UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Bioanalyse Eenheid Farmaceutische Zorg Academiejaar 2012-2013
ADVIESVERSTREKKING IN DE APOTHEEK OMTRENT GENEESMIDDELALCOHOL INTERACTIES
Sophie BRUNEEL Eerste Master in de Farmaceutische Zorg
Promotor
Prof. Dr. K. Boussery
Commissarissen
Prof. Dr. J. Van de Voorde Dr. E. Mehuys
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Bioanalyse Eenheid Farmaceutische Zorg Academiejaar 2012-2013
ADVIESVERSTREKKING IN DE APOTHEEK OMTRENT GENEESMIDDELALCOHOL INTERACTIES
Sophie BRUNEEL Eerste Master in de Farmaceutische Zorg
Promotor
Prof. Dr. K. Boussery
Commissarissen
Prof. Dr. J. Van de Voorde Dr. E. Mehuys
AUTEURSRECHT “De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van de resultaten uit deze masterproef.”
4 juni 2013
Promotor Prof. Dr. Koen Boussery
Auteur Sophie Bruneel
SAMENVATTING Doel: Het doel van deze masterproef is de huidige situatie in kaart te brengen i.v.m. de kennis over alcohol en geneesmiddel-alcohol interacties in de officina. Methode: Er werd een steekkaart gemaakt, waarin voor meer dan 250 stofnamen het juiste advies inzake alcohol is weergegeven. Er werden 50 apotheken bezocht in drie provincies met de opgestelde vragenlijst. Resultaten: De kennis van de apothekers over de alcoholinhoud van één eenheid alcohol en de kennis over de limieten van problematisch alcoholgebruik is pover. Slechts 12% van de bevraagde apothekers kende het correcte antwoord. Bijscholingen worden door de apothekers als voornaamste bron opgegeven om hun kennis te verbeteren. De antibiotica worden te algemeen beschouwd als geneesmiddelklasse waarbij moet worden opgelet met het gebruik van alcohol terwijl alle andere geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen die vermeld werden, wel degelijk stoffen en/of klassen waren waarbij moet opgelet worden. Zo goed als alle geneesmiddelen waarbij alcohol effectief afgeraden wordt, werden vermeld. Vraag vanuit de patiënten zelf naar alcohol bij therapie gebeurt voornamelijk wanneer antibiotica worden ingenomen en/of wanneer de feestdagen voor de deur staan. De meerderheid (76%) is van mening dat ze in hun functie als apotheker het recht hebben te vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt, terwijl slechts een minderheid (34%) effectief die vraag stelt. De meerderheid (68%) is ook van mening dat de patiënt een bezwaar zou hebben tegen het vragen naar zijn alcoholgebruik. De meerderheid (90%) vindt het integreren van informatie in de software, o.a. inzake alcoholgebruik, nuttig. Klinisch relevante bijwerkingen door een interactie met alcohol omvatten voornamelijk disulfiramachtige reacties of een versterking van het onderdrukkende effect op het centraal zenuwstelsel. De steekkaart werd positief onthaald. De voornaamste opmerking op zijn huidige vorm was de voorkeur voor een alfabetische schikking per blad in plaats van per kolom. Conclusie: Over het algemeen kan de huidige situatie inzake kennis over alcohol en geneesmiddel-alcohol interacties vrij positief geëvalueerd worden, met uitzondering van de kennis inzake alcoholinhoud van één eenheid alcohol, de grens van problematisch alcoholgebruik alsook het advies bij de antibiotica.
DANKWOORD
Graag wil ik volgende mensen danken voor de hulp bij het realiseren van deze masterproef. Eerst en vooral wil ik Prof.Dr. Koen Boussery danken voor de opportuniteit om aan dit onderzoek deel te nemen, alsook voor het nalezen van de masterproef. Daarnaast wil ik zeker en vast mijn begeleidster Elke Joos hartelijk danken, voor het veelvuldig nalezen, de nuttig tips en inspiratie, de oppeppers indien nodig en het vertrouwen; kortom, voor alle steun en hulp. Mijn medestudente Katrien Van Meirhaeghe verdient ook dank: voor de vlotte samenwerking tijdens de gezamenlijke onderdelen van de masterproef alsook voor de steun gedurende deze periode. Tevens wil ik de deelnemende apothekers danken voor hun bereidwilligheid. Verder wil ik ook mijn vrienden danken, aangezien ik steeds bij hen terecht kan. Hierbij mag mijn vriend niet ontbreken; hij heeft de afgelopen weken altijd een luisterend oor geboden, het volste vertrouwen in mij gehad en mij gemotiveerd. Tot slot dank ik mijn familie, ondermeer. mijn zus en oom voor het nalezen van de masterproef en in het bijzonder mijn ouders, voor de mogelijkheden die ik krijg, de goede zorgen en de vele liefde, niet alleen nu maar gedurende mijn hele opleiding.
LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN 5HT3: 5-hydroxytryptamine type 3 ADH: Alcohol dehydrogenase ALDH: Aldehyde dehydrogenase AUDIT: Alcohol Use Disorders Identification Test BCFI: Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie COX: Cyclooxygenase CYP: Cytochroom P450 GABA: Gamma-aminobutyric acid (gamma-aminoboterzuur) IPSA: Instituut voor Permanente Studie voor Apothekers MEOS: Microsomal Ethanol-Oxidizing System (microsomaal ethanol-oxiderend systeem) NADH(2)/NAD⁺: Nicotinamide Adenine Dinucleotide NADP(H): Nicotinamide Adenine Dinucleotide Phosphate (nicotinamide adenine dinucleotide fosfaat) NMDA: N-methyl-D-aspartaat NO: Stikstofmonoxide NSAID:
Non-Steroidal
Anti-Inflammatory
drugs
(niet-steroïdale
anti-inflammatoire
geneesmiddelen) RIZIV = Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering SSRI: Selective Serotonin Reuptake Inhibitor (selectieve serotonine reuptake inhibitor) WHO: World Health Organization (wereldgezondheidsorganisatie)
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING .................................................................................................................... 1 1.1. ALCOHOL ...................................................................................................................... 1 1.1.1. Farmacokinetiek ........................................................................................... 1 1.1.1.1. Absorptie ...................................................................................................... 1 1.1.1.2. Distributie..................................................................................................... 2 1.1.1.3. Metabolisatie ............................................................................................... 2 1.1.1.4. Eliminatie ..................................................................................................... 4 1.1.2. Factoren die de farmacokinetiek beïnvloeden ............................................... 5 1.1.2.1. Geslacht........................................................................................................ 5 1.1.2.2. Genetisch polymorfisme .............................................................................. 6 1.1.2.3. Leeftijd ......................................................................................................... 7 1.1.2.4. Hoeveelheid alcoholgebruik ........................................................................ 8 1.1.3. Farmacologie ................................................................................................ 8 1.1.3.1. Mechanisme ................................................................................................. 8 1.1.3.2. Effecten ........................................................................................................ 9 1.1.4. Prevalentie ................................................................................................... 9 1.2. GENEESMIDDEL-ALCOHOL INTERACTIES ................................................................... 10 1.2.1. Farmacokinetische interacties..................................................................... 11 1.2.1.1. Verhoging van de alcoholconcentratie in het bloed.................................. 11 1.2.1.2. Invloed van alcohol op afbraak van geneesmiddelen ............................... 12 1.2.1.3. Disulfirameffect ......................................................................................... 12 1.2.1.4. Rood aanlopen van het gezicht.................................................................. 13 1.2.2. Farmacodynamische interacties .................................................................. 13 1.2.2.1. Versterking van het effect op het centraal zenuwstelsel .......................... 13 1.2.2.2. Hypotensief effect...................................................................................... 14 1.2.2.3. Gevaar op gastro-intestinale bloedingen .................................................. 14 1.2.2.4. Hypoglycemisch effect ............................................................................... 15 1.3. ROL APOTHEKER IN PREVENTIE INTERACTIES............................................................ 15 1.3.1. Rol in geneesmiddel-geneesmiddel interacties ............................................ 15 1.3.2. Rol in geneesmiddel-alcohol interacties ...................................................... 17
1.3.3. Besluit ........................................................................................................ 18 2. OBJECTIEVEN.............................................................................................................. 19 3. METHODEN ................................................................................................................ 20 3.1. ONTWIKKELING STEEKKAART .................................................................................... 20 3.2. VRAGENLIJST .............................................................................................................. 20 3.2.1. Open/gesloten vragen ................................................................................ 20 3.2.2. Ontwikkeling .............................................................................................. 21 3.3. TERREINONDERZOEK ................................................................................................. 21 3.3.1. Dataverzameling......................................................................................... 21 3.3.2. Data-analyse .............................................................................................. 22 4. RESULTATEN EN DISCUSSIE ......................................................................................... 23 4.1. ONTWIKKELING STEEKKAART .................................................................................... 23 4.2. STEEKPROEF ............................................................................................................... 23 4.3. RESULTATEN VRAGENLIJST ........................................................................................ 25 4.3.1. Kennis van alcohol ...................................................................................... 25 4.3.1.1. Inschatten en bijschaven kennis ................................................................ 25 4.3.1.2. Kennis inhoud alcoholische drank en limiet problematisch alcoholgebruik ................................................................................................................... 25 4.3.1.3. Verschil in farmacokinetiek........................................................................ 27 4.3.2. Geneesmiddel-alcohol interacties ............................................................... 28 4.3.2.1. Advies i.v.m. alcohol bij therapie ............................................................... 28 4.3.2.2. Informatie i.v.m. alcohol bij therapie ........................................................ 34 4.3.2.3. Tijdstip waarop advies wordt verstrekt i.v.m. alcohol bij therapie ........... 35 4.3.2.4. Spontane vraag naar alcohol bij therapie .................................................. 36 4.3.2.5. Kennis folder APB “Geneesmiddelen en alcohol?” ................................... 36 4.3.2.6. Klinisch relevante bijwerkingen door interactie met alcohol .................... 36 4.3.3. Alcoholgebruik ........................................................................................... 38 4.3.3.1. Apotheker en problematisch alcoholgebruik ............................................ 38 4.3.3.2. Apotheeksoftware en problematisch alcoholgebruik ............................... 38
4.3.4. Opinie apothekers over steekkaart ............................................................. 40 4.4. BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK ........................................................................ 42 5. CONCLUSIE ................................................................................................................. 43 6. LITERATUURLIJST........................................................................................................ 45
1. INLEIDING 1.1. ALCOHOL Ethanol of C2H6O is een kleine molecule (zie Figuur 1.1). Ze is zowel water- als vetoplosbaar.1 Deze stof heeft een hoge energiewaarde van 7,1 kcal/g.2
Figuur 1.1: Structuur ethanol.
3
1.1.1. Farmacokinetiek 1.1.1.1. Absorptie Alcohol (of ethanol) wordt gemakkelijk geabsorbeerd in de gastro-intestinale tractus4, via passieve diffusie.5 In de maag wordt 10 tot 30% van de opgenomen hoeveelheid alcohol geabsorbeerd, afhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van voedsel.6 Alcohol wordt nagenoeg volledig geabsorbeerd in nuchtere toestand7; na 30 minuten is de maximale bloed-alcohol spiegel al bereikt.4 Na een maaltijd is deze beschikbaarheid gereduceerd tot slechts 66% van de voorspelde waarde bij vrouwen en tot 72% bij mannen.7 De aanwezigheid van voedsel in de maag vertraagt de absorptie van alcohol door het vertragen van de maaglediging.4 De alcohol verblijft langer in de maag, waar de absorptie opvallend trager is dan in het duodenum, waar de absorptie zeer snel is.8 Met andere woorden, voor een gelijke hoeveelheid alcohol, zal een nuchter persoon sneller effect ondervinden dan een persoon die pas gegeten heeft. In Figuur 1.2 wordt de invloed van verschillende soorten maaltijden, namelijk een vetrijke, een eiwitrijke en een koolhydraatrijke, op de absorptie van alcohol afgebeeld, naast de absorptie in nuchtere toestand en na intraveneuze toediening bij negen gezonde mannen (grafiek a -> e). In grafiek f, welke de gemiddelde bloed-alcohol curves weergeeft voor de verschillende toestanden, is te zien dat de aanwezigheid van voedsel de bloed-alcoholspiegels verlaagt. Merk ook het verschil op tussen de curve die de
1
intraveneuze toediening voorstelt (e) en de curve die de spiegels weergeeft in nuchtere toestand (d). Dit verschil is te wijten aan het first-pass metabolisme (zie 1.1.1.3).9
Figuur 1.2: Concentratie-tijd profielen van alcohol voor negen gezonde mannen na toediening van 0,30 g alcohol per kg lichaamsgewicht in 15 min onder verschillende omstandigheden; (a) vetrijke maaltijd, (b) koolhydraatrijke maaltijd, (c) eiwitrijke maaltijd, (d) lege maag, (e) intraveneus infuus over 30 min, (f) de gemiddelde (n=9) bloed-alcohol curves voor de verschillende omstandigheden (donkere cirkel: intaveneus, witte cirkel: lege maag, donkere driehoek: vetrijke maaltijd, witte driehoek: koolhydraatrijke maaltijd, ster: eiwitrijke maaltijd).
9
1.1.1.2. Distributie Net zoals de absorptie gebeurt ook de distributie van alcohol vlot. Alcohol verdeelt zich
homogeen
over
het
totale
lichaamswater.10
Hierdoor
benaderen
de
weefselconcentraties de plasmaconcentratie van alcohol. Aangezien de hersenen een grote bloedflow hebben en aangezien alcohol gemakkelijk biologische membranen passeert, stijgt de concentratie van alcohol snel in dit orgaan.4 1.1.1.3. Metabolisatie Alcohol kan op verschillende manieren in het lichaam worden gemetaboliseerd. De voornaamste metabolische activiteit wordt waargenomen in de lever en (in mindere mate) 2
in de maag.1 Een deel van alcohol wordt gemetaboliseerd voordat het de systemische circulatie bereikt. Dit verlies is te wijten aan het first-pass metabolisme. In het geval van alcohol kan het first-pass metabolisme plaatsvinden in de gastro-intestinale tractus of in de lever.8 Een eerste stap in dit proces is de oxidatie van alcohol naar acetaldehyde, een toxisch afbraakproduct. Dit kan gebeuren met behulp van drie enzymsystemen, namelijk alcohol dehydrogenase (ADH), het microsomale ethanol-oxiderende systeem (MEOS) en katalase. Dit wordt schematisch weergegeven in Figuur 1.3. De meeste weefsels beschikken over de vereiste enzymen voor oxidatie, of beschikken ten minste over een niet-oxidatief mechanisme (een andere vorm van metabolisatie) voor de afbraak van alcohol. 1
Figuur 1.3: Metabolisme van alcohol door ADH, MEOS, katalase en ALDH.
11
Ten eerste kan deze omzetting plaatsgrijpen met het zink-bevattende ADH. Dit is de belangrijkste weg. Deze familie van cytosolische enzymen katalyseert de omzetting naar acetaldehyde. Deze enzymen bevinden zich voornamelijk in de lever, maar worden ook aangetroffen in de maag en de hersenen. Bij deze conversie wordt een waterstofion uitgewisseld tussen alcohol en de cofactor nicotinamide adenine dinucleotide (NAD⁺), met de vorming van NADH als gevolg. De oxidatie van alcohol levert reducerende equivalenten,
3
onder de vorm van NADH.4 Deze overmaat aan NADH speelt een rol in hepatotoxiciteit, alsook in hypoglycemie, hyperuricemie en hyperlactacidemie, die voorkomen bij chronisch gebruik. Dit komt door een verstoring van het redoxmetabolisme in de lever, door die grote hoeveelheid NADH.1;2 Ten tweede kan het MEOS deze conversie realiseren met gebruik van nicotinamide adenine dinucleotide fosfaat (NADPH) als cofactor. Dit enzymsysteem is een oxidase systeem met gemengde functie dat zich in het endoplasmatisch reticulum bevindt. 2 Het bestaat voornamelijk uit cytochroom P450- (CYP-) enzymen 2E1, 1A2 en 3A4.4 CYP2E1 speelt een sleutelrol in de metabole tolerantie voor alcohol in hevige drinkers.1 Bij chronisch alcoholgebruik wordt MEOS geïnduceerd.1 Ten derde kan katalase zorgen voor de vorming van acetaldehyde uit alcohol. Dit enzym bevindt zich in peroxisomen. Zijn rol is beperkt door de kleine hoeveelheid H 2O2 die gegenereerd wordt in het lichaam. Katalase gebruikt namelijk H2O2 om alcoholen te oxideren naar de overeenkomstige aldehyden.12 In een volgende stap wordt acetaldehyde geoxideerd tot acetaat. Deze reactie wordt gekatalyseerd door het mitochondriale NAD-afhankelijke aldehyde dehydrogenase (ALDH).12 Acetaat kan vervolgens via de Krebscyclus tot water en koolstofdioxide (CO2) worden omgezet .13 Er bestaat ook een niet-oxidatief metabolisme van alcohol.14 Hierbij zal alcohol ethylesters vormen. In geval van een korte termijn intoxicatie is de concentratie aan ethylesters in pancreas, lever, hart en vetweefsel hoger. Hiervoor zijn twee mogelijke verklaringen. Ten eerste vindt het niet-oxiderende metabolisme hoofdzakelijk plaats in de organen die het meest beschadigd worden door alcohol. Een tweede verklaring is dat sommige van deze organen niet over een oxiderend metabolisme beschikken. Aangezien ethylesters een rol spelen in de weefselschade door alcohol, is dit proces niet gewenst. Het is dan ook enkel actief wanneer grote hoeveelheden alcohol worden geconsumeerd. 1 1.1.1.4. Eliminatie Ongeveer 90% van de ingenomen hoeveelheid alcohol wordt gemetaboliseerd in de lever. De overige 10% wordt geëlimineerd via de longen en de urine. Eliminatie van alcohol
4
volgt de nulde-orde kinetiek5 en is dus onafhankelijk van de concentratie. Er wordt een gelijke hoeveelheid alcohol per tijdseenheid verwijderd.4 1.1.2. Factoren die de farmacokinetiek beïnvloeden 1.1.2.1. Geslacht Vrouwen zijn vatbaarder voor de effecten van alcohol dan mannen, zowel in termen van leverziekte als hersenschade.1 Hier zijn meerdere oorzaken voor te vinden. Ten eerste hebben vrouwen een andere lichaamssamenstelling. Een vrouw heeft meer vet en minder water dan een man. De geconsumeerde alcohol wordt gedistribueerd in een 12% kleiner distributievolume.1;15 Voor eenzelfde hoeveelheid alcohol zal de alcoholconcentratie hoger zijn bij vrouwen dan bij mannen. Ten tweede verschillen de geslachten op vlak van first-pass metabolisme. Deze is verwaarloosbaar bij vrouwen15, wat leidt tot hogere bloed-alcohol spiegels. Een derde mogelijke oorzaak voor grotere vatbaarheid is de lagere activiteit van de gastrische enzymen bij vrouwen onder de leeftijd van 50.1;16;17 Alcohol wordt deels geoxideerd in de maag met behulp van het ADH dat zich daar bevindt. Bij vrouwen is dit enzym minder functioneel. Er wordt dus minder alcohol afgebroken in de maag. 4 De werking van het gastrische ADH is afhankelijk van de concentratie van alcohol. Er zou een verschil zijn tussen mannen en vrouwen bij alcoholconcentraties van 10% en 40%, terwijl dit verschil niet waargenomen wordt bij alcoholconcentraties van 5%.16;17 Een studie bepaalde dat het first-pass metabolisme en de ADH-activiteit van nietalcoholische vrouwen respectievelijk, 23% en 59% bedraagt van deze van mannen. 15 Figuur 1.4 illustreert het verschil in farmacokinetiek tussen mannen en vrouwen.
5
Figuur 1.4: Effect van geslacht en chronisch alcoholgebruik op de bloed-alcohol concentratie. Volle lijnen: oraal toegediende alcohol in een dosis van 0,3 g/kg lichaamsgewicht. Stippellijnen: intraveneus toegediende alcohol in een dosis van 0,3 g/kg lichaamsgewicht.
