VGP deel A - 1/4
KU LEUVEN VEILIGHEID EN GEZONDHEIDSPLAN VOOR DE WERKEN W2104A UPGRADEN PRACTICA 00.326/332/333/335 & W10240 DAKRENOVATIE + VOORBEREIDENDE WERKEN DEEL A Gebouwnr. 630-00 Adres :
Gebouw : Gebouw A
Etienne Sabbelaan 53, 8500 Kortrijk
Ordernummer: 2100140272
1. Tussenkomende partijen De gegevens van contactpersonen van de opdrachtgever, de bouwdirectie(s) belast met de controle op de uitvoering en de veiligheidscoördinator worden vermeld op de overeenkomst in verband met veiligheid en gezondheid voor dit project. De gegevens van de bouwdirecties belast met de uitvoering en de aannemers voor zover bekend worden bijgehouden in bijlage 1.
2. Inventarisatie van de risico's en vastgestelde preventiemaatregelen In de overeenkomst in verband met veiligheid en gezondheid bevinden zich concrete afspraken.
2. 1.
Ri si co ' s in g e vo l ge d e a ard van h et b ouw w erk
In de overeenkomst in verband met veiligheid en gezondheid zijn aanwezige risico’s aangeduid op de aanstiplijst.
2. 2.
W ed er z i jd se inw erki n g va n act i vi t eit en
Te identificeren aan de hand van bijgevoegde planning. • Werken met open vlam (indien dakbedekking gevlamlast zou worden ipv volgekleefd). • Gelijktijdige uitvoeringen oa o Afbraakwerken: afbraak elektriciteit, loskoppelen sanitair/HVAC en algemene afbraakwerken o Afwerkingen: zowel technieken als afwerking schrijnwerk, schilderwerken
2. 4.
Op e en vo l gi n g va n ac t i vi t eit en
Te identificeren aan de hand van bijgevoegde planning. • opeenvolgende uitvoeringen oa o Dakwerken (1° dakbeveiligingssysteem) dan afbraakwerken, dan opnieuw dakwerken. o Schrijnwerk en schilderwerken (deels overlappend, maar dan in andere lokalen)
2. 5.
Ins t a ll ati es o f ac t i vit eit en o p o f in d e n ab i j he id va n d e sit e
In de overeenkomst in verband met veiligheid en gezondheid zijn aanwezige risico’s aangeduid op de aanstiplijst. • •
Werken in een gebouw in gebruik: invloed van en op de werking in het gebouw: aanwezigheid van personeel van de opdrachtgever, aanwezigheid van studenten. Gelijktijdige werken aan naburige gebouwen: in de inkomhal van gebouw A (vooral in zomermaanden 2016, zal tijdens de coördinatievergaderingen (werfvergadering) besproken en opgevolgd worden, in principe loopt onze werftoegang niet langs deze inkomhal en zal er maw geen hinder zijn. Ook zal de keramische vloer in gang 00.396 uitgebroken worden en opnieuw gechapet en betegeld worden. Deze laatste werken zullen in samenpraak met de aannemingen van dit project besproken worden.
1 •
•
•
Werfinrichting en werkterreinafbakening Voor aanvang van de werken wordt een werfinrichtingsplan opgesteld door de bouwdirectie belast met de uitvoering en overhandigd aan de opdrachtgever, aan de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering en aan de coördinator-verwezenlijking. De werf wordt volledig en degelijk afgesloten. De toegangen worden duidelijk gesignaleerd met “verboden toegang voor onbevoegden”. De bouwdirectie belast met de uitvoering zal hierop toezicht houden en zonodig correctief optreden. De werfinrichting voorziet, naast de minimum vereisten zoals vermeld in de bijlage III van het KB of zoals vermeld in het lastenboek, tevens in een ruime vergaderruimte voor minstens 8 personen. Een vergaderrruimte binnen het gebouw A kan gebruikt worden als vergaderruimte, dit wordt voorzien door
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
VGP deel A - 2/4
KU Leuven, doch de bouwdirectie belast met de uitvoering staat mee in voor het netjes houden van deze ruimte. • De werfinfrastructuur blijft ter plaatse tot het einde van de werf of tot dat de opdrachtgever of de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering beslist dat deze mag opgeruimd worden. • Er zullen door de bouwdirectie belast met de uitvoering voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld worden voor bezoekers. • De werfinrichting voorziet in voldoende tijdelijke verlichting van de bouwplaats, dit wordt voorzien door aannemer technieken. Hiervoor kunnen recup verlichtingsarmaturen gebruikt worden. • Werkterreinafbakening : - Alle plaatsen die gevaar voor ongevallen kunnen opleveren, moeten onmiddellijk worden afgebakend, zo nodig afgeschermd en verlicht en bovendien voorzien worden van de noodzakelijke signalering. - Alle plaatsen waar gevaar bestaat om te vallen, moeten stevig afgedekt worden na het beëindigen van de dagtaak, van een vaste leuning voorzien en een duidelijke signalering op voldoende afstand. - Bij het uitvoeren van werkzaamheden moet de voorkeur worden gegeven aan collectieve beschermingsmiddelen boven persoonlijke beschermingsmiddelen. - Het vroegtijdig verwijderen van werkterreinafbakening, signalering of collectieve beschermingsmiddelen is verboden. Hiervoor moet de voorafgaandelijke toelating bekomen worden van de bouwdirectie belast met de uitvoering. Buiten de hierboven beschreven eisen gelden steeds de minimumvoorschriften voor arbeidsplaatsen zoals ze zijn opgenomen in bijlage III van het KB Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen.
