trek". U kunt kaartjes kopen bij de bestuurder (chauffeur) of een boekje met kaartjes bij een kaartverkoopkantoor op het busstation. Stoomtreinen Liefhebbers van stoomtreinen kunnen in Zuid-Afrika hun hart ophalen in de Outeniqua Choo-tjoe, de Apple Express of de Rovos Rail. Speciale woorden: afdraaipad afdraand(-e) afklim bakkie battery
afrit, afslag helling (naar beneden) uitstappen (uit bus, trein, vliegtuig) kleine vrachtauto accu
64
bestuurder boetebessie (populair) briek (populair) bromponie domkrag duikweg eindpuntgebou enjin enjinkap/ motorkap flikkerlig gries (ook w.w.) grondpad huurmotor inklim intou / insleep kaartjie kajuitbeampte kar (populair) kilo koppelaar lorrie / vragmotor lughawe lugredery lugwaardin middelmannetjie motorfiets motorhawe motorhuis motorkar / kar motorverhuur nasionale pad ompad
1. chauffeur 2. directeur van een bedrijf vrouwelijke parkeerwachter rem (algemeen gebruikt: rem) lichte motorfiets, scootertje krik viaduct terminal motor (mechanische deel) motorkap richtingaanwijzer vet, smeer, olie (smeren, invetten) niet verharde, ongeasfalteerde weg 1. huurauto 2. taxi instappen slepen kaartje steward(ess) auto (algemeen gebruikt: motor) afkorting van kilogram èn kilometer koppeling vrachtwagen vliegveld luchtvaartmaatschappij stewardess middenberm motor garage (voor benzine en reparaties) garage (bij het huis) auto autoverhuurbedrijf autosnelweg wegomlegging
65
onderdakparkering oorklim opdraand pad (meerv. paaie) padkaart padkafee / inrykafee padkos padvark padwerke voor! padwerke paneelbord paneelklopper paneelwa papband petrol (populair) petrolstasie (populair) platform ratkas registrasienommer robot (polulair) ry ryloop ryloper sirkel sitplekgordel skaatsplank skopfiets slaggate spoedbeperking spoedlokval spoedwalle
parkeergarage overstappen helling (naar boven) weg wegenkaart wegrestaurant eten voor onderweg wegpiraat werk in uitvoering! werk aan de weg dashboard uitdeukbedrijf bestelauto lekke band benzine (ook: brandstof) benzinestation, pompstation (ook vulstasie) perron versnellingsbak kenteken verkeerslicht (ook verkeerslig) rijden/vliegen/varen: jy ry met ’n motor; ’ n vliegtuig; ‘n boot liften; ook duimry/ duimgooi) lifter; ook duimryer, duimgooier rotonde veiligheidsriem skateboard autoped gaten in de weg maximum snelheid snelheidscontrole verkeersdrempels
66
stasie stofpad sypaadjie teerpad tonnel tou staan trek (mv. trekke) trurat truspieël venster verbypad verbysteek vergasser verkeerskonstabel (verkeers)wisselaar verkoeler versteekte toegang vierspoedratkas voetoorgang vonkprop vulstasie zebrastrepe
station ongeteerde weg, zandweg trottoir geteerde weg tunnel in de rij staan zone versnelling voor achteruit achteruitkijkspiegel raam snelweg om een stad/dorp heen inhalen, passeren carburateur verkeersagent (verkeers)knooppunt radiator niet goed zichtbare uitrit versnellingsbak met vier versnellingen zie: zebrapad bougie benzinestation zebrapad
67
9. ONDERWIJS Het eerste wat een Nederlander opvalt als hij scholen in ZuidAfrika bezoekt, is de 'skooldrag'. Alle schoolkinderen dragen speciale schooluniformen, met daarop het wapen van de school. Eén van de voorbeelden van sterke Engelse invloed op het onderwijs in Zuid-Afrika. Momenteel is het onderwijs sterk in beweging. In de grondwet van 1996 is een nieuw onderwijsplan opgenomen: het z.g.n. Kurrikulum 2005. In didaktische aanpak verschilt het nieuwe systeem nogal van het oude. Het is een stelsel van 'uitkomsgebaseerde onderwys'. Het onderwijs wordt voortaan nationaal geregeld en niet meer provinciaal. In 1998 is men begonnen met de geleidelijke invoering van het nieuwe systeem. Omdat gedurende een aantal jaren beide systemen naast elkaar zullen blijven bestaan, wordt de opbouw van beide stelsels behandeld.
VOORSCHOOLS ONDERWIJS Vanaf hun zevende jaar moeten kinderen naar school. Indien de ouders dit wensen kunnen zij hun kinderen daarvóór pre-primêre onderwys laten volgen op een kleuterskool.
LAGER EN MIDDELBAAR ONDERWIJS Oude systeem: Het primêre onderwys of de laerskool begint met graad 1 daarna graad 2 (ook Sub A en Sub B of Klas 1 en Klas 2 genoemd) en vervolgens standerd 1 tot en met standerd 5. Na de laerskool komt de hoërskool (middelbare school): van standerd 6
68
tot en met 10. Van een leerling in de eindexamenklas (standerd 10) wordt gezegd: hij zit in matriek of hij skryf 'hierdie jaar' matriek. Matriek kan op verschillende niveaus (met verschillende keuzepakketten) gedaan worden. Bij het hoogste niveau krijgt men matriekvrystelling (universiteitstoelating). Kurrikulum 2005 Volgens het nieuwe leerplan Kurrikulum 2005 wordt het onderwijs verdeeld in 'Bande' en 'Vlakke'. De leerlingen worden leerders genoemd en de leraren fasiliteerders. Er zijn 3 Bande. Eerste Band: Algemene onderwijs en opleiding: graad 1 tot graad 9 (oud: sub A tot st. 7) of tot een leeftijd van 15 jaar. Dit onderwijs is verplicht en gratis. Aan het einde bereikt een leerling Vlak 1 en krijgt een Algemene Opvoeding en Onderwys Sertifikaat. Tweede Band: Verdere Onderwys en Opleiding graad 10 tot 12 (oud: St. 8 tot St. 10) is niet verplicht. Elk jaar bereikt de leerling een hoger vlak. Graad 12 (Vlak 4) is gelijk aan het huidige matriek. Ook dan ontvangt de leerling een certificaat. Derde Band: Hoger Onderwijs en Opleiding. Hiertoe behoort studie aan kolleges, technikons en universiteiten in waar certifikaten, diploma’s en graden behaald kunnen worden. Voertaal De voertaal op de scholen en universiteiten was jarenlang hoofdzakelijk Engels of Afrikaans. Het Engels verdringt echter het Afrikaans steeds meer. Er zijn ook dubbel medium onderwijsinstellingen waar in het Afrikaans én het Engels les gegeven wordt en parallel-medium, met lessen in het Afrikaans, het Engels of één van de zwarte talen. Naast staatsscholen zijn er ook privaatskole. Klaskapteins en prefekte Termen als klaskaptein, prefek, hoofseun, hoofdogter/meisie zijn ons
69
onbekend. Maar in Zuid-Afrika hoor je ze op elke school. Een klaskaptein zou men een klasse-oudste kunnen noemen. Daarnaast zijn er prefekte, oudere leerlingen uit hoogste twee klassen, die op grond van hun leiderskwaliteiten door leerlingen en personeel gekozen zijn en samen een soort leerlingenraad vormen. Aan het hoofd hiervan staan de hoofseun en hoofdogter, geassisteerd door onder-hoofseun en onderhoofdogter. Zij vertegenwoordigen de leerlingen en hebben bepaalde verantwoordelijkheden in het schoolgebeuren en genieten een zekere mate van autoriteit over hun medeleerlingen. Schooluren en vakanties Wat schooluren en vakanties betreft: de meeste scholen beginnen even voor of na 8.00 uur. Rond 13.00 uur sluiten de scholen. Er is geen middagpauze. Viermaal per jaar krijgen de kinderen vakantie. De 'grote vakantie' valt in december / januari. Dan is het zomer in Zuid-Afrika. Het nieuwe cursusjaar op school en universiteit begint dan ook in januari en niet in september, zoals in Europa. Evenals in Nederland variëren de data van de schoolvakanties jaarlijks.
TERTIAIR ONDERWIJS EN UNIVERSITEITEN Op een Tegniese Kollege worden middelbare beroepsopleidingen aangeboden. Een Technikon is een instelling voor hogere beroepsopleidingen. Aan een Onderwyskollege kan men voor onderwijzer studeren. Zuid-Afrika had 17 universiteiten. Een aantal daarvan zijn samengevoegd en hebben nu andere namen. De Potchefstroomse Universiteit vir Christelike Hoër Onderwys (PU vir CHO) heet nu de Noord-Wes-Universiteit en heeft drie campussen: Potchefstroom, Mafeking en de Vaaldriehoek (Vanderbijlpark). De Randse Afrikaanse Universiteit (RAU) is samengevoegd met de
70
Johannesburgse Technikon en heet nu Universiteit van Johannesburg. De Universiteit van Port Elizabeth (UPE) vormt samen met de Port Elizabeth Technikon de Nelson Mandela Metropolitan University. Medunsa (Mediese Universiteit van Suid-Afrika) is samengesmolten met de Universiteit van die Noorde tot de Universiteit van Limpopo. De meeste universiteiten zijn residensiële universiteiten met woongeriewe (koshuise) voor studenten. Vista en de Universiteit van Suid-Afrika (UNISA) zijn universiteiten met afstandsonderig. UNISA is de grootste schriftelijke universiteit in Afrika. De universiteiten zijn volgens het Engelse systeem ingericht. Men kent de graden: Baccalaureus, Honneurs, Magister en Doktor (vergelijkbaar met het Nederlandse stelsel van: propedeuse, doctoraal-examen en promotie). Afhankelijk van de richting waarin men studeert is dit een B.A. (Baccalaureus Artium) (Letteren), B.Sc. (B.Scientiae) (Natuurwetenschappen), B.Comm. (B.Commercii) (Handel en Economie), B.Mus. (Muziek), B.Cur. (Verpleegkunde) etc. Een Honneursgraad kan men een jaar na de Baccalaureusgraad halen. In tegenstelling met een propedeuse is een Baccalaureusgraad een afgerond diploma. Als men wil kan men verder studeren voor een Magistergraad (M.A., M.Sc. etc. etc.) en vervolgens voor een Doktorsgraad. B.v.: Ph.D. (Philosophiae Doctor) of D.Litt. et Phil. (Doctor litterarum & Philosofiae) (Letteren en Wijsbegeerte). In de rechtswetenschap kan men b.v. een LL.B (Legum Baccalaureus) of LL.M (Legum Magister) behalen. De graden worden tijdens een speciale plechtigheid, de gradeplegtigheid, uitgereikt, waarbij schitterende toga's gedragen worden door docenten en studenten. De theologische faculteit van de Universiteit van Stellenbosch wordt ook wel Kweekskool genoemd. Deze is gevestigd in de oude Drostdij in de Dorpstraat van Stellenbosch.
71
Behalve de bovengenoemde universiteiten zijn er nog de volgende universiteiten: University of Cape Town (UCT) in Kaapstad Universiteit van die Vrystaat (UVS) te Bloemfontein Universiteit van Pretoria (UP) Universiteit van Stellenbosch (US) Universiteit van Wes-Kaapland (UWK) University of the Witwatersrand (Wits) te Johannesburg Rhodes University in Grahamstad Studenten van bepaalde universiteiten hebben bijnamen: Matie student van de Universiteit van Stellenbosch Puk/Pukkie ( mv.: Pukke) student van PU vir CHO Kovsies student van de UOVS [vroeger UKOVS: Universiteitskollege van die Oranje Vrystaat] Tukkie student van de Universiteit van Pretoria [vroeger TUK: Transvaalse Universiteitskollege] Ikey student van UCT [verkleinnaam van de Joodse voornaam Isaac] Speciale woorden: boeke merk schriften (proefwerken) nakijken buitemuurse 'deeltijdse' (studenten) deeltyds parttime departement 1. studierichting, vakgroep 2. ministerie druip zakken eksamen skryf examen doen H.O.D. Hoër Onderwys Diploma hoërskool middelbare school jool studentenfeest ten bate van een goed doel klas / klasdraf college, les / college lopen klaskamer schoollokaal; collegezaal
72
leraar predikant (niet: leraar) matriek (skryf) 1. in de eindexamenklas zitten 2. eindexamen doen nagraads na het BA/BA-honneurs navorsing wetenschappelijk onderzoek navorsing doen wetenschappelijk onderzoek doen onderwyser 1. onderwijzer 2. leraar onnie (populair) 1. onderwijzer 2. leraar skoolhou lesgeven stokkiesdraai spijbelen swot (hard) studeren, blokken; (swot vir 'n ook: ek swot medies = ik studeer medicijnen) vir 'n pos skiet solliciteren (met name) in het onderwijs voltyds full time voorgraads studie voor de BA-graad
eksamen;
ANALFABETISME Een groot deel van de (oudere) Zuid-Afrikaanse bevolking kan evenwel niet lezen of schrijven. In 1998 schatte men dat 50% van de bevolking analfabeet was. De regering en andere instanties proberen door geletterheidsprogramme iets aan dit probleem te doen.
73
10. GODSDIENST Godsdienst speelt een grote rol in Zuid-Afrika. Volgens de census van 2001 is ongeveer 80% van de bevolking lid van een christelijke kerk, zowel van christelijke kerken met Europese wortels als onafhankelijke Afrika-kerken. gerekend. Daarnaast bestaat er een kleine groep Moslims en Hindoes Nog een groot deel ( 18%) van de zwarte bevolking houdt vast aan het traditionele vooroudergeloof
CHRISTELIJKE KERKEN Afrikaanstalige kerken Van de Afrikaanssprekende kerken is de Nederduits Gere-formeerde Kerk (NGK) de grootste en de oudste. De NGK is in feite een kerkfamilie en bestond tot 1994 uit vier afzonderlijke kerkverbanden: de NG Kerk (blanke moederkerk, sinds 1986 open voor alle rassen); de NG Sendingkerk (NGSK) (Kleurling-gemeenschap); de NG Kerk in Afrika (NGKA) (Zwarte gemeen-schap) en de Engelssprekende Reformed Church in Afrika (Indiërs). In 1994 gingen de NG Kerk in Afrika en de NG Sendingkerk samen in de Verenigende Gereformeerde Kerk van Suid-Afrika. Daarnaast bestaan de Nederduitsch Hervormde Kerk (NHK) en de Gereformeerde Kerk (GK) - in de volksmond Dopperkerk genoemd. (Gatjieponders is de bijnaam die "Doppers" gebruiken voor leden van de andere Afrikaanssprekende kerken).8 Deze drie Afrikaanse 8
Het woord is een verbastering van 'gatjaponne' en verwijst naar een zwart, tot de knieën reikend kledingstuk dat vroeger door de ouderlingen en diakenen van de andere Afrikaanse kerken bij deftige gelegenheden gedragen werd.
74
susterkerke hebben sterke historische banden met Nederland. Verder is er een Afrikaanse Protestantse Kerk (APK) - in 1987 afgescheiden van de NGK, uitsluitend voor blanken - en zijn er verschillende Pinkstergroepen, zoals de Apostoliese Geloofsending (AGS) en Charismatische bewegingen. Engelstalige kerken De oorspronkelijk uit Engeland afkomstige kerken zoals de Methodistenkerk, de Anglicaanse, Presbyteriaanse en Kongregationalistische kerken vormen samen met de Lutherse kerken de SA Raad van Kerke (SARK) of SA Council of Churches (SACC) Een kleine tien procent van de bevolking behoort tot de RoomsKatholieke Kerk. Tachtig procent van haar leden zijn zwarten. Afrika-onafhankelijke kerken Een groot deel van de zwarte bevolking behoort tot één van de vele onafhankelijke Christelijke zwarte kerken; de grootste hiervan is de Zion Christian Church (ZCC). De leden zijn herkenbaar aan hun opvallende kerkklere op zondag en het insigne van de ZCC, dat zij dagelijks op hun kleren dragen. Elk jaar met Pasen houden de Zionisten een grote bijeenkomst in Moria bij Pietersburg. OVERIGE Moslims en Hindoes De aanhangers van de Islam vindt men voornamelijk onder de Kaapse Maleiers. Het aanzicht van de nog uit de 17de eeuw daterende Maleierbuurt, de Bokaap in Kaapstad wordt beheerst door minaretten en moskeeën. De huistaal van deze gemeenschap is hoofdzakelijk Afrikaans. Vooral onder de Indiërbevolking in Durban en omgeving heeft de Hindoe-regeligie veel aanhang.