18
1.1.2.2. Genetisch polymorfisme De voornaamste enzymen die betrokken zijn bij het alcoholmetabolisme, namelijk ADH en ALDH, kennen genetische variatie. Beide enzymen komen voor in verschillende vormen, welke gecodeerd worden door verschillende genen. Daarenboven bestaan er varianten binnen enkele van deze genen, die coderen voor enzymen met verschillende eigenschappen. Welk ADH- of ALDH-allel een persoon draagt, beïnvloedt de reactie op alcohol.19 Zo is er een ADH-allel, namelijk het ADH1B*2 allel, dat geassocieerd is met de snelle omzetting van alcohol in acetaldehyde. De aanwezigheid van dit allel, vaak bij OostAziatische mensen (Chinezen, Japanners en Koreanen: 30-45%; Europeanen: <10%; Russen en Joden: 50-90%12), kan leiden tot een transiënt hogere bloedspiegel van acetaldehyde. Dit acetaldehyde zorgt voor enkele onaangename effecten zoals flushing en nausea. Deze mensen zullen dus minder geneigd zijn alcohol te drinken.4
6
We vinden polymorfisme ook terug in het ALDH-systeem. ALDH2*2 is een mutatie in het ALDH2 gen.12 Dit allel leidt tot verminderde of geen activiteit. Dit zorgt er ook voor dat acetaldehyde opstapelt in de lever en de circulatie, met alweer onaangename effecten als gevolg. Homozygoten beschikken over twee identieke kopieën van dit gemuteerde gen. Door het niet-functioneel enzym kunnen zij neveneffecten ervaren na de consumptie van één unit alcohol. Deze mutatie wordt in 5 à 10% van de Japanse, Chinese en Koreaanse bevolking aangetroffen.12 Heterozygoten beschikken slechts over één kopie van het gemuteerde gen. Zij ervaren na de consumptie van alcohol flushing in het gezicht en kennen een verhoogde gevoeligheid voor alcohol. Deze afwijking komt voor bij 30 à 40% van de Aziaten.4 1.1.2.3. Leeftijd Er zijn meerdere fysiologische verschillen tussen diverse leeftijdsgroepen, die de farmacokinetiek beïnvloeden. Factoren zoals de grootte van vet- en weefselcompartiment, orgaan bloedflow, de bindingscapaciteit van plasmaproteïnen, de immature functie van renale en hepatische systemen bij neonaten20, absorptie20;21 en orgaangrootte20 zijn hierbij te vermelden. De verschillen tussen kinderen en volwassen op vlak van farmacokinetiek vervagen met toenemende leeftijd van het kind.20 Ook de farmacokinetiek van alcohol varieert dus naargelang de leeftijd. Neonaten zijn functioneel immatuur in de eerste week van hun leven in termen van hepatische en renale klaring. Dit leidt tot een tragere klaring van chemische stoffen in dit vroege levensstadium. De totale CYP-inhoud bedraagt bij geboorte ongeveer 30% van de volwassen hoeveelheid. Van verschillende CYP-enzymen zoals 1A2, 2C en 2E1, is er slechts een zeer kleine hoeveelheid aanwezig bij de geboorte. Deze CYP-enzymen nemen snel toe na de geboorte, al duurt het zes maanden tot één jaar vooraleer de volwassen hoeveelheden worden bereikt.20 De renale functie bedraagt op het tijdstip van geboorte 25 à 30% van volwassen waarden, waarna ze toenemen tot 50 à 75% op zes maanden en volle maturatie bereiken op ongeveer twee à drie jaar.22 Bijgevolg zal ook de metabolisatie van alcohol verlaagd zijn. Ook bij ouderen is er sprake van een tragere klaring van chemische stoffen: er is een afnemende tendens in hepatische metaboliserende capaciteit en in renale klaring. Zo is het halfleven van geneesmiddelen, die door hepatische CYP-enzymen of via renale klaring worden verwerkt, 50 tot 75% langer is bij 65-plussers in vergelijking met jonge volwassenen. 7
Daar komt nog bij dat bij ouderen vaker sprake is van lever- en nierziekten. Deze verminderen de klaringscapaciteit nog meer.23 Bijgevolg zijn ouderen gevoeliger voor geneesmiddel-alcohol interacties. Bovendien is de kans bij ouderen groter dat ze (meerdere) geneesmiddelen gebruiken.23 1.1.2.4. Hoeveelheid alcoholgebruik Bij lage plasmaconcentraties wordt alcohol voornamelijk door ADH gemetaboliseerd. Bij hogere plasmaconcentraties of chronisch alcoholgebruik24 (zie 1.1.3.2) is de activiteit van een hepatisch CYP-enzym, meer bepaald CYP2E1 geïnduceerd. In geval van alcoholisme is niet alleen het alcoholmetabolisme significant toegenomen, maar ook de klaring van andere geneesmiddelen die geëlimineerd worden door het CYP-systeem, dat MEOS omvat.25 1.1.3. Farmacologie 1.1.3.1. Mechanisme De farmacologie van alcohol is complex en geen enkele receptor medieert al zijn effecten. Meer zelfs, alcohol verandert de functie van verschillende receptoren en cellulaire functies.25 De laatste jaren is er toenemend bewijs dat duidt op het belang van ligandgestuurde ionkanalen in mediëren van de effecten van alcohol.26 Voornamelijk de gammaaminoboterzuur type A - (GABAA -), N-methyl-D-aspartaat - (NMDA -), glycine -, neuronale nicotine- en 5-hydroxytryptamine type 3 - (5HT3 -) receptoren zijn ligand-gestuurde ionkanalen die op directe wijze gemoduleerd worden door alcohol.26 GABA is de voornaamste inhiberende neurotransmitter in zoogdieren en de activatie van een GABAA-receptor door GABA neigt de neuronale exciteerbaarheid te verlagen. Door de binding met de GABAA-receptor laat het geassocieerde ionkanaal chloride-ionen door. De influx van chloride-ionen in de postsynaptische cel brengt de postsynaptische membraanpotentiaal verder van zijn exciteerbaarheidsdrempel.26 Lage doses alcohol zouden op directe manier interageren met het GABA-receptorcomplex om allosterisch de functie te veranderen.27 Wanneer GABAA-receptoren acuut worden blootgesteld aan alcohol is er een versterking van GABA-gestuurde stroming. Alcohol zou, volgens experimenten in de hersenen van ratten, de chloride opname met 260% verhogen.26 Bij chronische blootstelling versterkt alcohol de chloride-flux niet langer in zo
8
sterke mate.26 Lagere exciteerbaarheid resulteert op zijn beurt in een vermindering van de waakzaamheid, oplettendheid en concentratie en in slaperigheid.25 1.1.3.2. Effecten Acute alcoholinname In geval van acute alcoholconsumptie wordt hoofdzakelijk het centraal zenuwstelsel aangetast. Bij lage bloedconcentraties is er een gevoel van euforie of verlies van remmingen. Wanneer de concentratie in het bloed toeneemt, verslechtert de motoriek en de spraak wordt onduidelijk. Met een bloed-alcoholconcentratie tussen 200 mg/dL en 300 mg/dL kan braken voorkomen of kan de persoon beginnen stuipen.26 Aangezien alcohol onderdrukkend werkt op het centraal zenuwstelsel, kunnen bloedconcentraties die nog hoger zijn, resulteren in coma, respiratoir falen en dood.25 Ook andere lichaamsdelen worden aangetast. Acute alcoholconsumptie kan een significante depressie van de myocardcontractiliteit veroorzaken. Aangezien alcohol een vasodilator is, kan in ernstige gevallen hypothermie optreden in een koude omgeving.4 Chronische alcoholinname Chronisch alcoholgebruik heeft een invloed op de werking van meerdere organen, maar in het bijzonder op de lever. De grens van problematisch alcoholgebruik bij de man ligt op 21 eenheden alcohol per week, met minstens twee alcoholvrije dagen én maximaal vijf eenheden per gelegenheid. Eén eenheid is in Europa gedefinieerd als 10 g pure ethanol of 12,7 ml pure ethanol.28 Bij de vrouw ligt die grens op 14 eenheden per week, met minstens twee
alcoholvrije
dagen
én
maximaal
drie
eenheden
per
gelegenheid.28
De
weefselbeschadiging bij alcoholici is een gevolg van zowel de directe effecten van alcohol als die van zijn metaboliet acetaldehyde. Leverziekte is de meest voorkomende medische complicatie van alcoholisme. Chronisch gebruik van grote hoeveelheden alcohol geeft een hoger sterfterisico. Dood bij alcoholici is meestal een gevolg van leverziekte, kanker, ongevallen of zelfmoord.4 1.1.4. Prevalentie In Europa is het alcoholgebruik, volgens cijfers van 2005, het hoogste ter wereld. In België daalt het totale alcoholgebruik, maar alcohol blijft wel het meest gebruikte genotmiddel in ons land. Het gebruik van alcohol is nauwelijks weg te denken uit onze 9
hedendaagse samenleving. Alcoholgebruik wordt beschouwd als een normale gedragsvorm; het gebruik van alcohol is doorgedrongen tot vrijwel alle activiteiten.28 Cijfers uit 2006 tonen dat de Belgen gemiddeld 8,5 liter pure ethanol consumeren per jaar. Aangezien één eenheid alcoholische drank 10g pure ethanol bevat, komt dit overeen met 1,84 alcoholische eenheden per dag. Cijfers uit de gezondheidsenquête van 2004 geven aan dat 86,4% van de Vlaamse bevolking van 15 jaar of ouder het afgelopen jaar minstens één eenheid alcohol dronk. Hier wijden ze nog uit dat meer mannen (90,6%) dan vrouwen (82,5%) dronken het voorgaande jaar. Het percentage dat het afgelopen jaar heeft gedronken neemt toe tot de leeftijd van 45-54, waar 92,2% dronk en daalt op latere leeftijd. Achttien procent van de Vlamingen dronk het afgelopen jaar geen alcohol.28 Cijfers uit diezelfde gezondheidsenquête van 2004 tonen dat 37,5% van de Vlaamse bevolking 1 tot 7 eenheden alcohol consumeert per week, 15,7% consumeert 8 tot 14 eenheden per week, 6,2% consumeert 15 tot 21 eenheden per week en 7,3% drinkt 22 of meer glazen per week. Er zijn minder vrouwen dan mannen die een hoog alcoholgebruik tonen.28 Volgens diezelfde gezondheidsenquête consumeert 8,4% van de Vlaamse bevolking dagelijks alcohol. Dubbel zoveel mannen (11,9%) dan vrouwen (5,2%) verbruiken dagelijks alcohol. Dagelijks drinken komt het meest voor bij de oudere leeftijdsgroepen (45 tot 74 jaar).28 Onder de leeftijd van 54 jaar bedraagt het percentage van de Vlaamse bevolking dat minstens eenmaal per maand meer dan 6 eenheden alcohol per dag verbruikt 20%. Eenmaal de leeftijd van 55 jaar bereikt is, daalt dit percentage. Overmatig drinken wordt voornamelijk vastgesteld bij jongeren tussen 15 en 24 jaar (27,1% in 2004). Vooral bij jonge mannen komt dit voor: 41,8% in 2004.28 1.2. GENEESMIDDEL-ALCOHOL INTERACTIES Aangezien de alcoholconsumptie in de Europese landen het hoogste is ter wereld en alcohol het meest gebruikt genotmiddel in ons land blijft 28, is de kans op een alcoholgeneesmiddel interactie reëel. Het grote probleem is de onvoorspelbaarheid van het effect van alcohol op het geneesmiddel29 of omgekeerd. Sommige interacties zijn banaal, terwijl andere voor heel wat ongemak zorgen. 10
Er kan bij interacties een onderscheid gemaakt worden tussen farmacokinetische en farmacodynamische interacties. Farmacodynamische interacties zijn vaak een klasse-effect, terwijl farmacokinetische interacties vaker specifiek zijn voor één bepaald middel.30 1.2.1. Farmacokinetische interacties Bij farmacokinetische interacties treedt een verandering op in de concentratie van een geneesmiddel in het organisme door een ander geneesmiddel of bv. alcohol. Voornamelijk de interacties die leiden tot een veranderde biologische beschikbaarheid alsook deze die de afbraak van een geneesmiddel ter hoogte van de lever versnellen of vertragen zijn van belang. Een versterkt antwoord wordt meestal bekomen door het vertragen van de metabolisatie, terwijl een verminderd antwoord meestal wordt bekomen door het versnellen van de metabolisatie.30 Deze soort interactie komt voornamelijk voor in de lever. Daar worden zowel alcohol als geneesmiddelen verwerkt. Vaak worden ze door dezelfde enzymen gemetaboliseerd.29 1.2.1.1. Verhoging van de alcoholconcentratie in het bloed Een verhoging van de alcoholconcentratie in het bloed komt voor bij onder andere H2-antihistaminica. Bij cimetidine en ranitidine kunnen reeds kleine hoeveelheden alcohol tot verhoogde bloed-alcoholconcentraties leiden, waardoor bij autorijden de wettelijke promillegrens, namelijk 0,5 promille, overschreden kan worden.24 Cimetidine en ranitidine remmen het gastrische ADH waardoor alcohol minder afgebroken wordt. 24;31 Bovendien moeten patiënten met gastro-intestinale ulcera of maagzuur sowieso al zo weinig mogelijk alcohol gebruiken, aangezien alcohol de onderliggende gastro-intestinale ziekte kan verergeren.24 Bij verapamil en isoniazide treffen we hetzelfde effect aan. Onder invloed van verapamil, een calciumantagonist, kunnen de bloed-alcoholspiegels verhoogd zijn en verhoogd blijven gedurende langere tijd.32 Dit zou te wijten zijn aan de remming van de afbraak van alcohol.24 Bij het occasioneel gebruik van alcohol in combinatie met isoniazide, een tuberculostaticum, moet de patiënt bedacht zijn op de toegenomen effecten van alcohol en de sterke afname van de rijvaardigheid.24 Het mechanisme is nog niet opgehelderd. Het is wel geweten dat isoniazide CYP2E1 remt, waardoor hogere 11
plasmaconcentraties
van
alcohol
mogelijk
zijn.24
Door
de
toename
van
de
alcoholconcentratie moet regelmatig alcoholgebruik vermeden worden 24, zeker als alertheid gewenst is.33 1.2.1.2. Invloed van alcohol op afbraak van geneesmiddelen Bij gebruik van alcohol in combinatie met orale anticoagulantia of sommige benzodiazepines kan de afbraak van het geneesmiddel in kwestie geïnhibeerd worden. In geval van anticoagulantia in combinatie met een acute inname van grote hoeveelheden alcohol, versterkt alcohol de werking van het geneesmiddel door inhibitie van de afbraak24, waardoor er een verhoogd risico op bloedingen is.33 De oorzaak is te vinden in de competitie voor CYP-enzymen. Bij grote hoeveelheden wordt alcohol niet alleen door ADH verwerkt maar ook door CYP2E1. Net als vele andere geneesmiddelen worden de orale anticoagulantia afgebroken met behulp van CYP-enzymen. Door de consumptie van grote hoeveelheden alcohol ontstaat competitie voor de enzymen, die verantwoordelijk zijn voor de afbraak.24 Er valt wel op te merken dat chronisch gebruik van alcohol het omgekeerde effect kan hebben: de werking van het geneesmiddel vermindert24 en het risico op bloedklonters en trombose vergroot.33 Bij chronisch gebruik van alcohol is CYP2E1 immers geïnduceerd. Hierdoor is het metabolisme van anticoagulantia versneld en neemt de werking ervan af.34 Af en toe een glas drinken vormt geen probleem, maar grote hoeveelheden worden afgeraden.33 Bij gelijktijdig gebruik van alcohol en benzodiazepines zoals diazepam, triazolam, brotizolam en clobazam, kunnen de serumspiegels van deze geneesmiddelen ook verhoogd zijn.32 Hier geldt hetzelfde mechanisme als bij de orale anticoagulantia. 1.2.1.3. Disulfirameffect Disulfiram wordt gebruikt om te stoppen met het gebruik van alcohol. 32 Het veroorzaakt een remming van ALDH.35 Daardoor stapelt acetaldehyde op in het lichaam (zie 1.1.1.3).36 Dit acetaldehyde zorgt voor effecten als flushing, volheid van gezicht en nek, tachycardie, kortademigheid, duizeligheid, hypotensie, nausea en braken 32, kloppende hoofdpijn, slaperigheid en diarree.24 Men spreekt van een acetaldehyde syndroom24 of disulfirameffect.35 Gelijkaardige intolerantiesymptomen treffen we aan wanneer alcohol gecombineerd wordt met bepaalde antiparasitaire middelen (metronidazol, niclosamide, ornidazol en 12
tinidazol) of antimycotica (bv. ketoconazol), maar in mindere mate.24 Metronidazol (Flagyl®) is wellicht het bekendste voorbeeld. Het mechanisme is nog niet duidelijk maar er is een vermoeden dat metronidazol ALDH remt.24 In dit geval mag geen alcohol gebruikt worden tot 48 à 72 uur na het stopzetten van de therapie.32;33 1.2.1.4. Rood aanlopen van het gezicht Bij het gebruik van zalven met pimecrolimus of tacrolimus, calcineurine-inhibitoren, kan flush voorkomen wanneer ze gecombineerd worden met alcohol.24;32 Er treedt huidirritatie op, alsook exantheem, branderigheid, jeuk en zwelling. Deze symptomen treffen we meestal ter hoogte van het aangezicht aan. Dit effect komt voor bij ongeveer 1 à 10% van de patiënten.24 Het exacte mechanisme is niet gekend, maar er zijn drie hypotheses geformuleerd. Ten eerste zouden de calcineurine-inhibitoren een inhiberend effect hebben op ALDH. De daaropvolgende opstapeling van acetaldehyde kan tot vasodilatatie leiden in de gebieden waar de zalf wordt aangebracht. De overige twee hypotheses omvatten farmacodynamische interacties. De tweede hypothese steunt op het bewijs dat zowel alcohol als calcineurine-inhibitoren de vrijstelling van neuropeptiden induceren. Waarschijnlijk leidt de combinatie tot een extreme vasodilatatie. De derde veronderstelling gaat uit van een mogelijke interactie tussen een van de geneesmiddelen met het calcineurine-calmoduline-calcium complex, waar zowel alcohol als tacrolimus en pimecrolimus op inwerken.37 1.2.2. Farmacodynamische interacties Er is sprake van farmacodynamische interacties wanneer toediening van meerdere geneesmiddelen of toediening van geneesmiddelen samen met bv. alcohol, leidt tot een verandering van het effect, zonder dat de concentraties van de betrokken geneesmiddelen in het organisme wijzigen. Ten onrechte wordt vaak het belang van farmacodynamische interacties onderschat ten voordele van de farmacokinetische.30 In het geval van farmacodynamische geneesmiddel-alcohol interactie beïnvloedt alcohol de effecten van het geneesmiddel (of omgekeerd).29 1.2.2.1. Versterking van het effect op het centraal zenuwstelsel Heel wat geneesmiddelen hebben, net als alcohol, een onderdrukkend effect op het centraal zenuwstelsel.26 Een aantal voorbeelden zijn: benzodiazepines, antidepressiva 13
(tricyclische en deze werkend op de neuroreceptoren), anti-epileptica, sederende H1antihistaminica, neuroleptica en morfine-analgetica.24;32;33;35 De benzodiazepines hebben een onderdrukkend effect op het centraal zenuwstelsel doordat ze de effecten van GABA versterken en daardoor de exciteerbaarheid van postsynaptische neuronen reduceren, net zoals alcohol (zie 1.1.3.1).26 De combinatie van benzodiazepines met alcohol kan leiden tot sedatie, verminderd cognitie- en concentratievermogen, sufheid, minder controle over de bewegingen, alsook onderdrukking van de ademhaling en amnesie.24;33 Dat komt doordat alcohol bij hogere concentratie (>0,5 promille) de exciterende neuronen inhibeert. Vanaf een alcoholconcentratie in het bloed van 0,5 promille worden de effecten van de geneesmiddelen met een deprimerend effect op het centraal zenuwstelsel dus duidelijk versterkt.24 1.2.2.2. Hypotensief effect Tijdens een behandeling met nitraten kunnen, ook zonder alcohol, duizeligheid en een gevoel van zwakte optreden.24 Nitraten kunnen namelijk op verschillende manieren stikstofmonoxide (NO) vrijstellen. Wanneer dit gebeurt via activering van guanylyl cyclase, geeft dit aanleiding tot vasodilatatie. Alcohol veroorzaakt in grotere hoeveelheden ook vasodilatatie.24 In combinatie met alcohol verhoogt het risico dus op orthostatische hypotensie24;35 en duizeligheid.33 Bij combinatie moet de patiënt geadviseerd worden, wegens kans op vallen, om voorzichtig recht te staan.33 Deze interactie berust wellicht op een additief vasodilaterend effect.24 1.2.2.3. Gevaar op gastro-intestinale bloedingen Bij gebruik van niet-steroïdale anti-inflammatoire middelen (NSAID) is de frequentie van maagulcus tot 30% en deze van duodenumulcus tot 20% gestegen.24 Het ulcerogeen risico is niet gelijk voor alle anti-inflammatoire middelen: indomethacine en piroxicam hebben een hoger risico, ibuprofen en selectieve cyclooxygenase-2- (COX-2-) remmers eerder een lager. Het risico neemt toe met ondermeer de dosis, de therapieduur en stijgende alcoholconsumptie.24 Alcohol kan inderdaad het risico op gastro-intestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen.32 Zowel anti-inflammatoire middelen als alcohol beschadigen het maagslijmvlies en hebben een anti-aggregerende werking. Het
14
risico op bloedingen is groter bij regelmatige consumptie van alcohol. 24 Af en toe een glas kan dus geen kwaad33 maar regelmatig gebruik moet vermeden worden.24 1.2.2.4. Hypoglycemisch effect Door de combinatie van metformine en alcohol kan het hypoglycemisch effect van metformine versterkt worden.24 Dit komt doordat beide stoffen hypoglycemisch werken. Omwille van dit versterkte effect wordt tijdens een behandeling met metformine het gebruik van alcohol afgeraden. Tijdens de maaltijd mogen kleine hoeveelheden alcohol geconsumeerd worden.24 Bij de combinatie van metformine en grote hoeveelheden alcohol wordt er tevens gewaarschuwd voor lactaatacidose.24;33;35 Er is een verhoogd risico op deze zeer zeldzame maar zeer ernstige complicatie.24 Aangezien de oxidatie van alcohol in de lever gepaard gaat met de reductie van NAD⁺ tot NADH2, leidt de afbraak van grotere hoeveelheden alcohol tot een overmaat aan NADH2, waardoor meer pyruvaat tot lactaat gereduceerd wordt.24 1.3. ROL APOTHEKER IN PREVENTIE INTERACTIES 1.3.1. Rol in geneesmiddel-geneesmiddel interacties De apotheker speelt een belangrijke rol in het voorkomen van geneesmiddelgeneesmiddel interacties. Het is vanzelfsprekend dat de apotheker ook betrokken moet zijn bij de preventie van geneesmiddel-alcohol interacties. Sinds april 2010 krijgen Belgische apothekers
een
extra
vergoeding
van
het
Rijksinstituut
voor
Ziekte-
en
Invaliditeitsverzekering (RIZIV) voor de begeleiding bij de eerste aflevering van een geneesmiddel.38 Het is dus hun taak om de patiënt op een correcte manier te informeren en te begeleiden. Daartoe behoort ook het wijzen op interacties. Zo kunnen geneesmiddelgeneesmiddel interacties ernstige gevolgen hebben, wat soms ziekenhuisopname vereist. In een review van Becker (2007) werd gerapporteerd dat geneesmiddelinteracties verantwoordelijk zijn voor 0,054% van de spoedbezoeken, 0,57% van de ziekenhuisopnames en 0,12% van de re-hospitalisaties. Bij de oudere bevolking ligt dit cijfer nog hoger: interacties zijn verantwoordelijk voor 4,8% van de opnames.39 Uit een anonieme studie van Test-Aankoop in 2012 bij 51 apotheken is gebleken dat apothekers niet alert genoeg zijn met betrekking tot geneesmiddel-geneesmiddel interacties. Elke apotheek werd tweemaal bezocht met een verzoek tot geneesmiddelen die met elkaar 15
interageren. Het was steeds een combinatie van een geneesmiddel dat vrij te verkrijgen is en één dat voorschriftplichtig is. Bij het eerste bezoek werd gevraagd naar Marcoumar®, een antistollingsmiddel en Aspirin®; de tweede keer naar Deso 20®, een anticonceptie pil en SintJanskruid. De resultaten zijn schematisch weergegeven in Figuur 1.5. Opvallend is dat slechts acht apothekers in beide gevallen een interactie zagen.
Figuur 1.5: Resultaten anoniem onderzoek Test-Aankoop in 2012.
Apothekers beschikken nochtans over de vereiste kennis en informatie over interacties, mede met behulp van hun software. Een studie heeft echter vastgesteld dat de waarschuwingen voor geneesmiddel-geneesmiddel interacties vaak worden weggeklikt.40 Dit gebeurt omdat er te veel irrelevante meldingen verschijnen. Dit verhoogt uiteraard de kans dat geen raad wordt gegeven wanneer het wèl nodig is. Een andere studie concludeerde dat de kennis van de apotheker van zijn software gelimiteerd is. Een betere kennis van het systeem kan de apotheker helpen met het maken van correcte beslissingen en het voorkomen van fouten.41
16
1.3.2. Rol in geneesmiddel-alcohol interacties De apotheker zou idealiter het alcoholgebruik van de patiënt moeten kennen. Het is helaas niet evident hiernaar te vragen. In een studie uit Nieuw-Zeeland werd gevonden dat slechts 56% van de apothekers gelooft dat ze het recht hebben te vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt. Slechts 36% gelooft dat de patiënt vindt dat de apotheker het recht heeft hiernaar te vragen.42 Nochtans zijn er screeningsinstrumenten ter beschikking om het alcoholgebruik van patiënten te kwantificeren in de eerstelijnszorg. De belangrijkste zijn de CAGE-vragenlijst en de Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT). CAGE is een acroniem voor ‘Cut down, Annoyed, Guilty, Eye-opener’. De CAGE-vragenlijst omvat volgende vier vragen. 1. Heeft u ooit geprobeerd uw drinken te verminderen? (‘Cut down’) 2. Hebben mensen u geïrriteerd door uw drinken te bekritiseren? (‘Annoyed’) 3. Heeft u zich ooit slecht of schuldig gevoeld over uw drinken? (‘Guilty’) 4. Heeft u ooit ’s ochtends gedronken om uw zenuwen te kalmeren of om een kater te verwerken? (‘Eye-opener’) Met deze vragen kan de impact van alcohol op iemand zijn leven bepaald worden (vragen i.v.m. ‘annoyed’ en ‘guilty’) alsook of er sprake is van afhankelijkheid (vragen i.v.m. ‘cut down’ en ‘eye-opener’). De simpliciteit en beknoptheid van CAGE zijn de grootste voordelen. Er wordt hiermee gescreend op alcoholproblemen omwille van misbruik of afhankelijkheid.43 AUDIT is een screeningsinstrument, opgesteld door de wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om schadelijk en problematisch alcoholgebruik op te sporen. Het omvat 10 vragen, waarin informatie wordt gewonnen over alcoholconsumptie, afhankelijkheidssymptomen en controleverlies.43 (zie Bijlage A) Er is reeds onderzoek verricht naar de prevalentie van mogelijke interacties tussen geneesmiddelen en alcohol bij patiënten in de eerstelijnszorg. In een artikel van Saitz (2003) onderzoeken ze de rol van de huisarts in geval van gevaarlijk alcoholgebruik. In dit geval is er sprake van gevaarlijk alcoholgebruik ofwel indien minstens eenmaal positief geantwoord wordt op één van de vier CAGE-vragen, ofwel indien ‘at risk’ hoeveelheden alcohol in de afgelopen maand werden verbruikt. Hier wordt van ‘at risk’ hoeveelheden gesproken 17
wanneer meer dan 4 eenheden alcohol per gelegenheid (of 3 voor de vrouw) worden geconsumeerd of 14 eenheden per week (7 voor de vrouw) in de laatste 30 dagen. Gelijktijdig werd onderzocht of de patiënten die medicatie gebruiken dat kan interageren met alcohol geadviseerd worden door de arts over hun alcoholgebruik. De onderzoekers vonden dat ongeveer driekwart (78%) van de deelnemers aan dit onderzoek medicatie had genomen in de afgelopen 30 dagen dat kan interageren met alcohol. Van deze groep voerde 37% geen gesprek met de arts over zijn/haar alcoholgebruik.44 Er is echter nog geen onderzoek gepubliceerd over geneesmiddel-alcohol interacties in de officina of de rol van de apotheker in de preventie van deze interacties. 1.3.3. Besluit Aangezien in de Europese landen het alcoholgebruik het hoogste is ter wereld (zie 1.1.4) en alcohol geïntegreerd is in onze levens, is de kans op geneesmiddel-alcohol interacties reëel. Bovendien is niets te vinden in de literatuur over geneesmiddel-alcohol interacties in de officina. Daarom willen wij de huidige situatie in kaart brengen. Bijkomend stellen wij een steekkaart op die als hulpmiddel kan gebruikt worden bij het afleveren van geneesmiddelen waarbij moet opgelet worden met het gebruik van alcohol.
18
2. OBJECTIEVEN In de Europese landen is het alcoholgebruik het hoogste ter wereld, waardoor de kans op geneesmiddel-alcohol interacties reëel is. Bovendien is niets te vinden in de literatuur over geneesmiddel-alcohol interacties in de officina. Daarenboven kan de apotheker een belangrijke rol spelen in het vermijden van interacties, zowel geneesmiddelgeneesmiddel interacties als geneesmiddel-alcohol interacties. Daarom willen we in deze masterproef de huidige situatie inzake geneesmiddel-alcohol interacties in de officina in kaart brengen. Meer bepaald willen we de kennis van de apothekers over alcohol op zich achterhalen, hoe hoog ze hun eigen kennis inschatten alsook wat ze weten over de alcoholinhoud van een alcoholische eenheid. Verder wensen we een zicht te krijgen over de bronnen waarop ze zich baseren om advies te geven of informatie op te zoeken, alsook of er barrières zijn om informatie op te zoeken. Ook willen we weten bij welke geneesmiddelen advies wordt verstrekt i.v.m. alcohol bij therapie, wat dat advies inhoudt, wanneer het verstrekt wordt en hoeveel tijd dit in beslag neemt. We willen achterhalen of de apothekers incidenten kennen, waarbij een interactie met alcohol tot klinisch relevante bijwerkingen leidde. Tot slot willen we in kaart brengen hoe ze tegen het vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt staan. Met een zelf opgestelde vragenlijst die de hierboven vermelde items bevat, worden officina-apothekers bezocht. Voor dit terreinonderzoek wordt ook een steekkaart opgesteld die als hulpmiddel kan dienen bij het geven van het gepaste advies bij geneesmiddelen waarbij moet opgelet worden met het gebruik van alcohol.
19
3. METHODEN 3.1. ONTWIKKELING STEEKKAART Voor het opstellen van de steekkaart (zie Bijlage B) hebben we ons gebaseerd op vier bronnen: 1. Stockley’s Drug Interactions32 2. Commentaren Medicatiebewaking35 3. de folder “Geneesmiddelen en alcohol? Vermijd gevaarlijke cocktails…” van de algemene pharmaceutische bond (APB)33 (zie Bijlage C) 4. de Delphicare database24. Met deze informatie hebben we een tabel (zie Bijlage D) opgesteld waarin per stofnaam de informatie per bron naast elkaar te vinden is. We selecteerden uit al deze bronnen de stoffen die voorgeschreven worden in België. 3.2. VRAGENLIJST 3.2.1. Open/gesloten vragen Open en gesloten vragen hebben beide zowel voor- als nadelen. i.
Open vragen creëren een spontaan antwoord. Bij gesloten vragen daarentegen kiest de ondervraagde uit voorgestelde antwoorden. De kans bestaat in het laatste geval dat een antwoord wordt gekozen waaraan spontaan niet wordt gedacht. Dit zou de resultaten kunnen vertekenen. Ook kunnen alternatieve antwoorden ontbreken bij de voorgestelde mogelijkheden.45
ii.
Open vragen scheppen de sfeer van een gesprek. Deze vorm is beter geschikt voor het verkrijgen van meer gevoelige informatie. Gesloten vragen daarentegen laten verduidelijking van het antwoord niet toe.46
iii.
Tot slot worden gesloten vragen eenvoudiger en goedkoper gecodeerd45 en bieden een hogere test score betrouwbaarheid.46 Open vragen, echter, kunnen ook betrouwbaar gecodeerd worden, maar het is meer arbeidsintensief.46 Om te vermijden dat er antwoorden zouden gegeven worden waar spontaan niet aan
wordt gedacht, kozen we ervoor de vragenlijsten af te nemen met open vragen aan de hand
20
van een interview. Omwille van de vrij nauwe range aan verschillende mogelijke antwoorden, konden de vragen achteraf eenvoudig gecodeerd worden. 3.2.2. Ontwikkeling Voor het opstellen van de vragenlijst bood de geraadpleegde literatuur een achtergrond. De vragenlijst start met algemene informatie, waarna wordt verdergegaan in vier grote thema’s, namelijk: 1. Kennis van alcohol 2. Geneesmiddel-alcohol interacties 3. Alcoholgebruik 4. Mening over de steekkaart In het deel i.v.m. kennis over alcohol wordt onder meer gepolst hoe hoog de bevraagden hun eigen kennis hierover inschatten. Ook wordt gevraagd hoeveel alcohol één eenheid bevat en vanaf hoeveel eenheden er sprake is van problematisch alcoholgebruik. In het deel over geneesmiddel-alcohol interacties vragen we bij welke geneesmiddelen ze advies geven i.v.m. alcohol. Verder wordt nagegaan hoeveel tijd besteed wordt aan het zoeken en geven van informatie omtrent geneesmiddel-alcohol interacties. In het deel over het alcoholgebruik van de patiënt bevragen we de mogelijkheden van de software om in deze problematiek te helpen, alsook het recht om naar het gebruik van de patiënt te vragen. Tot slot vragen we hun opinie over de opgestelde steekkaart. De vragenlijst werd getest bij twee apothekers, waarna deze feedback konden geven. Na een aantal kleine aanpassingen kreeg de vragenlijst haar definitieve vorm. 3.3. TERREINONDERZOEK 3.3.1. Dataverzameling Om de huidige situatie inzake kennis over alcohol en geneesmiddel-alcohol interacties in kaart te brengen werden 50 apothekers bezocht met de vragenlijst (zie Bijlage E). Elke apotheker werd vooraf telefonisch gecontacteerd, na een willekeurige selectie via de Gouden Gids online. Een collega-masterproefstudent bezocht ook 50 officina-apothekers.
21
3.3.2. Data-analyse Alle resultaten werden verwerkt in Microsoft Excel®. Ter controle werden de ingevoerde gegevens steekproefsgewijs gecheckt op juistheid. De eigen resultaten werden tot slot vergeleken met de totale steekproef (n=100) (zie Bijlage F).
22
4. RESULTATEN EN DISCUSSIE 4.1. ONTWIKKELING STEEKKAART Een collega-masterproefstudent en ikzelf namen onafhankelijk van elkaar per stofnaam een besluit, waarna we samen tot het definitieve besluit kwamen. Aan elke stofnaam uit de tabel (zie Bijlage D) werd één van volgende vier codes toegekend: ❶: Het gebruik van alcohol tijdens een behandeling met dit geneesmiddel is veilig. ❷: Het gebruik van alcohol tijdens een behandeling met dit geneesmiddel is veilig. Echter wanneer alertheid gewenst is (besturen van een voertuig of machines), wordt combinatie best vermeden. ❸: Matig gebruik van alcohol (= twee consumpties per dag, met twee alcoholvrije dagen per week) tijdens een behandeling met dit geneesmiddel is veilig. De patiënt moet wel gewezen worden op eventuele mogelijke bijwerkingen. ❹: Het gebruik van alcohol tijdens een behandeling met dit geneesmiddel wordt afgeraden. Oorspronkelijk werden de activa gerangschikt per klasse volgens het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI). Na overleg met twee apothekers, bij wie ook de vragenlijst werd getest, werd omwille van gebruiksvriendelijkheid uiteindelijk toch gekozen om alle stofnamen in een alfabetische lijst te plaatsen. 4.2. STEEKPROEF Er werden in totaal 117 apotheken telefonisch gecontacteerd, waarvan 40 apotheken niet wensten mee te werken en 27 niet konden meewerken omwille van diverse redenen. Dit komt dus neer op 50 deelnemende apotheken of een positieve respons van 42,7%. Figuur 4.1 geeft de geografische spreiding van de bezochte apotheken weer. Per postcode is het aantal bezochte apotheken weergegeven. In totaal werden 29 gemeenten/steden bezocht in drie provincies. In Oost-Vlaanderen werden 26 apothekers bevraagd, in VlaamsBrabant 15 en in Antwerpen 9. Gemiddeld werden 1,6 apotheken per postcode bezocht (range 1 – 4).
