Advocatenkantoor Logemann Burgemeester Mentzstraat 44 8881 AL TERSCHELLING WEST
Leeuwarden, 19 augustus 2011 Verzonden, 00965704 Landelijk Gebied Beleid F. Wagenaar / (058) 292 52 79 of
[email protected] 20100038 3
Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
Onderwerp
: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 voor de vervanging/bouw/gebruik van een strandpaviljoen op het strand van Terschelling (‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Terschelling’).
Geachte heer Logemann, Overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bijlagen hebben wij besloten de gevraagde vergunning voor de nieuwbouw/vervanging van het Strandpaviljoen ‘De Branding’ op Terschelling onder de volgende voorschriften en beperkingen te verlenen. Voorschriften en beperkingen Algemeen 1. De vergunning wordt op naam gesteld van V.O.F. De Branding (hierna: de vergunninghouder) en kan alleen worden gebruikt door medewerkers of opdrachtnemers van de vergunninghouder. De vergunninghouder blijft verantwoordelijk voor een juiste naleving van deze vergunning; 2. De vergunninghouder is redelijkerwijs verplicht alle door of namens het bevoegde gezag te geven aanwijzingen onmiddellijk op te volgen. Specifiek 1. De aanvang van de werkzaamheden wordt uiterlijk een week van tevoren schriftelijk gemeld bij de afdeling Omgevingsvergunningen en Toezicht van de provincie Fryslân met het bijgevoegde meldingsformulier; 2. Van opgetreden incidenten, waaronder verstaan worden alle gebeurtenissen waarbij (onbedoeld) schadelijke stoffen vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan de betrokken beschermde gebieden kan worden toegebracht, wordt onverwijld melding
- 1 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
3.
4. 5. 6. 7.
gedaan aan de afdeling Omgevingsvergunningen en Toezicht van de provincie Fryslân onder overlegging van de relevante gegevens; Ter voorkoming van schade aan de natuur (wordt/worden): a. de werkzaamheden gestart na 15 juli 2011; (eind van het broedseizoen) b. de werkzaamheden (zoveel mogelijk) in de daglicht periode uitgevoerd; c. de werkzaamheden uitsluitend uitgevoerd in de onmiddellijke omgeving van het af te breken dan wel op te richten strandpaviljoen; d. verstoring van groepen vogels zo veel mogelijk vermeden; e. geen afval of verontreiniging in het gebied achter gelaten. Door preventief onderhoud aan machines en generatoren die bij de werkzaamheden worden gebruikt, worden lekkages van koelstoffen, hydraulische vloeistoffen en smeermiddelen voorkomen; De verlichting van het strandpaviljoen dient naar binnen en op het terras naar beneden te worden gericht. Voor de organisatie van toekomstige evenementen dient een aparte beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 plaats te vinden. Voor de directe omgeving van het paviljoen geldt een parkeerverbod. De vergunning voor de nieuwbouw/vervanging van het strandpaviljoen ‘De Branding’ is geldig voor de periode van afgifte van de vergunning tot en met 31 december 2012 en voor het gebruik voor onbepaalde tijd.
Voor de motivering van ons besluit verwijzen wij u naar bijlage 1. Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie DRZ-Noord, burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling, de Waddenvereniging, Staatsbosbeheer Terschelling en Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee. Meldingsclausule Wanneer u met de voorgenomen werkzaamheden start, dient u dit te melden via het bijgevoegde meldingsformulier bij de afdeling Omgevingsvergunningen en Toezicht van de provincie Fryslân of via
[email protected]. Namens het college van Gedeputeerde Staten,
drs. Waldina Hulshoff Hoofd afdeling Landelijk Gebied Beleid
- 2 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Bezwaar Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Kennisgeving Van dit besluit zal, conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998 door ons kennis worden gegeven door publicatie in de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad, en op www.fryslan.nl/nb-wet Bijlagen Bijlage 1: Motivering besluit Bijlage 2: Gebiedsinformatie, inclusief bevoegdheid Bijlage 3: Meldingsformulier
- 3 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Bijlage 1: Motivering van het besluit
A.
Weergave van de feiten
A1.
Vergunningaanvraag
U verzoekt ons bij brief van 30 mei 2011 de bouwaanvraag, zoals die is ingediend bij de gemeente Terschelling, te beoordelen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.Ter onderbouwing van deze bouwaanvraag en beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 heeft Zumkehr Ecologisch Adviesbureau op Terschelling de natuurtoets ‘Strandpaviljoen de Branding te Midsland aan Zee, Terschelling. De bouw van een nieuw permanent strandpaviljoen op het Noordzeestrand van Terschelling en de mogelijkheden tot het gebruik van het paviljoen. Een ecologische beoordeling’ opgesteld. Daarnaast is er sprake van het rapport ‘Onderzoek lichthinder strandpaviljoen De Branding’ van Tauw bv te Assen. Wij hebben dit verzoek beschouwd als een aanvraag voor een vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998). Uw aanvraag is op 31 mei 2001 door ons ontvangen en ingeboekt onder nummer 957639. A1.1. Beschrijving van het project of andere handeling De activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd betreft enerzijds de werkzaamheden van de sloop van het huidige paviljoen en de bouw van het nieuwe paviljoen en anderzijds het gebruik daarvan. Het vervangen van het strandpaviljoen betekent dat de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd: • •
• •
Sloop van het bestaande paviljoen en afvoer van het materiaal; Op een locatie grenzend aan de huidige wordt nieuwbouw gepleegd (op ongeveer 30 meter van de voet van het duin), waarbij er een vergroting van het bouwoppervlak zal plaatsvinden. Het oppervlak neemt toe van 630m² naar 700m². De keuken zal groter worden en er zal een kantineruimte voor het personeel worden gerealiseerd. Het aantal zitplaatsen zal niet toenemen; Het nieuwe strandpaviljoen wordt opgetrokken uit overwegend vurenhout en staat op funderingspalen. De funderingspalen worden niet geheid, maar worden ingespoten; Het strandpaviljoen heeft een schuin dak met een goothoogte van 2,75m met een tophoogte van 5,50m.