75
Vooroudergeloof Bijna zes miljoen Zuid-Afrikanen, 18% van de bevolking, houden nog vast aan de traditionele zwarte godsdienst, waarin vooroudergeloof, toordokters (toverdokters), mutie (tovermedicijn) en dolosgooiers een grote rol spelen. Dolosgooiers zijn toverdokters die dolosse, speciale botjes van een schaap of rund op de grond gooien en uit de wijze waarop die botjes dan komen te liggen, de toekomst voorspellen. Speciale woorden: bediening boekevat doepa
ambt van predikant huisgodsdienstoefening 1. (ww) betoveren 2. tovermiddel, liefdesdrank 3. doping dolosgooier zwarte toverdokter die met behulp van het gooien van dolosse (speciaal botje van de poot van schaap of rund) de toekomst voorspelt leraar predikant moderator voorzitter van de synode moderatuur uitvoerende raad van de synode moroeti zendeling, dominee mutie (tover)medicijn Nagmaal Heilig Avondmaal proponent theologisch kandidaat ring classis sangoma toverdokter tokkelok bijnaam voor een theologisch student tokkelos(sie) denkbeeldig, klein harig boemannetje, watergeest toordokter toverdokter, medicijnman
76
11. SPORT, CULTUUR EN VERMAAK
SPORT In Zuid-Afrika geniet sport grote belangstelling en populariteit. Goede sportprestaties zijn erg belangrijk. Vele Zuid-Afrikanen vermelden in hun curriculum vitae naast hun diploma's en academische kwalificaties ook hun sportprestaties! Geliefde sporten zijn rugby, cricket en voetbal (sokker). Het nationale voetbalteam Bafana Bafana (onze jongens) werd in 1996 kampioen van Afrika. Springbokke is de naam van het nationale rugbyteam en Proteas van het nationale cricketteam. In het bestek van dit boekje voert het te ver om alle Afrikaanse equivalenten van de vaktermen uit de diverse sporten te noemen. Bij Boeresport vinden allerlei oude volksspelen plaats die dateren uit de tijd van de Voortrekkers, b.v. jukskei. Speciale woorden: afrigter branderplank branderry draf hekkiesloop kompetisie krieket pluimbal netbal rolbal sokker / sokkerspan span / spangees stokpertjie
trainer surfplank surfen hardlopen hordenloop wedstijd; concurrentie cricket badminton soort korfbal (sport speciaal voor meisjes) bowling voetbal / elftal team / teamgeest hobby
77
UITVOERENDE KUNSTEN Sinds de opening van de Afrikaanse Schouwburg in 1801 op het Boerenplein (nu Van Riebeeckplein) in Kaapstad - de eerste in Afrika is er heel wat gebeurd op het gebied van de Uitvoerende Kunste. Met name na de Tweede Wereldoorlog was een sterke groei te constateren. Na 1994 is de regeringssubsidie voor ‘Westerse’ kunstvormen echter drastisch ingeperkt. Diverse grote orkesten zijn ontbonden of voeren een moeizame strijd om voort te bestaan. Grote bekendheid heeft het Soweto String Quartet verworven. Ook het Drakensberg Seunskoor (jongenskoor) bestaat nog steeds en geniet internationale faam even als het Libertas-koor uit Stellenbosch. In Zuid-Afrika gebruikt men het woord ‘afrig’ niet alleen voor het trainen van een hond of een ander dier. In de sport en de muziek worden mensen ook ‘afgerig’. Men kan zeggen: “die dirigent het sy koor baie mooi afgerig.” Er worden er regelmatig koor-, muziek- en kunstwedstrijden gehouden, zoals de internationale 'UNISAmusiekkompetisie in Pretoria. Bekende cultuurcentra zijn de Kunstekaap (voorheen Nico Malan Teater) en het Baxter Teater in Kaapstad, het Staatsteater in Pretoria, het Market Theater in Johannesburg, het Natal Playhouse in Durban en het Sand du Plessis-teaterkompleks in Bloemfontein. Ook in de stadsaal (stadhuis/gemeentehuis) van menige stad bevindt zich een gehoorzaal, waar concerten en opvoeringen gegeven worden. Na het succes van het (Engelstalige) National Arts Festival. van Grahamstad en het Afrikaanstalige Klein Karoo Nasionale Kunstefees in Oudtshoorn en Aardklop in Potchefstroom organiseren steeds meer dorpen en steden jaarlijks terugkerende ‘kunstefeeste’. Zo kent Stellenbosch bijvoorbeeld reeds enkele jaren het Woordfees
78
Kaartjes voor concerten, opera, toneel en filmvoorstellingen kunt u kopen bij Computicket, met vestigingen in alle grote winkelcentra. Of via internet.
Boeremusiek Boeremusiek is lichte muziek, gebaseerd op Afrikaanse volksliedjes en volkswijsjes met de konsertina (soort trekharmonika) als voornaamste muziekinstrument. In de volksmond heet dit sakkie-sakkie-musiek. Luisterliedjies is een genre lichte muziek, waarvan de tekst een heel belangrijk element vormt.
KUNSTMUSEA Voor liefhebbers van beeldende kunst en kunstmusea is er genoeg keus. In Kaapstad is het Suid-Afrikaanse Nasionale Kunsmuseum. Bekend zijn ook de Michaelis-versameling in het 'Old Town House' op het Groenmarkplein en de William Fehr-versameling in het Kasteel met kunst en voorwerpen daterend uit de V.O.C.-tijd. Alle grote steden hebben hun eigen kunsmuseums waarin zowel Europese als moderne Zuidafrikaanse kunstwerken tentoongesteld worden. Daarnaast zijn er tientallen kleinere galeries met interessante kunsuitstallings. Tot de oudste bekende Zuidafrikaanse schilders behoren enkele oudNederlanders: Pieter Wenning (1873-1921) en Frans Oerder (18671944). De beroemde J.H. Pierneef was een zoon van Nederlandse immigranten, die een deel van zijn jeugd in Nederland doorbracht en daar zijn opleiding ontving. Ook Anton van Wouw (1862-1945) de beeldhouwer van het Paul Kruger-standbeeld op het Kerkplein in Pretoria en het Vrouemonument in Bloemfontein was een Nederlander.
79
KULTUURHISTORISCHE MUSEA Er zijn vele kultuur-historiese en opelug-museums. Het SuidAfrikaanse Kultuurhistoriese Museum in Kaapstad en kleinere musea zoals Groot Constantia, het Koopman-de Wet Huis, het Bo-Kaap Museum en het Kasteel geven een indruk van het leven in de tijd "toen die Kaap nog Hollands was". Uit die tijd dateert ook de KaapsHollandse bouwstijl met zijn schitterende gevels. Een goed beeld van de Afrikanergeschiedenis (Grote Trek, AngloBoerenoorlogen) krijgt men in het Nasionale Kultuur-historiese en Opelugmuseum in Pretoria, waartoe b.v. ook het Voortrekkerhuisie in Silverton en het Willem Prinsloo-Landboumuseum behoren en het Oorlogmuseum van die Boererepublieke in Bloemfontein. Ook zijn er talloze speciale musea, zoals natuur-historische, militaire, geologische en mijnmusea. Het Mayibuye Centrum van de Universiteit Wes-Kaapland is een museum en documentatiecentrum over de apartheid en de strijd daartegen. Na 1994 wordt er meer aandacht besteed aan de geschiedenis van de zwarte bevolking, zowel in musea als door het oprichten van nieuwe gedenktekens. Bijvoorbeeld: de gevangenis op Robbeneiland, waar Nelson Mandela lange tijd gevangen zat.
AFRIKA-KULTUUR De laatste jaren is er een groeiende interesse voor kunst, stoelend op de cultuur en tradities van Afrika. Het werk van zwarte schrijvers, dichters, dansgroepen en toneelgezelschappen en inheemse en 'township' (schilder)kunst krijgen meer bekendheid en erkenning, zowel nationaal als internationaal. Tot de oudste inheemse kunst behoren de Boesmantekeninge, rotstekeningen, die men op vele plaatsen aantreft.
80
RADIO, TV en FILM In 1923 vond de eerste radio-uitzending plaats. De TV deed pas in 1976 haar intrede. Het Afrikaanse woord beeldradio voor TV heeft weinig ingang gevonden. Meestal spreekt men van TV (uitgesproken op z'n Engels als . De meeste uitzendingen van radio en TV worden verzorgd door de SABC (South African Broadcasting Corporation), een staatsomroep. Deze omroep heeft een groot aantal radiodiensten met uitzendingen in verschillende talen. Radio sonder Grense verzorgt Afrikaanstalige radioprogramma's. Daarnaast bestaan er ook enkele commerciële stations. Op de TV zijn uitzendingen in de verschillende landstalen. Sinds 1986 bestaat het M-Net, een subskripsietelevisiediens (een zender waarop men zich kan abonneren) en satellietTV. Kyknet is de naam van een Afrikaanstalige subskriptietelevisie. Alleen abonnees kunnen de programma’s volgen. Wilt u een avond na die fliek gaan of, om het populair te zeggen, gaan fliek (naar de film gaan) dan gaat u naar een teater, ook fliek genoemd.
Speciale woorden: aanbied aanbieder Africana drama fliek (gaan -) fotoverhaal gesogte inryteater intekenaar
(een programma) presenteren presentator boeken, meubels en andere voorwerpen van historisch belang i.v.m. Afrika. toneelstuk film (naar de bioscoop gaan) stripverhaal bestaande uit een reeks foto’s met daaronder een korte tekst populair, fel begeerd bioscoop in de openlucht abonnee
81
radiodrama riller rolprent roofkyker ruk-en-rol-musiek spertyd speurder speurverhaal strokiesverhaal teater televisielisensie uitsaai uitsaaityd veldfliek verhoog visenteer uitstalling
hoorspel thriller film zwartkijker (TV) rock 'n roll-muziek sluitingsdatum voor kopij, deadline [spertijd (Ned.) = klokreël (Afr.)] detective detectiveverhaal stripverhaal 1. schouwburg, bioscoop 2. operatiekamer betalingsbewijs van luister-en kijkgeld uitzenden zendtijd bioscoop in de openlucht podium, toneel fouilleren tentoonstelling
HOTELS EN RESTAURANTS Na 1994 heeft het toerisme een hoge vlucht genomen in Zuid-Afrika. In de daarop volgende jaren zijn veel nieuwe hotels, vakantieoorden, gastenhuizen, restaurants en allerlei gezellige eetplekkies verrezen. Speciale woorden aptytwekker dinee dop(pie) (pop.) eetluswekkertjie eetplek
aperitief diner glaasje (sterke) drank ; ook sopie aperitief restaurant, café
82
eetsalon ete funksie geselligheid loopdop (pop.) middagete nagereg noenmaal onthaal partytjie poeding restourant skemerkelkie skemerpartytjie spyskaart vingerete vonkelwyn voorgereg vrugtekelkie
restauratie (in de trein) 1. eten 2. diner 1. plechtigheid 2. receptie 1. gezelligheid 2. feestje afscheidsdrankje; een glaasje op de valreep middagmaal dessert (deftig) middagmaal officiële ontvangst feestje 1. pudding 2. dessert restaurant cocktail, drankje cocktailparty menu soort koud of warm buffet soort champagne hors d'oeuvre fruitcocktail
Bedienend personeel in restaurants en taxichaffeurs verwachten een fooitjie (fooi) van 10% van de rekening, tenzij op de rekening is aangegeven dat de bediening inclusief is.
83
12. ZIEKTE EN ZIEKENHUIS Niemand zal u toewensen om tijdens uw reis naar Zuid-Afrika ziek te worden of in een ziekenhuis te worden opgenomen. U zult echter de nodige voorzorgsmaatregelen dienen te nemen door een goede reis- en ziektekostenverzekering af te sluiten.
In geval van ziekte kunt u een afspraak (afspraak of bestelling (pop.) maken bij een dokter (ook: mediese praktisyn genoemd) en in ernstige gevallen gaat u onmiddellijk naar de ongevallenafdeling van het hospitaal (ziekenhuis). U krijgt van de dokter een voorskrif (recept) voor medicijnen, die u in de apteek (een combinatie van drogist en apotheek) kunt halen bij een toonbank waarboven staat: voorskrifte/prescriptions. U moet contant betalen. Bij veel grote supermarkten zijn ook medicijnen zoals aspirientjes te koop, evenals sanitêre doekies (maandverband). In het Afrikaans gebruikt men de uitdrukking pille drink in plaats van pillen slikken. Voor bezoekers uit Nederland zijn geen vaccinaties vereist. Wel wordt het gebruik van anti-malariapillen aanbevolen bij bezoek aan TransvaalLaagveld, het Kruger Nationale Park en de natuur- en wildparken in de provincie Kwazulu/Natal. In geval van twijfel: vraag altijd uw huisarts. Ga nooit zwemmen of pootjebaden in stilstaand of nauwelijks stromend water. Doet u dit wel dan loopt u kans bilharzia op te lopen, een ziekte veroorzaakt door larven in open water, die lever, darmen en nieren aantasten Dit geldt vooral voor Transvaal, Kwazulu/Natal en de OostKaap. Drink op het platteland ook geen water zomaar uit een buitenstaande kraan. Het water in de huizen en de hotels kunt u meestal wel zo drinken. HIV/Aids is een grote epidemie geworden in Zuid-Afrika. Vooral onder de zwarte bevolking. Een op de vijf mensen is hiv-positief.
84
Speciale woorden: aansteeklike siekte aar apteek besering bloedoortapping breinvliesontsteking broeikas(baba) buitepasiënt dwelmmiddels drip duitse masels genadedood gesigsgestrem gestrem harsings harsingskudding hartbeklemming hartlyer hartoorplanting hartversaking (heg)steke hospitaal inflammasie inspuiting intensiewe sorg kleintongetjie klem-in-die-kaak koorspen maag maagwerking
besmettelijke ziekte ader drogist, apotheek verwonding bloedtransfusie hersenvliesontsteking couveuse(-baby) poliklinische patiënt verdovende middelen infuus rode hond euthanasie slechtziend gehandicapt hersenen hersenschudding angina pectoris hartpatiënt harttransplantatie ziektetoestand waarin het hart niet meer goed functioneert hechtingen ziekenhuis ontsteking injectie intensive care huig tetanus thermometer buik, maag diarree
85
maermaakpille mangels matrone mediese (hulp)skema noodhulp omgekrapte maag oordraagbare siekte oortrommel / oordrom opelyf pampoentjies pille drink plate neem ruggraat seermaak sanitêre doekies skarlakenkoors slukderm sonar sonbrandolie teater teatersuster teenliggaam vel veloorplanting vigs voorskrif witseerkeel X-strale
vermageringtabletten amandelen hoofdzuster ziektekostenverzekering eerste hulp ingewanden van streek besmettelijke ziekte trommelvlies stoelgang de bof medicijnen slikken röntgenfoto's nemen ruggengraat pijn doen maandverband roodvonk slokdarm echo zonnebrandolie 1. operatiekamer 2. theater operatiezuster antistof huid huidtransplantatie aids doktersrecept difterie röntgenstralen
86
13 STAATSINRICHTING
De verkiezingen van 27 april 1994 hebben grote veranderingen teweeg gebracht in Zuid-Afrika. Er kwam voor het eerst een democratisch gekozen regering. De staatsinrichting veranderde. Er kwam een nieuwe provinciale indeling. De eerste president van het nieuwe Zuid-Afrika, president Nelson Rolihlahla Mandela, werd op 10 mei 1994 ingehuldigd te Pretoria.
NATIONALE REGERING Het land wordt geregeerd door een president bijgestaan door een uitvoerende adjunk-president en een kabinet met ministers. Het parlement, de wetgevende vergadering, bestaat uit twee 'kamers', nl.: de Nasionale Vergadering met 400 leden, LP's genoemd (Lid van die Parlement) onder voorzitterschap van een speaker en de Nasionale Raad van Provinsies met 90 leden, 10 uit elk van de 9 provincies. Het parlement zetelt in Kaapstad. De ministeries zijn echter in Pretoria gevestigd, de administratieve hoofdstad van ZuidAfrika, o.a. in het in 1910 door de architect Herbert Baker ontworpen Uniegebou. Het Konstitusionele Hof is een onafhankelijk lichaam dat toezicht houdt op de correcte uitvoering van de grondwet.