2
Vergunningen
Voor bepaalde werken zijn er werkvergunningen nodig zoals bepaald in het "reglement werken door opdrachtnemers aan de KU Leuven". Deze vergunningen worden VOOR aanvang van de werken aangevraagd aan de projectcoördinator KU Leuven. Een kopie van deze vergunningen wordt overhandigd aan de veiligheidscoördinator. De procedure voor het bekomen van een werkvergunning dient opgevraagd aan de projectcoördinator. Voor bepaalde activiteiten zijn ook milieuvergunningen vereist. De aannemer meldt dit aan de milieudienst en aan de projectcoördinator van KU Leuven.
3
Werken met open vlam: BRANDPREVENTIE
In de gebouwen van de KU Leuven geldt een algemeen rookverbod, zoals ook bepaald in het "reglement werken door opdrachtnemers aan de KU Leuven". • Afhankelijk van de kenmerken van de bouwplaats en de afmetingen en het gebruik van de ruimten, de aanwezige uitrusting, de fysische en chemische eigenschappen van aanwezige stoffen of materialen, het aantal aanwezige personen, dient er een voldoende aantal passende brandbestrijdingsmiddelen te worden geplaatst. • Deze brandbestrijdingsmiddelen dienen regelmatig te worden gecontroleerd en onderhouden. De brandbestrijdingsmiddelen dienen voorzien te zijn van een markering en veiligheidssignalering. • Op gezette tijden moeten testen en relevante oefeningen plaatsvinden. Het personeel dient getraind om met de blusmiddelen om te gaan. Bij oefeningen dient eveneens rekening gehouden met de voortdurend wisselende aanwezigheid op de werf en de coördinatie met de andere aannemers. • Het behandelen van gasflessen gebeurt met de meeste zorg. Lege gasflessen en gasflessen die niet gebruikt worden, worden buiten het gebouw op een vaste plaats rechtop gestockeerd, vastgemaakt, voorzien van de beschermkop en beschermd tegen de zon. • De zuurstof- en brandgasflessen worden bij gebruik verticaal of schuin onder een hoek van minimum 35° geplaatst. Bij voorkeur worden ze gemonteerd op een flessenkar. Op het einde van de dagtaak worden gasflessen dichtgedraaid en slangen en manometers ontspannen. • Voor de aanvang van werken met open vlam vraagt de onderneming een vuurvergunning aan.
4 •
•
•
•
Werken met gevaarlijke producten: Het gebruik van gevaarlijke producten moet vooraf zijn opgenomen in de risicoanalyse van de aannemer en opgenomen worden in het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan. Hiertoe zal de aannemer alle nodige informatie betreffende producten en risico’s aan de veiligheidscoördinator overhandigen alsmede de voorzien preventiemaatregelen. Alle producten op de bouwplaats moeten reglementair geëtiketteerd zijn of worden. Het gebruik van brandbare, toxische of andere gevaarlijke producten moet in de risicoanalyse van de onderneming vermeld staan. Een kopie van de veiligheid- en gezondheidssteekkaart (chemische fiche of M.S.D.S.-fiche) van de gebruikte producten moet aan de coördinator-verwezenlijking en aan de projectcoördinator overhandigd worden. De steekkaart vermeldt ten minste: o naam van de fabrikant o fysische eigenschappen o bijzondere kenmerken o gevaren/verschijnselen o preventie o blusstoffen/eerste hulp/evacuatie
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
VGP deel A - 3/4
•
•
5
Bij het gebruik van zeer gevaarlijke producten zal de aannemer een schriftelijke vergunning aanvragen aan de projectcoördinator. De projectcoördinator zal de aannemer informeren over de te volgen procedure voor het bekomen van dergelijke werkvergunning. Informatie is tevens te bekomen op de website. Een kopie van de vergunning zal aan de veiligheidscoördinator worden overhandigd om bijgevoegd te worden in het coördinatiedagboek. Indien werken worden uitgevoerd waarbij schadelijke of hinderlijke dampen/gassen vrijkomen, moet dit gemeld worden in de risicoanalyse van de onderneming. Op basis van voorgaande gegevens zal het veiligheids- en gezondheidsplan aangepast worden. Met de coördinator-verwezenlijking worden maatregelen afgesproken om de dampen/gassen op een doeltreffende manier af te voeren (afzuiginstallatie…).
Veiligheidssignalisatie
Overzicht van de veiligheidssignalisatie die men binnen de gebouwen van de universiteit kan aantreffen bevindt zich in het "reglement werken door opdrachtnemers aan de KU Leuven" punt 7.
6
Toegangsprocedure voor werken in een in gebruik zijnd gebouw
Voor de toegang tot lokalen met verhoogd risico (in het bijzonder opslagplaatsen voor gassen en chemische producten, bepaalde technische lokalen en bepaalde laboratoria) moet een procedure worden gevolgd van de Dienst VGM van de KU Leuven. De procedure is beschreven is op de intranetpagina https://admin.kuleuven.be/vgm/intranet/VGMLokalenVerhoogd-Risico.html en kan op eenvoudige vraag verkregen worden.
