Advies Stuurgroep Dagindeling DAGINDELING HALVERWEGE
Nederland is toe aan nieuwe afspraken
VOORWOORD In de afgelopen jaren is het besef echt aan het doordringen: de organisatie van het leven van mensen is wezenlijk veranderd. Het combineren van werk en privé is voor steeds meer mensen de nieuwe werkelijkheid geworden. Dit vraagt om een ander evenwicht. Dat is nieuw. Net zo nieuw als andere fenomenen in onze samenleving, zoals diversiteit, globalisering en ICT. Ze scheppen elk op hun eigen gebied nieuwe kansen, doen andere verhoudingen ontstaan en geven ruimte voor creatieve impulsen. Er is een geheel nieuw ritme ontstaan in onze samenleving. Natuurlijk kost het dan even tijd om de maatschappelijke structuren en het individuele dagelijkse leven aan te passen aan deze ontwikkelingen. Om het besef door te laten dringen dat de oude vanzelfsprekendheden de koers niet altijd meer bepalen. Dat het generale ‘confectiedenken’ wordt vervangen door de maatwerkgedachte. Je kunt nu al zeggen dat de 140 experimenten Dagindeling een goede investering zijn geweest. De resultaten geven aan dat aanpassing aan de nieuwe werkelijkheid heel goed mogelijk is. Met creativiteit, flair en vooral nieuwe samenwerkingsvormen blijken we het elkaar makkelijker te kunnen maken in het leven, en daarmee de levenskwaliteit te verhogen. Er is een ontwikkeling zichtbaar geworden van ‘individualiteit in verbondenheid’. De Stuurgroep ziet de experimenten als de voorlopers die zo nodig zijn om de rest over de brug te krijgen. Om een nieuw ritme in de samenleving, een nieuwe dagindeling, structureel in te bedden, is een bijdrage nodig van ons allen. Overheid, werkgevers, maatschappelijke organisaties, individuen. De ‘denkomslag’ zal in alle geledingen gaan plaatsvinden. Naar oud Hollands gebruik wordt natuurlijk direct de vraag gesteld: en wat kost het? Wij zijn ervan overtuigd dat een goede doordachte dagindeling een substantiële winstmaker voor de samenleving is. Staatssecretaris Verstand heeft de Stuurgroep gevraagd ideeën te leveren voor vervolgacties op basis van de voorlopige resultaten. Deze zijn beschreven in de Nota Dagindeling Halverwege. In dit als tussentijds advies te beschouwen rapport geven wij alvast enkele mogelijkheden aan om te anticiperen op de maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot dagindeling. Onze eindadvisering zullen we in 2003 laten verschijnen. Nederland is toe aan nieuwe afspraken, maar laten ze dan nu ook snel gemaakt worden. Richard Steenborg
Voorzitter Stuurgroep Dagindeling
Januari 2002
1
INLEIDING NEDERLAND IS TOE AAN NIEUWE AFSPRAKEN Een steeds beter opgeleide bevolking neemt in hogere percentages deel aan de kennisen diensteneconomie. De samenleving wordt steeds multicultureler; technologische ontwikkelingen geven een extra versnelling. Het aantal huishoudens met twee werkende partners groeit. De toegenomen arbeidsparticipatie van met name vrouwen heeft de afgelopen jaren geleid tot een enorme stijging van het nationaal inkomen. Sommigen stellen dat een verdere groei van het nationaal inkomen met miljarden euro’s mogelijk is wanneer deze trend zich doorzet. Er wordt vaker van werkkring gewisseld. De gemiddelde afstand tussen de woon- en de werkplek wordt groter. Dit alles heeft invloed op gedragsveranderingen en wensen van het individu. De ambities van veel mensen in hun werk en in hun privé-leven nemen toe. De eisen die aan hen worden gesteld trouwens ook. De maatschappelijke en persoonlijke behoefte aan participatie in vrijetijdsactiviteiten en in de (mantel)zorg blijft onverminderd aanwezig. Dit moet in de toekomst zo blijven. Er wordt dus een groot beroep gedaan op het organisatievermogen van mensen om al deze activiteiten met elkaar te combineren. Als dat niet lukt leidt dat tot overbelasting en in een aantal gevallen tot gezondheidsproblemen, uitval in werksituaties, beëindiging van betaalde arbeid of maatschappelijke participatie en/of spanningen in de privé-situatie. Dit is in veel gevallen aan de orde.
‘DOORDACHTE’ DAGINDELING
1.1
In de Nota Dagindeling Halverwege1 is alle informatie over de 140 experimenten opgenomen. De gegevens hierover zijn voor de Stuurgroep een belangrijke inspiratiebron geweest bij de advisering. Het blijkt namelijk dat er veel oplossingsmogelijkheden zijn. Maar daarvoor is vooral nodig dat een andere kijk op de mogelijkheden van een nieuwe dagindeling wordt gerealiseerd. Een dagindeling die haalbaar is en daarmee werkbaar en leefbaar, kortom een ‘doordachte dagindeling’.