PROVINCIAAL BESTUUR Tot 1994 bestond Zuid-Afrika uit 4 provincies: Kaapprovincie, Natal, Oranje-Vrijstaat en Transvaal. Ook waren er vier tuislande, zelfregerende zwarte gebieden: Transkei, Bophuthatswana, Venda en
87
Ciskei, (TBVC-lande). Deze 'tuislande' zijn opgeheven en maken nu weer deel uit van de Republiek Zuid-Afrika. In 1994 vond een provinciale herindeling plaats en kwamen er 9 provincies. Aan het hoofd van de provinciale regering staat een premier bijgestaan door een Provinsiale Uitvoerende Raad. Leden van deze Raad worden LUR's genoemd (Lid van die Uitvoerende Raad). Het provinciale 'parlement' heet Provinsiale Wetgewer en zijn leden staan bekend als LW's (Lid van die Wetgewende Raad).
Hier volgen de 9 provincies met hun hoofdsteden en hoofdtaal: Weskaap / Western Cape
Kaapstad
Afrikaans
Noordkaap / North Cape
Kimberley
Afrikaans
Ooskaap / Eastern Cape
Bisho
Xhosa
Noord-Wes / North-West
Mmabatho/Mafeking
Tswana
Vrystaat / Free State
Bloemfontein
Sotho
Gauteng
Johannesburg
div. talen
Kwazulu/Natal
Pietermaritzburg /Ulundi
Zoeloe
Noord-Transvaal/
Pietersburg
Sotho
Nelspruit
Swazi
Northern Transvaal Mpumalanga
88
OPENBARE FEESTDAGEN 1 januari
Nuwejaarsdag
21 maart
Menseregtedag
Goede Vrijdag
Goeie Vrydag
Tweede Paasdag
Gesinsdag
27 april
Vryheidsdag
1 mei
Werkersdag
16 juni
Jeugdag
9 augustus
Nasionale Vrouedag
24 september
Erfenisdag
16 december
Versoeningsdag
25 december
Kersdag9
26 december
Welwillendheidsdag
Vergelijkt men de openbare feestdagen van voor 1994 met die daarna dan valt op dat alleen Nieuwjaar en enkele Christelijke feestdagen zijn over gebleven, zoals Goede Vrijdag, Tweede Paasdag en de beide Kerstdagen. Hemelvaartsdag werd geschrapt als openbare feestdag. De vakantiedag op 1 mei, internationaal gevierd als 'Dag van de Arbeid', bleef gehandhaafd. Drie feestdagen, die 'blanke' geschiedkundige gebeurtenissen herdachten, werden afgeschaft nl.: Stigtersdag: 6 april Voorheen ook Van Riebeeckdag genoemd, ter herinnering aan de landing van Jan van Riebeeck in de Tafelbaai op 6 april 1652.
9
De avond voor Kerst heet oukersaand .
89
Krugerdag: 10 oktober. Ter ere van de geboortedag van Paul Kruger op 10 oktober 1825 Republiekdag: 31 mei Ter herinnering aan de proclamatie van de Republiek van Suid-Afrika op 31 mei 1961. 16 december werd als feestdag gehandhaafd maar kreeg een nieuwe naam: Versoeningsdag. Vroeger heette deze dag Geloftedag of Dingaansdag ter herinnering aan de slag bij Bloedrivier in 1838 toen de Voortrekkers de Zulu-impi's onder koning Dingane versloegen. De nieuwe feestdagen hebben ook een geschiedkundige achtergrond. Zij herinneren aan gebeurtenissen uit de strijd tegen de apartheid: 21 maart: Menseregtedag. Voorheen werd deze dag ook wel Sharpeville-dag genoemd, de dag waarop het bloedbad bij Sharpeville, op 21 maart 1960 wordt herdacht. 27 april: Vryheidsdag. Ter ere van de eerste democratische verkiezingen in Zuid-Afrika op 27 april 1994. 16 juni: Jeugdag. Ter herinnering aan de scholierenopstand in Soweto 16 juni 1976. 9 augustus: Nasionale Vrouedag. Op 9 augustus 1956 hielden tienduizende vrouwen een mars naar het Uniegebou in Pretoria om de afschaffing van de pasjeswet te eisen. 24 september: Erfenisdag. Deze dag is traditioneel een belangrijke dag in de Zoeloe-cultuur. Shaka, de koning van de Zoeloes, is op 24 september 1828 door zijn twee broers, Mhlangane en Dingane vermoord.
90
NATIONALE SYMBOLEN Volksliederen Zuid-Afrika heeft nu twee volksliederen: naast het oude volkslied Die Stem is ook Nkosi sikelel iAfrika ingevoerd. 'Die Stem' is een gedicht van C.J. Langenhoven uit mei 1918, in 1921 op muziek gezet door ds. M.L. de Villiers. De eerste strofe van 'Nkosi sikelel iAfrika' was oorspronkelijk een hymne, in 1897 geschreven door Enoch Santonga, een methodistische schoolmeester. De officiële versie van het huidige volkslied is een combinatie van ‘Nkosi sikelel iAfrika’, ‘Die Stem’ en ‘The Call of South Africa’ en bestaat uit vijf talen: Xhosa/Zulu (eerste couplet), Sotho (tweede couplet), Afrikaans (derde couplet) en Engels (vierde couplet).
Officiele versie
Vertaling
1. Nkosi Sikelel' iAfrika Maluphakanyisw' uphondo lwayo Yiva imathandazo yethu Nkosi Sikelela Thina lusapho lwayo
Heer, zegen Afrika Mag haar geest hoog oprijzen Hoor onze gebeden Heer zegen ons Uw kinderen
2. Morena boloka setjhaba sa heso O fedise dintwa la matshwenyeho O se boloko, O se boloko setjhaba sa heso, Setjhaba sa South Afrika – South Afrika
Heer, bewaar uw natie Verban oorlog en plagen Bewaar uw natie Zuid-Afrika Uw natie Zuid-Afrika Zuid-Afrika
91
3. Uit die blou van onse hemel, Uit die diepte van ons see, Oor ons ewige gebergtes waar die kranse antwoord gee,
Uit het blauw van onze hemel Uit de diepte van onze zee Over onze eeuwige bergen Waar de kransen antwoord geven
4. Sounds the call to come together And united we shall stand, Let us live and strive for freedom In South Africa our land
Klinkt de oproep samen te komen En verenigd zullen wij staan Laat ons leven en streven naar Vrijheid, in Zuid-Afrika, ons land
Vlag De nieuwe vlag werd in de nacht van 26 op 27 april 1994 voor het eerst gehesen. In de vlag komen de kleuren van alle vlaggen voor, die sinds 1652 gebruikt zijn. De twee groene banen, die ineenvloeien, symboliseren verzoening en samengaan van verleden en toekomst.
92
14. XHOSA, ZULU en NOORD-SOTHO GROETEN Bij groeten en het beantwoorden van een groet maakt het een verschil of u één persoon groet of meerdere personen. De onderstaande conversatie is een voorbeeld van de ontmoeting van persoon A met persoon B. XHOSA A: Goede morgen/middag B: Ook goede morgen/middag A: Hoe gaat het met je? B: Goed! En met jou? A: Tot ziens B: Ook tot ziens / Het ga je goed
Molo Ewe molo Kunjani? / Unjani? Ndiphilile. Unjani wena? Sala kakuhle / Hamba kakuhle Hamba kahle
ZULU A: Goede morgen/middag B: Ook een goede morgen/middag A: Hoe gaat het met je? B: Goed! En met jou? A: Tot ziens B: Ook tot ziens / Het ga je goed
Sakubona / Sawubona Yebo, Sakubona / Sawubona Kunjani? / Unjani? Yebo, Ngisaphila.Wena usaphila na? Sala hahle Hamba hashle
NOORD SOTHO A: Goede morgen/middag: Dumêla B: Ook een goede morgen/middag Ê [letterlijk: ja] A: Hoe gaat het met je? O sa phela na? / O kae? B: Goed! En met jou? A: Tot ziens B: Ook tot ziens. Het ga je goed
Re gona, wena? / Ke gona. Wena o kae? Sala gabotse Sepela gabotse
93
FAQ
IN XHOSA (X), ZULU (Z) EN NOORD-SOTHO(NS)
Hoe heet je?
Wat is je achternaam?
Het spijt mij
Ja
Nee
Dank u:
Wil je thee/ koffie?
Waar woont U?
Wat is uw postadres?
X: Ngubana igama lakho? Z: Ungubani igama lakho? NS: Leina/ Lebitso la gago ke mang? X: Ingabani ifani yakto? Z: Ungubani isibongo sakho? NS: O wa ga mang? X: Uxolo Z: Uxolo NS: Ke nyamilê/ Ke manyani X: Ewe Z: Yebo NS Ê /Ee X: Hayi Z: Cha NS: Aowa X: Enkosi Z: Ngiyabonga [uitspr: in-sja-bonga] NS: Ke a leboga /Ke lebogilê X: Kunjani ngeti / ngekofu? Z: Ufuna itiye/ ikhofi? NS: Na o nyaka teye / kofi? X: Uhlala phi? Z: Uhlalaphi? NS: O dula kae? X: Idilesi yakho ithini? Z:Lithini ikheli lakho leposi? NS: Aterese ya gago ya poso ke efe?
94
AFRIKAANS Aalwee/aalwyn aloë aanbied (ww.) aanbieden, presenteren: radioprogram, kursus aanbied (geven) aanbieder presentator (radio, TV) aand avond aandag aandacht; UITDR: aandag asb! (let op!); Vir aandag – (t.a.v.) aanddrag avondkleding aangaan (ww.) (gaan aan, aangegaan) 1. verder gaan: gaan aan met jou werk 2. te keer gaan: hoor hoe gaan die hoenders (kippen) aan in die hok. 3. gebeuren (in vraagzin): wat gaan hier aan? 4. betreffen: wat my aangaan aankeer (ww.) (aangekeer) 1. in hechtenis nemen: die polisie het die dief aangekeer 2. in een richting laten lopen; opjagen: die vee aankeer kraal toe aaklig akelig aankom (ww.) (aangekom) 1. aankomen 2. OOK: vorderen, vooruitgaan: Sy Afrikaans kom mooi aan [NB: NIET: in gewicht toenemen (Afr: gewig optel)] aanmekaar aan elkaar; aaneen aansit (ww.) (aangesit) 1. aanzitten 2. aanzetten 3. aandoen: oorbelle aansit; ’n das aansit (een das omdoen) aansoek 1. verzoek 2. aanvraag: ‘n aansoek doen vir/om ’n betrekking (solliciteren) [NB: aanzoek (doen) (Ned) = ’n huweliksaansoek (doen) (Afr)]
aansoekvorm aanvraagformulier aansteeklik besmettelijk (ziekte) aar (mv. are) 1. (koren)aar 2. ader aardig 1. onaangenaam, misselijk: ek het aardig gevoel 2. ongemakkelijk, verlegen 3. vreemd, eigenaardig [NB: aardig (Ned) = gaaf, vriendlik, oulik (Afr)] aartappel (mv.-s) aardappel(en) aartappelskyfies patates frites, chips abba (ww.) (geabba) op de rug dragen: die baba word geabba ablusieblok toilet- en wasgerieven (op een camping) afdek (ww.) 1. afdekken 2. die tafel afdek (afruimen) afdraaipad afrit, afslag afdraand helling (naar beneden) affodil narcis afgehaal UITDR: jou afgehaal voel: zich beledigd, vernederd voelen afklim (ww.) (afgeklim) 1. afklimmen, naar beneden klimmen 2. OOK: uitstappen (uit bus, trein e.a.) afneem (ww.) (afgeneem) 1. afnemen 2. OOK: een foto nemen afrig (ww.) (afgerig) 1. africhten van honden / paarden 2. OOK en VOORAL: trainen, oefenen voor sport en muziek: ‘n koor afrig; krieketspelers afrig afrigter 1. trainer 2. koordirigent
95
AFRIKAANS afslag korting [NB: afslag (Ned) = afdraaipad (Afr)] afsterwe (ww.) 1. sterven, overlijden: die datum van afsterwe (sterfdag) 2. afsterven (planten) aftree-oord kompleks bejaardenhuisjes aftree (ww.) 1. aftreden 2. met pensioen gaan aftrekorder machtiging tot automatische overschrijving agtermekaar voor elkaar, in orde, goed geregeld: hy het sy dinge mooi agtermekaar [tegenover: deurmekaar] aikôna! uitroep van protest of ontkenning (ook: haikôna!) aitsa! uitroep van verbazing akkedis hagedis akkerboom eikenboom albaster knikker algemene handelaar 'winkel van Sinkel' alikreukel alikruik (schelp) alleenloper vrijgezel allewêreld! uitroep van verbazing en lichte afkeuring (ook: allawêreld !) almanak kalender [NB: almanak (Ned) = boekje met rekenkundige en astronomische opgaven voor een jaar [B.v.: Enkhuizer Almanak] altwee allebei; beide amp ambt amper net niet, bijna: amper laat wees
(bijna te laat zijn); [ NB: zij waren amper op tijd (Ned) = ternauwerlood =amper nie (Afr.)] amptelik officieel anderdag op een andere dag; een andere keer anderkant aan de overzijde van: anderkant die grens. anders/anderste(r) anders: hy lyk heeltemal anderste vandat sy hare gesny is angstig 1. angstig, bang 2. begerig, verlangend (angl.): ek is angstig om jou te sien (ik wil jou graag zien) antrasietstoof kolenkachel appelkoos abrikoos appelliefie Kaapse kruisbes applous applaus apteek drogist; apotheek aptyt eetlust aptytwekker aperitief asem adem asseblief alstublieft, s.v.p. (alleen gebruiken bij een verzoek) [NB: Niet ‘Alstublieft’ in een zin als: “Alstublieft, hier is uw kopje thee”. Dit gebruik bestaat niet in het Afrikaans] astrant brutaal: die kind is astrant atjar groente in azijn Baadjie jasje, colbert baadjiepak mantelpakje
96
AFRIKAANS baba baby bababottel zuigfles babala(a)s een kater hebben tengevolge van overmatig alcoholgebruik babauitrusting babyuitzet bad 1. (znw.) bad(kuip) 2. (ww.) een bad nemen bagasie bagage baie (bw.) 1. veel 2. in hoge mate, erg: haar keel was baie seer; sy is baie lief vir musiek (zij houdt veel van muziek) baie dankie hartelijk dank bakgat erg goed (pop.): dit gaan bakgat bakkie 1. klein bakje 2. lichte vrachtauto baklei (ww.) ruzie maken, vechten bakore flaporen baljaar (ww.) spelen; huppelen bamboes bamboe bandopnemer cassetterecorder (Ook:
tuiging: die bedankings waarneem (officieel iemand bedanken; het dankwoord spreken) 2. ontslag (nemen): uit ’n pos bedank; jou werk bedank bederf (ww.) 1. bederven 2. verwennen bediening 1. bediening 2. ambt van een predikant: hij staan / is in die bediening (hij is predikant) bedorwe brokkie verwend kind been-af verliefd: been-af wees bees rund, koe (NB: nooit: beest, dier) beeshaas ossenhaas beesvleis rundvlees beet bieten beetslaai bietensalade befoeterd slecht gehumeurd begrafnis begrafenis bek-af (wees): 1. teleurgesteld 2. verontwaardigd 3. vermoeid (zijn) bemarking marketing beplan (ww.) 1. plannen maken voor 2. van plan zijn bêre (ww.) opbergen, sparen bêrekopie een artikel dat voor een klant gereserveerd wordt, maar dat pas zijn eigendom wordt als het artikel helemaal is afbetaald ( ww. bêrekoop) bêreplek plekje om iets op te bergen besering blessure, verwonding besig druk, bedrijvig: ons is baie besig besigheid zaak, handel (angl.)