7
Werken in laboratoria
Binnen de laboratoria van de KU Leuven kan men geconfronteerd worden met allerlei risico’s, o.a. risico’s verbonden aan het gebruik van gevaarlijke producten, niet-ioniserende straling (laser, UV, e.d.), biologische agentia (werken met bacteriën, e.d.), elektriciteit, enz. De risico’s in de labo’s evolueren ook in functie van de tijd, vandaar dat steeds moet worden geïnformeerd naar de aanwezige risico’s vooraleer een labo of een lokaal met specifieke gevaaraanduiding te betreden. Ingeval van twijfel over de aanwezige risico’s kan men steeds een beroep doen op de toezichthoudend KU Leuven-werkleider die eventueel op zijn beurt een beroep kan doen op de preventiedienst. De practica zijn gedurende de werkzaamheden NIET in gebruik, doch men moet rekening houden met de aanwezige agentia (in bvb de af te breken afvoerleidingen, ventilatiekanalen…). Het gebruik van de PBM’s is een vereiste.
2. 6.
Ri si co ' s in g e vo l ge d e u it vo erin g van l at e re w erk z aa mh ed en
3. Werkzaamheden met verhoogd risico. Volgens art. 26 §1 van het KB Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen
3. 1. 1 2 3 •
W er k z aa mh ed en met ge var en va n b ed el vin g, w egz in ken of va ll en Sleuven of putten van meer dan 1,20 m diepte Drijfzand of slib Valgevaar van een hoogte van 5 m of meer Werken op hoogte worden uitgevoerd in overeenstemming met het KB van 31 augustus 2005 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte.
3. 2. Wer kz aa mh ed en met ch emi sch e o f b io log i sc h e a g en t i a zie 2.4. Installaties / activiteiten op of in nabijheid van de site – 7. Werken in laboratoria.
3. 3. Wer kz aa mh ed en met ion i se ren de st ra lin ge n
3. 4. El e kt ri sch e ho o g sp an nin g o f l ei din ge n o n d er inw end ig e d ru k van 1 5 ba r • • •
•
•
Voor aanvang van de werken moet de locatie van ondergrondse hoogspanningkabels worden opgevraagd bij de opdrachtgever en bij de KLIP/KLIM. Omdat het uit dienst stellen en terug in dienst nemen van hoogspanningskabels specifieke risico's met zich meebrengt aan de KU Leuven worden deze in principe nooit uit dienst gesteld. De aannemer die werken uitvoert in de omgeving van hoogspanningsleidingen of leidingen onder inwendige druk van 15 bar zal het traject van de leidingen ter plaatse controleren, uitzetten en signaleren alvorens met de werken te starten. Bij aanwezigheid van luchtlijnen dient te worden nagegaan of kranen, palenmachines, enz. in de invloedszone van de hoogspanningslijn komen. In dat geval wordt aan de stroomleverende maatschappij gevraagd om de lijn tijdelijk spanningsloos te stellen. Voor werken aan hoogspanningslijnen of –kabels of in hoogspanningscabines wordt enkel bevoegd personeel aangesteld.
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
VGP deel A - 4/4
3. 5. Wer kz aa mh ed en met ri si co o p ve rd ri n k ing
3. 6. On de rg ro nd se w erk e n
3. 7. Wer kz aa mh ed en met dui ku it ru st in g
3. 8. Wer kz aa mh ed en on d er o ver dr uk
3. 9. Sp ri ng sto f f en
3. 10. Mon t ag e of d emo nt a ge van zw are gep r ef a b ri c e er de e l e ment en • • • •
• •
Lossen van geprefabriceerde elementen moet gebeuren met behulp van het juiste, gekeurde materiaal. De elementen dienen voorzien te zijn van de juiste transportankers, die rekening houden met het gewicht en de afmetingen van het element. Het stockeren van elementen gebeurt op een vooraf bepaalde plaats, waarbij wordt gelet op de stabiliteit van de ondergrond, de nabijheid van putten,… Bij montage van de elementen wordt de juiste schoring aangebracht zoals vooraf berekend en voorzien op de plannen. Het element blijft in de kraan hangen totdat alle verankeringen (trek- en drukschoren, wachtstaven, …) stevig op hun plaats zitten. Bij het plaatsen van geprefabriceerde elementen worden werkvloeren, leuningen of netten gebruikt, of, bij onmogelijkheid van de vorige, een harnas. Bij het werken met de kraan worden duidelijke afspraken gemaakt met de kraanmachinist. Enkel opgeleid personeel begeleidt de kraanmachinist.
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
KU LEUVEN VEILIGHEID EN GEZONDHEIDSPLAN VOOR DE WERKEN W2104A UPGRADEN PRACTICA 00.326/332/333/335 & W10240 DAKRENOVATIE + VOORBEREIDENDE WERKEN EN DAKBEVEILIGING DEEL B Gebouwnr. 630-00 Adres :
Gebouw : Gebouw A
Etienne Sabbelaan 53, 8500 Kortrijk
Ordernummer: 2100140272
1. Uit te voeren werken 1. 1. 1)
Bes ch ri j vi ng van h et t e rea li s eren b o uw w erk Aard van het project : Nieuwbouw Uitbreiding Verbouwing Herinrichting Instandhoudingswerken Afbraakwerken Infrastructuurwerken Bodemsanering
2)
Bestemming van het bouwwerk : Bestemming blijft ongewijzigd nl. practica
3)
De werken omvatten : Voorbereidende werken Afbraakwerken Ruwbouwwerken Lichte gevelbekledingen Dakwerken Buitenschrijnwerk en toebehoren Elektriciteit Liften VVK (verwarming, ventilatie, koeling) Fluïda en sanitair Estrichvloeren Zachte vloeren Harde en industriële vloeren Pleisterwerken en gipskartonconstructies Binnenschrijnwerk Vaste inrichting Metaalwerken Schilderwerken Verlaagde plafonds Buitenaanleg Inhuizing
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
Sluitwerk en signalisatie Diversen 4)
Vermoedelijk maximum aantal werknemers tegelijkertijd op de bouwplaats : ±8
1. 2.
