8500, 8500 N, 8500 DN Printer
Gedrukt in Duitsland 10/97
Pakketonderdeel No.
Dit heeft HP Support te bieden: Hartelijk dank voor uw aankoop. Naast dit product ontvangt u tevens een verscheidenheid aan ondersteunende diensten die worden aangeboden door Hewlett-Packard en haar ondersteuningspartners zodat u snel en professioneel het gewenste resultaat ontvangt. On-lineservices: Voor 24-uurstoegang tot informatie via het modem, raden wij u de volgende services aan.
World Wide Web URL-Printerdrivers, updates van HP-printersoftware, en informatie over producten en ondersteuning zijn bij de volgende URLs verkrijgbaar: in de VS: http://www.hp.com in Europa: http://www2.hp.com Printerdrivers zijn op de volgende sites verkrijgbaar: in Japan: ftp://www.jpn.hp.com/drivers/ in Korea: http://www.hp.co.kr in Taiwan: http://www.hp.com.tw of van een lokale driver-website van http://www.dds.com.tw HP Bulletin Board Service-Onze electronische download-service biedt snelle toegang tot de printerdrivers van HP, updates van HP-printersoftware, productinformatie en tips voor het oplossen van problemen. Stel uw communicatiesoftware in op N,8,1 en kies of gebruik: in de VS en Canada: (1) (208) 344-1691 in Taiwan: (886) (2) 923-3233 in Korea: HITEL of CHOLIAN (Go HPK) in Australië: (61) (3) 9890-0276 in Nieuw-Zeeland:(64) (9) 356-3660 in China: (86) (10) 6261-4172 De nummers van de Europese Bulletin Board Service zijn opvraagbaar via http://www2.hp.com. America OnLine-(America OnLine/Bertelsmann is beschikbaar in Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk)-Printerdrivers, updates van HP-printersoftware en ondersteunende documentatie zijn verkrijgbaar als hulpmiddel bij het beantwoorden van vragen over producten van HP. Begin uw tour met Keyword HP of bel (1) (800) 827-6364 en vraag naar vertegenwoordiger #1118 om u te abonneren. CompuServe-Printerdrivers, updates van HP-printersoftware en interactief delen van technische informatie met andere abonnees zijn beschikbaar op HP User’s forums van CompuServe (GO HP). U kunt ook bellen naar (1) (800) 524-3388 en vragen naar vertegenwoordiger #51 om u te abonneren. (CompuServe is ook beschikbaar in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, België, Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk.)
Software verkrijgen: Voor VS en Canada:
Telefoon: Fax:
(1) (970) 339-7009 (1) (970) 330-7655
Post:
Hewlett-Packard Company P.O. Box 1754 Greeley, CO 80632 USA
Voor Azië en de landen in de Pacific:
Contact opnemen met Fulfill Plus: (65) 740-4477 (Hong Kong, Indonesië, Maleisië, Filippijnen, of Singapore). Voor Korea, bel (82) (2) 3270-0805 of (82) (2) 3270-0893.
Voor Australië, Nieuw-Zeeland, en India:
Voor Australië en Nieuw-Zeeland, bel (61) (2) 565-6099. Voor India, bel (91) (11) 682-6035.
Voor Europees Engels:
Bel (44) (142) 986-5511.
HP Direct Ordering for Accessories and Supplies (rechtstreeks bestellen van accessoires en verbruiksartikelen)
Bel (1) (800) 538-8787 (VS) of (1) (800) 387-8164 (Canada).
HP Support Assistant CD-ROM:
Dit hulpmiddel voor ondersteuning biedt een uitgebreid on-line-informatiesysteem dat is ontwikkeld voor het leveren van technische en productinformatie over producten van HP. Bel voor een abonnement op deze kwartaalservice in de VS of Canada (1) (800) 457-1762. In Hong Kong, Indonesië, Maleisië of Singapore belt u Fulfill Plus: (65) 740-4477.
HP Service Information (service-informatie:
Bel voor geautoriseerde HP-dealers (1) (800) 243-9816 (VS) of (1) (800) 387-3867 (Canada).
HP Service Agreements (service-overeenkomsten):
Bel (1) (800) 835-4747 (VS) of (1) (800) 268-1221 (Canada).