kassetspeler) bankbestuurder bankdirekteur bankfooie bankkosten bankkoste bankkosten banknoot bankbiljet bankrot failliet bankstaat dagafschrift (van de bank) baster bastaard battery 1. batterij 2. accu (auto) beampte ambtenaar bedanking 1. het bedanken, dankbe-
97
AFRIKAANS besigheidsman zakenman besigheidsure openingstijden beskinder belasteren besoedeling verontreiniging [vgl.: lugbesoedeling (luchtverontreiniging)] bestelling 1. bestelling 2. afspraak (pop.): ’n bestelling maak by ‘n dokter bestuur (ww.) besturen OOK: ‘n motor bestuur ( autorijden) bestuurder 1. chauffeur 2. manager, hoofd: bankbestuurder (bankdirecteur) bestuurderslisensie rijbewijs beursie portemonnee bewaringsbewus milieubewust bielie 1. uitblinker: jy is ’n bielie 2. groot exemplaar, kanjer bietjie (nw.) een kleine hoeveelheid, een klein beetje: ’n bietjie water; wag ’n bietjie (wacht eens even); skakel (asseblief) ’n bietjie die lig aan (doe het licht alstublieft eens even aan) bilharzia ziekte door larven in rivierwater biltong delicatesse van gedroogde repen gezouten vlees (van runderen of wild) binnehuisversierder binnenhuisarchitect blaai om (b.o.) zie ommezijde blaaskans UITDR: gee my ’n blaaskans (kans om op adem te komen) blaarslaai sla
blaps flater, vergissing blatjang zoet-zure saus met azijn, abrikozen etc.; chutney bleskop kaalhoofdig blikoopmaker blikopener blikkieskos eten uit blik blikskottel deugniet blindings rolgordijn; luxaflex blits weerlicht, lichtflits blitsverkoper bestseller blitsvinnig heel snel bloedoortapping bloedtransfusie bloei bloeden [NB: bloeien (Ned) = blom (Afr)] blokkiesraaisel kruiswoordraadsel blokkiesvloer parketvloer blom 1.(zelfst.nw.) bloem 2. (ww.) bloeien blombedding bloembed, perk blomkool bloemkool bo boven bobbejaan baviaan [UITDR: die bobbejaan agter die berg / bult gaan haal ( leeuwen en beren zien)] bobotie eenpansmaal met vlees en kerrie van Kaaps -Maleise origine boeglam UITDR: jou boeglam skrik (erg schrikken) boeke merk schoolschriften nakijken boekevat huisgodsdienstoefening UITDR: kom laat ons boekevat]
98
AFRIKAANS boekrak boekenplank; boekenkast boererate huismiddeltjes boerewors speciale verse worst boerbone tuinbonen boer(e)beskuit in de oven uitgedroogde beschuit boerekos tradioneel, plattelands eten boer 1. boer, b.v.: plaasboer, beesboer, skaapboer, veeboer, wingerdboer Boer (scheld)naam voor blanke Afrikaanssprekende bevolking (boere)plaas boerderij boereverneuker kwakzalver boet(ie) broer(tje) boetebessie (pop.) vrouwelijke parkeerwachter bog nonsens, onzin: dis sommer bog bohaai drukte, ophef: bohaai maak oor bokant boven bokkie verzamelnaam voor allerlei soorten antilopen bolla knoetje Boland deel van Kaapprovincie (ook: Westelike Provinsie) bontspring uitvluchten zoeken bontstaan hardwerken boonop bovendien boontoe naar boven toe bo-op 1. boven op 2. bovendien bo-oor boven over heen boorgat waterwel
borrie geelkleurende specerij borslap slabbetje borsspeld broche bosberaad vorm van brainstormen buiten de stad in een rustige omgeving bossies (uittrek) onkruid (wieden) bossiestee (pop.) voor: rooibostee bosvark wild zwijn bottel fles botter boter botterbroodjies scones (ook: skons) bottelstoor (pop.) slijterij (ook: drankwinkel) boude zitvlak, achterwerk (ook: sitvlak) bougenootskap hypotheekbank bra (bw.) nogal; eigenlijk; weinig bra (zelfst.nw.) beha braaf (brawe) dapper braai(vleis) barbecue [NB: ww: vleisbraai] brak(kie) (bastaard)hond brakkiesakkie (pop. )‘doggie bag’ branderplank surfplank branderry (ww.) surfen bredie groente- en vleesgerecht breekgoed servies breinvliesontsteking hersenvliesontsteking briek (pop) 1. rem 2.(ww.) remmen broeikas couveuse broeikasbaba couveusekind
99
AFRIKAANS broekskeur UITDR: dit gaan maar broekskeur (moeizaam) broekiekouse panties broerskind 1. neef. 2. nichtje bromfiets 1. brommer 2. motor(fiets) bromponie scooter, lichte motorfiets brug (mv. brûe) brug brug (- speel) bridge (bridgen) bruismeel zelfrijzend bakmeel bry de letter 'r' brouwen buitemuurs (met name gebruikt in het onderwijs): buitenmuurse studente (deeltijdse studenten); buitenmuurse aktiwiteite soos sport en musiek (aktiviteiten die geen deel uitmaken van het reguliere leerplan) buitepasiënt poliklinische patiënt byderhand bij de hand, dichtbij [NB: bijdehand (Ned) = parmantig (Afr)] byderwets modern bykomstighede accessoires
2. Goeiedag ! (groet) dagboek 1. agenda (ook: almanak) 2. dagboek (Dagboek van Anne Frank) dagbreek dageraad dagga hasj dagha specie, aangemaakte cement dagsorgsentrum crèche dakrak rek boven op een auto dalk misschien; mogelijk: dalk kom hy nog. [NB: niet: dadelijk ] dam waterreservoir damwal dam: die damwal keer dat die water wegloop dankie dank u wel UITDR: baie dankie hartelijk dank: Baie dankie dat niks verkeerd geloop het; baie dankie vir jou hulp; dankie sê: julle kan dankie sê dat alles goed gegaan het darem niettemin; gelukkig wel: dit het darem tog reg gekom das stropdas, das, strik dasknoop knoop in een das /strik deeltyds parttime [tegenover: voltyds] deesdae tegenwoordig deken sprei [NB: deken (Ned) = kombers (Afr.)] departement 1. ministerie ( Dept. van Gesondheid 2. faculteit; vakgroep: Dept. Geskiedenis [NB: zonder van] derduisende vele duizenden: daar was derduisende mense
Daagliks (daaglikse) dagelijks daardie (aanw. vnw.) die, dat (op een afstand van de spreker) daarnatoe daarheen, daar naar toe daaroor daarover dadelbrood dadelkoek dadelik dadelijk, onmiddellijk dae dagen (meervoud van dag) dag sê 1. groeten: vir iemand dag sê
100
AFRIKAANS deur 1. ( znw.) deur 2. (voorz.) door: hy gaan deur die deur die huis in deurklokkie voordeurbel: die (deur) klokkie lui (aanbellen) deurkomkans kans om ergens doorheen te komen deurmekaar in de war deurmekaarspul chaos deurpad (mw. deurpaaie) snelweg dié dé: Jan is dié bakker van die dorp diefwering tralies voor een raam of deur om dieven tegen te houden dier dier, vee, beest [NB: bees (Afr.) = koe, rund (Ned.)] dinee diner dinkskrum brainstorm dis dit is [vooral in spreektaal] disnis bewusteloos; suf doek 1. doek 2. luier: die baba dra nog doeke [UITDR: hy draai nie doekies om nie (hij zegt precies waar het op staat)] doepa 1. toverdrank 2. doping doer heel ver weg: doer ander kant (daar ergens ver weg) dog (het gedog) werkwoordsvorm van denken: Ek dog julle het gebel (ik dacht dat jullie gebeld hadden) dogter 1. dochter 2. meisje dom-astrant eigenwijs en brutaal dolos 1. bepaald botje van schaap of rund dat door toverdokters gebruikt
wordt om de toekomst mee te voorspellen 2. hetzelfde botje werd vroeger ook als speelgoed gebruikt door kinderen dolos(se) gooi (ww.) dolossen op de grond gooien en aan de hand daarvan de toekomst voorspellen dolosgooier toverdokter, waarzegger domkrag krik: ’n domkrag onder die as sit om ’n wiel af te haal donderbui onweer (ook: donderstorm) donga droge beekbedding, diepe sloot donkie (muil)ezel donkiewerk sleurwerk dooiemansdeur UITDR: voor dooiemansdeur kom (voor niets komen) doodblaas (ww.) uitblazen: ’n kers doodblaas doodtrek (ww.) doorstrepen, doorhalen doodmaak (ww.) 1. dood maken, doden 2. doven (van sigaretten) dooie (dooies) dode, iemand die dood is dop (doppie) 1. dop (dopje) 2. drank: ’n dop is ’n sopie, ’n drankie; ’n dop brandewyn dop (ww.) (het gedop) zakken voor een examen dophou in de gaten houden: iemand of iets dophou doring 1. doorn 2. (fig.) iemand op wie je staat op kunt maken: Jy ’s ’n ou
101
AFRIKAANS doring! doringboom boom met dorens doringdraad prikkeldraad douvoordag voor dag en dauw draadsitter iemand die besluiteloos is, geen kant kiest (vooral in de politiek) draadwerk UITDR: Hy is vol draadwerk (hij zit vol kuren; hij is een moeilijk persoon om mee om te gaan) draai bocht, kromming: die poskantoor is net om die draai (om de hoek) draai (ww.) draaien UITDR: stokkies draai (van school spijbelen)] draai loop (‘n) (ww.) toilet bezoeken: 'n draaitjie loop draai maak (‘n) (ww.) bezoeken; op bezoek gaan: ek gaan ’n draai by hom maak. Kom maak gerus ’n draai ( kom maar eens langs) draf (ww.) hardlopen, joggen drama 1. drama 2. (ernstig) toneelstuk drankwinkel slijterij drif (mv. driwwe) doorwaadbare plaats in rivier drip infuus drinkgoed iets om te drinken: almal neem hulle eie drinkgoed saam droë droog, droge droë vrugte gedroogde vruchten droogmaak (ww.) 1. droogmaken 2. verbrouwen: jy het nou baie droog-
gemaak droogskoonmaker stomerij dronk dronken dronkslaan (ww.) verbijsteren: dit slaan my dronk ( hier snap ik niets van) druip (ww.) 1. druppelen 2. niet slagen, zakken: hy het( in) die eksamen gedruip druk(kie): UITDR: iemand se hand ’n drukkie gee (de hand drukken); gee my ’n drukkie (geef mij een lekkere knuffel) drukspyker punaise (ook: duimspyker, duimdrukker) drumpel drempel drywer (pop) chauffeur (beter: bestuurder); vgl: treindrywer (machinist); lorriedrywer (vrachtwagenbestuurder) dubbelbed tweepersoonsbed dubbelkamer tweepersoonskamer duikweg tunnel, viaduct duimdrukker punaise duimgooi liften (ook: duimry) duitse masels rode hond dupleks rijtjeshuis met twee verdiepingen duskant aan deze kant duvet dekbed dwelmmiddels drugs (ook: dwelms) dwelmverslaafde drugsverslaafde (ook: dwelmslaaf) dwelmsmous drugsdealer dynserig mistig, nevelig
102
AFRIKAANS Een (telw.) één, 1 < uitspr: één>. [NB: het Nederlandse onbepaalde lidwoord ‘een’ is ’n in het Afrikaans en wordt in het Afrikaans net zoals in het Nederlands als ‘een’ uitgesproken] een en ’n half anderhalf < uitspr: één en een half> eers (bw) eerst, pas, aanvankelijk, vroeger, eens: eers was dit die gewoonte om (vroeger, eens was het de gewoonte om …); ons het nie eers ’n koppie tee gekry nie (niet eens); eers nou het ek tyd om te studeer (nu pas…); dit was eers pragtig (dit was nog eens mooi) eerste (rangtelw.) eerste: hy het eerste gekom (als eerste; het eerste) eetplek restaurant, café eetsalon restauratie (in trein, boot) eiendomsagent makelaar in onroerend goed eier (mw.: eiers) ei (eieren) eina! au! eindpuntgebou terminal eksie-perfeksie fantastisch ekskuus (tog) pardon, neem mij niet kwalijk end-uit tot het einde: ‘n boek end-uit lees eng nauw, eng (NB: niet ‘eng’ in de betekenis van griezelig) enjin motor (mechanische deel)
enjinkap motorkap enig 1. (onb. voornw.) een of ander (wie dan ook), elk, ieder: enige ander mens; enige burger behoort die wet te ken 2. uniek: enig in sy soort; UITDR: enig en alleen om (alleen ter wille van) [NB: niet ‘Enig!’ als uitroep van bewondering] enigeen iedereen enigiets iets, wat dan ook enigiemand iedereen, wie dan ook enkelbed eenpersoonsbed enkelmotorhuis garage voor één auto enkelouer alleenstaande ouder ens. afkorting van ensovoorts entoesias[ties] (bw) enthousiast e-pos e-mail erf perceel, grond rond het huis ertjie erwt, doperwt ete 1. eten, voedsel 2. maaltijd: iemand vir ete nooi etensuur lunchpauze Europeër Europeaan Fiemies grillen, nukken: die kind is vol fiemies (erg kieskeurig) fieterjasies 1. tierlantijntjes 2. nukken, fietsry 1. fietsen 2. wielrennen fisant fazant flerrie losbol, flirt fles 1. fles 2. thermosfles
103
AFRIKAANS fliek film fliek (gaan -) naar de film gaan (pop.) flikkerlig richtingaanwijzer flits 1. flits 2. zaklantaarn flous voor de gek houden, foppen fooi honorarium, wettelijk verschuldigde gelden fooitjie fooi foon telefoon fotostaat fotokopie foutvind (ww.) (met iemand of iets) aanmerkingen maken op, vitten fraiing franje frikkadel bal gehakt fris 1. fris, koel 2. stevig, gespierd: ’n fris ou (een stevig gebouwde kerel) frokkie hemd fudge soort borstplaat funksie 1. taak, werkkring 2. feestelijke bijeenkomst, receptie :’n funksie is ’n onthaal of ’n formele partytjie
galeiproef drukproef van een onopgemaakte pagina gaps (ww.) jatten, gappen, stelen garing garen gastekamer logeerkamer gasstoof gasfornuis gatvol UITDR: (pop.) gatvol wees van iets (ergens schoon genoeg van hebben) geboortemerk moedervlek gedaan erg moe, kapot: ek is gedaan gedoente 1. gedoe: watse gedoente is dit? 2. bedrijvigheid: die bruiloft was ’n hele gedoente (geel)wortel wortel, peen gehalte kwaliteit, innerlijke waarde: werk van hoë gehalte [NB: NIET gehalte in de betekenis van: “betrekkelijke hoeveelheid van een bestanddeel in een mengsel” b.v.: deze wijn heeft een hoog alcoholgehalte] gehoorgestrem slechthorend geitjie 1. kleine hagedis 2. (fig.) een kwaadaardige vrouw met scherpe tong gekanselleer afgelast: die vlug is gekanselleer gekonfyt UITDR: gekonfyt wees in iets (bedreven zijn in) geleentheids- (in samenstellingen) ter ere van, voor een speciale gelegenheid: geleentheidsgedig geletterdheidsklasse cursussen waarin
Gaaf plezierig, aardig, vriendelijk: dis baie gaaf (dat is heel aardig, vriendelijk), ’n gawe mens (aardig, vriendelijk mens). [NB: gaaf (Ned) = sonder fout of gebrek] gaasdraad (voor die venster): vliegengaas gaasdraadkas vliegenkast gaan bad (ww.) een bad nemen
104
AFRIKAANS volwassen analfabeten leren lezen en schrijven gemmer gember gemmerbier drank van gember en gist gemors 1. geknoei, mislukking: hy het ’n gemors gemaak van die saak 2. moeilijke situatie: hoe het jy in hierdie gemors beland? genadedood euthanasie geneul gezeur geniepsig geniepig geniet (ww.) genieten: het julle die uitstappie geniet? gerus 1. rustig 2. (gebruikt in uitnodiging: Gaan gerus saam geselligheid gezelligheid; feestje gesels (ww.) gezellig praten, kletsen: ons het lekker gesels geselsie praatje gesiggies viooltjes gesiggestrem slechtziend geskinder geroddel gesog(te) populair, fel begeerd: dis die mees gesogte woonbuurt van die stad gestremd gehandicapt geursel stof (vaak synthetische) die een speciale smaak of geur aan een gerecht, zeep o.i.d geeft, essence: vanieljegeursel (vanille essence) gewerskaf (ww.) in de weer zijn < uitspr. gewér-skaf>
gewild populair: hy was die mees gewilde sanger van sy tyd ghries 1. dikke olie of vet 2. (ww.) invetten glad (nie) helemaal (niet) glips ongelukje, onopzettelijke fout g’n geen ] goed(jies) bezit, goederen goeters spullen, bezit gogga (pop.) insect; ongedierte gom lijm gomtor (pop.) onbeschaafd persoon gordel gordel, ceintuur graaf schop, schep gradeplegtigheid ceremonie waar (academische) graden worden uitgereikt gramadoelas wildernis grassny gras maaien grassnyer grasmachine grawe (ww.) graven grillerig iets waar je van grilt, huivert grimeermiddels make-up artikelen grimering make-up groenbone sperziebonen grondboontjie pinda grondboontjiebotter pindakaas grondpad niet geasfalteerde weg grondvloer parterre, begane grond grootbek (pop.) iemand met een grote, brutale mond grootkop UITDR: 1. hy het ’n grootkop
105
AFRIKAANS (hij is verwaand); 2. al die grootkoppe was daar (alle belangrijke personen) grootmaak (ww.) opvoeden: kinders grootmaak grootpad snelweg groot toon grote teen grootword (ww.) (word groot, het groot geword) opgroeien: hy het op Stellenbosch grootgeword grou 1. (ww.) (het gegrou) verleden tijd van graven 2. (bw.) grijs, grauw gunsteling favoriet: gunstelingsanger