A1.2. Periode Op basis van telefonisch overleg op 22 juli 2011 wordt de vergunning voor de vervanging van het strandpaviljoen in principe aangevraagd voor het najaar 2011 en winter 2012. De werkzaamheden zullen eind maart voltooid zijn. De werkzaamheden worden in ieder geval uitgevoerd buiten het broedseizoen. De duur van de bouwwerkzaamheden bedraagt een aantal maanden. Het regulier gebruik van het strandpaviljoen daarna is voor onbepaalde tijd. A1.3. Relevante ecologische onderzoeken U hebt voor de beoordeling van uw aanvraag de volgende rapporten en tekeningen aangeboden: ‘Strandpaviljoen de Branding te Midsland aan Zee, Terschelling. De bouw van een nieuw permanent strandpaviljoen op het Noordzeestrand van Terschelling en de mogelijkheden tot het gebruik van het paviljoen. Een ecologische beoordeling’ van Zumkehr Ecologisch Adviesbureau van Terschelling en ‘Onderzoek lichthinder strandpaviljoen De Branding’ van Tauw bv te Assen. Daarnaast is er sprake van een bouwtekening van het nieuw te bouwen paviljoen.
- 4 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
A1.4. Aanvullende gegevens Niet van toepassing. A1.5. Uw aanvraag en de bescherming van Natura 2000 Uw project of handeling vindt plaats in het Natura 2000-gebied ‘Noordzeekustzone’ en nabij het Natura 2000-gebied ‘Duinen Terschelling’. Op uw aanvraag zijn daarmee de in bijlage 2 (‘Gebiedsbeschrijvingen) vermelde aanwijzingsbesluiten van toepassing.
A2.
Bevoegdheid
De bescherming van Natura 2000-gebieden door Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs ingevoerd. Deze gefaseerde invoering is van invloed op de manier waarop de op grond van Europese wetgeving (artikel 6, lid 3, van de HR) verplichte beoordeling van uw project of handeling plaatsvindt en door welke instantie dit gebeurt. Op grond van de Nb-wet 1998 (artikel 2, lid 1, juncto artikel 16, lid 1, juncto artikel 19d, lid 1) zijn gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten c.q. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geheel of grotendeels gelegen zijn, bevoegd gezag ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op grond van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998. Voor deze aanvraag zijn wij thans bevoegd (zie bijlage 2).
A3.
Procedure
De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nb-wet 1998 en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. A3.1. Zienswijze 1. Naar aanleiding van uw aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, Nb-wet 1998, burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. 2. Daarnaast zijn op grond van artikel 4, lid 8, van de Algemene wet bestuursrecht, belanghebbenden, te weten, de Waddenvereniging, Staatsbosbeheer Terschelling en Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over deze aanvraag kenbaar te maken. 3. Op het verzoek tot het kenbaar maken van zienswijzen heeft Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee en de Waddenvereniging een zienswijze gegeven. Onder het aandachtspunt B3. wordt nader ingegaan op de inhoud van de reactie en/of ingediende zienswijzen. A3.2. Verlengen beslistermijn Niet van toepassing. A3.3. Coördinatie met andere wetgeving U heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 19ka, lid 2, Nb-wet 1998 om één van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming.
- 5 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Ingevolge artikel 19ka, lid 1, Nb-wet 1998 en artikel 3:20 Algemene wet bestuursrecht stellen wij u er van in kennis dat voor de door u te verrichten activiteiten voor zover ons bekend ook de navolgende op de aanvraag te nemen besluiten mogelijk nodig zijn: Naam van het bestuursorgaan, bevoegd tot het nemen van het besluit. Gemeente Terschelling Rijkswaterstaat Noord Nederland
Wettelijk voorschrift krachtens welk het besluit wordt genomen. Aanlegvergunning (WABO) Vergunning op grond van de Waterwet (art 6.5,onder c, Waterwet jo art.6.13, lid 2, onder d, Waterbesluit)
A3.4. Betrokkenheid van een andere provincie waarin het betreffende Natura 2000gebied mede is gelegen Niet van toepassing.
A4.
Vergunningplicht
1. Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende natuur- en lichttoets hebben wij beoordeeld of het door u aangevraagde project en/of handeling schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van de verschillende gebieden, zoals beschreven in de instandhoudingsdoelstelling van de betrokken Natura 2000-gebieden. 2. Wij stellen vast dat: 2.1. het onder A1. omschreven project en/of handeling niet wordt gerealiseerd overeenkomstig een (vastgesteld) beheerplan als bedoeld in de artikelen 19a of 19b Nb-wet 1998; 2.2. het onder A1. omschreven project en/of de handeling weliswaar gevolgen kan hebben voor de Natura 2000-gebieden, maar dat het de instandhoudingsdoelstellingen daarvan niet in gevaar brengt, zodat het niet kan worden beschouwd als een plan of project dat significante gevolgen kan hebben voor de betrokken gebieden; 2.3. in het licht hiervan vergunning nodig is op grond van artikel 19d Nb-wet 1998. 3. Nu op voorhand valt uit te sluiten dat het voorgenomen project en/of de handeling significant negatieve gevolgen kan hebben voor het desbetreffende gebied, concluderen wij dat een passende beoordeling als bedoeld in artikel 19g, lid 2 niet nodig is, zodat wij kunnen volstaan met een verstorings- en verslechteringstoets (zijnde de natuurtoets). Wij verwijzen voor de motivering van dit oordeel naar onze overwegingen onder B. (Toetsing)
B.
Toetsing
B1.
Wettelijk kader
B1.1. Nb-wet 1998 1. Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt, dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten te realiseren of te verrichten, die gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, in een op grond van artikel 10a, lid 1, aangewezen gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 2. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.
- 6 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
3. Artikel 19e van de Nb-wet 1998 bepaalt dat bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 rekening moet worden gehouden met de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben, gelet op de instandhoudingdoelstelling van het betrokken gebied. Als er een op grond van artikel 19 a of 19 b Nb-wet 1998 vastgesteld beheerplan is, moet ook daarmee rekening worden gehouden. Zo’n plan is echter nog niet vastgesteld. 4. Voor de beoordeling van de vergunningaanvraag is het van belang na te gaan of, en in welke mate, het voorgenomen project en/of de handeling de doelstellingen kan aantasten zoals die zijn opgenomen in: De aanwijzingsbesluiten tot Natura 2000-gebieden ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Terschelling’ B1.2. Overig beleid in relatie tot vergunningverlening Nb-wet Op dit moment loopt voor o.m. de Natura 2000-gebieden in het Waddengebied (Waddeneilanden, Waddenzee en Noordzeekustzone) het proces om te komen tot een integraal beheerplan met verschillende deelbeheerplannen van de afzonderlijk Natura 2000 aanwijzingen. Eén van de stappen in dit proces is het toetsen van het bestaand gebruik in de verschillende Natura 2000-gebieden. Voor onderhavige aanvraag heeft dit ook plaatsgevonden voor het gebruik van het strandpaviljoen te Midsland aan Zee. Deze toetsing is uitgevoerd op het huidige strandpaviljoen met het huidige gebruik. Het resultaat van deze toetsing is dat deze activiteit geen negatief effect veroorzaakt. Het beheerplan is echter nog niet vastgesteld en heeft dus ook nog geen formele rechtskracht .