Twee snelheden
TIJD VOOR NIEUWE AFSPRAKEN
Uit de experimenten blijkt dat de Nederlandse samenleving qua ritme, ruimtelijke ordening en arbeidscultuur achterloopt bij de ontwikkeling van genoemde trends. De sociale infrastructuur, wetten en regels alsmede gewoonten in organisaties blijven achter bij de snelle economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Het wordt dus hoog tijd voor nieuwe afspraken over werk- en openingstijden, reismogelijkheden, kinderopvang, flexibele dienstverlening en herijking van sociale netwerken. Er is een ontwikkeling met twee snelheden, waarbij die van de formele structuren en afspraken achterblijft bij de werkelijkheid van de individuen en gezinnen. Deze discrepantie is schadelijk voor de economie, de civil society en vooral ook voor de mensen die erdoor in moeilijkheden kunnen komen. Waarin is deze discrepantie zichtbaar? Voorzieningen liggen verspreid door de stad, waardoor er veel tijd wordt verdaan met ‘kriskrasvervoer’. Het ruimtelijke ordeningsbeleid gaat onvoldoende uit van het perspectief van de gebruiker. Ondanks de uitbreidingsdoelstelling voor kinderopvang van het kabinet zijn door de toegenomen vraag de wachtlijsten nog steeds te lang. Wij investeren weliswaar veel in (hoger) onderwijs (en zijn er bovendien in geslaagd om jongens en meisjes evenredig aan het onderwijs te laten deelnemen), maar het rendement van deze maatschappelijke investering wordt verminderd doordat nog steeds 32% van de vrouwen stopt met werken na de geboorte van het eerste kind. Bedrijven en overheidsinstellingen kennen
1
Nota Dagindeling Halverwege, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, januari 2002
9 TOT 5 CULTUUR
nog steeds een sterke 9 tot 5 cultuur, wat betekent dat er met leveranciers, reparateurs en installateurs alleen tijdens kantoortijden kan worden afgesproken. Hetzelfde geldt voor huisartsen, tandartsen en andere (para)medische voorzieningen. De kans dat een fulltimer buiten kantoortijd een voorziening open treft bedraagt ongeveer 10%.2 Verlenging of verschuiving van de openingstijden is voor deze vormen van dienstverlening nog nauwelijks aan de orde. Deeltijdwerken is voor veel werkgevers vaak niet bespreekbaar, terwijl ook het bedrijfsleven er alle belang bij heeft dat de werknemers hun verplichtingen in het werk en in de privé-sfeer met elkaar kunnen combineren. Dit is slechts een greep uit de voorbeelden van bestaande belemmeringen. Kortom: het ritme, de ruimtelijke inrichting en de arbeidscultuur van de samenleving zijn nog geënt op het traditionele kostwinnersmodel dat voor het merendeel van de bevolking allang geen werkelijkheid meer is.
1.2
Een actieprogramma
SAMENWERKING, MAATWERK EN STRUCTURELE ACTIE
MISSIEWERK
2
Ervaringen uit de experimenten maken duidelijk dat een brede aanpak op vele fronten tegelijk noodzakelijk is. Samenwerking, maatwerk en structurele actie zijn daarbij de sleutelwoorden. Samenwerking, omdat de overheid het niet alleen kan. Maatwerk, omdat bijvoorbeeld de problemen op het platteland verschillen van die in de stad, mensen met kinderen andere behoeften hebben dan mensen zonder en omdat hetgeen voor het ene bedrijf wel werkt, praktisch onmogelijk is in een ander bedrijf. En structurele actie, omdat mooie woorden alleen niet voldoende zijn. Met de 140 experimenten zijn creatieve ideeën uitgetest in de praktijk. We moeten er voor waken dat in 2003 niet blijkt dat er met de Stimuleringsmaatregel alleen een projectencarrousel op gang is gebracht, die na een paar jaar al weer tot stilstand komt. We kunnen ons dat als samenleving niet veroorloven. Structureel beleid is nodig, mede op basis van de lessen van de experimenten. De problemen rond dagindeling worden natuurlijk niet alleen veroorzaakt door wetten en regels die voor een deel nog op de oude leest zijn geschoeid. Er zijn ook culturele belemmeringen: de eerder aangehaalde 9 tot 5 arbeidscultuur, het verzet tegen deeltijd- en flexwerk etc. Eigenlijk is er sprake van een prisoner’s dilemma: als werknemers flexibeler zouden willen werken, kunnen ze dat vaak niet, omdat ze bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de openingstijden van de kinderopvang. Kinderopvangorganisaties kunnen op hun beurt niet zo eenvoudig langere openingstijden hanteren, omdat hun werknemers met hetzelfde probleem zitten. Juist daarom is een brede aanpak op veel fronten noodzakelijk! We kunnen dan ook reeds nu concluderen dat nog veel missiewerk moet worden verricht. De experimenten leren het ons beleid, uitvoering en ‘cultuur’ moeten veel vaker door de bril van een betere dagindeling worden bezien. De overheid kan dit proces versnellen. De resultaten van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling geven nu al aanleiding tot vervolgacties. We zullen ons beperken tot advisering op enkele speerpunten van beleid. Het betreft de terreinen Zorg op maat, Werk op maat en Tijd en Ruimte op maat. Daarnaast dragen wij nog enkele specifieke ideeën aan, die voortkomen uit de ervaringen van de experimenten.
Bron: Bureau Onderzoek en Statistiek, gemeente Amersfoort, Onderzoek openingstijden Amersfoort, september 2001
2 2.1
ZORG EN DIENSTEN OP MAAT Brede scholen / dagarrangementen In de nieuwe of verbouwde school gaat nooit meer om half vier het licht uit!