hegsteke hechtingen hekel afkeer: ’n hekel in iets/ iemand hê hekel (ww.) haken hekelpatroon haakpatroon hekelpen haaknaald hekkiesloop hordenloop hemp overhemd [hemd (Ned.) = frokkie (Afr.)] heuning honing hierdie deze, dit hittete bijna, op een haar na hoëtroustel hifi installatie hoekom waarom hoender kip hoendervleis 1. kippenvlees 2. (fig.) kippenvel: dit gee my hoendervleis hoërskool middelbare school hof rechtbank hofsaak rechtzaak hokslaan (ww.) beteugelen, onderdrukken: geweld hokslaan horing hoorn hospitaal ziekenhuis hotnotsgot bidspinkhaan hou van 1. mooi vinden: ek hou van jou rok (wat het je een leuke jurk aan) 2. aardig vinden, graag mogen [NB: minder sterk dan het Nederlandse ‘houden van’, lief hebben] hulle 1. zij (pers.vnw.) 2. hun (bez.vnw): hulle woon in hulle huis UITDR: oom
Haakdoring mimosa haakplek moeilijkheid, probleem haakspeld veiligheidsspeld hakiesdraad prikkeldraad halfpad halverwege handsak handtas hanetree kleine afstand hanslam lam dat met de hand is grootgebracht hardewarewinkel ijzerhandel hare (laat) sny haren (laten) knippen harsings hersens hartbeeshuisie eenvoudig pioniershuis hartlam lieveling hartseer verdriet hartversaking hartfalen hasieoor bokje springen
106
AFRIKAANS Piet-hulle (oom Piet en de rest van zijn gezin); Ma-hulle (moeder en de rest van het gezin); Ook: oom Piet se mense hupstootjie ('n - gee) een duwtje in de goede richting geven huurmotor 1. gehuurde auto 2. taxi (OOK: taxi) huwelikslisensie trouwboekje hysbak lift
jammer UITDR: ek is baie jammer (het spijt mij erg) jammer kry (ww.) iemand jammer kry (medelijden hebben met iemand) japtrap UITDR: in ’n japtrap (in een ommezientje) jas overjas jool studentenfeest Kaal naakt, bloot kaalvoet blootsvoets Kaas(kop) bijnaam voor Nederlander kaf onzin (platte uitdr.): jy praat kaf kafee winkeltje op de hoek kaggel open haard kajuitbeampte steward(ess) kalklig flitslicht; voetlicht kameelperd giraffe kamma(kastig) zogenaamd, quasi: hy loop kamma(kastig) kreupel kamp (ww.) (gaan -) kamperen kanselleer (ww.) schrappen, annuleren kantgordyne vitrage kap (ww.) kappen; hakken kapok lichte sneeuw; kapok kapokaartappels puree kar (pop. voor motorkar) auto karavaan caravan karringmelk karnemelk karwei (ww.) vervoeren, transporteren karweier vervoersmaatschappij
Iewers ergens impak invloed (angl.) implementeer (ww.) uitvoeren; ten uitvoering brengen indaba UITDR: dis jou indaba (dat is jouw probleem, jouw zaak). Letterlijk betekent indaba in het Zulu: raadsvergadering inflammasie (long)ontsteking ingee 1. ingeven 2. inleveren 3. kapot gaan: sy motor het ingegee inhandig (ww.) (pop) indienen: jou bedanking inhandig (ontslag nemen): BETER: indien of inlewer inkopies boodschappen inkopies doen (ww.) winkelen inryteater openlucht bioscoop inspuiting injectie intou (ww.) inslepen (van auto) Jakopregop zinnia
107
AFRIKAANS kasaterwater flauwe thee of koffie, 'slootwater' kastrol soort pan katel ledikant katjiepiering gardenia ken (znw) kin ken (ww.) kennen kers(ie) kers; kaars kielie (ww.) kietelen kierie (wandel)stok kies (znw.)1. kies 2. wangholte kies (ww.) kiezen kilo kilogram; kilometer (pop.) kind (mw.: kinders) kind; UITDR: hy is nie meer vandag se kind nie (hij wordt al een dagje ouder) kisklere (verouderd) zondagse, deftige kleren kitaar gitaar kits ogenblik kits- (in samenstellingen): snel klaar kitsbank geldautomaat kitsgras kant en klare graszoden kitskoffie oploskoffie kitskos kant en klaarmaaltijd Klaas Vakie Klaas Vaak klapper kokos klasdraf (ww.) college lopen klasdrafsak rugzak voor boeken klaskamer 1. schoollokaal 2. collegezaal klavier piano
klawerbord keyboard kleefbroek legging kleefband plakband kleinneef achterneef kleinniggie achternichtje kleinspan groepje kleuters kleintongetjie huig kleintyd kinderjaren klem in die kaak tetanus klerasie kleding klip steen klipperig steenachtig, rotsachtig klits (ww.) mixen, klutsen (b.v. eieren) klitser mixer klokkie 1. klok 2. bel, voordeurbel; fietsklokkie (fietsbel); die klokkie lui (aanbellen) [NB: klok (Ned.) = luiklok (Afr.)] klomp grote hoeveelheid: ’n klomp mense klompie kleine hoeveelheid, een handjevol: gee my ’n klompie koeverte gee mij een paar (een handjevol enveloppen); ’n klompie mense (een handjevol mensen) klop (ww.) (geklop) 1. kloppen 2. verslaan, overwinnen (in de sport): ons het hulle geklop met 5-0 klou 1. klauw 2. hoef (van schaap, koe) UITDR: die kloutjie by die oor bring / kry (begrijpen, snappen)
108
AFRIKAANS kneukel knokkel knoffel knoflook knoffelhuisie teentje knoflook knopkierie 1. wandelstok met een knop als handvat 2. knuppel knypie ('n - sout) snuifje (zout) koejawel guava koek gebak, taart koekblik bakblik; Ook koekpan koekepan ijzeren wagentje dat over rails loopt om erts, gruis etc (b.v. uit een mijn) te vervoeren vervoert. [NB: koekenpan (Ned) = braaipan (Afr)] koekie seep stukje zeep koekpan bakblik koekmeel meel koeksisters gevlochten vetkoek koeksoda sodium bicarbonaat, zuiveringszout koeldrank frisdrank koelkas ijskast koerant krant koevert enveloppe koffietafel salontafel kokkerot kakkerlak kol, middelpunt van een schijf, stip, vlek: dit is in die kol (dit is in de roos) kollege inrichting voor voortgezet of hoger beroepsonderwijs: vgl: onderwys(ers)kollege (PABO); tegniese kollege
(MTS/HTS) [NB: college lopen (Ned) = klasloop (Afr)] kollig voetlicht kolwyntjiepan bakplaat met kuiltjes (soort poffertjespan) kombers deken kombuis keuken kombuistee feestje voor a.s. bruid kommapunt puntkomma kompakskyf CD kompetisie concurrentie; wedstrijd konfyt 1. jam 2. UITDR: gekonfyt wees in iets ( bedreven zijn in iets) konka (olie)drom konkoksel brouwsel konsert 1. muziekuitvoering 2. toneel: b.v. skoolkonsert konsertina trekharmonika kontrapsie in elkaar geflanst maaksel, bouwsel koorspen thermometer kop kop; hoofd kopgee toegeven kop uittrek terugkrabbelen, zich terugtrekken: hulle het kop uitgetrek kophou (ww.) het hoofd koel houden kopkrap hoofdbrekens kopseer hoofdpijn (ook hoofpyn) kopkool kool (rode of witte) koppelaar koppeling koppie 1. heuvel 2. inhoudsmaat
109
AFRIKAANS kopstuk los hoofdeinde van een bed koring koren korrelkop prompot, mopperaar kort vir lank binnenkort kortliks kort, in het kort kos eten, etenswaren kosmaak/kook (ww.) koken koshuis logieshuis van school of universiteit kostekerwer kostenbesparend artikel kostuum 1. historisch kostuum 2.deftig damesmantelpakje < kostjoem> kraamrok positiejurk krag 1. kracht, sterkte 2. elektriciteit kragprop stekker: prop die kragprop in die muur in (doe de stekker in het stopcontact) [Vgl.: muurprop: stopcontact] kragsentrale elektriciteitscentrale krammasjien(tjie) nietmachine krammetjie nietje krans steile rotswand kreukelvry kreukvrij kriek krekel krieket cricket krimpvarkie egel kroeg bar kruideniersware levensmiddelen kruppel kreupel kuier (ww.) 1. bezoeken 2. logeren: ons gaan vir/by ouma kuier kuier(tjie) 1. bezoek 2. logeerpartij: het
jy die kuiertjie geniet? (heb je van je bezoek genoten?); dankie vir jou kuier kuiergaste bezoek, gasten; logés kuiermense gasten; logés kuierplek vakantieplekje kunstande kunstgebit kussing kussen kwagga soort zebra kwansuis quasi, alsof kweper gele, peervormige vrucht Laai 1. (ww.) laden 2. (znw.) lade laatlam(metjie) nakomertje laat-maar-loop-houding onverschillige houding laerskool basisschool laf 1. flauw, zonder zout: die kos smaak laf 2. kinderachtig, belachelijk: lawwe praatjies [NB: het Afrikaanse laf heeft niet de betekenis: zonder moed, niet dapper] lafaard lafaard, bangbroek lafbek zot, lachwekkend iemand laitie (pop.) kwajongen; negatieve, afkeurende term voor een jongeman: landbou-hoewe huis met groot stuk grond buiten de stad; ook: plot langsaan langs, tegenaan: die huis langsaan (het huis er naast) lanklaas lang geleden lapa groot rieten afdak
110
AFRIKAANS lappieskombers lappendeken laslappie patchwork leer 1. leder 2. ladder, trapje lek (ww.) 1. lekken 2. likken lekkergoed snoep lekkerkry (ww.) leedvermaak hebben lemoen sinaasappel leraar 1. predikant 2. zendeling [NB: leraar (Ned) = onderwyser (Afr)] lessenaar bureau (meubelstuk) liasseer (ww.) ordenen, opbergen liasseerkabinet archiefkast lief wees vir (ww.) houden van, leuk, aardig, lekker vinden: ek is lief vir koeldrank (ik hou van frisdrank); ek is lief vir fietsry (ik hou van fietsen); ek is lief vir hom (ik vind hem aardig, leuk) likkewaan leguaan lipstiffie lippenstift lisensie vergunning lobôla vee en/of geld dat een bruidegom aan de vader van de bruid moet betalen lokasie township loods (ww.) lanceren, van start laten gaan: ’n politieke veldtog loods loodskomitee organiserend comité lorrie vrachtauto los (ww.) loslaten; met rust laten: los my uit (laat my met rust); los dit! (hou daarmee op! stop daarmee!) loseer (ww.) huisvesting krijgen tegen
betaling [NB: logeren (Ned) = kuier, tuisgaan (Afr)] losieshuis pension, kosthuis lugbesoedeling luchtverontreiniging lugdiens luchtvaartmaatschappij lughawe vliegveld lugredery luchtvaartmaatschappij lugreëling zie: lugversorging lugversorging airconditioning lugwaardin stewardess luislang boa, python lukwart zure vrucht met grote pit lus (ww.) (- wees vir) zin hebben in: ek is lus vir koeldrank; om te/ vir stap Maag maag, buik maagwerking diarree maak (motormaak) (auto)merk maalvleis gehakt maer mager maermaakpille vermageringskuur makeer (ww.) mankeren makietie feestje malva geranium malvalekker rond zacht spekje mampoer vruchtenbrandewijn manalleen op je eentje, alleen: sy het haar kinders manalleen grootgemaak manewales capriolen manierlik met goede manieren: ’n manierlike mens het goeie maniere
111
AFRIKAANS doe je als…) merk (ww.) (boeke merk) nakijken, corrigeren met dapper en stapper te voet, lopend: Hulle is met dapper en stapper verder omdat hulle motor gebreek het meul molen middagete middagmaal middelmannetjie middenberm mieliemeel maismeel mieliepap maispap mielies mais mikrogolf(oond) magnetron miljoenêr miljonair mis 1. mist 2. mest misgis (jou -) (ww.) zich vergissen misoes misoogst modeparade modeshow moedswillig met opzet moedverloor wanhopig moeg (moeë, moeër, die moegste) moe moeilikheid problemen: jy is in die moeilikheid!; iets gee / veroorsaak moeilikheid: iets werkt niet goed: die kar gee baie moeilikheid moltrein ondergrondse, metro moroeti 1. predikant 2. zendeling morsjors knoeipot mossie mus motor(kar) auto: motor is die deftige woord vir kar [NB: motor (Ned) =
mannekyn mannequin; ook: model mangels amandelen (lat.:tonsillae) mansmens man (informeel) [vgl: vroumense] die mansmense kyk TV en die vroumense sit en gesels masjien machine maplotter bewoner van een plot mansbaadjie colbert mansklerewinkel herenmodezaak mansuitruster herenmodezaak mat(te) vloerkleed, tapijt: volvloermatte (vastevloerbedekking) materiaal 1. grondstof 2. gegevens 3. lap stof : materiaal vir ‘n rok matriek 1. hoogste klas van de middelbare school: hy sit in matriek; hy het sy matriek gedoen (bezit diploma van de middelbare school) 2. leerling die in matriek zit: die matrieks swot vir hulle eksamen matrone hoofdzuster meelblom bloem meenthuis luxe 'dupleks' meisie meisje (ook: dogter) meisieskool meisjesschool melkskommel milkshake melktert taart met melkvulsel mens 1. mens 2. iemand 3. men: Wat sê ’n mens in Afrikaans vir ‘keuken’? (Hoe noemt men een keuken in het Afrikaans). Wat maak ’n mens as… (wat
112
AFRIKAANS 1. motorfiets 2. engin (Afr)] motorfiets motor motorhawe garage (reparaties) motorhuis garage (bij het huis) motoris automobilist motorjager autocoureur motorverhuur autoverhuurbedrijf munisipaliteit gemeente(bestuur) murasie vervallen gebouw, ruïne murgpampoentjies courgettes muurpapier behang muurprop stopcontact
netnou zojuist, zo meteen neul (ww.) zeuren, moeilijk doen neut noot neutmuskaat nootmuskaat noenmaal (deftig) middagmaal nommer 1. nummer 2. maat (kleding) noodhulp eerste hulp nooi meisje (ouderwets) nooi (ww.) uitnodigen nooiensvan meisjesnaam nou die dag (bw.) onlangs, een paar dagen geleden: ek het hom nou die dag nog gesien nou-nou: gebruikt om korte periode in toekomst of verleden aan te duiden: hy sal nou-nou hier wees (hij komt er zo aan); hy was nou-nou hier(hij was hier zojuist nog) nywerheid industrie nywerheidsgebied industrieterrein
’n (onbepaald lidwoord) een Naaldekoker libelle naaldwerk doen naaien; borduren naand (groet) goedenavond nael 1. nagel 2. navel nagereg dessert, toetje Nagmaal Heilig Avondmaal nagraads studie na Baccalaureusgraad nartjie mandarijn nasionale pad autosnelweg naskeermiddel after shave navrae informatie; inlichtingen navorsing wetenschappelijk onderzoek naweek weekend nek 1. nek; 2. bergpas nesskop (ww.) nestelen net (bw.) slechts, alleen maar net-net bijna niet
Oë meervoud van: oog oes oogst ogiesdraad kippegaas okkasie gelegenheid okkerneut walnoot olik naar, misselijk, ziek: olik voel na ’n partytjie [olijk (Ned) = vrolik, gelukkig, opgewek (Afr)] omgekrap ongelukkig, verward: jouself omgekrap voel (zich ongelukkig voelen)
113
AFRIKAANS omgekrapte maag maag die van streek is omgewingsbewaring milieubeheer ompad wegomlegging; omweg onderdakparkering parkeergarage onderhoud 1. onderhoud 2. OOK: gesprek, interview onderwyser 1. onderwijzer 2. leraar ongeërg nonchalant, heel onschuldig ongeskik 1. ongemanierd 2. onvriendelijk: hy was baie ongeskik met my (hij heeft mij heel onaardig behandeld) onnutsig ondeugend onthaal officiële ontvangst onthou vir (ww.) zich herinneren: ek onthou nog vir hom; onthou jy nog? (weet je nog wel?) ontvangsdame receptioniste onvanpas ongepast ooievaarspartytjie/tee feestje voor een a.s. moeder oond oven oopplankombuis open keuken oopsluit (ww.) openen oorklim (ww.) overstappen oorkrabbetjie oorbel; ook: oorbel oorskietkos kliekje oortreksel hoes oortrektrui sweater oortrommel (oordrom) trommelvlies opdraand opgaande helling
opelyf stoelgang, ontlasting: opelyf hê / kry opklim (ww.) 1. opklimmen 2. OOK: instappen (bus/trein) opsioneel naar keuze, facultatief optel (ww.) 1. optillen 2. optellen optelhond zwerfhond optelkind vondeling opwas afwas orrel orgel orrelis organist ou (zelfst.nw) 1. vriendje, vrijer: ‘n meisie se ou is haar kêrel 2. duidt een niet nader geïdentificeerde (jonge)man aan: ken jy daardie ou wat in die motor sit? ou (adj) 1. oud 2. duidt een gevoel aan ten opzichte van het woord waar het voor staat en is moeilijk te vertalen: ’n lief ou babatjie (een lief baby’tje); dis net ’n ou grappie, (het is maar een grapje); ou Piet was ook daar [ou betekent hier niet ‘oud’; dit ou kan men alleen gebruiken als men de persoon goed kent en is moeilijk te vertalen); op die ou end (uiteindelijk) ouetehuis bejaardenhuis oujongkêrel vrijgezel oujongnooi oude vrijster oukersaand avond voor kerst oulaas: vir oulaas voor de laatste keer
114