HP FIRST: Met HP FIRST Fax ontvangt u gedetailleerde informatie over het oplossen van problemen met veel gebruikte software en tips voor het oplossen van problemen die u met uw HP-product kunt hebben. U kunt vanaf elk toestel met druktoetsen bellen en per gesprek maximaal drie documenten opvragen. Deze documenten worden vervolgens naar het faxapparaat van uw keuze gezonden. Australië België (Frans) België (Vlaams) Canada China Denemarken Duitsland Engels (buiten het Verenigd Koninkrijk) Filippijnen Finland Frankrijk Hong Kong Hongarije India Indonesië Italië
(61) (3) 9272-2627 (32) (2) 0800-17043 (32) (2) 0800-11906 (1) (800) 333-1917 (86) (10) 6505-5280 (45) 8001-0453 (49) (13) 081-0061 (31) (20) 681-5792 (65) 291-7951 (358) (9) 0800-13134 (01) (43) 623-444 (852) 2506-2422 (36) (1) 252-4647 (91) (11) 682-6035 (62) (21) 352-2044 (39) (2) 1678-59020
Japan Korea Maleisië Nederland Nieuw-Zeeland Noorwegen Oostenrijk Portugal Singapore Spanje Zweden Zwitserland (Frans) Zwitserland (Duits) Taiwan Thailand Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten
(81) (3) 3335-8622 (82) (2) 769-0543 (60) (3) 298-2478 (31) (20) 0800-222420 (64) (9) 356-6642 (47) 800-11319 (43) (1) 0660-8128 (351) (1) 0505-313342 (65) 275-7251 (34) (90) 099-3123 (46) (2) 079-5743 (41) (1) 0800-551526 (41) (1) 0800-551527 (886) (2) 719-5589 (66) (2) 661-3511 (44) (134) 0800-960271 (1) (800) 333-1917
Internationale klantenondersteuning Naast de onderstaande telefoonnummers, vindt u in appendix E, “Informatie over garantie en ondersteuning”, adressen en telefoonnummers van internationale HP Verkoop- en servicekantoren en telefoonnummers voor landen die hier niet vermeld staan. Customer Support & Product Repair Assistance (klantenondersteuning en productreparatie) voor de VS en Canada:
(Zie de garantiebepalingen in appendix E voor meer informatie over het repareren van HP-producten.)
Bel tijdens de garantieperiode gratis (1) (208) 323-2551 maandag tot en met vrijdag van 06:00 tot 18:00 (Mountain Time). De standaardkosten voor interlokaal bellen blijven echter van kracht. Zorg dat u uw serienummer bij de hand hebt wanneer u voor ondersteuning belt. Na het verlopen van de garantietermijn is telefonische assistentie bij het beantwoorden van vragen over het product mogelijk. Bel (1) (900) 555-1500 ($2.50* per minuut, Alleen in de VS) of bel (1) (800) 999-1148 ($25* per gesprek, Visa of MasterCard, VS en Canada). Kosten worden pas berekend wanneer u contact krijgt met een van de technische medewerkers. *Wijzigingen voorbehouden.
European Customer Support Center (Europese klantenondersteuning) biedt taal- en landopties Openeningstijden maandag tot en met vrijdag van 8:30 tot 18:00 uur (middeleuropese tijd) Tijdens de garantieperiode biedt HP gratis telefonische ondersteuning. Als u een van de onderstaande telefoonnummers belt, wordt u verbonden met een team dat u graag van dienst is. Na het verlopen van de garantietermijn kunt u tegen betaling via hetzelfde nummer ondersteuning ontvangen. De vergoeding wordt per geval berekend. Als u HP belt, moet u de volgende informatie bij de hand hebben: productnaam en serienummer, aanschafdatum en beschrijving van het probleem. Deens: Duits: Engels:
Fins: Frans:
Denemarken Oostenrijk Duitsland Ierland Verenigd Koninkrijk Internationaal Finland België Frankrijk Zwitserland
(45) 3929-4099 (43) (1) 0660-6386 (49) (180) 525-8143 (353) (1) 662-5525 (44) (171) 512-5202 (44) (171) 512-5202 (358) (9) 0203-47288 (32) (2) 626-8807 (01) (43) 623-434 (41) (84) 880-1111
Italiaans: Nederlands: Noors: Portugees: Spaans: Zweeds:
Italië België Nederland Noorwegen Portugal Spanje Zweden
(39) (2) 264-10350 (32) (2) 626-8806 (31) (20) 606-8751 (47) 2211-6299 (351) (1) 441-7199 (34) (90) 232-1123 (46) (8) 619-2170
Nummers van nationale ondersteuningsafdelingen Raadpleeg “Internationale verkoop- en servicekantoren van HP” in appendix E als u ondersteuning nodig hebt of er moet een reparatie worden uitgevoerd, nadat de garantietermijn is verstreken of als uw land in de onderstaande lijst niet voorkomt. Argentinië Australië Brazilië Canada China
Filippijnen Griekenland Hong Kong Hongarije India Indonesië Japan Korea
(54) (1) 781-4059 (54) (1) 781-4069 (61) (3) 272-8000 (55) (11) 709-1444 (1) (208) 323-2551 (86) (10) 6261-4174 (86) (10) 6261-4175 (86) (10) 6261-4176 (86) (10) 6262-5666 (63) (2) 894-1451 (30) (1) 689-6411 (852) 800-7729 (36) (1) 343-0310 (91) (11) 682-6035 (91) (11) 682-6069 (62) (21) 350-3408 (81) (3) 3335-8333 (82) (2) 3270-0700; buiten Seoul: bel (82) (80) 999-0700
Maleisië México D.F. México Guadalajara México Monterey Midden-Oosten/Afrika Nieuw-Zeeland Polen Portugal Rusland Singapore Taiwan Thailand Tsjechische Republiek Turkije Zwitserland
(60) (3) 295-2566 (52) (5) 326-4600 (52) (3) 669-9500 (52) (83) 378-4240 (41) (22) 780-7111 (64) (9) 356-6640 (48) (22) 37-5065 (351) (1) 301-7330 (7) (95) 923-5001 (65) 272-5300 (886) (2) 717-0055 (66) (2) 661-4011 (66) (2) 661-4012 (42) (2) 471-7321 (90) (1) 224-5925 (41) (1) 753-7111
HP Color LaserJet 8500, 8500 N, 8500 DN Printer
Gebruikershandleiding
Auteursrecht © 1997 Hewlett-Packard Company Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging, bewerking en vertaling zonder voorafgaande schriftelijke toestemming is verboden, behalve zoals toegestaan door het auteursrecht. Publicatienummer: C3983-90944 Eerste editie, oktober 1997
Garantie De informatie in dit document kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. Hewlett-Packard biedt geen enkele garantie met betrekking tot deze informatie. HEWLETT-PACKARD ONTKENT SPECIFIEK DE IMPLICIETE GARANTIES VOOR VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. Hewlett-Packard is niet aansprakelijk voor fouten in deze informatie, direct of indirect, noch voor incidentele schade, gevolgschade of andere schade voortvloeiend uit het beschikbaar stellen of het gebruik van deze informatie.