23
Figuur 4.1: Geografische spreiding van de bezochte apotheken (n=50).
Onder de deelnemende apotheken waren 29 dorpsapotheken (58%) en 21 stadsapotheken (42%). Er werkten 34 vrouwelijke apothekers mee (68%). De overige apotheekkarakteristieken zijn weergegeven in Tabel 4.1. Gemiddeld nam de vragenlijst 22,3 minuten ± 9,6 in beslag. Tabel 4.1 : Apotheekkarakteristieken (n=50)
Leeftijd (jaar) Aantal apothekers per apotheek Aantal apotheekassistenten per apotheek Aantal voorschriften per dag Aantal patiënten per dag Aantal patiënten per fulltime werknemer
24
Gemiddelde 40,7 1,9
Standaarddeviatie 10,8 0,9
Range 24 - 70 1 - 4,5
0,8
0,9
0 - 3,5
89,2 118,8
46,4 48,8
3 - 200 9 - 200
48,5
15,3
9 - 90
4.3. RESULTATEN VRAGENLIJST 4.3.1. Kennis van alcohol 4.3.1.1. Inschatten en bijschaven kennis De meerderheid van de apothekers (48/50 of 96%) schatte zijn kennis hoger dan 5/10, met een gemiddelde van 6,3 ± 1,2. Alle apothekers die hun kennis momenteel als onvoldoende beschouwen (9/50), willen hun kennis verbeteren in de toekomst. Onder de apothekers die hun kennis momenteel als voldoende beschouwen (41/50), wou 92,7% (38/41) zijn kennis bijschaven. De overige apothekers van deze groep (7,3% of 3/41) gaven als reden voor het niet bijschaven van zijn/haar kennis ofwel tijdsgebrek, ofwel de leeftijd (70 jaar), ofwel dat interacties met alcohol niet hun prioriteit zijn wegens gebrek aan cliënteel met een alcoholprobleem. Voor 80% van de apothekers (40/50) zijn bijscholingen de voornaamste bron om kennis hieromtrent te verbeteren. Door 23 apothekers van deze groep (23/40) werd spontaan de bijscholing van het Instituut voor Permanente Studie voor Apothekers (IPSA) vermeld. Daarnaast werden volgende bronnen ook opgegeven: vakliteratuur (22%), websites (18%), software van de apotheek (16%), folders (10%), cd-roms van firma’s (2%) en uitleg van vertegenwoordigers (2%). 4.3.1.2. Kennis inhoud alcoholische drank en limiet problematisch alcoholgebruik Zoals weergegeven in Figuur 4.2. wist slechts 12% (6/50) terecht dat één eenheid alcohol 10 g pure ethanol bevat. Bijna de helft, 24/50, gaf toe dit niet te weten. De inhoud werd door 28% lager ingeschat dan 10g per eenheid en door 12% hoger dan 10g.
25
'Hoeveel gram pure ethanol bevat één eenheid alcohol?' Niet gekend
48
> 10 g
12
10 g
12
< 10 g
28 Percentage (%)
Figuur 4.2: Hoeveelheid alcohol in één eenheid volgens de bevraagde apothekers (n=50).
Slechts 12% (6/50) wist terecht dat er sprake is van problematisch alcoholgebruik bij de man wanneer deze 21 eenheden per week consumeert. Gemiddeld werd het aantal eenheden per week voor de man geschat op 15,8 eenheden ± 8,2 (range 3 – 42). Gelijkaardige cijfers vonden we bij dezelfde vraag voor vrouwen: 12% (6/50) wist terecht dat er vanaf 14 eenheden per week sprake is van problematisch alcoholgebruik. Gemiddeld werd het aantal eenheden per week bij de vrouw geschat op 11,3 eenheden ± 6,0 (range 3 – 35). Niemand hield hierbij rekening met alcoholvrije dagen. Zoals te zien in Figuur 4.3. werd het aantal eenheden per week vaak onderschat. In een studie uit Nieuw-Zeeland werd geconcludeerd dat de kennis van de apothekers over de alcoholinhoud van drankjes en de aanbevolen limieten voor veilig alcoholgebruik pover is.42 Dit komt overeen met onze bevindingen, aangezien slechts 12% wist dat één eenheid alcohol (of een alcoholisch drankje) 10g pure ethanol bevat. Verder wist ook slecht 12% waar de grens voor problematisch alcoholgebruik ligt bij man en vrouw.
26
'Vanaf hoeveel eenheden alcohol per week is er sprake van problematisch alcoholgebruik, bij man en vrouw?' Vrouw
Man 58
Antwoord
Onderschatting
72
14 eenheden (vrouw) of 21 eenheden (man) per week
Overschatting Niet gekend
12 12 22 10 8 6 Percentage (%)
Figuur 4.3: Grens problematisch alcoholgebruik bij man en vrouw volgens de bevraagde apothekers (n=50).
4.3.1.3. Verschil in farmacokinetiek Het merendeel (44/50) bevestigde terecht dat er een verschil is in farmacokinetiek tussen man en vrouw. Als mogelijke oorzaken hiervoor werden volgende antwoorden gegeven: verschil in vetgehalte (29/44), verschil in gewicht (6/44), verschillend metabolisme (6/44), verschil in enzymen (3/44), verschil in verdelingsvolume (2/44), hormonaal verschil (2/44) en verschil in spiermassa (2/44). Zoals vermeld in de inleiding (zie 1.1.2.1), speelt het verschil in vetgehalte en bijgevolg het verdelingsvolume, alsook het first-pass metabolisme en bepaalde enzymen wel degelijk een rol in het verschil in farmacokinetiek tussen de geslachten. Over het argument dat hormonen een rol zouden spelen in het verschil in farmacokinetiek tussen man en vrouw is niets gevonden in de literatuur. Hieruit concluderen we dat dit waarschijnlijk niet van belang is in deze context. Wanneer we ervan uitgaan dat met het argument ‘spiermassa’ bedoeld wordt dat de man doorgaans meer spiermassa heeft dan een vrouw en bijgevolg een lager vetpercentage heeft, dan is dit argument gelijk te stellen met de waarneming dat het vetgehalte bij de vrouw hoger ligt. Dit argument is dan correct. Tot slot wordt ook gewicht opgegeven als mogelijke oorzaak van het verschil in farmacokinetiek tussen de geslachten. Dit argument is niet correct aangezien een man en vrouw van hetzelfde gewicht
27
verschillen in farmacokinetiek door een verschil in vetgehalte. Het verschil is dus niet te wijten aan gewicht. 4.3.2. Geneesmiddel-alcohol interacties 4.3.2.1. Advies i.v.m. alcohol bij therapie Er werd gevraagd bij welke geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen de apothekers uitleg geven i.v.m. alcohol bij therapie. Gemiddeld werden spontaan 3,3 geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen ± 1,3 opgesomd bij deze vraag (range 1 – 6). In Tabel 4.2. staat meer informatie hierover. Tabel 4.2 : Aantal spontaan vermelde geneesmiddelen/of geneesmiddelklassen door de deelnemende apothekers (n=50).
Aantal spontaan vermelde geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen 1 2 3 4 5 6
Aantal apothekers die x geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen vermelden 3 14 13 8 11 1
In Figuur 4.4. staan alle geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen waarbij de ondervraagde apothekers uitleg geven i.v.m. alcohol. Metronidazol (40/50) en slaap- en kalmeringsmiddelen (39/50) werden het meest aangehaald. Antibiotica werden door 17 apothekers (34%) vermeld.
28
Geneesmiddelen waarbij bij aflevering uitleg wordt gegeven i.v.m. alcohol Metronidazol
80
Slaap-en kalmeringsmiddelen
78
Antibiotica
34
Disulfiram
24
Antidepressiva
18
Antihistaminica
12
Geneesmiddelen waarbij uitleg wordt gegeven
Antimycotica
8
Analgetica
6
Antipsychotica/Neuroleptica
6
Ontstekingsremmers
6
Opiaten
6
Tinidazol
6
Anti-epileptica
4
Methotrexaat
4
Acitretine
2
Anticoagulantia
2
Centraalwerkende geneesmiddelen
2
Codeïne
2
Fenothiazine
2
Itraconazol
2
MAO-inhibitoren
2
Cardiovasculaire geneesmiddelen
2
Middelen ivm maag
2
Minocycline
2
Nitrofurantoïne
2
Ornidazol
2
SSRI
2
Tetrazepam
2
Fluconazol
2
Tramadol
2
Zolpidem
2
Percentage (%)
Figuur 4.4: Geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen waarbij uitleg wordt gegeven i.v.m. alcohol bij therapie (n=50).
De apothekers waren goed op de hoogte: op de antibiotica na (inclusief nitrofurantoïne) zijn wel degelijk alle geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen die worden opgesomd bij deze vraag niet 100% veilig te combineren met alcohol.
29
Verder is het ook op te merken dat bijna alle geneesmiddelen, waarbij volgens onze steekkaart (zie Bijlage B) het gebruik van alcohol afgeraden is, opgesomd werden. Methoxsaleen is de enige stof waarvan noch de stofnaam noch de klasse werd vermeld. Verder vermeldde geen enkele apotheker de stofnamen methadon en pentazocine. Deze laatste twee behoren echter tot de klasse narcotische analgetica of opiaten, welke wel werden vermeld door enkele apothekers. Ook de stofnaam niclosamide werd niet vermeld, maar alle andere antiparasitaire middelen uit de steekkaart wel, namelijk metronidazol, ornidazol en tinidazol. De langwerkende benzodiazepines werden door geen enkele apotheker vermeld omdat geen enkele apotheker een onderscheid maakte in werkingsduur van de benzodiazepines. Deze geneesmiddelklasse werd wel door 39 apothekers aangehaald. Tot slot werden cefamandol en ketoconazol niet specifiek opgesomd. Antibiotica, de klasse waar cefamandol toe behoort en antimycotica, de klasse waar ketoconazol toe behoort, werden daarentegen wel aangehaald. Metronidazol werd door 40 van de 50 bevraagde apothekers (80%) vermeld. Deze apothekers geven gemiddeld bij 99% van hun patiënten op metronidazol advies i.v.m. alcohol bij therapie. Informatie over wanneer advies i.v.m. het gebruik van alcohol bij therapie verstrekt wordt, is weergegeven in Tabel 4.3. Op één apotheker na gaven ze allemaal het advies niets van alcohol te gebruiken. Vier apothekers (4/40) wezen op verdoken alcoholbronnen zoals een likeurpraline. Elf apothekers (11/40) waarschuwden voor de neveneffecten wanneer toch alcohol wordt gebruikt. Het verschil in adviezen schuilde in de tijd gedurende dewelke geen alcohol mag gebruikt worden: 5 apothekers (5/40) adviseren geen alcohol te gebruiken tot één dag na het einde van de behandeling, 9 apothekers (9/40) adviseren dit te doen tot twee dagen erna, slechts 3 apothekers (3/40) adviseren tot drie dagen na het einde te wachten terwijl 22 apothekers (22/40) hier niet extra over uitwijden. Op één apotheker na adviseerden ze allemaal terecht geen alcohol te gebruiken. Over de duur van de alcoholvrije periode bij dit geneesmiddel (en andere geneesmiddelen behorende tot de antiparasitaire middelen) valt te discussiëren. Aangezien er geen eenduidigheid is tussen de verschillende bronnen, kozen we er veiligheidshalve voor aan te raden het gebruik van alcohol tot 72 uur na het einde van de behandeling te mijden. Het is
30
wel opvallend dat 56,4% (22/39) van de apothekers niets meldt over de duur van de alcoholvrije periode. Tinidazol werd door 3 apothekers vermeld. Allemaal gaven ze uitleg bij al hun patiënten op tinidazol. Naast metronidazol en tinidazol werd ornidazol, tevens een antiparasitair middel waarbij het gebruik van alcohol afgeraden is, vermeld door 1 apotheker. Informatie over wanneer advies i.v.m. het gebruik van alcohol bij therapie verstrekt wordt, is weergegeven in Tabel 4.3. Tabel 4.3 : Overzicht van wanneer advies i.v.m. alcohol bij therapie verstrekt wordt.
Geneesmiddel of geneesmiddelklasse
Uitleg wordt enkel bij eerste aflevering gegeven
Metronidazol (n=40) Tinidazol (n=3) Slaapen kalmeringsmiddelen (n=39) Antibiotica (n=17) Disulfiram (n=12) Antidepressiva (n=9) Antihistaminica (n=6) Antimycotica(n=4)
8/40 0/3
Uitleg wordt zowel bij eerste als herhaalde aflevering gegeven 32/40 3/3
37/39
2/39
13/17 7/12 9/9 6/6 2/4
4/17 5/12 0/9 0/6 2/4
Slaap- en kalmeringsmiddelen werden door 39 van 50 apothekers (78%) vermeld. Gemiddeld wordt er bij 70,0% van de patiënten advies verstrekt. Bij het advies werd door 27 apothekers (27/39) gewezen op de slaperigheid die kan toenemen door het gebruik van alcohol. Andere adviezen stelden dat er moet worden opgelet met het gebruik van alcohol (13/39), dat alcohol moet gemeden worden (7/39) of dat moet worden opgelet met het besturen van een voertuig (8/39). Verder werden zolpidem en tetrazepam specifiek vermeld, elk door 1 apotheker. Informatie over wanneer advies i.v.m. het gebruik van alcohol bij therapie verstrekt wordt, is weergegeven in Tabel 4.3. Omwille van het centraal onderdrukkend effect van deze geneesmiddelen kan de slaperigheid wel degelijk toenemen bij gebruik van alcohol. Dit advies is correct. Ook de andere adviezen zijn terecht: matig alcoholgebruik is toegestaan, maar er moet worden 31
opgelet met het besturen van een voertuig. Sommige apothekers (20/39) formuleren dit advies met de woorden ‘mijd alcohol’ en ‘let op met het gebruik van alcohol’. Antibiotica werden door 17 apothekers (34%) vermeld. Gemiddeld wordt bij 61,3% van de patiënten uitleg gegeven. Bij deze geneesmiddelen adviseerde 58,8% (10/17) om geen alcohol te gebruiken, terwijl 29,4% (5/17) matig alcoholgebruik aanvaardbaar acht. Drie apothekers (3/17) stelden dat de werking van het geneesmiddel verandert door het gebruik van alcohol tijdens de behandeling. Nitrofurantoïne (1/50) en minocycline (1/50) werden specifiek vermeld. Informatie over wanneer advies i.v.m. het gebruik van alcohol bij therapie verstrekt wordt, is weergegeven in Tabel 4.3. Het is merkwaardig dat 34% van de ondervraagde apothekers (17/50) antibiotica opgeeft, aangezien de meeste antibiotica veilig kunnen worden gecombineerd met alcohol. Penicillines, doxycycline, ciprofloxacine, erythromycine en nitrofurantoïne zijn de antibiotica uit de steekkaart (zie Bijlage B) die veilig kunnen gecombineerd worden met alcohol. Bij een behandeling met cefamandol moet alcohol echter geweerd worden, tot drie dagen na het einde van de therapie zelfs. Er zouden disulfiram-achtige effecten kunnen optreden indien alcohol en cefamandol wel gecombineerd worden. Verder moet bij het gebruik van cotrimoxazol en isoniazide opgelet worden met het gebruik van alcohol. Matig gebruik is in deze gevallen toegestaan. Bij het gebruik van alcohol gedurende een behandeling met cotrimoxazol kunnen disulfiram-achtige effecten optreden, maar dit is zeer zeldzaam. In geval van isoniazide is er mogelijks een verhoogd risico op een isoniazide-geïnduceerde hepatitis. De effecten van isoniazide kunnen ook mogelijks verlaagd zijn bij hevige drinkers. Rond antibiotica heerst de meeste onduidelijkheid in deze context. Vele patiënten, en blijkbaar ook apothekers, geloven dat gedurende het gebruik van antibiotica geen alcohol mag gebruikt worden. Bijna een kwart (24% of 12/50) vermeldde disulfiram. Al deze apothekers geven al hun patiënten die disulfiram gebruiken advies. Op één apotheker na gaven ze allen het advies geen druppel alcohol te gebruiken. Een derde (4/12) vermeldde hier nog bij dat de patiënt zich slecht zal voelen bij gebruik van alcohol. Informatie over wanneer advies i.v.m. het gebruik van alcohol bij therapie verstrekt wordt, is weergegeven in Tabel 4.3. Deze adviezen zijn correct, al zou er steeds moeten gewezen worden op de neveneffecten, zeker gezien de indicatie van dit geneesmiddel. 32
Antidepressiva werden door 9 apothekers (18%) vermeld. Gemiddeld wordt bij 71,9% van de patiënten uitleg gegeven. Een derde (3/9) adviseerde geen alcohol te gebruiken bij therapie, terwijl 2 apothekers (2/9) matig alcoholgebruik toestaan en 2 apothekers (2/9) vragen op te letten met alcohol. Bijna de helft (4/9) stelde dat alcohol de werking van het geneesmiddel versterkt. Verder werden de selectieve serotonine reuptake inhibitoren (SSRI) door één apotheker specifiek aangehaald. Informatie over wanneer advies i.v.m. het gebruik van alcohol bij therapie verstrekt wordt, is weergegeven in Tabel 4.3. Bij antidepressiva is matig alcoholgebruik toegestaan. Afhankelijk van de klasse of stofnaam varieert het advies. Zo wordt bij de tricyclische antidepressiva (en aanverwanten) gewaarschuwd voor gedaalde alertheid en verwardheid bij gebruik van alcohol, zeker in het begin van de behandeling. Verder wordt nog gewaarschuwd voor toegenomen toxiciteit van deze stoffen bij gebruik van alcohol en bij alcoholici met leveraandoeningen. Bij de meeste antidepressiva die werken op de neuroreceptoren, wordt gewaarschuwd voor gedaalde alertheid wanneer alcohol wordt gebruikt. Het advies van de apothekers zou concreter moeten zijn. Antihistaminica werden door 6 apothekers (12%) vermeld. Gemiddeld wordt bij 57,5% van de patiënten uitleg gegeven. Bijna alle apothekers (5/6) waarschuwden ze voor de slaperigheid die versterkt wordt door het gebruik van alcohol. Informatie over wanneer advies i.v.m. het gebruik van alcohol bij therapie verstrekt wordt, is weergegeven in Tabel 4.3. Bij zowel de sederende als de niet-sederende antihistaminica wordt alcohol afgeraden wanneer alertheid gewenst is, wegens de verhoogde sedatie bij gelijktijdig gebruik. Matig alcoholgebruik is in andere gevallen wel toegestaan. In geval van H2-antihistaminica is slechts matig alcoholgebruik toegestaan aangezien alcohol de onderliggende gastrointestinale ziekte kan verergeren. Ook de hypoglycemie door alcohol kan door dit geneesmiddel versterkt worden. Antimycotica werden door 4 apothekers (8%) vermeld. Gemiddeld wordt bij 75% van de patiënten advies verstrekt i.v.m. alcohol bij therapie. Eén apotheker(1/4) gaf hier het advies op te letten met het gebruik van alcohol, een andere apotheker(1/4) gaf als advies dat één glas geen kwaad kan en twee apothekers (2/4) raden het gebruik van alcohol af gedurende de behandeling. Verder werden fluconazol (1/50) en itraconazol (1/50) specifiek
33
aangehaald. Informatie over wanneer advies i.v.m. het gebruik van alcohol bij therapie verstrekt wordt, is weergegeven in Tabel 4.3. Deze groep geneesmiddelen bevat slechts één molecule waarbij alcohol afgeraden is bij therapie omwille van disulfiram-achtige neveneffecten, namelijk ketozonazol. Bij de overige moleculen is matig alcoholgebruik toegestaan, maar wordt wel gewaarschuwd voor de mogelijkheid op een disulfiram-achtige reactie. Afhankelijk van welke stof van deze klasse wordt afgeleverd, is het opgegeven advies correct of niet. In Figuur 4.5 staan de mogelijke bronnen opgesomd, waarop de apothekers zich baseren om advies te verstrekken i.v.m. alcohol bij therapie. Vierenzestig procent (32/50) vermeldde zijn algemene kennis. Ongeveer de helft daarvan (15/32) vermeldde enkel algemene kennis als bron. Bron voor advies i.v.m. alcohol bij aflevering Algemene kennis
64
Software, bv Delphicare, Sofie
56
Bron
Bijscholing
20
Vakliteratuur, bv Folia
12
Folder
8
Bijsluiter
4
Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium
2
Internet
2 Percentage (%)
Figuur 4.5: Bronnen voor advies i.v.m. alcohol bij aflevering (n=50).
4.3.2.2. Informatie i.v.m. alcohol bij therapie In Figuur 4.6 staat de verdeling weergegeven van de tijd die gespendeerd wordt, gedurende de aflevering, aan het zoeken en geven van informatie in verband met geneesmiddel-alcohol interacties.
34
Tijd gespendeerd aan alcoholinteracties gedurende aflevering 2%
2% < 30 seconden
6% 24%
30 seconden < 1 minuut
28%
1 minuut 16%
1,5 minuten 2 minuten
22%
> 2 minuten
Figuur 4.6: Tijd gedurende de aflevering besteed aan zoeken en geven van informatie omtrent alcohol en – interacties (n=50).
Er werd weinig tijd geïnvesteerd in het zoeken van informatie omtrent geneesmiddelalcohol interacties na de aflevering: 36% investeerde geen tijd daarin en 40% zelden. Slechts 2% spendeerde vaak tijd daaraan. De overige 8% wist niet hoeveel tijd ze daarin steekt. Bijna driekwart, 37/50 of 74%, ervoer geen barrières om informatie op te zoeken. De overige apothekers (13/50) ervoeren wel barrières. Redenen hiervoor kunnen zijn: te weinig tijd (7/13), te weinig bronnen (5/13), niet weten waar de informatie te vinden is (5/13) en/of informatie niet geïntegreerd in de software van de apotheek (1/13). 4.3.2.3. Tijdstip waarop advies wordt verstrekt i.v.m. alcohol bij therapie Ongeveer driekwart van de bevraagde apothekers (76%) was van mening dat de patiënt informatie wenst i.v.m. alcohol bij therapie bij de eerste aflevering van een geneesmiddel. Een minderheid van 6% dacht dat de patiënt deze informatie niet wenst en 18% denkt dat de patiënt deze informatie soms wenst. Bij vervolgaflevering dacht slechts 16% van de apothekers dat de patiënt uitleg wenst. Een meerderheid van 74% dacht dat de patiënt bij vervolgaflevering deze informatie niet meer wenst en 10% dacht de patiënt deze uitleg soms wenst.
35
4.3.2.4. Spontane vraag naar alcohol bij therapie Op de vraag of patiënten zelf naar alcohol bij therapie vragen, kregen we bij 90% van de apothekers een positief antwoord: 4% kreeg dagelijks een vraag, 44% wekelijks, 18% meermaals per maand, 4% eenmaal per maand en 20% minder dan eenmaal per maand. Vaak werd deze vraag gesteld wanneer de patiënt antibiotica inneemt of wanneer de feestdagen voor de deur staan. Verder vroegen de patiënten of alcohol is toegestaan en hoeveel, of alcohol kwaad kan, en of er bijwerkingen zijn door het gebruik van alcohol. 4.3.2.5. Kennis folder APB “Geneesmiddelen en alcohol?” Vervolgens werd gevraagd aan de apothekers of ze de APB-folder “Geneesmiddelen en alcohol? Vermijd gevaarlijke cocktails…” (zie Bijlage C) kennen: 76% (38/50) kende deze folder. Van deze apothekers gebruikte 50% (19/38) de folder en gaf 42% (16/38) de folder mee aan sommige patiënten. Off the record werd door de apothekers vermeld dat ze vaak de folder niet meegeven omdat de patiënt zich dan aangevallen voelt. Het zou de patiënt het gevoel geven dat hij/zij met een probleem kampt. 4.3.2.6. Klinisch relevante bijwerkingen door interactie met alcohol Zestien procent (8/50) was in de praktijk al een situatie tegengekomen waarbij een interactie met alcohol tot klinisch relevante bijwerkingen leidde. De helft (4/8) meldde een voorval waarbij alcohol tot disulfiram-achtige neveneffecten leidde. In drie van deze vier gevallen was metronidazol het geneesmiddel in kwestie. Door de combinatie met alcohol of een verdoken vorm van alcohol (bv hoestsiroop met alcohol) ervoer de patiënt nevenwerkingen. In het overige geval (1/4) leidde een cognacsaus bij een patiënt op Antabuse®
tot
deze
bijwerkingen.
Twee
andere
apothekers
(2/8)
gaven
een
zelfmoord(poging) op als voorbeeld: wanneer bromazepam of een cocktail van geneesmiddelen wordt gecombineerd met alcohol, kan dit tot de dood leiden. In de overige twee incidenten (2/8) was een centraal onderdrukkend geneesmiddel betrokken. In het ene geval leidde de combinatie van slaapmiddelen en wijn tot het in slaap vallen voor de kast in plaats van in bed, wat te verklaren is door het versterkende onderdrukkende effect van alcohol op het centraal zenuwstelsel. Indien deze vrouw in slaap viel in bed in plaats van voor de kast, zouden zij of haar man nooit gedacht hebben aan een interactie. In dat geval zou dit een voorbeeld zijn van een incident dat ertoe leidt dat het aantal incidenten gekend
36
door de apothekers een onderschatting is. Zij zouden de link niet leggen en het niet kunnen melden aan de apotheker. In het andere geval zou de combinatie van antidepressiva en alcohol tot een ontlasting leiden. Er werd echter geen verklaring gevonden in de literatuur voor dit laatste incident, dus vermoedelijk is deze ontlasting slechts een bijwerking van het antidepressivum. Sommige antidepressiva kunnen diarree geven. De overige incidenten zijn wellicht wel allemaal te wijten aan een interactie tussen alcohol en geneesmiddelen. Aangezien in twee van de acht beschreven incidenten een verdoken vorm van alcohol (cognacsaus of alcohol in hoestsiroop) betrokken was, blijkt het van belang dat de apotheker weet welke geneesmiddelen alcohol bevatten. Ze zouden bij de aflevering van sommige geneesmiddelen moeten wijzen op deze verdoken vormen van alcohol. Bij metronidazol wijst slecht 10% (4/40) hierop (zie 4.3.2.1). Bijna alle ondervraagden (96% of 48/50) waren van mening dat deze interacties vaker voorkomen dan geweten is. Volgende verklaringen werden gegeven: het wordt niet gemeld aan de apotheker (16/48), de patiënt legt de link niet tussen de gebeurtenis en alcohol (16/45), de apotheker bezit te weinig kennis om interacties te voorkomen (8/48), de patiënt schaamt zich (5/48), de apotheker heeft geen idee hoeveel de patiënt drinkt (5/48), de patiënt luistert niet naar het advies (5/48), patiënten gaan naar de arts of naar de spoeddienst in plaats van naar de apotheker (4/48), van de nieuwe geneesmiddelen kent de apotheker minder (2/48), er zijn te weinig studies i.v.m. alcohol interacties (2/48). Slechts één apotheker, die vond dat het een onderschatting is, kon daarvoor geen verklaring geven. De meerderheid (46/50) zou bewuster omgaan met geneesmiddel-alcohol interacties na melding van een incident. Van de overige vier apothekers (4/50) zouden er drie even bewust omgaan hiermee als ervoor, waarvan één apotheker nog uitbreidde dat er als apotheker voornamelijk preventief wordt gewerkt. Naar zijn/haar mening is het beter op voorhand interacties te vermijden dan pas in actie te schieten als te laat is. Eén apotheker wist niet of hij/zij er bewuster zou omgaan na een incident. Verder werd door 70% van de apothekers vermeld dat ze meer opzoekwerk zouden verrichten na een incident.