SOCIALE INFRASTRUCTUUR ZORGT VOOR ECONOMISCHE ONTWIKKELING
LEEFSTIJL EN DAGRITME
In hoofdstuk 1 werd duidelijk dat het inlopen van de huidige achterstanden op het gebied van de (sociale) infrastructuur op korte termijn bijzondere aandacht vraagt. Een verbetering van de sociale infrastructuur zorgt ook voor een versterking van de economische ontwikkeling. Voor het versterken van de sociale infrastructuur op basis van de experimenten is een financiële impuls noodzakelijk. Het gaat daarbij om uitbreiding van voorzieningen, waarbij zowel investeringen in personeel als in accommodaties onvermijdelijk zijn. Met name in de kinderopvang is het einde van de capaciteitsuitbreiding nog niet in zicht. Impulsen in de buitenschoolse, waaronder de tussenschoolse opvang zijn noodzakelijk. De Brede School groeit en bloeit op lokaal niveau. De initiatieven op dit terrein, waaronder de experimenten dagindeling, hebben inmiddels veel informatie opgeleverd over de succesen faalfactoren. De tijd is rijp om dit proces in de juiste versnelling te krijgen en het implementatieproces te bevorderen. Juist op dit terrein is nu het moment om door te pakken. Er is grote behoefte aan sluitende integrale oplossingen voor problemen van taakcombineerders. Dagarrangementen bieden zo’n integrale oplossing: een aanbod van onderwijs, opvang- en vrijetijdsactiviteiten dat past bij de leefstijl en het dagritme van ouders en kinderen. Het omvat naar keuze voorschoolse opvang, onderwijs, tussen de middag opvang en een scala aan culturele-, sport- en educatieve activiteiten na lestijd. Het aanbod is qua tijden op elkaar afgestemd, wordt vanuit één locatie of vanuit een netwerk van voorzieningen aangeboden en voorziet in vervoer naar activiteiten elders. Van belang is dat dat de activiteiten voor iedereen toegankelijk zijn. Dit kan betekenen dat dit voor essentiële voorzieningen naar draagkracht gebeurt. Ook voor allochtone kinderen kunnen dagarrangementen een verrijking voor hun ontwikkelingskansen betekenen. Aan het begin van het schooljaar ‘kopen’ ouders een eigen arrangement in per kind. Een samenhangend pedagogisch klimaat binnen de voorzieningen is uitgangspunt.
WAT IS ER NODIG OM DIT PROCES TE VERSNELLEN?
VERLEIDINGSBUDGET
Meer samenwerking De samenwerking tussen scholen, kinderopvang- en welzijnsinstellingen, cultuur- en sportorganisaties zal nog meer in de versnelling moeten komen om op korte termijn verspreid over het hele land sluitende dagarrangementen aan te kunnen bieden. Cruciaal is dat de verschillende deelnemende organisaties deze vernieuwende samenwerkingsvormen dragen. Dat vraagt aanpassingen in bestaande werkwijzen en organisaties en vooral een cultuur waarbij wordt gedacht vanuit het perspectief van de gebruikers, ouders en kinderen. Daarvoor is een investering in het implementatieproces noodzakelijk. Hierbij zijn zowel de kosten van lokale uitvoeringscoördinatie als van een landelijk projectmanagement aan de orde. Een ‘verleidingsbudget’ is wenselijk waarmee aarzelende organisaties over de streep getrokken kunnen worden door bij te dragen in hun veranderingskosten. Ook de start van ondernemers (bijvoorbeeld in de kinderopvang of in de persoonlijke dienstverlening) kan hiermee worden bevorderd. Ontwikkelingen van Dienstenknooppunten Het uitbreiden van deze voorzieningen met andere publieksdiensten (bijvoorbeeld overheidsloketten) en commerciële dienstverlening zoals bijvoorbeeld maaltijd-, was- en boodschappenservice of een postagentschap kan sterk bijdragen aan de bruikbaarheid van dagarrangementen. Deze dienstenknooppunten kunnen het kloppend hart van de wijk gaan vormen. Combinatie van functies is niet alleen van belang voor ouders en kinderen, maar ook voor alleenstaanden en ouderen. De Stuurgroep is van mening dat de combinatie van de
Brede School en een aanbod van uiteenlopende diensten in een daaraan verbonden dienstenknooppunt een kansrijk concept is bij herinrichting van stedelijke centra en dorpen. Hier is ook ruimte voor private financiering en publiek-private samenwerking. Het gaat dan bijvoorbeeld om aanvullende vormen van persoonlijke dienstverlening. Verder zullen zowel private bedrijven als overheidsorganisaties in hun rol van werkgever grote belangen hebben bij het realiseren van deze voorzieningen voor hun personeel. Zij kunnen bijvoorbeeld in het kader van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK) maar ook anderszins voor hun personeel diensten inkopen (employee benefits).
