voorheen BOOM-Nieuws
Functioneel Parket Postbus 779 1000 AT Amsterdam e-mail:
[email protected]
Themanummer
Functioneel Parket
nummer 72 | Najaar 2014
Afpakken? Reken maar!
Voorwoord
Van de redactie U kunt zich voor dit vakblad aanmelden via:
[email protected]
Intro: het intranet voor de Rechtspraak Landelijk>Sectoren>Strafrecht (zoek op BOOM)
aFPakken is eveneens te raadplegen via de volgende digitale kanalen:
Politie Kennis Net Home>Leestafel
ZoOM: het intranet voor het OM Actueel > Publicaties > aFPakken
Ook vindt u de themanummers van aFPakken op www.om.nl.
JKS: het juridische kennissysteem van het OM JKS > Landelijke expertise > Afpakken (FP) > BOOMNieuws/aFPakken
De redactie wenst u veel leesplezier!
Inhoudsopgave Inspiratierapporten4 Methodiek van de kasopstelling 6 De steekproef en de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel 17 Kostenbesparing21 Aftrekbare kosten 25 Het belaste wederrechtelijk verkregen voordeel 30 Criminele verdiensten in het milieu 32 Schrijfkramp en de chi-kwadraattoets 36 In mensenhandelzaken is geld geen bijzaak, 40 maar een hoofdzaak!
Gebruik van normen bij de berekening van 44 het wederrechtelijk verkregen voordeel Vervolgprofijt48 Helpdesk52 Berekende uitspraken 57 Gouwe ouwe 61 Afpakteams62 Ontnemingsspecialisten63 Dirk ten Boer, Landelijk coördinerend officier Afpakken
Inspirerend en vernieuwend! Dat zijn termen waar ik van hou. Bij het afpakken van crimineel vermogen krijg ik nog vaak argumenten te horen zoals ‘boekhouden is saai’, ‘cijfers zijn ingewikkeld’, ‘daar moet je toch een accountant voor zijn en ik ben een officier van justitie’, en soortgelijke opmerkingen.
Colofon aFPakken (voorheen BOOM-Nieuws) is het juridische vakblad van het Functioneel Parket waarin het thema afpakken en ontnemen van crimineel vermogen centraal staat. Het verschijnt minimaal drie maal per jaar. Redactie I.R. Beerdsen RA, mr. E.E.G. Duijts, mr. R.P. van der Ende, mr. M. Hiemstra, D.J. Gardenier, M.A.H. Hienkens, ing. D.T. Lautenbach, mr. H.G. Punt, mr. C.J. Zweers
2 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Gastredacteuren Mr. D. ten Boer, K. Buijs, drs. A. J. Butter-Sintenie RA, drs. M.R. van Diggelen RA, drs. J.H. Gerrits RA, drs. R. Schouteten RA, mr. H.W.G. Sweerts, E.A.H. Weustenraad RA
Fotografie ANP, Hollandse Hoogte, Shutterstock, Robin Utrecht
Eindredactie ing. D.T. Lautenbach, D.J. Gardenier
Functioneel Parket Postbus 779, 1000 AT Amsterdam T: (088) 699 24 40 E-mail:
[email protected]
Concept en realistatie Kris Kras context, content and design
Druk OBT bv
Afgelopen maand was ik gast bij een door de FIOD georganiseerde internationale conferentie, genaamd COIN, in het NEMO-museum in Amsterdam. COIN staat voor COnferentie en INnovatie. Er waren 19 landen bij aanwezig, die innovatieve methodieken en zaken bespraken over de aanpak van criminaliteit en het afpakken van crimineel vermogen. Onvoorstelbaar inspirerend om in twee dagen vele collega’s wereldwijd te horen praten over het afpakken van dat vermogen. Over bitcoins, over internationale structuren, over samenwerken, over het bereiken van resultaten. En steeds meer en meer wordt duidelijk dat het afpakken van crimineel vermogen een inter-
3 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
ventiestrategie is om allerlei vormen van criminaliteit te bestrijden. In de moderne wereld lijkt het dé methode om een vinger te krijgen achter de georganiseerde criminaliteit, of het nu over mensenhandel gaat, over de handel in verdovende middelen, over milieucriminaliteit of over fraude. En die aanpak kunnen we alleen maar doen als we samenwerken, nationaal, internationaal, met andere partners, of met civiele partijen. En van daaruit via een programmatische aanpak! Vernieuwend dus om te praten over inspiratierapporten, over de wijze van berekenen, over de aanpak van de milieucriminaliteit, over mensenhandel, over het helpen van elkaar. Voor u ligt opnieuw een fantastisch exemplaar van het blad aFPakken met veel kennis die u kan helpen. Maar vooral is dit een nummer met veel inspiratie. Ik wens u veel leesplezier.
Inspiratierapporten
Bewust is gekozen voor de term inspiratierapport en niet voorbeeldrapport of standaardrapport. Juist omdat elke zaak vraagt om een eigen strategie en dus ook een eigen invulling van het ontnemingsrapport. Met de lancering van de inspiratierapporten wordt beoogd een idee te geven hoe een ontnemingsrapport in een bepaald type strafzaak eruit zou kunnen zien. De inspiratierapporten geven ook een idee hoe kan worden omgegaan met specifieke onderwerpen cq. berekeningsmethodieken en hoe deze methodieken op een heldere manier aan de lezer kunnen worden gepresenteerd. Voor de inspiratierapporten is het format dat beschikbaar is op PolitieKennisNet (hierna: PKN) gebruikt; dit PKN-format is de basis voor alle ontnemingsrapporten, wat leidt tot herkenbaarheid bij de rechterlijke macht.
4 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Combinatie legale-illegale activiteiten
Andere feiten (voor 1/7/2011 soortgelijke feiten)
Denkmodel
Toerekenen
x
x
Transactieberekening per typologie Financieel-economische criminaliteit x
Beleggingsfraude
Omdat er in de praktijk vaak vragen leven als “kan ik een standaard rapportage krijgen” en “hoe kan ik specifieke problematiek helder in het ontnemingsrapport naar voren brengen” wordt tegelijkertijd met dit themanummer van aFPakken een aantal inspiratierapporten gelanceerd. Deze inspiratierapporten zijn aan de hand van praktijkvoorbeelden opgesteld door de forensisch accountants van het Functioneel Parket.
Vervolgprofijt
Het effectief afpakken van criminele gelden vraagt om een gedegen ontnemingsrapport. Iedere zaak is uniek en vraagt om een eigen aanpak. Dat geldt ook voor de ontnemingsrapportage die in een zaak wordt opgesteld.
Extrapolatie
Besparing van kosten
drs. A. J. Butter-Sintenie RA, forensisch accountant
Indirecte berekening o.b.v. geldstromen
De inspiratierapporten geven een idee hoe een ontnemingsrapport in een bepaald type strafzaak eruit kan zien en hoe kan worden omgegaan met specifieke methodieken c.q. aspecten
Tot op heden is een aantal inspiratierapporten opgemaakt. In de loop van de tijd zullen er meer volgen. De inspiratierapporten zijn beschikbaar in PDF. Deze zijn voor opsporingsmedewerkers terug te vinden via de PKN-site en voor OM-medewerkers via JKS1. In onderstaande tabel is weergegeven welke inspiratierapporten beschikbaar zijn. In de tabel is opgenomen welke type berekening het betreft en is inzichtelijk gemaakt welke methodieken cq. aspecten in welk inspiratierapport aan bod komen.
Hypotheekfraude (oplichting bank) Hypotheekfraude (ontbreken legale inkomsten)
x
Faillissementsfraude
Milieucriminaliteit Overtreding wet milieubeheer (stookolie)
x x
Overtreding vergunningvoorschriften (emissienormen)
x
x
Mensensmokkel/tewerkstelling illegalen Escort
Het inspiratierapport kan gebruikt worden om ideeën op te doen om het ontnemingsrapport voor een specifieke zaak vorm te geven, maar dient uitdrukkelijk niet als basis voor het opstellen van het ontnemingsrapport in de specifieke zaak. Wanneer er behoefte is om te sparren over afpakproblematiek in een concrete zaak kan contact worden opgenomen met een van de forensisch accountants van het Functioneel Parket via
[email protected].
x
x x
Club
Witwassen Ondergronds bankieren
x
x
Verdovende middelen Dugshandel MDMA en GHB
x
Perdiodeberekeningen Eenvoudig kasopstelling
Overige
1 Vindplaats PKN: Kennis>Financiële opsporing> Voordeelsontneming>Voordeelsontneming instellen, JKS: Landelijke
Inspriratieparagraaf toerekenen
expertise>Afpakken (FP)>Inspiratierapporten voordeelsberekening
5 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
x
Methodiek van de kasopstelling
drs. A. J. Butter-Sintenie RA, forensisch accountant drs. M.R. van Diggelen RA, senior forensisch accountant E.A.H. Weustenraad RA, senior forensisch accountant
In 2008 is uitgebreid aandacht besteed aan de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel via een kasopstelling in het ‘Themanummer kasopstelling’1. Naast informatie uit dat Themanummer, zullen in dit artikel diverse nieuwe onderwerpen de revue passeren met betrekking tot de methodiek van de kasopstelling. Bedoeling van dit artikel is een zo praktisch mogelijke handreiking te geven om bijzondere aspecten van de berekening en/of mogelijke verweren van de betrokkene het hoofd te kunnen bieden.
Berekening per delict versus berekening per periode Het wederrechtelijk verkregen voordeel kan op twee manieren berekend worden. Ten eerste door te bepalen wat betrokkene uit elk van de strafbare feiten aan winst heeft overgehouden (berekening per delict) en ten tweede door het uitgavenpatroon van betrokkene te analyseren: welke uitgaven doet betrokkene en welke legale ontvangsten staan daar tegenover. Op die manier wordt een totaalvoordeel over een bepaalde periode berekend, bestaande uit een kennelijke illegale bron van waaruit betrokkene uitgaven financiert. Anders gezegd, bij de eerste methode wordt het voordeel benaderd vanuit de creatie van dat voordeel, dus hoeveel voordeel is gegenereerd aan ‘de voorkant’. Bij de tweede methode wordt het voordeel benaderd vanuit de besteding van dat voordeel, dus vanaf ‘de achterkant’.
onverklaarbaar geld heeft kunnen beschikken, dan zal dit resulteren in een voordeelsberekening op basis van een kasopstelling.2,3
De methode De kasopstelling kent twee varianten4: de eenvoudige kasopstelling (hierna: EKO) en de uitgebreide kasopstelling (hierna: UKO). In beginsel is de uitkomst van beide opstellingen gelijk. Dit is alleen niet zo wanneer illegale ontvangsten ook giraal (dus via de bank) worden ontvangen. Wanneer deze situatie zich voordoet, moet in beginsel5 een UKO opgesteld worden. Hier kan ook voor gekozen worden indien opmerkelijke mutaties via de bankrekening plaatsvinden of nader inzicht verschaft moet worden in het bestedingspatroon van de betrokkene. De EKO ziet er als volgt uit:
Opgemerkt wordt dat als alle informatie met betrekking tot strafbare feiten, opbrengsten, kosten, legale ontvangsten en bestedingen bekend is, beide methoden uiteraard op een zelfde bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel uitkomen. In zo’n situatie zou de berekening per delict bijvoorbeeld uitkomen op een winst van € 70.000,(bestaande uit opbrengsten ad €100.000,- minus kosten ad € 30.000,-). Indien deze winst is besteed aan een auto (€ 45.000,-), verbouwing (€ 20.000,-) en vliegreis (€ 5.000,-) terwijl er geen legale ontvangsten zijn, zal de kasopstelling een bedrag aan onverklaarbare uitgaven van eveneens € 70.000,- tonen. Dit laat gelijk zien dat de keuze tussen elk van beide methoden een praktische is, ingegeven door de beschikbare onderzoeksinformatie. Indien onvoldoende bekend is geworden over de totale aard en omvang van de gepleegde strafbare feiten, maar wel is gebleken dat betrokkene over een grote hoeveelheid
6 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
7 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Beginsaldo contant geld +/+
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen
-/-
Eindsaldo contant geld
Beschikbaar voor het doen van uitgaven -/-
Werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen Verschil
Het Beginsaldo betreft het bedrag in contanten dat de betrokkene (legaal) tot zijn beschikking had om uitgaven te doen aan het begin van de onderzochte periode. De Ontvangsten betreffen het geld dat betrokkene gedurende de onderzochte periode contant tot zijn beschikking had. Hieronder vallen ook de contante opnamen van de bankrekening. Gezien het doel van de kasopstelling, moeten uiteraard alleen de legale contante ontvangsten meegenomen worden.
Beginsaldo in de eenvoudige kasopstelling Bij het bepalen van het beginsaldo contant geld moet in ogenschouw worden genomen dat het in beginsel gaat om het beginsaldo dat is opgebouwd uit legale activiteiten. Ook is het niet voldoende voor betrokkene om enkel te stellen dat hij op de begindatum beschikte over een contant geldbedrag van een bepaalde omvang. In ontnemingsprocedures is sprake van een redelijke en billijke verdeling van de bewijslast1, zodat de enkele betwisting van een (deel van) de berekening niet volstaat. Het ligt dan ook op de weg van betrokkene om – zo nodig door bescheiden gestaafd – tegenover de rechter aannemelijk te maken dat hij op de begindatum over contant geld beschikte. Zo wordt bijvoorbeeld door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch2 opgemerkt dat de enkele omstandigheid dat de betrokkene op de begindatum van de EKO geld had op zijn bank- en/of spaarrekening en de omstandigheid dat de betrokkene inkomsten had uit een eerder dienstverband onvoldoende is om aannemelijk te maken dat hij op de begindatum over contant geld beschikte, zeker nu betrokkene had verklaard dat zijn loon steevast op zijn bankrekening werd overgemaakt. Legaal beginsaldo – maar is dat wel aannemelijk? Wanneer een betrokkene stelt over een hoeveelheid contant geld te hebben beschikt op een datum voor de begindatum van de EKO speelt de vraag wat er in de tussentijd is gebeurd met het geld. Met andere woorden: hoe aannemelijk is dat dit geld nog aanwezig was op de begindatum van de EKO? Wellicht dat het uitgavenpatroon van betrokkene of aangiften inkomstenbelasting (met de vermogensbestanddelen in box 3) hiervoor aanknopingspunten bieden. De Rechtbank Utrecht3 achtte het op grond van door de verdediging overhandigde bankafschriften wel aannemelijk geworden dat betrokkene in 2008 van zijn ex-vriendin een bedrag had ontvangen, maar meende echter dat dit bedrag niet als beginsaldo voor de kasopstelling moest worden genomen. De rechtbank baseerde dit oordeel op het uitgavenpatroon van betrokkene in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 april 2011, waarbij de rechtbank er vanuit gaat dat betrokkene in 2008 een uitgavenpatroon had dat hiermee overeenstemde. De rechtbank oordeelde dat de uitgaven van betrokkene dermate hoog waren dat het onaannemelijk werd geacht dat betrokkene in januari 2009 nog over voornoemd bedrag kon beschikken.
moet eerst nagegaan worden in hoeverre hij voor die criminele activiteiten veroordeeld is, maar er geen ontneming heeft plaatsgevonden. Het uitgangspunt van ne bis in idem geldt immers ook in ontnemingswetgeving en -jurisprudentie4 en deze criminele verdiensten kunnen niet alsnog in een andere procedure ontnomen worden. Wat nu te doen? Is er geen eerdere veroordeling geweest dan kan simpelweg gesteld worden dat geen sprake is van een legaal contant beginsaldo. Is er wel een veroordeling geweest zal ook hier nagegaan moeten worden in hoeverre het aannemelijk is dat betrokkene een dergelijk bedrag met die eerdere criminele activiteiten heeft verdiend, maar ook in hoeverre het aannemelijk is dat dit bedrag op de begindatum van de berekening nog aanwezig is. Als laatste wordt nog aangegeven dat een aannemelijk beginsaldo afkomstig van eerdere criminele activiteiten ook op grond van witwassen niet meegenomen hoeft te worden, nu betrokkene door het gebruik van dit geld zijn eerdere criminele verdiensten heeft omgezet. Zo oordeelde het Gerechtshof ’s Hertogenbosch 5 in 2009 dat voordeel van vóór 1993 6 wel kan worden ontnomen indien dat voordeel na 1 maart 1993 opnieuw het resultaat is van een ander strafbaar feit. In de onderhavige casus was het hof van oordeel dat de door de betrokkene voor 1 maart 1993 uit misdrijven genoten inkomsten ook daarna aan het zicht van justitie onttrokken werden gehouden doordat daaraan kennelijk een legale herkomst werd verschaft en dat de door betrokkene tentoongespreide handelingen duiden op handelingen die geschikt en bestemd zijn om de werkelijke aard, herkomst en vindplaats te verbergen en/of te verhullen. De voornoemde handelingen zijn strafbaar gesteld bij artikel 420bis juncto 420ter Wetboek van Strafrecht.7
Het Eindsaldo is het bedrag in contanten dat betrokkene tot zijn beschikking had aan het einde van de onderzochte periode. De uitkomst van de formule is het saldo “Beschikbaar voor het doen van uitgaven”. Deze uitkomst kan negatief zijn, bijvoorbeeld wanneer het aangetroffen bedrag bij de doorzoeking hoger is dan het beginsaldo plus de contante ontvangsten. De laatste component Uitgaven betreft alle contante uitgaven die gedaan zijn in de onderzochte periode. Geldstortingen op een bankrekening worden gezien als contante uitgaven. Het bedrag aan werkelijke uitgaven wordt vervolgens afgetrokken van het bedrag dat (legaal) beschikbaar was voor het doen van uitgaven. Indien het Verschil negatief is, moet sprake zijn van onbekende ontvangsten. Een negatieve kas is immers niet mogelijk: men kan niet meer uitgeven dan men fysiek aan kasgeld beschikbaar heeft, tenzij sprake is van een andere, onbekende ontvangstenbron. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is dan minimaal gelijk aan deze ontvangsten. Tijdens het onderzoek zal namelijk zelden zicht verkregen worden op alle uitgaven van betrokkene. Meer uitgaven zullen het verschil en dus het wederrechtelijk verkregen voordeel verhogen. De formule en de berekeningswijze van de UKO zijn hetzelfde als bij de eenvoudige kasopstelling. Het verschil zit in het feit dat ook de bankgegevens in de berekening betrokken worden. Met andere woorden, bij het begin- en eindsaldo evenals de ontvangsten en uitgaven, worden naast de contante bedragen ook alle saldi van de bank- en girorekeningen en girale ontvangsten en uitgaven meegenomen. De contante stortingen op en contante opnamen van een bankrekening gelden in dit geval níet als uitgaven en ontvangsten. Er wordt namelijk niets uitgegeven of ontvangen, het geld wordt alleen in een andere vorm aangehouden.
1 HR 24 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4724 en EHRM 23 september 2008, ECLI:NL:XX:2008:BG3336.
De UKO ziet er als volgt uit:
2 Hof Den Bosch, 6 juni 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:CA3467. 3 Rb Utrecht, 25 november 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BU6180. 4 HR 11 oktober 2005, JOW 2006,11, ECLI:NL:HR:2005:AT3654. 5 Hof Den Bosch 17 november 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BK3716.
Beginsaldo contant geld en banrekening(en) +/+
Legale ontvangsten
-/-
Eindsaldo contant geld en bankrekening(en)
6 Op 1 maart 1993 is de wet van 10 december 1992 tot wijziging
Beschikbaar voor het doen van uitgaven
van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en andere
-/-
Werkelijke uitgaven Verschil
sancties, de zogenaamde ontnemingswetgeving, in werking getreden.
Niet legaal beginsaldo – wanneer wel opnemen als beginsaldo? Wanneer betrokkene verklaart dat er een contant beginsaldo afkomstig is van eerdere criminele activiteiten,
8 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
7 Voor andere uitspraken over witwassen van crimineel vermogen vóór 2001, zie Hof Amsterdam 23 februari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV7766 en HR 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF5557.
Omdat de formules van de EKO en de UKO sterk op elkaar lijken, moet er voor gewaakt worden dat elementen uit de ene formule abusievelijk worden gebruikt in de andere formule. Dit leidt immers tot een
9 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
onjuiste berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit wil in de praktijk nog wel een enkele keer gebeuren, bijvoorbeeld dat een EKO wordt opgesteld, maar daarin tevens het begin- en eindsaldo van de bankrekeningen wordt betrokken. Gelet op de systematiek van de kasopstelling is geen ruimte voor aftrek van direct gerelateerde kosten6 . Dergelijke kosten zijn feitelijk al (indirect) verwerkt in de kasopstelling. In een kasopstelling wordt namelijk bepaald over welke onbekende bron van ontvangsten betrokkene kon beschikken. Deze bron bestaat feitelijk uit de winst die met de strafbare feiten is behaald. En deze winst bestaat uit de opbrengsten minus de kosten. Overigens kunnen door de verdediging opgevoerde kosten nog wel op andere wijze terugkomen in de kasopstelling. In bepaalde gevallen zijn kosten namelijk te kwalificeren als ‘uitgaven’ en verhogen daarmee het berekende voordeel7. Het criterium om uitgaven op te kunnen nemen wordt uitgewerkt in het kader ‘Uitgaven’.
Economische eenheid Alvorens een kasopstelling te maken dienen de uitgangspunten uiteen gezet te worden. Zo moet onder meer nagegaan worden of betrokkene met zijn/haar partner of een bedrijf een economische eenheid vormt, waarvan dan zowel de uitgaven als ontvangsten meegenomen moeten worden. • Economische eenheid partners In het financieel onderzoek moet nagegaan worden of betrokkene een partner heeft en of zij een gezamenlijke (financiële) huishouding vormen. Wanneer zij bijvoorbeeld gezamenlijk aankopen doen van een gezamenlijke rekening is aannemelijk dat zij een economische eenheid vormen. Het gaat daarbij om de feitelijke situatie binnen het gezin en niet om juridische overeenkomsten, zoals bijvoorbeeld huwelijkse voorwaarden. Bij een economische eenheid dienen legale ontvangsten, het begin- en eindsaldo en de uitgaven van de gehele economische eenheid in de kasopstelling te worden betrokken. • Economische eenheid bedrijf Wanneer betrokkene een eenmanszaak drijft8, rijst de vraag of de kas en/of bank van de eenmanszaak moet worden betrokken in de kasopstelling. Primair is het uitgangspunt dat zoveel mogelijk wordt uitgegaan van alleen de privé portemonnee/bankrekening. Uitzonderingen op dit uitgangspunt ontstaan wanneer strafbare feiten gepleegd zijn met de eenmanszaak of wanneer de privé en zakelijke geldstromen (administraties) niet onderscheiden kunnen worden. In een latere editie van aFPakken zal hierop nader worden ingegaan. Dit geldt ook voor andere bedrijfsvormen.
Legale contante ontvangsten in de eenvoudige kasopstelling In de eenvoudige kasopstelling worden alleen legale contante ontvangsten meegenomen. De legale contante ontvangsten bestaan doorgaans uit ontvangsten vanuit werk en inkomen en uit contante opnames van bankrekeningen, maar zij kunnen ook bestaan uit contante ontvangsten voor leningen of erfenissen. Legale contante ontvangsten uit werk en inkomen? Aan de hand van belastinggegevens kan nagegaan worden of betrokkene ontvangsten heeft uit werk en inkomen (box 1)1. Doorgaans betalen gerenommeerde bedrijven loon niet contant uit. Ook uitkeringen van sociale diensten worden doorgaans niet contant betaald. Door onderzoek van de bankrekeningen kan worden nagegaan of deze ontvangsten giraal zijn ontvangen. Als dat het geval is dan zijn dit geen ontvangsten voor de eenvoudige kasopstelling. Als de ontvangsten niet giraal zijn ontvangen (en betrokkene verklaart wellicht over het hebben van legale contante ontvangsten) dan is de vraag hoe aannemelijk dit is wanneer hiervan niets is gebleken uit tactisch onderzoek? Nagegaan zal moeten worden of betrokkene daadwerkelijk werk heeft verricht voor de ontvangen gelden of dat er sprake is van een fictief dienstverband. Opgemerkt wordt dat wanneer sprake is van een fictief dienstverband deze ontvangsten niet worden meegenomen als ontvangsten in de kasopstelling.2,3 Legale contante ontvangsten uit lening, erfenis, money transfers of casinowinsten? Indien betrokkene aangeeft een (deel van) een erfenis in de onderzoeksperiode contant te hebben ontvangen, zijn de gegevens van de Belastingdienst een eerste aanknopingspunt om te bepalen hoe aannemelijk een ontvangst van een erfenis is. Ook zal nagegaan moeten worden in hoeverre het aannemelijk is dat (een gedeelte van) de erfenis contant ontvangen is en met welke activiteiten de erflater dit contante geld verdiend heeft4 . Met betrekking tot verklaringen over contant ontvangen leningen zijn leningsovereenkomsten en de lenings criteria (zakelijkheid van de lening) aanwijzingen voor de aannemelijkheid. Want hoe aannemelijk is het bestaan van een lening als er geen leningsovereenkomst is en geen rente betaald hoeft te worden voor een lening? Als er daarnaast ook geen zekerheden zijn verstrekt bij een substantiële lening en betrokkene zelf veel spaargeld heeft, wordt het wel heel onaannemelijk dat iemand nog een contante lening neemt, zeker als deze lening na een bepaalde periode nog niet is afgelost. Een van de onderzoekshandelingen hieromtrent is
10 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
het horen van de geldverstrekker. Bij dit verhoor moet ook ruime aandacht besteed worden aan de vraag hoe die geldverstrekker op een legale manier aan het contante geld gekomen is. Via money transfers kunnen gelden ter beschikking worden gesteld aan personen in het buitenland. Voor ontvangsten uit money transfers moet worden vastgesteld of het legale of illegale ontvangsten betreft. Er zal daarom nader onderzoek naar de herkomst van deze gelden moeten worden verricht, daar het zou kunnen zijn dat betrokkene op deze wijze zelf verdiende criminele gelden witwast of dat de money transfers betalingen zijn voor verrichte criminele handelingen.
verwonderlijk, aangezien het een witwaszaak betrof en de bewijslast voor het OM dan hoger ligt dan in een ontnemingszaak (“wettig en overtuigend bewezen" resp. “aannemelijk”). Dat het in een witwaszaak noodzakelijk is om andere omstandigheden mee te nemen blijkt ook uit een conclusie van het Parket van de Hoge Raad.7 Daarin wordt namelijk gesteld dat het bedrijfseconomisch model van casino’s dusdanig is dat het casino op de lange termijn uit roulette winst behaalt, maar dat dit niet automatisch betekent dat het spelen van roulette door iedere individuele deelnemer op de lange termijn tot meer verlies dan winst leidt. In een ontnemingszaak kan het dan echter nog wel steeds aannemelijk zijn dat betrokkene geen winst behaald heeft.
AWR. Voor zover betrokkene deze zwarte ontvangsten heeft aangewend in het economisch verkeer maakt betrokkene zich schuldig aan witwassen8 en worden deze ontvangsten niet meegenomen als legale contante ontvangsten.