37
4.3.3. Alcoholgebruik 4.3.3.1. Apotheker en problematisch alcoholgebruik Ongeveer een kwart (24%) van de apothekers vond in zijn/haar functie niet het recht te hebben om te vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt, terwijl 76% wel van mening was dat recht te hebben. Gemiddeld werd bij 10% van de patiënten effectief gevraagd naar alcoholgebruik (indien nodig). Hierbij moet wel vermeld worden dat 33 apothekers (66%) nooit vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt. Daarenboven is 68% (34/50) van mening dat de patiënt een bezwaar zou hebben tegen het vragen naar zijn alcoholgebruik, 22% (11/50) was van mening dat de sommige patiënten er een bezwaar zouden tegen hebben en slechts 10% (5/50) dacht dat de patiënt hier geen bezwaar tegen heeft. In een studie uit Nieuw-Zeeland werd gevonden dat slechts 56% van de apothekers gelooft dat ze het recht hebben te vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt 42, tegenover 76% in ons onderzoek. Het is opmerkelijk dat 76% (38/50) vindt dat ze het recht hebben hier naar te vragen, maar dat van deze groep 57,9% (22/38) die vraag nog nooit gesteld heeft. Als we deze cijfers linken met het gegeven dat 68% van mening is dat de patiënt hier een bezwaar tegen heeft, dan kunnen we begrijpen dat 66% (33/50) de vraag nog nooit heeft gesteld. 4.3.3.2. Apotheeksoftware en problematisch alcoholgebruik In onderstaande Figuur 4.7 is informatie weergegeven in verband met het integreren van informatie over problematisch alcoholgebruik in de software. In 45 van de 50 bezochte apotheken was het mogelijk om informatie over problematisch alcoholgebruik te integreren in de software. Dit houdt in dat een nota wordt ingevoegd in het dossier van de patiënt in kwestie. Bij elke aflevering is deze nota leesbaar, soms onder de vorm van een pop-upvenster dat bij iedere aflevering tevoorschijn komt (onafhankelijk van welke geneesmiddelen worden afgeleverd). In een artikel van Murphy (2004) constateren de onderzoekers dat op het computerscherm in de apotheek veel waarschuwingen, onder de vorm van pop-upvensters verschijnen die van weinig belang zijn. Daardoor wordt het een gewoonte om de pop-up-vensters weg te klikken, waardoor nuttige informatie dreigt verloren te gaan. We 38
kunnen ons afvragen hoe nuttig het integreren van informatie i.v.m. problematisch alcoholgebruik in dat geval nog is.40
Mogelijk te integreren: 45 apotheken
50 apotheken Niet mogelijk te integreren: 5 apotheken
Niet nuttig om te integreren: 5 apotheken Nuttig om te integreren: 40 apotheken
Nuttig om te integreren: 5 apotheken
Figuur 4.7: Schematische weergave van het aantal apothekers die de mogelijkheid heeft informatie over problematisch alcoholgebruik te integreren in zijn software en het aantal apothekers dat dit nuttig vindt (n=50).
Vijfenveertig van de 50 bevraagde apothekers vonden het nuttig om informatie daaromtrent te integreren in de software terwijl 5 dit overbodig vinden. Echter, de 5 apotheken waar integratie niet mogelijk is, zouden het allemaal wel nuttig vinden. Eén daarvan beschikte zelfs niet over een computer in zijn apotheek. De 5 apothekers die dit niet nuttig vonden, beschikten allemaal over de mogelijkheid om het te integreren. Twee apothekers gaven als reden aan dat ze alleen in de apotheek staan. Ze vonden het niet nodig om in dat geval de informatie te integreren. In geval van meerdere werknemers zouden ze dit wel nuttig vinden. Twee andere apothekers gaven als reden dat ze een vast cliënteel hebben. Het integreren van deze informatie is dan overbodig. De vijfde apotheker, die dit niet nuttig vond, gaf als reden dat het niet de taak is van de apotheker om een dossier op te stellen. Problemen met alcohol zouden naar zijn/haar mening voornamelijk moeten worden aangepakt door de arts.
39
4.3.4. Opinie apothekers over steekkaart Tot slot werd de steekkaart i.v.m. interacties tussen alcohol en geneesmiddelen voorgelegd aan de apothekers. Op de vraag hoe de apothekers deze steekkaart zouden gebruiken in de praktijk werden volgende antwoorden verkregen: in de buurt leggen (20/50), kijken bij twijfel (12/50), bekijken tot ik alles ken (8/50), in de software integreren (9/50), in een map of folie steken (5/50), focus leggen op de interacties waar alcohol tegenaangewezen is (codenummer 4 of rood in de steekkaart) (6/50), zelf een selectie maken uit de steekkaart (2/50) en een poster maken (1/50). Vervolgens werd gevraagd in welke vorm ze de steekkaart verkiezen. Zoals te zien is in Figuur 4.8 zijn er meerdere suggesties. Ongeveer de helft (23/50) verkoos een integratie in de software, terwijl 6 apothekers een papieren versie verkozen. Negen apothekers (9/50) zagen voordelen in beide vormen. Verder werd door 9 apothekers een geplastificeerde versie vermeld, door 2 apothekers een poster en door 1 apotheker een online versie.
Figuur 4.8: Mogelijke vormen waarin de steekkaart gewenst is (n=50).
Er werd vervolgens naar hun opinie gevraagd. Alle apothekers waren positief over de steekkaart. Naar hun mening was het een volledig overzicht dat gebruiksvriendelijk is opgesteld. Er werden ook een aantal opmerkingen gegeven, namelijk: 40
1) Steekkaart liever alfabetisch per blad in de plaats van per kolom (24%) 2) Merknaam vermelden in de steekkaart (14%) 3) Liever per klasse of gegroepeerd werken (10%) 4) Steekkaart liever beknopter (8%) 5) Geen gele kleur combineren met een witte achtergrond (10%) of de kleur van code 4 roder (6%) 6) Opmerkingen A tot F in de lijst in plaats van een apart blad (4%). We kunnen besluiten dat de apothekers tevreden waren met de steekkaart. Ze waren enthousiast dat ze de steekkaart mochten houden.
41
4.4. BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK Gezien de relatief kleine steekproef, namelijk 50 apotheken, is het mogelijk dat de resultaten niet representatief zijn. Nochtans zijn geen grote verschillen aan te treffen wanneer deze 50 resultaten vergeleken worden met de totale steekproef (n=100) (zie Bijlage F). Desondanks de resultaten anoniem verwerkt worden, zou het kunnen dat door het persoonlijk afnemen van de vragenlijst sociaal wenselijk geantwoord werd door de apothekers. Dit zou betekenen dat onze resultaten de situatie rooskleuriger voorstellen.
42
5. CONCLUSIE We hebben de huidige situatie inzake kennis over alcohol en geneesmiddel-alcohol interacties bij officina-apothekers in kaart gebracht. Na het ontwikkelen van een vragenlijst en steekkaart, werden 50 apotheken bezocht. Uit dit terreinonderzoek is gebleken dat de kennis van de apothekers over de alcoholinhoud van een alcoholische eenheid en de kennis over de limieten van problematisch alcoholgebruik pover is. De kennis over het verschil in farmacokinetiek tussen man en vrouw is dan weer beter. Bijscholingen worden door de apothekers als voornaamste bron opgegeven om hun kennis te verbeteren. Verder valt te besluiten dat de apothekers weten bij welke geneesmiddelen advies moet verstrekt worden i.v.m. alcohol bij therapie. Alle geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen die vermeld werden, waren wel degelijk stoffen en/of klassen waarbij moet opgelet worden met het gebruik van alcohol. Enkel de antibiotica worden te algemeen beschouwd als geneesmiddelklasse waarbij moet opgelet worden met het gebruik van alcohol. Verder werden zo goed als alle geneesmiddelen waarbij alcohol effectief afgeraden wordt, vermeld. De adviezen zouden in sommige gevallen concreter moeten geformuleerd worden. We stelden ook vast dat ongeveer driekwart van de apothekers geen barrières ervaart om informatie op te zoeken over alcohol en geneesmiddel-alcohol interacties en dat ongeveer driekwart zelden of nooit informatie opzoekt hieromtrent. Regelmatig komt een vraag vanuit de patiënten zelf naar alcohol bij therapie. Dit gebeurt voornamelijk wanneer antibiotica worden ingenomen en/of wanneer de feestdagen voor de deur staan. Verder bleek dat het gebruik en meegeven van folders momenteel nog niet optimaal is. Klinisch relevante bijwerkingen door een interactie met alcohol omvatten voornamelijk disulfiram-achtige reacties of een versterking van het onderdrukkende effect op het centraal zenuwstelsel. De meeste apothekers zijn ervan overtuigd dat geneesmidelalcohol interacties vaker plaatsgrijpen dan zij weten. De meerderheid is van mening dat ze in hun functie als apotheker het recht hebben te vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt, terwijl een minderheid effectief die vraag
43
stelt indien een situatie zich voordoet. De meerderheid is ook van mening dat de patiënt een bezwaar zou hebben tegen het vragen naar zijn alcoholgebruik. De meerderheid vindt het integreren van informatie, o.a. inzake alcoholgebruik, in de software nuttig. Het merendeel beschouwt een integratie van de informatie van de steekkaart in de software als de meest gebruiksvriendelijke vorm. Over het algemeen kan de huidige situatie vrij positief geëvalueerd worden, met uitzondering van de kennis inzake alcoholinhoud van één eenheid alcohol, de grens van problematisch alcoholgebruik alsook het advies bij de antibiotica.
44
6. LITERATUURLIJST 1. Lieber CS, Abittan CS. Pharmacology and metabolism of alcohol, including its metabolic effects and interactions with other drugs. Clinics in Dermatology 1999;17:365-379. 2. Lieber CS. Alcohol: Its metabolism and interaction with nutrients. Annual Review of Nutrition 2000;20:395-+. 3. http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Ethanol-3d-stick-structure.svg. 2013)
(maart
4. Susan B.Masters. The Alcohols. Basic & Clinical Pharmacology. 12 ed. 2012. 5. Ferreira MP, Willoughby D. Alcohol consumption: the good, the bad, and the indifferent. Applied Physiology Nutrition and Metabolism-Physiologie Appliquee Nutrition et Metabolisme 2008;33:12-20. 6. Levitt MD, Li R, DeMaster EG, et al. Use of measurements of ethanol absorption from stomach and intestine to assess human ethanol metabolism. American Journal of Physiology-Gastrointestinal and Liver Physiology 1997;273:G951-G957. 7. Sadler DW, Fox J. Intra-individual and inter-individual variation in breath alcohol pharmacokinetics: The effect of food on absorption. Science & Justice 2011;51:3-9. 8. Gentry RT. Effect of food on the pharmacokinetics of alcohol absorption. AlcoholismClinical and Experimental Research 2000;24:403-404. 9. Jones AW, Jonsson KA, Kechagias S. Effect of high-fat, high-protein, and highcarbohydrate meals on the pharmacokinetics of a small dose of ethanol. British Journal of Clinical Pharmacology 1997;44:521-526. 10. Li TK, Yin SJ, Crabb DW, et al. Genetic and environmental influences on alcohol metabolism in humans. Alcoholism-Clinical and Experimental Research 2001;25:136144. 11. http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0009898112005293. 2013)
(maart
12. Marc A.Schuckit. Ethanol and Methanol. Goodman & Gilman's The Pharmacological Basis of Therapeutics. 12 ed. 2011. 13. Seixas FA. Alcohol and Its Drug Interactions. Annals of Internal Medicine 1975;83:8692. 14. Zakhari S. Overview: How is alcohol metabolized by the body? Alcohol Research & Health 2006;29:245-254.
45
15. Frezza M, Dipadova C, Pozzato G, et al. High Blood-Alcohol Levels in Women - the Role of Decreased Gastric Alcohol-Dehydrogenase Activity and 1St-Pass Metabolism. New England Journal of Medicine 1990;322:95-99. 16. Badger TM, Ronis MJJ, Seitz HK, et al. Alcohol metabolism: Role in toxicity and carcinogenesis. Alcoholism-Clinical and Experimental Research 2003;27:336-347. 17. Baraona E, Abittan CS, Dohmen K, et al. Gender differences in pharmacokinetics of alcohol. Alcoholism-Clinical and Experimental Research 2001;25:502-507. 18. Frezza M, Dipadova C, Pozzato G, et al. High Blood-Alcohol Levels in Women - the Role of Decreased Gastric Alcohol-Dehydrogenase Activity and 1St-Pass Metabolism. New England Journal of Medicine 1990;322:95-99. 19. Edenberg HJ. The genetics of alcohol metabolism - Role of alcohol dehydrogenase and aldehyde dehydrogenase variants. Alcohol Research & Health 2007;30:5-13. 20. Ginsberg G, Hattis D, Sonawane B. Incorporating pharmacokinetic differences between children and adults in assessing children's risks to environmental toxicants. Toxicology and Applied Pharmacology 2004;198:164-183. 21. Perucca E. Pharmacokinetic variability of new antiepileptic drugs at different ages. Therapeutic Drug Monitoring 2005;27:714-717. 22. Perucca E. Clinical pharmacokinetics of new-generation antiepileptic drugs at the extremes of age. Clinical Pharmacokinetics 2006;45:351-363. 23. Ginsberg G, Hattis D, Russ A, et al. Pharmacokinetic and pharmacodynamic factors that can affect sensitivity to neurotoxic sequelae in elderly individuals. Environmental Health Perspectives 2005;113:1243-1249. 24. Delphicare database. (maart 2013) 25. Christian Luscher. Drugs of Abuse. Basic & Clinical Pharmacology. 12 ed. 2012. 26. Davies M. The role of GABA(A) receptors in mediating the effects of alcohol in the central nervous system. Journal of Psychiatry & Neuroscience 2003;28:263-274. 27. Koob GF. A role for GABA mechanisms in the motivational effects of alcohol. Biochemical Pharmacology 2004;68:1515-1525. 28. http://www.vad.be/alcohol-en-andere-drugs/feiten-en-cijfers/alcohol.aspx. 2013)
(april
29. Tanaka E. Toxicological interactions involving psychiatric drugs and alcohol: an update. Journal of Clinical Pharmacy and Therapeutics 2003;28:81-95. 30. www.bcfi.be. (april 2013)
46
31. Clemmesen JO, Ott P, Sestoft L. The effect of cimetidine on ethanol concentrations in fasting women and men after two different doses of alcohol. Scandinavian Journal of Gastroenterology 1997;32:217-220. 32. Baxter K. Stockley's Drug Interactions. London: Pharmaceutical Press; 2010. 33. Folder "Geneesmiddelen en alcohol?". Algemene Pharmaceutische Bond; 2012. 34. George Delgado Jr, Jamie Shaskos. Principles of Drug Interactions. Tintinalli's Emergency Medicine. 7 ed. 2011. 35. Commentaren Medicatiebewaking 2012/2013. Stichting Healthcare; 2012. 36. Richard J.Geller. Disulfiram. Poisoning & Drug Overdose. 6 ed. 2012. 37. Stinco G, Piccirillo F, Sallustio M, et al. Facial Flush Reaction after Alcohol Ingestion during Topical Pimecrolimus and Tacrolimus Treatment. Dermatology 2009;218:7172. 38. http://www.riziv.fgov.be/drug/nl/pharmacists/modification-20100401/index.htm. (april 2013) 39. Becker ML, Kallewaard M, Caspers PWJ, et al. Hospitalisations and emergency department visits due to drug-drug interactions: a literature review. Pharmacoepidemiology and Drug Safety 2007;16:641-651. 40. Murphy JE, Forrey RA, DeSiraju U. Community pharmacists' responses to drug - drug interaction alerts. American Journal of Health-System Pharmacy 2004;61:1484-1487. 41. Hines LE, Saverno KR, Warholak TL, et al. Pharmacists' awareness of clinical decision support in pharmacy information systems: An exploratory evaluation. Research in Social & Administrative Pharmacy 2011;7:359-368. 42. Sheridan J, Wheeler A, Chen LJH, et al. Screening and brief interventions for alcohol: attitudes, knowledge and experience of community pharmacists in Auckland, New Zealand. Drug and Alcohol Review 2008;27:380-387. 43. Culberson JW. Alcohol use in the elderly: Beyond the CAGE - Part 2: Screening instruments and treatment strategies. Geriatrics 2006;61:20-26. 44. Saitz R, Horton NJ, Samet JH. Alcohol and medication interactions in primary care patients: Common and unrecognized. American Journal of Medicine 2003;114:407410. 45. Schuman H, Presser S. Open and Closed Question. American Sociological Review 1979;44:692-712. 46. Friborg O, Rosenvinge JH. A comparison of open-ended and closed questions in the prediction of mental health. Quality & Quantity 2013;47:1397-1411.
47
48
49
BIJLAGE A: AUDIT
Bijlage A
1
2
Bijlage A
BIJLAGE B: STEEKKAART
Interacties tussen alcohol en geneesmiddelen
Steekkaart
Bijlage B
1
Interacties tussen alcohol en geneesmiddelen Deze steekkaart geeft u een samenvatting van alle informatie die in de literatuur beschikbaar is betreffende interacties tussen alcohol en geneesmiddelen. Codering interacties De ernst van de interacties wordt weergegeven volgens een kleuren- en cijfercode:
Code
Verklaring
❶
Het gebruik van alcohol tijdens een behandeling met dit geneesmiddel is veilig
❷
Het gebruik van alcohol tijdens een behandeling met dit geneesmiddel is veilig. Echter wanneer alertheid gewenst is (besturen van een voertuig of machines), wordt de combinatie best vermeden.
❸
Matig gebruik van alcohol (= 2 consumpties per dag, met twee alcoholvrije dagen per week) tijdens een behandeling met dit geneesmiddel is veilig. De patiënt moet wel gewezen worden op eventuele mogelijke bijwerkingen (zie de opmerking).
❹
Het gebruik van alcohol tijdens een behandeling met dit geneesmiddel wordt afgeraden.
Algemene adviezen
2
Hypertensie: Chronisch matig of ernstig drinken leidt tot hypertensie en tot een verminderd effect van antihypertensiva. Echter, bij sommige patiënten is het omgekeerde waar, en kan men kort na drinken van alcohol duizeligheid, posturale hypotensie en flauwte ervaren. Daarentegen zou licht tot matig alcoholgebruik geassocieerd zijn met een lager risico op cardiovasculaire ziekte.
Diabetes: Bij diabetes wordt alcoholgebruik best beperkt (minder dan 3 glazen tijdens de maaltijd). Alcohol kan immers een te lage suikerspiegel veroorzaken, zeker tussen de maaltijden door. Wees bovendien aandachtig voor zoete alcoholische dranken.
Antibiotica: Alcohol vermindert de werking van een antibioticum niet. Slechts bij drie middelen (Metronidazol, tinidazol, ornidazol) kan de combinatie met alcohol wel vervelende bijwerkingen veroorzaken (bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten).
Bijlage B
Opmerkingen De tabel bevat enkele algemene adviezen die voor meerdere geneesmiddelen van toepassing zijn.
Opmerking A: Alertheid kan - zeker in begin behandeling en in combinatie met alcohol – sterk gedaald zijn. Ook verwardheid kan optreden. De toxiciteit van sommige tricyclische antidepressiva kan versterkt zijn bij alcoholgebruik en bij alcoholici met leveraandoeningen. Opmerking B: Reactiesnelheid en psychomotorische coördinatie verminderen. Bovendien treden er mogelijks extrapyramidale bijwerkingen (akathisie, dystonie, tremor) en daling van de bloeddruk op. De aard en mate van de effecten verschilt sterk interindividueel. Opmerking C: Additief centraal deprimerend effect: slaperigheid, minder controle over de bewegingen, moeite met concentreren en bemoeilijkte ademhaling. Dit geldt ook nog de dag ná inname. Opmerking D: Verhoogd risico op maagklachten. Drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is of bij verleden van alcoholmisbruik. Opmerking E: Het is onwaarschijnlijk dat verhoogde sedatie optreedt met niet-sederende antihistaminica. Echter, omwille van interindividuele verschillen is dit niet uit te sluiten. Opmerking F: Disulfiram-achtige reacties (flushing, volheid van gezicht en nek, tachycardie, kortademigheid, duizeligheid, hypotensie, nausea en braken) kunnen voorkomen.
Bijlage B
3
Gebruikte bronnen: 1. Baxter K (ed), Stockley’s Drug Interactions, Ninth edition; London; Pharmaceutical Press, 2010. 2. Commentaren Medicatiebewaking 2012/2013, Stichting Healthbase, 2012. 3. Folder “Geneesmiddelen en alcohol?”, uitgegeven door Algemene Pharmaceutische Bond, 2012 4. Delphicare database, geraadpleegd gedurende maart 2013.
Molecuulnaam
Klasse
Ernst
Opmerking
Molecuulnaam
Klasse
Ernst
Opmerking
Aceclofenac
NSAID
❸
Opmerking D
Levocetirizine
❷
Opmerking E
Acenocoumarol
Vitamine Kantagonisten
❸
Levo-mepromazine
❸
Opmerking B
Acetylsalicyl-zuur
Analgetica antipyretica Middelen bij psoriasis
❸
Versterkt antistollingseffect. Jarenlang gebruik gaat antistolling tegen. Opmerking D
Niet-sederend antihistaminica Antipsychotica
❷
Loprazolam
Agomelatine
Antidepressiva werkend op de neuroreceptoren
❸
Alcohol verhoogt serumspiegels van etretinaat bij inname acitretine (schadelijk is voor ongeboren kind). Absoluut geen alcohol tot twee maand na stopzetten van de behandeling met acitretine. Verhoogd risico op slaperigheid en verwardheid. Voorzichtigheidshalve leverfunctie controleren voor start behandeling en opletten bij alcoholici.
Middelen bij bipolaire stoornissen Halflangwerkende benzodiazepines
Lor(met)azepam
Halflangwerkende benzodiazepines
❷
Alimemazine
Sederende antihistaminica Gastroprokinetica
❷
Loratadine
❷
Opmerking E
❷
Maprotiline
❸
Opmerking A
Halflangwerkende benzodiazepines Centrale Stimulantia
❷
Meclozine
❷
Mefloquine
Niet-sederend antihistaminica Tricyclische antidepressiva en aanverwanten Sederende antihistaminica Antimalariamiddelen
Amisulpride
Antipsychotica
❷
Meloxicam
NSAID
❸
Buitensporig gebruik van alcohol draagt bij tot bijwerkingen thv lever. Opmerking D
Amitryptiline
Tricyclische antidepressiva en aanverwanten Calciumantagonist
❸
Melperon
Antipsychotica
❸
Opmerking B
Meprobamaat
Anxiolyticum
Metformine
Middelen bij diabetes
❷ ❸
Acitretine
Alizapride
Alprazolam Amfetamine of afgeleide drug
Amlodipine Aripiprazol
4
Atypische antipsychotica
❹(♀)
❶ ❷
Opmerking A
Lithium
Bijlage B
❷
❷ ❸
Opstapeling melkzuur in bloed mogelijk: braken, buikpijn met spierkrampen, algemeen onwel
Arsenapine
Atypische antipsychotica
❷
Methadon
Narcotische analgetica
❹
Atenolol
Bèta-blokker
❶
Methotrexaat
❹
Atorvastatine
Statines
❸
*Anti-metabolieten *Middelen bij chronische artritis Middelen bij psoriasis
Azathioprine
Thiopurines
❶
Methyldopa
❷
Baclofen
Middelen bij spasticiteit
❷
Methylfenidaat
Centraal werkende antihypertensiva Centrale stimulantia
Benperidol
Antipsychotica
Opmerking B
Methysergide
Antimigraine-middelen
Bicalutamide
Anti-androgenen
❸ ❶
Metoclopramide
Gastroprokinetica
❷ ❷
Bilastine
Niet-sederend antihistaminica Anticholinergica in het kader van Parkinson
❷
Opmerking E
Metoprolol
Bèta-blokker
❶
❷
Metronidazol
Antiparasitaire middelen
❹
❷
Mianserine
❸
Miconazol
Antidepressiva werkend op de neuroreceptoren Antimycotica
❷
Bromocriptine
Halflangwerkende benzodiazepines Antiparkinsonmiddelen
Bromperidol
Antipsychotica
❸
❷
Brotizolam
Halflangwerkende benzodiazepines Narcotische analgetica
❷
Mirtazapine
❷
Mizolastine
Middelen bij tabaksmisbruik Spasmolytica
❷
Moclobemide
Kortwerkende benzodiazepines Antidepressiva werkend op neuroreceptoren Niet-sederend antihistaminica MAO-inhibitoren
❶
Morfine
Narcotisch analgetica
❷
Anti-epileptica, nauw spectrum Cefalosporines
❷
Moxonidine
Centraal werkende antihypertensiva NSAID
❷
Biperideen
Bromazepam
Buprenorfine Bupropion Butylhyoscine Scopolamine Carbamazepine Cefamandol
❹
Verhoogd risico op spierklachten (spierpijn en -vermoeidheid, kramp, soms spierscheur).
Opmerking B
Methoxsaleen
Midazolam
Opmerking F. Drink geen alcohol tot 72u na stopzetten behandeling. De
Naproxen
Bijlage B
❹
❸
❸
gevoel, ernstige vermoeidheid en problemen met ademhalen. Versterking CZS-deprimerende effecten: respiratoire depressie, hypotensie, sufheid en gedaalde reactiesnelheid. Alcohol zou risico op methotrexaat-geïnduceerde hepatische cirrose en fibrose ↑ Verhoogd risico op levertoxiciteit. Geen alcohol op dag van de behandeling.
Alcohol verhoogt serumspiegels. Opstoot centrale bijwerkingen mogelijk.
Opmerking F. Drink geen alcohol tot 72u na stopzetten behandeling.
Opmerking F. Dit is niet van toepassing voor dermale applicaties.
❷ ❷
Opmerking E
❷
❸
Opmerking D
5
❷
Cimetidine
Niet-sederend antihistaminica Sederende antihistaminica H2-antihistaminica
Ciprofloxacine
Chinolonen
reactie is structuurspecifiek en geldt niet voor andere moleculen van deze klasse. Opmerking E
Naratriptan
Triptanen
❶
Natriumoxybaat
Centrale stimulantia
❸
Niclosamide
Anthelminthica
❹
❶
Nicotine
❶
SSRI
❷
Nifedipine
Middelen bij tabaksmisbruik Calciumantagonist
Langwerkende benzodiazepines Tricyclische antidepressiva en aanverwanten Langwerkende benzodiazepines
❹
Opmerking C
Nitrazepam
❹
❸
Opmerking A
Nitrofurantoine
Langwerkende benzodiazepines Urinaire antibacteriële middelen
❹
Opmerking C
Nitroglycerine
Nitraten
❸
* Centraal werkende antihypertensiva * Antimigrainemiddelen Langwerkende benzodiazepines
❷
Nordazepam
Langwerkende benzodiazepines
❹
Verhoogd risico op orthostatische hypotensie. Duizeligheid en bloeddrukdaling versterkt met kans op vallen. Opmerking C
❹
Opmerking C
Nortryptiline
❸
Opmerking A
Clotiapine
Antipsychotica
Opmerking B
Noscapine
Clotiazepam
Halflangwerkende benzodiazepines Langwerkende benzodiazepines Atypische antipsychotica * Antitussiva * Narcotisch analgetica Middelen bij arteriële vaatstoornissen
❸ ❷
Tricyclische antidepressiva en aanverwanten Antitussiva (narcotisch)
Olanzapine
Andere antipsychotica
❷ ❸
Opmerking B
❹
Opmerking C
Omeprazol
Protonpomp-inhibitoren
❶
❷
Ondansetron
Anti-emetica
❸
❷
Orlistat
Middelen bij obesitas
❶
❶
Ornidazol
Antiparasitaire middelen
❹
❶
Oxaprozine
NSAID
❸
Cetirizine Chloorfenamine
Citalopram escitalopram) Clobazam
(ook:
Clomipramine
Clonazepam
Clonidine
Clorazepaat
Cloxazolam Clozapine Codeïne Co-dergocrine mesilaat
Coffeïne
6
* Respiratoire analeptica
❷ ❸
Alcohol kan onderliggende GI-ziekte verergeren. Hypoglycemie door alcohol kan versterkt worden door dit geneesmiddel.