INVESTERINGSIMPULS
DUIZEND BLOEMEN BLOEIEN
VRAAGGERICHTHEID
Multifunctionele gebouwen Dagarrangementen kunnen worden aangeboden in één gebouw of binnen een netwerk van voorzieningen. Het creëren van multifunctionele gebouwen geeft een sterke impuls aan een sluitend aanbod van dagarrangementen. Een fysieke omgeving waar dagarrangementen aangeboden kunnen worden. Een nieuw type gebouw dat aantrekkelijk is voor kinderen om te leren en te spelen en ouders een infrastructuur biedt waar zij hun kinderen verantwoord en veilig opgevangen weten. Voor de ontwikkeling en bouw van deze multifunctionele gebouwen is een stevige investeringsimpuls noodzakelijk. De bestaande huisvestings- en bouwbudgetten voor de verschillende typen voorzieningen kunnen hierbij betrokken worden. Voor een versnelde herhuisvestingoperatie zal een fors eenmalig investeringsbudget, bijvoorbeeld in het kader van de zgn. ICES-gelden, noodzakelijk zijn. Goede regie De noodzaak van sluitende dagarrangementen op korte termijn in heel Nederland vereist een stimulerende en katalyserende rol van de overheid, zowel middels een beleidskader als door een financiële investering. De oplossing moet ons inziens worden gezocht in een combinatie van top-down en bottom-up. Van boven af eenvoudige regels stellen en toezien op de uitvoering daarvan, van onderen af invullen met een rijk geschakeerd palet van initiatieven. Zeker in deze ontwikkeling waar er veel energie uit het veld komt zijn blauwdrukken zeer ongewenst. Laat duizend bloemen bloeien tot een mooi boeket. Er is echter wel pokon nodig zodat de bloemen kunnen gedijen. Een klein landelijk project-management kan hierin een stimulerende rol vervullen. In de uitvoering heeft de gemeente een regisserende sleutelrol. Daartoe heeft zij de beschikking over verschillende instrumenten zoals de bevoegdheden die zij nu reeds heeft op aanpalende beleidsterreinen (jeugdbeleid, ruimtelijke ordening, lokaal onderwijsbeleid etc.). Harmonisering van regelgeving zal de samenwerking tussen verschillende voorzieningen vanuit één locatie bevorderen. Eerst zal de capaciteit van het aanbod van dagarrangementen mede met behulp van overheidsfinanciering voldoende op peil moeten worden gebracht. Daarna pleiten wij er voor om zoveel mogelijk vraagfinanciering te introduceren. Door ouders c.q. wijkbewoners de beschikking te geven over de middelen (via persoonsgebonden of wijkgebonden budgetten, fiscale mogelijkheden) kan de vraaggerichtheid van het systeem versterkt worden. De Commissie Dagarrangementen heeft in haar advies de bovengenoemde punten uitgewerkt en financieel onderbouwd. Zij heeft hiervoor samengewerkt met onder meer Deloitte & Touche, Nyfer, de Consumentenbond en het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). Het advies is op 24 januari 2002 gepresenteerd.
• De Stuurgroep onderschrijft de aanbevelingen in het advies van de Commissie Dagarrangementen van harte en adviseert met kracht om deze aanbevelingen in de komende kabinetsperiode ten uitvoer te brengen. Hierbij is speciaal van belang: – De verdere uitwerking van het concept dagarrangementen en dienstenknooppunten. – Een eenmalige investeringsimpuls van het rijk aan gemeenten om ontwikkeling en bouw van multifunctionele accommodaties te versnellen. Het betreft een investering van gemiddeld 150 miljoen euro per jaar gedurende twee kabinetsperiodes. Hierbij kunnen ondermeer ICES-gelden worden aangewend. – Het ter beschikking stellen door het rijk van een stimuleringsbudget van 50 miljoen euro per jaar waarmee een premie op lokale samenwerking ten behoeve van dagarrangementen wordt gestimuleerd. – De inrichting van een (klein) landelijk projectmanagement dat richting geeft aan de verdere ontwikkeling van een aantrekkelijk en samenhangend aanbod van dagarrangementen voor ouders en kinderen, waarbij lokale initiatieven een optimale ruimte wordt geboden.
2.2
Zorgondernemerschap in franchiseformules Kleinschalig ondernemerschap – op basis van vraag – op het vlak van kinderopvang, persoonlijke dienstverlening en ouderenzorg is kansrijk. Dat tonen de resultaten van de experimenten dagindeling en ontwikkelingen in de markt tot nu toe aan. Ervaringen opgedaan in deze experimenten worden nu al door ‘de markt’ overgenomen. Een voorbeeld hiervan zijn de ‘thuishuizen’ in de kinderopvang. Deze ontwikkeling blijkt ook al een impuls te geven aan het etnisch ondernemerschap.
MES SNIJDT AAN TWEE KANTEN
De franchise-formule in zorg- en gastondernemerschap3 levert een oplossing op maat op basis van de vraag van gebruikers. Het mes snijdt hierbij aan twee kanten. Kleinschalig zorgondernemerschap bevordert aan de informele kant van de markt een verdere professionalisering van deze informele vormen van zorgverlening. Aan de andere kant winnen professionele zorginstellingen, zoals de thuiszorg en de kinderopvang, door deze franchiseconstructie aan flexibiliteit. De overheid mag het tot haar taak rekenen om op dit vlak een aanjaagfunctie te vervullen. • Het concept van franchise-formules op het vlak van kinderopvang, persoonlijke dienstverlening en ouderenzorg is op basis van de resultaten van de experimenten dagindeling de moeite waard verder uit te werken. Bevorder dat ‘de markt’ deze ontwikkeling oppakt, stimuleer dit met een aantal pilots en zoek oplossingen voor belemmeringen in de sfeer van wet- en regelgeving.
2.3
Deregulering Een belangrijke rol van de overheid betreft het systematisch doorlichten van de (lokale en landelijke) wet- en regelgeving. Ervaringen uit experimenten geven inzicht in concrete knelpunten die voortkomen uit wet- en regelgeving die niet op elkaar is afgestemd. We hebben deze paragraaf ‘deregulering’ onder het hoofdstuk ‘Zorg op maat’ geplaatst omdat de experimenten uit deze hoek de meeste voorbeelden hebben aangedragen. Maar daar waar dit geldt voor andere terreinen, bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, zal dit ook moeten worden opgepakt.