Pl an n in g 1.
Ontwerpfase : planning opgemaakt door de bouwdirectie belast met het ontwerp
Deze planning der werken maakt melding van de fasen in de uitvoering der werken en omvat de hoofdactiviteiten. Ze is te vinden in bijlage. -
Voorziene startdatum uitvoering : 14-12-2015 Geraamde duur der werken : 170 werkdagen Voorziene einddatum : 09-09-2016 2.
Uitvoeringsfase: planning opgemaakt door de bouwdirectie(s) belast met de uitvoering
De planning der werken wordt voor de start der werken besproken met de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, met de opdrachtgever en met de coördinator-verwezenlijking. De planning wordt regelmatig geactualiseerd en overhandigd aan voornoemde partijen. Tijdens de uitvoeringsfase zal de coördinator-verwezenlijking regelmatig de uitvoeringsplanningen van de verschillende aannemers opvragen en vergelijken om zo eventuele bijkomende coördinerende maatregelen te adviseren. De uitvoeringsplanning(en) worden bijgevoegd in bijlage.
2. Resultaten van de risicoanalyse volgens KB TMB Bijlage I, Deel A, Afdeling III. 2. 1.
Org an isat ie van d e t i jd eli jke o f mob i el e b ouw p laat s 1.
Samenwerking met de coördinator-verwezenlijking
De coördinator-verwezenlijking wordt aangesteld door de opdrachtgever zijnde KU Leuven. In het kader van de naleving van de wetgeving is elkeen verplicht zijn medewerking te verlenen aan de coördinator en alle nodige informatie verschaffen: a) een gedetailleerde uitvoeringsplanning Deze planning zal worden besproken met de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, met de opdrachtgever en met de coördinator. b) een werfinrichtingsplan Bij de opstelling van het werfinrichtingsplan moet worden rekening gehouden met : de beschikbare ruimte en de bestaande toestand de ruimte die minimaal benodigd is de nieuwe toestand Het werfinrichtingsplan dient te vermelden : toegangen, wegen, rijrichting, parkings, … ligging van nutsleidingen zones voor materiaalopslag, afvalcontainers… eventuele kranen en hijstoestellen elektrische verdeelborden EHBO-post werfafsluiting
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
-
de wettelijk voorziene inrichtingen volgens bijlage III van het KB Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen.
c) regelmatige actualisatie van de lijst der onderaannemers d) het veiligheids- en gezondheidsplan van de onderneming of de risicoanalyse van de eigen activiteiten en deze van onderaannemers en bijhorende preventiemaatregelen e) alle nodige informatie betreffende geleverde goederen en diensten, voor het samenstellen van het postinterventiedossier Er geldt eveneens een meldingsplicht voor onveilige situaties. Alle geformuleerde opmerkingen worden via de coördinator-verwezenlijking overhandigd aan de betrokken partij, die deze viseert. Tot de uiteindelijke afhandeling, worden deze opmerkingen regelmatig besproken tijdens coördinatievergaderingen. De opmerkingen worden door de coördinator opgenomen in het coördinatiedagboek. 2. A.
Rol van de werfleider en van de verantwoordelijke van elke aannemer De werfleider is verantwoordelijk voor het toepassen van de preventiemaatregelen, in het bijzonder:
•
de wijze waarop alle werkzaamheden worden uitgevoerd en het nemen van de maatregelen voor het bewerkstelligen van een zo goed mogelijke arbeidsveiligheid.
•
het naleven van de bepalingen, opgesomd in het lastenboek, op zijn werf.
•
de aanwezigheid van voldoende middelen om de werken veilig te kunnen uitvoeren.
•
de instructies op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu en welzijn, bij aanvang van de werkzaamheden, bij verandering van werkpost of op vraag van een werknemer. Indien speciale veiligheidsmaatregelen noodzakelijk worden (bv. bij zeer gevaarlijke werken), dient hij de modaliteiten te kennen en zijn werkmethoden hieraan aan te passen.
•
het correctief toezicht op de naleving van de gestelde preventiemaatregelen.
B.
Vóór de aanvang van de werken neemt hij contact op met de veiligheidscoördinator om samen de specifieke risico's, eigen aan de uit te voeren werken, na te gaan. Hij dient deel te nemen aan de werfvergaderingen voor dewelke men hem uitnodigt en bij afwezigheid van de werfleider, dient een andere persoon van de onderneming, die dezelfde verantwoordelijkheden draagt, te worden afgevaardigd.
C.
Hij moet zorg dragen voor de veiligheid en gezondheid van zijn personeel, maar ook van de onderaannemers en zelfstandigen en van eventuele derden.
D.