Handelsmerken Adobe™ en PostScript™ zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated, die in bepaalde rechtsgebieden gedeponeerd kunnen zijn. Arial® en Times New Roman® zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Corporation in de Verenigde Staten. CompuServe™ is een handelsmerk van CompuServe, Inc in de Verenigde Staten. dBASE® is een gedeponeerd handelsmerk van Borland International, Inc in de Verenigde Staten. ENERGY STAR® is een gedeponeerd servicemerk van de United States Environmental Protection Agency (Amerikaanse overheidsinstelling voor milieubescherming). HP-UX 9.* en 10.0 voor de HP 9000 Series 700 en 800-computers zijn merkproducten van X/Open Company UNIX 93. Lotus® 1-2-3 ® en Lotus® Symphony® zijn gedeponeerde handelsmerken van Lotus Development Corporation in de Verenigde Staten. Microsoft®, Windows®, MS Windows®, Windows NT® en MS-DOS® zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten. PANTONE®* is het “check-standard” handelsmerk van Pantone, Inc. voor kleur. TrueType™ is een handelsmerk van Apple Computer, Inc. in de Verenigde Staten. UNIX® is een gedeponeerd handelsmerk in de Verenigde Staten en andere landen, waarvoor licenties exclusief worden uitgegeven door X/Open Company Limited. Alle andere producten die in deze publicatie worden genoemd kunnen eigendom zijn van hun respectieve eigenaren.
Inhoud Dit heeft HP Support te bieden: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Internationale klantenondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Hoofdstuk 1 HP Color LaserJet 8500 printer Functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Printeronderdelen en hun locatie . . . . . . . . . . . . . . . . . Optionele accessoires voor papierverwerking en statuslichtjes Meer informatie over de printer . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . .
. . . .
13 16 18 20
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
21 22 24 24 25 25 26 27 27 27 28 29 30 31 32 32 33 34 35 36 36 37 38 39 40 41 42 42 43 43 44 46
Hoofdstuk 2 Bedieningspaneel van de printer Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Toetsen en lichtjes van het bedieningspaneel . . . . . . . . Menu’s van het bedieningspaneel gebruiken . . . . . . . . . Bedieningspaneel van de printer gebruiken in een netwerk Fabrieksinstellingen herstellen . . . . . . . . . . . . . . . Fabrieksinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Menustructuur afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instellingen wijzigen in het bedieningspaneel . . . . . . . . . Menuselecties configureren . . . . . . . . . . . . . . . . . Automatisch doorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Modus voor lade 1 selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . Mediatype en -formaat configureren . . . . . . . . . . . . Uitvoerbak selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangende media instellen . . . . . . . . . . . . . . . . Vervanging van A4 selecteren . . . . . . . . . . . . . . . Proefafdruktaken beheren . . . . . . . . . . . . . . . . . . Reactie bij onvoldoende toner selecteren . . . . . . . . . . PowerSave-modus instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . Geavanceerde parallelfuncties selecteren . . . . . . . . . . De standaard printermodus selecteren . . . . . . . . . . . I/O-timeout instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningspaneel van de printer vergrendelen . . . . . . . Taal selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Interne pagina’s afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Uitleg van de configuratiepagina . . . . . . . . . . . . . . Geheugenbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lettertypen downloaden . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bronnen opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Printer voor een netwerk configureren . . . . . . . . . . . . Novell NetWare-parameters configureren . . . . . . . . . TCP/IP configureren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Apple EtherTalk Phase-parameter configureren . . . . . .