B2.
Inhoudelijke beoordeling
B2.1. Kwalificerende waarden 1. Het onder A1 genoemde project en/of handeling betreft een project en/of handeling die mogelijk een verstorend effect heeft op de in de aanwijzingsbesluiten opgenomen kwalificerende soorten van de VR en op de in de HR opgenomen kwalificerende soorten die tevens zijn opgenomen in de aanwijzingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Terschelling’. 2. De kwalificerende waarden van de betrokken Natura 2000-gebieden zijn in de aanwijzingsbesluiten verdeeld in kwalitatieve instandhoudingdoelstellingen voor vogelsoorten, habitatsoorten, en habitats (en mogelijk de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied). Voor de beschrijving van de betreffende Natura 2000-gebieden en de betreffende kwalificerende waarden verwijzen wij naar bijlage 2. 3. Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders van de Natura 2000gebieden ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Terschelling’. Daarbij worden eventuele verslechteringen en/of verstoringen besproken in het licht van de relevante kwalificerende waarden van genoemde gebieden. B2.2 . Selectie van relevante kwalificerende waarden Vogelrichtlijnsoorten Verstoring van rustende/foeragerende vogels De in de aanvraag beschreven activiteiten nabij/in de Natura 2000-gebieden ‘Noordzeekustzone' en ‘Duinen Terschelling’ zouden mogelijk verstoring kunnen veroorzaken van vogels die de gebieden gebruiken als rust- en/of foerageerplek. Het opvliegen van vogels tijdens de foerageer- dan wel rustperiode(n) betekent dat de vogels
- 7 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
minder kunnen eten en/of minder goed in staat zullen zijn om tijdens laagwater op strand en in de duinen opgenomen voedsel te verteren. Uit de lichttoets blijkt dat de uitstraling van het paviljoen beperkt zal zijn en alleen de directe omgeving betreft. Hinder als gevolg daarvan valt niet te verwachten. Het gebied in de directe nabijheid van het strandpaviljoen heeft geen specifieke waarde voor de in de gebieden aangewezen vogelsoorten (niet broedvogels). De betreffende vogelsoorten verblijven niet of nauwelijks in of in de directe omgeving van het strandpaviljoen. De nabije omgeving van het strandpaviljoen en dan m.n. de duinenrij wordt incidenteel gebruikt als (marginaal) foerageergebied door de soorten Blauwe en Bruine Kiekendief. Verstoring van broedende vogels De in de aanvraag beschreven activiteiten zouden mogelijk een verstoring kunnen veroorzaken van aanwezige broedende vogels in de Natura 2000-gebieden ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Terschelling’. In de nabije omgeving van het plangebied komen geen kwalificerende broedvogelsoorten, zoals de Bontbekplevier, Strandplevier en Dwergstern voor. Voor de andere aanwezige broedvogels kan de uitvoering van de werkzaamheden mogelijk wel enige verstoring geven. De werkzaamheden zullen daarom uitgevoerd worden buiten het broedseizoen. Gelet op het voorgaande is significante verstoring en verslechtering van het leefgebied van de kwalificerende broedvogelsoorten door de aangevraagde activiteiten in de omliggende gebieden in de Natura 2000-gebieden ‘Duinen Terschelling’ en ‘Noordzeekustzone’ bij voorbaat uitgesloten. De instandhoudingsdoelen voor de kwalificerende vogelsoorten komen op geen enkele wijze in gevaar. Habitattypen (natuurlijke habitats) Wij hebben de in de aanvraag beschreven activiteiten getoetst aan de in de Natura 2000gebieden ‘Duinen Terschelling’ en ‘Noordzeekustzone’ aanwezige ecologische waarden. Naar de aard van de aangevraagde activiteiten zullen eventuele negatieve effecten zich beperken tot het habitattype H2120 ‘Wandelende duinen op de strandwal met Ammomophilia arenaria – ‘Witte duinen’). Dit Habitattype wordt aangetroffen in de buitenste duinzone vanaf de zeereep enkele tientallen meters landinwaarts. In de nabije omgeving van de bouwlocatie (buiten de bouwlocatie) komende typische plantensoorten als zeemelkdistel en duinstinkzwam voor (niet beschermd op grond van de Nb-wet). Het type gaat landinwaarts over in het habitattype ‘Grijze duinen’. De bouwlocatie van het strandpaviljoen ligt ten noorden (buiten) en door de nieuwe locatie zelfs verder van dit habitattype. De geplande werkzaamheden hebben geen externe werking en zullen derhalve niet van invloed zijn op de omvang en kwaliteit van het habitattype H2120 ‘Witte duinen’. De bouwlocatie (en het werkterrein) zelf bevat nauwelijks begroeiing, behoudens een paar aangeplante helmpollen in de nabijheid van de strandovergang. Het strand wordt niet gekarakteriseerd als behorende bij een habitattype. Betreding door mensen van het habitattype ‘Witte duinen’ heeft geen enkel negatief effect. Dit habitat is juist gebaat bij een sterke dynamiek. De in de aanvraag beschreven activiteiten zijn voor de sloop- en bouwwerkzaamheden tijdelijk. De negatieve effecten van een (mogelijke) toename van gebruik in de nabije omgeving van het strandpaviljoen daarna zijn zeer beperkt.