AFRIKAANS oulap UITDR: iets vir ’n oulap en ’n bokstert verkoop (voor een appel en een ei (oulap= dubbeltje (ouderwets) oulik leuk, mooi, aantrekkelijk: ‘n oulike meisie; dis oulik [ouwelijk (Ned) = soos ’n ou mens ((Afr)] ouma oma oumagrootjie overgrootmoeder oupa opa oupagrootjie overgrootvader outjie (verkleinwoord van ‘ou’): ’n gawe outjie (een aardig / lief kereltje) outyds ouderwets
pak kry (ww.) 1. pak slaag krijgen 2. verliezen, verslagen worden (m.n. in de sport) pamperlang (ww.) vleien, flikflooien pampoen pompoen pampoenkop domkop pampoentjies bof (ziekte) paneelbespreking forumdiscussie paneelbord dashboard paneelklopper iemand die auto's uitdeukt pap (bv.nw.) slap, heel zacht: pap band / pap wiel ( lekkeband); jouself pap voel (slap, uitgeput voelen) papaja papaja (tropische vrucht) papnat kletsnat parmantig brutaal, uitdagend [NB: parmantig (Ned) = deftig, vernaam (Afr)] party 1. partij 2. (onb. vnw) sommige: party mensen hou van fietsry partykeer soms partytjie feestje pasella (iets - kry, gee): iets extra op de koop toe krijgen/ geven paslaken hoeslaken pasoppens UITDR: in sy pasoppens wees (op zijn hoede zijn) paspoortbeheer paspoortcontrole patat zoete aardappel pendelaar forens
Paadjie 1. paadje 2. scheiding in het haar: b.v. middelpaadjie (middenscheiding) paaiement gedeelte van afbetaling pad (mv. paaie) 1. weg 2. pad. padda kikker paddavoete zwemvliezen padgee (ww.) voorrang verlenen; uit de weg gaan padkaart wegenkaart padkafee wegrestaurant padkos eten voor onderweg padteken verkeersbord padvark wegpiraat padvervoer wegtransport padwerke voor! werk in uitvoering! pak 1. pak 2. pak slaag
115
AFRIKAANS penorent rechtop, kaarsrecht perdfris uitgerust, fris permit vergunning pers 1. pers 2. paars perske perzik petrol benzine petrolstasie benzinestation peuselhappie snack piekel (ww.) sjouwen, met moeite vervoeren / lopen pienk roze piering (kop en piering ) schotel piesang banaan pik houweel pikkewyn penguin pil pil, medicijnen; UITDR: pille drink (medicijnen slikken) pla (ww.) plagen, lastig vallen: jammer om te pla (het spijt mij om u te storen) plaas boerderij; boerenbedrijf plaashuis boerderij (woonhuis) plaasjapie boerenkinkel plakkies slippers plan plan; UITDR.: ons maak ’n plan (wij vinden er wel iets op) plastiek plastic plasties van plastic gemaakt: ’n plastiese beker (een plastic beker) plate neem (ww.) röntgenfoto's maken platform 1. perron 2. podium plek plaats, plek
plek-plek hier en daar pleks (- van) in plaats van plesier plezier; UITDR: dis ’n plesier (graag gedaan) plesierig 1. aangenaam, genoeglik 2. vrolijk mense wat plesierig is: plofstof explosieve stoffen plot huis met stuk grond buiten de stad pluimbal badminton poeding 1. pudding 2. nagerecht poegaai (- wees) uitgeput, moe (zijn) polonie boterhamworst pomelo grapefruit pondokkie armelijk hutje ponsmasjien perforator poot-uit uitgeput pot pan posgeld porto poskaart briefkaart posseël postzegel poswese posterijen potjiekos eenpansmaaltijd in ijzeren driepootpot praktisyn (mediese -) arts, dokter; Ook: mediese dokter preserveermiddel conserveermiddel prikkelpop pin-up girl prinsipaal schoolhoofd; ook skoolhoof probeerslag poging proe (ww.) proeven pronkertjie lathyrus
116
AFRIKAANS prop 1. (kroon)kurk 2. stop (b.v. in bad) puik uitstekend, voortreffelijk puntenerig kieskeurig, lichtgeraakt pyl (ww.) recht op iets af gaan pynappel ananas
regkom (ww.) UITDR.: alles sal reg kom (alles zal goed komen) regkry (ww.) iets voor elkaar krijgen, er in slagen iets te doen 2. herstellen regmaak (ww.) 1. in orde maken 2. steriliseren (honde/ katte laat regmaak) regmakertjie borrel regoor recht tegenover regtig echt, waar; Ook rêrig rekenaar computer, PC rekenmeester accountant: ’n geoktrooieerde rekenmeester (erkende -) renoster neushoorn, rinoceros rêrig echt, waar; ook regtig resep (bak)recept [NB: recept (apotheek) (Ned) = voorskrif (Afr)] resies: race: perderesies (paardenrace) resiesperd renpaard rieme UITDR: jou – styfloop (in de problemen raken) riempie dunne reep leer riempiesstoel stoel met mat van 'riempies' riller thriller rinkink (ww.) fuifen, uitgaan; Ook
Raadop wees ten einde raad zijn raaiskoot gissing raak (ww.) 1. raken 2. in bepaalde uitdrukkingen is ‘raak’ = worden; UITDR: verloof raak (zich verloven); as hy kwaad raak (als hij kwaad wordt) aan die brand raak (gaan branden) raakloop (ww.) iemand onverwachts ontmoeten raakry (ww.) tegen iets aan rijden raaksien (ww.) opmerken, in het oog krijgen raar zeldzaam (angl.) raas (ww.) razen; UITDR: met iemand raas (berispen, de les lezen) radiodrama hoorspel randjie heuvel, reeks heuvels randsteen rand van het trottoir rak (boeken)plank rapsie klein beetje ratkas versnellingsbak ratte versnellingen reënerig regenachtig reg (zelfst.nw.) recht; (bw) in orde: dis reg
rondrinkink, rondrits rissie (rooi-) 1. spaanse peper 2. (fig): kenau, feeks ritsluiter rits ritteltit UITDR: die -(s) kry) (hysterisch worden)
117
AFRIKAANS robot 1. robot 2. OOK: stoplicht, verkeerslicht; zie ook verkeerslig rofstoei (ww.) worstelen rok japon [NB: rok (Ned) = romp (Afr)] rolbal bowling rolnektrui coltrui rolprent film romp rok [NB: romp (Ned) = bolyf (Afr) rondawel rond hutje met rieten dak rondlê (ww.) rondslingeren roomys ijs rot (zelfst.nw) rat rûe meervoud van rug ruiker boeket bloemen ruskamer openbaar toilet ry (ww.) rijden [NB: OOK: met ’n boot ry (varen); met ’n vliegtuig ry (vliegen) ryloop (ww.) liften; ook: duimry ryp lichte nachtvorst
sakrekenaar zakrekenmachine sambreel paraplu sampioen champignon sandpapier schuurpapier; Ook skuurpaper seekat inktvis seekoei nijlpaard seermaak (ww.) 1. pijn doen 2. beledigen UITDR: moenie seer maak nie (je moet niemand kwetsen) sêgoed uitdrukkingen, spreuken sekelmaan halve maan sensitief (over)gevoelig serp(ie) sjaal(tje) Setlaar (1820 -) kolonist uit Engeland seun 1. zoon 2. jongen seunskoor jongenskoor siel uittrek (ww.) plagen, pesten sien (ww.) 1. zien 2. bezoeken: kan ek jou môre kom sien?; ’n dokter gaan sien sif (zelfst. nw) zeef; (ww.) zeven sifdraad kippegaas sinkplaat golfijzer sirkel rotonde sitplekgordel veiligheidsriem skaam 1. bedeest, verlegen: die kind was baie skaam 2. – wees oor iets , - kry oor iets: je schamen voor iets skaduwee schaduw skakel (ww.) opbellen skakelbeampte PR-man/vrouw
Saak maak (ww.) UITDR: (dit) maak nie saak nie: het geeft niet; het maakt niet uit saamryklub carpooling saamstem (ww.) instemmen UITDR: ek stem saam met jou (ik ben het met je eens) saamtrek bijeenkomst saamvat (ww.) meenemen sak zak, tas
118
AFRIKAANS skakelhuis twee-onder-een kap skarlakenkoors roodvonk skattebol lieveling skemerkelkie cocktail(party) skêr schaar skerpioen schorpioen skiktyd flexibele werkuren skinder (ww.) roddelen skinderstories roddelpraatjes skinkbord dienblad skoenlapper vlinder skollie boef, bandiet skons scones (soort gebak) skooldrag schooluniform skoolhou (ww.) lesgeven op school skoorsoeker ruziemaker skorsies squash, ook: lemoenpampoen skottel 1. schaal 2. dis, gerecht. [NB: kop en schotel = koppie en piering skottelgoed afwas, vuil serviesgoed dat afgewassen moet worden skottelgoed was (ww.) afwassen skottelgoedwasser afwasmachine skouhuis modelwoning skraal mager, slank skrefie kier skuifspeld paperclip skyfies 1. veel gebruikte afkorting van aartappelskyfies (patates frites) 2. dia's slaai salade [NB: sla (Ned) = blaarslaai (Afr)]
slaggate gaten in het wegdek slagter slagerij slapskyf floppy disk; (ook: disket) slaptjips patates frites slegmaak (ww.) iemand - (over iemand roddelen) slenterdrag vrijetijdskleding slukderm slokdarm snaaks vreemd, eigenaardig, raar: dis snaaks; ’n snaakse kêrel [NB: snaaks (Ned) = grappig, oulik (Afr) ] sneesdoekie papieren zakdoekje snelskrif steno snoesig gezellig, behagelijk sny (ww.) snijden, knippen soetrissie paprika sokker voetbal sokkerspan voetbalelftal sommerso zo maar sonar echo(grafie) sonbesie cicade sonbrandolie zonnebrandolie sonde 1. zonde 2. ruzie: sonde met die bure; iemand sonde aandoen (tot last zijn) 4. sonde soek met iemand (met opzet moeilijkheden veroorzaken) sonkamer serre sononder zonsondergang sonop zonsopgang sonsambreel parasol sonstrepe coup soleil
119
AFRIKAANS sop soep sopie borrel, drankje sosatie sate sous 1. saus 2. jus souttert hartig gebak, quiche span team (b.v. rugbyspan) spangees teamgeest spanspek meloen spens voorraadkast/-kamertje spertyd deadline voor kopij speurder detective speurverhaal detectiveverhaal spieëltafel toilettafel spiesgooi speerwerpen spindroër centrifuge spinnekop spin spoedbeperking maximum snelheid spoedlokval snelheidscontrole spog (ww.) opscheppen; pochen spookasem suikerspin spore maak (ww.) hard weglopen springmielies popcorn sprinkaan sprinkhaan spruit beekje spyskaart menu staanspoor UITDR: uit die staanspoor (vanaf het begin, dadelijk, onmiddellijk) stadig langzaam: hy ry stadig UITDR: stadig oor die klippe (voorzichtig aan) stadsraad gemeenteraad stadsaal stadhuis, gemeentehuis
stamp (ww.) stampen, stoten stap wandeltocht/ trektocht maken staptoere wandeltochten stasie station stasiewa stationcar stat traditioneel inheems zwart dorp steggie stekje (v.e. plant) steke hechtingen stiksienig kortzichtig stoep veranda [NB: stoep (Ned) = sypaadjie (Afr)] stokperdjie hobby stokalleen helemaal alleen stokkiesdraai spijbelen Tatta tot ziens (zeer informeel) teater 1. operatiekamer 2. schouwburg teatersuster operatiezuster tee thee teël tegel teen tegen [NB: teen (Ned) = toon (Afr)] teenliggaam antistof teerpad geasfalteerde weg teetyd thee-/koffiepauze teiken doelwit tekkies gympen teller kassier tentatief (tentatiewe) voorlopig terg (ww.) plagen, pesten, treiteren tert 1. taart, gebak; 2. (fig.) slet, hoer tikmasjien typemachine
120
AFRIKAANS tikster typiste tjaila (ww.) (het getjaila) ophouden met werken (aan het eind van de dag) tjalie schouderdoek tjank (ww.) janken tjek(rekening) cheque(rekening) tjoepstil doodstil tjop karbonade tjor (trorretjie) oude, aftandse auto toe 1. toen 2. dicht: die kantoor is toe toebalkon dichtgebouwd balkon toebroodjie sandwich toedraai (ww.) 1.dichtdraaien 2. inpakken: ’n geskenk in papier toedraai toegeeteken verkeersbord dat aangeeft dat er voorrang verleend moet worden toeka se dae (uit -) van vroeger toet: uit die jaar toet (lang geleden) toets 1. proef(werk), schriftelijke overhoring toon 1. toon 2. teen (lichaamsdeel) toonbank balie toiings in flarden, gerafeld toktokkie soort kevertje toktokkie speel (ww.) deurtje bellen tolpad tolweg toor (ww.) toveren toordokter toverdokter tou opgooi (ww.) de moed opgeven toustaan (ww.) in de rij staan trapsuutjies kameleon. Ook:
verkleurmannetjie tref-en-trap-ongeluk een ongeluk waar-bij de chaffeur na iemand aangereden te hebben, doorrijdt trek (ww.) verhuizen [Groot Trek 1838] trek zone (bus) troeteldier huisdier tromp-op direct, rechtstreeks: iemand trom-op loop = recht in zijn gezicht bekritiseren tromp-opbotsing frontale botsing trop 1. troep, groep: ’n trop beeste 2. een grote hoeveelheid: ’n trop geld trurat versnelling voor achteruit truspieël achteruitkijkspiegel tuimeldroër droogtrommel tuinmaak (ww.) tuin aanleggen tuis thuis tuis gaan bij (ww.) logeren bij iemand tuiste tehuis, onderkomen; plaats waarmee iets of iemand geassocieerd wordt: Pretoria is my tuiste twak 1. tabak 2. nonsens twee-twee twee aan twee tydsaam iets dat veel tijd kost Uit uit NB: reduplicering: haal die messe uit die laai uit uitasem (- wees) buiten adem (zijn) uitbreiding nieuwe woonwijk uitdruk uitdraai (pc)
121
AFRIKAANS uitgetel moe, uitgeput uithaler voortreffelijk: die perd is ’n uithaler (een voortreffelijk paard); ’n uithalerkok (een eerste klas kok) uithangplek uitgaansgelegenheid uitken (ww.) identificeren uitklim (ww.) 1. naar buiten klimmen 2. uitstappen 3. beklimmen (berg) uitlander buitenlander (ouderwets) uitoorlê (ww.) iemand uitoorlê (te slim af zijn) uitrusters kledingwinkel uitsaai (ww.) uitzenden (radio/tv) uitsaaikorporasie omroepstichting uitsak (ww.) die reën sak uit (het regent); iemand sak uit ( raakt achterop) uitsoekerig kieskeurig uitstaande 1. uitstaand: ’n uitstaande bedrag 2. uitzonderlijk, voortreffelijk uitstalkas vitrine, etalage uitstalling expositie, tentoonstelling uittree (ww.) aftreden uitvat (ww.) uitdossen: hy is deftig uitgevat in ’n pak klere uitveër gommetje
valskerm parachute van (zelfst.nw) achternaam vandeesweek deze week vanieljegeursel vanille essence vanslewe/vanmelewe van vroeger vark varken varkblom/varkoor aronskelk varktjop karbonade varkvleis varkensvlees varswater zoetwater vasbrand (ww.) vastlopen vasbyt (ww.) volhouden, doorzetten vasgevang gevangen, vast vaskeer (ww.) in het nauw drijven vasry (ww.) ( - teen) tegen iets aan rijden: hy het hom teen die paal vasgery vassteek (ww.) 1. vaststeken (met spelden) 2. plotseling ophouden, stoppen: die bok het in sy spore vasgesteek toe hy die leeu sien vastrapplek steunpunt vasval (ww.) vast blijven zitten: met jou motor in die modder vasval vasvat (ww.) 1. stevig vasthouden 2. (fig.) stevig onder handen nemen vasvrawedstryd quiz vat (ww.) 1. nemen: vat vir jou ’n koekie (neem een koekje); ’n kans vat (een kans wagen) 2. aanraken (met de handen): moenie aan my vat nie 3. begrijpen: ek kan sy redenasie nie vat nie 4. duren:
Vaak slaperig: ek is vaak UITDR: praatjies vir die vaak (kletspraatjes). [NB: vaak (Ned) = dikwels (Afr)] vadoek theedoek valletjie(s) ruches, strikjes
122
AFRIKAANS dit het lang gevat (dit heeft lang geduurd). UITDR: iets vat aan jou: iets raakt je, doet je iets vatlappie pannelap vatterig te aanhalig, plakkerig veels geluk hartelijk gefeliciteerd vel huid veldfliek bioscoop in de openlucht veloorplanting huidtransplantatie velskoen zelfgemaakte schoen van dierenhuid veldwagter wildopziener venster raam vensters was (ww.) ramen lappen verband 1. verband 2. hypotheek: ’n verband op jou huis verbandkoers hypotheekrente verbruiker consument verbypad snelweg om een stad of dorp verbysteek (ww.) passeren vererg (jouself) (ww.) zich ergeren vergasser carburateur verhoog 1. podium 2. spreekgestoelte verhoogvrees plankenkoorts (ook: plan-
verkoeler radiator verkoopsbestuurder salesmanager verkoopsdame verkoopster verloof raak (ww.) zich verloven: hulle het verloof geraak verloor (het verloor) (ww.) verliezen vermaaklikheid amusement verneuk (ww.) bedriegen verrinneweer (ww.) verwoesten, ruïneren versiersuiker poedersuiker verskoning excuus, verontschuldiging verskoon my asseblief excuseert u mij alstublieft verslankingskuur vermageringskuur verspot gek, belachelijk: moenie verspot wees nie (doe niet zo gek; stel je niet aan) verstaan (ww.) 1.verstaan 2. begrijpen vertikale blindings lamellen vertoonkamer showroom verversings versnaperingen, voedsel vervies (jou - oor) (ww.) kwaadworden, zich ergeren aan verwysingsraamwerk referentiekader vet dik, gezet vigs aids vingeralleen moederziel alleen vingerete koud of warm buffet vinnig snel: te vinnig ry [NB: vinnig (Ned.) = bytend, skerp (Afr.)]