DU
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inhoud 7
Netwerkprotocollen uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Hoofdstuk 3 Veel voorkomende afdruktaken Media selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor de optionele postbus met meerdere bakken . . . . . . . . . . . . . . . . Voorgedrukte formulieren en briefhoofden . . . . . . . . . . Kringloopmedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enveloppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Transparanten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zwaar afdrukmateriaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Etiketten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gekleurde media . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Media die u moet vermijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afdruktaak beheren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afdrukstand wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afdrukken vanuit lade 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enveloppen afdrukken vanuit lade 1 . . . . . . . . . . . . . . Afdruktips voor lade 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oriëntatie van media in lade 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . Afdrukken vanuit laden 2 en 3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afdruktips voor afdrukken vanuit laden 2 en 3 . . . . . . . . Oriëntatie van media in laden 2 en 3 . . . . . . . . . . . . . . Afdrukken vanuit de optionele invoerlade 4 . . . . . . . . . . . Afdruktips voor lade 4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oriëntatie van media in lade 4 . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . 51 . . 52 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
54 55 55 55 56 56 57 58 58 59 59 60 62 63 64 66 69 70 71 73 74
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
75 76 76 77 77 78 79 79 79 80 80 81 82
Hoofdstuk 4 Kleur gebruiken Kleurafdrukken regelen via de printerdriver Hulpprogramma HP ColorSmart II . . . Handmatig . . . . . . . . . . . . . . . . ICC/CMS . . . . . . . . . . . . . . . . . Zwart-wit . . . . . . . . . . . . . . . . . Afdrukkleur en kwaliteit aanpassen . . . Kleuren selecteren . . . . . . . . . . . . . . PANTONE-kleuren . . . . . . . . . . . . Color Swatch . . . . . . . . . . . . . . . Resolutie en afbeeldingen . . . . . . . . . . Digitale camera’s . . . . . . . . . . . . . Scanners . . . . . . . . . . . . . . . . . Kleurbalans aanpassen . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
Hoofdstuk 5 Lettertypen gebruiken Lettertypen installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 Interne TrueType-lettertypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 Standaardlettertype van de printer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 8 Inhoud
DU
Volgorde van lettertypeselectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lettertypen selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lettertypen selecteren in de toepassing . . . . . . . . . . . . . . PCL-lettertypen selecteren via het bedieningspaneel . . . . . . Lijst afdrukken met beschikbare printerlettertypen . . . . . . . . . Uitleg van de PCL-lettertypelijst . . . . . . . . . . . . . . . . . PostScript-lettertypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lettertypen gebruiken in een netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . Ondersteuning voor lettertypen op een optionele vaste schijf of flash-DIMM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lettertypen installeren in de computer . . . . . . . . . . . . . . Lettertypen installeren op de vaste schijf van de printer of in de flash-DIMM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Speciale effecten met lettertypen gebruiken . . . . . . . . . . . . . Aangepaste HP-lettertypen voor Microsoft Windows . . . . . .
. . . . . . . .
89 90 90 90 92 92 93 94
. 95 . 95 . 96 . 97 . 97
Hoofdstuk 6 Printer-interfaces Configuratie parallelle poort . . . . . . . . . . . . Newerkverbindingen . . . . . . . . . . . . . . . . Beschikbare oplossingen voor netwerksoftware LocalTalk-configuratie . . . . . . . . . . . . . . . Macintosh DIN-8-kabel . . . . . . . . . . . . . LocalTalk-netwerkconfiguratie . . . . . . . . Netwerkprestaties verbeteren . . . . . . . . . . . Producten voor NetWare 3.x en 4.x . . . . . . . IBM OS/2 Warp Server-netwerken . . . . . . . Microsoft Windows 3.1, Windows 3.11, Windows 95 en Windows NT 3.51 en 4.0 -netwerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . UNIX-netwerken . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. 99 . 100 . 101 . 102 . 102 . 102 . 103 . 103 . 103
. . . . . . . . . . 104 . . . . . . . . . . 104
Hoofdstuk 7 Onderhoud van de printer Ruimte maken voor het onderhoud van de printer . . . . . . . . . . 105 Locatie van de verbruiksartikelen in de printer . . . . . . . . . . . 106 Vervangingsschema voor verbruiksartikelen in de printer . . . . . 107
Hoofdstuk 8 Berichten in het bedieningspaneel van de printer Printerberichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Hoofdstuk 9 Printerproblemen oplossen Basisstappen voor het oplossen van problemen Toner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Locaties van papierstoringen . . . . . . . . . Mediaverwerkingsproblemen . . . . . . . . . Problemen met de printerrespons . . . . . . .
DU
. . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. 137 . 137 . 138 . 140 . 147
Inhoud 9
Problemen met het bedieningspaneel van de printer en de configuratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Problemen met toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . Onjuiste uitvoer van de printer . . . . . . . . . . . . . . . . Problemen bij afdrukken in kleur . . . . . . . . . . . . . . . Afdrukkwaliteitproblemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Densiteitsensor reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Problemen oplossen met testpagina’s voor afdrukkwaliteit Transportcilinder reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . Accessoires, opties en bijbehorende producten . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
152 154 156 158 160 168 169 170 174
Appendix A DIMM-installatie Ondersteunde DIMM’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177 DIMM’s installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Appendix B PCL-opdrachten Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . Syntaxis PCL-printeropdrachten . . Escape-reeksen combineren . . . . Escape-tekens invoeren . . . . . . . PCL-lettertypen selecteren . . . . . Veel voorkomende PCL-opdrachten
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
183 184 185 185 186 187
Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Beveiligingsopdrachten voor printer en netwerk . Opdrachten voor het bestandssysteem . . . . . . . Opdrachten voor de postbus met meerdere bakken Proefafdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
191 191 196 203 206
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
209 209 210 211 215 215 215 216 219 219 220 220 220
Appendix C PJL-opdrachten
Appendix D Specificaties Elektrische specificaties . . . . . Omgevingsspecificaties . . . Geluid . . . . . . . . . . . . . Aandacht voor het milieu . . . . Overheidsinformatie . . . . . . . FCC-voorschriften . . . . . . Canadese DOC-voorschriften Conformiteitsverklaringen . . VCCI-verklaring (Japan) . . . Koreaanse EMI-verklaring . . Veiligheidsinformatie . . . . . . Laserveiligheid . . . . . . . . Productinformatie . . . . . .