3
Zie Nota Dagindeling Halverwege, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, januari 2002, blz. 62
Enkele voorbeelden ter illustratie. • Er is een groeiende behoefte dat kinderopvangorganisaties hun dienstenpakket uitbreiden met vormen van persoonlijke dienstverlening zoals maaltijd-, was- en boodschappenservice. Binnen de experimenten werd duidelijk dat het aanbieden van deze combinatie van diensten betekende dat zij voor hun gehele omzet als commercieel bedrijf met BTW-heffing worden belast. Dit werkt op zijn minst niet bemoedigend voor de kinderopvang om het aanbod uit te breiden. • De kwaliteitscriteria, veiligheids- en hygiëne-eisen die voor onderwijs, kinderopvang en vrije tijdsvoorzieningen worden gehanteerd kunnen verschillen. In het gezamenlijk gebruik van één gebouw kan dit tot fricties leiden. Afstemming van regels en toezicht tussen de verschillende instanties verdient aanbeveling.
IBO-TRAJECT
Door stroomlijning en aanpassing van wet- en regelgeving kan een aantal van deze knelpunten aangepakt en opgelost worden. Een suggestie is een IBO-traject (Interdepartementaal Beleids Onderzoek) van start te laten gaan. • De Stuurgroep adviseert de deregulering en stroomlijning van wet- en regelgeving aan te pakken en met oplossingen te komen voor een aantal in de experimenten gesignaleerde knelpunten. De resultaten hiervan kunnen in het eindadvies van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling medio 2003 worden meegenomen. Speciale aandachtspunten hierbij zijn de dwarsverbanden tussen verschillende beleidsterreinen en het handhaven en creëren van experimenteerruimte binnen relevante wet- en regelgeving.
3 3.1
WERK OP MAAT Cultuuromslag
NIEUWE BASIS (SAMEN)WERKEN
FLEXIBELE CARRIÈREPADEN
BENCHMARKING WERK-PRIVÉ BELEID
4
De werknemer van de eenentwintigste eeuw combineert werk en privé, biedt verschillende werktijden aan, is in veel functies wel beschikbaar maar daarom nog niet altijd aanwezig op de werkplek en heeft een inzetbaarheid die mede afhankelijk is van de levensfase waarin hij verkeert. Dit betekent dat arbeidsorganisaties een aangepast sociaal beleid en arbeidstijdenmanagement zullen ontwikkelen. Waar vroeger de werkgever bepaalde op welke tijden werd gewerkt, neemt vandaag de dag een afstemming daarover tussen werkgever en werknemer hand over hand toe. Enerzijds moet de organisatie soepel draaien, anderzijds stemt de werknemer zijn werktijden mede af op zijn privé-situatie. Er is dus fundamenteel een nieuwe basis van (samen)werken ontstaan. En om dat goed gestalte te geven is een cultuuromslag in het denken4 noodzakelijk. Het verbaast de Stuurgroep dat het zo lang duurt voordat deze cultuuromslag door het bedrijfsleven wordt gerealiseerd. Er is een duidelijke behoefte aan meer persoonlijke contracten à la carte. Daarmee kan invulling worden gegeven aan de persoonlijk zo verschillende omstandigheden en mogelijkheden. Meer zelfsturing en zelfverantwoordelijkheid (er is vaak een beperkt vertrouwen in de medewerker) geeft soms koudwatervrees, maar leidt tot betere resultaten. In de slag om het talent zal in contracten met jonge ouders een dalperiode van een paar jaar deeltijd meer regel dan uitzondering moeten zijn. En carrièrebelemmering als gevolg van, al dan niet tijdelijke, deeltijdarbeid zal plaatsmaken voor flexibele carrièrepaden. Succes van flexwerken in uiteenlopende vormen staat en valt met een wederzijds vertrouwen. De experimenten maken al veel goede voorbeelden zichtbaar. Ook hebben wij middels onze contacten projecten gezien die als maatgevend voor de toekomst kunnen worden gekwalificeerd. Zeggenschap van medewerkers over hun arbeidstijden blijkt te kunnen leiden tot een positieve invloed op het ziekteverzuim, verhoogde productiviteit en hogere arbeidssatisfactie. De maatschappelijke kosten als gevolg van een onvoldoende werk-privé beleid zijn onmiskenbaar hoog. Vervoersproblematieken, WAO en immateriële ongenoegens vertalen zich vanuit verschillende invalshoeken in een maatschappelijk ongewenst fenomeen. De overheid heeft hierin vanuit die invalshoek een verantwoordelijkheid. Al dan niet via af te sluiten convenanten met bedrijfstakken kunnen stimulansen worden ontwikkeld voor een goed werk-privé beleid. Kinderopvang, verlofregelingen, persoonlijke dienstverlening, mogelijkheid tot telewerken, leidinggevende functies in deeltijd, levensloopafhankelijke inzet en carrièremogelijkheden voor vrouwen zijn ingrediënten die voor ‘benchmarking’ in aanmerking komen. Daarmee kan door verschillende branches een goede concurrentiestrijd terzake een adequaat werk-privé beleid worden gevoerd. Gelijktijdig zou hier kunnen worden ingehaakt op de diversiteit (multicultureel) in het personeelsbeleid. Afspiegeling van de bevolkingssamenstelling in de personele bezetting is immers verre van realiteit. dat heeft maatschappelijk ongewenste gevolgen en kan eenvoudig in de benchmarking worden opgenomen. Mogelijkheden voor voldoende en adequate kinderopvang is bij al deze ontwikkelingen een conditio sine qua non. De Wet Basisvoorziening Kinderopvang biedt mogelijkheden voor het maken van een grote sprong voorwaarts om het werk-privé vraagstuk aan te pakken. Wellicht dat middels toepassing van deze wet nadere uitwerkingen kunnen worden overwogen om de concurrentie terzake een goed werk-privé beleid te versterken en vooral om een cultuuromslag te stimuleren.