Bijlage B
Opmerking F. Drink geen alcohol tijdens de behandeling.
❷ Opmerking C
❶
Subjectieve effecten van alcohol verhogen.
Opmerking F: Drink geen alcohol tot 72u na stopzetten behandeling. Opmerking D
Co-trimoxazol Cromoglicaat Cyproteron
* Analgeticaantipyretica Antibacteriële middelen Middelen bij astma en COPD Anti-androgenen
❸ ❶ ❸
Middelen bij spasticiteit Niet-sederend antihistaminica Centrale stimulantia
❷
Dexchloor-feniramine
Sederende antihistaminica
Dextromethorfan
Antitussiva (nietnarcotisch) Langwerkende benzodiazepines NSAID
Dantroleen Desloratadine Dexamfetamine
Diazepam Diclofenac
Opmerking F. Echter zeer zeldzaam.
Halflangwerkende benzodiazepines Anti-epileptica, nauw spectrum Middelen bij overactieve blaas
❷
Oxycodon
Narcotische analgetica
❷
Oxazepam Oxcarbazepine
Buitensporig alcoholgebruik kan leiden tot vermindering effecten bij behandeling van hypersexualiteit.
Oxybutynine
❷ ❷
❷
Opmerking E
Paliperidon
Atypische antipsychotica
❷
❸
Combinatie geeft onvoorspelbare en complexe resultaten.
Pantoprazol
Protonpomp-inhibitoren
❶
❷
Paracetamol
Analgetica – antipyretica
❸
❷
Paroxetine
SSRI
❷
❹
Opmerking C
Penfluridol
Antipsychotica
❸
❸ ❷
Opmerking D
Penicillines
Antibacteriële middelen
Pentazocine
Narcotische analgetica
❶ ❹
Pethidine
Narcotische analgetica
Pimecrolimus
Immuno-modulatoren
❷ ❸
Leverschade (soms fataal) beschreven bij zware drinkers die lage dosis innamen. Occasionele alcoholinname lijkt geen probleem. Bij dagelijkse alcoholinname, min 8 uur interval tussen twee innames laten.
Opmerking B
Difenhydramine
Sederende antihistaminica
Dihydrocodeïne
Antitussiva (narcotisch)
Diltiazem
Calciumantagonist
Dimenhydrinaat
Sederende antihistaminica Sederende antihistaminica Anti-aritmica
❷
Pimozide
Antipsychotica
❸
Alcoholintolerantie pimecrolimus crème gerapporteerd, maar zeldzaam te zijn. Opmerking B
❷
Pipamperon
Antipsychotica
❸
Opmerking B
❶
Piracetam
❷
Middelen bij alcoholisme
❹
Middelen bij arteriële vaatstoornissen Narcotische analgetica
Dimetindeen Disopyramide Disulfiram
❷ ❶
Verhoogde BB van verlengde afgifte preparaten mogelijk.
Disulfiram reactie: flushing, tachycardie, kortademigheid, duizeligheid, hypotensie, nausea en
Piritramide
Bijlage B
Versterking CZS-deprimerende effecten kan leiden tot verminderde ademhaling, sufheid en verminderde reactiesnelheid. met werd lijkt
❷
7
❸ ❸
Opmerking A
Pizotifeen
Antimigraine-middelen
❷
Doxycycline
Tricyclische antidepressiva Tricyclische antidepressiva en aanverwanten Tetracyclines
braken, tot 14 dagen na laatste inname. Opmerking A
❶
Posaconazol
Antimycotica
❸
Opmerking F
Droperidol
Antipsychotica
❸
Doxycycline spiegels mogelijks < minimale dosis bij alcoholici. Niet klinisch relevant bij niet-alcoholici. Opmerking B
Pravastatine
Statines
❸
Duloxetine
SNRI
❷
Prazepam
❹
Ebastine
Niet-sederend antihistaminica Macroliden
❷
Langwerkende benzodiazepines Alfa-blokker
Verhoogd risico op spierklachten (spierpijn en -vermoeidheid, kramp, soms spierscheur). Opmerking C
❶
Pregabaline
❷
Middelen bij menopauze en hormonale substitutie Andere anti-epileptica
❶
Primidon
Anti-epileptica, nauw spectrum Anti-epileptica, nauw spectrum
❷
Procyclidine
❷
Ethylloflazepaat
Langwerkende benzodiazepines
❹
Anticholinergica in het kader van Parkinson NSAID
Ethylmorfine
Antitussiva (narcotisch)
❷
Promethazine
❷
Felbamaat
Andere anti-epileptica
Propranolol
Felodipine
Calciumantagonist
❷ ❸
Sederende antihistaminica Bèta-blokker
Prothipendyl
Antipsychotica
Fenelzine
MAO-inhibitoren
Quetiapine
Andere antipsychotica
Feneturide
Anti-epileptica, nauw spectrum
❷ ❷
Ranitidine
H2-antihistaminica
Fenobarbital
Anti-epileptica, nauw spectrum Vitamine Kantagonisten
❷
Reboxetine
Selectieve norepinefrine heropname-remmers Anti-epileptica, nauw spectrum
Dosulepine Doxepine
Erythromycine Estradiol
Ethosuximide
Fenprocoumon
8
❸
Opmerking E
Piroxicam
NSAID
❸
Prazosine
Opmerking C
Proglumetacine
Opletten voor verhoogde hartslag, verlaagde bloeddruk en posturale hypotensie. Rijvaardigheid mogelijks gedaald.
Versterkt antistollingseffect. Jarenlang gebruik gaat antistolling tegen.
Retigabine
Bijlage B
❸
Opmerking D
Versterkt hypotensief effect van alcohol.
❷
❸
❶ ❸
❸ ❸
❷ ❷
Opmerking D
Opmerking B
Opmerking B Alcohol kan onderliggende GIziekte verergeren. Hypoglycemie door alcohol kan versterkt worden door dit geneesmiddel.
Fentanyl
Narcotische analgetica
❷
Retinol (vit A)
❶
Risperidon
Combinatiepreparaten van vitaminen Atypische antipsychotica
Fenytoïne
Anti-epileptica, nauw spectrum Niet-sederend antihistaminica
❷ ❷
Opmerking E
Rosuvastatine
Statines
❸
Fluconazol
Antimycotica
❸ ❷
Opmerking F
Rufinamide
Andere anti-epileptica
Flunarizine
Antimigraine-middelen
Rupatadine
❷ ❷
❹
Opmerking C
❷ ❸ ❹
Sertindol
Niet-sederend antihistaminica Kortwerkende bèta2mimetica Atypische antipsychotica
Flunitrazepam Fluoxetine
Langwerkende benzodiazepines SSRI
Flupentixol
Antipsychotica
Opmerking B
Sertraline
SSRI
Flurazepam Flurbiprofen
Langwerkende benzodiazepines NSAID
Opmerking C
Sildenafil
❸
Opmerking D
Simvastatine
Fosfodiësterase-5inhibitoren Statines
Fluspirileen
Antipsychotica
Opmerking B
Sint-Janskruid
Antidepressiva
Anti-androgenen
❸ ❶
Flutamide
Sotalol
Anti-aritmica
❷ ❶
Fluvastatine
Statines
❸
Verhoogd risico op spierklachten (spierpijn en -vermoeidheid, kramp, soms spierscheur).
Stiripentol
Andere anti-epileptica
❷
Fluvoxamine
SSRI
Sulpiride
Antipsychotica
Folcodine
Antitussiva (narcotisch)
Sumatriptan
Triptanen
Frovatriptan
Triptanen
❷ ❷ ❶
Tacrolimus
Immuno-dulatoren
❸ ❶ ❸
Gabapentine
❷
Tadalafil
Ginseng
Anti-epileptica, nauw spectrum Tonica
Tenoxicam
Haloperidol
Antipsychotica
❶ ❸
Fosfodiësterase-5inhibitoren NSAID
Hydromorfine
Narcotisch analgetica
❷
Tiagabine
Hydroxyzine
Sederende
❷
Tiapride
Fexofenadine
Opmerking B
Salbutamol
Tetrazepam
Bijlage B
Langwerkende benzodiazepines Anti-epileptica, nauw spectrum Antipsychotica
❷ Verhoogd risico op spierklachten (spierpijn en -vermoeidheid, kramp, soms spierscheur). Opmerking E
❶ ❷ ❷ ❶ ❸
Verhoogd risico op spierklachten (spierpijn en -vermoeidheid, kramp, soms spierscheur).
Opmerking B
Mogelijks flushing in gezicht en roodheid van de huid bij topisch gebruik tacrolimus. Reactie komt vaak voor dus voorzichtigheid ook via orale inname geboden.
❶ ❸ ❹
Opmerking D Opmerking C
❷ ❸
Opmerking B
9
antihistaminica Ibuprofen
NSAID
❸
Opmerking D
Tinidazol
Antiparasitaire middelen
❹
Imipramine
❸
Opmerking A
Tizanidine
Middelen bij spasticiteit
❷
Indometacine
Tricyclische antidepressiva en aanverwanten NSAID
❸
Opmerking D
Topiramaat
Anti-epileptica, breed spectrum
❷
Interferonen
Immuno-modulatoren
❸
Tramadol
Narcotische analgetica
❷
Isoniazide
Tuberculostatica
❸
Verminderde respons op interferon bij patiënten die alcohol innemen is mogelijk. Mogelijks verhoogd risico op isoniazide-geïnduceerde hepatitis. Ook mogelijks ↓effecten van isoniazide bij hevige drinkers.
Trazodon
Antidepressiva werkend op neuroreceptoren
❷
Isoprenaline
Anti-aritmica
❶
Triazolam
❷
Isosorbide-dinitraat
Nitraten
❸
Kortwerkende benzodiazepines Anticholinergica in het kader van Parkinson
Isotretinoine
Middelen bij acné
❶
❷
Itraconazol
Antimycotica
❸
Opmerking F
Ketoconazol
Antimycotica
❹
Ketoprofen
NSAID
❸
Opmerking F: Drink geen alcohol tot 72u na stopzetten behandeling. Opmerking D
Venlafaxine
Anti-epileptica, breed spectrum Fosfodiësterase-5inhibitoren Middelen bij tabaksmisbruik SNRI
Ketotifen
Sederende antihistaminica Anti-epileptica, nauw spectrum Anti-epileptica, breed spectrum Protonpompinhibitoren
❷
Verapamil
Calciumantagonist
❸
❷
Vigabatrine
Andere anti-epileptica
❷
❷
Voriconazol
Antimycotica
❸
Opmerking F
❶
Warfarine
Vitamine K-antagonisten
❸
Versterkt antistollingseffect. Jarenlang gebruik gaat antistolling tegen.
Leflunomide
Middelen bij chronische artritis
❸
Zopiclone & Zolpidem
Middelen verwant aan benzodiazepines
❷
Levetiracetam
Anti-epileptica, breed spectrum
❷
Zuclopenthixol
Antipsychotica
❸
Lacosamide Lamotrigine Lansoprazol
10
Verhoogd risico op orthostatische hypotensie. Duizeligheid en bloeddrukdaling versterkt met kans op vallen.
Trihexyfenidyl
Valproïnezuur/ Valproaat Vardenafil
Verhoogd risico op levertoxiciteit. Matig alcoholgebruik kan, mits opvolging van de leverfunctie.
Varenicline
Bijlage B
Opmerking F: Drink geen alcohol tot 72u na stopzetten behandeling
❷
❶ ❷ ❷ Versterkte en verlengde effecten van alcohol.
Opmerking B
(!)
Bijlage B
11
12
Bijlage B
BIJLAGE C: APB FOLDER
Bijlage C
1
2
Bijlage C
Bijlage C
3
4
Bijlage C
Bijlage C
5
6
Bijlage C
Bijlage C
7
8
Bijlage C
Bijlage C
9
10
Bijlage C
Bijlage C
11
12
Bijlage C
BIJLAGE D: OVERZICHTSTABEL Cardiovasculair stelsel Hypertensie: Chronisch matig tot ernstig drinken leidt tot hypertensie en tot een verminderd effect van antihypertensiva. Echter, bij sommige patiënten is het omgekeerde waar, en kan men kort na drinken van alcohol duizeligheid, posturale hypotensie en flauwte ervaren. Opmerking: regelmatig licht tot matig alcoholgebruik zou geassocieerd zijn met een lager risico op cardiovasculaire ziekte. (Stockley). Het dagelijks drinken van alcohol verhoogt de bloeddruk en kan de werkzaamheid van cardiovasculaire geneesmiddelen verminderen. Grote hoeveelheden alcohol kunnen daarentegen een plotse daling van de bloeddruk veroorzaken. Hierdoor word je duizelig en riskeer je te vallen. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Als je meerdere glazen gedronken hebt, sta dan langzaam op om het risico op duizeligheid en vallen te verminderen. Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Amlodipine
Dihydropyridines < calciumantagonist
Atenolol
Beta blokker
Amlodipine blijkt niet met alcohol te interageren, hoewel andere calciumantagonisten dat wel doen. In gezonde individuen zou alcohol geen invloed hebben op de hemodynamische effecten van atenolol.
Atorvastatine
Statines < hypolipemiërende middelen)
Clonidine
Centraal werkende antihypertensiva < middelen bij hypertensie
Co-dergocrine mesilate
Middelen bij arteriële vaatstoornissen
Diltiazem
Calciumantagonist
Commentaren medicatiebewaking
Algemene Pharmaceutische Bond
Veel alcohol drinken, verhoogt het risico op bijwerkingen zoals spierklachten (spierpijn, spiervermoeidheid, kramp, soms zelfs spierscheur). Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Zeer kleine reductie in bloedalcohol serumspiegels; bijna zeker niet klinisch relevant. Verhoogde biologische beschikbaarheid (BB) van verlengde-afgifte preparaten. Fabrikant raadt gelijktijdige inname van verlengde-afgiftepreparaten en
Bijlage D
Delphicare
Code
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
3
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
2
Geen interacties gevonden
1
1
1
alcohol af. Disopyramide
Anti-aritmica bij supraventriculaire en ventriculaire aritmieën< Anti-aritmica
Felodipine
Dihydropyridines < calciumantagonist
Fluvastatine
Statines < hypolipemiërende middelen)
Isoprenaline
Anti-aritmica
Isosorbidedinitraa t
Nitraten
Verhoogd risico op orthostatische hypotensie. Er wordt gewaarschuwd bij gebruik van alcohol.
Methyldopa
Centraal werkende antihypertensiva < middelen bij hypertensie ( Beta blokker
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Metoprolol
Moxonidine
2
Centraal werkende antihypertensiva < middelen bij hypertensie
Renale klaring kan licht verhoogd zijn in gezonde individuen door een alcohol geïnduceerde diurese; het klinisch effect is waarschijnlijk minimaal. Verhoogde BB mogelijk ( opletten voor verhoogde hartslag en verlaagde bloeddruk); verhoogde incidentie van posturale hypotensie gerapporteerd. Rijvaardigheid mogelijks ↓. Alcohol interageert niet significant met fluvastatine.
Veel alcohol drinken, verhoogt het risico op bijwerkingen zoals spierklachten (spierpijn, spiervermoeidheid, kramp, soms zelfs spierscheur). Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem.
Alcohol wijzigt de effecten van isoprenaline niet.
In gezonde individuen zou alcohol geen invloed hebben op de hemodynamische effecten van metoprolol. Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen als duizeligheid en bloeddrukdaling: kans op vallen af en toe een glas kan geen kwaad, traag rechtstaan.
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
3
Geen interacties gevonden
3
Geen interacties gevonden
1
Toename van bloeddrukverlagende werking nitroglycerine. Verhoogd risico orthostatische hypotensie en syncope. Slechts kleine hoeveelheden alcohol innemen. Duizeligheid en een gevoel van zwakte kunnen tijdens een behandeling met nitraten optreden, ook zonder gebruik van alcohol. In dat geval moet de patiënt zich even neerleggen, om een syncope te vermijden.
3
Geen interacties gevonden
2
Geen interacties gevonden
1
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan
2
Nifedipine
Dihydropyridines < calciumantagonist
Nitroglycerine
Nitraten
Piracetam
Middelen bij arteriële vaatstoornissen
Pravastatine
Statines < hypolipemiërende middelen
Prazosine
Alfa blokker < Middelen bij hypertensie
Propranolol
Beta blokker
Verhoogde BB van nifedipine bij gelijktijdige inname met alcohol ( geen effect op bloeddruk/hartslag). Bij sommige patiënten invloed mogelijk op rijvaardigheid en besturen van machines. Concomitant gebruik kan leiden tot duizeligheid en flauwvallen bij de patiënt.
alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
Verhoogd risico op orthostatische hypotensie. Er wordt gewaarschuwd bij gebruik van alcohol.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen als duizeligheid en bloeddrukdaling: kans op vallen, af en toe een glas kan geen kwaad, traag rechtstaan.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik. Veel alcohol drinken, verhoogt het risico op bijwerkingen zoals spierklachten (spierpijn, spiervermoeidheid, kramp, soms zelfs spierscheur). Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Versterkt hypotensief effect van alcohol, gematigd drankgebruik kan geen kwaad. De hemodynamische effecten worden door alcohol matig gereduceerd.
Bijlage D
2
Toename van bloeddrukverlagende werking nitroglycerine. Verhoogd risico orthostatische hypotensie en syncope. Slechts kleine hoeveelheden alcohol innemen. Duizeligheid en een gevoel van zwakte kunnen tijdens een behandeling met nitraten optreden, ook zonder gebruik van alcohol. In dat geval moet de patiënt zich even neerleggen, om een syncope te vermijden.
3
Zoekterm niet gevonden
2
Geen interacties gevonden
3
Geen interacties gevonden
3
Geen interacties gevonden
1
3
Rosuvastatine
Statines < hypolipemiërende middelen
Veel alcohol drinken, verhoogt het risico op bijwerkingen zoals spierklachten (spierpijn, spiervermoeidheid, kramp, soms zelfs spierscheur). Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem.
Geen interacties gevonden
3
Simvastatine
Statines < hypolipemiërende middelen
Veel alcohol drinken, verhoogt het risico op bijwerkingen zoals spierklachten (spierpijn, spiervermoeidheid, kramp, soms zelfs spierscheur). Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem.
Geen interacties gevonden
3
Sotalol
Anti-aritmica bij supraventriculaire en ventriculaire aritmieën < anti-aritmica Calciumantagonist
Geen interacties gevonden
1
Sterker effect van alcohol bij inname verapamil. Indien mogelijk moet de inname van ethanol vermeden worden.
3
Verapamil
4
Sommige van de effecten van sotalol kunnen gewijzigd zijn door alcohol-inname, echter zeer individu afhankelijk. Bloed-alcohol serumspiegels kunnen verhoogd zijn en kunnen verhoogd blijven gedurende een langere tijd. Effecten van alcohol houden langer aan.
Geneesmiddel (GM) verhoogt effecten van alcohol: je wordt slaperig, concentratie en bewegingscoördinatie worden minder, drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Bijlage D
Bloed en stolling Molecuulnaam
Klasse
Acenocoumarol
Vitamine Kantagonisten< anticoagulantia < antitrombotica
Fenprocoumon
Vitamine Kantagonisten< anticoagulantia < antitrombotica
Warfarine
Vitamine Kantagonisten< anticoagulantia < antitrombotica
Stockley’s drug interactions
Commentaren medicatiebewaking
Bijlage D
Algemene Pharmaceutische Bond Alcohol versterkt antistollingseffect: verhoogd risico op bloedingen. Schijnbaar tegenstrijdig vermindert jarenlang alcoholgebruik de werking van het GM en vergroot het risico op bloedklonter en trombose, af en toe een glas alcohol kan geen kwaad. Alcohol versterkt antistollingseffect: verhoogd risico op bloedingen. Schijnbaar tegenstrijdig vermindert jarenlang alcoholgebruik de werking van het GM en vergroot het risico op bloedklonter en trombose, af en toe een glas alcohol kan geen kwaad. Alcohol versterkt antistollingseffect: verhoogd risico op bloedingen. Schijnbaar tegenstrijdig vermindert jarenlang alcoholgebruik de werking van het GM en vergroot het risico op bloedklonter en trombose, af en toe een glas alcohol kan geen kwaad.
Delphicare
Code
Versterkte werking van orale anticoagulantia bij acute iname van grote hoeveelheden alcohol. Chronisch gebruik kan de werking ervan afzwakken. Bij patiënten met leverinsufficiëntie kan er echter ook een onverwachte toename van de werking optreden bij langdurig gebruik van alcohol.
3
Versterkte werking van orale anticoagulantia bij acute iname van grote hoeveelheden alcohol. Chronisch gebruik kan de werking ervan afzwakken. Bij patiënten met leverinsufficiëntie kan er echter ook een onverwachte toename van de werking optreden bij langdurig gebruik van alcohol.
3
Versterkte werking van orale anticoagulantia bij acute iname van grote hoeveelheden alcohol. Chronisch gebruik kan de werking ervan afzwakken. Bij patiënten met leverinsufficiëntie kan er echter ook een onverwachte toename van de werking optreden bij langdurig gebruik van alcohol.
3
5
Gastro-intestinaal stelsel Molecuulnaam
Klasse
Delphicare
Code
Alizapride
Gastroprokinetica < Antiemetica
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
2
Butylhyoscine Scopolamine (hyoscine)
Spasmolytica
Er blijken geen bijwerkingen te ontstaan wanneer hyoscine en alcohol samen ingenomen worden.
Cimetidine
H2-antihistaminica < maagzuursecretieinhibitoren
Interactie is klinisch niet significant. Alcohol kan de gastro-intestinale ziekte (waarvoor dit GM genomen wordt) verergeren. Hypoglycemie door alcohol kan versterkt worden door deze geneesmiddelen.
Het effect is vooral merkbaar bij gebruik van relatief kleine hoeveelheden alcohol. Patiënten met gastro-intestinale ulcera of maagzuur moeten sowieso al zo weinig mogelijk alcohol drinken. Reeds bij gebruik van kleinere hoeveelheden alcohol is een verhoogde bloedalcoholconcentratie mogelijk, waardoor bij autorijden de relevante promillegrens overschreden kan worden.
3
Lansoprazol
Protonpompinhibitoren
Geen interactie met alcohol
Geen interacties gevonden
1
Metoclopramide
Gastroprokinetica < Antiemetica
Metoclopramide zou de absorptiesnelheid van alcohol en de maximale bloed-alcohol spiegels kunnen verhogen, en verhoogt mogelijks de alcohol-geïnduceerde sedatie.
2
Omeprazol
Protonpompinhibitoren
Geen interactie met alcohol
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interactie gevonden
Ondansetron
5HT3-antagonisten < Anti-emetica
Geen interactie gevonden
3
Pantoprazol
Protonpompinhibitoren
Geen effect op farmacokinetiek (FK), maar kan wel de subjectieve effecten van alcohol verhogen. Geen interactie met alcohol
Geen interactie gevonden
1
Ranitidine
H2-antihistaminica < maagzuursecretie-
Interactie is klinisch niet significant. Alcohol kan de gastro-intestinale
Het effect is vooral merkbaar bij gebruik van relatief kleine hoeveelheden alcohol. Patiënten
3
6
Stockley’s drug interactions
Commentaren medicatiebewaking Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Algemene Pharmaceutische Bond
3
1
inhibitoren
ziekte (waarvoor dit GM genomen wordt) verergeren. Hypoglycemie door alcohol kan versterkt worden door deze GMn.
met gastro-intestinale ulcera of maagzuur moeten sowieso al zo weinig mogelijk alcohol drinken. Reeds bij gebruik van kleinere hoeveelheden alcohol is een verhoogde bloedalcoholconcentratie mogelijk, waardoor bij autorijden de relevante promillegrens overschreden kan worden.
Ademhalingsstelsel Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Codeïne Hoest (volw): tot 3X p.d. 15 a 30mg Dosis: 45 a 90 mg per dag
Antitussiva
Coffeïne
Respiratoire analeptica
Algemeen: versterking centraal zenuwstelsel (CZS-) -deprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)! Coffeïne kan sommige effecten van alcohol tegenwerken, maar verlaagt de bloed-alcoholspiegels niet (en maakt je dus niet nuchter). Het kan zelfs de kans vergroten dat bestuurders een ongeluk hebben.
Dextromethorfan
Antitussiva (nietnarcotisch)
Dihydrocodeine
Antitussiva (narcotisch)
Ethylmorfine
Antitussiva (narcotisch)
Commentaren medicatiebewaking Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Algemene Pharmaceutische Bond Alcohol versterkt de slaperigheid die deze gmn uitlokken, drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt de slaperigheid die deze gmn uitlokken, drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorische functioneren, er
Bijlage D
wordt bij
wordt
Alcohol versterkt de slaperigheid die deze gmn uitlokken, drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is
Alcohol versterkt de slaperigheid die deze gmn uitlokken, drink geen
Delphicare
Code
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
2
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het
2
1
2
2
7
gewaarschuwd alcoholgebruik.
Folcodine
Natriumcromoglic aat (cromoglicinezuur ) Noscapine
Salbutamol
8
Antitussiva (narcotisch)
Middelen bij astma en COPD
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
wordt bij
alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt de slaperigheid die deze gmn uitlokken, drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Geen ongewenste interactie
Antitussiva (narcotisch)
Kortwerkende beta2 mimetica < sympathicomimetica < middelen bij astma en COPD
bij
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik. 1 case report over patiënt met hoge bloed-alcohol spiegels die lactaatacidose ontwikkelde na blootstelling aan rook van een brand en het krijgen van salbutamol => auteurs suggereren lactaatspiegels bij alcoholici op βagonisten te controleren.
Bijlage D
wordt bij
Alcohol versterkt de slaperigheid die deze gmn uitlokken, drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
2
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
2
Geen interacties gevonden
1
Hormonaal stelsel Diabetes: Heb je diabetes, beperk dan je alcoholgebruik. Alcohol kan immers een te lage suikerspiegel veroorzaken. Zeker tussen de maaltijden door kan die zorgen voor een hypo. Vermijd zoete alcoholische dranken. Drink geen alcohol buiten de maaltijden. Beperk je tot enkele glazen (minder dan 3) tijden de maaltijd (pasta, aardappelen, brood, ..) Anticonceptie: Alcohol klaring kan gereduceerd zijn in vrouwen die gecombineerde hormonale anticonceptie nemen. Alcohol wijzigt de farmacokinetiek van ethinyloestradiol niet. Alcohol blijkt ook het risico op borstkanker bij vrouwen die hormonale anticonceptie nemen te doen toenemen. Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Bicalutamide
Anti -androgenen < Geslachtshormonen
Cyproteron
Anti-androgenen < Geslachtshormonen
Flutamide
Anti-androgenen < Geslachtshormonen
Alcohol intolerantie (gezicht flushing, malaise, hypotensie) bij nilutamide, niet bij de andere. (in 3 tot 19 % van de gevallen) Buitensporig alcoholgebruik kan leiden tot vermindering van de antiandrogene effecten bij behandeling van hypersexualiteit. Bij normale hoeveelheden alcohol zou deze combinatie geen problemen geven. Voorzichtigheidshalve alcoholinname beperken. Alcohol intolerantie (gezicht flushing, malaise, hypotensie) bij nilutamide, niet bij de andere. (in 3 tot 19 % van de gevallen)
Metformine
Middelen bij diabetes
Commentaren medicatiebewaking
Verhoogd risico bijwerkingen/toxiciteit (lactaatacidose)
Algemene Pharmaceutische Bond
op
Delphicare
Code
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
3
Geen interacties gevonden
1
Combinatie kan zorgen voor opstapeling melkzuur in bloed. Dit zorgt voor braken, buikpijn met spierkrampen, een algemeen onwel gevoel met ernstige vermoeidheid en problemen met ademhalen. Het kan leiden tot coma. DRINK NIET MEER DAN 3 GLAZEN
Verhoogd risico lactaatacidose bij inname van grotere hoeveelheden alcohol. Ethanol kan de bloedsuikerspiegel doen dalen en zo de hypoglycemiërende werking van metformine versterken. Metformine is gecontra-indiceerd bij alcoholafhankelijke patiënten. Bij patiënten met een gekend hoog alcoholverbruik moeten het nut en de risico's van gebruik goed overwogen worden. Tijdens een behandeling met metformine moet alcohol indien mogelijk vermeden worden. Bij de maaltijd zijn kleine hoeveelheden alcohol toegelaten. Alcoholhoudende geneesmiddelen moeten worden vermeden.