10 Inhoud
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
DU
Veiligheidsinformatie over toner . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220 Laserverklaring voor Finland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Appendix E Informatie over garantie en ondersteuning Garantieverklaring Hewlett-Packard . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223 HP verkoop- en servicekantoren wereldwijd . . . . . . . . . . . . . 224
DU
Inhoud 11
12 Inhoud
DU
Hoofdstuk 1 HP Color LaserJet 8500 printer Functies Gefeliciteerd met de aanschaf van uw HP Color LaserJet 8500, 8500 N of 8500 DN printer. Deze printer is speciaal ontworpen voor zakelijk gebruik en u kunt er snel kleurenafdrukken van hoge kwaliteit mee maken. De printer biedt u naast deze specifieke functies ook de kwaliteit en de betrouwbaarheid van Hewlett-Packard printers. Prestatie
• 24 pagina's per minuut (ppm) bij zwart-wit afdrukken • 6 ppm bij afdrukken in kleur
Afdruksnelheid • Letter, A4: 24 ppm zwart-wit; 6 ppm in kleur bij benadering • Legal, Executive, 11x17 inch: 12 ppm zwart-wit; 3 ppm in kleur
• Glanzende media: 3,4 ppm zwart-wit; 2,4 ppm in kleur • Transparanten: 2,8 ppm zwart-wit; 2,1 ppm in kleur • Etiketten: 12 ppm zwart-wit; 3 ppm in kleur Papierverwerking
• Afdrukken op media van 304,80 x 469,90 mm (12-x-18,50 inch) • Afdrukken op zware media van maximaal 216 g/m² (58 lb) bankpost • Twee invoerladen van 500 vel (laden 2 en 3) voor media van het formaat Letter, Legal en A4; media van 11x17 inch en A3-formaat kunnen alleen gebruikt worden in lade 3
• Een MultiPurpose-lade voor 100 vel voor de formaten Letter, Legal, Executive, A3, A4, B4, 11x17 inch, B5 en zelf gedefinieerde papierformaten, en voor enveloppen, etiketten en kaarten
• Bovenste uitvoerbak (bedrukte zijde onder) • Uitvoerbak links (bedrukte zijde boven) voor rechte papierbaan (u kunt deze bak in de printerdriver selecteren)
DU
Hoofdstuk 1 – HP Color LaserJet 8500 printer
13
Lettertypen en • 24 MB standaard DIMM-geheugen (Dual Inline Memory Module), geheugen uitbreidbaar tot 128 MB DIMM*
• HP LaserJet 45 TrueType-lettertypeset • Hulpprogramma HP FontSmart, dat zorgt voor 65 extra TrueType-lettertypen voor Microsoft® Windows 3.1, Windows 95 en Windows NT 4.0
• Ondersteunt formulieren en lettertypen Ondersteuning • Ondersteuning van PCL5-kleuruitbreiding in de printer van • Automatische wisselen van printermodus printermodi
• Ondersteuning van PostScript™ Gebruikersinterface en EIO
• Standaard ECP- of bidirectionele parallelle kabelinterface (conform IEEE 1284 )
• 2 EIO-sleuven (Enhanced Input/Output) • Automatische I/O-schakeling (Input/Output) • HP JetAdmin-software voor Windows NT 4.0, Windows NT 5.0, Novell NetWare en OS/2 Warp Server
Accessoires
• Optionele vaste schijf voor de printer*, voor de opslag van lettertypen en macro’s en voor proefafdruk- en MOPI-mogelijkheden (meervoudige originelen afdrukken)
• Optioneel flash**, ROM (Read-Only Memory) of synchroon DRAM (Dynamic Random-Access Memory) DIMM-geheugen
• Optionele postbus met meerdere bakken, waarbij meerdere uitvoerbestemmingen mogelijk zijn
• Optionele invoerlade voor 2.000 vel (lade 4) • Optionele duplex-eenheid, waarmee dubbelzijdig afdrukken mogelijk is • Optionele HP JetDirect 600N interne print-server voor netwerkverbindingen * Installeer in alle acht DIMM-sleuven 16-MB DIMM’s om het geheugen uit te breiden tot 128 MB. ** U kunt in de printer een vaste schijf of flash-DIMM’s installeren. Het is niet mogelijk beide in de printer te installeren.
Zie “Media selecteren” in hoofdstuk 3 voor meer informatie over ondersteunde media.
14 Hoofdstuk 1 – HP Color LaserJet 8500 printer
DU
DU
HP Color LaserJet 8500
• • • • • • •
Complexe afbeeldingen of grote afbeeldingen I/O-configuratie Type computer Computerconfiguratie Hoeveelheid geheugen in de printer Netwerkbesturingssysteem Netwerkconfiguratie
Hoofdstuk 1 – HP Color LaserJet 8500 printer
1
De werkelijke afdruksnelheid van deze printer kan verschillen van de eerder gegeven benadering omdat de volgende factoren van invloed zijn op de verwerkingstijd:
15
Printeronderdelen en hun locatie In de volgende afbeeldingen ziet u waar de verschillende onderdelen van de printer zich bevinden. Afbeelding 1
A B C D E F G H I J K L
Bedieningspaneel van de printer Linkeruitvoerbak (bedrukte zijde boven) Klep aan de voorkant Invoerlade 2 Aan/uit-knop Invoerlade 3 Bovenste uitvoerbak (bedrukte zijde onder) Opklapbare mediastop Rechterbovenklep Invoerlade 1 Rechteronderklep Printerstandaard
16 Hoofdstuk 1 – HP Color LaserJet 8500 printer
DU
Afbeelding 2
1 HP Color LaserJet 8500
A B C D E F G H Let op
DU
Luchtfilterklep EIO-sleuf 2 Connector lade 4 (C-Link-connector) Parallelle connector Linkerbovenklep Linkeronderklep EIO-sleuf 1 (afgebeeld met optionele HP JetDirect interne print-server) Aansluiting voor netsnoer Zie “Verbruiksartikelen en hun locatie” in hoofdstuk 7 voor meer informatie over de plaats van de verbruiksartikelen van de printer.