Overigens dient bedacht te worden dat indien betrokkene met crimineel verkregen gelden speelt in het casino, bij eventuele speelwinst sprake is van zogenaamd vervolgprofijt.
2 Zie bijvoorbeeld ook Rb. Rotterdam, 28 november 2008,
Samenvattend geldt voor aannemelijke contante ontvangsten dat deze alleen worden opgenomen wanneer deze een legale herkomst hebben én fiscaal verantwoord zijn.
1 Voor zover een betrokkene een eenmanszaak of VOF drijft worden deze in dit onderdeel niet behandeld. Verwezen wordt naar het onderdeel ‘economische eenheid’.
Soms verklaart betrokkene dat er sprake is van casinowinsten. Zo ook in een zaak5 van een betrokkene die stelde speelwinst te hebben gerealiseerd in Monte Carlo, welke tevens was aangegeven bij de Belastingdienst. Uit nader onderzoek bleek dat betrokkene in Monte Carlo was geweest, tweemaal in het casino was geweest en dat nadien geldbedragen in verschillende valuta op de rekening van betrokkene in Nederland waren gestort. Echter, de autoriteiten van Monte Carlo gaven aan dat wanneer betrokkene met belangrijke bedragen zou hebben gespeeld, deze genoteerd zouden zijn en dat zijn identiteit in dat geval zou zijn overgedragen aan de “Service des Différences”. Dit was niet het geval en dus is niet aannemelijk geworden dat genoemde bedragen een legale herkomst hadden en om die reden in de kasopstelling betrokken moesten worden.
ECLI:NL:RBROT:2008:BG6915. 3
Wanneer het fictief dienstverband gebruikt is als witwasconstructie, wordt bij een voordeelberekening door middel van een EKO de girale ontvangsten opgenomen onder de contante
Wanneer wel/niet meenemen contante ontvangsten? Allereerst moet dus worden onderzocht of aannemelijk is dat betrokkene contante ontvangsten heeft gehad. Voor alle contante ontvangsten geldt dat indien uit aanwijzingen blijkt dat het aannemelijk is dat de ontvangen bedragen afkomstig zijn van illegale activiteiten, deze ontvangsten niet meegenomen worden als legale contante ontvangsten.
uitgaven: het is immers aannemelijk dat de girale ontvangst vooraf is gegaan door een contante betaling. Overigens worden in de UKO geen contante uitgaven opgenomen; hier wordt echter de girale ontvangst niet als legale ontvangst opgenomen. 4 Mocht het hier gaan om illegale inkomsten, is er bij het accepteren van de erfenis mogelijk sprake van witwassen. 5 Rb. Noord-Holland 7 februari 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8532. 6 Rb. Gelderland 18 april 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:2966. 7 Parket bij de Hoge Raad, 8 juli 2014, ECLI:NL:PHR:2014:1749.
Voor zover betrokkene wel legale contante ontvangsten heeft genoten, maar deze niet heeft aangegeven bij de belastingdienst, zou gesteld kunnen worden dat sprake is van een fiscaal delict in de zin van artikel 68 en 69
Uit dit voorbeeld blijkt dat bij een dergelijke verklaring nagegaan dient te worden bij het desbetreffende casino of betrokkene (frequent) bezoeker is geweest. De Rechtbank Gelderland6 oordeelde al eens mede op basis van statistiek dat het niet aannemelijk was dat betrokkene herhaaldelijk substantiële, contante speelwinsten zou hebben behaald in het casino. De rechtbank stelde dat het een feit van algemene bekendheid is dat het uitzonderlijk is dat een persoon structureel nettowinsten behaalt met kansspelen. Voorts waren geen aanwijzingen opgenomen op grond waarvan betrokkene in dit opzicht een uitzondering betrof en van het merendeel van de (geregistreerde) bedragen die door het casino waren uitgekeerd kon niet worden vastgesteld dat het speelwinst betrof. Bovendien bleek uit het onderzoek dat de betrokkene met online kansspelen een groter bedrag verloren had, dan hij had gewonnen. In de bovenstaande zaak is niet slechts uitgegaan van een feit van algemene bekendheid, maar zijn diverse andere omstandigheden (zoals de daadwerkelijk gerealiseerde resultaten) meegenomen. Dit is ook niet
11 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
8 HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:693.
Gevolgen voor uitvoering onderzoek Het mag duidelijk zijn dat de keuze om een kasopstelling te maken, gevolgen heeft voor de wijze waarop het onderzoek wordt ingericht. Telkens is van belang om te rechercheren op mogelijke legale ontvangsten en uitgaven. Dit betekent dat niet alleen de financiële rechercheurs, maar ook de tactische rechercheurs moeten weten welke informatie van belang is voor de kasopstelling. Dit kunnen financiële tapgesprekken zijn met betrekking tot uitgaven, die anders wellicht als ‘niet relevant’ zouden zijn weggeschreven. Of bankafschriften, facturen en bonnetjes, vakantiefoto’s, eigendomsbewijzen en andere bescheiden die worden aangetroffen bij een zoeking en waaruit uitgaven kunnen blijken. Ook van belang is direct bij het eerste verhoor te vragen naar eventuele legale ontvangsten, in welke vorm dan ook (salaris, erfenis, schenking, speelwinst, lening, ambulante handel etc.). Ook kunnen de tactische collega’s hulp bieden bij het onderbouwen van additionele uitgaven, bijvoorbeeld het onderzoek bij een reisbureau op grond van een aangetroffen vliegticket, met als doel mogelijke extra vliegbewegingen (uitgaven) in kaart te brengen.
Separaat bijtellen bij de uitkomst van de kasopstelling Bij een kasopstelling wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend aan de hand van de geldstromen (ontvangsten/uitgaven). Er bestaan echter ook vormen van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij géén geldstromen (ontvangsten/uitgaven) plaatsvinden. Deze voordelen zullen dus niet in de voordeelsberekening worden meegenomen, als deze wordt gebaseerd op een kasopstelling. Daarom dienen deze voordelen separaat bij de uitkomst van de kasopstelling te worden bijgeteld. Gebeurt dit niet, dan wordt ten onrechte een te laag wederrechtelijk verkregen voordeel geschat. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende componenten9: • Vorderingen; ingeval een illegale transactie is afgerond maar betrokkene de opbrengst nog niet heeft ontvangen. Een vordering is een vermogensbestanddeel, met andere woorden geeft een vermogenstoename, en maakt dus ook deel uit van het wederrechtelijk verkregen voordeel. • Vervolgprofijt in de vorm van waardestijgingen; zoals de waardestijging van een effectenportefeuille waarin de buit is geïnvesteerd. • Voordeel in natura; bijvoorbeeld wanneer betrokkene voor bewezen illegale diensten in plaats van een geldbedrag een duur horloge heeft gekregen als beloning of is meegenomen op een vakantietripje. • Besparing van kosten; in het geval van een besparing is er juist géén uitgave (geldstroom) geweest. Bij de laatste component moet onderscheid gemaakt
12 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
worden in het soort kosten dat bespaard is: ‘criminele’ kosten of ‘consumptieve’ kosten. Met criminele kosten wordt bedoeld uitgaven die in een voordeelsberekening per delict afgetrokken zouden worden omdat zij aan de criteria voor kostenaftrek voldoen, dat wil zeggen direct gerelateerde, extra gemaakte kosten. Consumptieve kosten zien op uitgaven die een besteding van het voordeel betreffen, zoals de aankoop van sieraden of een vliegvakantie. In het geval van een besparing van consumptieve kosten is een dergelijke uitgave dus niet gedaan, terwijl de dienst wel is genoten het object wel is verkregen10. Een besparing van criminele kosten dient níet bij het voordeel volgens de kasopstelling opgeteld te worden, een consumptieve besparing wèl. Dit komt omdat het al dan niet besparen van criminele kosten op zichzelf al effect heeft op de uitkomst van de kasopstelling: een criminele besparing zit begrepen in het eindsaldo, terwijl een criminele uitgave niet verwerkt wordt in de uitgaven (meer daarover in het kader ‘Uitgaven’). Het volgende rekenvoorbeeld maakt een en ander duidelijk. In dit voorbeeld is de (bruto) winst uit XTC-productie € 100.000,- en de opruimkosten voor het chemisch afval bedragen € 25.000,-. Indien betrokkene het afval ter reiniging aanbiedt, bedraagt het voordeel € 75.000,- als gevolg van de gemaakte (aftrekbare) kosten van € 25.000,-. In geval van dumping van het afval bedraagt het voordeel € 100.000,-. Betrokkene heeft in dat geval immers geen opruimkosten gemaakt. Van dit voordeel heeft betrokkene reeds € 40.000,- besteed aan luxe goederen. Het eindsaldo bedraagt dan (€ 75.000,- -/€ 40.000,- =) € 35.000,- resp. (€ 100.000,- -/€ 40.000,- =) € 60.000,-. De kasopstelling ziet er dan als volgt uit: EKO: gemaakte opruimkosten
EKO: bespaarde opruimkosten
Beginsaldo contant geld
€0
€0
+/+ Legale ontvangsten
€0
€0
-/- Eindsaldo contant geld
€ 35.000
€ 60.000
Beschikbaar voor uitgaven
- € 35.000
- € 60.000
Werkelijke uitgaven
€ 40.000
€ 40.000
Verschil
- € 75.000
- € 70.000
Wanneer de reinigingskosten niet betaald en dus bespaard worden, is het voordeel volgens de kas opstelling € 25.000,- hoger dan wanneer het chemisch
afval netjes afgevoerd wordt. De criminele besparing van € 25.000,- moet dus niet nogmaals bij het voordeel volgens de kasopstelling worden opgeteld. Stel nu dat de XTC-producent het afval tegen betaling heeft afgevoerd en het voordeel dus € 75.000,- bedraagt. Het voorbeeld wordt vervolgens uitgebreid met een consumptieve besparing van € 30.000,-. Dit is de dagwaarde van een auto die betrokkene steelt voor eigen gebruik. Wanneer betrokkene deze auto zou kopen, nemen de uitgaven toe met € 30.000,- en daalt het resterende eindsaldo met eenzelfde bedrag. De kasopstelling voor elk van beide situaties, namelijk diefstal van de auto afgezet tegen contante aanschaf van de auto, ziet er dan als volgt uit: EKO: diefstal auto
EKO: aankoop auto
Beginsaldo contant geld
€0
€0
+/+ Legale ontvangsten
€0
€0
-/- Eindsaldo contant geld
€ 35.000
€ 5.000
Beschikbaar voor uitgaven
- € 35.000
- € 5.000
Werkelijke uitgaven
€ 40.000
€ 70.000
Verschil
- € 75.000
- € 75.000
13 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Het maakt voor de uitkomst van de kasopstelling niet uit of de auto is gestolen of aangeschaft. Telkens is het voordeel € 75.000,-. Dit terwijl het vermogen van betrokkene als gevolg van het strafbare feit (diefstal) is toegenomen met een bestanddeel (auto) ter waarde van € 30.000,-. De consumptieve besparing van € 30.000,- moet dus bij het voordeel volgens de kasopstelling worden opgeteld, waardoor het voordeel inclusief die besparing € 105.000,- bedraagt.
Een besparing van criminele kosten dient níet bij het voordeel volgens de kasopstelling opgeteld te worden, een consumptieve besparing wèl
Tot slot Op PolitieKennisNet is een format opgenomen voor een rapport ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel via de eenvoudige kasopstelling’. Om de herkenbaarheid bij rechters te vergroten, wordt ten zeerste aanbevolen deze format te gebruiken. Omdat dit een ‘kaal’ format is, hebben de forensisch accountants van het Functioneel Parket op basis van deze format een inspiratierapport (eenvoudige) kasopstelling opgesteld. Dit geeft een beeld van hoe een dergelijke kasopstelling er uit zou kunnen zien. U kunt dit rapport terugvinden op PolitieKennisNet en op ZoOM (alleen voor medewerkers Openbaar Ministerie).
1 BOOM-Nieuws nr. 54, december 2008 in samenhang met pagina 19
een cijfermatige tabel. De informatie in dit themanummer uit 2008 is per heden onverminderd van toepassing. 2 Onder omstandigheden is het mogelijk beide berekeningsmethoden te combineren. Hier wordt in een volgende editie van aFPakken op ingegaan. 3 De Hoge Raad heeft de kasopstelling reeds in 2002 als berekeningsmethode erkend: HR 17 september 2002, JOW 2002, 43, ECLI:NL:HR:2002:AE3569. 4 In de jurisprudentie zien we ook de zogenaamde ‘abstracte methode’ terugkomen (HR 18 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2342 en Hof Amsterdam 10 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV1102). Feitelijk is dit niets anders dan een ‘uitgeklede’ kasopstelling, waarin alleen bepaalde uitgaven zijn opgenomen (in het kader ‘Uitgaven’ is opgenomen welk soort uitgaven). Achterliggende gedachte is dat
Eindsaldo in de eenvoudige kasopstelling
bij gebrek aan legale ontvangsten, deze uitgaven vanuit eerdere criminele opbrengsten moeten zijn gefinancierd. 5 Wanneer het om een beperkt aantal illegale girale ontvangsten gaat, is een snellere en meer praktische oplossing natuurlijk om ‘gewoon’
Als eindsaldo contant geld wordt veelal het saldo opgenomen dat bij een doorzoeking is aangetroffen en in beslag genomen.
een EKO op te stellen en het bedrag aan illegale girale ontvangsten bij de uitkomst daarvan op te tellen. 6 Een dergelijk verweer is een keer aan bod geweest bij het Hof Leeuwarden (Hof Leeuwarden 10 juli 2002,
Echter, wanneer blijkt dat betrokkene in detentie grote contante uitgaven doet na datum van de doorzoeking terwijl hiervoor geen bron aanwezig is, is het aannemelijk dat deze uitgaven worden gedaan met illegale ontvangsten van voor de datum van de aanhouding die niet zijn aangetroffen bij de doorzoeking. Het eindsaldo contant geld kan dan worden verhoogd met deze contante uitgaven.
Uitgaven in de eenvoudige kasopstelling
van BOOM-Nieuws nr. 55, april 2009, inhoudende een rectificatie van
De werkelijke contante uitgaven bestaan uit contante stortingen op bankrekeningen en contante betalingen. Hierbij worden de contante stortingen ontleend aan de bankrekening van betrokkene. De contante betalingen blijken veelal uit aangetroffen bonnen en andere beschikbare gegevens over aankopen, zoals informatie uit tapgesprekken of observaties. Als uit bankgegevens volgt dat de betaling niet giraal is verricht, is het aannemelijk dat de aanschaf contant betaald is. Zo kan bijvoorbeeld via het NIBUD worden berekend welk bedrag betrokkene in zijn gezinssituatie en levensstandaard gemiddeld uit zou geven aan levensonderhoud. Wanneer uit de bankmutaties blijkt dat geen of nauwelijks uitgaven voor levensonderhoud zijn verricht is het aannemelijk dat het verschil contant is betaald. Bij grotere uitgaven is het verstandig om bij de leverancier nadere informatie te verkrijgen over de wijze van betaling. Mogelijk kunnen hierbij andere bankrekeningen of creditcards naar boven komen. Ook kan nagevraagd worden of betrokkene nog andere zaken aangeschaft heeft bij deze leverancier en op welke wijze deze dan betaald zijn.
ECLI:NL:GHLEE:2002:AE5025). Het Hof heeft dit verweer als volgt verworpen: “Aan de gehanteerde methode (kasopstelling, MvD) is eveneens inherent dat – anders dan de rechtbank heeft overwogen – er geen ruimte is voor een aparte aftrek van kosten. De opstelling gaat er immers vanuit dat datgene wat is uitgegeven en niet door legale inkomsten is gedekt per definitie illegaal ontvangen is.” 7 Immers wanneer het totaal aan ‘uitgaven’ toeneemt, stijgen de onverklaarbare, illegale ontvangsten met eenzelfde bedrag, en daarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel (bij gelijk blijvende legale ontvangsten).
Wanneer een betrokkene ook na zijn detentie nog grote contante uitgaven doet kunnen deze gedaan zijn met reeds aanwezige gelden van voor de datum van aanhouding, maar ook met inkomsten uit nieuwe (il)legale activiteiten. Het verdient dan de aanbeveling de periode van de EKO uit te breiden.
8 Een eenmanszaak wordt gedreven voor rekening en risico van de betrokkene. 9 Bij een vermogensvergelijking ligt dit gedeeltelijk anders. Gelet op de systematiek van deze methode, worden vorderingen en beloningen in natura (althans voor zover het een vermogensbestanddeel betreft) opgenomen in het eindvermogen. Deze specifieke componenten moeten ter voorkoming van dubbeltelling niet nogmaals bij de uitkomst van de vermogensvergelijking worden opgeteld. 10 NB: voor de onderverdeling criminele kosten/consumptieve kosten is niet relevant of een strafbaar feit (zoals diefstal) is begaan. Kosten zijn zoals aangegeven alleen ‘crimineel’ als zij in een voordeelsberekening per delict zouden kunnen worden afgetrokken.
14 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
15 | aFPakken Najaar Najaar2014 2014nummer nummer7272
Een aantal contante uitgaven verdient bijzondere aandacht en wordt hieronder besproken: Gebruik maken van andermans bankrekeningen Soms worden uitgaven van betrokkene betaald vanaf de rekeningen van anderen. Ten behoeve van een eenvoudige kasopstelling is het goed om hier alert op te zijn. Immers, hoe aannemelijk is het dat iemand ‘zomaar’ iets betaalt voor een ander? Centraal staat uiteraard de vraag wat de rekeninghouder ervoor terug heeft gekregen: is het aannemelijk dat er sprake is van een “loan back” constructie waarbij de rekeninghouder gecompenseerd is doordat hij de bedragen contant heeft ontvangen? Door het horen van de rekeninghouder kan hierover duidelijkheid worden verschaft. Indien aannemelijk is dat sprake is van een “loan back” constructie worden de contante betalingen aan de rekeninghouder als contante uitgaven opgenomen. Ook kunnen op bankrekeningen op naam van bedrijven van betrokkene (vaak in het buitenland waar minder stringente witwas-wetgeving is) contante stortingen worden verricht. De vraag is dan of deze stortingen afkomstig zijn uit de normale bedrijfsactiviteiten. Door in
het financieel onderzoek na te gaan in hoeverre het bedrijf daadwerkelijk activiteiten verricht, in hoeverre uit stortingsbonnen kan worden herleid wie de gelden heeft gestort dan wel (indien relevant) na te gaan of betrokkene reisbewegingen heeft gemaakt rondom de tijdvakken van het storten van de gelden, kan eventueel aannemelijk gemaakt worden dat de stortingen op de buitenlandse bankrekeningen kunnen worden aangemerkt als een uitgave voor betrokkene. Met betrekking tot contante stortingen van buitenlands geld op een bankrekening bij Attijariwafabank, waarbij een bankafschrift is aangetroffen in de woning van betrokkene, overwoog de Rechtbank Utrecht1 al eens “Nu dit bankafschrift bij veroordeelde thuis is aangetroffen en verdachte niet wil verklaren over deze storting, gaat de rechtbank er van uit dat veroordeelde dit geldbedrag op de rekening heeft gestort.” In een andere zaak heeft betrokkene onroerende zaken aangeschaft in Spanje. De betalingen hiervoor werden gedaan vanaf een bankrekening in Dubai. Op het rechtshulpverzoek richting Dubai met betrekking tot deze bankrekeningen is geen antwoord ontvangen. In het onderzoek waren er aanwijzingen dat betrokkene contant geld heeft laten transporteren naar Dubai. Natuurlijk had betrokkene met bewijsstukken aannemelijk kunnen maken dat de gelden op bankrekeningen in Dubai een legale herkomst hadden, maar dit heeft hij nagelaten. Het Gerechtshof ‘s-Gravenhage2 heeft de betalingen van de onroerende zaken meegenomen als contante stortingen door betrokkene. Cheque Cheques zijn in Nederland al jaren niet meer gebruikelijk in het betalingsverkeer, maar worden in het buitenland nog veelvuldig gebruikt. Dat brengt de vraag met zich mee hoe deze uitgaven moeten worden meegenomen in een eenvoudige kasopstelling. Als een betrokkene een betaling doet met een cheque wordt deze afgeschreven van zijn bankrekening. Tot zover nog geen contant geldverkeer, dus daarom hoeft deze uitgave niet te worden betrokken in een eenvoudige kasopstelling. Bij het innen van een cheque op de bankrekening van betrokkene, moet nader onderzoek worden gedaan naar de vraag met welke transactie de gelden zijn verkregen. Als het aannemelijk is dat er contante betalingen van betrokkene ten grondslag liggen aan het verkrijgen van de cheque, en deze contante betalingen hebben plaatsgevonden in de onderzoeksperiode, dan dienen deze contante betalingen als uitgave in de eenvoudige kasopstelling te worden betrokken (“loan-back” constructie).
16 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Uitgaven voor criminele activiteiten In tegenstelling tot de consumptieve uitgaven (die zien op de besteding van eerder behaald voordeel: de aanschaf van auto’s, boten, onroerend goed, vakanties, restaurantbezoek, kleding, levensonderhoud etc) worden uitgaven voor criminele activiteiten niet betrokken in de kasopstelling. Bij een drugshandelaar valt dan bijvoorbeeld te denken aan de aankoop van een partij verdovende middelen, evenals transport- en opslagkosten en kosten voor loopjongens. Uitzondering hierop zijn de uitgaven die zijn gedaan vanwege partijen verdovende middelen die geen opbrengst hebben gegenereerd, zoals door de politie gepakte partijen en geripte partijen. Dit leidt niet tot dubbeltellingen, immers deze uitgaven kunnen nooit tot nieuw voordeel leiden: betrokkene is het geld ‘definitief kwijt’ en de investering is verworden tot een consumptieve besteding. Met betrekking tot een verweer dat de gepakte partij nog niet is gefinancierd overwoog de Rechtbank Overijssel3 al eens: “Wat betreft de financiering van de drugs. Vast staat dat er bij veroordeelde een grote hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Het is volstrekt onaannemelijk dat drugs geleverd worden, zonder directe contante betaling, immers gaat het in die criminele branche slechts om één ding: snel en veel geld verdienen. Uit geen concrete omstandigheid is aannemelijk geworden dat die aan veroordeelde geleverde drugs door een ander dan door veroordeelde zouden zijn gefinancierd.” Opname van criminele uitgaven als gevolg van geslaagde transacties kan leiden tot dubbeltelling en daarmee een te hoog berekend voordeel. Immers de investering in bijvoorbeeld een geslaagde partij drugs, komt in de vorm van een hogere verkoopopbrengst bij betrokkene terug en kan weer opnieuw uitgegeven worden aan een volgende partij drugs. Het betreft echter ‘hetzelfde’ geld dat rond gaat. Deze uitgaven mogen daarom niet in de eenvoudige kasopstelling worden betrokken. In mei 2011 is hier in het BOOM-Nieuws uitgebreid aandacht aan besteed aan uitgaven voor criminele activiteiten4 , mede naar aanleiding van een arrest van het Hof Amsterdam uit 20105 .
De steekproef en de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel I.R. Beerdsen RA, forensisch accountant
Het stemgedrag van jong volwassenen, de gemiddelde vakantie-uitgaven van Nederlandse gezinnen, het gemiddeld inkomen van pas afgestudeerden: dit soort onderzoeken zullen vanwege de omvang van de te onderzoeken elementen plaatsvinden aan de hand van een steekproef. Om op basis van zo’n steekproef een betrouwbare, dat wil zeggen een wetenschappelijk verantwoorde, uitspraak te kunnen doen over de hele verzameling (de populatie), moet deze steekproef aan een aantal eisen voldoen. Deze eisen zijn ontwikkeld en beschreven binnen het aandachtsgebied van de methodologie en de statistiek.
Representativiteit van de steekproef2
Een steekproef is dat deel uit een groter geheel dat wordt geselecteerd voor het doen van onderzoek1. Ook voor het onderzoek naar het wederrechtelijk verkregen voordeel kan het wenselijk zijn om gebruik te maken van een steekproefonderzoek om zo, op basis van een beperkt onderzoek, uitspraken te kunnen doen over de aannemelijke uitkomst van de gehele populatie. Denk aan het onderzoek naar omvangrijke administraties bij milieudelicten, zorgfraude en beleggingsfraude. Het is de vraag of voor de berekening
Om de steekproef representatief te laten zijn voor de populatie is het noodzakelijk deze zorgvuldig te kiezen. Van zo’n zorgvuldige selectie is sprake als ieder element uit de populatie een even grote kans heeft om in de steekproef terecht te komen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de enkelvoudige, aselecte (= willekeurige) steekproef. Hierbij kent de onderzoeker aan ieder element uit de populatie een getal toe, stopt deze getallen vervolgens bij wijze van spreken in een hoge hoed, schudt deze door elkaar en trekt blindelings een aantal getallen uit deze hoed. De elementen die bij
1 Rb. Utrecht 25 november 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BU6180. 2
Hof Den Haag 24 december 2013, JOW 2014, 10, ECLI:NL:GHDHA:2013:4915.
3 Rb. Overijssel 13 januari 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:145. 4 ‘Criminele uitgaven in de kasopstelling’ in: BOOM-Nieuws nr. 60, mei 2011, p. 6 t/m 8. 5
Hof Amsterdam 3 september 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BN6246.
17 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarvoor de aannemelijkheidseis geldt, een andere mate van zekerheid nodig is dan de vereiste betrouwbaarheid voor het wetenschappelijk onderzoek en of er als gevolg hiervan andere eisen gelden voor de steekproef. Dit artikel gaat hierop in. Begonnen wordt met een beknopte beschrijving van twee belangrijke aspecten rondom de steekproef: de representativiteit van de steekproef en de betrouwbaarheid van de uitkomst van het steekproefonderzoek.
deze getallen horen, vormen samen de steekproef. Ook bij de zgn. systematische steekproef is sprake van zo’n gelijke kans voor alle elementen. Bij deze steekproef wordt, uitgaande van een willekeurig startpunt, ieder zoveelste element getrokken. Bij een steekproef van bijvoorbeeld honderd elementen uit een populatie van duizend is dat één op de tien elementen. Uitgaande van een willekeurig startgetal, bijvoorbeeld ‘3’, wordt het 3e, 13e, 23e enzovoort element geselecteerd.