- 8 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Gelet op het voorgaande is significante verstoring en verslechtering van de aangewezen en betrokken Habitattypen door de werkzaamheden in de Natura 2000-gebieden ‘Duinen Terschelling’ en ‘Noordzeekustzone’ bij voorbaat uitgesloten. De instandhoudingsdoelen voor de kwalificerende habitattypen komen op geen enkele wijze in gevaar. Habitatrichtlijnsoorten Het Natura 2000-gebied ‘Noordzeekustzone’ is aangewezen vanwege het voorkomen van de volgende kwalificerende soort(en): H1095 Zeeprik H1099 Rivierprik H1103 Fint H1351 Bruinvis H1364 Grijze zeehond H1365 Gewone zeehond De drie trekvissen Zeeprik, Rivierprik en Fint maken van het gebied gebruik voor migratie tussen zout en zoet water, waarbij ze de zout-zoet gradiënt als kompas gebruiken voor het vinden van openingen in de kust. In de situatie van Terschelling zullen ze daarom de hoofdstroom door de getijde(zee)gaten volgen en de vooroever nauwelijks binnendringen. Naar de aard van de voorgenomen activiteiten worden effecten op trekvissen zeker niet verwacht en hoeven daarom niet verder besproken te worden. Voor Bruinvissen geldt een verstoringafstand van 800-2.800m. Zij zullen zich voornamelijk ophouden in de zeegaten tussen de eilanden of verder de Noordzee op. Een op het strand aanwezig paviljoen zal hierop gelet op de verstoringafstand zeker geen invloed hebben. De belangrijkste ligplaatsen van de Grijze zeehond zijn de Richel/Engelschhoek tussen Vlieland en Terschelling. De Gewone zeehond ligt ter hoogte van de Jacobsruggen en de Boschplaat. Verstoring zou zich voor kunnen doen in de periode medio mei tot en met augustus wanneer de Gewone zeehond jongen werpt en zoogt en in de periode december tot en met februari wanneer de Grijze zeehond jongen ter wereld brengt. Op het deel van het Noordzeestrand waarop de aanvraag betrekking heeft komen echter geen reguliere rustplaatsen van zeehonden voor. Het kan wel voorkomen dat een of meerdere zeehonden hier gedurende een korte periode rusten. Om verstoringen te voorkomen zullen deze zeehonden gemeden moeten worden. Het Natura 2000-gebied ‘Duinen Terschelling’ is aangewezen vanwege het voorkomen van de volgende kwalificerende soort(en): H1903 Groenknolorchis H1831 Drijvende waterweegbree. De activiteiten hebben geen effect op groeiplaatsen van genoemde planten omdat deze in de directe omgeving niet voorkomen. Natuurschoon en natuurwetenschappelijke waarde Conform artikel 15a, lid 3, van de Natuurbeschermingswet 1998, heeft de instandhoudingsdoelstelling voor het op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied, voor het gedeelte van het gebied waarop de aanwijzing als beschermd natuurmonument betrekking had mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het
- 9 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het vervallen besluit. De aanwijzingsbesluiten Natura 2000 ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Terschelling’ bevatten geen doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis. Toetsing van de onderhavige aanvraag aan deze doelstelling is derhalve niet aan de orde.
B3.
Zienswijzen
B3.1. Bespreking van de ingediende zienswijzen en reacties Rijkswaterstaat Noord Nederland geeft o.m. het volgende weer in haar zienswijze: ‘RWS dienst Noord Nederland heeft geen inhoudelijke bedenkingen tegen het verlenen van bovengenoemde vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet. Echter vanuit de belangen als waterbeheerder heb ik de onderstaande opmerking die ingevolge art. 3:20 Algemene wet bestuursrecht in de mededelingen van uw vergunning opgenomen zouden kunnen worden. Voor het bouwen op het strand, zijnde de Noordzee, heb ik als waterbeheerder nadere regels gesteld in het kader van het in stand houden van de basiskustlijn. Gezien de omvang van de uitbreiding van het strandpaviljoen en het permanente karakter daarvan is er, ingevolge art 6.5 onder c Waterwet Jo art.6.13 lid 1 onder d, Waterbesluit, voor de bouw van het strandpaviljoen een watervergunning vereist.’ Tevens wordt het volgende weergegeven in de zienswijze: ‘Volledigheidshalve wil ik u nog attenderen op de in 2001 afgesloten intentieverklaring strandpaviljoens Friese Waddeneilanden. Onderdeel van deze intentieverklaring welke tot stand is gekomen tussen het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de gemeenten van de vier Friese Waddeneilanden, is een bijlage waarin een aantal voorwaarden zijn opgenomen die van belang zijn voor de situering van het paviljoen. In de intentieverklaring staat onder andere dat het permanente paviljoen circa 7 meter uit de duinvoet moet komen te staan. Een afschrift van deze brief heb ik tevens verstuurd naar Advocatenkantoor Logemann en V.O.F. Strandpaviljoen De Branding. Ik wil de belanghebbende tevens adviseren om eerst een vooroverleg met mij aan te gaan zodat de plannen van de belanghebbende nader toegelicht kunnen worden’. Behandeling zienswijze In paragraaf A3.3. wordt aangegeven dat er ook een vergunning nodig is op grond van de Waterwet. Naar aanleiding van de ontvangst van een afschrift van de zienswijze van Rijkswaterstaat heeft de initiatiefnemer inmiddels contact gezocht en is vooroverleg met Rijkswaterstaat gestart. De Waddenvereniging (verder: WV) geeft in haar zienswijze het volgende weer: ‘De Waddenvereniging heeft geen bezwaar tegen de herbouw van dit paviljoen, mits wordt vastgelegd, dat de bouw en aanpalende activiteiten ruim buiten het broedseizoen plaatsvinden en de overlast als gevolg van licht, geluid en verkeer tijdens de bouw alsmede
- 10 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