Hoofdstuk 1 – HP Color LaserJet 8500 printer
17
Optionele accessoires voor papierverwerking en statuslichtjes In de volgende afbeelding ziet u waar de optionele en meegeleverde accessoires en de statuslichtjes zich bevinden (indien van toepassing). Afbeelding 3
A B C D E F
Postbus met meerdere bakken Statuslichtje van de postbus met meerdere bakken Duplex-eenheid (intern) Optionele invoerlade 4 (invoerlade voor 2.000 vel) Statuslichtje van invoerlade 4 Mediatransportklep
18 Hoofdstuk 1 – HP Color LaserJet 8500 printer
DU
Lade 4
Postbus met meerdere bakken
Continu groen
Het accessoire is ingeschakeld en gereed.
Het accessoire is ingeschakeld en gereed.
Continu geel
Er is een hardware-storing opgetreden in het accessoire.
Er is een hardware-storing opgetreden in het accessoire.
Knipperend geel
Er is een papierstoring in het accessoire of er moet een pagina uit lade 4 worden verwijderd, zelfs al zit de pagina niet vast.
Er is een papierstoring in het accessoire of er moet een pagina uit de postbus met meerdere bakken worden verwijderd, zelfs al zit de pagina niet vast.
De rechteronderklep is misschien open. Uit
DU
Het accessoire is niet goed aan de printer bevestigd.
De PowerSave-modus is misschien actief. Druk op [Start].
De PowerSave-modus is misschien actief. Druk op [Start].
Het accessoire krijgt geen stroom. Controleer de voeding en de netsnoeren.
Het accessoire krijgt geen stroom. Controleer de voeding en de netsnoeren.
Hoofdstuk 1 – HP Color LaserJet 8500 printer
19
HP Color LaserJet 8500
Lichtje
1
In de volgende tabel vindt u de betekenis van de statuslichtjes van invoerlade 4 en de postbus met meerdere bakken.
Meer informatie over de printer De handleiding Om te beginnen bevat informatie over het installeren van de hardware en de software voor de printer.
De Beknopte handleiding bevat informatie over papierstoringen, het laden van papier en vaak voorkomende meldingen in het bedieningspaneel.
De On-line-Help biedt informatie op uw computer over de printersoftware en de printerdrivers.
De On-linegebruikershandleiding biedt informatie op uw computer over de printer-hardware, het oplossen van problemen en de klantenondersteuning.
20 Hoofdstuk 1 – HP Color LaserJet 8500 printer
DU
Hoofdstuk 2 Bedieningspaneel van de printer Overzicht De handigste manier om met de printer te werken is via de toepassing of via de printerdriver. De opdrachten in de toepassing hebben voorrang boven de instellingen van het bedieningspaneel. Raadpleeg de On-line-Helpbestanden voor meer informatie over het wijzigen van de printerinstellingen in een toepassing of printerdriver. Gebruik het bedieningspaneel voor het configureren van de standaardinstellingen van de printer of voor printerstatusinformatie. U kunt het bedieningspaneel ook gebruiken voor printerfuncties die niet door de toepassing worden ondersteund. Let op
Tenzij anders aangegeven, verwijst bedieningspaneel naar het bedieningspaneel van de printer. De toetsen op het bedieningspaneel worden als volgt aangegeven: [Toets].
Let op
Raadpleeg de installatiehandleiding bij de HP JetDirect-software en de On-line-Help van HP JetAdmin voor meer informatie over het werken met een netwerkprinter.
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 21
Toetsen en lichtjes van het bedieningspaneel In de volgende afbeelding wordt de locatie van de voorzieningen van het bedieningspaneel weergegeven. Afbeelding 4
A Start
Hiermee zet u de printer on line of off line en verlaat u de menu’s. B Menu
C
D
E
F
Hiermee activeert u de menu’s van het bedieningspaneel om standaardinstellingen in te stellen. Met deze toets kunt u vooruit en achteruit bladeren door de lijst met menu’s. Venster Hier verschijnen gegevens over de printer (zoals printerstatus, benodigde handelingen, gegevens- en afdrukfouten) in een of twee regels. – Waarde + Hiermee bladert u met + en – door de beschikbare keuzes voor een menu-optie. Met deze toets kunt u vooruit en achteruit bladeren door de mogelijke waarden. Afdruktaak annuleren Hiermee heft u de huidige afdruktaak op. Als er geen afdruktaak actief is en het venster geeft aan dat een taak wordt verwerkt, heft u met de toets [Taak annuleren] de taak op die verwerkt wordt. De volgende afdruktaak wordt dan afgedrukt. Als u een afdruktaak annuleert, verschijnt het bericht, BEZIG MET TAAK ANNULEREN in het venster. Optie Hiermee bladert u door de opties in een bepaald menu. Met deze toets kunt u vooruit en achteruit bladeren door de mogelijke opties.