3
Algemene
Delphicare
Code
Gynaeco-obstetrie Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Commentaren
Bijlage D
9
medicatiebewaking Estradiol
Middelen bij menopauze en hormonale substitutie
Pharmaceutische Bond
Alcoholklaring verlaagd bij vrouwen op gecombineerde hormonale contraceptiva (met estradiol). De nadelige effecten van alcohol kunnen gereduceerd zijn. Alcohol beïnvloedt FK van ethinylestradiol niet, maar acute alcoholinname verhoogt de spiegels van circulerend estradiol sterk in vrouwen op orale HRT (kleinere toename bij transdermale HRT). Alcohol lijkt de kans op borstkanker te verhogen bij vrouwen op HRT.
Geen interacties gevonden
1
Delphicare
Code
Geen interacties gevonden
2
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
1
Urogenitaal stelsel Molecuulnaam
Klasse
Oxybutynine
Middelen bij overactieve blaas < Middelen bij blaasfunctiestoornissen
Sildenafil
Fosfodiësterase-5inhibitoren
Tadalafil
Fosfodiësterase-5inhibitoren
Vardenafil
Fosfodiësterase-5inhibitoren
Stockley’s drug interactions
Commentaren medicatiebewaking Verminderd psychomotorisc h functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik
Normaalgezien worden de effecten van alcohol op de bloeddruk niet gewijzigd door fosfodiësterase-5inhibitoren. Echter een hoofdpijn/flushing reactie werd gezien bij één patiënt. Normaalgezien worden de effecten van alcohol op de bloeddruk niet gewijzigd door fosfodiësterase-5inhibitoren. Echter een posturale hypotensie reactie werd gezien bij sommige patiënten. FK van tadalafil is niet gewijzigd. Normaalgezien worden de effecten van alcohol op de bloeddruk niet gewijzigd door fosfodiësterase-5inhibitoren. FK van vardenafil is niet gewijzigd.
Pijn en koorts
10
Bijlage D
Algemene Pharmaceutische Bond
Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Aceclofenac
NSAID
Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs.
Acetylsalicylzuur
Analgetica - antipyretica
Buprenorfine
Narcotische analgetica
Een kleine stijging in gastrointestinaal bloedverlies; weinig extra schade aan de maagwand en blijkt van minimaal belang bij gezonde personen. Maar hevige drinkers die regelmatig aspirine nemen, moeten gewaarschuwd worden voor de verhoogde kans op maagbloedingen. Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)! Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)!
Codeïne
Narcotisch analgetica
Coffeïne
Analgetica-antipyretica (combinatiepreparaten)
Diclofenac
NSAID
Commentaren medicatiebewaking
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
Coffeïne kan sommige effecten van alcohol tegenwerken, maar verlaagt de bloed-alcoholspiegels niet (en maakt je dus niet nuchter). Het kan zelfs de kans vergroten dat bestuurders een ongeluk hebben. Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen,
wordt bij
wordt bij
Algemene Pharmaceutische Bond Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad.
Delphicare
Code
Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
3
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad.
Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
3
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is.
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
2
Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie
3
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is.
Verhoogt risico maagklachten
Bijlage D
op bv
2
1
11
geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs. Fentanyl
Narcotische analgetica
Flurbiprofen
NSAID
Hydromorfine
Narcotisch analgetica
Ibuprofen
12
NSAID
Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)! Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs.
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)! Alcoholinname is geassocieerd met snellere vrijgave van extendedrelease formulaties, met evt fatale dosissen tot gevolg. Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs. Enkele case reports wijten het ontstaan van acute nierinsufficiëntie toe aan het gelijktijdig gebruik van NSAIDs en acuut overmatige
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
wordt bij
maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
2
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
3
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
Bijlage D
wordt bij
3
alcoholconsumptie. Indometacine
NSAID
Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs.
Ketoprofen
NSAID
Meloxicam
NSAID
Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Enkele case reports wijten het ontstaan van acute nierinsufficiëntie toe aan het gelijktijdig gebruik van NSAIDs en acuut overmatige alcoholconsumptie. Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs.
Methadon
Narcotische analgetica
Morfine
Narcotisch analgetica
Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)! Klinische anekdotische reports over additieve en/of synergistische effecten die kunnen leiden tot respiratoire depressie en hypotensie. Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten. Versterkt sedatieve effect alcohol. Alcoholinname is geassocieerd met snellere vrijgave van bepaalde extended-release formulaties, met
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
3
Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
3
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
3
Verminderd psychomotorisch functioneren. Gebruik van alcohol wordt afgeraden.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
4
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht
2
Bijlage D
wordt bij
13
Naproxen
NSAID
Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs.
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
Oxaprozine
NSAID
Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs.
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
Waarschijnlijk verho2ogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
3
Oxycodon
Narcotische analgetica
Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)! Leverschade (zelfs soms fataal) is beschreven bij zware drinkers die een lage dosis paracetamol innemen. Occasionele en matige gebruikers van alcohol lijken geen risico te lopen.
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is.
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
2
Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)! Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch
Verminderd psychomotorisch functioneren. Gebruik van alcohol wordt afgeraden.
Geen interacties gevonden
4
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen
2
Paracetamol
Analgetica – antipyretica
Pentazocine
Narcotische analgetica
Pethidine
Narcotische analgetica
14
evt fatale dosissen tot gevolg.
alertheid noodzakelijk is
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd
Bijlage D
wordt bij
wordt bij
Kan leiden tot leverschade. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Als je dagelijks drinkt, dan moet je minimum 8 uur interval laten tussen twee geneesmiddelinnamen. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een
3
3
Piritramide
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
(bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs.
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
3
NSAID
Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs.
Verhoogt risico op maagklachten bv maagzweer, drink geen alcohol wanneer reeds maaglast is, wanneer geen last kan een glas af en toe geen kwaad
Waarschijnlijk verhoogd risico op gastroduodenale ulcera bij regelmatige consumptie van alcohol. Chronische therapie met antiinflammatoire middelen of acetylsalicylzuur moeten regelmatig gebruik van alcohol vermijden. Occasionele alcoholconsumptie in kleine hoeveelheden is toegestaan.
3
Narcotische analgetica
Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)!
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
Narcotische analgetica
Piroxicam
NSAID
Proglumetacine
NSAID
Tenoxicam
Tramadol
zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)! Algemeen: versterking CZSdeprimerende effecten => aangeraden om alcohol te vermijden indien mogelijk, of toch zeker te beperken (totale onthouding van alcohol lijkt niet noodzakelijk). Opletten bij besturen van auto’s/machines (risico ↑)! Alcohol kan het risico op gastrointestinale bloedingen, geassocieerd met NSAID, verhogen. Ook opletten bij verleden van alcoholmisbruik: risico op GI bijwerkingen↑ bij gebruik van NSAIDs.
alcoholgebruik.
minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals sufheid, verminderde reactiesnelheid en een minder goede ademhaling, drink geen alcohol wanneer alertheid noodzakelijk is
Verminderd psychomotorische functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
Bijlage D
wordt bij
wordt bij
2
3
15
Osteo-articulaire aandoeningen Molecuulnaam
Klasse
Leflunomide
Middelen bij chronische artritis
Methotrexaat
Middelen bij chronische artritis (bij deze indicatie in lagere dosis)
16
Stockley’s drug interactions
Er is wat niet-doorslaggevend bewijs dat alcohol het risico op methotrexaat-geïnduceerde hepatische cirrose en fibrose zou kunnen verhogen.
Commentaren medicatiebewaking Verhoogd risico op bijwerkingen/toxiciteit (levertoxiciteit), gebruik van alcohol wordt ontraden.
Algemene Pharmaceutische Bond
Verhoogd risico op bijwerkingen/toxiciteit, gebruik van alcohol wordt ontraden.
Kans op leverschade (drink geen alcohol tijdens behandeling)
Bijlage D
Delphicare
Code
Geen interacties gevonden
3
Verhoogd risico hepatoxische effecten. BIj behandeling met methotrexaat, voornamelijk langdurig gebruik, moet gebruik van alcohol vermeden worden; men mag vooral niet regelmatig alcohol gebruiken.
4
Zenuwstelsel Clozapine en atypische antipsychotica geven minder risico op extrapiramidale bijwerkingen dan de klassieke antipsychotica. Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Alprazolam
Halflangwerkende benzodiazepines < sedativa, hypnotica en anxiolytica
Versterken elkaars CZSdeprimerend effect. Alcohol kan agressie induceren.
Agomelatine
Antidepressiva werkend op de neuroreceptoren < Antidepressiva
Amfetamine of afgeleide drug
Amisulpride
Commentaren medicatiebewaking Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderend psychomotorisch functioneren.
Benzamines < Antipsychotica
Geen significante farmacokinetische interactie. Toch raadt de fabrikant de combinatie af wegens mogelijke versterking van de centrale effecten van alcohol door amisulpiride.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Algemene Pharmaceutische Bond Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Vermindert de schadelijke effecten van alcohol maar verslechtering is nog steeds mogelijk (opletten bij besturen voertuig of machine)
Delphicare
Code
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Geen interactie gevonden
2
Geen interacties gevonden
2
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen
2
3
17
geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer). Amitryptiline
Antidepressiva (tricyclische)
Aripiprazol
Atypische antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Arsenapine
Atypische antipsychotica
Baclofen
Middelen bij spasticiteit
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik. Verminderd psychomotorisch
18
Rijvaardigheid of besturing machines ↓ (zeker in begin behandeling); alcohol versterkt dit => patiënt hiervan verwittigen. De toxiciteit van sommige TCA’s kan versterkt zijn door alcohol en bij alcoholici met leveraandoeningen.
Gelijktijdig gebruik van kleine tot
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem.
Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS. Het sterkste effect is te verwachten met de sterker sedatief werkende antidepressiva (vb. amitriptyline, doxepine). Alcohol kan ook het verloop van geestelijke ziekten beïnvloeden. Daarom moeten psychiatrische patiënten mogelijks alle alcoholgebruik vermijden.Tricyclische antidepressiva zijn tegenaangewezen bij acute alcoholintoxicatie. Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
3
Zoekterm niet gevonden
2
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de
2
2
matige hoeveelheden alcohol met spierverslappers kunnen slaperigheid versterken en alertheid verminderen.
functioneren, er gewaarschuwd alcoholgebruik.
wordt bij
Benperidol
Butyrofenonen < Antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Biperideen
Anticholinergica < Antiparkinsongeneesmid delen
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bromazepam
Halflangwerkende benzodiazepines< sedativa, hypnotica en anxiolytica
Versterken elkaars deprimerend effect.
CZS-
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol.
3
2
2
19
Bromocriptine
Antiparkinsonmiddelen (dopamine-agonisten)
Bromperidol
Butyrofenonen < Antipsychotica
Brotizolam
Halflangwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Versterken elkaars CZSdeprimerend effect. Serumspiegels van brotizolam kunnen verhoogd zijn.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Bupropion
* Norepinefrine- en dopamine-heropname remmers < Niet selectieve heropname
Geen invloed op FK. Wel CZSnevenwerkingen mogelijk bij gelijktijdig gebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en
20
Alcohol zou de neveneffecten van bromocriptine versterken (heel weinig bewijs)
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Versterking van de gastro-intestinale stoornissen zoals buikpijn en misselijkheid, gastro-intestinale bloedingen en een verminderde tolerantie van alcohol. Men dient de patiënt ervan op de hoogte te brengen dat gebruik van alcohol tijdens een behandeling met de vermelde dopamine-agonisten tot intolerantiereacties kan leiden en de alcoholtolerantie kan verminderen.
3
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
2
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs
2
2
Carbamazepine
remmers < Antidepressiva * Middelen bij tabaksmisbruik < middelen i.v.m. Afhankelijkheid Anti-epileptica, nauw spectrum
Matig sociaal drinken heeft geen klinisch significante impact op de serum spiegels. Alhoewel, sommige bijwerkingen van zowel anti-epileptica – zoals verhoogde sedatie – kunnen additief zijn.
Citalopram (ook: escitalopram)
SSRI < Antidepressiva
Geen significante FK interactie met alcohol.
Clobazam
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Versterken elkaars CZSdeprimerend effect. Serumspiegels clobazam kunnen verhoogd zijn.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS.
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
Bij gebruik van alcohol tijdens even behandeling met serotonineheropnameremmers is een toegenomen sedatie en een vermindering van het geestelijk prestatievermogen niet uit te sluiten. De fabrikanten raden aan om tijdens een behandeling met serotonineheropnameremmers voorzichtigheidshalve geen alcohol te consumeren.
2
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect.
4
21
Clomipramine
Tricyclische antidepressiva en aanverwanten < nietselectieve heropnameremmers < antidepressiva
Rijvaardigheid of besturing machines ↓ (zeker in begin behandeling); alcohol versterkt dit => patiënt hiervan verwittigen. De toxiciteit van sommige TCA’s kan versterkt zijn door alcohol en bij alcoholici met leveraandoeningen.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Clonazepam
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Versterken elkaars deprimerend effect
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Clonidine
Profylactische middelen < Antimigrainemiddelen
Verminderd psychomotorisch functioneren.
Clorazepaat
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
22
CZS-
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt
Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS.
3
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden.
4
2
4
worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Clotiapine
Thioxanthenen < Antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Clotiazepam
Middellangwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Cloxazolam
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder
Bijlage D
Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer). Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten
3
2
4
23
controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Clozapine
Atypische antipsychotica
Dantroleen
Middelen bij spasticiteit
Dexamfetamine
Diazepam
24
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Gelijktijdig gebruik van kleine tot matige hoeveelheden alcohol met spierverslappers kunnen slaperigheid versterken en alertheid verminderen. Combinatie geeft complexe resultaten. Advies: niet combineren.
Versterken elkaars CZSdeprimerend effect. Serumspiegels van Diazepam kunnen verhoogd zijn bij gelijktijdige inname van alcohol.
van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
2
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Geen interacties gevonden
2
Verminderend psychomotorisch functioneren, waarschuwing bij gebruik van alcohol. Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Geen interacties gevonden
3
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale
4
Bijlage D
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de
bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Disulfiram
Middelen bij alcoholisme < middelen i.v.m. Afhankelijkheid
Disulfiram reactie of ‘antabusereactie’ Symptomen: flushing (blozen), (fullness) volheid van gezicht en nek, tachycardie, kortademigheid, duizeligheid, hypotensie, nausea en braken (tot 14 dagen na laatste dosis). Wordt gebruikt om te stoppen met drinken.
Remming aldehydedehydrogenase (disulfiram-effect), het gebruik van alcohol wordt ontraden.
Dosulepine
Tricyclische antidepressiva en aanverwanten < nietselectieve heropnameremmers < antidepressiva
Rijvaardigheid of besturing machines ↓ (zeker in begin behandeling); alcohol versterkt dit => patiënt hiervan verwittigen. De toxiciteit van sommige TCA’s kan versterkt zijn door alcohol en bij alcoholici met leveraandoeningen.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem.
Doxepine
Tricyclische antidepressiva en aanverwanten< nietselectieve heropnameremmers < antidepressiva
Rijvaardigheid of besturing machines ↓ (zeker in begin behandeling); alcohol versterkt dit => patiënt hiervan verwittigen. De toxiciteit van sommige TCA’s kan versterkt zijn door alcohol en bij alcoholici met leveraandoeningen.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid
Bijlage D
zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Enkele minuten na de inname van minstens 3 g alcohol kan er een acetaldehydesyndroom ontstaan. Symptomen zijn flush, misselijkheid, kloppende hoofdpijn, duizeligheid, paresthesieën, slaperigheid, diarree, bronchospasmen, ademnood, tachycardie, en bloeddrukdaling of -stijging. De patiënt moet uitdrukkelijk gewezen worden op het potentieel levensbedreigend risico van inname van alcohol tijdens een behandeling met disulfiram. Ook gedurende 14 dagen na beëindigen van een therapie met disulfiram mogen er geen alcoholbevattende dranken, gerechten of geneesmiddelen ingenomen worden. Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS. Het sterkste effect is te verwachten met de sterker sedatief werkende antidepressiva (vb. amitriptyline, doxepine). Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename
4
3
3
25
optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Droperidol
Butyrofenonen < Antipsychotica
Duloxetine
Norepinefrine- en serotonineheropnameremmers < Antidepressiva
Normaalgezien blijken geen belangrijke psychomotorische interacties tussen alcohol en duloxetine te bestaan. Echter, er wordt gewaarschuwd dat de inname van een grote hoeveelheid alcohol gepaard kan gaan met ernstige leverproblemen.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Ethosuximide
Andere anti-epileptica
Matig sociaal drinken heeft geen klinisch significante impact op de serum spiegels.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Ethylloflazepaat
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa,
26
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook
van de onderdrukkende werking op het CZS. Het sterkste effect is te verwachten met de sterker sedatief werkende antidepressiva (vb. amitriptyline, doxepine). Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
3
Bij gebruik van alcohol tijdens even behandeling met serotonineheropnameremmers is een toegenomen sedatie en een vermindering van het geestelijk prestatievermogen niet uit te sluiten. De fabrikanten raden aan om tijdens een behandeling met serotonineheropnameremmers voorzichtigheidshalve geen alcohol te consumeren.
2
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie
4
anxiolytica
alcoholgebruik.
de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Felbamaat
Andere anti-epileptica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Fenelzine
Monoamineoxidase (MAO)-inhibitoren < Antidepressiva
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Feneturide
Anti-epileptica, nauw spectrum
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen.
Bijlage D
kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Geen interacties gevonden
2
Geen interacties
2
Geen interacties gevonden
2
27
Fenobarbital
Anti-epileptica, nauw spectrum
Matig sociaal drinken heeft geen klinisch significante impact op de serum spiegels. Alhoewel, sommige bijwerkingen van zowel anti-epileptica – zoals verhoogde sedatie – kunnen additief zijn
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Fenytoïne
Anti-epileptica, nauw spectrum
Matig sociaal drinken heeft geen klinisch significante impact op de serum spiegels. Echter, hevig drinken verlaagt de serumspiegels waardoor hogere dosissen fenytoïnen kunnen nodig zijn.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Flunarizine
Profylactische middelen < Antimigrainemiddelen
28
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
Acute alcoholinname: kan het CZS in grotere mate onderdrukken en het reactievermogen sterker verminderen. Bij chronisch alcoholmisbruik: kan de anti-epileptische werking van fenytoïne gedaald zijn. Tijdens een behandeling met fenytoïne kan men af en toe op een avond 30 ml ethanol consumeren (dit komt ongeveer overeen met 250 ml wijn of 500 ml bier). Men moet wel rekening houden met een toegenomen daling van het reactievermogen. Epileptici mogen in principe niet regelmatig en geen grote hoeveelheden alcohol consumeren, aangezien dit eventueel tot een toename van de aanvalsfrequentie kan leiden. Alcoholafhankelijke patiënten hebben mogelijk behoefte aan een hogere dosis fenytoïne. Geen interacties gevonden
2
2
Flunitrazepam
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Versterken elkaars CZSdeprimerend effect. Ook de dag erna is de interactie nog significant. Versterkte agressie is mogelijk.
Fluoxetine
SSRI < Antidepressiva
Geen significante FK interactie met alcohol.
Flupentixol
Thioxanthenen < antipsychotica
Schadelijke effecten van alcohol op rijvaardigheid nemen toe! Alle antipsychotica die slaperigheid veroorzaken, hebben de mogelijkheid om de effecten van alcohol te versterken Alcohol speelt een rol in het verschijnen van extrapiramidale neveneffecten
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Bij gebruik van alcohol tijdens even behandeling met serotonineheropnameremmers is een toegenomen sedatie en een vermindering van het geestelijk prestatievermogen niet uit te sluiten. De fabrikanten raden aan om tijdens een behandeling met serotonineheropnameremmers voorzichtigheidshalve geen alcohol te consumeren.
4
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen
3
2
29
verminderen (vb. in het verkeer). Flurazepam
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Fluspirileen
Difenylpiperidinen < Antipsychotica
Fluvoxamine
SSRI < Antidepressiva
30
Versterken elkaars CZSdeprimerend effect. Ook de dag erna is de interactie nog significant.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Geen significante FK interactie met alcohol. Een matige stijging in sedatie is mogelijk.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid
Bijlage D
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
4
Bij gebruik van alcohol tijdens een behandeling met serotonineheropnameremmers is een toegenomen sedatie en een vermindering van het geestelijk prestatievermogen niet uit te sluiten. De fabrikanten raden aan om tijdens een behandeling met serotonine-
2
3
optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Frovatriptan
Triptanen < middelen bij migraine Anti-epileptica, nauw spectrum
Alcohol blijkt de FK van dit triptaan niet te wijzigen. Matig sociaal drinken heeft geen klinisch significante impact op de serum spiegels.
Haloperidol
Butyrofenonen < Antipsychotica
Schadelijke effecten van alcohol op rijvaardigheid nemen toe, alhoewel de interactie mild blijkt te zijn. Alle antipsychotica die slaperigheid veroorzaken, hebben de mogelijkheid om de effecten van alcohol te versterken Alcohol speelt een rol in het verschijnen van extrapiramidale neveneffecten
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Imipramine
Tricyclische antidepressiva en aanverwanten < nietselectieve heropnameremmers < antidepressiva
Rijvaardigheid of besturing machines ↓ (zeker in begin behandeling); alcohol versterkt dit => patiënt hiervan verwittigen. De toxiciteit van sommige TCA’s kan versterkt zijn door alcohol en bij alcoholici met leveraandoeningen. Alcoholici (zonder leveraandoening) hebben mogelijks grotere dosissen imipramine nodig (mogelijks x2).
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Lacosamide
Anti-epileptica, nauw spectrum
Gabapentine
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze
heropnameremmers voorzichtigheidshalve geen alcohol te consumeren. Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
2
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
3
Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS.
3
Geen interacties gevonden
2
31
gewaarschuwd alcoholgebruik.
bij
Lamotrigine
Anti-epileptica, breed spectrum
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Levetiracetam
Anti-epileptica, breed spectrum
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Levomepromazine
Fenothiazinen < Antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
32
Bijlage D
geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Geen interacties gevonden
2
Geen interacties gevonden
2
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen
2
verminderen (vb. in het verkeer).
Lithium
Middelen bij bipolaire stoornissen < antidepressiva
De combinatie van lithium met alcohol zou psychomotorische vaardigheden additief kunnen doen afnemen. Patiënten moeten gewaarschuwd worden over potentiële gevaren bij concomitant gebruik.
Loprazolam
Halflangwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Versterken elkaars CZSdeprimerend effect. Het anxiolytisch effect van loprazolam kan door alcohol worden teniet gedaan.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Lor(met)azepam
Halflangwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Versterken elkaars deprimerend effect.
CZS-
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Maprotiline
Tricyclische antidepressiva en aanverwanten < nietselectieve
Slaperigheid kan verhoogd zijn, het vermogen te rijden kan verlaagd zijn.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Geen interacties gevonden
2
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs
2
2
3
33
heropnameremmers < antidepressiva
concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem.
Melperon
Butyrofenonen < Antipsychotica
Meprobamaat
Anxiolyticum
Het bedwelmend effect van alcohol kan aanzienlijk verhoogd zijn in aanwezigheid van meprobamaat. Rijden of besturen van machines wordt hierdoor veel gevaarlijker.
Methylfenidaat
Centrale stimulantia
Alcohol verhoogt de serumspiegels en versterkt zijn CZS deprimerende effecten.
Methysergide
Profylactische middelen < antimigrainemiddelen
Mianserine
Antidepressiva werkend op de neuroreceptoren < antidepressiva
34
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, alcoholgebruik wordt ontraden. Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Slaperigheid kan verhoogd zijn, het vermogen te rijden kan verlaagd zijn.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid
Bijlage D
bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS.
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
3
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
2
Geen interacties gevonden
2
Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename
2
3
optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Midazolam
Kortwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Versterken CZS-deprimerend effect van alcohol (hoger risico rijden auto-patiënt beseft niet dat hij beïnvloed is). Sommige worden gebruikt om te slapen maar werken dag erna nog. Alcohol verhoogt agressie en amnesie en/of reduceert het anxiolytisch effect van BZD.
Mirtazapine
Antidepressiva werkend op neuroreceptoren < antidepressiva
De sedatieve effecten van mirtazapine kunnen versterkt worden door alcohol.
Moclobemide
Monoamineoxidase (MAO)-inhibitoren < Antidepressiva
Naratriptan
Triptanen < middelen bij migraine Centrale stimulantia
Natriumoxybaat
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol blijkt de FK van dit triptaan niet te wijzigen. Gelijktijdig gebruik verhoogt respiratoire depressie, verhoogt ongewenste effecten en sedatie
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem.
van de onderdrukkende werking op het CZS.
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS.
2
Geen interacties gevonden
2
Geen interacties gevonden
1
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het
3
2
35
Nicotine
Middelen bij tabaksmisbruik < middelen i.v.m. Afhankelijkheid
Nitrazepam
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Nordazepam
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
36
Nicotine patch zou mogelijks de effecten van alcohol op het hartritme verhogen en de tijd tot de piekconcentratie van alcohol reduceren. Nasale spray: geen invloed op FK. Versterken elkaars CZSdeprimerend effect. Ook de dag erna is de interactie nog significant.
concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Bijlage D
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals
1
4
4
Nortryptiline
Tricyclische antidepressiva en aanverwanten < antidepressiva
Rijvaardigheid of besturing machines ↓ (zeker in begin behandeling); alcohol versterkt dit => patiënt hiervan verwittigen. De toxiciteit van sommige TCA’s kan versterkt zijn door alcohol en bij alcoholici met leveraandoeningen.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Olanzapine
Andere antipsychotica < antipsychotica
Posturale hypotensie en mogelijks slaperigheid nemen toe bij combinatie.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Oxazepam
Halflangwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Versterken elkaars deprimerend effect.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
CZS-
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem.
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS.
3
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
3
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke
2
37
vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Oxcarbazepine
Anti-epileptica, nauw spectrum
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Paliperidon
Atypische antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Paroxetine
SSRI < selectieve heropnameremmers < antidepressiva
Penfluridol
Difenylpiperidinen < Antipsychotica
Pimozide
Difenylpiperidinen < Antipsychotica
38
Geen significante FK interactie met alcohol. Een matige stijging in sedatie is mogelijk.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik. Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt
Bijlage D
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
2
Bij gebruik van alcohol tijdens een behandeling met serotonineheropnameremmers is een toegenomen sedatie en een vermindering van het geestelijk prestatievermogen niet uit te sluiten. De fabrikanten raden aan om tijdens een behandeling met serotonineheropnameremmers voorzichtigheidshalve geen alcohol te consumeren
2
Geen interacties gevonden
3
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de
3
gewaarschuwd alcoholgebruik.
bij
psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
Pipamperon
Butyrofenonen < Antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
3
Pizotifeen
Profylactische middelen < antimigrainemiddelen
Geen interacties gevonden
2
Prazepam
Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik. Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er
4
Bijlage D
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt
39
worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Pregabaline
Anti-epileptica, nauw spectrum
Primidon
Anti-epileptica, nauw spectrum
Procyclidine
Anticholinergica < Antiparkinsongeneesmid delen
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Prothipendyl
Fenothiazinen < Antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
40
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Matig sociaal drinken heeft geen klinisch significante impact op de serum spiegels. Alhoewel, sommige bijwerkingen van zowel anti-epileptica – zoals verhoogde sedatie – kunnen additief zijn.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Alcohol kan meerdere uren na inname van langwerkende benzodiazepines (zoals diazepam en nitrazepam) nog aanleiding geven tot een versterking van het centraal onderdrukkend effect. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de
2
3
bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer). Quetiapine
Andere antipsychotica < antipsychotica
Risico op posturale hypotensie en mogelijks slaperigheid verhoogd. Geen invloed van quetiapine op FK van alcohol.