Zie ook ‘Effecten van cultuur, van arbeidsethos naar combinatie-ethos’, Stuurgroep Dagindeling, november 2000
Het moge duidelijk zijn dat de Stuurgroep de noodzaak van een cultuurverandering in arbeidsorganisaties betreffende het werk-privé beleid van groot belang acht. • De Stuurgroep pleit voor een gezamenlijke stimuleringscampagne van overheid en sociale partners voor een kwalitatief hoogwaardig werk/privé- en diversiteitsbeleid. Hierbij staat benchmarking centraal, waardoor concurrentie op dit gebied tussen werkgevers in de diverse bedrijfstakken wordt versterkt. Daarnaast maken verspreiding van best practices, onderzoek, mediacampagnes en een website deel uit van deze campagne.
3.2
Telewerken
FILES
CONTROLEMANAGEMENT
Om meerdere redenen is de jarenlange vanzelfsprekendheid van continue aanwezigheid op het werk in een ander daglicht komen te staan. De industriële samenleving stelt hieraan andere eisen dan een kennis- en dienstenmaatschappij. Hierin wordt de productiviteit zeker niet alleen door aanwezigheid bepaald. Dat biedt mogelijkheden voor invoering van een substantieel systeem van telewerken, hetgeen nog vele andere voordelen met zich mee brengt. Immers, door de overweldigende toename van de mobiliteit is er een tot op heden onopgelost probleem ontstaan in de vervoerssector. De tijd die verloren gaat met de fileproblematiek en de daarbij behorende financiële kosten voor de gehele samenleving zijn tot onaanvaardbare proporties gestegen. Het treinvervoer kan de vraag op spitstijden niet verwerken. Een betere spreiding van arbeidstijden zou hieraan een wezenlijke bijdrage kunnen leveren. Thuiswerken op enkele dagen of dagdelen is met de hedendaagse technologische mogelijkheden in veel meer gevallen mogelijk dan tot op heden wordt geëffectueerd. Dit wordt veelal veroorzaakt door een halsstarrige vorm van controlemanagement of veronderstelde financiële consequenties. Het in kaart brengen van de totale kosten, op zowel micro- als macroniveau, bij ongewijzigd beleid verdient aanbeveling. Het kan leiden tot een extra stimulans van acceptatie en implementatie van de eerdergenoemde structurele vormen van telewerken als onderdeel van de gewone bedrijfsvoering. Daarmee worden tevens de ongewenste piekuren in de werk-privé spanningen beter onder controle gebracht. Het door vier ministeries ontwikkelde bereikbaarheidsscenario5 biedt voldoende mogelijkheden om telewerken een impuls te geven. Telewerken en tele-managen zijn noodzakelijk te stimuleren fenomenen in de nieuwe arbeidsverhoudingen. • De overheid geeft in samenwerking met sociale partners een impuls aan een forse uitbreiding van telewerken. Hiervoor worden concrete instrumenten ontwikkeld en bestaande best practices verspreid. Het ‘bereikbaarheidsscenario’, ontwikkeld door de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken, VROM en SZW, biedt hiervoor bruikbare aanknopingspunten.
5
Het ‘Bereikbaarheidsscenario’ is ontwikkeld door de ministeries van, Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken, VROM en SZW, juni 2000
4 4.1
TIJD EN RUIMTE OP MAAT Afstemming van openingstijden en werktijden
TIJD IS SCHAARSTEARTIKEL
Er is alle aanleiding om het onderwerp tijd hoger op de maatschappelijke en politieke agenda te plaatsen. Er is immers in Nederland nog geen sprake van een samenhangende visie op tijd. Werktijden en openingstijden van voorzieningen zijn te weinig op elkaar afgestemd, arbeidstijdenmanagement als sturingsmiddel in de verbetering van de werk-privé balans staat nog in de kinderschoenen. Voor een groeiende groep is tijd het nieuwe schaarste-artikel geworden. Het gaat zowel om de aansluiting tussen werktijden en openingstijden voor scholen en kinderopvang als om openingstijden van andere voorzieningen zoals poliklinieken in ziekenhuizen, winkels en gemeenteloketten. Er is behoefte aan verandering van openingstijden van deze voorzieningen, zonder nu direct in de discussie over de 24-uurseconomie te vervallen.
FLEXIBELE SCHOOLTIJDEN
Met flexibilisering van schooltijden wordt er nog te weinig door scholen geëxperimenteerd. Opvallend was dat er ook binnen de experimenten dagindeling hier geen ‘aanmeldingen’ voor waren. Toen twee jaar geleden het (geprivatiseerde) openbaar vervoer in Groningen de toestroom van scholieren en studenten niet aankon, waren vertragingen en chaos het gevolg. Een verzoek van de directie van het regionale openbaar vervoer aan de onderwijsinstellingen om de aanvangstijden te spreiden vond geen gehoor. Binnen de regelgeving kan er veel meer dan scholen zelf in de praktijk organiseren. De Stuurgroep stelt voor dat een aantal scholen deze handschoen oppakt en gaat experimenteren met flexibele schooltijden. Ook de vakanties en de voor sommigen ‘heilige’ woensdagmiddag kan hier onderdeel van zijn.