22 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
G Klaar-lichtje (groen)
• Aan - De printer is on line en kan gegevens accepteren en verwerken. • Uit - De printer is off line en kan geen gegevens accepteren of verwerken.
• Knipperend - De printer schakelt over van on line naar off line, of van off line naar on line. H Gegevenslichtje (groen)
• Aan - Er zijn gegevens in de printerbuffer, of de printer is bezig
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 23
Bedieningspaneel van de printer
Raadpleeg “Optionele accessoires voor papierverwerking en statuslichtjes” in hoofdstuk 1 voor meer informatie over de statuslichtjes van de optionele postbus met meerdere bakken en de optionele lade 4.
2
gegevens te verwerken. • Uit - De printerbuffer is leeg. • Knipperend - De printer ontvangt gegevens of is bezig gegevens te verwerken. I Attentie-lichtje (geel) • Aan - Er heeft zich een storing voorgedaan in de printer. • Uit - U hoeft geen actie te ondernemen. • Knipperend - Uw tussenkomst is vereist. J Selecteren Hiermee selecteert u de optie of de waarde die wordt weergegeven in het venster van het bedieningspaneel. Er verschijnt een sterretje (*) als een optie is geselecteerd.
Menu’s van het bedieningspaneel gebruiken Met de menu’s van het bedieningspaneel kunt u zaken als het aantal kopieën en testpagina’s selecteren. Gebruik het bedieningspaneel om de volgende taken uit te voeren:
• • • • •
Het mediatype instellen voor elke invoerlade Proefafdruktaken hervatten Schakelen tussen on line en off line Configuratiepagina’s afdrukken De standaardinstellingen van de printer instellen als de toepassing de optie niet ondersteunt • De EIO-configuratie van de printer wijzigen • Een optie selecteren die u in de toepassing niet kunt selecteren. • Een pagina met een directory afdrukken om de beschikbare lettertypen en macro’s op de vaste schijf van de printer of de flash-DIMM te controleren.
Bedieningspaneel van de printer gebruiken in een netwerk Het bedieningspaneel werkt in een netwerk of een andere gedeelde omgeving op dezelfde manier als wanneer de printer is aangesloten op een stand-alonecomputer. Volg de onderstaande richtlijnen voordat u de instellingen van het bedieningspaneel wijzigt.
• Stel het papiertype (en het formaat voor lade 1 in cassette-modus) in in het bedieningspaneel als u media in de invoerladen laadt of wijzigt. Door het mediatype (en het formaat voor lade 1 in cassette-modus) in te stellen, zorgt u voor afdrukken van hoge kwaliteit op de juiste media. Raadpleeg “Mediatype en -formaat configureren”, verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie over het configureren van het mediatype (en het formaat voor lade 1 in cassette-modus). • Neem contact op met de systeembeheerder voordat u wijzigingen doorvoert in het bedieningspaneel. Elke wijziging in het bedieningspaneel kan invloed hebben op andere afdruktaken. • Overleg met andere gebruikers over het instellen van het standaardlettertype van de printer en het downloaden van lettertypen. Het coördineren van deze handelingen bespaart geheugen en verkleint de kans op onverwachte uitvoerproblemen.
24 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Fabrieksinstellingen herstellen Gebruik de onderstaande procedures om terug te keren naar de fabrieksinstellingen in de volgende tabel.
De fabrieksinstellingen van de printer herstellen 1 Druk op [Menu] totdat INFORMATIEMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optie CONFIG-PAGINA AFDRUKKEN wordt
weergegeven.
weergegeven. 6 Druk op [Selecteren]. Alle fabrieksinstellingen van de printer worden teruggezet. Als u de fabrieksinstellingen van de printer herstelt, worden alle afdruktaken uit de printerbuffer verwijdert. Druk eventueel verloren gegane afdruktaken opnieuw af nadat de fabrieksinstellingen zijn teruggezet.
Let op
7 Stel eventueel het EIO-type opnieuw in en configureer de printer. 8 Druk op [Start]om de printer on line te zetten. 9 Gebruik de configuratiepagina om de printer te configureren.