Reboxetine
Selectieve norepinefrine heropnameremmers < Antidepressiva
1 studie in 10 gezonde personen: geen invloed van reboxetine op cognitieve of psychomotorische functie, en geen interactie met alcohol.
Retigabine
Anti-epileptica, nauw spectrum
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
3
Geen interacties gevonden
2
Geen interactie gevonden
2
41
heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Risperidon
Atypische antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Rufinamide
Andere anti-epileptica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Sertindol
Atypische antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Sertraline
SSRI < Antidepressiva
42
Geen significante FK interactie met alcohol.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem.
Bijlage D
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
2
Geen interactie gevonden
2
Geen interactie gevonden
2
Bij gebruik van alcohol tijdens een behandeling met serotonineheropnameremmers is een toegenomen sedatie en een vermindering van het geestelijk prestatievermogen niet uit te sluiten. De fabrikanten raden aan om tijdens een behandeling met serotonineheropnameremmers voorzichtigheidshalve
2
geen alcohol te consumeren. Sint-Janskruid
Antidepressiva
Stiripentol
Andere anti-epileptica
Sulpiride
Benzamides < antipsychotica
Nadelige effecten van alcohol op rijvaardigheid nemen toe. Alle antipsychotica die slaperigheid veroorzaken, hebben de mogelijkheid om de effecten van alcohol te versterken. Alcohol speelt een rol in het verschijnen van extrapiramidale nevenwerkingen.
Sumatriptan
Triptanen < middelen bij migraine Langwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa,
Alcohol blijkt de FK van dit triptaan niet te wijzigen.
Tetrazepam
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij
Bijlage D
Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook
Geen interactie gevonden
2
Geen interacties gevonden
2
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor) kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
3
Geen interacties gevonden
1
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie
4
43
anxiolytica
alcoholgebruik.
de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Geen interacties gevonden
Tiagabine
Anti-epileptica, nauw spectrum
Matig sociaal drinken heeft geen klinisch significante impact op de serum spiegels. Alhoewel, sommige bijwerkingen van zowel anti-epileptica – zoals verhoogde sedatie – kunnen additief zijn.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Tiapride
Benzamides < antipsychotica
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
3
Tizanidine
Middelen bij spasticiteit
Nadelige effecten van alcohol op rijvaardigheid nemen toe, alhoewel de interactie mild blijkt te zijn. Alle antipsychotica die slaperigheid veroorzaken, hebben de mogelijkheid om de effecten van alcohol te versterken. Alcohol speelt een rol in het verschijnen van extrapyramidale neveneffecten. Gelijktijdig gebruik van kleine tot matige hoeveelheden alcohol met spierverslappers kunnen slaperigheid versterken en alertheid verminderen. Serumspiegels tizanidine tot 20% gestegen.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik
2
Topiramaat
Anti-epileptica, breed spectrum
Matig sociaal drinken heeft geen klinisch significante impact op de serum spiegels. Alhoewel, sommige bijwerkingen van zowel anti-epileptica – zoals verhoogde sedatie – kunnen
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht
44
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen.
2
2
additief zijn.
Trazodon
Antidepressiva werkend op neuroreceptoren < antidepressiva
Trazodon kan het besturen van auto’s/machines gevaarlijker maken, zeker tijdens de eerste dagen van de behandeling; alcohol kan dit effect doen toenemen.
Triazolam
Kortwerkende benzodiazepines < hypnotica, sedativa, anxiolytica
Versterken elkaars CZSdeprimerend effect. Verhoogde serumspiegels triazolam mogelijk.
Trihexyfenidyl
Anticholinergica < Antiparkinsongeneesmid delen
Valproïnezuur/ Valproaat
Anti-epileptica, breed spectrum
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik
Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik
Matig sociaal drinken heeft geen klinisch significante impact op de serum spiegels.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen.
worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden..
Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS.
2
Sedatie, verminderd cognitieen concentratievermogen, sufheid, duizeligheid, onderdrukking van de ademhaling en amnesie kunnen optreden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de onderdrukkende effecten van de benzodiazepines op het centrale zenuwstelsel, op onvoorspelbare wijze kunnen versterken In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Er moet ook rekening gehouden worden met alcohol aanwezig in geneesmiddelen. Vooral met triazolam, maar ook met andere benzodiazepines, werden ook dodelijke vergiftigingen gemeld bij inname van alcohol. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden. Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
2
2
45
Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Varenicline
Middelen bij tabaksmisbruik < middelen ivm afhankelijkheid
Venlafaxine
Norepinefrine- en serotonineheropnameremmers < Antidepressiva
Vigabatrine
Andere anti-epileptica
Zopiclone Zolpidem
Zuclopenthixol
46
&
Middelen verwant aan benzodiazepines
Thioxanthenen < Antipsychotica
Normaalgezien blijken geen belangrijke psychomotorische interacties tussen alcohol en venlafaxine te bestaan.
Verminderend psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik. Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Versterken elkaars deprimerend effect.
CZS-
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen zoals slaperigheid en een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Bovendien kan onverwachte verwardheid optreden. Af en toe een glas alcohol vormt geen probleem. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid of een verminderd coördinatie- en concentratievermogen. Af en toe een glas alcohol heeft geen invloed op het aantal epilepsieaanvallen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt niet alleen de werking van deze geneesmiddelen maar ook de volgende bijwerkingen: slaperigheid, minder controle over de bewegingen en moeite met concentreren. Ook ademhalen kan bemoeilijkt worden indien je bij deze middelen alcohol drinkt. Drink geen alcohol als alertheid gewenst is.
Geen interacties gevonden
2
Patiënten moeten alcohol - ook in geneesmiddelen - zoveel mogelijk vermijden. Ze moeten nadrukkelijk gewezen worden op de versterkte concentratievermindering, zelfs bij kleine hoeveelheden alcohol. Zeker in het begin van de behandeling met antidepressiva moet men rekening houden met een toename van de onderdrukkende werking op het CZS.
2
Geen interacties gevonden
2
Reeds kleine hoeveelheden alcohol kunnen de effecten van de geneesmiddelen versterken of veranderen. Ernstige sufheid kan het concentratievermogen zeer sterk verminderen (bv. in het verkeer). Daarbij moet ook aan alcohol-houdende geneesmiddelen gedacht worden. In geen geval mogen grotere hoeveelheden alcohol gedronken worden.
2
Kans toename centraal sederende werking en vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. De extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor)
3
kunnen toenemen. Een daling van de bloeddruk kan optreden. De aard van de effecten en de mate waarin ze voorkomen kunnen individueel sterk verschillen. Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer).
Infecties Antibiotica: In tegenstelling tot wat velen denken, vermindert alcohol de werking van een antibioticum niet. Slechts bij drie antibiotica (Metronidazol, tinidazol, ornidazol) kan de combinatie met alcohol echter wel vervelende bijwerkingen veroorzaken (bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten). Antivirale GMn: Alcohol induceert leverenzymen die tussenkomen in het metabolisme van antiretrovirale GMn zoals protease inhibitoren. Echter, deze interacties zijn niet klinisch relevant (bv. alcohol reduceert het metabolisme van abacavir, maar het is klinisch niet relevant). Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Cefamandol
Cefalosporines < betalactamantibiotica < antibacteriële middelen
Ciprofloxacine
Chinolonen < Antibacteriële middelen
Co-trimoxazol (sulfamethoxazol + trimethoprim)
Co-trimoxazol < Antibacteriële middelen
Doxycycline
Tetracyclines < Antibacteriële middelen
Erythromycine
Macroliden < Antibacteriële middelen
Disulfiram-like reacties kunnen voorkomen (tot 3 dagen na behandeling), en dit bij bepaalde cefalosporines, nl is structuurspecifieke reactie (geen klassereactie) Ciprofloxacine heeft geen invloed op FK van alcohol, noch op zijn invloed op psychomotorische vaardigheden. Mogelijks een cutane reactie, versneld door alcoholconsumptie. Disulfiram-like reactie is mogelijk, echter slechts in geïsoleerde gevallen (slechts in 2 patiënten beschreven). De doxycycline spiegels kunnen onder de minimale dosis vallen bij alcoholici. Geen klinisch relevant effect bij niet-alcoholici. Matige reductie in de absorptie van erythromycine ethylsuccinaat, maar de invloed op de antibacteriële werking lijkt klein te zijn.
Commentaren medicatiebewaking Remming aldehydedehydrogenase (disulfiram-effect), het gebruik van alcohol wordt ontraden.
Bijlage D
Algemene Pharmaceutische Bond
Delphicare
Code
Geen interacties gevonden
4
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
3
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
1
47
Fluconazol
Azoolderivaten < Antimycotica
Isoniazide
Tuberculostatica < Antibacteriële middelen
Itraconazol
Azoolderivaten < Antimycotica
Ketoconazol
Azoolderivaten < Antimycotica
Een disulfiram-like reactie werd gerapporteerd bij enkele patiënten.
Mefloquine
Antimalariamiddelen < Antiparasitaire middelen
Metronidazol
Nitro-imidazoolderivaten < andere antiprotozoaire middelen < Antiparasitaire middelen
Buitensporig gebruik van alcohol draagt bij tot bijwerkingen thv lever. 1 studie: ernstige psychose en depressie na grote hoeveelheid alcohol Disulfiram-like reactie mogelijk (oraal). Eén report meldt zo’n reactie vaginaal gebruik (en 1 na IV gebruik).
48
Vervelende bijwerkingen zoals bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten (Drink geen alcohol tijdens behandeling) Het risico op isoniazidegeïnduceerde hepatitis kan verhoogd zijn door alcohol. Eveneens, kunnen de effecten van isoniazide gereduceerd zijn bij hevige drinkers. Acute alcohol inname heeft geen invloed op de FK van een single-dosis isoniazide.
Verhoogd risico bijwerkingen/toxiciteit (levertoxiciteit) .
op
Remming aldehydedehydrogenase (disulfiram-effect), het gebruik van alcohol wordt ontraden
Remming aldehydedehydrogenase (disulfiram-effect), het gebruik van alcohol wordt ontraden
Bijlage D
Vervelende bijwerkingen zoals bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten (Drink geen alcohol tijdens behandeling) Vervelende bijwerkingen zoals bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten (Drink geen alcohol tijdens behandeling)
Vervelende bijwerkingen zoals bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten. Drink geen alcohol tot 2 dagen na stopzetten medicatie
Geen interacties gevonden
3
Kans op daling van het reactievermogen in sterkere mate. Chronisch gebruik: kans om de werking van isoniazide verminderen (door een verhoging van het metabolisme, n.v.d.r.) en de incidentie van leverschade door isoniazide verhogen. Regelmatig alcoholgebruik is te vermijden. Bij occasionele inname van alcohol moet men rekening houden met toegenomen effecten van alcohol en sterkere afname van de rijvaardigheid. Geen interacties gevonden
3
Alcoholinname tijdens een therapie met nitroimidazolderivaten of ketoconazol kan onmiddellijk intolerantiesymptomen oproepen (flush, hoofdpijn, misselijkheid en bloeddrukdaling), vergelijkbaar met een "disulfiram"-reactie, maar zijn zwakker. Alcoholische dranken moeten vermeden worden. Geen interacties gevonden
4
Alcoholinname tijdens een therapie met nitroimidazolderivaten of ketoconazol kan onmiddellijk intolerantiesymptomen oproepen (flush, hoofdpijn, misselijkheid en bloeddrukdaling), vergelijkbaar met een "disulfiram"-reactie, maar zijn zwakker. Alcoholische dranken moeten vermeden worden.
4
3
3
Miconazol
Azoolderivaten < Antimycotica
Niclosamide
Anthelminthica < Antiparasitaire middelen
Alcohol kan bijwerkingen van niclosamide mogelijks verhogen (geen formele reports hierover).
Nitrofurantoine
Nitrofuranen < urinaire antibacteriële middelen < antibacteriële middelen Nitro-imidazoolderivaten < andere antiprotozoaire middelen < Antiparasitaire middelen
Er blijkt geen klinische evidentie voor een interactie te zijn.
Penicillines
Beta lactam antibiotica < Antibacteriële middelen
Geen ongewenste reactie tussen amoxicilline of fenoxymethylpenicilline en alcohol.
Posaconazol
Azoolderivaten < Antimycotica
Tinidazol
Nitro-imidazoolderivaten < andere antiprotozoaire middelen < Antiparasitaire middelen
Voriconazol
Azoolderivaten < Antimycotica
Ornidazol
Vervelende bijwerkingen zoals bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten. (Drink geen alcohol tijdens behandeling) Niet van toepassing bij dermale applicatie
Disulfiram-like reactie mogelijk, echter geen rapporteringen tot nu toe.
Disulfiram-like reactie mogelijk, echter geen rapporteringen tot nu toe; drink geen alcohol tot 72u na stopzetten van behandeling.
Remming aldehydedehydrogenase (disulfiram-effect), het gebruik van alcohol wordt ontraden.
Remming aldehydedehydrogenase (disulfiram-effect), het gebruik van alcohol wordt ontraden.
Remming aldehydedehydrogenase (disulfiram-effect), het gebruik van alcohol wordt ontraden
Bijlage D
Vervelende bijwerkingen zoals bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten. Drink geen alcohol tot 2 dagen na stopzetten medicatie.
Vervelende bijwerkingen zoals bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten (Drink geen alcohol tijdens behandeling) Vervelende bijwerkingen zoals bloeddrukdaling, hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten, Drink geen alcochol tot 2 dagen na stopzetten medicatie Vervelende bijwerkingen zoals bloeddrukdaling,
Geen interacties gevonden
3
Geen interacties gevonden
4
Geen interacties gevonden
1
Alcoholinname tijdens een therapie met nitroimidazolderivaten of ketoconazol kan onmiddellijk intolerantiesymptomen oproepen (flush, hoofdpijn, misselijkheid en bloeddrukdaling), vergelijkbaar met een "disulfiram"-reactie, maar zijn zwakker. Alcoholische dranken moeten vermeden worden. Geen interacties gevonden
4
Geen interacties gevonden
3
Alcoholinname tijdens een therapie met nitroimidazolderivaten of ketoconazol kan onmiddellijk intolerantiesymptomen oproepen (flush, hoofdpijn, misselijkheid en bloeddrukdaling), vergelijkbaar met een "disulfiram"-reactie, maar zijn zwakker. Alcoholische dranken moeten vermeden worden. Geen interacties gevonden
4
1
3
49
hartkloppingen, hoofdpijn, een rood en warm gezicht, misselijkheid en zweten (Drink geen alcohol tijdens behandeling)
Immuniteit Opm.: het is onwaarschijnlijk dat verhoogde sedatie optreedt met niet-sederende antihistaminica. Echter, omwille van interindividuele verschillen is dit niet uit te sluiten. Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Azathioprine
Thiopurines
Alimemazine
Sederend H1antihistaminica
Levertoxiciteit werd beschreven bij concomitant gebruik (single case report) Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is aanzienlijk gestegen.
Bilastine
Niet-sederend H1antihistaminica
De interactie met alcohol blijkt minimaal te zijn met de nietsederende antihistaminica.
Cetirizine
Niet-sederend H1antihistaminica
De interactie met alcohol blijkt minimaal te zijn met de nietsederende antihistaminica.
Chloorfenamine
Sederend H1antihistaminica
Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is
50
Commentaren medicatiebewaking
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Algemene Pharmaceutische Bond
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingenvan deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde
Delphicare
Code
Geen interacties gevonden
1
Sedatie, sufheid en een verminderd concentratievermogen kunnen optreden. Er is een aanzienlijk verschil in interindividuele gevoeligheid. Omwille van de interindividuele verschillen qua gevoeligheid voor de sederende effecten kan de interactie niet voor alle patiënten uitgesloten worden.
2
Geen interacties gevonden
2
Sedatie, sufheid en een verminderd concentratievermogen kunnen optreden. Er is een aanzienlijk verschil in interindividuele gevoeligheid. Bij gebruik van niet-sederende antihistaminica zijn additieve onderdrukkende effecten op het CZS onwaarschijnlijk. Toch moet het gebruik van alcohol, vooral bij hogere doseringen van deze geneesmiddelen, voorzichtigheidshalve vermeden worden De onderdrukkende werking op het centrale zenuwstelsel (CZS) van antihistaminica met een sederende component kan door alcohol versterkt worden of op onvoorspelbare wijze veranderd. Men moet rekening houden met
2
2
aanzienlijk gestegen.
bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Desloratadine
Niet-sederend H1antihistaminica
De interactie met alcohol blijkt minimaal te zijn met de nietsederende antihistaminica.
Dexchloorfeniram ine
Sederend H1antihistaminica
Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is aanzienlijk gestegen.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Difenhydramine
Sederend H1antihistaminica
Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is aanzienlijk gestegen.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Dimenhydrinaat
Sederend H1antihistaminica
Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde
sedatie, sufheid en een verminderde waakzaamheid. Afhankelijk van de individuele gevoeligheid kan het concentratievermogen, bijvoorbeeld in het verkeer, sterk verminderd zijn (bij reeds kleine hoeveelheden). Men moet ook bedacht zijn voor alcoholhoudende geneesmiddelen In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Sedatie, sufheid en een verminderd concentratievermogen kunnen optreden. Er is een aanzienlijk verschil in interindividuele gevoeligheid. Bij gebruik van niet-sederende antihistaminica zijn additieve onderdrukkende effecten op het CZS onwaarschijnlijk. Toch moet het gebruik van alcohol, vooral bij hogere doseringen van deze geneesmiddelen, voorzichtigheidshalve vermeden worden Geen interacties gevonden
De onderdrukkende werking op het centrale zenuwstelsel (CZS) van antihistaminica met een sederende component kan door alcohol versterkt worden of op onvoorspelbare wijze veranderd. Men moet rekening houden met sedatie, sufheid en een verminderde waakzaamheid. Afhankelijk van de individuele gevoeligheid kan het concentratievermogen, bijvoorbeeld in het verkeer, sterk verminderd zijn (bij reeds kleine hoeveelheden). Men moet ook bedacht zijn voor alcoholhoudende geneesmiddelen. In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. De onderdrukkende werking op het centrale zenuwstelsel (CZS) van antihistaminica met een sederende component kan door alcohol versterkt worden of op onvoorspelbare wijze veranderd. Men moet rekening houden met
2
2
2
2
51
aanzienlijk gestegen.
Dimetindeen
Sederend H1antihistaminica
Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is aanzienlijk gestegen.
Ebastine
Niet-sederend H1antihistaminica
De interactie met alcohol blijkt minimaal te zijn met de nietsederende antihistaminica.
Fexofenadine
Niet-sederend H1antihistaminica
De interactie met alcohol blijkt minimaal te zijn met de nietsederende antihistaminica.
Hydroxyzine
Sederend H1antihistaminica
Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is
52
bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Bijlage D
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde
sedatie, sufheid en een verminderde waakzaamheid. Afhankelijk van de individuele gevoeligheid kan het concentratievermogen, bijvoorbeeld in het verkeer, sterk verminderd zijn (bij reeds kleine hoeveelheden). Men moet ook bedacht zijn voor alcoholhoudende geneesmiddelen. In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. De onderdrukkende werking op het centrale zenuwstelsel (CZS) van antihistaminica met een sederende component kan door alcohol versterkt worden of op onvoorspelbare wijze veranderd. Men moet rekening houden met sedatie, sufheid en een verminderde waakzaamheid. Afhankelijk van de individuele gevoeligheid kan het concentratievermogen, bijvoorbeeld in het verkeer, sterk verminderd zijn (bij reeds kleine hoeveelheden). Men moet ook bedacht zijn voor alcoholhoudende geneesmiddelen. In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Sedatie, sufheid en een verminderd concentratievermogen kunnen optreden. Er is een aanzienlijk verschil in interindividuele gevoeligheid. Bij gebruik van niet-sederende antihistaminica zijn additieve onderdrukkende effecten op het CZS onwaarschijnlijk. Toch moet het gebruik van alcohol, vooral bij hogere doseringen van deze geneesmiddelen, voorzichtigheidshalve vermeden worden Sedatie, sufheid en een verminderd concentratievermogen kunnen optreden. Er is een aanzienlijk verschil in interindividuele gevoeligheid. Bij gebruik van niet-sederende antihistaminica zijn additieve onderdrukkende effecten op het CZS onwaarschijnlijk. Toch moet het gebruik van alcohol, vooral bij hogere doseringen van deze geneesmiddelen, voorzichtigheidshalve vermeden worden De onderdrukkende werking op het centrale zenuwstelsel (CZS) van antihistaminica met een sederende component kan door alcohol versterkt worden of op onvoorspelbare wijze veranderd. Men moet rekening houden met
2
2
2
2
aanzienlijk gestegen.
Interferonen
Middelen bij chronische immuungemedieerde aandoeningen < Immunomodulatoren Sederend H1antihistaminica
Verminderde respons op interferon bij patiënten die alcohol innemen: meer drinken, lagere respons op interferon. Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is aanzienlijk gestegen.
Levocetirizine
Niet-sederend H1antihistaminica
De interactie met alcohol blijkt minimaal te zijn met de nietsederende antihistaminica.
Loratadine
Niet-sederend H1antihistaminica
De interactie met alcohol blijkt minimaal te zijn met de nietsederende antihistaminica.
Ketotifen
bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Bijlage D
sedatie, sufheid en een verminderde waakzaamheid. Afhankelijk van de individuele gevoeligheid kan het concentratievermogen, bijvoorbeeld in het verkeer, sterk verminderd zijn (bij reeds kleine hoeveelheden). Men moet ook bedacht zijn voor alcoholhoudende geneesmiddelen In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Geen interacties gevonden
De onderdrukkende werking op het centrale zenuwstelsel (CZS) van antihistaminica met een sederende component kan door alcohol versterkt worden of op onvoorspelbare wijze veranderd. Men moet rekening houden met sedatie, sufheid en een verminderde waakzaamheid. Afhankelijk van de individuele gevoeligheid kan het concentratievermogen, bijvoorbeeld in het verkeer, sterk verminderd zijn (bij reeds kleine hoeveelheden). Men moet ook bedacht zijn voor alcoholhoudende geneesmiddelen. In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Sedatie, sufheid en een verminderd concentratievermogen kunnen optreden. Er is een aanzienlijk verschil in interindividuele gevoeligheid. Bij gebruik van niet-sederende antihistaminica zijn additieve onderdrukkende effecten op het CZS onwaarschijnlijk. Toch moet het gebruik van alcohol, vooral bij hogere doseringen van deze geneesmiddelen, voorzichtigheidshalve vermeden worden Sedatie, sufheid en een verminderd concentratievermogen kunnen optreden. Er is een aanzienlijk verschil in interindividuele gevoeligheid. Bij gebruik van niet-sederende antihistaminica zijn additieve onderdrukkende effecten op het CZS onwaarschijnlijk. Toch moet het gebruik van alcohol, vooral bij hogere doseringen van deze geneesmiddelen, voorzichtigheidshalve vermeden worden
3
2
2
2
53
Meclozine
Sederend H1antihistaminica
Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is aanzienlijk gestegen.
Mizolastine
Niet-sederend H1antihistaminica
De interactie met alcohol blijkt minimaal te zijn met de nietsederende antihistaminica.
Promethazine
Sederend H1antihistaminica
Antihistaminica veroorzaken slaperigheid. Alcohol heeft hierop een additief effect. De schadelijke effecten van alcohol en het besturen van voertuigen is aanzienlijk gestegen.
Rupatadine
Niet-sederend H1antihistaminica
De interactie met alcohol blijkt minimaal te zijn met de nietsederende antihistaminica
54
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Verminderd psychomotorisch functioneren, er wordt gewaarschuwd bij alcoholgebruik.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is. Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Alcohol versterkt sommige bijwerkingen van deze geneesmiddelen zoals slaperigheid en een verminderde bewegingscoördinatie- en concentratievermogen. Drink geen alcohol wanneer alertheid gewenst is.
Bijlage D
De onderdrukkende werking op het centrale zenuwstelsel (CZS) van antihistaminica met een sederende component kan door alcohol versterkt worden of op onvoorspelbare wijze veranderd. Men moet rekening houden met sedatie, sufheid en een verminderde waakzaamheid. Afhankelijk van de individuele gevoeligheid kan het concentratievermogen, bijvoorbeeld in het verkeer, sterk verminderd zijn (bij reeds kleine hoeveelheden). Men moet ook bedacht zijn voor alcoholhoudende geneesmiddelen. In geen geval mogen er grote hoeveelheden alcohol gedronken worden. Sedatie, sufheid en een verminderd concentratievermogen kunnen optreden. Er is een aanzienlijk verschil in interindividuele gevoeligheid. Bij gebruik van niet-sederende antihistaminica zijn additieve onderdrukkende effecten op het CZS onwaarschijnlijk. Toch moet het gebruik van alcohol, vooral bij hogere doseringen van deze geneesmiddelen, voorzichtigheidshalve vermeden worden Kans op toename centraal sederende werking. Kans op vermindering van de reactiesnelheid en de psychomotorische coördinatie. Kans op toename van de extrapyramidale neveneffecten van de neuroleptica (akathisie, dystonie, tremor). Kans op daling van de bloeddruk Patiënten die neuroleptica innemen, mogen geen alcohol drinken, en moeten indien mogelijk alcoholhoudende geneesmiddelen vermijden. Men moet hen er op wijzen dat reeds geringe hoeveelheden alcohol het concentratievermogen sterk kunnen verminderen (vb. in het verkeer). Sedatie, sufheid en een verminderd concentratievermogen kunnen optreden. Er is een aanzienlijk verschil in interindividuele gevoeligheid. Bij gebruik van niet-sederende antihistaminica zijn additieve onderdrukkende effecten op het CZS onwaarschijnlijk. Toch moet het gebruik van alcohol, vooral bij hogere doseringen van deze geneesmiddelen, voorzichtigheidshalve vermeden worden
2
2
2
2
Tacrolimus
Immunosuppressie bij transplantatie < Immunomodulatoren
Alcohol kan flushing veroorzaken in het gezicht en roodheid van de huid in combinatie met topisch gebruik van tacrolimus. Deze reactie lijkt vaak voor te komen.
Rode huid of huidirritatie (flush), exantheem, branderig gevoel, jeuk of zwelling (meestal ter hoogte van het aangezicht) kunnen optreden bij patiënten die alcohol drinken. Dit effect komt voor bij ongeveer 1-10% van de patiënten.
3
Algemene Pharmaceutische Bond Kans op leverschade (drink geen alcohol tijdens behandeling)
Delphicare
Code
Verhoogd risico hepatoxische effecten BIj behandeling met methotrexaat, voornamelijk langdurig gebruik, moet gebruik van alcohol vermeden worden; men mag vooral niet regelmatig alcohol gebruiken.
4
Algemene Pharmaceutische Bond
Delphicare
Code
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
1
Antitumorale middelen Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Methotrexaat
Antimetabolieten
Er is wat niet-doorslaggevend bewijs dat alcohol het risico op methotrexaat-geïnduceerde hepatische cirrose en fibrose zou kunnen verhogen.
Commentaren medicatiebewaking Verhoogd risico bijwerkingen/toxiciteit.
op
Mineralen, vitaminen, tonica Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Ginseng
Tonica
Retinol (vit amine A)
Combinatiepreparaten van vitaminen < Vitaminen
Verhoogt de klaring van alcohol verlaagt bloed-alcohol spiegels. Zwaar alcoholgebruik kan het gehalte beta-caroteen verhogen en het vitamine A-metabolisme beïnvloeden. Mogelijks verhoogde toxiciteit.
Commentaren medicatiebewaking
Bijlage D
55
Dermatologie Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Acitretine
Middelen bij psoriasis
Alcohol verhoogt de serumspiegels van etretinaat bij inname acitretine.
Isotretinoine
Middelen bij acné
Daling effecten isotretinoine icm alcohol (single case report).
Methoxsaleen
Psoralenen bij PUVA < Middelen bij psoriasis
Pimecrolimus
Immunomodulatoren
Alcoholintolerantie met pimecrolimus crème werd gerapporteerd, maar lijkt zeldzaam te zijn.