ITALIË EN FRANKRIJK
Buitenlandse voorbeelden uit onder andere Italië en Frankrijk tonen hoe tijd daar inmiddels een onderwerp van beleid is geworden. In Italië is sinds 2000 een wet van kracht die steden met meer dan 30.000 inwoners verplicht aan tijdregie te doen. In Rome heeft dit bijvoorbeeld geleid tot herkenbare en verruimde openingstijden. Zo zijn bijvoorbeeld musea nu ook ‘s avonds toegankelijk. In Frankrijk ontwikkelt men een nationaal tijdbeleid, heeft meerdere ‘Bureaux de Temps’ opgericht en ook onderdelen van het Nederlandse dagindelingbeleid geïntroduceerd. Lokale of regionale tijdregie zou ook in Nederland verder voet aan de grond kunnen krijgen door te experimenteren met tijdbureaus. Zo’n tijdbureau houdt als het ware de klokken binnen een gemeente of regio in de gaten: winkeltijden, schooltijden, werktijden, kinderopvangtijden, reistijden. Door peilingen worden ook de behoeftes van buurtbewoners in kaart gebracht. Ontstaan er knelpunten in de wijk, dan probeert het tijdbureau te bemiddelen tussen vragers en aanbieders. • Verruiming en flexibilisering van openingstijden moet worden gestimuleerd. Zorg voor een betere afstemming van werktijden en openingstijden en neem initiatieven om een landelijke en lokale tijdregie vorm te geven. Ter ondersteuning hiervan is het zinvol een aantal lokale of regionale tijdbureaus in te richten en een aantal experimenten binnen scholen op te zetten waarbij geëxperimenteerd wordt met flexibilisering van schooltijden.
4.2
Kindlogistiek en kindlint De dagelijkse gang van en naar school van kinderen is niet meer dezelfde als de ervaring die de meeste lezers van dit rapport zullen hebben. Veel ouders brengen en halen hun kinderen naar en van school, sportclubs, muziekles, kinderopvang e.d.. Voor tweeverdieners en alleenstaande kostwinners met schoolgaande kinderen vormt de kindlogistiek een terugkerende last in het goed combineren van werk en zorgtaken. Wijken raken verstopt met auto’s op de haal- en brengtijden.
KINDVRIENDELIJKE ROUTES
Naast de invoering van dagarrangementen hebben ouders behoefte aan kindvriendelijke routes waardoor kinderen weer vaker zonder begeleiding naar school of clubs kunnen gaan. Bij de inrichting van wijken en het bepalen van verkeersroutes is het belang van de automobilist vaak dominant en staat niet het kind als gebruiker centraal. Een goede kindlogistiek vereist nieuwe oplossingen. In een van de experimenten dagindeling staat het kind, als gebruiker van ruimte, centraal en is het kindlint ontwikkeld. Een sociaal en verkeersveilige verbinding voor kinderen die in dit experiment ook voor ouderen aantrekkelijk bleek te zijn. • Een goede kindlogistiek is een belangrijke voorwaarde voor mensen die werk en privé combineren. Het is zinvol als oplossingsrichting het ‘concept’ kindlint verder uit te werken op basis van onderzoek en pilots.
5
VERDERE IDEEËN
AANBEVELINGEN
Naast eerder genoemde aanbevelingen geven wij nog enkele ideeën die uit de ervaringen van de experimenten zijn voortgekomen. • Ontwikkel binnen de diverse overheidslagen speciale activiteiten om de ‘harde’ (fysieke infrastructuur) en ‘zachte’ (sociale infrastructuur) sectoren op beleids- en uitvoeringsniveau beter met elkaar te laten samenwerken. Ook een bestuurlijk coördinatiepunt kan hierbij een stimulerende rol vervullen. • Het voornemen een Kenniscentrum Dagindeling en Ruimtelijke Ordening in te richten is een goede ontwikkeling. Gemeentes, provincies, rijk, planologen, projectontwikkelaars e.d. maken gebruik van dit kenniscentrum. Bij de advisering worden de invalshoeken van bijvoorbeeld dagindeling, ruimtelijke ordening, lokaal sociaal beleid en levensloop integraal met elkaar in verband gebracht. • In convenanten tussen Rijk en andere overheden (zoals bijvoorbeeld het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl, BANS) dient dagindeling standaard als randvoorwaarde voor beoogde ontwikkelingen meegenomen te worden naar analogie van de toepassing bij het Grote Steden Beleid (GSB). Voor het ‘grensoverschrijdende karakter’ van veel vraagstukken (zoals vervoer, ruimtelijke ordening, onderwijs) is speciale aandacht vereist. • De rijksoverheid toont het goede voorbeeld door het voortouw te nemen op het vlak van dagindeling. In de eigen organisatie zullen zaken als flexibele werktijden, kinderopvang, verlofregelingen, persoonlijke dienstverlening, levensloopafhankelijke inzet, telewerken standaard beleid zijn. Het verdient aanbeveling voor medewerkers bij de departementen trainingsprogramma’s in ‘ontkokering’ te ontwikkelen. Ook binnen andere overheidsniveaus kunnen dergelijke programma’s worden gestimuleerd. • In 2004 vervult Nederland het voorzitterschap van de Europese Unie. Maak gebruik van deze gelegenheid om te zorgen voor kennisuitwisseling op het gebied van dagindeling, levensloop en tijdbeleid. • De tussentijdse resultaten van de experimenten Dagindeling geven aanleiding om, naast de Stuurgoep, ook advies te vragen aan de Sociaal Economische Raad (SER), de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), en de Raad voor Verkeer en Waterstaat. De uitkomsten hiervan kunnen dan meegenomen worden in het eindadvies over de Stimuleringsmaatregel Dagindeling medio 2003.