het te gebruiken gebied rondom het (toekomstige) gebouw zoveel mogelijk beperkt worden. Dit zal in de vergunningvoorwaarden duidelijk vastgelegd moeten worden. Wel valt op, dat er ten aanzien van de grootte van het nieuwe paviljoen (wat is in dit verband ‘iets groter’) en de inrichting nog veel onduidelijkheden bestaan. Overigens is de stelling in de voortoets, dat de strandovergang door exclavering geen deel uitmaakt van Natura 2000 niet juist en is de cumulatie niet correct toegepast. De Waddenvereniging maakt zich wel zorgen over de gevolgen van het (toenemende) gebruik van het paviljoen in de winter en het (vroege) voorjaar. Uit de vergunningaanvraag blijkt niet welke beperkingen ten aanzien van het gebruik in acht worden genomen. Zo is niet uitgesloten dat er een veel intensiever gebruik ontstaat, dat er bruiloften en partijen georganiseerd worden of dat het paviljoen als doel van strandrijders gebruikt zal worden, zodat de intensiteit van het strandrijden toeneemt of vele strandrijders hun auto aldaar – buiten het harde strandgedeelte – parkeren. De voortoets vertoont ten aanzien van de gevolgen van het (toenemende) gebruik grote gebreken. Ten eerste wordt er ten onrechte van uit gegaan, dat het gebruik tussen 1 april en 1 november (de huidige opstelling) niet hoeft te worden meegenomen. Zodra er tot uitbreiding wordt gekomen (en het gebruik dus niet meer voldoet aan de definitie van bestaand gebruik in artikel 1, onder m van de Nb-wet), dient al het gebruik getoetst te worden. Dus ook de effecten van een groter strandpaviljoen tijdens de periode 1 april tot en met 31 oktober op de kwetsbare strandbroeders (waarvan de strandplevier een herstelopgave heeft). Ten tweede zijn de mogelijke effecten van strandrijden in de voortoets geridiculiseerd door te verwijzen naar de mogelijke regelgeving door de gemeente of in het beheerplan Natura 2000. Nu deze andere regels er nog niet zijn, zijn significante effecten niet uitgesloten en zult u de vergunningaanvraag moeten aanhouden tot die regels er wel zijn of de vergunning moeten weigeren. Ten derde is er bij het gebruik niet ingegaan op de effecten van toenemend strandgebruik als gevolg van toenemend bezoek. Evenmin zijn de effecten van licht en geluid van het strandpaviljoen zelf en de bezoekers meegenomen. En tenslotte is er in de cumulatie alleen gekeken naar strandgebruik en niet naar andere activiteiten, die effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de Noordzeekustzone en Duinen Terschelling. Overigens wordt er in de vergunningaanvraag op geen enkele wijze aandacht besteed aan de handhaving van die eventuele regels. In dit verband helpt het niet, dat de eventuele handhaving over meerdere overheden is gespreid. In dit verband kan de vraag gesteld worden, waarom de aanvraag op grond van de Nb-wet niet aangehaakt is aan de aanvraag op grond van de Wabo. Zou dit één aanvraag bij de gemeente zijn neergelegd, dan zou ook de gemeente belast worden met de handhaving van de voorschriften op grond van de Nbwet’. Behandeling zienswijze In de vergunning zijn voorschriften opgenomen ten aanzien van de periode en de wijze van uitvoering van de sloop-, bouw- en exploitatieactiviteiten. Voor de beoordeling van mogelijke lichteffecten is een aparte toets aangeleverd en zijn er voorschriften gesteld.
- 11 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Het reguliere gebruik van het paviljoen zal in het kader van de opstelling van het Beheerplan Natura 2000 Terschelling worden beoordeeld. Voor de organisatie van evenementen, waarbij meer activiteiten rond het paviljoen zijn te verwachten, is als voorschrift opgenomen dat in dat geval een aanvullende beoordeling noodzakelijk is. Daarbij wordt overigens geconstateerd dat het bouwoppervlak weliswaar in geringe mate zal worden vergroot (70m²), maar dat het aantal zitplaatsen niet zal toenemen. Een grote toename van het reguliere gebruik van het paviljoen in de zomerperiode valt op grond daarvan niet te verwachten. Wij hebben geen reden om aan het gestelde in de natuurtoets te twijfelen. Ook de WV geeft geen nadere informatie waarom wij tot een ander standpunt moeten komen. Het gebruik van het strand voor het gemotoriseerde verkeer in de periode 1 november – 1 april in het algemeen en het mogelijke gebruik van het paviljoen als reisdoel voor gemotoriseerd verkeer in de winterperiode in het bijzonder zal in het kader van de opstelling van het Beheerplan Natura2000 Terschelling worden beoordeeld en gereguleerd. Daarnaast is het gemotoriseerde verkeer op het strand gereguleerd in de APV Terschelling, ook wel ‘strandnotitie’ genoemd. Hierin is een parkeerverbod op het strand opgenomen en zijn tochten door primaire duinvorming verboden. Het gedeelte van het strand waar het strandpaviljoen is gelegen en de directe omgeving van het paviljoen heeft geen bijzondere betekenis voor kwalificerende strandbroeders. Het betreft dan ook het in recreatieve zin drukste deel van het strand van Terschelling. Effecten als gevolg van het gebruik van het gebied in het zomer- (recreatieve activiteiten) en winterseizoen (verkeersactiviteiten met het mogelijk stuk rijden van potentiële broedplaatsen) zijn daardoor zeer gering of nihil te noemen. Ook een cumulatie met andere activiteiten is hierdoor niet aan de orde. Ten aanzien van een beoordeling van een activiteit in het kader van de Nb-wet heeft de initiatiefnemer de vrijheid het traject van beoordeling te kiezen. Daarbij kan worden aangesloten bij een procedure in het kader van de Wabo, maar ook een aparte beoordeling behoort tot de mogelijkheden. Voor de handhaving van de voorschriften zullen afspraken gemaakt worden met de verschillende toezichthoudende instanties.
C.
Conclusie
Op grond van het voorgaande hebben wij de zekerheid dat het onder A1. omschreven project weliswaar gevolgen kan hebben voor de betreffende Natura 2000-gebieden, maar de instandhoudingsdoelstellingen daarvan zeker niet in gevaar zal brengen. Het project kan daarom niet kan worden beschouwd als een plan of project dat significante gevolgen kan hebben voor de betrokken gebieden. In het licht hiervan is vergunning nodig op grond van artikel 19d Nb-wet 1998. Nu op voorhand valt uit te sluiten dat het voorgenomen project significant negatieve gevolgen kan hebben voor het desbetreffende gebied, concluderen wij dat volstaan kan worden met een verstorings- en verslechteringstoets (de ‘natuurtoets vervanging strandpaviljoen ‘De Branding’ te Midsland op Terschelling). Door het stellen van voorschriften en beperkingen, worden eventuele negatieve effecten voor de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden naar ons oordeel voldoende voorkomen dan wel beperkt tot een minimum.
- 12 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Bijlage 2
NATURA 2000 – NOORDZEEKUSTZONE (nr 007)
13-07-2010
.
1. Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. De Europese Unie wil de biologische variatie waarborgen door de natuurlijke leefgebieden van de wilde flora en fauna in stand te houden. Daartoe wordt een netwerk van “Speciale Beschermingszones” (SBZ’s) opgericht. Dit netwerk, dat door de lidstaten wordt aangewezen, heet “Natura 2000”. In Nederland wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hiervoor gebieden aan als Natura 2000 gebied. Zij bevatten de SBZ’s die via de Vogelrichtlijn (VR) uit 1979 zijn ingesteld en de SBZ’s die via de Habitatrichtlijn (HR) uit 1992 worden ingesteld.
Vogelrichtlijn. In artikel 4.1 en Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vogelsoorten genoemd die in Europa bijzondere bescherming behoeven. Artikel 4.2 VR gaat in op de bescherming van overige trekvogelsoorten in de lidstaten. In de SBZ’s van de Vogelrichtlijn moeten de populaties van de wilde broed- en trekvogels worden beschermd.
Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn bevat een viertal bijlagen. In bijlage I (habitats) en bijlage II (dier- en plantensoorten) worden de habitats en soorten genoemd waarvoor SBZ’s moeten worden aangewezen. In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die ook buiten SBZ’s een bijzonder strikte bescherming genieten (in Nederland geschiedt dat op basis van de Flora- en Faunawet). Sommige habitattypen en soorten zijn “prioritair”: zij lopen het gevaar te verdwijnen. Zij zijn in de bijlagen van de HR met een sterretje (*) gekenmerkt.
Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van Natura 2000 gebieden in Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs vormgegeven: 1. 2. 3.
Een gebied wordt door Nederland aangemeld bij de EU, die het betreffende gebied vervolgens op een lijst van te beschermen gebieden zet. Daarna wordt het gebied door de minister van LNV in een aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied. Nadat het gebied definitief is aangewezen moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het betreffende gebied in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied.
Dit alles is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Uiteindelijk zullen in Nederland 167 Natura 2000 gebieden worden beschermd. Op de website van het Regiebureau Natura 2000 (http://www.natura2000.nl/) kan de actuele status van de aanwijzingen en de beheerplannen van alle gebieden worden gevolgd. Uiterlijk december 2013 moeten er definitieve beheerplannen zijn voor de Nederlandse N2000 gebieden. Voor 5 gebieden op de Noordzee hangt het verdere verloop af van het moment dat zij op de officiële Europese lijst van te beschermen gebieden worden geplaatst door de EU.
- 13 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
2. Bevoegdheid. Om te voorkomen dat activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied moeten bevoegde autoriteiten deze vooraf toetsen (de zg. Habitattoets). In Nederland is e.e.a. als volgt geregeld: 1. De minister van LNV wijst ingevolge artikel 10a van de Nb-wet gebieden aan ter uitvoering van de VR en de HR. 2. Ingevolge artikel 1 sub n,10 jo. artikel 2 lid 1 en/of artikel 2a lid 2 Nb-wet 1998 zijn wij bevoegd om een vergunning op basis van artikel 19d te verlenen of te weigeren. 3. Een project of andere handeling behoeft een vergunning als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor zo’n aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dat blijkt uit artikel 19d, lid 1, gelezen in samenhang met lid 2, van de Nb-wet. 4. Bij het verlenen van zo’n vergunning verplicht artikel 19e van de Nb-wet ons om rekening te houden met de gevolgen die een project of andere handeling, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, kan hebben voor het aangewezen gebied. Als deze afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, moet alvorens wij een besluit nemen op de aanvraag een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Deze toets wordt aangeduid als de Habitattoets. De verplichting daartoe vloeit voort uit de HR. 5. Een passende beoordeling is verplicht voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. (Aldus het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in zijn arrest van 7 september 2004 in zaak C-127/02 [AB 2004, 365]). In gevallen waarin een plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelen daarvan niet in gevaar brengt bestaat die verplichting niet. Een vergunning kan dan met de “lichtere” verstorings- en verslechteringstoets worden verleend, als door het stellen van voorschriften en beperkingen de te verwachten gevolgen naar ons oordeel voldoende kunnen worden voorkomen.
3. Aanwijzingsbesluiten Noordzeekustzone De minister van LNV heeft het gebied “Noordzeekustzone” op 21 april 2010 ingevolge artikel 10a van de Nb-wet aangewezen als Natura 2000 gebied, ter uitvoering van de VR en de HR. Met dit besluit wordt het gebied aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Tevens worden met dit besluit de besluiten tot de aanwijzingen als speciale beschermingszones onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. De instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000 gebied Noordzeekustzone staan in de tabel aan het eind van deze gebiedsbeschrijving. Ingevolge artikel 15a, tweede en derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt van rechtswege de status van het Staatsnatuurmonument Boschplaat (aangewezen op 8 november 1974). De wezenlijke kenmerken en waarden van dit natuurmonument (natuurschoon en natuurwetenschappelijke betekenis) dienen, voor zover deze aan de orde zijn, binnen de beoordeling van de voorgenomen activiteit aan de orde te komen (art 15a, derde lid).
4. Gebiedsbeschrijving. Het Natura 2000-gebied “Noordzeekustzone” heeft betrekking op de Noordzeekust van de Provincies Noord Holland, Fryslân en Groningen (van Petten tot de Eems). De buitengrens ligt op 3 zeemijl van de kustlijn.
- 14 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Het zandige kustgebied bestaat uit kustwateren, ondiepten en enkele zandbanken en is van belang als rusten voedselgebied voor zeehonden, meeuwen, sterns, zeeduikers en zee-eenden. Met name de zandbanken met Spisula (Nonnetje) in de Noordzeekustzone vormen een belangrijke voedselbron voor de duikende eenden. Permanent met zeewater overstroomde zandbanken komen vooral voor in de buitendelta’s van de zeegaten tussen de Waddeneilanden en zijn van oudsher een belangrijk broedgebied voor kleine, kustgebonden pleviertjes. De wateren van de Noordzeekustzone zijn van belang als foerageergebied voor zeevogels. Daarbij gaat het enerzijds om viseters, vooral op die plaatsen waar verschillende watermassa’s samenkomen en anderzijds om benthoseters (benthos = bodem), die veelal op schelpdieren foerageren. De stranden hebben een foerageerfunctie voor Drieteenstrandlopers (belangrijkste gebied na de Waddenzee) en een rustfunctie voor diverse soorten steltlopers die elders in het Waddengebied foerageren. Daarbij is er uitwisseling met de kweldergebieden aan de andere kant van de eilanden, afhankelijk van wind, waterhoogte en verstoring. In de tabel hieronder staan de kwalificerende habitats en soorten uit het aanwijzingsbesluit. In de kolom “kwal.” (kwaliteit) is aangegeven of er voor resp. oppervlakte en kwaliteit een behoudsopgave geldt (=) of een uitbreidings- of herstelopgave(+). Noordzeekustzone, aanwijzing februari 2009, kwalificerende habitats en soorten Nr
Doel popul.