Betrouwbaarheid van de uitkomst van het steekproefonderzoek3 Ook al is een steekproef representatief, dan nog bestaat de kans dat de uitkomst van het steekproefonderzoek afwijkt van de uitkomst die zou zijn verkregen als de hele populatie zou zijn onderzocht. Een voorbeeld verduidelijkt dit. Stel dat een strafrechtelijk onderzoek plaatsvindt naar een handelaar in afval. Deze afvalhandelaar heeft een groot aantal afvalstromen ingenomen en verkocht waarvoor hij geen vergunning had. Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel willen we de verkoopprijzen weten van het niet vergunde afval. Uit een representatieve steekproef blijkt een gemiddelde verkoopprijs van € 75,- per kilo; kunnen we hieruit dan concluderen dat de gemiddelde verkoopprijs precies € 75,bedraagt? Of kan dit ook meer of minder zijn? Met andere woorden: hoe nauwkeurig is de uitspraak dat de gemiddelde verkoopprijs € 75,- per kilo bedraagt? Mogelijk zou de uitkomst van een andere steekproef, die ook representatief is maar vanwege de willekeurigheid van de selectie uit andere elementen bestaat, uitkomen op een iets ander gemiddelde. Vanwege dit risico op een onnauwkeurige uitspraak werken onderzoekers vaak met een gebied van waarden, in combinatie met de kans dat de gemiddelde waarde van de populatie daadwerkelijk binnen deze waarden ligt. In het voorbeeld van de afvalhandelaar zou dit bijvoorbeeld betekenen dat de gemiddelde verkoopprijs per kilo wordt geschat tussen € 70,- en € 80, - en dat de betrouwbaarheid van deze uitspraak 95%4 is. Het gebied van waarden (in dit voorbeeld de waarden tussen € 70,- en € 80,-) dat, uitgaande van een gegeven kans (in dit voorbeeld: 95%), de echte gemiddelde populatiewaarde omvat, wordt binnen de methodologie en de statistiek het betrouwbaarheidsinterval genoemd. Uitgaande van het gewenste betrouwbaarheidsinterval kunnen we de vereiste omvang van een steekproef bepalen. Het betrouwbaarheidsinterval en de steekproefomvang zijn dus afhankelijk van elkaar. Zo zal een verhoging van de gewenste betrouwbaarheid een hogere steekproefomvang tot gevolg hebben. Een beperking van het gekozen gebied van waarden heeft
18 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
dat eveneens5. Eenvoudiger gezegd: mits goed geselecteerd betekent een grotere steekproef uit een even grote populatie minder onzekerheid en dus preciezere uitspraken! BOOM-rapport Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht (hierna: ‘BOOM-rapport hennepkwekerijen’)6 Er is tot op heden geen jurisprudentie verschenen waarin expliciet antwoord is gegeven op de vraag aan welke eisen een steekproef minimaal moet voldoen om als basis te kunnen dienen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Maar de jurisprudentie bevat gelukkig wel een paar aanknopingspunten. Zo beschikken we over uitspraken op het gebied van de voordeelberekening bij hennepkwekerijen. Deze voordeelberekeningen kunnen onder voorwaarden worden gebaseerd op normen uit het ‘BOOM-rapport hennepkwekerijen’. Eén van de normen uit dit rapport is de gemiddelde opbrengst (in aantal grammen hennep) per hennepplant. Deze norm is gebaseerd op een wetenschappelijk opgezet steekproefonderzoek naar een aanzienlijk aantal hennepplanten uit verschillende hennepkwekerijen. Door de kwaliteit van de selectie van de kwekerijen en de planten, en door de omvang van de steekproef, konden met een betrouwbaarheidspercentage van 95% uitspraken worden gedaan over de minimale gemiddelde opbrengst van een hennepplant. Uit de ontnemingsjurisprudentie blijkt dat rechters de normen uit het ‘BOOM-rapport hennepkwekerijen’ als aannemelijk uitgangspunt accepteren voor de voordeelberekening als hierover uit het desbetreffende dossier geen andere aannemelijke informatie blijkt. Daarvan hoeft niemand op te kijken aangezien het hier gaat om een wetenschappelijk uitgevoerde steekproef. Maar betekent dit nu ook dat voor iedere berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, die wordt uitgevoerd met behulp van een steekproef, het betrouwbaarheidspercentage van 95%, en de daarbij behorende steekproefomvang, moet worden gehanteerd? Met andere woorden: is voor een aannemelijke voordeelberekening een betrouwbaarheidspercentage van 95% noodzakelijk? In de volgende casus werd deze vraag voorgelegd aan Hof Den Haag.
Casus hennepstekkenkwekerij Hof Den Haag7 boog zich in 2012 over een zaak waarin de representativiteit en de omvang van de steekproef expliciet aan de orde kwamen. Bij een hennepstekkenkwekerij werd door de politie een groot aantal moederplanten aangetroffen. Nadat een rechercheur alle planten had geteld, 2681 stuks, koos hij tien planten verspreid
over de hele kwekerij. Daarbij koos hij steeds een plant met een gemiddelde lengte. Vervolgens telde de rechercheur het aantal verwondingen en littekens (de knipwonden) van deze tien moederplanten8. De uitkomst van deze telling paste hij toe op de hele kwekerij, op basis waarvan berekend werd dat de kweker 50.000 stekjes had verkocht in de onderzoeksperiode. Namens betrokkene stelde de raadsman dat de steekproef niet willekeurig was gekozen en daarnaast een veel te beperkte omvang had. Zo’n steekproef was niet betrouwbaar en daarom geen juiste basis voor enige voordeelberekening. De raadsman ondersteunde zijn standpunt ten aanzien van de beperkte omvang door te verwijzen naar een website via welke berekeningen kunnen worden gemaakt van de gewenste steekproefomvang. Uitgaande van een betrouwbaarheidspercentage van 95% was, zo stelde de raadsman, volgens deze website een steekproefomvang nodig geweest die groter was dan de steekproef van tien moederplanten9. Had betrokkene gelijk en kon de steekproef zoals door de rechercheur was uitgevoerd inderdaad niet de toets der kritiek doorstaan? Over de vraag of de wijze van selectie van de steekproef willekeurig was, wees het hof op de verklaring van de rechercheur hierover. Op basis van de overwegingen van het hof en de uiteindelijke uitspraak kan worden geconcludeerd dat het hof de wijze van selectie van de steekproef voldoende willekeurig vond. Over de omvang van de steekproef overwoog het hof dat de selectie van tien moederplanten op een totaal van 2.681 moederplanten beperkt is, maar niet zodanig beperkt dat het resultaat van die steekproef op die grond niet meer valide is en niet aan een ontnemingsvordering ten grondslag kan worden gelegd. Hieraan deed volgens het hof niet af dat een ruimere steekproef te prefereren was geweest.
Steekproef in de voordeelberekening Ook voor de voordeelberekening kunnen we gebruik maken van het steekproefonderzoek. De eisen waaraan de steekproef voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet voldoen bespreek ik hierna onder (a) de transparantie, (b) de selectie en (c) de omvang van de steekproef. a) Transparantie van de steekproef De wijze waarop de steekproef is opgezet en uitgevoerd moet transparant zijn en dus uit het dossier blijken. Transparantie over de steekproef geeft betrokkene namelijk de mogelijkheid om de bij de steekproef gehanteerde methode aan de orde te stellen. Als tijdens een procedure niet duidelijk kan worden gemaakt op welke wijze de steekproef is opgezet en uitgevoerd, kan dat mogelijk
19 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
verstrekkende gevolgen hebben voor de aannemelijkheid van de voordeelberekening. b) Selectie van de steekproef Een goede selectie van de steekproef is noodzakelijk voor de representativiteit hiervan. Het afbreukrisico van een niet zorgvuldig gekozen steekproef is groot. Dit geldt niet alleen voor een steekproef voor wetenschappelijk onderzoek, maar ook voor een steekproef voor het onderzoek naar het wederrechtelijk verkregen voordeel10. Kies voor een selectiemethode waardoor ieder element uit de populatie een even grote kans heeft om in de steekproef terecht te komen. Er kan worden gekozen voor bijvoorbeeld een enkelvoudige, aselecte steekproef of een systematische steekproef. Voorkom, als is gekozen voor een systematische steekproef, dat een niet-toevallige factor een rol speelt. Als bijvoorbeeld bij een onderzoek naar fraude bij een beleggingsadviseur de klantendossiers waarin fraude voorkomt om en om liggen met de dossiers zonder fraude, dan beïnvloedt deze volgorde de representativiteit van de (systematisch gekozen) steekproef. Soms zijn voor het tactisch onderzoek al facturen/ dossiers etc. geselecteerd en onderzocht. Wees zeer terughoudend met het overnemen van deze selectie. Het kan immers zijn dat deze facturen/dossiers werden geselecteerd omdat vooraf bekend was dat zich hierin mogelijk de fraude voordeed. In dat geval kan de uitkomst van de steekproef vertekend, en dus niet meer representatief zijn.
Om de uitkomst van het onderzoek naar die steekproef representatief te laten zijn voor de populatie is het noodzakelijk deze steekproef zorgvuldig te kiezen
c) Omvang van de steekproef Modellen die zijn ontwikkeld voor de berekening van de vereiste steekproefomvang voor wetenschappelijk onderzoek, kunnen ook worden gebruikt ten behoeve van het onderzoek naar het wederrechtelijk verkregen voordeel11. Dit blijkt uit de jurisprudentie over de voordeelberekening bij hennepkwekerijen. Uit het eerder genoemde arrest van Hof Den Haag12 blijkt echter dat dit hof aan de steekproefomvang voor de voordeelberekening minder stringente eisen stelt dan voor wetenschappelijk onderzoek. Naar mijn mening een logisch standpunt: voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel geldt immers ‘slechts’ een aannemelijkheidseis, en dit is een andere mate van zekerheid dan vereist is bij wetenschappelijk onderzoek.
Tot slot In dit artikel heb ik laten zien op welke manier het steekproefonderzoek kan bijdragen aan het onderzoek naar het wederrechtelijk verkregen voordeel, en aan welke eisen de steekproef moet voldoen. Een steekproefonderzoek vraagt bewuste afwegingen over de selectie van de steekproef en de omvang hiervan. Omdat de aannemelijkheid van de voordeelberekening op het spel staat is het belangrijk om hier zorgvuldig mee om te gaan. Schroom daarom niet om ten behoeve van zo’n onderzoek in een vroeg stadium deskundigheid in te roepen. Dat kan bijvoorbeeld bij of via de forensisch accountants van het Functioneel Parket.
Kosten besparing drs. R. Schouteten RA, forensisch accountant
1 A. Slotboom, Statistiek in woorden, Noordhof Uitgevers BV 2013.
Daarnaast geldt dat aannemelijkheid veelal wordt verkregen door een combinatie van bewijsmiddelen. De uitkomst van een representatieve steekproef kan dan tezamen met andere bewijsmiddelen de noodzakelijke aannemelijkheid leveren. In dat geval is m.i. een kleinere steekproef nodig dan wanneer de steekproef uitkomst het enige bewijsmiddel is. Als voorbeeld geldt weer de afvalhandelaar uit dit artikel die een groot aantal afvalstromen zonder de vereiste vergunning heeft ingenomen. Indien een getuige tijdens het onderzoek heeft verklaard dat de handelaar dit afval voor € 75,- doorverkocht, dan is de vereiste steekproefomvang naar de verkoopprijs van het verkochte afval m.i. lager dan wanneer zo’n getuigenverklaring zou ontbreken. Behalve getuigenverklaringen kan ook andere informatie uit het onderzoek samen met een representatieve steekproef de vereiste aannemelijkheid leveren. Denk aan correspondentie via bijvoorbeeld e-mail, telefoongesprekken, etc.
2 Onderstaande passage is gebaseerd op C.C.J.H. Bijleveld, Methoden en technieken van onderzoek in de criminologie, Boom Juridische Uitgevers 2013. 3 Onderstaande passage is gebaseerd op A. Slotboom, Statistiek in woorden, Noordhof Uitgevers BV 2013. 4 Een betrouwbaarheidspercentage van 95 komt veel voor in wetenschappelijk onderzoek. 5 Het gebied van waarden wordt onder andere bepaald door de mate van homogeniteit van de populatie. Hoe homogener deze is, des te nauwkeuriger uitspraken mogelijk zijn. Bij een heterogene populatie zullen de uitspraken onnauwkeuriger zijn hetgeen resulteert in een groter gebied van waarden. Door een grotere steekproef te trekken kan het gebied van waarden worden beperkt. Ook door de populatie op te delen in (homogene) deelpopulaties en de steekproef per deelpopulatie te trekken zal de steekproefomvang worden vergroot en het gebied van waarden worden beperkt. 6 Dit rapport is onder meer gepubliceerd op de Website van het Openbaar Ministerie (www.om.nl). 7 Zie HR 2 oktober 2012, JOW 2014,12 n.a.v. Hof Den Haag 24 december 2010. Namens betrokkene werd beroep aangetekend tegen deze uitspraak. De Hoge Raad verwierp het beroep met toepassing van artikel 81 RO.
Als tijdens een procedure niet duidelijk kan worden gemaakt op welke wijze de steekproef is opgezet en uitgevoerd, heeft dat mogelijk verstrekkende gevolgen voor de aannemelijkheid van de voordeelberekening
8 Doordat stekken van de moederplant worden geknipt ontstaan littekens en verwondingen. Op basis hiervan kan het aantal stekken
Genoemde Aanwijzing vervolgt dan met twee varianten van bespaarde kosten: • de niet gedane uitgaven voor de aanschaf van goederen en/of verrichte diensten voor eigen gebruik; • kosten die noodzakelijkerwijs zouden moeten zijn gemaakt om de betreffende activiteiten legaal te kunnen uitvoeren, maar die nu niet gemaakt zijn.
per moederplant worden bepaald. 9 De raadsman noemt in zijn verweer een steekproefomvang van 74. Hij heeft dit ontleend aan de site http://jelkeb.home.xs4all.nl/ steekproeven/samplesize.html#Gemiddelde. M.i. heeft de raadsman hier een foute conclusie getrokken. Invoering van de gegevens uit de casus leert namelijk dat bij een betrouwbaarheidspercentage van 95% en een foutenmarge van 5% een steekproefomvang nodig is van 45. 10 Deze eis van representativiteit is ook uitgebreid aan de orde gekomen in het artikel ‘Extrapoleren mag… maar let op de voorwaarden!’, I.R. Beerdsen RA, BOOM-Nieuws nummer 64, mei 2012. 11 Een voorbeeld van een website via welke zo’n steekproefomvang kan worden bepaald is http://www.xs4all.nl/~jelkeb/steekproeven/ samplesize.html#Gemiddelde. 12 Zie HR 2 oktober 2012, JOW 2014,12.
20 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Volgens de Aanwijzing Afpakken (2013A021) wordt onder wederrechtelijk verkregen voordeel verstaan de waarde waarmee het vermogen van de betrokken persoon als gevolg van het strafbare feit is toegenomen. Hiertoe behoren ook de uit die vermogensvermeerdering verkregen vruchten (vervolgprofijt). Onder voordeel wordt volgens artikel 36e lid 5 Sr de besparing van kosten begrepen; volgens de Aanwijzing Afpakken kan het wederrechtelijk verkregen voordeel ook de waarde betreffen waarmee het vermogen als gevolg van een besparing van kosten niet is afgenomen.
Naast een algemene opmerking over kostenbesparing licht ik in dit artikel beide varianten van kostenbesparing toe.
Kostenbesparing algemeen De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit hoofde van kostenbesparing vindt plaats door middel van een transactieberekening. Deze berekening bestaat uit de componenten hoeveelheid (eenheden met de bijhorende kwaliteit/eigenschappen) en prijs (het bespaarde bedrag per eenheid). Het is aan te raden om voor de berekening eerst zo eenduidig mogelijke de hoeveelheid (eenheden en kwaliteit) te bepalen. Hierdoor
21 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
kan vervolgens een zo specifiek mogelijk onderzoek naar het bespaarde bedrag worden verricht.
Kostenbesparing aanschaf van goederen en/of verrichte diensten voor eigen gebruik De Aanwijzing Afpakken (2013A021) meldt over de bespaarde kosten dat dit onder andere de niet gedane uitgaven zijn voor de aanschaf van goederen en/of verrichte diensten voor eigen gebruik. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het eigen gebruik door een handelaar in verboden goederen (verdovende middelen, vervalste merkartikelen, illegale gewasbestrijdingsmiddelen). Maar ook het eigen ge- of verbruik van door middel van diefstal of verduistering verkregen goederen. In de jurisprudentie zijn diverse voorbeelden voor de berekening van de kostenbesparing bij eigen gebruik terug te vinden: • Prijsverschil tussen in- en verkoopprijs bij eigen gebruik van verdovende middelen. Voor de verkooprijs
gelden dan bijvoorbeeld de straatwaarde of handelswaarde in het illegale economisch verkeer.1 • De consumentenprijs, te weten de prijs die voor die goederen bij aankoop in de winkel door de consument betaald moet worden.2 • Waarde van het gebruikte goed/dienst in het economisch verkeer. Indien het goed/dienst geheel is verbruikt is dit de aanschafwaarde in het economisch verkeer. Indien het goed/dienst gebruikt is, maar bijvoorbeeld na enige tijd door politie in beslag is genomen, is de besparing in beginsel nog steeds de aanschafwaarde in het economisch verkeer: nu het voordeel ‘in strafrechtelijke zin’ gerealiseerd wordt op het moment van voltooiing delict, vermindert dit voordeel niet door de inbeslagneming. In de praktijk zal de rechter bij de bepaling van de betalingsverplichting wel met een dergelijke inbeslagneming rekening houden en het bedrag bepalen op de vergoeding die in het economisch verkeer dient te worden betaald voor het gebruik van het betreffende goed/ dienst. Dit kan bijvoorbeeld worden berekend aan de hand van legaal te betalen huurkosten3 voor dergelijke goederen of een berekening aan de hand van de afschrijvingskosten die kunnen worden berekend bij het gebruik van betreffende goederen.4 In dit themanummer wordt bij het onderdeel Helpdesk5 een casus behandeld waarbij het aspect kostenbesparing bij eigen gebruik is uitgewerkt met betrekking tot diefstal van sigaretten en krasloten.
Kostenbesparing uit hoofde van niet gemaakte kosten De Aanwijzing meldt over bespaarde kosten dat dit ook de kosten betreft die noodzakelijkerwijs zouden moeten zijn gemaakt om de betreffende activiteiten legaal te kunnen uitvoeren, maar die niet werden gemaakt. Uitgangspunt bij de verdere behandeling in dit artikel van de berekening van deze kostenbesparing is het zogenaamde ‘denkmodel voordeelsberekening per delict’. Dit model is opgesteld door een aantal ontnemings specialisten van FP / Afpakken en deskundigen van FP / Milieu.6
Het wederrechtelijk verkregen voordeel kan ook de waarde betreffen waarmee het vermogen als gevolg van een besparing van kosten niet is afgenomen
22 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Het denkmodel is opgesteld om een weloverwogen keuze te maken tussen de verschillende varianten van de berekening per delict. Volgens dit denkmodel kan sprake zijn van kostenbesparing bij: 1. illegale ontdoening van afval; 2. andere illegale gedragingen. Ad 1) Kostenbesparing uit hoofde van niet gemaakte kosten bij illegale ontdoening van afval Bij milieudelicten zijn veel voorbeelden van kostenbesparing te vinden en in het bijzonder daar waar het gaat om de onrechtmatige ontdoening van afval. Bij het zich onrechtmatig ontdoen van afval bespaart betrokkene altijd de kosten van reguliere afvalverwerking. Hoeveelheid In de praktijk zal het niet altijd mogelijk zijn om de illegaal ontdane hoeveelheid afval (eenheden en kwaliteit/eigenschappen) exact vast te stellen. Bij dergelijke milieudelicten kan namelijk sprake zijn van fysieke vermenging van het afval met andere goederenstromen. Vaak is er door betrokkene(n) helemaal geen of een gebrekkige administratie van deze vermenging bijgehouden. Het is in dat geval niet mogelijk een geheel sluitende goederenbeweging op te stellen waaruit de niet adequaat ontdane afvalstroom exact te herleiden is. In die situatie dient de niet adequaat ontdane afvalstroom zo goed mogelijk berekend te worden aan de hand van: • verdachte- en/of getuigenverklaringen • steekproeven7 • beschikbare informatie over de betreffende afval stromen bij derden (bijvoorbeeld meldpunten, de leveranciers die het afval aan betrokkenen hebben geleverd of transporteurs die het vervoer hebben verzorgd)
(slechts) uit te gaan van de wel bekend geworden objectieve gegevens, bij de volgende omstandigheden: • geen nauwkeurige en betrouwbare boekhouding van de kosten en opbrengsten betreffende de strafbare feiten is gevoerd en • onvoldoende concrete gegevens betreffende die opbrengsten en kosten voorhanden zijn.9
Bij de bepaling van het wederechtelijk verkregen voordeel dient niet uit het oog verloren te worden dat het een schatting betreft
Voor een objectieve bepaling van de kostenbesparing per eenheid kan dan gebruik worden gemaakt van de volgende informatie: • verdachte- en/of getuigenverklaringen • verklaringen of rapportages van deskundigen • prijsofferte(s) van ondernemingen die op legale wijze de handeling(en) verrichten • ervaringsgegevens uit andere strafrechtelijke onderzoeken • kosten die werden gemaakt door de betrokkene indien hij andere, soortgelijke afvalstromen wel legaal heeft afgevoerd • gegevens bij vergunningverstrekker(s), toezichthouder(s). Denk hierbij bijvoorbeeld aan borgstellingsgegevens; als voor het verkrijgen van een vergunning voor legale ontdoening een financiële borgstelling moet worden voldaan kan de hoogte van deze borgstelling een indicatie zijn voor de kosten per eenheid bij een legale ontdoening. • openbare bronnen (internet)
Prijs Omdat het bij kostenbesparing nu juist niet-gemaakte kosten betreft zal in de administratie ook geen informatie zijn opgenomen met betrekking tot de concreet gerealiseerde kostenbesparing per eenheid. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden uitgegaan van het voordeel dat in de concrete omstandigheden van het geval is gerealiseerd8, doch dat is slechts mogelijk indien en voor zover daarvoor concrete aanwijzingen bestaan. Dit is niet altijd het geval, waardoor het voordeel op een andere manier bepaald moet worden. Bij de bepaling van het wederechtelijk verkregen voordeel dient echter niet uit het oog te worden verloren dat het een schatting betreft. Verder zijn in de jurisprudentie diverse uitspraken te vinden waarin is aangegeven dat het redelijk is om bij de berekening van het WVV
23 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
• branchegegevens (veelal te verkrijgen bij branche verenigingen) Ad 2) Kostenbesparing uit hoofde van niet gemaakte kosten bij andere illegale gedragingen Is er sprake van een andere gedraging (dus geen ontdoening van afval) zal eerst nog de afweging moeten worden gemaakt of het handelen in de kern onrechtmatig is (wezenlijk kenmerk bedrijfsvoering betrokkene/in potentie (relatief) schadelijke gevolgen/ rechtsgevolg van het handelen is dat bevoegd gezag activiteiten kan stilleggen/handelen is structureel/herstel achteraf niet mogelijk)10. Is er sprake van in de kern onrechtmatig handelen dan bestaat het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de gehele winst (opbrengst minus direct gerelateerde kosten). Wanneer géén sprake is van in de kern onrechtmatig han-
delen dan bestaat het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de besparing van kosten11. Voorbeelden van overige gedragingen waarbij kosten besparing aan de orde kan zijn: • Het niet treffen van veiligheids- en beschermingsmaatregelen, bouwkundige of technische voorzieningen zoals opgenomen in van toepassing zijnde wet- en regelgeving. • Het niet betalen van (wettelijk) verplichte loonbedragen. • Het niet betalen van kosten met betrekking aanvraag vergunning • Het betalen van een lagere koers voor een aandeel bij aankoop van deze aandelen met voorwetenschap In deze gevallen zal ook onderzoek moeten worden gedaan naar de hoeveelheids- en prijscomponent van de kostenbesparing. De in de vorige paragraaf vermelde aandachtspunten en informatiebronnen voor het uitvoeren van dit onderzoek zijn ook hier van toepassing.
Let op: Dubbeltellingen Let bij de bepaling van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel overigens goed op het risico van mogelijke dubbeltellingen. Dit risico is aanwezig indien de kosten (en het niet betalen ervan) te relateren zijn aan het productieproces waarvoor ook het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt berekend. Neem bijvoorbeeld de pindakaasfabrikant die op een in de kern onrechtmatige wijze pindakaas produceert (bijvoorbeeld op een voor het milieu zeer schadelijke wijze die nooit vergunbaar is) en daarnaast de pindadoppen onrechtmatig afvoert. Een eerste neiging zou kunnen zijn om het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel te bepalen op de winst van de hele pindakaasfabriek plus de kostenbesparing als gevolg van het niet rechtmatig afvoeren van afval. Deze kostenbesparing zit echter al impliciet besloten in de hogere bedrijfswinst. De bedrijfswinst van de fabriek wordt immers bepaald door de opbrengsten van de fabriek te verminderen met de, als gevolg van de kostenbesparing lagere, kosten van de fabriek, waardoor de kostenbesparing al via deze bedrijfswinst doorwerkt in het wederrechtelijk verkregen voordeel. Om dubbeltellingen te voorkomen dient in zo’n geval het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van beide strafbare feiten te worden vastgesteld op de winst van de hele pindakaasfabriek12 .
• Opruimkosten chemisch afval bij XTC-productie doordat dit afval illegaal is gestort. Als het afval bij een erkend verwerker zou zijn afgeleverd, staan de betaalde kosten hiervan in directe relatie tot het productieproces (zonder productieproces namelijk geen afval) maar worden pas betaald na afloop van de XTC-productie; wellicht zelfs pas nadat de XTC al verkocht is en de opbrengst dus gerealiseerd. Het tijdstip waarop de kosten gemaakt worden is echter niet relevant. De opruimingskosten zijn een noodzakelijk gevolg van de productie van XTC en komen dan ook voor aftrek in aanmerking.14 In beide gevallen is sprake van een zelfstandig delict (diefstal elektriciteit en illegale ontdoening afval) en is bij niet betaling van de bijbehorende kosten, die dus zouden moeten zijn betaald bij een legale afname elektriciteit of afvoer van afval, sprake van kostenbesparing. De kostenbesparing die met deze delicten wordt gerealiseerd is al opgenomen in het berekend wederrechtelijk verkregen voordeel van de transactieberekening voor het andere delict (respectievelijk de hennepteelt en de XTC-productie), aangezien in deze berekening de desbetreffende (niet betaalde kosten) niet in mindering zijn gebracht van het voordeel. Daarom moet deze besparing van kosten niet meegenomen worden in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
1 Rb. Breda 2 mei 1996, JOW 1997/78, HR 3 februari 2004, JOW 2004/30, Hof Den Bosch 17 oktober 2007, JOW 2008/13. 2
Hof Den Bosch 2 september 1999, JOW 1999/76.
4 Rb. Breda 18 februari 2002, JOW 2002/29. 5
Zie de helpdeskvraag elders in dit themanummer.
6 Een uitgebreide toelichting op het denkmodel wordt gevonden in BOOM-Nieuws 67, februari 2013. 7 Zie het artikel “De steekproef voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel” in dit themanummer. 8 HR 1 juli 1007, JOW 1998/1 en HR 6 januari 1998, JOW 1998/48. 9 Rb. Almelo 30 september 1996, JOW 1997/11, Rb. Almelo 25 juni 2001, JOW 2002/15, Hof Arnhem 7 september 2007, JOW 2008/22, Rb. Breda 4 november 2009, JOW 2010/28. 10 Zie ook BOOM-Nieuws, februari 2013, nummer 67, artikel “Voordeelsberekening per delict, een keuze tussen winst, kostenbesparing, of een combinatie van beiden?”. 11 Zie ook BOOM-Nieuws, februari 2013, nummer 67, artikel “Voordeels-
combinatie van beiden?”. 12 Dit voorbeeld is ontleend aan het artikel “Voordeelsberekening per delict, een keuze tussen winst, kostenbesparing, of een combinatie van
• Elektriciteitskosten bij hennepteelt doordat de elektriciteit is gestolen. Als wel voor de elektriciteit is betaald, dan staan deze kosten in directe relatie tot het delict (hennepteelt).13
24 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
drs. M.R. van Diggelen RA, senior forensisch accountant
3 Hof Leeuwarden 20 september 2005, JOW 2009/10.
berekening per delict, een keuze tussen winst, kostenbesparing, of een
Een dergelijke situatie doet zich ook voor met betrekking tot besparing van:
Aftrekbare kosten
beiden?” uit BOOM-Nieuws, februari 2013, nummer 67. 13 HR 28 juni 2011, JOW 2011/67. 14 ZIe ook opmerking hierover in het artikel “ Aftrekbare Kosten” in dit themanummer.