6
TOT SLOT
WINSTMAKER SAMENLEVING
De Stuurgroep Dagindeling is ervan overtuigd dat een doortastend beleid ten aanzien van dagindeling in de komende kabinetsperiode zowel noodzakelijk als kansrijk is. Noodzakelijk omdat de meerderheid van de bevolking behoort tot taakcombineerders en zijn economische, maatschappelijke en persoonlijke taken beter kan uitvoeren als de samenleving zich daarop inricht. Kansrijk, omdat vele formules uit de experimenten succesvol functioneren. Het is duidelijk dat deze (overheids)investeringen zich spoedig zullen terugverdienen in een grotere arbeidsparticipatie, een vermindering van het aantal arbeidsongeschikten en een hoger rendement van de investeringen in het onderwijs. Naar onze stellige overtuiging is een beduidende investering op korte termijn uiteindelijk een winstmaker voor de samenleving. Een sterke, adequate en eigentijdse sociale infrastructuur is tenslotte van groot belang voor de economische ontwikkeling. Het is nu een kwestie van organiseren en investeren, en daarmee van doorpakken.
De aanbevelingen op een rij 1. De Stuurgroep onderschrijft de aanbevelingen in het advies van de Commissie Dagarrangementen van harte en adviseert met kracht om deze aanbevelingen in de komende kabinetsperiode ten uitvoer te brengen. Hierbij is speciaal van belang: • De verdere uitwerking van het concept dagarrangementen en dienstenknooppunten. • Een eenmalige investeringsimpuls van het rijk aan gemeenten om ontwikkeling en bouw van multifunctionele accommodaties te versnellen. Het betreft een investering van gemiddeld 150 miljoen euro per jaar gedurende twee kabinetsperiodes. Hierbij kunnen ondermeer ICES-gelden worden aangewend. • Het ter beschikking stellen door het rijk van een stimuleringsbudget van 50 miljoen euro per jaar waarmee een premie op lokale samenwerking ten behoeve van dagarrangementen wordt gestimuleerd. • De inrichting van een (klein) landelijk projectmanagement dat richting geeft aan de verdere ontwikkeling van een aantrekkelijk en samenhangend aanbod van dagarrangementen voor ouders en kinderen, waarbij lokale initiatieven een optimale ruimte wordt geboden. 2. Het concept van franchise-formules op het vlak van kinderopvang, persoonlijke dienstverlening en ouderenzorg is op basis van de resultaten van de experimenten dagindeling de moeite waard verder uit te werken. Bevorder dat ‘de markt’ deze ontwikkeling oppakt, stimuleer dit met een aantal pilots en zoek oplossingen voor belemmeringen in de sfeer van wet- en regelgeving. 3. De Stuurgroep adviseert de deregulering en stroomlijning van wet- en regelgeving aan te pakken en met oplossingen te komen voor een aantal in de experimenten gesignaleerde knelpunten. De resultaten hiervan kunnen in het eindadvies van de Stimuleringsmaatregel Dagindeling medio 2003 worden meegenomen. Speciale aandachtspunten hierbij zijn de dwarsverbanden tussen verschillende beleidsterreinen en het handhaven en creëren van experimenteerruimte binnen relevante wet- en regelgeving. 4. De Stuurgroep pleit voor een gezamenlijke stimuleringscampagne van overheid en sociale partners voor een kwalitatief hoogwaardig werk/privé- en diversiteitsbeleid. Hierbij staat benchmarking centraal, waardoor concurrentie op dit gebied tussen werkgevers in de diverse bedrijfstakken wordt versterkt. Daarnaast maken verspreiding van best practices, onderzoek, mediacampagnes en een website deel uit van deze campagne. 5. De overheid geeft in samenwerking met sociale partners een impuls aan een forse uitbreiding van telewerken. Hiervoor worden concrete instrumenten ontwikkeld en bestaande best practices verspreid. Het ‘bereikbaarheidsscenario’, ontwikkeld door de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken, VROM en SZW, biedt hiervoor bruikbare aanknopingspunten. 6. Verruiming en flexibilisering van openingstijden moet worden gestimuleerd. Zorg voor een betere afstemming van werktijden en openingstijden en neem initiatieven om een landelijke en lokale tijdregie vorm te geven. Ter ondersteuning hiervan is het zinvol een aantal lokale of regionale tijdbureaus in te richten en een aantal experimenten binnen scholen op te zetten waarbij geëxperimenteerd wordt met flexibilisering van schooltijden. 7. Een goede kindlogistiek is een belangrijke voorwaarde voor mensen die werk en privé combineren. Het is zinvol als oplossingsrichting het ‘concept’ kindlint verder uit te werken op basis van onderzoek en pilots.
Samenstelling Stuurgroep Dagindeling Januari 2002
Dhr. mr. E.R. Steenborg Voorzitter Dhr. ir. M. El Achkar Organisatie-adviseur, Achkar Consultancy Mw. M.M. van den Brink Expert in lokaal bestuur & Europese instellingen Mw. P.A. Dijkstra Presentatrice Mw. G.H. Eendragt Directeur IBSS Consultancy Dhr. drs. J. van Lidth de Jeude Burgemeester gemeente Deventer Dhr. drs. H.J. Pijlman Plaatsvervangend voorzitter van het College van Bestuur van de Hanze Hogeschool Groningen en Voorzitter Commissie Dagarrangementen Prof. dr. ir. S. Sariyildiz Hoogleraar Informatica aan de Technische Universiteit Delft Dhr. dr. P. Winsemius Firmant McKinsey & Company
Secretariaat: Projectbureau Dagindeling Lange Voorhout 9 Postbus 556 2501 CN Den Haag
Colofon Uitgave en teksten: Stuurgroep Dagindeling Exemplaren kunnen worden aangevraagd bij het Projectbureau Dagindeling, telefoon (070) 376 59 12. Fotografie: Tony Stone Images; Pieter van der Houwen Vormgeving: i-grec Lithografie: GrafiTop Druk: Grafisch Bedrijf Tuijtel