kevrees) verkeerskonstabel verkeersagent verkeerswisselaar knooppunt verklaring 1. verklaring: 'n verklaring aflê (aangifte doen bij b.v. politiebureau) verkleurmannetjie kameleon verknorsing moeilijkheid, moeite
123
AFRIKAANS vir (voorz.) voor visenteer (ww.) fouilleren vlei moerassig gebied vleis vlees vlermuis vleermuis vloer 1. vloer 2. verdieping (pop.) vloerlap dweil voetoorgang zebrapad voetslaanpad wandelroute volstruis struisvogel voltyds fulltime volvloermatte vaste vloerbedekking vonkelwyn soort champagne vonkprop bougie voorgereg hors d'oevre voorkeer (ww.) tegenhouden voorskoot schort voorskrif (dokters)recept voorste vooraanstaande voorstedelike trein trein naar de voorsteden vorentoe 1. vooruit 2. in de toekomst vorm 1. vorm 2. formulier: aansoekvorm (aanvraagformulier) vraestel schriftelijke examenvragen vrek (ww.) doodgaan (dieren) vroetel (ww.) wroeten vrot 1. verrot 2. slecht: dit gaan vrot vrugteboord boomgaard vrugtekelkie fruitcoctail vrykamer logeerkamer
vryskut joernalis freelance journalist vryspring (ww.) ontkomen aan vul veulen vullis vuilnis. Ook: vuilgoed vulstasie benzinestation vurk vork vuurhoutjie lucifer vuurmaakplek UITDR: dit gaan bo my vuurmaakplek (dit gaat mijn verstand te boven) vuuryster pook vye vijgen Wa wagen, voertuig. UITDR: voor op die wa wees (vrijpostig, brutaal zijn) waai (ww.) 1. waaien 2. wuiven 3. vertrekken, opstappen (pop): ons moet nou waai 4. UITDR: (pop.) Dit het niks met jou uit te waai nie (jij hebt hier niets mee te maken) waaier 1. waaier 2. ventilator waarborg garantie waatlemoen watermeloen waffers geweldig, goed: dis glad nie te waffers nie (dit is niet zo mooi); ’n wafferse vent (een toffe vent) wag (ww.) wachten UITDR: ek kan nie wag om te eet (ik sta te popelen…) walgooi (teen iets -) (ww.) proberen tegen te houden wapenlisensie vuurwapenvergunning
124
AFRIKAANS wonderlik!; jy ’s wonderlik! [NB: wonderlijk (Ned) = snaaks (Afr)] woonstel flat, appartement woonstelblok flatgebouw woonwa caravan woonwapark camping woordverwerker tekstverwerker worrie(s) zorgen, problemen. UITDR (pop.): moenie worrie nie (maak je geen zorgen). Beter is: moenie bekommer nie worsrolletjie saucijzenbroodje wraggies warempel, waarachtig
warmerig nogal warm warmfles thermosfles wasgoeddraad waslijn wasgoedpennetjie wasknijper waterbeperking waterrantsoen watwonderse buitengewoon weduwee weduwe wenspan team dat gewonnen heeft wewenaar weduwnaar weeksdag doordeweekse dag wegkruipertjie ( - speel) verstoppertje wegneemetes afhaalmaaltijd, take away wegskram (vir iets) (ww.) terugdeinzen wegval (ww.) 1. wegvallen 2. beginnen, aanpakken: laat ons vroeg weg val wêreld wereld < uitspr: wèreld> werf erf werskaf (ww.) druk bezig zijn wingerd(stok) wijngaard; wijnstok winskopie koopje, aanbieding wip (ww) 1. wippen 2. UITDR: waaroor wip sy haar ? (waaraan ergert zij zich?) wisselaar knooppunt (verkeer) witbroodjie (fig.): lievelingetje witseerkeel difterie witskrif boek in witte omslag met regeringsverslagen. Ook: witboek woema (pop.) kracht, energie wonder (ww.) zich afvragen: ek wonder of hy nog sal kom wonderlik fantastisch, geweldig: dis
X-strale röntgenstralen Yskas koelkast yslik erg groot yster ijzer ystervark stekelvarken
125
NEDERLANDS Aanbellen die (deur)klokkie lui aanbieding een goedkope ~ winskopie aanrecht werkblad langs waskom in die kombuis aanstekelijk navolging opwekkend (b.v. om te lag) aardappel aartappel aardappelpuree kapokaartappels aardig gaaf, aangenaam abonnee intekenaar abonneren inteken (op) academicus enge persoon met universitêre opleiding accountant rekenmeester accu battery achternaam van achterneef kleinneef achternicht kleinniggie achteruitkijkspiegel truspieël afrekenen 1. afreken; OOK: die rekening (in restaurant of hotel) betaal: Kan ik even afrekenen? afrit afdraaipad afslag afdraaipad afwas skottelgoed afwassen die skottelgoed was afwasmachine skottelgoedwasser agenda dagboek airconditioning lugversorging allochtonen inwoners van Nederland
van nie-Nederlandse afkoms aloë aalwyn, aalwee ambtenaar beampte amper ternouernood, net-net, amper nie ananas pynappel anderhalf een en 'n half annuleren kanselleer ansichtkaart poskaart antistof teenstof, teenmiddel apart 1. afsonderlik 2. anderste (positief of negatief): dit is een apart model (mooi, interessant); hij ziet er wat apart uit (snaaks, eksentriek) aperitief aptytwekker apartement woonstel aronskelk varkoor, varkblom arts mediese praktisyn, dokter, assessoires bykomstighede, toebehore aubergine eiervrug auto motor, kar autochtonen inwoners van Nederland van oorspronlik Nederlandse afkoms automobilist motoris autoverhuurbedrijf motorverhuur Badminton pluimbal badpak swemklere bakblik koekpan
126
NEDERLANDS balie toonbank banaan piesang bankbiljet banknoot bastaardhond brak baviaan bobbejaan beest dier beha bra behang muurpapier bejaardenhuis/-oord aftree-oord, ouetehuis bekaf baie moeg [NB: bek-af (Afr): neerslagtig, uitgeput] bel klokkie benieuwd nuuskierig benzine petrol benzinestation vulstasie, berm grasrand langs die pad besmettelijk aansteeklik bestek messegoed bijkantoor takkantoor bijziend stiksienig
blootsvoets kaalvoet bocht draai boekenplank boekrak boeket ruiker boerderij plaas bof pampoentjies boffen (ww.) geluk hê bontjas pelsjas borrel 1. glasie sterk drank 2. (er is vanavond een borrel bij Jan )’n geleentheid om ’n drankie te drink bot beenderen (van ’n geraamte) boter botter boterham sny brood boud (bv.nw) vol selfvertroue (een boude bewering) [NB: boude (Afr.: sitvlak, agterste] bougie vonkprop boven bokant, bo bovendien boonop, daarby bovenop bo-op, bokant iets, braaf deugsaam, oppassend bridgen brug speel bril 1. bril 2. (bril van toilet) toiletbril broeikas glashuis vir kweek van plante broer(tje) broer, boet(a), boet(ie) brommer bromfiets, bromponie bromvlieg brommer brug (bruggen) brug (brûe)
binnenhuisarchitect binnehuisversier-der bliksem weerlig(straal) bloeden (ww.) bloei bloedtransfusie bloedoortapping bloeien (ww.) blom bloem 1. meelblom 2. blom bloembed blombedding bloemkool blomkool bloot kaal
127
NEDERLANDS brutaal astrant, dom-astrant bureau 1. lessenaar 2. kantoor
corrigeren 1. verbeter 2. boeke merk coup soleil sonstrepe courgettes murgpampoentjies couvert 1. koevert 2. messegoed vir een persoon couveuse (baba)broeikas crèche dagsorgsentrum (kinders), kleuterskool
Cadeau geskenk, present café koffiekroeg,teekamer, kroeg camping woonwapark capriolen kaperjolle, manewales caravan woonwa, karavaan carburateur vergasser carrière loopbaan cassette recorder bandopnemer ceintuur gordel cement dagha centrifuge spindroër chauffeur motorbestuurder (ook: chauffeur in: ’n partikuliere chauffeur) champagne vonkelwyn, sjampanje champignon sampioen chaos deurmekaarspul cocktailparty skemerkelkie colbert baadjie (v.e. pakklere) college lesing op universiteit college lopen klasdraf collegezaal klaskamer coltrui rolnektrui computer rekenaar concurrentie kompetisie condoleren deelneming betuig conserveermiddel preserveermiddel consument verbruiker
Dageraad dagbreek dashbord paneelbord dekbed duvet deken kombers dessert nagereg, poeding detective speurder detectiveverhaal speurverhaal diarree maagwerking dicht toe, gesluit dienblad skinkbord difterie witseerkeel diner dinee, ete directeur 1. bestuurder 2. skoolhoof doelwit teiken doorn doring douche stort drogist apteek droogtrommel tuimeldroër drugs dwelmmiddels duwen (ww.) stoot dweil vloerlap
128
NEDERLANDS Echoscopie sonar egel krimpvarkie ei eier eigenaardig aardig, vreemd, snaaks eikeboom akkerboom elektriciteit elektrisiteit, krag energie energie, krag, woema (pop.) enquête meningsopname, vraelys enveloppe koevert ergens êrens, iewers ergeren (zich) jou vervies etalage vertoonkas eten (zn.) kos; (ww.) eet etenswaren kos evenement geleentheid, gebeurlikheid, explosieven plofstof ezel donkie, esel
fornuis stoof fotokopie fotostaat fouilleren (ww.) visenteer fractie (politieke -) party franje fraiing frappant treffend frisdrank koeldrank fruitcoctail vrugtekelkie funest noodlottig Gaaf ongeskonde, onbeskadig garage motorhuis garagebedrijf motorhawe gedoe gedoente gehakt maalvleis gehandicapt gestrem gek snaaks, befoeterd, mal, gek gelegenheid geleentheid, okkasie; ook: een gelegenheid om iets te gebruiken ('n plek om iets te eet of te drink.) gemeente munisipaliteit gemeentehuis burgersentrum; stadsaal gemeenteraad stadsraad geranium malva gerenommeerd vermaard, beroemd giraffe kameelperd giro bankrekening by die Postbank gissing raaiskoot gitaar kitaar
Faculteit departement (universiteit) failliet bankrot fasant fisant favoriet gunsteling feestje geselligheid, partytjie feliciteren (ww.) gelukwens file erge verkeersopeenhoping film rolprent, fliek (pop.) flat woonstel flater blaps flatgebouw woonstelblok fles bottel fooi fooitjie
129
NEDERLANDS golfijzer sinkplaat gommetje uitveër gootsteen wasplek in kombuis grapefruit pomelo grasmachine grassnyer guava koejawel
hoorn horing hordenloop hekkiesloop hors d'oevre voorgereg houweel pik huid vel huidtransplantatie veloorplanting huig kleintongetjie huismiddeltjes boererate hypotheek verband op 'n huis
Haaknaald hekelpen haakpatroon hekelpatroon hagedis akkedis haken (ww.) hekel handtas handsak hardlopen (ww.) draf hasj dagga haverklap (om de -) kort-kort hechtingen steke helling skuinste, opdraand; afdraand hemd frokkie herenmodezaak mansklerewinkel hersens 1. brein 2. harsings hersenschudding harsingskudding hersenvliesontsteking breinvliesontsteking heus (is dit - waar) rêrig, eg hobby stokperdjie hoes oortreksel hoeslaken paslaken honing heuning hoofd kop hoofdpijn hoofpyn, kopseer hoofdzuster matrone
IJskast koelkast indienen (ww.) indien, inhandig industrie nywerheid informatie vragen navrae doen, inligting vra, informasie vra infuus drip injectie inspuiting inktvis seekat insekt insek, gogga (pop.) instappen opklim (bus e.a.) Jam konfyt janken tjank jarig (zijn) verjaar jas(je) baadjie joggen draf jongen seun jongenskoor seunskoor journaal 1.dagboek 2. nuus op TV jurk rok jus sous jus d'orange lemoensap
130
NEDERLANDS kippevel hoendervleis kletsnat papnat kliekje oorskietkos klip rots in die see klomp 1. houtskoen 2. klont, klomp: goudklomp knippen (ww.) sny knoetje bolla knoflook knoffel knooppunt 1.knooppunt 2. wisselaar (verkeer) knus gesellig, behaaglik koe bees, koei koekeloeren (ww.) skelmpies loer koelkast yskas kokos klapper kolenkachel antrasietstofie koopje winskopie koppeling koppelaar (auto) korting afslag krant koerant krekel kriek krik domkrag kruimel krummel kruimeldief werktuigie om krummels mee op te vee kruiswoordraadsel blokkiesraaisel kuieren (ww.) op jou gemak stap, wandel kunstgebid kunstande kussen kussing
Kaal leeg, sonder blare (boom), sonder hare (kop) [NIET: sonder klere] kaars kers kaarsrecht penorent kado zie cadeau kakkerlak kakkerlak, kokkerot kalender 1. kalender 2. almanak kameleon verkleurmannetjie kapok saadpluis van kapokboom kapper haarkapper karavaan stoet koopliede met kamele in die woestijn karbonade varktjop karnemelk karringmelk kassa kasregister kassier kassier, teller kastreren (ww) laat regmaak van honde of katte kers kersie (vrucht) keuken kombuis kier skrefie kietelen kielie kikker padda kikvorsman paddaman kin ken kinderhoofdjes ronde, outydse straatstene kip hoender kippegaas sifdraad, ogiesdraad
131
NEDERLANDS kwaliteit kwaliteit, gehalte
lucifer vuurhoutjie luiers doeke (vir baba)
Ladder 1. leer 2. leer in jou kous laf 1. soutloos (kos) 2. lafhartig lamellen vertikale blindings langzaam stadig lappendeken lappieskombers larie(koek) nonsens lathyrus pronkertjie leder leer: een lederen / leren jas ledikant katel
Maandverband sanitêre doekies maat 1. maat 2. (kleding) nommer mais mielie makelaar eiendomsagent manager bestuurder mandarijn nartjie mannequin mannekyn mantelpakje baadjiepak medelijden hebben (met) (ww.) (iem.) jammer kry meel koekmeel, meelblom meenemen (ww.) saamvat meisje nooi, dogter, meisie meisjesnaam nooiensvan metro moltrein meubelzaak meubelwinkel middagmaal middagete milieubeheer omgewingsbewaring milkshake melkskommel ministerie departement (regering) misschien miskien, dalk misselijk mislik, naar, siek, olik mixen (ww.) klits mixer klitser modelwoning skouhuis modeshow modeparade moe moeg
luchtverontreiniging lugbesoedeling
132
NEDERLANDS molen meul motor enjin; motorfiets motorfiets bromponie motorkap enjinkap mus mossie