Een van de manieren om het wederrechtelijk verkregen voordeel te bepalen, is door per strafbaar feit te bekijken welke opbrengsten betrokkene uit dat feit heeft behaald en welke kosten daarmee samenhangen. In de wet wordt niet gerept over aftrekbare kosten, maar gelukkig heeft de Hoge Raad door de jaren heen criteria geformuleerd, waaraan kosten moeten voldoen om voor aftrek in aanmerking te komen.
Ten eerste de kosten die het gevolg zijn van daadwerkelijke uitgaven ten behoeve van de uitvoering van het strafbare feit.2 Hiermee wordt bedoeld dat de uitgave doorgaans in één keer wordt besteed aan en in zijn geheel wordt verbruikt bij het strafbare feit . Denk aan de brandstofkosten van het drugstransport, de raamhuur bij gedwongen prostitutie, de vergoeding voor de katvanger of de factuur met betrekking tot een valse taxatie bij hypotheekfraude. Daarnaast kunnen kosten het gevolg zijn van waarDeze criteria zijn niet alleen bruikbaar bij het opsteldevermindering; de zogenaamde afschrijvingskosten len van de rapportage, maar kunnen ook op zitting van belang zijn om extra kosten die betrokkene opvoert, te op duurzame produktiemiddelen. Dit zijn goederen beoordelen. Waarbij overigens ook niet onbelangrijk is die gedurende langere tijd en dus meerdere delicten, gebruikt kunnen worden. Denk aan een vrachtauto, dat betrokkene de (betaling van) die kosten met stukeen hennepkweekinstallatie of een loods. Bij een derken moet onderbouwen1. Naast informatie over soorten kosten en de genoemde gelijke investering verandert het totale vermogen van criteria voor kostenaftrek, zal dit artikel ingaan op een betrokkene niet, aangezien geld (een banksaldo) wordt omgezet in een goed (vrachtauto), dat vervolgens onaantal bijzondere aspecten op dit terrein. derdeel uitmaakt van het vermogen van betrokkene. Pas door het gebruik bij het plegen van de strafbare Soorten kosten feiten, dalen deze goederen in waarde. Deze waarNet als de bedrijfseconomische wereld kent ook de dedaling wordt in de vorm van afschrijvingskosten voordeelsberekening twee soorten kosten.
25 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
in mindering gebracht. Op deze manier ontstaat de noodzakelijke directe relatie tussen de afschrijvingskosten en de voltooiing van het delict3.
is echter niet relevant. De opruimingskosten zijn een noodzakelijk gevolg van de productie van XTC en komen dan ook voor aftrek in aanmerking.
Criteria voor kostenaftrek
Extra De vraag of het om extra kosten gaat, speelt met name een rol bij de combinatie van legale en illegale activiteiten. Bij een hennepkwekerij in de eigen woning, worden de huurkosten al gemaakt voor de eigen bewoning. Bij het gebruik van de privé auto in de verdovende middelen handel, kunnen hoogstens de brandstofkosten voor de verreden kilometers afgetrokken worden. Een bedrijf dat grotendeels legaal werkt, maar zijn personeel ook inzet voor beperkte illegale activiteiten, heeft dit personeel toch al in dienst en maakt dus geen extra personeelskosten.
Alleen aftrekbaar zijn kosten die: • betrokkene niet gemaakt zou hebben als hij de strafbare feiten niet gepleegd zou hebben;4 • in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict;5 en • daadwerkelijk gemaakt (lees: betaald) zijn.6 Anders gezegd gaat het om noodzakelijke kosten, die extra ten behoeve van het strafbare feit gemaakt zijn. Noodzakelijk In geval van verdovende middelen handel zijn in ieder geval inkoopkosten en transportkosten7 om de drugs naar Nederland te halen, noodzakelijk om de opbrengsten te kunnen realiseren. De kosten van een pistool of een pitbull ter bescherming van de handel, zijn dat niet. Of zoals de Hoge Raad oordeelde8 over kosten ten gevolge van een rip-deal en afpersing: het zijn wellicht kosten die gemaakt zijn in het kader van de handel in verdovende middelen, maar daarmee zijn het nog geen kosten die in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict (cursief MvD). En wellicht ten overvloede, maar ook kosten die betrekking hebben op feiten die geen voordeel hebben opgeleverd, zijn geen noodzakelijke kosten om de geslaagde feiten, waaruit voordeel wordt berekend, te kunnen plegen. Dergelijke kosten blijven buiten beschouwing9. Voorbeelden hiervan zijn de inkoopkosten van een inbeslaggenomen partij verdovende middelen of de elektriciteitskosten met betrekking tot inbeslaggenomen planten van een hennepkwekerij. Een bijzondere situatie doet zich voor bij de opruimkosten van chemisch afval die een XTC-producent moet maken indien hij het afval netjes verwerkt. Hoewel dergelijke kosten in directe relatie staan tot het productieproces, worden zij pas na afloop van de XTC-productie gemaakt; wellicht zelfs pas nadat de XTC reeds verkocht is en de opbrengst dus gerealiseerd. Het tijdstip waarop de kosten gemaakt worden
De voordeelsberekening kent twee soorten kosten: kosten die het gevolg zijn van daadwerkelijke uitgaven en kosten die het gevolg zijn van waardevermindering
26 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Nog los van de hiervoor genoemde criteria, staat het de rechter vrij de aftrek van kosten te beoordelen op redelijkheid. De grote vrijheid die de wetgever aan de rechter heeft geboden bij het bepalen van de omvang van het voordeel, leidt ertoe dat de rechter niet verplicht is om met kosten rekening te houden, als hij dat in de gegeven omstandigheden niet redelijk acht10. Tot ‘niet-redelijke’ kosten kunnen zeker gerekend worden moreel verwerpelijke kosten, waarvan aftrek maatschappelijk onaanvaardbaar is: steekpenningen die een verdovende middelenhandelaar heeft betaald aan een douaneambtenaar; kosten voor de ‘aankoop’ van een prostituee bij mensenhandel of de afschrijvingskosten van het pistool van een overvaller.11
Besteden/opsouperen van voordeel Als een gedane uitgave niet in aanmerking komt voor kostenaftrek, betreft het een besteding van voordeel (opsouperen). De besteding van voordeel staat niet in de weg aan een toewijzing van een ontnemingsvordering12 . Het begrip opsouperen moet ruim worden opgevat en ziet bijvoorbeeld ook op het weggeven van voordeel13 of herinvesteren in een nieuwe partij drugs die in beslag wordt genomen en onttrokken aan het verkeer14. Overigens wordt opgemerkt dat wanneer een voorwerp is verbeurd verklaard in de hoofdzaak, dit onder bepaalde voorwaarden wèl tot een verrekening in de betalingsverplichting zou kunnen leiden. Hier zal in een latere editie van aFPakken op worden ingegaan.
Conservatoir beslag aftrekken? Regelmatig komt op zitting het verweer terug dat de waarde van het conservatoir beslag als kosten op het voordeel in aftrek moest worden gebracht, ‘omdat betrokkene dit bedrag immers al kwijt is’.
Dit kan voor betrokkene misschien wel zo voelen, maar juridisch gezien is dit standpunt natuurlijk niet houdbaar. Het conservatoir beslag dient om het recht tot verhaal van de betalingsverplichting veilig te stellen. Pas in de executiefase komt de waarde van het/de inbeslaggenomen geld/goederen in aanmerking voor verrekening met de opgelegde ontnemingsmaatregel.15 De waarde van het conservatoir beslag kan dus nooit als kosten worden afgetrokken.
Aanschafkosten eerste partij Wanneer meerdere transacties zoals bijvoorbeeld drugsleveringen in de berekening zijn betrokken, kan het de moeite lonen nader onderzoek in te stellen naar de wijze waarop de eerst bekende partij is gefinancierd. Het zou namelijk kunnen dat betrokkene zich al eerder met strafbare feiten heeft bezig gehouden en dat de eerst bekende partij is gefinancierd vanuit de opbrengsten van deze eerdere, niet bekende partijen. Als dat aannemelijk is,16 kan er voor gekozen worden de inkoopkosten van de eerste partij niet af te trekken. Feitelijk betekent dit dat de voorbeeldberekening wordt uitgebreid met de opbrengsten uit eerdere, niet bekend geworden delicten.17 Reeds in 1995 hanteerde het Hof Den Haag18 een dergelijk uitgangspunt in de berekening: “A. heeft het hof er niet van kunnen overtuigen dat op het verworven voordeel in dit geval kosten in mindering gebracht moeten worden. Hij heeft dat door niets aangetoond. Maar indien hij met betrekking tot de partij van augustus al wel kosten heeft gehad, moet hij die kosten volledig hebben kunnen voldoen uit de opbrengsten van eerdere importen van heroïne. Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat A. ook bij een of meer eerdere importen betrokken is geweest (diverse dossierverwijzingen, MvD) en het hecht geen geloof aan de verklaring van A. dat hij de aankoopsom pas achteraf behoefde te betalen. Hij zou trouwens zelf tegen L. (diverse dossierverwijzing, MvD) gezegd hebben dat hij vooraf diende te betalen.”
Kosten achteraf (na actiedag) Het komt dikwijls voor dat betrokkene zich na de actiedag alsnog geconfronteerd ziet met claims die samenhangen met de delicten die hij heeft gepleegd, maar welke uitgaven hij zich in eerste instantie bespaard had. Indien betrokkene deze claims ook daadwerkelijk betaalt, is de vraag natuurlijk of deze ‘achteraf-uitgaven’ als kosten in mindering gebracht kunnen worden. Dit hangt af van het soort claim waarmee betrokkene zich geconfronteerd ziet. Er zijn twee mogelijkheden.
27 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
• Claims die bij betaling ‘vooraf ’ ten laste van betrokkene komen Voorbeelden hiervan zijn de naheffing terzake door een hennepkweker gestolen elektriciteit of de opruimkosten die de gemeente heeft moeten maken voor het gedumpte chemisch afval van de XTC-producent. Wanneer betrokkene deze kosten vooraf gemaakt zou hebben, zouden dit aftrekbare kosten zijn geweest omdat zij in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict. De oorspronkelijke besparing zit dan ook verwerkt in het voordeel. Immers de kostenbesparing geeft een lager bedrag aan kostenaftrek en dus een hoger voordeel. Bij betaling achteraf is alsnog sprake van gemaakte kosten die aan de criteria van de Hoge Raad voldoen en kan aftrek plaatsvinden. Let op! Claims kunnen ook allerlei additionele administratieve kosten bevatten en het achteraf opruimen van chemisch afval kan duurder uitpakken als gevolg van bijkomende saneringskosten. Extra kosten, in welke vorm dan ook, of kosten voor oogsten die inbeslaggenomen zijn, staan echter niet in directe relatie tot het delict waaruit voordeel berekend wordt. Zij kunnen dus nooit afgetrokken worden. • C laims die bij betaling ‘vooraf ’ niet ten laste van betrokkene komen Anders ligt dit ten aanzien van aanslagen die bijvoorbeeld de Belastingdienst kan opleggen voor niet afgedragen loonbelasting (LB) of Kansspelbelasting (KSB) in geval van een illegale loterij. Normaliter komen dergelijke belastingen niet voor rekening van betrokkene omdat het zogenaamde afdrachtsbelastingen zijn. Dit betekent dat betrokkene belastingen inhoudt en afdraagt, welke door een ander verschuldigd zijn. Betrokkene is dus geen belastingplichtige maar ‘slechts’ inhoudingsplichtige en de KSB/LB komt voor rekening van de werknemer/speler. Deze belastingen vormen geen kostenpost voor betrokkene.19, 20 Het zou kunnen dat betrokkene wèl de LB/KSB bij de werknemer/speler heeft ingehouden, maar deze niet heeft afgedragen aan de Belastingdienst. De aanslag achteraf kan dan op het voordeel in mindering gebracht worden, althans voor zover deze ook is betaald èn in de voordeelsberekening was begrepen. Maar wat nu als betrokkene de LB/KSB niet in rekening gebracht heeft/ingehouden heeft? Moeten deze aanslagen dan toch maar in de ontneming als kosten van betrokkene geaccepteerd worden, indien deze er niet in slaagt de heffingen alsnog op de werknemers/ spelers te verhalen?
Kosten die betrokkene achteraf, naar aanleiding van de actiedag maakt komen niet zonder meer voor aftrek in aanmerking
uitgaven’ mogelijk, zoals bijvoorbeeld een huursom die volgens het
18 Hof Den Haag 24 maart 1995, JOW 1996, 101.
contract jaarlijks in één bedrag vooruit betaald wordt. In dat geval is
19 Ten aanzien van de KSB wordt opgemerkt dat een loterijprijs ook
nog niet sprake van kosten maar van een vooruitbetaling. Periodiek
'belastingvrij' kan worden uitgekeerd. De verstrekker van de prijs
valt een evenredig deel van de totale huursom vrij en wordt dan
betaalt dan de belasting (bij het huidige KSB-belastingtarief van 29%
omgezet (boekhoudkundig: overgeboekt) van een vooruitbetaling
gaat de Belastingdienst dan uit van een brutoprijs van 100/71 van
naar een kostenbedrag.
de nettoprijs [brutering], zodat de belasting 29/71 [dit is 40,8%] van
23 Vergelijk bijvoorbeeld de volgende uitspraken over risico’s die
de nettoprijs bedraagt). Van een dergelijk voornemen zal echter wel
voor rekening van betrokkene blijven en niet in mindering op
ECLI:NL:HR:2012:BT6972.
moeten blijken uit de administratie (berekening van en reservering
het voordeel gebracht worden (betreft investering van voordeel
4 HR 8 juli 1992, JOW 1996, 50.
voor het te betalen bedrag). Deze uitzonderingssituatie blijft in dit
in nieuwe partij verdovende middelen die in beslag genomen
5 O.a. HR 8 juli 1998, JOW 1998, 54 en HR 30 oktober 2001, JOW 2002, 1.
artikel verder buiten beschouwing.
wordt; het niet afgeschreven deel van de hennepkweekinstallatie
3 O.a. HR 31 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1967 en HR 31 januari 2012,
Dit lijkt niet het geval te zijn, gelet op het volgende (samengevatte) uitgangspunt, dat de Hoge Raad in diverse uitspraken21 heeft verwoord. Gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel, dient bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel te worden uitgegaan van het voordeel dat betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Het voordeel wordt verkregen op het moment van voltooiing van het delict. Latere omstandigheden zijn niet relevant bij de vaststelling van de omvang van het (eerder) daadwerkelijk behaalde voordeel. Of zoals een AG bij de Hoge Raad het in zijn conclusie22 verwoordt: “bepalend daarbij is in beginsel het tijdstip waarop het delict is voltooid. Of het voordeel nu is opgesoupeerd, weggeschonken, gestolen of weggegooid, steeds heeft te gelden dat de hoogte van het te ontnemen voordeelsbedrag daardoor niet wordt beïnvloed”.
6 HR 8 juni 1999, JOW 2000, 24; HR 15 april 2003, JOW 2004, 25 (conclusie AG) en Hof Den Bosch 5 oktober 2001, JOW 2002, 5.
20 Opgemerkt wordt dat in een legale situatie de te betalen
die verbeurdverklaard/aan verkeer onttrokken wordt): HR 8 juli 1998, JOW 1998, 54; Hof Den Haag 24 maart 1995, JOW 1996, 101;
op een verder legale transportlijn van legale goederen. In dat geval
geboekt. De afdracht van de ingehouden loonbelasting vormt dus
ECLI:NL:HR:2012:BT6972.
worden de transportkosten uiteraard beperkt tot de vergoeding die
geen afzonderlijke kostenpost voor de werkgever.
de drugshandelaar aan de chauffeur heeft betaald. 8 HR 8 juli 1998, JOW 1998, 54. 9 O.a. HR 3 oktober 2000, JOW 2000, 38; Hof Leeuwarden 19 december 2000, JOW 2004, 19 en Hof Den Bosch 17 juni 2003, JOW 2004, 29. 10 Kamerstukken II, 1989/90, 21 504, nr. 3, blz. 16 (MvT), geciteerd in HR 1 juli 1997, NJ 1998, 242 en HR 30 oktober 2001, NJ 2002, 124. 11 Een voorbeeld van afwijzing van bepaalde opgevoerde kostenposten omdat aftrek ‘maatschappelijk totaal onaanvaardbaar’ zou zijn, wordt gevonden in Hof Den Haag 30 oktober 2006, ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ1159. 12 HR 9 september 1997, JOW 1998, 12. 13 HR 26 augustus 2003, JOW 2004, 6. Bij die ander kan in sommige gevallen hetgeen hij verkrijgt ook ontnomen worden op grond van
is in dat geval geen sprake van ongeoorloofde ‘dubbele’ ontneming, aldus de Hoge Raad. 14 HR 8 juli 1998, JOW 1998, 54 en Hof Den Haag 24 maart 1995, JOW 1996, 101. Besteding van het voordeel aan een nieuwe partij drugs is een vorm van belegging met een uitermate hoge risicofactor en geeft een risico van beslag en onttrekking aan het verkeer. 15 HR 13 juni 1995, JOW 1996, 33. 16 Aan deze aannemelijkheid draagt overigens bij het gegeven dat in het criminele circuit de kosten doorgaans voor de baten uitgaan: het is in dergelijke kringen gebruikelijk, dat bij levering van een partij verdovende middelen direct betaald wordt (zie ook het kader “Uitgaven in de kasopstelling” elders in dit themanummer). Indien betrokkene het verweer voert dat het wèl om een eerste partij ging en dat hij deze op de pof had verkregen (dus de aankoop niet gefinancierd had met de opbrengst van een eerdere partij, maar
hoeveelheid verdovende middelen, is volstrekt onaannemelijk dat betrokkene, zonder ervaring in de verdovende middelen handel,
2003, JOW 2004, 27. Dat betrokkene hier wellicht niet toe in staat
een dergelijk bedrag op de pof krijgt. 17 Een alternatieve opstelling is dan ook, om de inkoopkosten van de
heeft bijgehouden, kan niet aan het Openbaar Ministerie worden
eerste bekende partij wèl af te trekken en dit bedrag vervolgens als
tegengeworpen (Zie bijv. de conclusie van de AG bij Hoge Raad 29
winst uit een eerdere, onbekende partij bij het voordeel te tellen.
juni 2004, JOW 2005, 23).
Op deze manier wordt beter aangesloten bij de systematiek van de
28 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
ECLI:NL:HR:2006:AY7386.
Hof Den Bosch 5 oktober 2001, JOW 2002, 5; HR 31 januari 2012,
HR 15 april 2003, JOW 2004, 25 en Hof Leeuwarden 18 september
2 In de praktijk zijn natuurlijk ook varianten op ‘daadwerkelijke
22 Conclusie mr G. Knigge bij HR 10 oktober 2006, JOW 2006, 57,
kostenpost in de winst- en verliesrekening van de werkgever wordt
vraagtekens bij gesteld worden. Zeker als het gaat om een grotere
zal zijn omdat hij van zijn criminele activiteiten geen administratie
ECLI:NL:HR:2006:AY7386.
7 Het komt ook voor dat een partij drugs als ‘bijlading’ wordt vervoerd
uit de opbrengst van de bekende eerste partij), kunnen daar grote
1 O.a. Hof Den Bosch 5 oktober 2001, JOW 2002, 5; conclusie AG bij
ECLI:NL:HR:2004:AR3721 en HR 10 oktober 2006,
loonbelasting is betrokken in het bruto loonbedrag dat als
heling of witwassen (HR 31 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS6015). Er
Betrokkene heeft er op het moment van voltooiing van het delict voor gekozen, niet te voldoen aan zijn fiscale inhoudingsverplichtingen. Daarmee heeft hij bewust het risico23 genomen op een later moment een naheffing te krijgen van de Belastingdienst, welke hij dan wellicht niet meer kan claimen bij de werknemers/spelers, voor wiens rekening deze naheffing feitelijk dient te komen. Deze keuze kan aan betrokkene worden toegerekend. Het feit dat de belastingen alsnog bij betrokkene in rekening zijn gebracht, verandert niets aan het feit dat het geen aftrekbare kosten die noodzakelijk zijn om het delict te voltooien (HR criteria). Dit leidt dan ook niet tot vermindering van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
21 HR 1 juli 1997, JOW 1998, 1; HR 30 november 2004,
transactieberekening.
29 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Het belaste wederrechtelijk verkregen voordeel I.R. Beerdsen RA, forensisch accountant
Voor de belastingheffing maakt het niet uit of inkomsten op een eerlijke of een oneerlijke manier zijn verkregen; ook over illegale verdiensten moet belasting worden betaald. In aFPakken 701 is al ingegaan op de manier waarop de inkomsten- en vennootschapsbelasting moeten worden betrokken in de voordeelberekening. In het desbetreffende artikel is bepleit dat in het wederrechtelijk verkregen voordeel de bruto verdiensten moeten worden meegenomen, dus zonder rekening te houden met betaalde inkomsten- dan wel vennootschapsbelasting. Behalve inkomsten- en vennootschapsbelasting kan het wederrechtelijke voordeel ook zijn belast met bijvoorbeeld dividendbelasting, loonbelasting en BTW2 . In dit artikel ga ik in op de behandeling van deze belasting middelen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zowel voor de wederrechtelijke opbrengsten als de betaalde kosten.
Loonbelasting en dividendbelasting over wederrechtelijke opbrengsten Een werkgever houdt bij de uitbetaling van lonen aan werknemers loonbelasting en premies volksverzekeringen - tezamen de loonheffing - in en draagt deze af aan de Belastingdienst. De werknemer moet het (bruto) loon aangeven in box 1 van de aangifte inkomstenbelasting. De ingehouden loonbelasting wordt verrekend met de verschuldigde inkomstenbelasting. Voor dividendbetalingen geldt een vergelijkbare procedure. Bij de uitbetaling van dividend moet dividendbelasting worden ingehouden en afgedragen aan de Belastingdienst. De ontvangende natuurlijke persoon moet het (bruto) dividend aangeven in de aangifte inkomstenbelasting (box 1, 2 of 3) en kan de ingehouden dividendbelasting verrekenen met de verschuldigde inkomstenbelasting. Als het dividend wordt ontvangen door een rechtspersoon dan moet het bruto dividend worden opgenomen in de aangifte vennootschapsbelasting. De ingehouden dividendbelasting kan in dat geval worden verrekend met de verschuldigde vennootschapsbelasting. Soms kunnen loonontvangsten worden aangemerkt als wederrechtelijke opbrengsten, bijvoorbeeld als een feitelijk leidinggevende salaris ontvangt van een verdachte
30 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
rechtspersoon. Ook kunnen dividenduitkeringen wederrechtelijke opbrengsten zijn. Denk aan de uitkering van wederrechtelijke winsten van een rechtspersoon aan de aandeelhouder. Op welk bedrag wordt in dat geval het wederrechtelijk verkregen voordeel van de directeur respectievelijk de aandeelhouder gesteld? Hiervoor werd al uitgelegd dat loon en dividend inkomen/winst zijn voor de inkomsten- dan wel de vennootschapsbelasting, en dat de ingehouden loon- en dividendbelasting ‘slechts’ voorheffingen zijn. Daarom geldt eenzelfde werkwijze als voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting. Dat betekent dat in het wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel op te leggen ontnemingsmaatregel/betalingsverplichting de bruto verdiensten moeten worden betrokken, dus zonder rekening te houden met ingehouden loon- en dividendbelasting.
BTW3 (belasting over toegevoegde waarde) over wederrechtelijke opbrengsten Een consument betaalt over door hem gekochte producten of diensten BTW aan de ondernemer, die deze BTW vervolgens voldoet aan de Belastingdienst. Voordat het product of de dienst bij de uiteindelijke consument is aangekomen is hier vaak al een reeks leveringen door ondernemers aan andere ondernemers aan voorafgegaan. Denk maar aan leveringen door producenten, dienstverleners, groot-, tussen- en detailhandelaren. Over deze leveringen betaalt de afnemer BTW aan de leverancier die deze BTW moet voldoen aan de Belastingdienst. De afnemende ondernemer kan de door hem betaalde BTW (veelal) weer terugvragen van de Belastingdienst. Bovenstaand systeem bewerkstelligt dat de BTW-druk uiteindelijk terechtkomt bij de consument, meestal een particulier4. Soms is BTW berekend en afgedragen over wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als drugsgelden worden witgewassen door deze te presenteren als legale omzet in een legaal bedrijf, zoals bijvoorbeeld de verdiensten binnen een schoonmaakbedrijf. Of betrokkene heeft omzet verkregen uit een activiteit waarvoor hij geen vergunning had en kon krijgen, bijvoorbeeld de handel in afval. Een ander voorbeeld is het versturen van valse facturen voor diensten, terwijl de gefactureerde betalingen in feite steekpenningen zijn.
Hoe gaan we nu om met de door betrokkene in rekening gebrachte BTW bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel? Hof Den Bosch vond in 20135 dat bij de bepaling van de hoogte van de betalingsverplichting geen rekening hoefde te worden gehouden op de door de veroordeelde betaalde inkomsten- en omzetbelasting (cursief IRB). Daarbij verwees het hof naar de MvT bij het wetsvoorstel voorafgaande aan de Wet van 10 december 1992 artikel 36e Sr, zoals eerder in dit artikel genoemd. Naar mijn mening ziet deze MvT echter op de inkomsten- en vennootschapsbelasting en vraagt de BTW om de volgende benadering. In de situatie dat betrokkene BTW in rekening heeft gebracht aan de afnemer en deze heeft voldaan aan de Belastingdienst houden we, voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, rekening met de illegale omzet exclusief BTW. De BTW is immers afgedragen aan de Belastingdienst en heeft daardoor niet tot voordeel gestrekt van betrokkene. Daarbij geldt dat eenmaal berekende en gefactureerde BTW slechts in bijzondere gevallen kan worden gecorrigeerd, bijvoorbeeld als de belaste levering ongedaan is gemaakt door de geleverde goederen terug te nemen en de ontvangen vergoeding terug te betalen. Daarvan is hier echter geen sprake: door de ontnemingsmaatregel wordt de levering niet teruggedraaid.