Naam
Draagkr acht
Doel opp.
Doel kwal
Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I, cursief: prioritair habitat) H1110
Permanent overstroomde zandbanken
=
=
H1140
Slik- en zandplaten, subtype B (Noordzeekustzone)
=
=
H1310
Zilte pionierbegroeiingen, Zeekraal (subtype A)
=
=
Zilte pionierbegroeiingen, Zeevetmuur (subtype B)
=
=
H1330
Schorren en zilte graslanden, subtype A (buitendijks)
=
=
H2110
Embryonale duinen
=
=
H2190
Vochtige duinvalleien, kalkrijk (subtype B)
=
=
Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II, cursief: prioritaire soort) H1095
Zeeprik
+
=
=
H1099
Rivierprik
+
=
=
H1103
Fint
+
=
=
H1351
Bruinvis
=
=
=
H1364
Grijze zeehond
=
=
=
H1365
Gewone zeehond
=
=
=
Vogelrichtlijn: broedvogels (paren, cursief: VR art 4.1 bijlage I) A137
Bontbekplevier
20 paar
=
=
A138
Strandplevier
20 paar
+
+
A195
Dwergstern
5 paar
+
+
A001
Roodkeelduiker
-
=
=
A002
Parelduiker
-
=
=
A017
Aalscholver
1.900
=
=
A048
Bergeend
520
=
=
A062
Toppereend
-
=
=
Vogelrichtlijn: niet-broedvogels (seizoensmaximum)
- 15 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Noordzeekustzone, aanwijzing februari 2009, kwalificerende habitats en soorten Doel popul.
Draagkr acht
Doel opp.
Doel kwal
Nr
Naam
A063
Eider (midwinteraantallen)
26.200
=
=
A065
Zwarte zee-eend (midw.aantallen)
51.900
=
=
A130
Scholekster
3.300
=
=
A132
Kluut
120
=
=
A137
Bontbekplevier
510
=
=
3.200
=
=
560
=
=
A141
Zilverplevier
A143
Kanoet
A144
Drieteenstrandloper
2.000
=
=
A149
Bonte strandloper
7.400
=
=
A157
Rosse grutto
1.800
=
=
A160
Wulp
640
=
=
A169
Steenloper (seizoensgemiddelde)
160
=
=
A177
Dwergmeeuw
-
=
=
- 16 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Bijlage 2
NATURA 2000 - DUINEN TERSCHELLING (nr 004)
15-06-2010
1. Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. De Europese Unie wil de biologische variatie waarborgen door de natuurlijke leefgebieden van de wilde flora en fauna in stand te houden. Daartoe wordt een netwerk van “Speciale Beschermingszones” (SBZ’s) opgericht. Dit netwerk, dat door de lidstaten wordt aangewezen, heet “Natura 2000”. In Nederland wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hiervoor gebieden aan als Natura 2000 gebied. Zij bevatten de SBZ’s die via de Vogelrichtlijn (VR) uit 1979 zijn ingesteld en de SBZ’s die via de Habitatrichtlijn (HR) uit 1992 worden ingesteld.
Vogelrichtlijn. In artikel 4.1 en Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vogelsoorten genoemd die in Europa bijzondere bescherming behoeven. Artikel 4.2 VR gaat in op de bescherming van overige trekvogelsoorten in de lidstaten. In de SBZ’s van de Vogelrichtlijn moeten de populaties van de wilde broed- en trekvogels worden beschermd.
Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn bevat een viertal bijlagen. In bijlage I (habitats) en bijlage II (dier- en plantensoorten) worden de habitats en soorten genoemd waarvoor SBZ’s moeten worden aangewezen. In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die ook buiten SBZ’s een bijzonder strikte bescherming genieten (in Nederland geschiedt dat op basis van de Flora- en Faunawet). Sommige habitattypen en soorten zijn “prioritair”: zij lopen het gevaar te verdwijnen. Zij zijn in de bijlagen van de HR met een sterretje (*) gekenmerkt.
Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van Natura 2000 gebieden in Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs vormgegeven: 4. 5. 6.
Een gebied wordt door Nederland aangemeld bij de EU, die het betreffende gebied vervolgens op een lijst van te beschermen gebieden zet. Daarna wordt het gebied door de minister van LNV in een aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied. Nadat het gebied definitief is aangewezen moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het betreffende gebied in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied.
Dit alles is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Uiteindelijk zullen in Nederland 167 Natura 2000 gebieden worden beschermd. Op de website van het Regiebureau Natura 2000 (http://www.natura2000.nl/) kan de actuele status van de aanwijzingen en de beheerplannen van alle gebieden worden gevolgd. Uiterlijk december 2013 moeten er definitieve beheerplannen zijn voor de Nederlandse N2000 gebieden. Voor 5 gebieden op de Noordzee hangt het verdere verloop af van het moment dat zij op de officiële Europese lijst van te beschermen gebieden worden geplaatst door de EU.