omweg ompad ondergrondse moltrein ongedierte ongedierte, goggas (pop.) ongelukje glips onroerend goed vaste eiendom ontslag (nemen) sy bedanking (indien) ontvangst ontvangs, onthaal onweer onweer, donderstorm, oogst oes oorbel oorbel, (oor)krabbertjie opa oupa opbellen bel, skakel open haard kaggel openbare feestdagen vakansiedae openen oopsluit openingstijden besigheidsure operatiekamer teater (hospitaal) oploskoffie kitskoffie opscheppen (ww.) 1. (kos) opskep 2. grootpraat, spog opzettelijk opsetlik, moedswillig organist orrelis orgel orrel ouderwets ouderwets, outyds overgrootmoeder oumagrootjie overgrootvader oupagrootjie overstappen (ww.) (trein, bus) oorklim ouwelijk soos ’n ou mens
Naaien naaldwerk doen naakt kaal naast langs(aan) nachtvorst ryp nagel nael nakomertje laatlam narcis affodil nectarine kaalgat perske nestelen (ww.) nesskop neushoorn renoster nietje krammetjie nietmachine krammasjien nietsnut nitsnut, niksdoener, leegloper nijlpaard seekoei nogal bra noot 1. (musiek)noot 2. neut nootmuskaat neutmuskaat nukken fiemies nummer nommer nylons sykouse Officiëel amptelik olijk vrolik, grappig oma ouma
133
NEDERLANDS oven oond overhemd hemd overgooier voorskootrok overzijde anderkant
podium verhoog, platform poedersuiker versiersuiker polikliniek buitepasiënte-afdeling pompoen pampoen pook vuuryster popcorn springmielies portemonee beursie porto posgeld positiejurk kraamrok posterijen poswese postzegel posseël praatje praatjie, geselsie predikant predikant, dominee presentator 1. aanbieder (TV), 2. omroeper (radio) prikkeldraad doringdraad probleem probleem, haakplek pudding poeding (nie: nagereg in die algemeen nie) punaise drukspyker; duimspyker puntkomma kommapunt
Pan (met deksel) kastrol, pot pannelap vatlappie panties broekiekouse paperclip skuifspeld paprika soetrissie parachute valskerm paraplu sambreel parasol sonsambreel pardon ekskuus (tog) parketvloer blokkiesvloer parterre grondvloer patchwork laslappies PC rekenaar penguin pikkewyn pensioengeregtigde leeftijd aftreeouderdom perron platform (trein) perzik perske piano klavier pinda grondboontjies pindakaas grondboontjiebotter plaats plek plaatsnamen plekname plakband kleefband plezierig aangenaam ploeg (voetbal)ploeg (sokker)span
Quasi kwansuis, kammakastig quiz vasvrawedstryd Raam 1. venster 2. lys, raam (schildery) radiator verwarmer, verkoeler ramen zemen (ww.) vensters was rat rot recept voorskrif (dokter), resep (vir
134
NEDERLANDS kos kook) receptie resepsie, funksie, onthaal receptioniste ontvangsdame rechtbank hof
schort voorskoot schotel (kop en schotel) piering 2. skottel scooter bromponie serre sonkamer servies breekgoed sfeer stemming, atmosfeer showroom vertoonkamer sinaasappel lemoen sjaal(tje) serp(ie) sla blaarslaai slager slagter slagerij slaghuis slank slank, skraal, maer slappe band papwiel slechtziend slegsiende, gesigsgestrem slijterij drankwinkel, bottelstoor (pop) slippers plakkies slokdarm slukderm sneeuw sneeu, kapok snel vinnig snoep lekkergoed, lekkers snoesig skattig, oulik, fraai soep sop sollicitatiegesprek werksonderhoud solliciteren (ww.) aansoek doen (vir werk) soms soms, partykeer spaanse peper rissie
referentiekader verwysingsraamwerk rem rem, briek (pop.) remmen (ww.) briek, rem restauratie eetsalon (in trein) richtingaanwijzer flikkerlig rits ritssluiter roddelen (ww) skinder roddelpraatjes skinderstories rok romp rolgordijn blindings romp bolyf roodvonk skarlakenkoors rotonde (verkeer-)sirkel rotsachtig klipperig rund bees ruzie maken, baklei, stry Salade(s) slaai(e) salontafel koffietafel sandwich toebroodjie schaal skottel schaar skêr schaduw skaduwee schep graaf schoollokaal klaskamer schorpioen skerpioen
135
NEDERLANDS spertijd klokreël sperziebonen groenbone spijbelen (ww.) skelmpies uit die skool bly, stokkiesdraai spin spinnekop sprei deken stadhuis burgersentrum; stadsaal stadig (gestadig) sonder om op te hou, voortdurend stappen (gaan -) (ww) uitgaan, kroeg besoek station stasie steen klip stekelvarken ystervark stekker kragprop steno snelskrif steunpunt vastrapplek stewardess lugwaardin stoelgang opelyf stof (lap -) materiaal stopcontact muurprop stoplicht verkeerslig, robot stoten (ww.) stamp stropdas das struisvogel volstruis suikerspin spookasem sukkelen (ww.) gebreklik loop; met de gezondheid sukkelen (sieklik wees) surfen (ww.) branderry
surfplank branderplank sweater oortrektrui Tafelkleed tafeldoek tapijt tapyt, mat team span teamgeest spangees teen toon tegenhouden (ww.) voorkeer tentoonstelling uitstalling terminal eindpuntgebou thermometer 1. termometer 2. koorspen thermosfles warmfles thriller riller toetje nagereg, poeding toilet bezoeken (ww.) 'n draai loop toilettafel spieëltafel tomaat tamatie toneelstuk toneelstuk, drama toogdag saamtrek trainer afrigter trainingspak sweetpak trottoir sypaadjie trouwboekje huwelikslisensie tunnel 1. tonnel 2. duikweg typemachine tikmasjien typiste tikster Uitdeuker paneelklopper uitrusting mondering
136
NEDERLANDS uitstappen (ww.) (uit een bus e.a.) afklim uitvoeren (ww.) implementeer
vinnig skerp, bitsig viooltjes gesiggies vitrage kantgordyne vitrine uitstalkas vliegveld lughawe vlinderdasje strikdas vloerbedekking (vaste-) volvloermatte voetbal sokker voetbalelftal sokkerspan voetlicht kollig, kalklig vondeling optelkind voorschrift wat voorgeskryf is, gebod vrijgezel oujongkêrel, alleenloper vrijster (oude -) oujongnooi
Vaak dikwels vaat skottelgoed vaatdoek vadoek varken vark varkensvlees varkvleis veiligheidsriem sitplekgordel veiligheidsspeld haakspeld veranda stoep vergunning lisensie verkeersagent verkeerskonstabel verkeersbord padteken verkoopster verkoopsdame verlegen skaam
Wandelen (ww.) wandel, stap wandelwagentje stootwaentjie war (in de -) deurmekaar warenhuis afdelingswinkel wasgelegenheid (camping) abblusieblok wasknijper wasgoedpennetjie watermeloen waatlemoen waterreservoir dam waterwel boorgat weekend naweek weg pad wegenkaart padkaart wegomleiding ompad
vermageringskuur verslankingskuur verontreiniging besoedeling verslaan (ww.) oorwin, klop (sportterm) versnaperingen verversings, versnaperinge versnellingsbak ratkas verwend bederf vest toeknooptrui veulen vul viaduct duikweg vies vuil vijgen vye
137
NEDERLANDS wegpiraat padvark wegtransport padvervoer wetenschappelijk onderzoek navorsing wijngaard wingerd wijnstokken wingerdstokke wildzwijn bosvark winkelen (ww.) inkopies doen wonderlijk vreemd woonwagen woonwa van sigeuners woonwagenpark sigeunerkamp wortel geelwortel Zaak besigheid (hij heeft een eigen zaak) Zakken voor een examen zakken: druip zakrekenmachine sakrekenaar zebrapad voetoorgang, zebrastrepe zeef sif zelfrijzend bakmeel bruismeel zeuren neul zeurpiet neulkous ziekenhuis hospitaal zitvlak sitvlak, boude zoetwatervis varswatervis zogenaamd kamma, kastig zwemvliezen paddavoete
138
HET ZUID-AFRIKA HUIS
Keizersgracht 141 1015 CK Amsterdam Tel. 020-624 9318 Fax 020- 638 2596 Openingstijden: [email protected] dinsdag t/m vrijdag: 10 .00 - 16.00 www.zuidafrikahuis.nl _____________________________________________________ Het Zuid-Afrika Huis (ZAH) is een samenwerkingsverband tussen Nederlands-Zuid-Afrikaanse Vereniging (NZAV) Stichting Studiefonds voor Zuid-Afrikaanse Studenten (SF) Stichting ter bevordering van de studie van taal, cultuur en geschiedenis van Zuid-Afrika (SAI) en wil de culturele betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika bevorderen.en functioneren als een Nederlands-Zuid-Afrikaans cultureel centrum. Informatie- en Documentatiecentrum Suid-Afrikaanse Instituut. Speerpunten: letterkunde, geschiedenis en cultuur De collectie is in de leeszaal te raadplegen en gedeeltelijk uitleenbaar Fotocopiëerfaciliteiten De catalogus is on-line te raadplegen via de website www.zuidafrikahuis.nl. Activiteiten in en door het Zuid-Afrika Huis Lezingen over historische, literaire of culturele onderwerpen Leeskring Zuid-Afrikaanse letterkunde (1 x per maand) Tentoonstellingen Kamermuziekconcerten
139
Taalcursussen - Cursus Afrikaans voor Nederlanders; - Cursus Nederlands voor Afrikaanssprekenden Bijzondere leerstoel Z.A. Letterkunde aan de UvA Ledenvergaderingen van de NZAV Symposia en congressen Uitwisselingproject voor studenten en themareizen Studiebeurzen voor gevorderde studenten van Zuid-Afrikaanse universiteiten om in Nederland te studeren Boekenclub Egoli met als doel: bevorderen van bekendheid en verspreiding van Zuid-Afrikaanse publicaties in Nederland
Tijdschrift Zuid-Afrika Het Zuid-Afrika huis heeft een eigen periodiek: het tijdschrift Zuid-Afrika onder een onafhankelijke redactie, dat 10 x per jaar verschijnt. Dit blad geeft informatie en achtergrondartikelen over politiek, economie, wetenschap en cultuur in Zuid-Afrika, nieuws over Nederlands-Zuid-Afrikaanse betrekkingen en veel recensies van nieuwe Zuid-Afrikaanse publicaties op het gebied van letterkunde en geschiedenis en cultuur. Ook de nieuwe aanwinsten van het Suid-Afrikaanse Instituut worden erin gepubliceerd. Overige publicaties Publicatiereeks: SAI-reeks Studie en Stage: brochure met wenken voor Nederlandse studenten die in ZA willen studeren Brochure met bijzondere gastenhuizen in Zuid-Afrika
140
NUTTIGE ADRESSEN Nederlandse en Belgische Ambassades in Zuid-Afrika Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden Arcadiastraat 825, Posbus 117, PRETORIA 0001, RSA Tel. 012 - 344 3 910; Fax 012 -343 9950 Consulaat-Generaal der Nederlanden Strandstraat 100, Postbus 346, KAAPSTAD 8000, RSA Tel. 021-5660/1/2/3 ; Fax 021-418 2690 Ambassade van België in Zuid-Afrika Pomona Straat 275, Muckleneuk, PRETORIA, RSA Tel. 012 - 44 3201 / noodgevallen: 012 - 64 6983 Zuid-Afrikaanse Ambassades in Nederland en België Zuid-Afrikaanse Ambassade in Nederland: Wassenaarseweg 40, 2596 CJ DEN HAAG Tel. 070 - 39 24 501; Fax 070-34 60669; www.zuidafrika.nl Zuid-Afrikaanse Ambassade in België en Luxemburg: Wetstraat 26, bus 7/8, 1040 BRUSSEL Tel. 02-285 4400; Fax 02- 285 4402 South African Tourism Jozef Israelskade 48, 1072 SB AMSTERDAM Brochurelijn: Nederland: 0900-2020433 België: 0800-74283 www.southafricantourism.nl SA- Netherlands Chamber of Commerce (SANEC-Nl.) Tel: 070 – 347 07 81; Fax::070 – 335 27 66 E-mail: [email protected] Website: www.sanec.nl
141
Veilig op reis In Zuid-Afrika kan - met uitzondering van bepaalde onveilige gebieden - worden gereisd. Wel wordt geadviseerd het onderstaand advies in acht te nemen. * Indien u per auto reist, is het voor uw veiligheid raadzaam gebruik te maken van de grotere doorgaande wegen en alleen stops te maken bij benzinestations en wegrestaurants. * Afgeraden wordt om lifters mee te nemen en na zonsondergang te reizen. * Afgeraden wordt gebruik te maken van het openbaar vervoer (treinen), vooral in de omgeving van grote steden, omdat reizigers vaak het doelwit van criminele activiteiten zijn. * Afgeraden wordt om foto- en videocamera's, juwelen en mobiele telefoons zichtbaar op straat te dragen. * Aangeraden word om townships slechts met deskundige begeleiding te bezoeken Zie ook: www.wijsopreis.nl (Reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 2008)
142
INDEX Afrika-kultuur 80 Analfabetisme 73 Asseblief 26 Autorijden 60 Banken 43 Bedanken 26 Benzinestations 62 Bloemen 38 Boerenmuziek 79 Busvervoer 63 Computicket 79 Computertermen 37 Condoleren 25 Dankie 26 Fauna 56 Feestdagen 87 Film 81 Flora 57 Fruit 46 Geldeenheid 43 Godsdienst 74 Groenten 46 Groeten 24 Hindoes 75 Hotels 82 Huisdieren 38
Kamer 35 Kapper 44 Kennismaking 23 Keuken 40 Kleding(maten) 49 Klimaat 52 Koffiedrinken 28 Kombuistee 33 Kult.hist. Musea 80 Kunstfeesten 78 Kunstmusea 79 Kurrikulum 2005 69 Levensmiddelen 45 Matriek 69 Milieu 59 Moslims 75 Musea 79, 80 Onderwijs 68 Ooievaarspartytjie 33 Openb. vervoer 63 Pech onderweg 62 Radio & TV 81 Restaurants 82 Slaapkamer 37 Staatsinrichting 87 Sport 77
143
Stoomtreinen 64 Studeerkamer 36 Technikons 70 Telefoneren 30 Temperaturen 53 Theedrinken 28 Tijdsaanduiding 30 Tijdverschil 30 Treinen 63 Tuin 38 Uitspraak 22 Uitv. kunsten 78 Universiteiten 70 Veiligheid 142 Verkeersregels 60 Verontschuldigen 25 Vlag 92 Vleeswaren 47 Vliegtuig 63 Vliegvelden 63 Volksliederen 91 Vooroudergeloof 76 Vruchten 46 Waterbeperking 53 Wegennet 63 Wensen 25 Wildreservaten 55 Winkelen 43
Wonen 34 ZCC 75 Ziekenhuis 84 Ziekte 84 Zuid-Afr. Gebak 42 Zuid-Afrika Huis 139
144