Loonbelasting, BTW en dividendbelasting in uitgaven Ook kunnen door betrokkene betalingen zijn gedaan die een belastingcomponent bevatten. Denk maar aan een rechtspersoon die veroordeeld is voor bijvoorbeeld de onvergunde handel in afval. Als deze rechtspersoon personeel in dienst heeft dan heeft hij loon uitbetaald en, als het goed is, loonheffing ingehouden en afgedragen. Indien deze loonuitgaven in een directe relatie staan tot de voltooiing van het delict, bijvoorbeeld doordat de afvalhandelaar naast de illegale handel geen andere (legale) inkomstenbronnen had, komen deze uitgaven in aftrek van het wederrechtelijk verkregen voordeel, inclusief de ingehouden en afgedragen loonheffing.
Anders is het voor uitgaven met daarin een betaling voor BTW, bijvoorbeeld voor het vervoer van het afval. We zagen al dat de afvalhandelaar, als gevolg van het verrekensysteem binnen de BTW, de door hem betaalde BTW kan terugvragen van de Belastingdienst. Daardoor drukt deze BTW niet op hem. Er is dan ook geen reden om deze BTW als (directe) kosten in mindering te brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dividendbetalingen en de ingehouden en afgedragen dividendbelasting zullen (bijna) nooit kosten zijn die in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict, en kunnen daardoor niet in mindering worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Zie voor meer informatie over de kostenaftrekaftrek en het wederrechtelijk verkregen voordeel het artikel ‘Aftrekbare kosten’ elders in dit themanummer.
Conclusie Soms wordt over wederrechtelijk verkregen voordeel belasting betaald. Of kosten, die gemaakt zijn om een delict te plegen bevatten een belastingcomponent. Hoe deze betaalde belasting in de voordeelberekening moet worden verwerkt hangt af van het belastingmiddel. Maar in zijn algemeenheid geldt dat we bij de voordeelberekening geen rekening houden met de ingehouden en betaalde belastingen. Ook wij kunnen het niet leuker maken, maar wel makkelijker!
1 I.R. Beerdsen RA, ‘Belastingheffing en het wederrechtelijk verkregen voordeel’, aFPakken nr. 70, p. 39 e.v. 2 Voor de BTW geldt een uitzondering voor omzetten die zijn behaald met de levering van verdovende middelen (soft drugs en hard drugs), anders dan ten behoeve van het gebruik voor medische en wetenschappelijke doeleinden. De uitzondering houdt in dat deze leveringen niet worden belast met BTW, ook niet als sprake is van een zgn. gedoogbeleid. (HvJ EG 5 juli 1988, zaak no. 289/86 (Happy Family), Jurispr. 1988 blz. 3655; FED 1988/496 m.nt. D.B. Bijl) 3 De BTW heet ook wel Omzetbelasting. 4 Maar bijvoorbeeld ook publiekrechtelijke lichamen (gemeenten, provincies, waterschappen, Rijksoverheid etc.) of ondernemers die zelf “vrijgestelde” prestaties verrichten. 5 Hof Den Bosch 8 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5358.
31 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Criminele verdiensten in het milieu De voordeelberekening op basis van opbrengsten minus
directe kosten
I.R. Beerdsen RA, forensisch accountant
Milieucriminaliteit kent vele verschijningsvormen, bijvoorbeeld een stroper die illegaal paling vangt of een handelaar in beschermde vogels, illegaal vuurwerk of vervuilde stookolie. Maar ook een varkenshouder die in zijn stal geen luchtwasinstallatie heeft aangebracht en een multinational die zich niet aan emissievoorwaarden houdt, maken zich schuldig aan een milieudelict.
Ongeacht het soort milieudelict kunnen de verdiensten zeer groot zijn. Het afpakken van het voordeel dat met milieudelicten is behaald is dus belangrijk! Bij milieudelicten zijn drie verschillende methoden van voordeelberekening mogelijk, namelijk de berekening op basis van de opbrengsten minus de directe kosten (‘winst’), de kostenbesparing1 en de kasopstelling2. In BOOM-Nieuws nummer 67 is een artikel verschenen over de keuze tussen de berekening op basis van de besparing van kosten en op basis van de winst3. Hierna wordt ingegaan op de voordeelberekening op basis van de opbrengsten minus de directe kosten bij milieudelicten.
bedrijven zijn die een administratie voeren waarin informatie over de gepleegde delicten is vastgelegd. Hierna worden de volgende aandachtspunten behandeld: 1) Ontnemen voor bewezenverklaarde feiten en andere strafbare feiten 2) Opbrengsten bij legale en illegale activiteiten 3) Kostenaftrek bij legale en illegale activiteiten
Voordeelberekening op basis van de opbrengsten minus de directe kosten
Ad 1) Ontnemen voor bewezenverklaarde feiten en andere strafbare feiten Op basis van artikel 36e lid 1 en 2 Sr is het mogelijk om illegale verdiensten te ontnemen voor feiten waarvoor betrokkene veroordeeld is, maar ook voor andere strafbare feiten4. Voor feiten waarvoor is vrijgesproken kan niet worden ontnomen5.
Een voordeelberekening op basis van de opbrengsten minus de directe kosten wordt een voordeelberekening per delict of transactieberekening genoemd. Om zo’n berekening te kunnen maken is informatie nodig over de gepleegde strafbare feiten en de (netto) verdiensten daarvan. Ten aanzien van bijvoorbeeld een handelaar in vervuilde stookolie willen we weten hoeveel liters vervuilde olie zijn verkocht, wat de opbrengst daarvan was en welke kosten daarvoor zijn gemaakt. Bij delicten die gerelateerd zijn aan bijvoorbeeld de handel in verdovende middelen ontbreekt deze informatie dikwijls. Maar bij milieudelicten zal deze informatie wel beschikbaar zijn als de daders
Het is niet noodzakelijk dat het bewezenverklaarde feit zelf voordeel opgeleverd heeft. Een afvalhandelaar die is veroordeeld voor het verzenden van een container met plastic afval naar China kan dus tóch worden geconfronteerd met een ontnemingsmaatregel, ook al heeft hij niets verdiend met het feit waarvoor hij is veroordeeld, zijnde die ene container6 . Als aannemelijk is dat deze afvalhandelaar uit andere strafbare feiten wél opbrengsten heeft genoten, dan kunnen de verdiensten uit deze andere feiten worden ontnomen. De aannemelijkheid van deze verdiensten moet natuurlijk voldoende worden onderbouwd in
32 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
de ontnemingsrapportage. Dat geldt voor alle elementen uit de berekening, dus zowel voor het aantal geleverde containers met plasticafval als voor de ontvangen verkoopprijs. Ad 2) Opbrengsten uit legale en illegale activiteiten Bij plegers van milieudelicten zien we vaak een combinatie van legale en illegale activiteiten. In de voordeelberekening betrekken we in dat geval in principe alleen de opbrengsten die met de illegale activiteiten zijn verdiend. Echter, in sommige situaties nemen we ook de legale opbrengsten mee in de voordeelberekening. Het volgende voorbeeld verduidelijkt dit. Stel een handelaar in vogels is veroordeeld voor de invoer van een aantal beschermde vogels. Uit het strafrechtelijk (financieel) onderzoek blijkt dat de handelaar in 2011 t/m 2013 in totaal € 500.000 heeft verdiend waarvan
33 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
€ 450.000 met de (illegale) levering van beschermde vogels. De legale omzet bedraagt dus € 50.000. Als nu aannemelijk is dat deze activiteiten niet hadden kunnen plaatsvinden zonder de illegale activiteiten, dan betrekken we deze legale omzet in de voordeelberekening. Dat is het geval als de legale omzet is behaald met een legaal assortiment dat een bijproduct was van de beschermde vogels, bijvoorbeeld vogelvoeder. Of de omzet van de legale activiteiten is zo laag, dat deze activiteiten gezien de omvang van de kosten niet winstgevend kunnen zijn. Ook als een legaal bedrijf is gefinancierd uit illegale opbrengsten kan sprake zijn van zo’n afhankelijkheid. In dat laatste geval noemen we de opbrengsten uit dit bedrijf ‘vervolgprofijt’7. Ad 3) Kostenaftrek bij legale en illegale activiteiten Uit een strafrechtelijk (financieel) onderzoek blijkt dat een handelaar in stookolie in 2011 t/m 2013 ver-
vuilde stookolie heeft verkocht voor € 5.000.000 aan een afnemer die geen erkend verwerker is. Die omzet wordt in de voordeelberekening betrokken, maar welke kosten brengen we nu in mindering hierop? Stel nu dat de handelaar over de periode 2011 t/m 2013 de volgende resultaten heeft behaald (bedragen zijn excl. BTW): Omzet
€ 50.000.000
Inkoopkosten
€ 17.000.000
Personeelskosten
€ 10.000.000
Huurkosten o.g.
€ 3.000.000
Transportkosten
€ 2.000.000
Kantoorkosten
€ 1.000.000
Totaal kosten
€ 33.000.000 -/-
Winst voor belastingen
€ 17.000.000
In het artikel ‘Aftrekbare kosten’ in dit themanummer is uitgelegd dat bij een transactieberekening alleen die kosten in mindering worden gebracht die in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict en die betrokkene niet gemaakt zou hebben als hij de strafbare feiten niet gepleegd zou hebben. Dat betekent dat deze kosten noodzakelijk moeten zijn voor het plegen van dit delict en extra ten behoeve van het strafbare feit moeten zijn gemaakt8 . Dus als deze handelaar voor € 800.000 grondstoffen heeft ingekocht ten behoeve van de verkochte partijen vervuilde stookolie, dan zijn dit directe kosten die de handelaar niet zou hebben gemaakt als hij het delict niet zou hebben gepleegd. En daarmee zijn deze kosten aftrekbaar in de voordeelberekening. Met betrekking tot de andere kosten zal het strafrechtelijk onderzoek moeten uitwijzen of aannemelijk is dat deze speciaal voor de illegale activiteiten zijn gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als
34 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
speciaal voor het vervoer van de vervuilde stookolie brandstofkosten of overuren zijn uitbetaald. Maar ten aanzien van de overige kosten ligt het voor de hand dat deze toch al waren gemaakt voor de legale activiteiten en dus niet speciaal voor de illegale activiteiten zijn gemaakt. In diezelfde lijn oordeelde Rechtbank Breda in 20129 t.a.v. een afvalverwerker. De rechtbank was van mening dat de huur van het terrein, verzekeringen, onderhoudskosten, salarissen van vast en tijdelijk personeel, gehuurd materiaal, afschrijvingen en overheadkosten niet in mindering konden worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Volgens de rechtbank was niet onderbouwd dat tijdelijk personeel was aangesteld voor de verwerking van de niet-vergunde activiteiten. Datzelfde gold voor de post salarissen. Verder was niet aangetoond dat kosten van onderhoud, gehuurd materieel en afschrijvingen daadwerkelijk waren gemaakt in verband met de niet vergunde activiteiten.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is het niet noodzakelijk dat het bewezenverklaarde feit voordeel opgeleverd heeft. Ontnemen is ook mogelijk voor de verdiensten uit andere strafbare feiten.
Aftrekbaar zijn slechts die kosten die extra ten behoeve van het strafbare feit zijn gemaakt. Bij een combinatie van legale en illegale activiteiten is daarom een deel van de kosten dikwijls niet aftrekbaar; deze worden toch al gemaakt voor de legale activiteiten.
Tot slot In dit artikel zijn een aantal aspecten besproken die van belang zijn bij de voordeelberekening op basis van opbrengsten minus directe kosten bij milieudelicten. Om zo’n berekening te maken is inzicht in de legale en illegale activiteiten en in de kostenstructuur van belang. Door de forensisch accountants is een inspiratie rapport stookolie samengesteld op basis waarvan ideeën kunnen worden opgedaan voor de ont nemingsrapportage ten aanzien van de handel in vervuilde stookolie11. 1 Zie het artikel ‘Kostenbesparing’ in dit themanummer. 2 Zie het artikel ‘Methodiek van de kasopstelling’ in dit themanummer. 3 Drs. J.H. Gerrits RA, ‘Voordeelsberekening per delict’, BOOM-Nieuws nr. 67, februari 2013. 4 Sinds 1 juli 2011 wordt in art 36 e lid 2 Sr gesproken over zgn. ‘andere strafbare feiten’; vóór 1 juli 2011 over ‘soortgelijke feiten en feiten van de 5e
Terug naar de handelaar in stookolie uit het voorbeeld. Bij een andere verhouding tussen de legale en illegale omzet, bijvoorbeeld bij een illegale omzet van € 45.000.00, is mogelijk wel sprake van een situatie waarin een groot deel van de kosten speciaal voor de illegale activiteiten is gemaakt. Deze kosten komen dan (voor dat deel) in mindering op de voordeelberekening. Het financieel onderzoek zal aannemelijk moeten maken om welk deel van de kosten het gaat. Overigens is het bij een illegale omzet van die omvang ook denkbaar dat de legale omzet in de voordeelberekening wordt betrokken (zie hiervoor, onder 2). In dat geval brengen we ook de kosten die gemaakt zijn voor die legale activiteiten in mindering op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat de betaalde belasting over het wederrechtelijk verkregen voordeel niet in mindering kan worden gebracht op dit voordeel10.
35 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
geldboetecategorie’. 5 EHRM 1 maart 2007, ECLI:NL:XX:2007:BA1112 (Geerings). 6 Zie HR 13 april 1999, JOW 1999, 49 en HR 22 mei 2001, JOW 2001, 19 en H.G. Punt, Praktijkboek ontneming, Den Haag: Sdu Uitgevers 2011, p. 43. 7 Zie het artikel ‘Vervolgprofijt’ in dit themanummer. 8 Zie HR 8 juli 1992, JOW 1996, 50 en HR 8 juli 1998, JOW 1998, 54. 9 Rb. Breda 8 februari 2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:BV3088. 10 Zie het artikel ‘Het belaste wederrechtelijk verkregen voordeel’ in dit themanummer. 11 Zie het artikel ‘Inspiratierapporten’ in dit themanummer.
Schrijfkramp en de chi-kwadraattoets mr. H.W.G. Sweerts1
Als columnist heb je - net als criminelen - te kampen met deadlines. Soms haal je die niet, maar dat loopt voor een broodschrijver vaak wat minder beroerd af dan voor een beroepsboef. Bij de schrijvende beroepsgroep is het gevreesde writer's block (schrijversblok) een belangrijke oorzaak voor het niet halen van gestelde termijnen. Niet alleen een tijdelijk of chronisch gebrek aan inspiratie, maar ook fysieke ongemakken kunnen er de oorzaak van zijn dat een artikel, rapport of boek met vertraging zijn weg naar de uitof opdrachtgever vindt. Tegenwoordig kan een veelvuldig onjuist gebruik van toetsenbord en computermuis leiden tot de beroepsziekte Repetitive Strain Injury (RSI). In het tijdperk voordat de tekstverwerker gemeengoed werd, had je als schrijver soms te kampen met een soortgelijke aandoening die in de medische wetenschap wordt aangeduid als taakspecifieke handdystonie. Indien je een flink stuk achter elkaar moet schrijven, kan dat leiden tot onwillekeurige samentrekkingen van de vinger-, de hand- en / of onderarmspieren, waardoor je niet meer vloeiend kunt schrijven en je handschrift na een aantal woorden of zinnen verslechtert. De verkramping kan zo ernstig zijn dat je de schrijfactiviteit noodgedwongen moet staken. Deze vorm van dystonie wordt ook wel schrijfkramp genoemd. Onder fraudeurs is 'schrijfkramp' eveneens een veel voorkomende aandoening, maar gelukkig bestaat er voor niet-medici een relatief eenvoudige manier om de juiste diagnose voor deze 'beroepsziekte' te kunnen stellen.
Beter goed gejat... Bij de Belastingdienst hebben we al gedurende vele decennia goede ervaringen met diverse berekeningsmethoden om onregelmatigheden in belastingaangiften en administraties te detecteren. Deze controletechnieken zijn in de fiscale rechtspleging algemeen aanvaard, en sinds kort maken politie en justitie ook dankbaar gebruik van enkele van deze berekeningsmethoden waar het gaat om de becijfering van het wederrechtelijk verkregen voordeel, te weten de vermogensvergelijking en de (verkorte) kasopstelling. We zullen maar zeggen:
36 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
"beter goed gejat, dan slecht verzonnen"!-). Op 28 mei 2002 accepteerde de strafkamer van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2002:AE1182) uiteindelijk onder voorwaarden de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel middels de methode van de vermogensvergelijking.
Niets nieuws onder de zon! Onlangs ontmoette ik een financieel rechercheur die op basis van het lage energieverbruik vermoedde dat er bij de zonnestudio van een verdachte sprake was van witwassen van wederrechtelijk verkregen voordeel door de dagomzetten te verhogen, maar hij kon er nog niet echt een vinger achter krijgen en hij vroeg mij hoe dit aangetoond zou kunnen worden. In de fiscale praktijk lopen we vaak tegen het tegenovergestelde verschijnsel aan, namelijk dat er stelselmatig een te lage omzet in de administratie wordt verantwoord. De meeste ondernemers tellen aan het einde van de werkdag het aanwezige kasgeld, halen daar het beginsaldo en bankopnamen vanaf, tellen daar het totaalbedrag van de bonnen voor contante uitgaven en kasopnamen (bankstortingen) bij. Dat bedrag moet dan overeenstemmen met wat er op het kassaregister als ontvangsten is aangeslagen en wordt dan -als het goed is- in het kasboek als de dagopbrengst verwerkt. Maar er zijn ook ondernemers die vinden dat ze al genoeg belasting betalen, en die proberen hun verplichte bijdrage aan de schatkist te drukken door lagere dagomzetten in hun kasboek te verantwoorden. De geautomatiseerde vastleggingen door het kasregister worden dan gewist
en de kassastroken meestal 'weggegooid'. Althans, als de belastingcontroleur er tijdens het inleidend gesprek van zijn boekenonderzoek naar vraagt, zijn deze primaire bescheiden veelal niet meer voorhanden: de ondernemer beweert dat hij ze niet meer heeft. Hoe kan de controleur zonder deze belangrijke administratieve bewijsstukken zich toch een oordeel vormen over de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de door de ondernemer verantwoorde omzet? Een gedegen kasanalyse biedt dan uitkomst. Bij de kasanalyse besteedt de controle-ambtenaar onder andere aandacht aan de aanwezigheid van zogenoemde 'negatieve kassaldi'. Uiteraard kan er niet minder dan niks in kas zitten, maar het administratieve saldo wil als gevolg van omzetverzwijging nog wel eens negatief lopen. Dit probeert met dan -als het naderhand door de boekhouder ontdekt is- middels allerlei boekhoudkundige trucjes te verhullen. Daarbij moet je denken aan het ten onrechte achteraf inboeken van cash ontvangsten wegens 'geldleningen' of ‘privé stortingen’, het later boeken van grote contante uitgaven, enzovoorts. Ook zal de controleur bedacht zijn op valse of vervalste kostenfacturen in de (kas)administratie, of er mogelijk zwarte lonen zijn uitbetaald, of er sprake is van niet geboekte contante inkopen (waarmee weer zwarte omzet kan worden gerealiseerd!), et cetera. Voorts beoordeelt de controle-ambtenaar de overgelegde kasadministratie niet alleen op de aanwezigheid van kasverschillen (klopt het administratief saldo met het werkelijk aanwezige kasgeld) maar ook op cijfervoorkeur.
Bezint eer ge verzint! Iedereen heeft onbewust een voorkeur dan wel afkeur voor bepaalde getallen. Indien iemand de dagopbrengsten 'afroomt' en stelselmatig verzonnen (omzet) cijfers in een (klad)kasboek opschrijft, zal die persoon eveneens (onbewust) zijn of haar favoriete getallen tot uitdrukking brengen. Belastingcontroleurs noemen dit verschijnsel schrijfkramp. Hoe kun je dan die voorkeur (of afkeur) voor bepaalde cijfers aan het licht brengen? Even te uwer geruststelling: niet alleen politie en justitie plegen wel eens plagiaat, in fiscalibus 'lenen' wij ook wel eens wat van andere wetenschapsgebieden. In dit geval gaat het om de zogeheten chi-kwadraattoets (hierna ook: X2-toets. ‘Chi’ is de 22e letter van het Griekse alfabet die wij ook kennen als de letter ‘X’). Dit is een in de statistiek ontwikkeld controle-instrument dat in het fiscale recht eveneens een beproefde en in de jurisprudentie geaccepteerde methode is om aan te tonen dat de in de kasadministratie verantwoorde (omzet)cijfers niet op realiteit maar fictie berusten. Naast een (te) laag brutowinstpercentage en een (te) laag zogeheten 'netto-privé' (de uitkomst van de vermogensvergelijking) zijn ernstige gebreken in de kasad-
37 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Er zijn ondernemers die vinden dat ze al genoeg belasting betalen, en die proberen hun verplichte bijdrage aan de schatkist te drukken door lagere dagomzetten in hun kasboek te verantwoorden
ministratie zoals het voorkomen van negatieve kassaldi en een onwaarschijnlijk hoge uitkomst van de X2-toets, gronden voor de belastinginspecteur om de door de ondernemer ter inzage verstrekte boekhouding te kwalificeren als verregaand ondeugdelijk en / of immaterieel onbetrouwbaar. In dat geval kan hij de administratie verwerpen als grondslag voor de winstberekening. Een belastingprocedure waarbij de X2-methode gehanteerd werd om de boekhouding te kunnen verwerpen, is de uitspraak van 11 september 1998 van de Belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem (zaaknummer 97/0125, ECLI:NL:GHARN:1998:AA1230), eveneens betrekking hebbend op de omzetverantwoording van een zonnestudio, maar in dit geval werd er door de belastingplichtige te weinig omzet verantwoord. De werkelijke omzet werd door de inspecteur aan de hand van het energieverbruik van de zonnebanken bepaald. Het Hof liet de naar aanleiding van de omzetcorrectie opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting inclusief 50% vergrijpboete geheel in stand. Voor een recente uitspraak waarbij de chi-kwadraattoets eveneens gebruikt is om de administratie te verwerpen, zie Gerechtshof Amsterdam d.d. 15 mei 2014, zaaknummers 12/00254, 12/00255, 12/00256, 12/00257 en 12/00258, ECLI:NL:GHAMS:2014:3208. Het ging in die belastingprocedures om een ‘coffeeshop’ waar de politie in oktober 2006 op verschillende plaatsen doorzoekingen heeft verricht. Naar aanleiding van de daarbij aangetroffen bescheiden heeft de fiscus een boekenonderzoek ingesteld. De belastingcontroleur heeft ernstige gebreken in de administratie geconstateerd, onder andere met behulp van de X2-toets dat de in het kasboek verantwoorde omzetcijfers niet op realiteit gebaseerd maar verzonnen zijn. Er bleek in het kasboek slechts 20% van de gerealiseerde omzet softdrugs verantwoord te zijn. Het hof liet de omzetcorrecties en de daaruit voortvloeiende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting van de inspecteur nagenoeg volledig in stand.
Wat is de chi-kwadraattoets? De X2-toets is een controletechniek die gebaseerd is op de statistische waarschijnlijkheden waarmee bepaalde getallen voorkomen in grotere cijferreeksen, als-
mede op het uitgangspunt dat de mens een voorkeur (of afkeur) heeft voor bepaalde getallen, welke zich openbaart indien een 'willekeurige' reeks van cijfers geproduceerd wordt. Op grond van de wet van de grote getallen zal bij het waarheidsgetrouw administreren van de contante omzet ieder getal regelmatig in de kasboekhouding voorkomen. Zodra er echter omzetcijfers verzonnen worden, gaat de persoonlijke voor- of afkeur onbewust een rol spelen bij de keuze van de getallen als gevolg waarvan de geboekte ontvangstbedragen geen statistische regelmaat meer zullen vertonen. Met behulp van de chi-kwadraattoets kan nagegaan worden of waargenomen reeksen cijfers systematisch afwijken van de te verwachten (of gemiddelde) aantallen, en berekent men daartoe het totaal van de gewogen kwadratische afwijkingen tussen deze aantallen. De uitkomst van deze statistische toets wordt aangeduid als X2. Bij een op de werkelijkheid gebaseerde omzetverantwoording zal normaliter een weinig opvallend afwijkingenpatroon te zien zijn, en leidt dus tot lage X2-waarden. Ingeval van uit de duim gezogen omzetcijfers zal het patroon van afwijkingen duidelijker worden en de waarde van X2 hoger. Hoe hoger X2, hoe groter de kans op een bijzondere oorzaak en des te kleiner de kans dat de systematische afwijking in het cijferpatroon op toeval berust.
Wat zijn de randvoorwaarden voor een betrouwbare meting? Voor een betrouwbaar resultaat van de X2-toets dient de meting gedaan te worden over een zo groot mogelijke ‘populatie’, doch tenminste 50 getallen (op grond van wiskundige overwegingen dat de theoretische frequentie minimaal vijf moet zijn, dus vijf te verwachten waarnemingen in elke cijfercategorie). Hoe groter de reeks is waarover de meting wordt verricht, des te groter is de waarschijnlijkheid dat er een correcte uitspraak kan worden gedaan over de uitkomst van de X2-toets.
Bij de Belastingdienst werken we met speciaal daartoe opgestelde tabellen waarmee de controle-ambtenaar de waarschijnlijkheid van de gevonden uitkomst kan bepalen. Bij een indeling in 10 klassen (de getallen nul tot en met negen) gelden de volgende uitspraken:
1. m r. H.W.G. Sweerts is werkzaam als heffingspecialist bij de Belastingdienst,
Maar bovenal geldt: ingeval van twijfel, raadpleeg de competente belastinginspecteur!
3. Tenzij het om vrijgestelde prestaties (levering van goederen en/of
kantoor Amsterdam. Hij schrijft deze bijdrage op persoonlijke titel. Zijn contactgegevens zijn bij de redactie bekend. 2. Z ie “De kas-analyse en de chi-kwadraattoets – Theorie & praktijk” van R.N.J. Kamerling en G.W.J.M. Kampschöer (Controle-cahiers nr. 2, 1990, Gouda Quint B.V.).
Bij een X2 van:
komen zuivere toevalstreffers voor in slechts:
Met ..% zekerheid kan gezegd worden...
21,67
1 op de 100 gevallen.
99%
28
1 op de 1.000 gevallen.
99,9%
29,67
1 op de 2.000 gevallen.
99,95%
33,72
1 op de 10.000 gevallen.
39,34
1 op de 100.000 gevallen.
44,81
1 op de 1.000.000 gevallen.
50,17
1 op de 10.000.000 gevallen.
55,45
1 op de 100.000.000 gevallen.
... dat aan de totstandkoming van de betreffende cijferreeks een systematische oorzaak ten grondslag heeft gelegen.2
Wanneer pas je de chi-kwadraattoets toe? De belastingcontroleur zal deze controlemethodiek toepassen als er opvallend veel afgeronde bedragen en/of frequent voorkomende zelfde cijfercombinaties of aanpassingen van de bedragen in het (klad)kasboek voorkomen. Maar ook als er gedurende langere tijd vakken met dezelfde pen en/of hetzelfde handschrift is boekgehouden, er geen seizoenspatronen te onderkennen zijn, er niet regelmatig kasverschillen geboekt zijn en er geen kladkasadministratie of kassastroken voorhanden zijn. Dit zijn aanwijzingen dat het gepresenteerde kasboek achteraf is opgesteld en dus mogelijk gefingeerde omzetcijfers bevat.