Hij verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake Veiligheid, Gezondheid en Milieu strikt na te leven en hij moet de wetten en uitvoeringsbesluiten i.v.m. arbeidsmiddelen en P.B.M.’s toepassen.
E.
Hij ondertekent “voor kennisname” de door de coördinator voorgelegde, geregistreerde en gemelde opmerkingen, suggesties e.d.
3.
Risicoanalyses van de verschillende aannemers
De analysesvan de verschillende aannemers, die bezorgd worden zoals bepaald in de overeenkomst i.v.m. veiligheid en gezondheid punt 3.3, worden ingevoegd bijlage 2.
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
4.
Bouwplaatsreglement
Dit reglement omvat de te volgen richtlijnen op deze werf en is bedoeld voor alle personen die op deze werf activiteiten uitvoeren of deze werf betreden. Het reglement bevindt zich in bijlage 4. Dit reglement zal uitgehangen op een voor de werknemers en bezoekers goed zichtbare plaats, zo kort mogelijk bij de toegang(en) tot de werf. 2. 2. V erp l ic ht in g en o p g el eg d d oo r d e o pd ra cht ge ver 2. 3.
Geb ru ik en exp l oit at i e o p of i n d e n ab i jh ei d va n h et t er re in • Er dient ten allen tijde over gewaakt dat er geen verwarring mogelijk is omtrent doorgangen, omleidingen,… voor zowel voetgangers als auto’s. • Alle omwegen dienen duidelijk gesignaleerd op een goed zichtbare plaats. • Werfdoorgangen zullen ten allen tijde gesloten worden teneinde onverwachte bezoekers op de werf te vermijden. Bij het beëindigen van de activiteiten zullen de doorgangen met een hangslot worden afgesloten. • Bij werken in een in gebruik blijvend gebouw dient er op gelet dat materiaal of materieel de doorgangen niet kan hinderen. Tevens dienen de collectieve beschermingen zoals leuningen e.d. steeds aanwezig te zijn. Voor het aanvangen van de werken zal een signalisatiebord worden aangebracht met aanduiding van de uit te voeren werken, ter kennisgeving van de gebruikers van het gebouw of de bedoelde zone. • Werken die risico’s kunnen induceren voor personeel, studenten, bezoekers worden steeds vooraf of ONMIDDELLIJK wanneer zij worden opgemerkt, gemeld aan de projectcoördinator en aan de veiligheidscoördinator, teneinde de te nemen veiligheidsmaatregelen te bepalen. • Verder is het verboden om de leveringen te blokkeren. Indien wegen afgesloten moeten worden in functie van de werkzaamheden, dienen vooraf afspraken gemaakt met de technische dienst i.v.m. timing, omleggingsmogelijkheden,… • Er dient steeds een maximale parkeermogelijkheid blijven. 2. 4. Coö rd i na t i em aa t reg el en 1.
Verplaatsingsroutes of -zones of verkeersroutes of -zones Alle transport op de bouwplaats gebeurt via de voorziene wegen en doorgangen. Doorgangen en wegen dienen vrij te worden gehouden en mogen niet versperd worden door obstakels of hindernissen (achteraan is de weg een brandweg die ten allen tijde voor de brandweer bereikbaar moet zijn!). Achteruitrijden van vrachtwagens, heftrucks, en dergelijke wordt tot het strikte minimum beperkt. Indien er toch achterwaarts moet worden gereden of gemanoeuvreerd, dienen de werfvoertuigen uitgerust te zijn met een dodehoekspiegel of begeleid te worden door een derde persoon. Verticaal transport van materialen en gereedschappen gebeurt met behulp van hefwerktuigen, waarvan de keuringsattesten op de werf aanwezig moeten zijn, en door opgeleid personeel. Verticaal transport van personen gebeurt bij voorkeur via trappen.
2.
Materialen en materieel en wederzijdse inwerking tussen hefwerktuigen De onderneming van buitenaf zal binnen de KU Leuven enkel die middelen gebruiken die voldoen aan de minimumvoorschriften, opgenomen in de bijlage van het KB van 12/8/’93 aangaande het gebruik van arbeidsmiddelen (codex titel VI hoofdstuk 1). Elke onderneming moet zijn arbeidsmiddelen zodanig markeren dat ze identificeerbaar zijn. Het identificatiesysteem moet beschreven worden in de risicoanalyse-onderneming. De arbeidsmiddelen moeten geschikt zijn voor het uit te voeren werk en regelmatig gekeurd door een bevoegd persoon zodat bij het gebruik de veiligheid en gezondheid steeds gewaarborgd zijn. Op vraag van de coördinator-verwezenlijking moeten de gebruiksaanwijzingen en veiligheids- en gezondheidsinstructies kunnen voorgelegd worden. Enkel elektrisch materieel conform het A.R.E.I. mag op de bouwplaats aanwezig zijn en aangesloten worden op de daartoe voorziene verdeelborden. Bij het gebruik van heftoestellen gelden volgende specifieke bepalingen: • Alle heftoestellen en hijstoebehoren, evenals grondverzetmachines die gebruikt worden om lasten te hijsen, die op de bouwplaats binnengebracht worden moeten voorzien zijn van een geldig keuringsattest van een erkend organisme.
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
3. 4.