Tacrolimus
Immunomodulatoren
Alcohol kan flushing veroorzaken in het gezicht en roodheid van de huid in combinatie met topisch gebruik van tacrolimus. Deze reactie lijkt vaak voor te komen.
56
Commentaren medicatiebewaking
Verhoogd risico op bijwerkingen/toxiciteit (levertoxiciteit), geen alcohol op dag van de behandeling.
Bijlage D
Algemene Pharmaceutische Bond Kans vorming etritinaat (schadelijk ongeboren kind) drink absoluut geen alcohol tot twee maand na stopzetten van de behandeling met acitretine.
Delphicare
Code
Kans op vorming etretinaat bij inname van alcohol (teratogeen). Vrouwen in de vruchtbare leeftijd mogen geen alcohol drinken, noch geneesmiddelen gebruiken die ethanol bevatten. Na behandeling van acitretine: gedurende 2 maand geen alcohol consumeren.
4
Geen interacties gevonden
1
Geen interacties gevonden
4
Rode huid of huidirritatie (flush), exantheem, branderig gevoel, jeuk of zwelling (meestal ter hoogte van het aangezicht) kunnen optreden bij patiënten die alcohol drinken. Dit effect komt voor bij ongeveer 1-10% van de patiënten. Rode huid of huidirritatie (flush), exantheem, branderig gevoel, jeuk of zwelling (meestal ter hoogte van het aangezicht) kunnen optreden bij patiënten die alcohol drinken. Dit effect komt voor bij ongeveer 1-10% van de patiënten.
3
3
Diverse geneesmiddelen Molecuulnaam
Klasse
Stockley’s drug interactions
Orlistat
Middelen bij obesitas
Geen indicatie om alcohol te mijden bij gebruik van orlistat. Gelijktijdig gebruik van sociale hoeveelheden alcohol met GM verandert inhiberend effect van GM op voedsel vet niet bij kortdurende therapie (6 dagen)
Commentaren medicatiebewaking
Algemene Pharmaceutische Bond
Delphicare
Code
Geen interacties gevonden
1
Bronnen: Baxter K (ed), Stockley’s Drug Interactions, Ninth edition; London; Pharmaceutical Press, 2010. Commentaren Medicatiebewaking 2012/2013, Stichting Healthbase, 2012. Folder “Geneesmiddelen en alcohol?”, uitgegeven door Algemene Pharmaceutische Bond, 2012 Delphicare database, geraadpleegd gedurende maart 2013.
Bijlage D
57
58
Bijlage D
Bijlage E: vragenlijst Algemene informatie Startuur: …………………………… Datum: ………………………………………. Leeftijd van de apotheker: ……………………………………… Geslacht van de apotheker: man vrouw Postcode van de apotheek: ………………… dorpsapotheek stadsapotheek Aantal werknemers in de apotheek (uitgedrukt in fulltime equivalenten (FTE)): …………apothekers, ………………… apotheekassistenten Gemiddeld aantal voorschriften per dag: ……………… Gemiddeld aantal klanten per dag: ……………………….. Vragenlijst Kennis alcohol 1.
Hoe hoog schat u uw kennis in verband met geneesmiddel-alcohol interacties in, op een schaal van 1 tot 10? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2.
Denkt u dat uw kennis voldoende is voor uw huidige praktijk? Ja Neen 2.1 Indien antwoord: JA Zou u desondanks uw kennis willen bijschaven? Ja Neen 2.2 Indien antwoord: NEE Zou u uw kennis willen verbeteren in de toekomst? Ja Neen
3.
Indien 2.1 of 2.2 antwoord: JA Hoe zou u uw kennis over geneesmiddel-alcohol interacties wensen te verbeteren? Folder APB (Algemene Pharmaceutische Bond) Bijscholing (……………………………………………………………………………………………………………….) Website Folder Andere: ……………………………………………………………………………………………………………………….
4.
Hoeveel gram pure alcohol zit er in één eenheid alcohol? (een glas wijn, een glas bier, …) ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 10 g Ik weet het niet
5.
Is er een verschil in farmacokinetiek tussen man en vrouw? Ja Neen
Bijlage E
1
5.1 Indien het antwoord: JA. Kent u de oorzaak hiervan? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… 6.
Hoeveel alcohol denkt u dat wekelijks mag geconsumeerd worden vooraleer sprake is van problematisch alcoholgebruik bij een man? (maw wat begrijp je onder te veel? Wat is aanvaardbaar alcoholgebruik?) ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 21 consumpties per week, met minstens 2 alcoholvrije dagen Ik weet het niet
7.
Hoeveel alcohol denkt u dat wekelijks mag geconsumeerd worden vooraleer sprake is van problematisch alcoholgebruik bij een vrouw? ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 14 consumpties per week, met minstens 2 alcoholvrije dagen Ik weet het niet
Geneesmiddel-alcohol interacties 8.
Bij welke geneesmiddelen of geneesmiddelklassen vermeldt u bij aflevering dat moet worden opgelet met het gebruik van alcohol? Benzodiazepines Disulfiram Metronidazol Antihistaminica 8.1. Geneesmiddel 1: …………………………………………………………….. 8.1.1. Bij welk percentage van uw patiënten geeft u hieromtrent uitleg? ……………………… % Bij: eerste uitgifte herhaalde uitgifte 8.1.2. Welk advies geeft u? …………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………….. 8.2. Geneesmiddel 2: …………………………………………………………….. 8.2.1. Bij welk percentage van uw patiënten geeft u hieromtrent uitleg? ……………………… % Bij: eerste uitgifte herhaalde uitgifte 8.2.2. Welk advies geeft u? …………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………………..
2
Bijlage E
8.3. Geneesmiddel 3: …………………………………………………………….. 8.3.1. Bij welk percentage van uw patiënten geeft u hieromtrent uitleg? ……………………… % Bij: eerste uitgifte herhaalde uitgifte 8.3.2. Welk advies geeft u? …………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………….. 8.4. Geneesmiddel 4: …………………………………………………………….. 8.4.1. Bij welk percentage van uw patiënten geeft u hieromtrent uitleg? ……………………… % Bij: eerste uitgifte herhaalde uitgifte 8.4.2. Welk advies geeft u? …………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………….. 8.5. Geneesmiddel 5: …………………………………………………………….. 8.5.1. Bij welk percentage van uw patiënten geeft u hieromtrent uitleg? ……………………… % Bij: eerste uitgifte herhaalde uitgifte 8.5.2. Welk advies geeft u? …………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………….. 9.
Op welke bronnen baseert u zich voor uw advies? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
10. Hoeveel tijd spendeert u aan het zoeken en geven van informatie in verband met geneesmiddelalcohol interacties gedurende de aflevering? (bv kijkt u naar Delphicare) Geen ……………………………………………………………………………………………………………………………………. Ik weet het niet
Bijlage E
3
11. Hoeveel tijd spendeert u aan het zoeken van informatie omtrent geneesmiddel-alcohol interacties, na aflevering? (op eigen initiatief, los van een patiënt) Geen ……………………………………………………………………………………………………………………………………. Ik weet het niet 12. Ervaart u barrières om informatie op te zoeken betreffende alcohol en alcoholinteracties? Ja Neen 12.1 Indien antwoord: JA Welke barrières ervaart u om informatie betreffende alcohol en alcoholinteracties op te zoeken? (maw wat houdt u tegen om extra informatie te zoeken?) Ik heb te weinig tijd/Het is te druk De informatie is niet geïntegreerd in de software (bv. Delphicare staat niet aan) Er zijn te weinig bronnen Ik weet niet waar ik snel de juiste informatie kan vinden Andere: .………………………………………………………………………………………………………. 13. Denkt u dat de patiënt wenst dat je deze informatie geeft bij eerste aflevering? Ja Neen Soms 14. Denkt u dat de patiënt wenst dat je deze informatie bij vervolgaflevering herhaalt? Ja Neen Soms 15. Merkt u dat er veel vraag is vanuit patiënten naar alcohol bij therapie? Ja Neen 15.1 Indien antwoord: JA Hoe vaak vragen patiënten hiernaar? dagelijks wekelijks enkele keren per maand maandelijks …………………………………………………………………………………………………………………………………… 16. Wat vragen de patiënten over alcohol bij therapie? (Vraagt men enkel of het toegestaan is? Of vraagt men ook waarom of hoeveel men mag drinken?) ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… 17. Kent u de folder van APB omtrent geneesmiddel-alcohol interacties? Ja Neen 17.1 Indien antwoord: JA Gebruikt u deze folder ook? Ja Neen 17.2 Geeft u deze folder mee aan de patiënt? Ja Neen
4
Bijlage E
18. Bent u in de praktijk concreet al situaties tegengekomen waarbij een interactie met alcohol tot klinisch relevante bijwerkingen leidde? Ja Neen 18.1 Indien antwoord: JA Wat was de reden? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… 19. Denkt u dat het een onderschatting is? Ja Neen 19.1 Indien antwoord: JA Waarom? ………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………… Het wordt mij niet gemeld 20. Zou u bewuster omgaan met geneesmiddel-alcohol interacties na melding van een incident? Ja Neen 21. Zou u meer opzoekwerk verrichten hierover na melding van een incident? Ja Neen
Alcoholgebruik 22. Vindt u dat u het recht heeft te vragen naar het alcoholgebruik van de patiënt? Ja Neen 23. Bij welk percentage van uw patiënten waarbij u problematisch alcoholgebruik vermoedt, vraagt u er effectief naar? ……………………… % 24. Bent u van mening dat de patiënt een bezwaar heeft tegen het vragen naar zijn alcoholgebruik? Soms Ja Neen 25. Kan informatie over problematisch alcoholgebruik geïntegreerd worden in de software van uw apotheek? (bv probleem in verleden, huidig alcoholprobleem) Ja Neen 26. Zou u het nuttig vinden moest dat mogelijk zijn? Ja Neen
Bijlage E
5
Steekkaart 27. Wat is uw mening betreffende de steekkaart? (te lang, beter per klasse, geen interacties weg) ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 28. Wat is uw mening betreffende de lay-out? ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 29. Wat zou u weglaten? ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 30. Wat zou u toevoegen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 31. Hoe zou u de steekkaart gebruiken in de praktijk? ……………………………………………………………………………………………………………………………………….. 32. In welke vorm zou u de steekkaart het liefst gebruiken? Geïntegreerd in de software Op papier Andere: ……………………………………………………………………………………………………………………….
Tot slot 33. Heeft u in het algemeen nog opmerkingen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………
E-mailadres apotheker: ……………………………………………………………………………………………………………………………………… Wenst u overzicht van alle resultaten van ons onderzoek? Ja Neen Wenst u de uitgebreide tabel met de informatie uit de verschillende bronnen? Ja Nee
Stopuur: ……………………………
6
Bijlage E
BIJLAGE F: RESULTATEN VERGELEKEN TEN OPZICHTE VAN DE VOLLEDIGE STEEKPROEF (N = 100) 1. Apotheekkarakteristieken Tabel F.1. Basiskarakteristieken van de deelnemende apothekers.
Basiskarakteristieken Leeftijd, gemiddelde (SD) Vrouwelijke apothekers Stadsapotheken Apothekers FTE, gemiddelde (SD) Apotheekassistenten FTE, gemiddelde (SD) Aantal patiënten per FTE werknemer, gemiddelde (SD) Aantal voorschriften per dag, gemiddelde (SD) Aantal patiënten per dag, gemiddelde (SD)
n=50 40,7 (10,8) 68% 42% 1,9 (0,9) 0,8 (0,9) 48,5 (15,3) 89,2 (46,4) 118,8 (48,8)
n=100 40,2 (10,4) 69% 38% 2,0 (0,9) 0,7 (0,9) 47,6 (16,7)* 86,9 (41,9)** 117,3 (48,6)*
SD: Standaarddeviatie FTE: Fulltime equivalent * hier is n=99,aangezien 1 apotheker niet wenste deel te nemen hoeveel patiënten er per dag waren. ** hier is n=98, aangezien 2 apothekers niet wensten mee te delen hoeveel voorschriften ze per dag hadden.
2. Kennis van alcohol Tabel F.2. Inschatting eigen kennis over alcohol en geneesmiddel-alcohol interacties door de bevraagde apothekers.
Schatting eigen kennis over alcoholinteracties Kennis hoger of gelijk aan 5/10
alcohol
en
n=50
n=100
96%
84%
Tabel F.3. Hoeveelheid pure ethanol (in g) in één eenheid alcohol volgens de bevraagde apothekers.
Aantal g pure ethanol in één eenheid alcohol < 10g = 10 g > 10g ‘Ik weet het niet’
Bijlage F
n=50 28% 12% 12% 48%
n=100 32% 20% 10% 38%
1
Tabel F.4. Grens van problematisch alcoholgebruik in aantal eenheden alcohol per week volgens de bevraagde apothekers.
Grens problematisch alcoholgebruik in aantal eenheden per week per geslacht < 14 eenheden per week voor de vrouw = 14 eenheden per week voor de vrouw > 14 eenheden per week voor de vrouw ‘Ik weet het niet’ Aantal eenheden per week voor de vrouw, gemiddelde (SD) < 21 eenheden per week voor de man = 21 eenheden per week voor de man > 21 eenheden per week voor de man ‘ik weet het niet’ Aantal eenheden per week voor de man, gemiddelde (SD)
2
Bijlage F
n=50
n=100
58% 12% 22% 8%
53% 9% 29% 9%
11,3(6,0)
13,4 (11,2)
72% 12% 10% 6%
65% 7% 20% 8%
15,8 (8,2)
19,0 (13,8)
Bronnen gebruikt om kennis bij te schaven n=100
n=50 79 80
Bijscholing (algemeen) 42
IPSA-bijscholing 16
Vakliteratuur Website 11
Mogelijke bronnen
Folder
10
Cd-rom firma
1 2
Vertegenwoordiger
2 2
Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium
1 0
Bijsluiter
1 0
Specifieke bijscholingen
1 0
Kovag-lessen
1 0
APB
22
18
Software
0
46
26
16 16
5 Percentage apothekers (%)
Figuur F.1. Bronnen die de bevraagde apothekers zouden gebruiken om hun kennis over alcohol en geneesmiddel-alcohol interacties bij te schaven.
Bijlage F
3
3. Geneesmiddel-alcohol interacties
Meest vermelde geneesmiddelen waarbij advies wordt verstrekt i.v.m. alcohol bij therapie n=100
n=50 77 78
Slaap- en kalmeringsmiddelen Antibiotica
34
Opgesomde geneesmiddelen
Disulfiram
24
28
21 18
Antidepressiva
12 12
Antihistaminica Antimycotica
4
Pijnstillers
3
NSAID
3
Opiaten
8 6 6 6
Psychotropica/Neuroleptica Tinidazol
38
6 4
8 8
6 Percentage (%)
Figuur F.2. Geneesmiddelen waarbij de bevraagde apothekers uitleg geven inzake alcohol bij therapie.
4
Bijlage F
Minder vaak vermelde geneesmiddelen waarbij advies wordt verstrekt i.v.m. alcohol bij therapie. n=100
n=50 4 4 4 4
Methotrexaat
Opgesomde geneesmiddelen
Anti-epileptica Tetrazepam
1
MAO-inhibitoren
1
Acitretine
1
Anticoagulantia
1
SSRI
1
Nitrofurantoïne
1
Zolpidem
1
Tramadol
1
Ornidazol
1
Minocycline
1
Cardiovasculaire geneesmiddelen
1
Fenothiazine
1
Itraconazol
1
Geneesmiddelen i.v.m. de maag
1
Centraalwerkende geneesmiddelen
1
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
Codeïne
2
Fluconazol
2
Tacrolimus
0
Orale anticonceptie
0
Paracetamol
0
Omeprazol
0
Warfarine
0
Geneesmiddelen bij jicht
0
Pimecrolimus
0
Chinolonen
0
Antidiabetica
0
Co-trimoxazol
0
4 3
1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 Percentage (%)
Figuur F.3. Geneesmiddelen waarbij de bevraagde apothekers uitleg geven inzake alcohol bij therapie.
Bijlage F
5
Bronnen gebruikt voor het geven van advies gedurende de aflevering n=100
n=50 74
Algemene kennis
64 53 56
Software 21 20
Mogelijke bronnen
Bijscholing 10 12
Vakliteratuur
15
Folder
8 7
Bijsluiter Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium Internet
4 4 2 4 2 Percentage apothekers (%)
Figuur F.4. Bronnen waarop de bevraagde apothekers zich baseren voor het geven van advies inzake alcohol bij therapie gedurende de aflevering.
6
Bijlage F
Barrières ondervonden door de apothekers n=100
n=50 58
Mogelijke barrières
Geen barrières
74 31
Te weinig tijd/Te druk
14
Niet weten waar de juiste informatie te vinden is
8 10 6
Te weinig bronnen
Informatie niet geïntegreerd in de software
10 1 2 Percentage apothekers (%)
Figuur F.5. Barrières ondervonden door de bevraagde apothekers om informatie op te zoeken inzake geneesmiddel-alcoholinteracties.
Tabel F.5. Frequentie waarmee de bevraagde apothekers een spontante vraag vanuit de patiënten krijgen over alcohol bij therapie.
Frequentie spontane vraag i.v.m. alcohol bij therapie Dagelijks Wekelijks Meer dan eenmaal per maand Maandelijks Minder dan eenmaal per maand Nooit
n=50
n=100
4% 44% 18% 4% 20% 10%
5% 36% 16% 7% 10% 26%
Een kwart van de bevraagde apothekers (25/100) kende een situatie waarin een interactie met alcohol tot klinisch relevante bijwerkingen leidde. In de eigen steekproef (n=50), waren dit amper 8 apothekers (16%). Onderstaande geneesmiddelen en/of geneesmiddelklassen kwamen hieromtrent ter sprake: 1. Slaap- en kalmeringsmiddelen 2. Metronidazol 3. Disulfiram
Bijlage F
7
4. Antidepressiva 5. Glimepiride 6. Warfarine 7. Methylfenidaat 8. Methadon 9. Paracetamol 10. Antibiotica 11. (Polyfarmacie: hier wordt een cocktail aan geneesmiddelen bedoeld)
Verklaringen voor onderschatting aantal klinisch relevante bijwerkingen door geneesmiddel-alcohol interactie n=100
n=50
Geen onderschatting
12
4
Het wordt de apotheker niet gemeld
32 19
Mogelijke verklaringen
De patiënt legt de link niet met alcohol
12
Te lage kennis van de apotheker hierover 8
Patiënt luistert niet naar het gegeven advies 5
Apotheker weet niet hoeveel de patiënt drinkt
"Ik weet het niet"
16
10
11 10 5
Patiënten gaan naar spoed of een arts i.p.v. …
Apotheker weet niet alles van de nieuwe…
32
10
De patiënt schaamt zich
Er zijn te weinig studies hierover
49
2 2
8
4 4
1 2 Percentage apothekers (%)
Figuur F.6. Verklaringen, gegeven door de bevraagde apothekers voor het onderschatten van het aantal geneesmiddel-alcohol interacties.
8
Bijlage F
4. Opinie steekkaart Tabel F.6. Mening van de bevraagde apothekers over de opgestelde steekkaart.
Mogelijke verbeteringen Alfabetisch per blad i.p.v. per kolom Merknaam erbij vermelden Liever beknopter Gele kleur op witte achtergrond niet combineren Codenummer 4 rood i.p.v. bordeaux Groeperen indien mogelijk Opmerkingen A tot F in steekkaart plaatsen i.p.v. apart Implementeren in een poster met vermelding van de maximale dosissen Momenteel niet gebruiksvriendelijk Andere code gebruiken
n=50 24% 14% 8% 10% 6% 10% 4%
n=100 15% 9% 12% 7% 3% 6% 2%
Nvt*
1%
Nvt* Nvt *
1% 1%
*: niet van toepassing
Bijlage F
9
10
Bijlage F
BIJLAGE G: EVENING LECTURES Biedt het kiwimodel voor geneesmiddelen antwoord op het probleem van de betaalbaarheid van de gezondheidszorg? – Dirk Van Duppen Het kiwi model is een voorstel om bepaalde aspecten van de geneesmiddelensector beter te regelen. Het is oorspronkelijk afkomstig van Nieuw-Zeeland. De overheid vertrekt hierbij vanuit een wetenschappelijke behoefte-analyse en men kiest op basis van objectieve wetenschappelijke criteria en studies de beste geneesmiddelen. Daarbovenop gebruikt men de gezamelijke koopkracht van de gemeenschap om in de onderhandeling met de firma’s de beste voorwaarden te bedingen. Met andere woorden, er wordt vooraf vastgelegd welke geneesmiddelen de beste zijn in een welbepaald geval. Hiervoor baseert men zich op wetenschappelijk bewezen feiten en maakt men gebruik van een onafhankelijke wetenschappelijke commissie. De artsen hebben niet langer de keuze uit verschillende mogelijkheden bij het voorschrijven en de firma’s hebben hun budget voor marketing niet langer nodig. Hierdoor komt dat grote budget vrij voor andere doeleinden, zoals het dalen van de prijs van geneesmiddelen. Het is vanzelfsprekend dat farmaceutische bedrijven en artsen hier bezwaren kunnen tegen hebben. Artsen worden niet meer in de watten gelegd door bedrijven, om hen aan te zetten tot het voorschrijven van hun product. Bedrijven willen hun inspraak niet verliezen. Er is momenteel dus sprake van een vermijdbare meerkost. Deze meerkost wordt in het kiwimodel optimaal besteed. Momenteel wordt deze pak geld niet geïnvesteerd in tewerkstelling, aangezien de ontwikkeling van geneesmiddelen plaats vindt in Puerto rico of Indie. Deze pak geld gaat ook niet naar onderzoek en ontwikkeling, al wordt soms het tegendeel bewezen. Hiervoor werden meerdere, overtuigende argumenten aangehaald. Ik vond de lezing verrassend leerrijk. Bij aanvang verwachtte ik een economische uiteenzetting, maar uiteindelijk kreeg ik op een duidelijke manier informatie over een mogelijks positief model. De spreker had een overtuigend effect op mij. Ik heb bewondering voor hoe hij zich inzet, als activist, voor het ogenschijnlijk goede doel: goedkopere of eerlijkere prijzen voor geneesmiddelen. Het probleem situeert zich op hoger niveau. Het is niet evident dat aan te vechten of te veranderen. Registration of new vaccins in the EU: not an easy task. –Pieter Neels De lezing begon met het overlopen van een aantal instanties, die een rol spelen bij de registratie van een nieuw vaccin. Kort werden de afkortingen verduidelijkt. De spreker tracht het belang en impact van vaccins toe te lichten. Vaccins zijn biologisch, medicinale producten. De definitie volgens de Europese Farmacopee luidt als volgt: vaccins voor menselijk gebruik zijn bereidingen die antigenen bevatten, die in staat zijn een specifieke en actieve immuniteit te induceren in de mens tegen een infectieus agent, of bereidingen die het toxine of antigen ervan bevatten. Immuunresponsen omvatten de inductie van de aangeboren en de adaptieve delen van het immuunsysteem. De ontwikkeling van nieuwe vaccins wordt moeilijker maar het blijft uitvoerbaar omdat de wetenschap en de geneeskunde niet stil staat. Men beschikt over een betere kennis van het immuunsysteem en immunologie, alsook over een betere kennis over vermijdbare ziektes. Daarenboven kan ook de biotechnologie bijdragen. Desondanks blijft vaccinologie een empirische
Bijlage G
1
wetenschap. Vaccins zijn een uitzonderlijke klasse in de medische wereld. Ze hebben een enorme impact op de algemene gezondheid. Zo werden in 1978 de pokken uitgeroeid. Dit was uniek in de geschiedenis van geneeskunde en mensheid. Ook overleven elk jaar 3 miljoen kinderen omdat ze gevaccineerd zijn. Vaccins werken preventief: ze genezen dus niet. Ik vond de lezing niet gestructureerd. Ik had er mij iets helemaal anders bij voorgesteld. Hij begon heel eenvoudig met de afkortingen van verschillende instanties te bespreken. Er werd te weinig stilgestaan bij de werking van het vaccin, bij de eigenschappen ervan en de verschillende vormen. Heel kort werden de adjuvantia besproken. Naar het einde toe werd het boeiender. Het onderwerp sprak me aan, zeker na het vak microbiologie, maar de lezing week af van mijn verwachtingen. Innovating for a better and sustainable healthcare. – Rudi Pauwels Mensen leven steeds langer door de betere levensomstandigheden. Daardoor kan de groei van de economie de kosten van de gezondheidszorg niet volgen. Er is dus nood aan een betere en duurzame vorm van gezondheidszorg. Het concept ‘één pil voor iedereen’ geldt niet: in de praktijk werkt een geneesmiddel maar bij 30 à 40% van de patiënten. Een oplossing hiervoor wordt gevonden door op moleculair niveau te kijken. We zouden daardoor zelfs een mutatie kunnen opsporen en een diagnose stellen voor het probleem zich stelt. Er is een toenemende nood aan biomarkermetingen. De huidige biomarkertesten en gespecialiseerde laboratoria hiervoor kennen beperkingen. Daarom moet een schaalbare, gestandaardiseerde, eenvoudig te gebruiken, kosten-effectieve oplossing gevonden worden, die globaal kan gebruikt worden in meerdere gezondheidsinstanties. Biocartis ontwikkelde het ‘Apollo platform’ ,een zogenaamd ‘lab in a box’. De lezing was goed te volgen. Het ondersteunend filmpje vond ik voornamelijk intressant. Een bewegend beeld blijft langer nazinderen en maakt alles veel duidelijker. De lezing deed me opnieuw beseffen hoe ver de ontwikkeling momenteel staat: er bestaat een ‘lab in a box’, een doosje waarin een soort laboratorium schuilt. In 90 minuten tijd worden 30 verschillende moleculaire tests uitgevoerd. Daarvan ben ik onder de indruk. Hospital admissions related to medication: a preventable health and economic burden? – Patricia van den Bemt Geneesmiddelen kunnen schade aanrichten op twee manieren, namelijk intrinsiek en extrinsiek. Een neveneffect van intrinsieke toxiciteit is een ‘adverse drug reaction’ of ADR. ADR wordt gedefinieerd als de respons op een geneesmiddel die schadelijk en onbedoeld is en die plaatsgrijpt bij dosissen die gewoonlijk gebruikt worden voor de profylax, diagnose of therapie van een ziekte, of voor de modificatie van een fysiologische functie. Er is in dit geval geen sprake van een fout. Het is dan ook niet te voorkomen dat een ADR plaatsvindt. Bij extrinsieke toxiciteit kunnen we spreken van een geneesmiddelfout en een ‘adverse drug event’ of ADE. Een geneesmiddelfout kan tot schade leiden maar dat is niet noodzakelijk zo. Onder geneesmiddelfout verstaan we fouten in dosis, interacties tussen geneesmiddelen, contra-indicaties of problemen met therapietrouw. Wanneer een fout tot schade leidt, dan kan deze schade vermeden worden. Onder ADE verstaan we zowel vermijdbare als onvermijdbare schade. ADR is dus een subdivisie van ADE. Verschillende studies werden besproken. De resultaten waren verbluffend. Er zijn 90,000 vermijdbare ziekenhuisopnames per jaar. 5,6% van de acute opnames en 2,4% van alle opnames zijn
2
Bijlage G
gerelateerd aan medicatie. 46% daarvan is vermijdbaar. Redenen voor opnames variëren van gastrointestinale bloedingen en andere gastro-intestinale aandoeningen naar ademhalingsproblemen. De medicatie waarbij dit het vaakst gebeurt zijn anticoagulantia, NSAID, insulines, antidiabetica, corticosteroiden en psycholeptica. In 70,3% van de gevallen herstelt de patiënt terwijl 9,3% onbekwaam blijft en 6,6% leidt tot de dood. Al deze factoren kunnen ons helpen om fouten te vermijden in de toekomst. De lezing was leerrijk. Ik was onder de indruk van de cijfers die aangereikt werden. Het feit dat ongeveer 50% van de geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnames vermijdbaar zijn, is treffend. Dit duidt dat onderzoek hierin nuttig is. Men zou soms vergeten dat het nemen van geneesmiddelen niet altijd feilloos verloopt. Deze uiteenzetting heeft me zeker wakker geschud.
Bijlage G
3
4
Bijlage G