Toeval bestaat niet! Of toch wel?
Voortaan een zorgeloos en zonnebankbruin leven?
In de statistiek werkt men met waarschijnlijkheidsoordelen, omdat men geen uitspraken kan doen in de zin van absolute zekerheden of onmogelijkheden. Het toeval kan namelijk nooit helemaal uitgesloten worden. Een scheidsrechter kan in het kader van een eerlijke lotingsprocedure tossen met een (niet gemanipuleerd!) muntstuk, waarbij de meeste mensen er vanuit zullen gaan dat de kans op kruis of munt 50/50 is. Maar in theorie kan het geldstuk best ook wel eens een keertje op de randzijde tussen de (kunst)grassprieten terecht komen (het spreekwoordelijke ‘het is een dubbeltje op zijn kant’). Je zult dus altijd rekening moeten houden met de mogelijkheid van toeval.
Met het verantwoorden van verzonnen hogere omzetten ben je er als opbrengstgerichte crimineel nog niet, want over die omzet is doorgaans1 omzetbelasting (BTW) verschuldigd en tegelijkertijd veroorzaak je daarmee een hogere winst waarover inkomsten- en / of vennootschapsbelasting betaald moeten worden. De economisch denkende misdadiger zal daarom proberen belastingheffing te verijdelen door daar bijvoorbeeld weer tot het zelfde bedrag gefingeerde kosten tegenover te stellen. Nadeel daarvan is wel dat zijn net witgewassen buit in ieder geval fiscaal weer de zwarte status krijgt, dus dat hij weer terug bij af is! Mocht je dus valse of vervalste kostenfacturen in een
38 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
administratie ontdekken, wees er dan op bedacht dat de daarin verantwoorde opbrengsten mogelijk ook gefingeerd zijn! Het kan dan zeer de moeite waard zijn om de chi-kwadraatmethode toe te passen op de verantwoorde contante ontvangsten.
Een cijfervoorbeeld Hoe werkt de chi-kwadraattoets nou in de praktijk? Stel, de financieel rechercheur heeft tijdens de doorzoeking van bovengenoemde zonnestudio het kasboek over het jaar 2013 aangetroffen en in beslag genomen. In dat jaar zijn 360 dagopbrengsten verantwoord, met bedragen variërend tussen € 751,25 en € 1.503,50. De verdachte ondernemer heeft verklaard dat er door de klant per 'zonminuut' wordt afgerekend. Daarnaast worden er ook koffie, thee, frisdrank en zonneproducten verkocht, alles tegen contante betaling. Verder verklaart de verdachte dat hij de contante ontvangsten dagelijks in het kasboek verwerkt. De ondernemer hanteert een prijsstelling waarbij alle prijzen worden afgerond op vijf of tien Eurocent. Derhalve heeft het geen zin om de chi-kwadraattoets op de 'centen' te doen, omdat deze logischerwijs een enorme afwijking op het voorkomen van de cijfers nul en vijf zal laten zien. Controle op de duizend- en honderdtallen is evenmin zinvol, omdat lang niet alle omzetbedragen boven de € 999 uitkomen en er voor de wel aanwezige duizendtallen alleen maar ‘enen’ geadministreerd zijn, en voor de honderdtallen het getal zes geheel ontbreekt. In dit geval zou de X2-toets op de tientjes, de Euro's en de 'dubbeltjes' toegepast kunnen worden. Laten we de omzetverantwoording op de tientjes eens onder de loep nemen. Bij 360 geboekte omzetbedragen variërend tussen € 751,25 en € 1.503,50 mag men verwachten dat de cijfers nul tot en met negen bij de tientallen elk 36 maal voorkomen (de theoretische of verwachte frequentie is in onderstaande tabel vermeld in kolom II en bedraagt 10% van de massa). In kolom I is de feitelijk door de rechercheur waargenomen frequentie der cijfers weergegeven.
diensten) gaat.
In kolom III staat per cijfer het verschil tussen de constatering ten opzichte van de verwachting, welke uitkomst in kolom IV wordt gekwadrateerd. De som van de gekwadrateerde bedragen wordt vervolgens gedeeld door de theoretische frequentie (10% van de massa), en dit is de uitkomst van de chi-kwadraattoets. X2 = de som van de uitkomsten van kolom IV (1.118), gedeeld door 10% van de massa (360) = 31,06. Bij een X2 van 31,06 is de kans op een toevalspatroon kleiner dan 0,1%. De stelling dat deze uitkomst te wijten is aan een bijzondere oorzaak die tot systematische afwijkingen heeft geleid, is voor meer dan 99,9% betrouwbaar. Het risico op een onjuiste uitspraak (dat een goede kasadministratie ten onrechte wordt gekwalificeerd als een gemanipuleerde kas administratie) bedraagt minder dan 0,1%. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze bedragen verzonnen door een persoon met een voorkeur voor de cijfers drie en acht, en een afkeur voor het getal nul. De financieel rechercheur kan het vermoeden dat de omzetcijfers van de zonnestudio zijn verzonnen nu statistisch onderbouwen en degene die de omzetbedragen in het kasboek heeft geboekt, dan wel die opdracht heeft gegeven om deze bedragen te administreren, met de uitkomst van de chikwadraattoets confronteren en om een verklaring voor de geconstateerde afwijking vragen. In samenhang met het opmerkelijk lage energieverbruik van de zonnestudio, zal die persoon met een wel héél goede verklaring op de proppen moeten komen om de witwasverdenking teniet te doen!
Tabel 1: chi-kwadraattoets op de verantwoorde tientallen van de contante dagontvangsten in 2013 Cijfers
I Gevonden frequentie
II Verwachte frequentie (360 x 10%)
I - II = III
IV = (III)2
0
23
36
-13
169
1
27
36
-9
81
2
38
36
2
4
3
54
36
18
324
4
33
36
-3
9
5
29
36
-7
49
6
28
36
-8
64
7
33
36
-3
9
8
56
36
20
400
9
39
36
3
9
Totaal:
360
360
0
1.118
39 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
In mensenhandelzaken is geld geen bijzaak, maar een hoofdzaak! Interview met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, mw. mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen mr. C.J. Zweers, officier van justitie drs. J.H. Gerrits RA, forensisch accountant
De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (hierna Rapporteur) rapporteert over de aard en omvang van mensenhandel1 en seksueel geweld tegen kinderen in Nederland. De Rapporteur monitort de effecten van het beleid dat op deze terreinen wordt gevoerd, signaleert knelpunten en doet aanbevelingen om de aanpak van deze thema’s te verbeteren.2 In diverse rapportages is de Rapporteur ingegaan op financiële onderzoeken in mensenhandelzaken en heeft verschillende aanbevelingen op dit gebied gedaan. Reden voor ons om ten behoeve van dit themanummer eens dieper in deze aanbevelingen te duiken en met haar in gesprek te gaan.
Aandacht voor financieel rechercheren in mensenhandelzaken In het rapport ‘Mensenhandel in en uit beeld II’ wordt vermeld dat de 422 mensenhandelzaken waarvan het strafvonnis in de periode 2010-2012 onherroepelijk was geworden, slechts 12 onherroepelijke
40 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
ontnemingsmaatregelen hebben opgeleverd met een totaalbedrag van nog geen € 165.000 (peildatum 21 maart 2014). 3 Hoewel het zo kan zijn dat in meer zaken een ontneming is gestart, die op die peildatum nog niet onherroepelijk was, levert dit wel het beeld op dat slechts in beperkte mate ontnemingsvorderingen worden ingediend en dat financieel rechercheren in mensenhandelzaken niet de aandacht krijgt die het verdient. Opvallend is, zo vervolgt zij, dat geen van de 77 onderzochte mensenhandelonderzoeken lijkt te zijn gestart als gevolg van een financieel onderzoek, terwijl “follow the money” toch een bij opsporings- en vervolgingsinstanties veel gehoord adagium is. De Rapporteur verwijst hierbij tevens naar twee internationale onderzoeken, die van de International Labour Organization (ILO) en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Uit het onderzoek van de OVSE blijkt dat de bestrijding van mensenhandel en de aanpak van witwaspraktijken nog te veel los van elkaar staan. De OVSE roept
tevens op tot doelgerichter gebruik van financiële onderzoeken in mensenhandelzaken, betere identificatie en analyse van verdachte transacties en een effectievere samenwerking tussen de opsporing en vervolging enerzijds en de financiële instanties anderzijds. En volgens de FIU (Financieel Intelligence Unit) zou een substantieel deel van de meldingen van verdachte transacties mogelijk gerelateerd zijn aan mensenhandel.4 Tevens wijst mevrouw Dettmeijer er op dat het voorkomt dat in grote drugszaken, ook wanneer daarin sprake is van mensenhandel, men alleen focust op de drugs. Soms ook als er sprake is van criminele uitbuiting in de zin dat slachtoffers gedwongen worden tot het vervoer van drugs. Uit onderzoek blijkt dat er steeds meer internationale, criminele netwerken voorkomen, waarin meerdere strafbare feiten worden gepleegd, waarbij het voor de criminelen niet uitmaakt welk strafbaar feit men pleegt – de drijfveer is om zo veel mogelijk geld te verdienen. En als dat de belangrijkste drijfveer is, dan moeten deze criminele netwerken ook juist op dat vlak worden aangepakt. Ook, zo vervolgt mevrouw Dettmeijer, wordt in vrijwel alle mensenhandelonderzoeken een financiële paragraaf aan het projectplan toegevoegd, zoals ook is voorgeschreven in zowel het Nationaal Referentiekader Mensenhandel van de Nationale Politie als in de Aanwijzing Mensenhandel van het Openbaar Ministerie. Echter in het onderzoek naar de 77 aan het OM ingestuurde opsporingsonderzoeken in 2012 bleek dat maar in 18% sprake was van een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (SFO) en in 26% van de zaken rapportages wederrechtelijk verkregen voordeel voorhanden waren. In ‘Mensenhandel in en uit Beeld II’ wordt benadrukt hoe belangrijk het financiële onderzoek is voor mensenhandelzaken: investering in financieel rechercheren kan ten goede komen aan bewijsgaring, ontneming en schadevergoeding voor slachtoffers. “Geld is geen bijzaak, maar hoofdzaak”.
Financieel onderzoek moet niet alleen gezien worden als het eindpunt van een mensenhandelzaak; geldstromen kunnen juist ook een mensenhandelzaak aan het licht brengen
41 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Gebleken is dat in ongeveer de helft van de 77 bekeken opsporingsonderzoeken de aangifte dan wel belastende verklaring (mede) de aanleiding is geweest om het opsporingsonderzoek te starten. De Rapporteur wijst erop dat financieel onderzoek niet alleen gezien moet worden als het eindpunt van een mensenhandelzaak; geldstromen kunnen juist ook een mensenhandelzaak aan het licht brengen. Daarmee kan het een manier zijn om het onderzoek minder te laten steunen op verklaringen van het slachtoffer. Een financieel rapport kan daarnaast ook de schadevergoedingseis van een slachtoffer onderbouwen.5 In dat verband verwijst mevrouw Dettmeijer naar een van haar eerdere aanbevelingen: “het moet wettelijk mogelijk worden gemaakt dat de beslissing over een vordering van een benadeelde partij, ingediend conform artikel 51b Sv ook kan worden genomen tegelijk met de beslissing op de ontnemingsvordering.” 6 Hiermee kan in ieder geval worden voorkomen dat (zoals al wel is gebeurd) de schadevergoedingseis niet ontvankelijk wordt verklaard omdat het een te grote belasting van de strafzaak zou mee brengen (mede omdat er nog geen financiële rapportage is die de schadevordering onderbouwt), terwijl later op grond van die financiële rapportage wel een ontnemingsmaatregel (met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel voor datzelfde feit) wordt toegewezen. Weliswaar is er in zo’n geval eventueel de mogelijkheid van artikel 577b Sv op grond waarvan een slachtoffer alsnog aanspraak kan maken op de opbrengst van een ontnemingsmaatregel, maar dit blijft een ingewikkeld traject dat niet altijd tot het gewenste resultaat leidt. Andere oplossingen die ook in een eerdere aanbeveling zijn opgenomen zijn de straf- en ontnemingszaak tegelijk aanbrengen, dan wel zorgen dat het financiële rapport ten tijde van de hoofdzaak beschikbaar is in het dossier.7 Met name de eerste (de straf- en ontnemingszaak tegelijk aanbrengen) wordt nu steeds meer toegepast en mevrouw Dettmeijer acht dit een gunstige ontwikkeling. Ook van de sinds 1 januari 2014 ingevoerde mogelijkheid om ten behoeve van het slachtoffer conservatoir beslag te leggen,8 verwacht zij het nodige.
Schadevergoeding voor het slachtoffer van mensenhandel De Rapporteur wijst er evenwel op dat bij de behandeling van mensenhandelzaken op de zitting vaak de focus ligt op de ernst van het feit, en niet op de financiële aspecten. Deels begrijpelijk, als gekeken wordt naar het gewelddadige en onmenselijke van deze moderne slavernij, maar, zo voegt zij er aan toe, dat is slechts de ene kant van de zaak. De Calvinistische inslag “geld kan het leed van het slachtoffer niet verzachten” moet wel worden verlaten. Er moet echt
een omslag in het denken komen: vrijwel altijd is geld de belangrijkste drijfveer om dergelijke delicten te plegen, en de verdiensten vormen voor de dader een wezenlijk onderdeel. Bij mensenhandel worden die verdiensten gegenereerd door uitbuiting, menselijke arbeid of diensten, in de prostitutie dan wel in andere sectoren, welke verdiensten door de mensenhandelaar worden afgenomen of niet uitbetaald. Oog hebben voor deze verdiensten brengt tevens de erkenning voor het slachtoffer van die uitbuiting. De beslissingen over de vorderingen van de benadeelde partij lopen nogal uiteen en worden zeer summier gemotiveerd. Dat is jammer, aldus de Rapporteur. Zij geeft een aantal opvallende voorbeelden ten aanzien van de financiële kant van de mensenhandelzaken: “bijvoorbeeld het in rekening brengen van kosten gerelateerd aan drugs nadat de verdachte het slachtoffer eerst zelf verslaafd heeft gemaakt, zodat ze hun werk toch zullen doen – dan is het toch wél gek om deze kosten in een ontnemingsberekening in aftrek te nemen” – en een ander voorbeeld – “een rechtbank wijst de vordering van het slachtoffer tot een bepaald bedrag toe, maar matigt de schadevergoedingsmaatregel aanzienlijk “gelet op het restitutierisico dat de Staat loopt bij oplegging van de schademaatregel voor het gehele toegewezen bedrag 9”. Ook lijken strafrechters soms de vordering van het slachtoffer op een strafrechtelijke in plaats van civielrechtelijke wijze te benaderen (door bijvoorbeeld de draagkracht van verdachte er bij te betrekken). Dit ondanks de website van de Raad van de Rechtspraak waar de procedure10 goed staat beschreven. Toch ziet de Rapporteur het aantal en de omvang van de toegewezen schade vergoedingsmaatregelen toenemen.11 De aanbeveling van de Rapporteur om de toegekende schadevordering gepaard te laten gaan met een onderbouwing van de gehanteerde berekening, zodat het vonnis inzicht verschaft in de factoren die voor de rechter redengevend waren bij de berekening van de schade12, verdient zeer zeker ook blijvende aandacht. Soms wordt het schadebedrag wel vastgesteld op een bepaald bedrag, maar slechts voor een gedeelte toegewezen; dat kan variëren van 10% tot 50%. In andere zaken wordt een eenmaal vastgesteld bedrag
De Calvinistische inslag “geld kan het leed van het slachtoffer niet verzachten” moet worden verlaten
42 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
integraal toegekend. Mevrouw Dettmeijer: “het zou goed zijn om te zien waarom en hoe de rechtbank tot bepaalde beslissingen komt. Hier kan alleen maar weer van geleerd worden. Zonder motivering weet je niet wat je in een volgende zaak moet doen. Gelukkig zie je soms wel dat een rechtbank 13 ook geheel zelf een (min of meer uitgebreide) berekening maakt.” De Rapporteur is blij met steeds meer specialisatie binnen politie, OM en rechtbanken in mensenhandelzaken. Het afgelopen jaar zijn flinke stappen gezet met de specialisatie van de rechters. Hierbij wordt aandacht gegeven aan alle aspecten van mensen handel, dus ook aan de financiële kant.
Gek om kosten af te trekken die besteed zijn aan drugs, nadat de verdachte het slachtoffer eerst zelf verslaafd heeft gemaakt, zodat ze hun werk toch zullen doen
Normbedragen mensenhandelzaken? Aan het einde van het gesprek is de Rapporteur gevraagd naar haar mening over een eventueel rapport waarin normbedragen voor mensenhandelzaken staan opgenomen (gebaseerd op een onderzoek naar gemiddelden in de zaken van afgelopen jaren met betrekking tot het aantal dagen/aantal klanten/ prijs) overeenkomstig het BOOM-rapport inzake hennep. Hoewel het op zich een mooi instrument zou zijn, wordt er ook wel getwijfeld over de zin van dergelijke “normbedragen”. Het gaat hier immers niet over objectieve gegevens zoals bij een plantje dat gemiddeld een bepaalde opbrengst geeft. Vraag is dus of de rechtspraak hier iets mee zou doen. Aan de andere kant, in ontnemingszaken, maar zeker ook in civiele zaken, heeft een rechter bij het begroten van de schade een ruime mate van vrijheid. Op grond van artikel 6:97 BW kan de rechter de schade schatten als deze niet exact is vast te stellen. Bovendien is de rechter bij de begroting van de schade niet gebonden aan de normale regels van stelplicht en bewijslast, zoals ook door Heemskerk en Willemsen wordt opgemerkt.14 Het verdient volgens de Rapporteur zeker aanbeveling om hierover de discussie met de diverse partijen te voeren en niet bij voorbaat van de hand te wijzen. Het zal zeker niet makkelijk zijn om te bepalen van welke vergoeding per dag dient te worden uitgegaan. Sommige advocaten vorderen als schadevergoeding voor hun cliënt slechts €100 per dag, omdat dit het absolute minimum is, maar het is de vraag of dit recht doet aan de situatie. De Rapporteur verwijst nog naar een ontnemingsuitspraak van de rechtbank Breda 15 waarbij werd aangesloten bij de gemiddelde verdiensten in de prostitutiesector als vastgesteld in een onderzoek naar verdiensten van legale prostitutie anno 2006. Het inspiratierapport mensenhandel dat door de forensisch accountants van het Functioneel Parket, domein Afpakken, ontwikkeld wordt16, zal in ieder geval een mooi instrument zijn en kan volgens de
Rapporteur zeker bijdragen aan datgene wat zij op dit moment als belangrijkste beschouwt: het veranderen van de “mindset” van eenieder die zich bezighoudt met de opsporing en vervolging van mensenhandelzaken: zorgen dat de daders gestraft worden, de verdiensten worden afgepakt én de schade van slachtoffers wordt vergoed. Het verleggen van de focus van geld als bijzaak naar geld als hoofdzaak is daarvoor noodzakelijk. Want ook in mensenhandelzaken geldt: misdaad mag niet lonen!
5 P. 145. 6 NRM7, aanbeveling 3. 7 NRM7, aanbeveling 38. 8 Aanpassing van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de uitvoeringswet Internationaal Strafhof in verband met de introductie van de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op het vermogen van de verdachte ten behoeve van het slachtoffer. 9 Rb Utrecht 21 december 2012, ECLI:NL:RBUTR2012BY7146. 10 http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sectorstrafrecht/Documents/Wet-Terwee.pdf. 11 Mensenhandel in en uit beeld II, pp. 217-220. 12 Zie Jurisprudentie mensenhandelzaken 2009-2012, een analyse, p. 174, 176.
1 Aanwijzing Mensenhandel (2013A012) : Mensenhandel is moderne slavernij. ‘Uitbuiting’ is de centrale term waar het gaat om mensenhandel. De bekendste variant is seksuele uitbuiting. Als verzamelterm voor men-
13 Bijv. Rb. Den Haag 29 april 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BI4830. 14 Mr. Marijn Heemskerk en Eline Willemsen (Fairwork) in ‘Compensatie voor slachtoffers van mensenhandel’, Amsterdam: september 2013, p. 8.
senhandel anders dan in de zin van seksuele uitbuiting word de term
15 Rb. Breda 4 augustus 2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:BN3284.
“overige uitbuiting” gebruikt.
16 Zie het artikel over de inspiratierapporten elders in dit themanummer.
2 Aldus de Factsheet bij Mensenhandel in en uit beeld II, cijfermatige rapportage 2008-2012. 3 P. 221. 4 Zie ook nieuwsbericht “VN en OVSE vragen aandacht voor financiële kant mensenhandel” 30-07-2014, www.nationaalrapporteur.nl.
43 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Het inspiratierapport voor de mensenhandel zal in de nabije toekomst worden gepubliceerd en is om die reden nog niet opgenomen in het overzicht bij dit artikel.
Gebruik van normen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het komt zelden voor dat tijdens een (financieel) onderzoek alle concrete gegevens naar voren komen die nodig zijn voor de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Zo worden er nauwelijks admini stratieve vastleggingen van of boekhoudingen met criminele verdiensten aangetroffen. Ook betrokkene zal, als hij het zelf al helemaal weet, regelmatig niet over de werkelijke verdiensten willen verklaren. Mocht hierover overigens wel verklaard worden, kan tevens getwijfeld worden aan het waarheidsgehalte van deze verklaring, nu bij betrokkene vaak de neiging zal bestaan het voordeel te laag in te schatten. Nu werkelijke gegevens regelmatig ontbreken, worden bij berekeningen vaak normen gebruikt, bijvoorbeeld gemiddelde opbrengsten of gemiddelde prijzen. Is dit echter wel toegestaan?
E.A.H. Weustenraad RA, senior forensisch accountant
Op grond van art. 36e lid 5 Sr stelt de rechter het bedrag vast waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat. Uitgangspunt hierbij is dat wordt uitgegaan van het voordeel dat betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daad werkelijk heeft genoten.1 Op grond van art. 511f Sv zal die schatting van het voordeel wel gebaseerd moeten zijn op de inhoud van wettige bewijsmiddelen. Wettige bewijsmiddelen (art. 339 Sv) zijn: • De eigen waarneming van de rechter • Verklaringen van verdachte, getuigen en deskundigen • Schriftelijke bescheiden • Feiten van algemene bekendheid De bewijsminima uit het Wetboek van Strafvordering zijn echter niet van toepassing op de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel2 . Eén bewijsmiddel kan volstaan, bijvoorbeeld de verklaring van betrokkene of het financieel rapport. Overigens geldt voor de vaststelling van het uiteindelijke bedrag het aannemelijkheidsvereiste3. In een zaak waarbij de raadsman aangaf dat uit de uitspraak van het EHRM in de zaak Geerings4 zou volgen dat slechts voordeel kan worden ontnomen waarvan is vastgesteld dat de betrokkene dit (aantoonbaar) daadwerkelijk heeft verkregen, geeft de AG in zijn conclusie aan dat hij daarin echter niet leest dat de vaststelling van het daadwerkelijk verkregen voordeel niet mag plaatsvinden door middel (of op grond) van een schatting, bijvoorbeeld door gebruikmaking van ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid. De Hoge Raad verwerpt het beroep ex art. 81 RO5.
44 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
45 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Op grond van wetgeving en jurisprudentie hoeft dus niet bewezen te worden hoeveel betrokkene daadwerkelijk met zijn criminele activiteiten verdiend heeft, maar mag bij de schatting gebruik gemaakt worden van ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid. Maar welke normen mogen dan gebruikt worden? Ook hier helpt de jurisprudentie ons verder. Zo is het bij berekeningen bij hennepkwekerijen vrijwel onmogelijk om na te gaan wat de werkelijke opbrengst geweest is. De plantjes zijn immers geoogst en verkocht. Als de verdediging niet aannemelijk kan maken dat de feitelijke opbrengst lager geweest is, dient deze te worden geschat aan de hand van de gemiddelde opbrengst per plant6 . Niet afdoende is de enkele verwijzing naar ‘de straatprijs en de groothandelprijs’ van de verdovende middelen; deze prijzen dienen nader te worden gespecificeerd7. Hiervoor kunnen bijvoorbeeld door de politie verzamelde gegevens gebruikt worden8 . Feiten en omstandigheden van algemene bekendheid behoeven op grond van art. 339 lid 2 Sv geen bewijs. Algemene ervaringsregels kunnen hiermee op één lijn worden gesteld, aldus de Hoge Raad9. Benadrukt wordt nogmaals dat zoveel mogelijk dient te worden gestreefd naar een berekening aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Mochten aanwijzingen omtrent de concrete omstandigheden ontbreken, kan uitgegaan worden van objectieve ervaringsgegevens. Het is inmiddels vaste jurisprudentie dat in ontnemings zaken de bewijslast op redelijke en billijke wijze wordt verdeeld tussen het OM en betrokkene, waarbij van de verdediging ook concrete onderbouwingen mogen worden verwacht10. De Hoge Raad heeft aangegeven dat de aan een dergelijke onderbouwing te stellen eisen daarbij door de rechter afhankelijk mogen worden gesteld van de mate waarin hij het standpunt van het Openbaar Ministerie, gelet op de door deze gepresenteerde gegevens en berekeningen, voorshands aannemelijk acht. Dit geldt ook voor de financiële rapportage en de daarin opgenomen aannames en
Bij de schatting mag gebruik gemaakt worden van ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid
Veel gebruikte normen Transactieberekening Prijzen verdovende middelen Zowel voor inkoop- als verkoopprijzen worden regelmatig normen gebruikt. De gemiddelde prijzen in Nederland worden gepubliceerd op het Politie Kennis Net (PKN). Voor prijzen in het buitenland kunnen rapporten van bijvoorbeeld het UNODC en Europol geraadpleegd worden, maar kunnen ook buitenlandse collega’s bevraagd worden. Zo heeft bij export van drugs naar Engeland, een Engelse drugsexpert een proces-verbaal opgemaakt met daarin de gemiddelde verkoopprijs in Engeland. BOOM-rapport In het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”1 zijn voor zowel de opbrengsten als voor de kosten normen opgenomen die gebruikt kunnen worden als concrete gegevens over de werkelijkheid ontbreken. In de rechtspraak wordt dit rapport veelal het BOOM-rapport genoemd. Nu een ieder zonder noemenswaardige moeite van de inhoud van dit rapport uit een algemeen toegankelijke bron kan kennisnemen, kunnen deze gegevens tot de feiten van algemene bekendheid gerekend worden2.
Opbrengst gestolen goederen Als aannemelijk is dat het gestolen goed weer verkocht is aan een derde, zal de door betrokkene feitelijk gerealiseerde opbrengst bepaald moeten worden. Indien die feitelijke opbrengst niet bekend is, kan als norm uitgegaan worden van een per centage, op grond van de voor betrokkene meest geëigende afzetmarkt, van de waarde van het ge stolen goed op het moment van diefstal (dagwaarde, verkoopwaarde). In de jurisprudentie worden afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval percentages aangetroffen van 20% tot 50%. Besparing van kosten Nu er geen daadwerkelijke uitgave is geweest, zullen de bespaarde kosten geschat moeten worden. Ten aanzien van bijvoorbeeld het dumpen van afval kan bij een aantal afvalverwerkers nagevraagd worden voor welk bedrag het afval legaal verwerkt had kunnen worden, waarna het gemiddelde van die bedragen als norm voor die bespaarde kosten geldt.
berekeningsmethoden. Indien de rechtbank deze niet onaanvaardbaar of onbegrijpelijk acht, zal de verdediging concreet en gemotiveerd aan moeten geven dat en waarom de aannames en berekeningsmethoden naar haar oordeel onjuist zijn11.