Dit keuringsattest moet worden voorgelegd aan de projectleider en aan de coördinator-verwezenlijking. • Bij gebruik van meerdere heftoestellen met overlappend werkbereik moet , in overleg met de coördinator-verwezenlijking, een gebruiksprocedure opgesteld worden. Ladders zijn steeds in goede staat (zonder beschadigingen en stabiel) en uitgerust met aangepaste antislipvoorzieningen. Zij worden opgesteld op een goede, stevige ondergrond. Zij worden steeds vastgemaakt wanneer zij dienst doen als toegangsladder of wanneer de ladder 25 of meer sporten telt. Beperking van manueel hanteren van lasten Het manueel hanteren van lasten wordt zoveel mogelijk vermeden. De te hanteren gewichten worden beperkt. De werknemers krijgen de nodige tilinstructies.
Opslag van materialen en gevaarlijke stoffen of producten De behandeling van gevaarlijke stoffen of producten gebeurt in overeenstemming met de bepalingen in punt 2.2 De werfinrichting zal voorzien in duidelijk afgebakende zones voor opslag van materialen, in het bijzonder voor de gevaarlijke producten. Het stockeren van producten en verwijderen van de verpakking dient volgens de geldende wetgeving en in afspraak met de coördinator-verwezenlijking te gebeuren.
5.
Opslaan, verwijderen of afvoeren van aarde, afval, puin en gruis De zones voor tijdelijke opslag van grond, puin, afval zullen vooraf worden besproken met de opdrachtgever en aangeduid op het werfinrichtingsplan. Grond en puin : Puin en uitgravingsgronden (overschotten zoals beschreven in het technisch bestek) zullen worden afgevoerd naar de geschikte stort- of verwerkingsplaatsen. Het puin van afbraakwerken zal zoveel mogelijk gesorteerd worden. Steenpuin e.d. worden afgevoerd naar een breekinstallatie. Metalen kunnen worden afgevoerd naar een recyclagebedrijf. De restfractie zal worden afgevoerd naar een adequate stortplaats. De KU Leuven zal afvalcontainers ter beschikking stellen, wel wordt er gevraagd dat de bouwdirectie belast met de uitvoering tijdig melding maakt van het feit dat de container moet omgewisseld worden en indien er een container zuiver puinafval kan voorzien worden ipv gemengd bouwafval. Het puin (en afbraakmaterialen) afkomstig van de dakrenovatie plat dak moet afgevoerd worden naar een erkende stortplaats. Hij dient hiervoor op eenvoudig verzoek de nodige bewijzen kunnen leveren aan het Bestuur. Onder geen beding zullen afbraakmaterialen, puin op de werf achtergelaten, ingegraven of verbrand worden. Afval : Alle werknemers zullen tijdens de werkzaamheden hun plaats van tewerkstelling alsook alle gebruikte toegangswegen tot de plaats van tewerkstelling doorlopend in perfecte staat van orde en netheid houden. Werknemers mogen nooit afval onbeheerd op de bouwplaats achterlaten, het afval moet in de respectievelijke afvalbakken achtergelaten worden (dit gaat enkel over het restafval en PMD-afval van de lunch en pauzes). Alle restanten van afval moeten volgens de aard van de stof afzonderlijk opgeslagen worden. De werknemers zorgen ervoor dat het opslaan van smeermiddelen, gebruikte oliën, motorbrandstoffen, oplosmiddelen,...(niet limitatief) gebeurt volgens alle wettelijke voorschriften. Voor de eventuele schade ontstaan tengevolge van bodemverontreiniging zal het bedrijf aansprakelijk gesteld worden. De werknemers zorgen ervoor dat de bodem van de opslagplaatsen voor afvalstoffen voorzien is van een beschermingslaag, zodat verontreiniging van de bodem in de omgeving en van de riolering volledig uitgesloten is. In de mate dat de werknemers de milieuvoorschriften en afvalverwijdering overtreden, zal de bouwdirectie na het schriftelijk in gebreke stellen, corrigerende maatregelen laten uitvoeren op kosten van hun bedrijf. Alle olievlekken, veroorzaakt door het bedrijf tijdens werkzaamheden dienen steeds met zand of andere absorberende materialen onmiddellijk verwijderd te worden door werknemers van of in opdracht van het bedrijf.
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
6.
In het kader van de emissiewetgeving moeten de werknemers reuk en lawaaihinder vermijden alsook het vrijkomen van schadelijke gassen.
Verwijdering van gevaarlijke materialen Gevaarlijke materialen worden vooraf geïnventariseerd. Bij het verwijderen worden de gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt. De gevaarlijke materialen worden in aangepaste containers of verpakkingen naar de ervoor geschikte stortplaatsen vervoerd. De bewijzen hiervan moeten kunnen voorgelegd worden. Verwijderen van of werken aan asbest: specifieke werkvergunning aan te vragen. In principe zijn deze werken niet vereist en zal het aanwezige asbest (volgens asbestinventaris) reeds verwijderd zijn door een gespecialiseerde firma.
7.