- 17 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
2. Bevoegdheid. Om te voorkomen dat activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied moeten bevoegde autoriteiten deze vooraf toetsen (de zg. Habitattoets). In Nederland is e.e.a. als volgt geregeld: 6. De minister van LNV wijst ingevolge artikel 10a van de Nb-wet gebieden aan ter uitvoering van de VR en de HR. 7. Ingevolge artikel 1 sub n,10 jo. artikel 2 lid 1 en/of artikel 2a lid 2 Nb-wet 1998 zijn wij bevoegd om een vergunning op basis van artikel 19d te verlenen of te weigeren. 8. Een project of andere handeling behoeft een vergunning als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor zo’n aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dat blijkt uit artikel 19d, lid 1, gelezen in samenhang met lid 2, van de Nb-wet. 9. Bij het verlenen van zo’n vergunning verplicht artikel 19e van de Nb-wet ons om rekening te houden met de gevolgen die een project of andere handeling, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, kan hebben voor het aangewezen gebied. Als deze afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, moet alvorens wij een besluit nemen op de aanvraag een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Deze toets wordt aangeduid als de Habitattoets. De verplichting daartoe vloeit voort uit de HR. 10. Een passende beoordeling is verplicht voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. (Aldus het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in zijn arrest van 7 september 2004 in zaak C-127/02 [AB 2004, 365]). In gevallen waarin een plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelen daarvan niet in gevaar brengt bestaat die verplichting niet. Een vergunning kan dan met de “lichtere” verstorings- en verslechteringstoets worden verleend, als door het stellen van voorschriften en beperkingen de te verwachten gevolgen naar ons oordeel voldoende kunnen worden voorkomen.
3. Aanwijzingsbesluiten Duinen Terschelling De minister van LNV heeft het gebied “Duinen Terschelling” op 26 februari 2009 ingevolge artikel 10a van de Nb-wet aangewezen als Natura 2000 gebied, ter uitvoering van de VR en de HR. Met dit besluit wordt het gebied “Duinen Terschelling” aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Tevens worden met dit besluit de besluiten tot de aanwijzingen als speciale beschermingszones onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. De instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000 gebied Duinen Terschelling staan in de tabel aan het eind van deze gebiedsbeschrijving. Ingevolge artikel 15a, tweede en derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt van rechtswege de status van het Staatsnatuurmonument Boschplaat. Met de inwerkingtreding van de Nbwet 1998 op 1 october 2005 is dit aanwijzingsbesluit vervallen. De wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurmonument (natuurschoon en natuurwetenschappelijke betekenis) dienen, voor zover deze aan de orde zijn, binnen de beoordeling van de voorgenomen activiteit aan de orde te komen (art 15a, derde lid).
- 18 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
bron: www.minlnv.nl
4. Gebiedsbeschrijving. Het Natura 2000-gebied “Duinen Terschelling” beslaat het westelijk en noordelijk duingebied van het eiland. De strand- en kwelderduinen zijn bij resp. de Noordzeekustzone en de Waddenzee gerekend. Het gele gebied (ongeveer de bosgebieden) is Habitatrichtlijngebied, het bruine gebied is een deel van het (straks voormalige) staatsnatuurmonument “de Boschplaat”. De Duinen van Terschelling behoren, net als Vlieland, tot de meest kalkarme duingebieden van de Waddeneilanden. Er komen dan ook vooral uitgestrekte droge duingraslanden en heidebegroeiingen voor, met daarin vele bijzondere soorten korstmossen, mossen en hogere planten. De daartussen gelegen duinvalleien vertonen een scala aan variatie, van open water tot knopbiesbegroeiingen en zure berkenbossen. Het westelijk deel van het duingebied, de Noordvaarder, is echter jong en kent daardoor nog gedeelten die kalkhoudend zijn met daaraan gekoppeld gradiënten naar ontkalkte gedeelten. Er is een goed ontwikkeld en natuurlijk duinsysteem aanwezig met floristisch rijke duinhellingen, primaire valleien met aan de randen korte gradiënten van droog-nat, zoet-zout en zuur-basisch en zeer veel pioniersituaties. In het gebied zijn dan ook alle typerende duinvalleivegetaties aanwezig. Ten zuidoosten hiervan ligt het groene strand, met een duinbeek. Daar is, vanwege het voorkomen van gradiënten van nat naar droog, een grote diversiteit aan plantensoorten aanwezig. Hier is tevens sprake van zo’n sterke voeding van grondwater vanuit de Noordvaarder dat lokaal veenvormende vegetaties tot ontwikkeling komen. Hetzelfde fenomeen doet zich voor ter hoogte van de Kooibosjes in de binnenduinrand waar een sterke kwel vanuit het aangrenzende duinmassief de sturende factor is. Ten noorden van De Boschplaat (behorend tot Natura 2000 gebied Waddenzee) ligt een duingebied waar het zand vrij kan stuiven en waar per saldo kustafslag plaatsvindt. Het gebied omvat ook enige boscomplexen die bestaan uit aangeplant naald- en loofbos en spontane opslag. In de tabel hieronder staan de kwalificerende habitats en soorten uit het aanwijzingsbesluit. In de kolom “kwal.” (kwaliteit) is aangegeven of er voor resp. oppervlakte en kwaliteit een behoudsopgave geldt (=) of een uitbreidings- of herstelopgave (+).
- 19 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704
Duinen Terschelling, aanwijzingsbesluit februari 2009, kwalificerende habitats en soorten Nr
Naam
doel
Kwal.
Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I, cursief: prioritair habitat) H1310
Eenjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met o.a. Zeekraal
==
H1330
Atlantische schorren, Subtype A (buitendijks)
==
H2110
Embryonale duinen
==
H2120
Witte duinen
==
H2150
Grijze duinen Subtype A (kalkrijk) subtype B (kalkarm) subtype C (heischraal) Duinheiden met Kraaiheide Subtype A (vochtig) Subtype B (droog) Duinheiden met Struikhei
H2160
Duindoornstruwelen
==
H2170
Kruipwilgstruwelen
==
H2130
H2140
H2180
H2190
H6230
== ++ ++ =+ =+ ==
Duinbossen Subtype A (droog) Subtype B (vochtig) Subtype C (binnenduinrand) Vochtige duinvalleien Subtype A (open water) Subtype B (kalkrijk) Subtype C (ontkalkt) Subtype D (hoge moerasplanten)
++ ++ == ++ += ++ ==
Heischrale graslanden
++
Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II, cursief: prioritaire soorten) H1831
Drijvende waterweegbree
==
H1903
Groenknolorchis
==
Vogelrichtlijn: broedvogels (paren, cursief: VR, art 4.1 Bijlage I) A004
Dodaars
20
==
A081
Bruine kiekendief
45
==
A082
Blauwe kiekendief
40
++
A137
Bontbekplevier
10
++
A138
Strandplevier
10
++
A195
Dwergstern
20
++
A222
Velduil
10
++
A275
Paapje
25
++
A277
Tapuit
100
++
A295
Rietzanger
120
==
- 20 / 20 -
Ons kenmerk: 00965704