1 HR 1 juli 1997, ECLI:NL:HR:1997:AB7714. 2 HR 9 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9559. 3 HR 25 juni 2002 inzake art. 36e lid 3, ECLI:NL:HR:2002:AD8950. 4 EHRM 1 maart 2007, ECLI:NL:XX:2007:BA1112. 5 Conclusie AG bij HR 22 juni 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BM5277. 6 Conclusie AG bij HR 28 januari 2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF3311.
Samengevat draait het in een ontnemingszaak om de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Duidelijk is dat bij een dergelijke schatting normen gebruikt mogen worden. Deze moeten gebaseerd zijn op (gemiddelde) ervaringsgegevens die gespecificeerd worden of op feiten van algemene bekendheid. Als het OM op deze wijze het voordeel bepaald heeft is het aan betrokkene om aannemelijk te maken dat de normen die het OM hanteert niet juist zijn. Mocht betrokkene dit niet nader kunnen onderbouwen, omdat het niet gebruikelijk is in deze kringen om handel en wandel nauwkeurig te documenteren met het oog op een latere financiële verantwoording, kan dat het OM niet worden tegengeworpen12 .
7 HR 12 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2125. 8 Prijzen verdovende middelen worden verzameld door: Politie, Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Informatieorganisatie. 9 HR 28 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1182. 10 Bijvoorbeeld HR 25 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3139. 11 HR 25 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8950. 12 Conclusie AG bij HR 29 juni 2005, ECLI:NL:PHR:2005:AV1916.
1 Het rapport en de update van dit rapport zijn te vinden op www.om.nl. 2 HR 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD4867. 3 Mr. R.G.A. Beaujean, ‘Oriëntatiepunt berekening opbrengst hennep-
Ten behoeve van de opbrengst van een hennepplant is een tabel gebaseerd op het aantal planten per m2 de norm of, indien niet bekend is hoeveel planten er per m2 stonden, een opbrengst van gemiddeld 28,2 gram per plant. Deze norm is sinds september 2008 opgenomen als oriëntatiepunt voor de rechtbanken3. Voor de aftrek van de kosten van een hennep kwekerij zijn in het BOOM-rapport ook normen opgenomen. Tot slot bevat het rapport een tabel met daarin de gemiddelde inrichtingskosten voor een hennepkwekerij van een bepaalde omvang.
Het is vaste jurisprudentie dat in ontnemingszaken de bewijslast op redelijke en billijke wijze wordt verdeeld
46 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
teelt’, BOOM-Nieuws april 2009, nr. 55, p.5.
Veel gebruikte normen Periodeberekening NIBUD Door het NIBUD wordt bijgehouden wat een huishouding maandelijks gemiddeld kwijt is aan uitgaven voor bijvoorbeeld levensonderhoud. Deze bedragen zijn mede afhankelijk van de gezinssamenstelling en het inkomen van de huishouding. Ook betrokkene zal deze uitgaven gehad hebben. Indien uit het onderzoek blijkt dat betrokkene via de bankrekening weinig tot geen van dit soort uitgaven heeft gedaan, is het aannemelijk dat het meerdere (verschil tussen de aangetroffen uitgaven en de NIBUD norm) contant uitgegeven is. Sterker nog: nadat het hof had overwogen dat de kosten van het gezin van betrokkene niet beperkt waren tot het door het NIBUD vastgestelde normbedrag, immers in de kringen waarin betrokkene zich bewoog ligt het uitgavenpatroon op een wezenlijk hoger niveau, gaf de AG in 2012 in zijn conclusie bij de Hoge Raad aan dat het een algemene ervaringsregel is dat het uitgavenpatroon van een gezin dat kan beschikken over inkomsten uit grootschalige drugshandel hoger ligt dan van een gemiddeld (Turks) vierpersoonshuishouden1.
47 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Aanschafprijs goederen Uit het onderzoek kan blijken dat tijdens de berekeningsperiode goederen aangeschaft zijn waarvan de aanschafprijs niet bekend geworden is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan informatie uit tapgesprekken of goederen aangetroffen tijdens de doorzoeking. Voor de aanschafprijs kan nu worden uitgegaan van de (gemiddelde) verkoopprijs van die goederen. Deze prijs kan worden nagevraagd bij leveranciers van deze goederen. Inkoopprijs inbeslaggenomen drugs Van inbeslaggenomen verdovende middelen is het aannemelijk dat deze ook betaald zijn. Het is namelijk in het criminele circuit gebruikelijk dat bij levering van de goederen ook direct afgerekend wordt. Als betrokkene niets verklaard over deze uitgave, kan net als bij de transactieberekening uitgegaan worden van gepubliceerde prijzen (zie kader veel gebruikte normen Transactieberekening). 1
HR 3 juli 2012, JOW 2014/11.
Vervolgprofijt drs. M.R. van Diggelen RA, senior forensisch accountant
Dit artikel behandelt de vruchten uit het voordeel, het zogenaamde vervolgprofijt. Na een algemene introductie zullen diverse vormen van vervolgprofijt besproken worden. Afgesloten wordt met de rol die vervolgprofijt kan spelen wanneer sprake is van overschrijding van de redelijke termijn gedurende de ontnemingsprocedure. Definitie De wettelijke basis om vervolgprofijt te ontnemen, wordt gevonden in het tweede lid van artikel 36e Sr: “De verplichting kan worden opgelegd aan de in het eerste lid bedoelde persoon die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het daar bedoelde feit of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.” (onderstreept MvD). De Aanwijzing afpakken (2013A021) stelt dat tot het wederrechtelijk verkregen voordeel ook behoren de “uit die vermogensvermeerdering verkregen vruchten”. Onder vervolgprofijt wordt dus verstaan de meer opbrengst die met het primair behaalde voordeel is verkregen: zonder primair voordeel geen vervolgprofijt1. Bijzonder is dat vervolgprofijt doorgaans bestaat uit de opbrengsten van legale activiteiten, zoals de beleggingsopbrengsten van een aandelenportefeuille, speelwinsten uit het casino, winsten van het bedrijf waarvan de aandelen met de buit zijn aangeschaft of huuropbrengsten van een vastgoedobject. Dergelijke op zich legale opbrengsten kunnen toch ontnomen worden, mits zij het directe gevolg zijn van de investering van crimineel verkregen geld (de buit). Ook ontvangen rente op een legaal spaarsaldo dat voorhanden is gebleven omdat noodzakelijke uitgaven van betrokkene gefinancierd konden worden vanuit de buit, of omdat betrokkene zich kosten heeft bespaard door een activiteit illegaal uit te voeren, betreft vervolgprofijt. Hoewel de rente niet rechtstreeks gegenereerd is over de buit, betreft het wel een extra vermogenstoename als gevolg van het strafbare feit, die voor ontneming in aanmerking komt. Formeel wordt vervolgprofijt opgebouwd tot aan de dag der algehele voldoening, al heeft de Hoge Raad deze termijn in de praktijk iets ingekort (zie hierna).
48 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Bij de bepaling van het vervolgprofijt moet ook rekening gehouden worden met de kosten die gemaakt worden om dit profijt te realiseren. Aan de aandelenportefeuille kunnen provisie- of bewaarkosten verbonden zijn. Het pand dat verhuurd wordt vergt periodiek onderhoud, teneinde het pand in verhuurbare staat te houden. Voor de criteria van kostenaftrek wordt verwezen naar het artikel ‘Aftrekbare kosten’ elders in dit themanummer.
Het verdient aanbeveling om als geheugensteuntje voor de officier van justitie (en eventueel advocaatgeneraal) in de ontnemingsrapportage reeds melding van te maken van deze rente, bijvoorbeeld als PM post. De officier van justitie (en eventueel advocaatgeneraal) moet op zitting deze rente immers expliciet als vervolgprofijt vorderen7! Omdat het vervolgprofijt op een concreet bedrag bepaald moet worden (zie hierna), is het belangrijk kort voor de zitting bij de LBA in Leeuwarden op te vragen, welk bedrag aan rente is opgebouwd, dan wel zal zijn opgebouwd ten tijde van de te verwachten uitspraak8. Uiteraard dient dit niet alleen te gebeuren bij een behandeling in eerste aanleg; bij een eventuele hoger beroep procedure zal als gevolg van het tijdverloop het bedrag opnieuw opgevraagd moeten worden. Dit kan door middel van een telefoontje of email onder vermelding van naam en parketnummer. De aangeleverde schriftelijke renteberekening moet ook als processtuk ingebracht worden, zodat de rechter de vaststelling van het vervolgprofijt met een schriftelijk stuk kan onderbouwen. In de praktijk wordt dus het vervolgprofijt (rente) berekend tot de dag van de uitspraak, hoewel zoals aangegeven formeel het vervolgprofijt blijft aan-
groeien tot het tijdstip van executie van de opgelegde maatregel.
Negatief vervolgprofijt (‘vervolgverlies’) Bij vervolgprofijt heeft de besteding van het voordeel geleid tot een stijging van het vermogen van betrokkene. Dit is uiteraard geen automatisme: beleggingen kunnen in waarde dalen, in het casino verliest men doorgaans en op de vastgoedmarkt was het de afgelopen jaren ook kommer en kwel. Er treedt dan een ‘vervolgverlies’ op. Dit heeft geen gevolgen voor de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij waardevermindering van de buit is sprake van de besteding van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het opsouperen van voordeel staat niet in de weg aan toewijzing van een ontnemingsvordering 9. Meer specifiek is de herinvestering van voordeel in bijvoorbeeld een nieuwe partij drugs te beschouwen als een belegging met een hoge risicofactor. Inbeslagneming van de verdovende middelen en daaropvolgende onttrekking aan het verkeer vermindert het voordeel niet10. Samengevat staat de negatieve waardeontwikkeling van de buit los van het voordeel dat betrokkene uit
De door de Staat uit te keren rente De Staat vergoedt rente over door het Openbaar Ministerie in beslag genomen geld2, waaronder ook moet worden verstaan de opbrengst van de tussentijdse vervreemding3 c.q. zekerheidsstelling4 voor inbeslaggenomen voorwerpen. Als ingangsdatum van de rentevergoeding geldt de dag van inbeslagneming of de datum van tussentijdse vervreemding danwel zekerheidsstelling voor het inbeslaggenomen voorwerp. De rentevergoeding eindigt op de dag van teruggave of op de dag van incasso. Het gehanteerde rentepercentage is gelijk aan dat van de wettelijke rente voor niet-handelstransacties5.
Legale opbrengsten kunnen ontnomen worden als zij het directe gevolg zijn van de investering van crimineel verkregen geld
Indien het inbeslaggenomen geld het wederrechtelijk verkregen voordeel belichaamt of indien het voorwerp dat tussentijds is vervreemd, dan wel waarvoor zekerheid is gesteld dit voordeel belichaamde, is de rente te beschouwen als vrucht van dat voordeel6. Van belichaming is in ieder geval sprake indien het geld direct afkomstig is van het strafbare feit dat aan de ontneming ten grondslag ligt. Als het beslag niet het voordeel belichaamt, is de opgebouwde rente dus geen vervolgprofijt en dient deze alleen als (extra) verhaalsmogelijkheid voor een op te leggen boete/ maatregel.
49 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
strafbare feiten heeft verkregen. Een waardevermindering komt voor rekening en risico van betrokkene en vermindert het wederrechtelijk verkregen voordeel niet. Vervolgprofijt in de vorm van besparing van kosten Misschien op het eerste gezicht niet voor de hand liggend, maar net als bij het primaire voordeel, kan vervolgprofijt bestaan uit zowel een vermogenstoename als een besparing van kosten. Dit laatste deed zich voor in een (nog niet onherroepelijke) zaak bij de Rechtbank Noord-Holland11. Het primaire voordeel bestond daarin uit bedragen die waren afgeperst. Met een deel van deze afpersingsgelden werd een persoonlijke lening bij de bank afgelost. Nu de schuld werd verminderd, slonken ook de rentekosten van betrokkene. Deze kostenbesparing betreft vervolgprofijt, aldus de rechtbank.
Vervolgprofijt op concreet bedrag bepalen In 2007 oordeelde de Hoge Raad12 dat de constatering dat vervolgprofijt is gerealiseerd, op feitelijke vaststellingen omtrent daadwerkelijk behaald rendement moet zijn gebaseerd. En in 2010 heeft de Hoge Raad13 geoordeeld dat het geschatte voordeel -waarin begrepen het vervolgprofijten de betalingsverplichting op een concreet bedrag, in euro’s, uitgedrukt moet worden14. Op die manier kan voldoende inzichtelijk worden of, en zo ja, in hoeverre de rechter van zijn matigingsbevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Daarnaast mag omtrent de hoogte van het te betalen bedrag bij de betrokkene en het OM als executerende instantie geen misverstand bestaan. Gelet op het voorgaande wekt het dan ook geen verbazing dat de rechtbank een niet concreet onderbouwde vordering van het OM, omtrent (fictieve) rente die betrokkene, een bedrijf, in de periode na het behalen van het voordeel gerealiseerd moest hebben, afwees15. De verdediging meende dat de enkele vaststelling dat een deel van de omzet van een bedrijf wederrechtelijk is verkregen, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van vervolgprofijt in de vorm van (fictieve) rente. Dit geldt temeer nu ook winst is verkregen op legale wijze en er dus sprake is geweest van vermenging. Daarnaast zou het bedrijf nooit de vruchten van het wederrechtelijk verkregen voordeel hebben geplukt: 50% of meer van de winst werd als dividenduitkering uitgekeerd aan de aandeelhouders. Zoals gezegd oordeelde ook de rechter dat de officier van justitie, door haar vordering voor wat betreft het vervolgprofijt enkel te baseren op de wettelijke rente, niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit voordeel daadwerkelijk is behaald: het daadwerkelijk behaald rendement is niet feitelijk vastgesteld.
50 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Vervolgprofijt ten gevolge van tijdsverloop Indien wederrechtelijk verkregen voordeel niet in beslag is genomen, kan het betrokkene nog gedurende een bepaalde periode ter beschikking staan. Het zal vaak onmogelijk blijken om de omvang van eventueel daarmee behaald vervolgprofijt op een concreet bedrag te bepalen. Vanuit economisch oogpunt is het echter wel reëel om te stellen, dat niet in beslag genomen voordeel in zijn algemeenheid nieuw voordeel oplevert, althans kan opleveren. Immers, als betrokkene het voordeel heeft ge consumeerd, heeft hij zich daarmee kosten (legale uitgaven) bespaard. En als hij het voordeel niet heeft geconsumeerd, heeft hij het op een (buitenlandse) spaar- of beleggingsrekening kunnen stallen of op een andere manier renderend kunnen investeren. Een dergelijke benadering, die recht doet aan de economische realiteit16, heeft het Gerechtshof Amsterdam al diverse malen gehanteerd in zaken waarbij de redelijke termijn was overschreden17. Kort samengevat verleende het hof in die gevallen geen korting op de betalingsverplichting, omdat de overschrijding gecompenseerd werd door vervolgprofijt dat betrokkene had kunnen realiseren. In 2014 zijn er door de Hoge Raad naar aanleiding van deze hof-arresten meerdere uitspraken gedaan: op 21 januari 201418 heeft de Hoge Raad dit in stand gelaten, terwijl op 11 februari en 30 september 201419 de Hoge Raad de uitspraak heeft gecasseerd en de betalingsverplichting zelf heeft verminderd. Het Hof Amsterdam heeft in een recente uitspraak20 een iets andere benadering gekozen en aangesloten bij de uniforme aanpak van schending van de redelijke termijn en de daaraan verbonden vergoeding voor immateriële kosten in het civiele en bestuursrecht. Vervolgens bepaalt het hof het materiële voordeel dat betrokkene heeft verkregen door dat hij de beschikking heeft gehad over het (grotendeels niet in beslag genomen) voordeel. Het hof hanteert daarvoor schattenderwijs een bepaald rentepercentage. Omdat dit bedrag de immateriële schadevergoeding aanzienlijk overtreft, volstaat het hof met enkele de constatering dat de termijn is overschreden.
De jurisprudentie op dit punt is derhalve volop in ontwikkeling. In een volgende editie van aFPakken zal uitgebreider worden ingegaan op het vraagstuk van de redelijke termijn in ontnemingszaken.
‘Gevolgprofijt’ Tot slot een opmerking over voordeel dat niet zozeer vanuit de buit gegenereerd is, maar daar wel nauw mee samenhangt. Er is in onderstaande voorbeelden geen sprake van vervolgprofijt, maar van een bijzondere vorm van primair voordeel. Namelijk voordeel dat formeel niet wederrechtelijk is verkregen, maar toch voor ontneming in aanmerking komt: óf omdat het zich heeft vermengd met voordeel dat wèl wederrechtelijk is verkregen, óf omdat het daar onlosmakelijk mee is verbonden. Denk aan de opbrengst van de legale deklading bij een drugstransport, of aan een bordeelhouder die naast illegale vrouwen ook een beperkt aantal legale vrouwen voor zich heeft werken. Dergelijke legale opbrengsten kunnen (mede gelet op hun relatief geringe omvang) niet onafhankelijk van de illegale opbrengsten gegenereerd worden en zijn het gevolg van het verkregen wederrechtelijk voordeel. Dit ‘gevolgprofijt’ valt buiten het bestek van dit artikel en zal in een volgende editie van aFPakken nader uitgewerkt worden.
8 Bij PR-zaken zal de uitspraak over het algemeen op de zittingsdatum zijn, in MK-zaken over het algemeen op grond van art. 511e Sv 6 weken na de inhoudelijke zitting; bij schriftelijke conclusiewisseling verdient het aanbeveling het in de conclusie van repliek gevorderde bedrag aan vervolgprofijt (rente) ter zitting aan te passen. 9 HR 9 september 1997, JOW 1998, 12. 10 HR 8 juli 1998, JOW 1998, 54 en Hof Den Haag 24 maart 1995, JOW 1996, 101. 11 Rb. Noord-Holland 19 maart 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ4902 (hoger beroep ingesteld). 12 HR 25 september 2007, NJ 2007, 531. 13 HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1454. 14 De Hoge Raad benoemt in het arrest expliciet de uitzondering van art. 36e, vijfde lid, 3e volzin (nieuw) Sr: “De waarde van voorwerpen die door de rechter tot het wederrechtelijk verkregen voordeel worden gerekend, kan worden geschat op de marktwaarde op het tijdstip van de beslissing of door verwijzing naar de bij openbare verkoop te behalen opbrengst, indien verhaal moet worden genomen.”
1 Nogmaals, van vervolgprofijt kan alleen sprake zijn indien eerst primair voordeel is behaald. In de praktijk wordt deze voorwaarden met name
15 Rb Breda, 8 februari 2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:BV3088 (hoger beroep ingesteld).
bij voordeelsberekeningen uit hypotheekfraude over het hoofd gezien en
16 Overigens wordt voor een uitgebreide uiteenzetting over dit onderwerp
wordt het primaire voordeel ten onrechte als vervolgprofijt bestempeld.
verwezen naar het NJB van 31 januari 2014, p. 263-267, “Wast ook de
Het verkrijgen van een hypothecaire lening via valse stukken leidt niet
Hoge Raad (ambtshalve) wit?” door mr. J.D.L. Nuis en zijn naschrift in
tot een vermogenstoename aangezien hier een even zo grote schuld tegenover staat. En de aankoop van de woning leidt ook niet tot een
NJB van 23 mei 2014, p. 1380-1382. 17 Hof Amsterdam 10 februari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:391, als
vermogenstoename, omdat tegenover de verkrijging van de woning een
geciteerd in ECLI:NL:PHR:2012:2581. Ook nog Hof Amsterdam
even zo grote afname van de hoeveelheid geld staat. Pas als de woning in
30 augustus 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6252; Hof Amsterdam
waarde gaat stijgen ontstaat voordeel. Dit is dus het primaire voordeel.
9 september 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3006 en Hof Amsterdam
Meer hierover in BOOM-Nieuws nr. 65, augustus 2012, p. 27-36. 2 Indien en voor zover dit geld daadwerkelijk op de bankrekening van het Functioneel Parket is gestort. Over inbeslaggenomen saldi op bankrekeningen vergoedt de Staat uiteraard geen rente. 3 Art. 117 Sv. 4 Art. 118a Sv. 5 Art. 11 lid 6 Besluit Inbeslaggenomen voorwerpen (jo. 4:98 BW hetwelk weer verwijst naar 6:119,120 BW). 6 Zie ook HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1454. 7 Indien dit vervolgprofijt niet gevorderd wordt, is dit in het voordeel van betrokkene! In dat geval zal namelijk indien het conservatoir beslag dek-
Opgetreden ‘vervolgverlies’ is een besteding van wederrechtelijk verkregen voordeel en vermindert dat voordeel niet
Vervolgprofijt ziet op daadwerkelijk behaald rendement en moet op een concreet bedrag bepaald worden
kend is, de opgebouwde rente na executie van de maatregel aan betrokkene moeten worden verstrekt. En indien het conservatoir beslag niet dekkend is, hoeft betrokkene als gevolg van de toegenomen waarde van het conservatoir beslag, een kleiner restantbedrag voor de ontnemingsmaatregel te voldoen. Deze situaties zijn ongewenst, immers misdaad mag niet lonen!
51 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
4 april 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2109. 18 HR 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:928. 19 HR 11 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:296 en HR 30 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2849. 20 Hof Amsterdam 18 juli 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2791.
Helpdesk Noodzaak afsluitend financieel verhoor drs. A. J. Butter-Sintenie RA, forensisch accountant
Vraag Ik heb een voordeelberekening opgesteld voor een betrokkene. In eerdere verhoren beriep hij zich op zijn zwijgrecht en ik verwacht dat hij dat nu ook zal doen. Is het echt noodzakelijk om betrokkene te horen over de uitkomsten van een voordeelberekening? Antwoord Het is niet verplicht om de uitkomst van een voordeelberekening voor te leggen aan de betrokkene. Maar vanuit tactisch oogpunt is het wel raadzaam om deze voor te leggen, mede vanuit het perspectief van redelijke en billijke bewijslastverdeling in ontnemingszaken.
wijze te geven op de voordeelberekening. Dit maakt dan ook dat het nog uitdrukkelijker op de weg van de verdediging ligt om met een concreet en gemotiveerd verweer te komen. Daarbij komt dat bij een initieel zwijgende betrokkene, een (veel) later afgelegde verklaring met een alternatief, legaal scenario over de verdiensten minder aannemelijk kan worden geacht. Wanneer een betrokkene of raadsman van tevoren aangeeft dat betrokkene zich op alle vragen zal beroepen op zijn zwijgrecht kun je hiervan een schriftelijke bevestiging vragen, waardoor je niet daadwerkelijk een verhoor hoeft te plannen. Uiteraard is het raadzaam om dit te vermelden in de rapportage.
Kasopstelling of vermogens vergelijking?
Deze redelijke en billijke bewijslastverdeling is geïntroduceerd in de Memorie van Toelichting1 bij het wetsvoorstel dat tot de regeling van de huidige ontnemingsprocedure heeft geleid. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 25 juni 20022 uitdrukkelijk verwezen naar deze redelijke en billijke bewijslastverdeling. In zijn arrest heeft de Hoge Raad aangegeven dat de verdediging niet kan volstaan met een vaag, niet onderbouwd standpunt, maar dat een verweer tegen de berekening concreet en gemotiveerd dient te worden gevoerd.
drs. A. J. Butter-Sintenie RA, forensisch accountant
Wanneer je de uitkomst van de voordeelberekening aan de betrokkene voorlegt stel je deze in de gelegenheid om een verklaring af te leggen over de uitkomst van de berekening. Mogelijk volgt uit deze verklaring dat sommige elementen uit de voordeelberekening nader onderzoek behoeven en moet de rapportage moet worden aangepast als gevolg van nader onderzoek.
Antwoord De keuze voor een berekening per periode wordt veelal ingegeven door welke informatie met betrekking tot de verdiensten uit (andere) strafbare feiten bekend is geworden.
Vanuit het perspectief van redelijke en billijke bewijslastverdeling is het raadzaam in de rapportage expliciet melding te maken wanneer de betrokkene ervoor kiest om zich te beroepen op zijn zwijgrecht. Door dit te vermelden in de rapportage is het voor de Officier van Justitie makkelijker om bij de behandeling van de ontnemingszaak op de onderzoekswensen van de verdediging te reageren. Ook is voor de rechter duidelijk dat de betrokkene de kans heeft gehad om zijn ziens-
52 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Vraag Een betrokkene is veroordeeld voor opiumdelicten. Er is onvoldoende informatie beschikbaar om een transactieberekening op te stellen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat betrokkene gedurende een korte periode (waarin de strafbare feiten plaatsvonden) een groot vermogen heeft opgebouwd. Kan ik nu het beste een kasopstelling of een vermogensvergelijking opstellen?
Zowel de eenvoudige als uitgebreide kasopstelling én de vermogensvergelijking zijn geaccepteerde en aanvaardbare methoden om te komen tot een berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel3. Alle drie de methoden stellen vast of betrokkene meer uitgegeven heeft dan mogelijk is op basis van zijn legale ontvangsten en vermogen. Bij gebruik van dezelfde gegevens is de uitkomst van de drie methoden per definitie gelijk.
• Bij een eenvoudige kasopstelling wordt gedacht vanuit de portemonnee van de betrokkene: hoeveel geld kon er zijn en welke betalingen zijn er geweest? Als er dan meer is uitgegeven dan volgens de legale contante ontvangsten verklaard kan worden (met inachtneming van beginsaldo en eindsaldo) is er sprake van een onbekende bron van ontvangsten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gelijk gesteld aan de hoogte van de onbekende bron. • Bij een uitgebreide kasopstelling worden naast contante geldstromen ook de bankgegevens in de berekening betrokken. Ook de uitgebreide kasopstelling draait om de vraag of betrokkene meer geld heeft uitgegeven (contant en giraal) dan hij vanuit legale ontvangsten kon verklaren (contant en giraal), rekening houdend met begin- en eindsaldi.4 • In een vermogensvergelijking wordt een vergelijk gemaakt tussen de ontwikkeling in vermogensbestanddelen, waaronder huizen, auto’s, etc: dit wordt afgezet tegen de legale ontvangsten van betrokkene. Ook de uitkomst van de vermogensvergelijking geeft aan in hoeverre betrokkene meer heeft besteed dan op basis van zijn legale ontvangsten mogelijk was. De uitkomst van de drie periodeberekeningen is dan ook gelijk aan elkaar. Qua systematiek is de kasopstelling het eenvoudigst toe te passen, voor zowel opsteller als gebruiker. Daarnaast geldt dat de kasopstelling vaker wordt toegepast dan de vermogensvergelijking, waardoor deze herkenbaarder is voor de gebruikers. Tevens geldt dat bij een vermogensvergelijking het risico bestaat dat vermogensbestanddelen tegen de verkeerde waardering worden opgenomen. Twee voorbeelden over de (juiste) waardering van vermogensbestanddelen: Voorbeeld 1 Betrokkene bezit een huis met een waarde van € 250.000. Betrokkene heeft geen hypotheek. Het woonhuis is door de betrokkene ooit aangeschaft voor € 175.000,-. Omdat betrokkene destijds nog niet met strafbare feiten in aanmerking is gekomen is het aannemelijk dat het huis is aangeschaft uit hem legaal ter beschikking staande middelen.