Collectieve beschermingsmiddelen en tijdelijke toegangswegen Collectieve beschermingsmiddelen genieten de voorkeur boven persoonlijke beschermingsmiddelen. Alle plaatsen die gevaar voor ongevallen kunnen opleveren, moeten onmiddellijk worden afgebakend, zo nodig afgeschermd en verlicht en bovendien voorzien worden van de noodzakelijke signalering. Alle plaatsen waar gevaar bestaat om te vallen, moeten stevig afgedekt worden na het beëindigen van de dagtaak, van een vaste leuning voorzien en een duidelijke signalering op voldoende afstand. Het vroegtijdig verwijderen van werkterreinafbakening, signalering of collectieve beschermingsmiddelen is verboden. Hiervoor moet de voorafgaandelijke toelating bekomen worden van de bouwdirectie belast met de uitvoering Collectieve beschermingsmiddelen worden aangebracht door de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering en de coördinator en blijven ter plaatse totdat de bouwfase ze overbodig maakt. De bouwdirectie belast met de uitvoering draagt zorg voor de instandhouding en nodige inspecties ervan. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s): iedere aannemer zorgt zelf voor PBM’s van zijn werknemers. De bouwdirectie belast met de uitvoering zorgt voor de PBM’s van eventuele bezoekers.
8.
Het gebruik van algemene elektrische installatie Tijdelijke elektrische installaties aangelegd door de onderneming van buitenaf voor het uitvoeren van de werkzaamheden moeten vooraf gecontroleerd worden door een bevoegd persoon. Een attest hiervan moet afgeleverd worden aan de toezichthoudende KU Leuvenwerkleider. Wanneer werknemers elektrische kabels dienen aan te brengen, zullen zij erover waken dat de andere werknemers van de op de bouwplaats aanwezige bedrijven op een veilige manier (in het bijzonder het verhinderen van struikelrisico's) hun activiteiten zonder problemen kunnen verder zetten. Alle verplaatsbare elektrische bedrijfsmiddelen (stroomverdelers, aftakkingen, aansluitleidingen met stekkers, verlengkabels, koppelstukken,... deze opsomming is gesteld als voorbeeld en niet limitatief) gebruikt door werknemers van of in opdracht van het bedrijf, moeten voor elk gebruik door de werknemers op zichtbare gebreken gecontroleerd worden. Het omwikkelen met isolatieband is verboden. Tijdens werkzaamheden aan laagspanningsinstallaties gelden voor de veiligheid in de elektrische installaties en het gebruik van elektrische toestellen de A.R.E.I.- voorschriften, inzonderheid artikel 266.03. Voor werkzaamheden aan elektrische installaties door werknemers wordt steeds "de vitale vijf" toegepast. • het buiten spanning stellen (vrij schakelen) • voorzorgen nemen tegen het terug inschakelen (vergrendelen) • controle op het spanningsloos zijn (testen) • aarden en kortsluiten • afbakening van de werkzone Werkzaamheden uitvoeren onder spanning is alleen toegestaan als om dwingende redenen geen spanningsvrije toestand gecreëerd of gegarandeerd kan worden. In dit geval zorgen de werknemers dat :
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
er duidelijke afspraken gemaakt werden met de verantwoordelijke werknemer (instructies); • elk gevaar voor elektrocutie of voor lichtboogvorming uitgesloten wordt; • deze werkzaamheden steeds door twee werknemers uitgevoerd worden die vertrouwd zijn met werkzaamheden onder spanning en bovendien de eerste hulp kunnen verlenen; • alle technische, organisatorische en persoonlijke beschermingsmaatregelen worden genomen; • er uitsluitend gebruik gemaakt wordt van aangepast geïsoleerd materieel; • er steeds gebruik gemaakt wordt van de persoonlijke beschermingsmiddelen (o.a. veiligheidsbril, …). Werknemers van of in opdracht van een aannemer kunnen uitsluitend elektrische aansluitingen uitvoeren, elektrische borden betreden (artikel 47 AREI) en/of openen, automaten in- of uitschakelen in aanwezigheid van een bevoegde elektricien. Deze elektricien zal bijzondere aandacht schenken aan: • het voorafgaandelijk afschakelen van de installatie en ook nazien of deze buiten spanning is; • de correcte uitvoering van de aarding en de beveiligingen tegen elektrocutie; • de zekeringen en geleiders die voldoen aan de voorschriften van het AREI i.f.v. het afgenomen vermogen. •
9.
Gemeenschappelijke stellingen en toegangsmiddelen Bij gebruik van stellingen gelden volgende specifieke bepalingen: Elke stelling vanaf 2 m hoog moet voorzien zijn van leuningen, tussenleuningen en plinten. De werkvloer moet aaneensluitend zijn d.w.z. zonder gevaarlijke ruimten tussen de planken en de leuning en voldoende stevig, rekening houdend met de belasting. De toegang tot de werkvloer gebeurt door middel van trappen (torens) of ladders. Voor de ingebruikname en minstens één maal per week wordt de stelling nagekeken door een bevoegde persoon van de onderneming. Voor stellingen hoger dan 8 m of voor stellingen blootgesteld aan buitengewone krachten moeten de nodige berekeningsnota’s opgemaakt worden. Bij gemeenschappelijk gebruik van stellingen en dergelijke zal de onderneming die de stellingen levert en plaatst instaan voor het onderhoud en de instandhouding, evenals voor de controles en keuringen. De onderneming die het medegebruik geniet zal zijn werknemers vooraf inlichten over de gevaren en over het correct gebruik ervan. Toegangswegen worden door de aannemer in orde en netjes gehouden en de aannemers dienen evenwel in te staan voor het correct gebruik ervan. Zo zullen zij beschadigingen en vervuiling vermijden. Bij gebeurlijke schade zal de aannemer-gebruiker de herstelling vergoeden aan de KU Leuven.