53 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Het pand moet tegen de aanschafwaarde van € 175.000,- worden opgenomen in het beginvermogen van betrokkene. Het pand zal tegen eenzelfde waarde moeten worden opgenomen in het eindvermogen. Anders zouden immers waardestijgingen, die worden veroorzaakt door algemeen economische marktontwikkelingen, worden aangemerkt als uitgave en dus wederrechtelijk verkregen voordeel en dat is niet juist. Voorbeeld 2 Betrokkene koopt een auto gedurende de onderzoeksperiode en betaalt hiervoor € 20.000 contant. Op het moment van de doorzoeking wordt deze auto in conservatoir beslag genomen. De waarde van de auto wordt geschat op € 15.000. In de vermogensvergelijking worden vermogenscomponenten opgenomen tegen de aanschafprijs en dus wordt de auto in het eindsaldo gewaardeerd op € 20.000 (en dus niet tegen de actuele waarde van € 15.000). Daarnaast moet de opsteller alert zijn dat de uitgave van € 20.000 niet wordt meegeteld in de uitgaven voor verbruiksgoederen; dit zou namelijk leiden tot een dubbeltelling.
Zoals uit de voorbeelden blijkt moet zowel de opsteller als de gebruiker bij de vermogensvergelijking continu alert zijn op dubbeltellingen. In de kasopstelling speelt dit risico niet. Zo zou het huis uit voorbeeld 1 geheel niet in de kasopstelling voorkomen. De contante betaling voor de auto uit voorbeeld 2 zou onder de uitgaven worden verwerkt voor € 20.000 en het vraagstuk over de waardering van de auto speelt geheel niet. Gezien de hierboven vermelde overwegingen verdient de kasopstelling de voorkeur boven de vermogensvergelijking.
Voordeel uit diefstal drs. A. J. Butter-Sintenie RA, forensisch accountant
Vraag Betrokkene heeft een inbraak gepleegd en heeft hierbij 500 krasloten à € 5 buit gemaakt, evenals een partij sigaretten. De inkoopwaarde van de partij sigaretten bedroeg € 10.000.
Op een van de krasloten is een prijs gevallen van € 15.000 en deze prijs is door betrokkene geïncasseerd. Hoe kan het voordeel van betrokkene worden berekend? Antwoord In de onderhavige casus heeft betrokkene wederrechtelijk voordeel behaald met zijn criminele activiteiten. Dit voordeel is opgebouwd uit de volgende 3 componenten: 1. voordeel uit de gestolen sigaretten; 2. voordeel uit de gestolen krasloten; 3. vervolgprofijt. 1. Voordeel uit de gestolen sigaretten Bij ontneming draait het om het voordeel wat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald5. Met betrekking tot de diefstal van sigaretten ligt de vraag voor met welk oogmerk de sigaretten zijn gestolen: is dit ten behoeve van eigen gebruik of zijn zij gestolen met het oogmerk verkoop? Wanneer de sigaretten zijn gestolen met het oogmerk ‘eigen gebruik’ heeft betrokkene de kosten van de aanschaf van sigaretten bespaard. De gehele kostenbesparing zou dan kunnen worden ontnomen. Let op: de kostenbesparing is niet gelijk aan de inkoopwaarde van de partij sigaretten. In praktijk ligt de verkoopwaarde hoger dan de inkoopwaarde van sigaretten. De verkoopwaarde van de gestolen partij sigaretten kan nagevraagd worden bij de winkelier (= inkoopwaarde + winstmarge). Wanneer de sigaretten zijn gestolen met het oogmerk ‘verkoop’ moet worden nagegaan wat betrokkene heeft verkregen voor de sigaretten. Betrokkene zou hiernaar gevraagd kunnen worden in een verhoor. Ook kunnen getuigen hierover worden gehoord. Wanneer betrokkene niet wil verklaren over het bedrag dat hij zou hebben ontvangen voor de sigaretten, moet worden uitgegaan van een beargumenteerde schatting/ervaringsgegevens. Uiteraard is ook een combinatie van beide mogelijk. 2. Voordeel uit de gestolen loten Op het moment van de diefstal had betrokkene het oogmerk de krasloten om niet in zijn beschikkings-
54 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
55 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
macht te krijgen. Als gevolg van de diefstal bespaart de betrokkene zich op dat moment de aanschafkosten van 500 stuks x € 5 = € 2.500. Let wel: ter bepaling van het voordeel uit de diefstal is niet relevant wat op enig moment later in de tijd plaatsvindt. Het verweer zou namelijk gevoerd kunnen worden dat na de trekking de overige loten (waarop geen prijs was gevallen) waardeloos zijn geworden en dat er daarom geen voordeel is verkregen. Dit aspect is zoals gezegd niet van belang voor de voordeelberekening. Het gaat immers om het oogmerk van betrokkene op het moment van het plegen van het strafbare feit. 3. Vervolgprofijt Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient rekening te worden gehouden met de vruchten, verkregen uit dat voordeel. In dit geval betreft het de prijs van € 15.000,- die op het door diefstal verkregen kraslot is gevallen. Zonder dat gestolen lot zou dat voordeel immers niet zijn verkregen. Ook dit voordeel kan worden ontnomen.
Transactieberekening drugsdealer drs. A. J. Butter-Sintenie RA, forensisch accountant K. Buijs, parketsecretaris
Vraag Ik ben bezig met een voordeelsberekening in een harddrugszaak. Het betreft een dealer en de periode waarin deze actief is geweest volgt uit getuigenverklaringen. Ik wil de berekening als volgt opbouwen: • het aantal transacties wil ik bepalen door het aantal gesprekken op de historische printlijsten van de telefoon van de dealer te delen door 2 (één gesprek voor maken afspraak en locatie en één gesprek om te bevestigen dat je er bent). • de opbrengsten per transactie bepaal ik op de minimumprijs van de minimumafname, zoals deze blijken uit verhoren van gebruikers (als uit verhoren met gebruikers bijvoorbeeld blijkt dat zij 1-3 bolletjes heroïne afnemen, wordt in het voordeel van betrokkene uitgegaan van één bolletje per transactie. En wanneer bijvoorbeeld prijzen genoemd zijn van
Berekende uitspraken drs. A. J. Butter-Sintenie RA, forensisch accountant E.A.H. Weustenraad RA, senior forensisch accountant
€ 10 - € 15 per bolletje, wordt in het voordeel van betrokkene uitgegaan van € 10)
dealer aanbiedt en periode, aangezien de verkoopprijzen kunnen fluctueren per product per periode.
• de kostenaftrek bereken ik op basis van ervaringsgegevens over de kosten voor drugsinkoop.
• De kostenaftrek is beperkt tot kosten welke de betrokkene niet gemaakt zou hebben als hij de strafbare feiten niet gepleegd zou hebben8 en kosten die in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict9 komen in aanmerking voor kostenaftrek. Te denken valt aan de inkoopkosten van de verdovende middelen (denk wederom aan afzetverhoudingen tussen verschillende producten!). Andere mogelijke kosten zijn telefoon- en reiskosten. Wellicht leveren verhoren nog nuttige informatie op.
Is dit een juiste methode van voordeelsberekening? Antwoord Bij het bepalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet als algemeen uitgangspunt worden genomen: het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald6. Bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de feitelijke opbrengst, kan uitgegaan worden van een geobjectiveerde opbrengst. De voorgestelde methode is een goede basis voor de voordeelsberekening. Daarbij zal een aantal aspecten nader onderzoek behoeven: • De berekening van het aantal transacties moet goed onderbouwd worden. Dit kan bijvoorbeeld door in een aantal willekeurig geselecteerde gevallen na te gaan hoeveel telefoongesprekken zijn gevoerd ten behoeve van de transactie. Omdat vervolgens de uitkomst van een beperkt aantal transacties wordt gebruikt voor het maken van een schatting van het totale aantal transacties, moet gekeken worden of de onderzochte transacties representatief zijn voor de gehele klantenpopulatie van de dealer. Wanneer de dealer verschillende producten aanbiedt is het raadzaam om inzicht te hebben in de verhoudingen qua afzet van de verschillende producten. Mogelijk kan deze informatie verkregen worden uit verhoren. Er moet natuurlijk gecorrigeerd worden voor privé gesprekken van de dealer. Ook moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat niet alle contacten leiden tot een aflevering.7
Het verdient de aanbeveling om in een zo vroeg stadium in verhoren aandacht te besteden aan de opbrengsten en de kosten. Ook is het opsporen en beslag leggen op vermogenscomponenten van groot belang. Dit kan immers ook een extra onderbouwing geven van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
1 Kamerstukken II 1989/90, 21 504, nr. 3, p. 14-15. 2 HR 25 juni 2002, NJ 2003, 97, JOW 2003/22. 3 Zie (vermogensvergelijking) Hoge Raad 28 mei 2002, JOW 2002/23, ECLI:NL:HR:2002:AE1182 en (kasopstelling) Hoge Raad 17 september 2002, JOW 2002/43, ECLI:NL:HR:2002:AE3569. 4 Voor het bepalen of een eenvoudige of uitgebreide kasopstelling moet worden opgesteld wordt verwezen naar het artikel “Methodiek van de kasopstelling” in dit themanummer. 5 HR 1 juli 1997, JOW 1998/1 en HR 6 januari 1998, JOW 1998/48. 6 HR 1 juli 1997, JOW 1998/1 en HR 6 januari 1998, JOW 1998/48. 7 Het is nog wel van belang om te rechercheren of de dealer de telefoon gedurende de hele periode in bezit heeft gehad. 8 HR 8 juli 1992, JOW 1996/50. 9 HR 8 juli1998, JOW 1998/54 en HR 30 oktober 2001, JOW 2002/1.
Hoge Raad 8 juli 20141 Het hof heeft bij arrest van 21 maart 2012 bewezen geacht dat de betrokkene op 18 december 2006 aandelen heeft gekocht, terwijl hij van voorwetenschap gebruik heeft gemaakt. Doordat betrokkene de aandelen kon aankopen tegen een (lagere) koers waarin de informatie waarover de betrokkene beschikte nog niet was verdisconteerd, heeft hij zich kosten bespaard en daarmee wederrechtelijk voordeel gerealiseerd. Het hof schat de bespaarde kosten als het verschil van de koers van de aandelen op 18 december 2006 (aankoop van de aandelen door betrokkene c.q. het tijdstip waarop de betrokkene "van voorwetenschap gebruik heeft gemaakt") en 3 januari 2007 (datum voorbeurs persbericht c.q. het tijdstip waarop "alle informatie in/en door de financiële markten was verwerkt"). De Hoge Raad stelt dat het oordeel van het hof dat onder wederrechtelijk verkregen voordeel ook besparing van kosten is begrepen, niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Verder stelt zij dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is. En: “Aan die begrijpelijkheid doet niet af de in de toelichting op het eerste middel genoemde omstandigheid dat de betrokkene de aandelen op enig moment na 3 januari 2007 met verlies heeft verkocht. Die omstandigheid is immers niet van invloed op de door de betrokkene op 3 januari 2007 gerealiseerde besparing. Evenmin doet aan die begrijpelijkheid af de enkele in de toelichting op het tweede middel geopperde mogelijkheid dat de koers van het aandeel tussen de hiervoor genoemde tijdstippen ook door andere omstandigheden is beïnvloed.”
Rechtbank Noord-Holland 22 mei 20142
• Voor wat betreft de opbrengsten per transactie moet zoveel mogelijk onderscheid gemaakt worden tussen de eventuele verschillende producten die de
Door de financiële recherche is een transactie berekening opgesteld voor een ontmantelde hennepkwekerij. De betrokkene heeft ten behoeve
56 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
57 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
van de ontneming een zeer gedetailleerde eigen berekening gemaakt. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de transactieberekening volgens de uitgangspunten van het BOOM-rapport dient te worden uitgevoerd, en niet volgens de berekening van betrokkene. Volgens de officier van justitie is het bijzonder dat betrokkene deze berekening heeft kunnen maken nu hij zich gedurende het strafrechtelijk onderzoek voortdurend heeft beroepen op zijn zwijgrecht en eerder heeft verklaard dat hij geen enkele administratie heeft bijgehouden en ook geen enkele bon meer zou hebben omdat hij die altijd weggooide. De officier van justitie stelt dat de betrokkene aangaande de ontnemingsprocedure ineens een fotografisch geheugen lijkt te hebben. Bovendien heeft hij ter onderbouwing van zijn berekening een prijslijst aangeleverd van 2012, die naar mening van de officier van justitie niet bruikbaar is als onderbouwing voor kosten gemaakt in 2007. De raadsman stelt de door betrokkene gemaakte berekeningen en de door betrokkene gegeven toelichting op het eerste gezicht aannemelijk te achten. Zoals uit de gedingstukken blijkt is het vanwege de grootschaligheid van de onderhavige hennepteelt niet mogelijk gebleken een andere deskundige dan betrokkene te vinden die de berekening van betrokkene kritisch kan beoordelen. Dit betekent dat de al op zichzelf genomen aannemelijke berekeningen van betrokkene niet deugdelijk zijn weersproken en mede daarom als juist moeten worden aanvaard, aldus de raadsman. De rechtbank concludeert uit te gaan van het BOOMrapport. Voorts merkt de rechtbank ten aanzien van de eigen berekening van betrokkene op dat betrokkene hierover heeft verklaard dat hij de aantallen, de hoeveelheden en de prijzen uit zijn geheugen heeft gehaald. Hij bewaarde immers zijn bonnen niet.
Hoge Raad 11 maart 20143 Een betrokkene heeft op 10 juni 2011 een kluis met inhoud gestolen samen met anderen en is hiervoor veroordeeld. Het vonnis is onherroepelijk. Volgens een verklaring van een medebetrokkene is de gestolen kluis door hem tezamen met de betrokkene en een derde persoon, opengebroken en bleek na openbreken dat in de kluis zich een bedrag van € 40.000 in contanten bevond. De medebetrokkene heeft verklaard dat hij een bedrag van € 10.000 heeft ontvangen en dat de betrokkene en de derde persoon ieder € 15.000 hebben gekregen. De rechtbank heeft vorderingen van 2 benadeelde partijen toegewezen. Het betreffen vorderingen van respectievelijk € 8.700 en € 2.797,92 en de vorderingen hebben betrekking op het bewezenverklaarde. Het bedrag van € 8.700 is blijkens het voegingsformulier opgebouwd uit € 2.700 aan immateriële kosten en € 6.000 aan materiële kosten, waarvan € 4.000 is gespecificeerd als "geld" en € 2.000 zonder omschrijving. Het bedrag van € 2.797,92 is opgebouwd uit € 2.700 immateriële kosten en € 97,92 aan materiële kosten, zijnde reiskosten. In de ontnemingszaak stelt het Hof dat betrokkene als medepleger is veroordeeld en dat betrokkene volgens de verklaring van de medebetrokkene € 15.000 heeft ontvangen (tegenover € 10.000 voor de medebetrokkene en € 15.000 voor de onbekend gebleven derde). Het Hof stelt dat, gelet op het bovengenoemde, een bedrag van € 4.000 op het totale voordeel in mindering moet worden gebracht. Het betreft de materiële schade (gespecificeerd als "geld") waar tegenover een corresponderend voordeel staat. Het hof komt tot een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van € 40.000 - € 4.000 = € 36.000. Het aandeel van betrokkene is ( € 36.000 / € 40.000) x € 15.000 = € 13.500. Bij de Hoge Raad wordt geklaagd dat het Hof ten onrechte slechts een gedeelte van de in rechte toegekende vorderingen van de benadeelde partijen tot vergoeding van de geleden materiële schade in mindering heeft gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat uit het voegingsformulier van een van de benadeelde partijen volgt dat de materiele schade bestaat uit de inhoud kluis in contanten (€ 4.000) en verlies van arbeidsvermogen gedurende 2 maanden (€ 2.000; benadeelde is in verband met het delict niet in staat geweest om te werken). De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat dit oordeel gelet op de inhoud van het voegingsformulier niet onbegrijpelijk is. Let op: op 1 januari 2014 heeft een wetswijziging plaatsgevonden en hoeft een 'vordering benadeelde partij' alleen in mindering te worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel voor zover zij is betaald.
58 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
59 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Hof Den Haag 24 december 20134 Het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend door middel van een eenvoudige kasopstelling. De raadsman geeft aan dat het OM er ten onrechte is uitgegaan van een beginsaldo van nihil, nu er verklaringen zijn dat het beginsaldo 10 miljoen USD was. Hiertoe heeft de verdediging gesteld dat betrokkene in 1995 in de Verenigde Staten van Amerika met een Chinese zakenman mondeling een investeringsovereenkomst heeft gesloten. Op grond van deze overeenkomst zou betrokkene in de jaren 1996 tot en met 1999 een bedrag van 10 miljoen USD van deze Chinese zakenman hebben ontvangen. Ter terechtzitting in hoger beroep hebben twee getuigen, te weten de zoon en de advocaat van de betreffende Chinese zakenman, verklaard dat in totaal een bedrag van USD 10.850.000 afkomstig van de Chinese zakenman aan betrokkene is overgedragen. De Chinese zakenman is niet als getuige ter terechtzitting verschenen.
klaard. Betrokkene heeft immers verklaard met de wietteelt “een paar ton” per jaar te hebben verdiend. Het hof acht het aannemelijk dat betrokkene ook voorafgaand aan de in de strafzaak bewezen verklaarde periode reeds soortgelijke feiten heeft begaan. Nu het door de betrokkene geschetste, en naar het oordeel van het hof bijkans sprookjesachtige, scenario niet op objectieve wijze geverifieerd kan worden, hij daarover zelf inconsistent heeft verklaard en zijn uitgaven op een voor de hand liggende wijze wel kunnen worden verklaard, acht het hof het voornoemde scenario niet aannemelijk. Dit betekent dat het hof, overeenkomstig het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, het beginsaldo van de kas op nihil stelt. 1 HR 8 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1618. 2 Rb Noord-Holland 22 mei 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:4739. 3 HR 11 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:4739.
Gouwe Ouwe De afgelopen jaren zijn al diverse artikelen over de voordeelberekening verschenen in het BOOM-Nieuws/aFPakken. Deze artikelen zijn nog steeds lezenswaardig en bruikbaar voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat geldt bijvoorbeeld voor de volgende artikelen:
Toerekenen van voordeel bij rechtspersonen: de zaak J., mr. C.M. van Rooijen-de Wit, BOOM-Nieuws nr. 48, juni 2007. In dit artikel wordt ingegaan op de vraag onder welke voorwaarden wederrechtelijk voordeel dat is verkregen door een rechtspersoon kan worden toegerekend aan een natuurlijk persoon.
4 Hof Den Haag 24 december 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4915, JOW 2014/10.
Themanummer Kasopstelling, BOOM-Nieuws nr. 54, december 2008 Themanummer Hennep, BOOM-Nieuws nr. 59, november 2010
Nu uit het strafrechtelijke financiële onderzoek niet is gebleken dat betrokkene per de begindatum van de onderzochte periode een legaal vermogen (onder zich) had van 10 miljoen USD, maar ook niet van contante geldstromen van de Chinese zakenman richting betrokkene, is het volgens het hof aan de betrokkene het bestaan van deze gestelde legale inkomsten aannemelijk te maken. Naar het oordeel van het hof is betrokkene daarin niet geslaagd, want: • Ten eerste kunnen de verklaringen van betrokkene en de getuigen niet op objectieve wijze worden geverifieerd. Betrokkene heeft niets overgelegd wat op zijn minst een objectief en toetsbaar begin van onderbouwing voor zijn verklaring biedt. In het bijzonder ontbreken schriftelijke bewijzen van stortingen van de gelden, schriftelijke bewijzen van overdracht van de gelden en schriftelijke bewijzen van reizen naar onder meer Frankfurt en Parijs, waar de betrokkene de gelden zou hebben ontvangen. • Ten tweede moet worden geconstateerd dat de verklaringen van betrokkene niet consistent zijn. Zo heeft betrokkene ter terechtzitting in eerste aanleg een aantal keer andere bedragen genoemd en ter terechtzitting in hoger beroep weer een ander (hoger) bedrag.
Criminele uitgaven in de kasopstelling, drs. M.R. van Diggelen RA, BOOM-Nieuws nr. 60, mei 2011 Gevolgen van de wetswijziging voor de berekening, P.H.J. de Jong RA en drs. M.R. van Diggelen RA, BOOM-Nieuws nr. 61, juli 2011 Extrapoleren mag… maar let op de voorwaarden!, I.R. Beerdsen RA, BOOM-Nieuws nr. 64, mei 2012 Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit fiscale verzwijgingsdelicten, drs. M.R. van Diggelen RA en mr. E.E.G Duijts, BOOM-nieuws nr. 65, augustus 2012 Dit artikel behandelt de vraag of bij witwassen met onderliggende fiscale verzwijgingsdelicten sprake kan zijn van wederrechtelijk verkregen voordeel en zo ja, hoe dit voordeel kan worden berekend. Het wederrechtelijk verkregen voordeel verkregen uit witwassen, drs. M.R. van Diggelen RA en mr. E.E.G Duijts, BOOM-nieuws nr. 64, mei 2012 Dit artikel gaat over de vraag of bij witwassen uit commune sprake kan zijn van wederrechtelijk verkregen voordeel en zo ja, op welke wijze dit voordeel kan worden bepaald. Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit hypotheekfraude, drs. M.R. van Diggelen RA, BOOM-Nieuws nr. 65, augustus 2012 Voordeelsberekening per delict, drs. J. Gerrits RA, BOOM-Nieuws nr. 67, februari 2013 In dit artikel wordt o.a. een denkmodel uiteengezet dat door het FP is ontwikkeld voor de keuze tussen een berekening op basis van de winst en een berekening op basis van de kostenbesparing. Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij, E.A.H. Weustenraad RA, aFPakken nr. 71, zomer 2014.
• Ten derde geldt dat de uitgaven en stortingen van betrokkene op andere wijze kunnen worden ver-
60 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
61 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
Afpakteams Openbaar Ministerie Afpakteam Amsterdam Projectleider: Martine Boheur T: 088-699 3564
Contactpersoon BID Internationaal Projectleider: Wouter Raijmakers T: +31(0)70 – 424 1682
Afpakteam Zeeland-West-Brabant Contactpersoon: Janneke van Dooren T: 088-699 6686
Contactpersoon BID Ressortsparket Projectleider: Joep Simmelink T: 088-699 6094
Afpakteam Limburg Projectleider: Bert Bours T: 088-699 9719
Contactpersoon BID Combiteam (Dienst Landelijke Recherche – FIOD) Simone Torremans T: 06-23038199
Afpakteam Midden-Nederland Projectleider: Christian Janssen T: 088-699 5780 Contactpersoon Hans Korevaar: T: 088-699 5782 Afpakteam Noord-Nederland Projectleider: Nynke Mook T: 088-699 7208 Afpakteam Oost-Nederland Projectleider: Tjade Feuth T: 088-699 4474 Afpakteam Noord-Holland Projectleider: Serge Lukowski T: 088-699 6477 Afpakteam Oost-Brabant Projectleider: Gerjan van Dam T: 088-699 9345 Afpakteam Rotterdam Contactpersoon: Paloma van der Heijden T: 088-699 8686 Afpakteam Den Haag Projectleider: Jouko Barensen T: 088 899 7996 Contactpersoon BID FP-BOD'en Dirk ten Boer T: 088-699 5520 Contactpersoon BID Executie Projectleider: Martina Braun T: 088-699 5581
Ketenmanager Afpakken OM Dirk ten Boer T: 088-699 5520 Ketenondersteuner Afpakken Politie Hans Bekkers T: 06-108 80389 Ketenondersteuner Afpakken BOD’en Arthur Buitenhek T: 030-295 7600
Ontnemingsspecialisten Openbaar Ministerie Arrondissementsparket Noord-Nederland mr. A. van den Oever / W.S. de Boer / A.H.M. Verheij / mr. R.B. Meinderts Arrondissementsparket Oost-Nederland mr. B. van Haren / R. Jansen / J.C. Koenderink / mr. Y. Oosterhof / A.H.C. Jongkees / mr. A. van Veen / mr. K.J.L. de Valk Arrondissementsparket Noord-Holland-Noord mr. M.Kattouw / mr. A. de Leeuw Arrondissementsparket Rotterdam mr. C.J.A. van der Maas / mr. N. Oosterveld / mr. H. van Galen / mr. W.B.J. ten Have / mr. J. Langeveld / mr. P. van der Heijden Arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant mr. K. Weijers / J.A.M. van Oosterhout / M. Groothuizen Arrondissementsparket Limburg mr. B. Köke / C. Hanselaar / H.J.M. Bours Arrondissementsparket Midden-Nederland mr. C.J.W.M. Janssen / H. Korevaar Arrondissementsparket Amsterdam mr. M.A. Boheur Arrondissementsparket Den Haag mr. J. Barensen / mr. drs. M.A. Visser Arrondissementsparket Oost-Brabant mr. W.A.C. Mulder / mr. G.H.M. Broeren Functioneel Parket Zwolle Amsterdam Den Bosch
mr. E.E.G. Duijts / mr. M.A.E. Schot mr. M.J. Dontje / mr. C.J. Zweers / mr. M. Kok / mr. M. van Turennout mr. F. Roest / mr. M.D.J. Teengs Gerritsen / mr. S. J.C. Massier
Rotterdam mr. P.P.A.M. Notenboom / mr. M.L.B. Wille / mr. C.A.M. van den Brand / mr. J.H.J. Eijkelboom Daarnaast heeft het Functioneel Parket diverse Afpakspecialisten in dienst die u advies en ondersteuning kunnen bieden bij uw vraagstukken zoals: secretarissen, vermogenstraceerders, forensisch accountants, beslag beheerders, beleidsadviseurs executie, civiel juridisch adviseurs en internationaal juridisch adviseurs. Landelijk Parket Rotterdam
mr. E.A.F. Roelofs / mr. J. van Berkum
Ressortsparketten Amsterdam Arnhem- Leeuwarden Den Bosch Den Haag
mr. S.M.L.M. Spoor / mr. drs. E.F. Warner / mr. drs. C.F. Mulder mr. H. Dijkstra / mr. J. Simmelink / mr. M.M.J.A. Peters / mr. C. Slotboom / mr. A. de Meij mr. A.J. de Veer / mr. I.T.M. Bevers mr. M. ter Hart / mr. J. van Leijen / mr. F. van Warmenhoven
Vriendelijk verzoek om mutaties op deze lijst te mailen naar:
[email protected]
62 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72
63 | aFPakken Najaar 2014 nummer 72