10. Gebruiks- of exploitatieactiviteiten op de site of in de omgeving ervan Zie 2.3. 11. Het in goede orde houden van de bouwplaats Zie 2.5. 2. 5. Het i n g o ed e o rd e h o u den va n d e b ouw p la at s De bouwplaats en de gebruikte lokalen in het gebouw, die tijdelijk dienst doen als werfketen worden minstens wekelijks opgekuist en het afval afgevoerd. Wegen, doorgangen en trappen worden vrij gehouden van obstakels en hindernissen. Materialen moeten ordelijk en stabiel, eventueel beschermd tegen weersinvloeden, in de voorziene zones gestapeld worden. De werknemers geven aandacht aan de hygiëne: steeds handen wassen voor het eten. Eten gebeurt uitsluitend in het daartoe voorziene lokaal binnen het gebouw. 2. 6. Hulp ve r l en in g en e va cu at i e 1.
EHBO: verplichte hulpmiddelen Deze zijn opgelegd door de Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid van toepassing op de bouwplaatsen (bijlage III - K.B. 03.05.99) - Deel 1 : Algemene minimumvoorschriften voor de arbeidsplaatsen op bouwplaatsen.
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]
2.
Noodoproep - brand - arbeidsongeval - evacuatie Te volgen procedures zijn te vinden in het "reglement werken door opdrachtnemers aan de KU Leuven". Instructiefiches met de nodige informatie zijn te vinden in bijlage 5. De aannemers zullen hun werknemers van de te volgen procedures op de hoogte brengen aan de hand van deze fiches.
3.
Ophangen van de noodnummers De telefoonnummers, adressen en het juiste adres van de werf, zullen duidelijk zichtbaar en leesbaar opgehangen worden in het “werf”lokaal en in de onmiddellijke omgeving van elke telefoonpost. De gegevens moeten leesbaar zijn van buiten het werflokaal en van op de telefoonpost. Het document in bijlage 4 dient gebruikt te worden voor het afficheren van de noodoproepnummers. Voor bouwplaatsen op de campus Leuven, Heverlee of Kortrijk is een affiche verkrijgbaar waarop het noodnummer duidelijk staat weergegeven. De aannemers zorgen ervoor dat iedereen op de hoogte is van het van toepassing zijnde noodnummer. 2. 7. O ve rl eg met en sa me nw erkin g va n t u s se n ko men d e p art i jen • Voor de start der werken wordt door de coördinator-verwezenlijking en de opdrachtgever een coördinatievergadering samengeroepen op de bouwplaats. • Dezelfde afspraken zullen voor aanvang der werken doorgegeven worden aan de bijkomende aannemers en zelfstandigen evenals aan alle betrokken werknemers. • Zij maken de nodige tijd vrij voor de bouwheer en de coördinator-verwezenlijking tijdens hun geplande en onverwachte bezoeken. • Op iedere coördinatievergadering worden de eigen en de in het VGP beschreven veiligheidsaspecten en beheersmaatregelen besproken voor de lopende en eerstkomende activiteiten. • Tijdens de coördinatievergaderingen zal telkens de planning der werken voor de komende dagen besproken worden. Tijdens deze vergaderingen zullen afspraken gemaakt worden betreffende het gebruik van bepaalde werkzones in tijd en ruimte. Tevens worden de te nemen preventiemaatregelen besproken. Elke aannemer zal zich houden aan deze afspraken. Hij zal tevens zijn onderaannemers, leveranciers, werknemers, … inlichten. Elke afwijking van de gemaakte afspraken dient VOORAF gemeld aan de veiligheidscoördinator. • Alle incidenten en ongevallen worden geregistreerd in het dagboek der werken. Ongevallen met werkverlet, ook deze met onderaannemers, zelfstandigen of bezoekers worden onmiddellijk gecommuniceerd aan de coördinator verwezenlijking ; ofwel via GSM ofwel via mail. • De coördinator-verwezenlijking heeft registratieplicht in een afzonderlijk coördinatiedagboek van o.a. alle opmerkingen, afspraken, gebeurtenissen, beslissingen…, zoals beschreven in art 31 tot 33 van het K.B. van 25.01.2001. Op verzoek van de coördinator-verwezenlijking zal de werfleider een handtekening zetten in dit coördinatiedagboek « voor kennisname » van gemaakte opmerkingen, afspraken… 2. 8. S a menw erki ng en o verl eg t us sen w erkg evers e n w erk n eme r s • De hoofdaannemer zorgt ervoor dat alle opgelegde beheersmaatregelen gecommuniceerd worden aan zijn eigen en onderaannemers personeel en aan andere betrokkenen. De hoofdaannemer houdt toezicht op de naleving ervan. • Toolboxmeeting: De toolboxmeetings worden minstens per ploeg gehouden met de eigen werknemers en/of met werknemers uit de onderaanneming(en). De leidinggevende maakt een kort verslag, met aanwezigheidslijst, op en overhandigt een kopie aan de veiligheidscoördinator. • Onthaalprocedure : elke werknemer die op de bouwplaats wordt tewerkgesteld zal door zijn werkgever op de hoogte worden gebracht van de veiligheid en gezondheidsvoorschriften die gelden op deze bouwplaats.
ARCH. K. VAN DE PLAS, DIVISIE LABORATORIA TEL. + 32 16 32 20 71 FAX + 32 16 32 29 82
[email protected]