Fabrieksinstellingen In de volgende tabel ziet u de fabrieksinstellingen. Menu PAPIERVERWERKINGSMENU
DU
Optie
Fabrieksinstelling
MODUS LADE 1 =
EERSTE
LADE 1 TYPE =1
NORMAAL
FORMAAT LADE 1 =1
LETTER (8,5 x 11 inch)2
LADE 2 TYPE =
NORMAAL
LADE 3 TYPE =
NORMAAL
LADE 4 TYPE =3
NORMAAL
PAPIERBEST =
BOVENSTE UITVOERBAK
DUPLEX =4
UIT
BINDING5
LANGE ZIJDE
HANDM. INVOER
UIT
A4 VERVANGEN DOOR LETTER
NEE
PAPIER AUTOM. UITSCHAKELEN
UIT
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 25
Bedieningspaneel van de printer
venster. 5 Druk op [Optie] totdat de optie FABRIEKSINSTELLINGEN wordt
2
3 Druk op [Selecteren] om de pagina af te drukken. 4 Druk op [Menu] totdat het menu OPNIEUW INSTELLEN verschijnt in het
Menu
Optie
CONFIGURATIEMENU
AFDRUKMENU
I/O-MENU
1 2 3 4 5
Fabrieksinstelling
POWERSAVE =
30 MIN
PRINTERMODUS
AUTO
VERWIJDERBARE WAARSCHUWINGEN
AAN
ONVOLDOENDE TONER
DOORGAAN
PS-FOUTEN AFDRUKKEN
UIT
EXEMPLAREN =
1
PAPIER
LETTER2
AFDRUKSTAND
STAAND
FORMULIERLENGTE
60 REGELS
PCL-LETTERTYPEBRON
INTERN
PCL-LETTERTYPENUMMER
0 (Courier)
PCL-PITCH
10.00
PCL-PUNTGROOTTE
12.00
PCL-TEKENSET
PC-8
COURIER
NORMAAL
A4 BREED
NEE
CR TOEVOEGEN AAN LF
NEE
I/O-TIMEOUT
30 (seconden)
GEAVANCEERDE PARALLELFUNCTIES =
AAN
Verschijnt alleen als CASSETTE-MODUS is geselecteerd. Deze instelling staat in sommige landen op A4. Verschijnt alleen als de optionele lade 4 correct is geïnstalleerd. Verschijnt alleen als de optionele duplex-eenheid is geïnstalleerd. Verschijnt alleen als de optionele duplex-eenheid is geïnstalleerd en de optie DUPLEX is ingeschakeld.
Menustructuur afdrukken U kunt de menustructuur van het bedieningspaneel afdrukken en daarop de printerinstellingen bekijken of de structuur gebruiken als hulp bij het navigeren door de menu’s van het bedieningspaneel.
De menustructuur afdrukken 1 Druk op [Menu] totdat INFORMATIEMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optie MENUSTRUCTUUR AFDRUKKEN wordt
weergegeven. 3 Druk op [Selecteren] om de structuur af te drukken. De printer zet zichzelf automatisch on line.
26 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Instellingen wijzigen in het bedieningspaneel Gebruik het bedieningspaneel voor het configureren van de standaardselecties van de printer of voor printerstatusinformatie. U kunt het bedieningspaneel ook gebruiken voor printerfuncties die niet door de toepassing worden ondersteund. Raadpleeg “Menustructuur afdrukken” voor meer informatie over navigeren door het bedieningspaneel.
Menuselecties in het bedieningspaneel van de printer configureren 1 Druk op [Menu] totdat het gewenste menu verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de gewenste optie verschijnt in het venster. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste waarde verschijnt in het
venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
5 Herhaal stappen 1 tot en met 4 totdat u alle wijzigingen hebt ingevoerd. 6 Druk op [Start] om de printer on line te zetten. Let op
Wijzigingen in het bedieningspaneel van de printer worden pas van kracht als de gegevens in de printerbuffer zijn afgedrukt of als de volgende afdruktaak begint.
Automatisch doorgaan Met de functie Automatisch doorgaan kan de printer bij bepaalde waarschuwingen of voorwaarden, zoals ONVOLDOENDE TONER gewoon doorgaan met afdrukken. Het bericht verschijnt in het venster van het bedieningspaneel, maar de printer gaat door met afdrukken. Automatisch doorgaan is altijd ingeschakeld, en dergelijke berichten van het dieningspaneel hebben meestal geen invloed op volgende afdruktaken. De afdruktaak waarbij de fout zich voordeed, kan echter fouten bevatten.
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 27
Bedieningspaneel van de printer
Volg de onderstaande instructies om alle instellingen van het bedieningspaneel te configureren, inclusief de standaardinstellingen van de printer.
2
Menuselecties configureren
Als in het Configuratiemenu VERWIJDERBARE WAARSCHUWINGEN is ingesteld op AAN, kunnen veel berichten van het bedieningspaneel worden verwijderd door te drukken op [Start]. Als VERWIJDERBARE WAARSCHUWINGEN is ingesteld op TAAK, wordt het verwijderbare bericht automatisch uit het venster verwijderd als de afdruktaak met de fout klaar is.
Modus voor lade 1 selecteren Lade 1 heeft twee modi, Eerste modus en Cassette-modus. Eerste modus is de standaardmodus voor lade 1. In Eerste modus fungeert lade 1 als Multipurpose-lade Als de Eerste modus actief is voor lade 1, kijkt de printer eerst of er media in lade 1 aanwezig zijn. Als die er zijn, gebruikt de printer deze media, ongeacht het type, het formaat of de informatie die met de afdruktaak is meegestuurd. In de Cassette-modus werkt lade 1 als een normale invoerlade. Als lade 1 zich in de Cassette-modus bevindt, laadt u de media in de lade en stelt u mediatype en -formaat in met het bedieningspaneel. Let op
Als u de Eerste modus gebruikt, geeft u het mediatype en -formaat op in de printerdriver. Als de printer merkt dat de media in lade 1 van een ander formaat zijn dan wat u hebt opgegeven in de printerdriver, wordt het papier helemaal niet ingevoerd of wordt slechts één pagina ingevoerd, waarna het afdrukken wordt afgebroken om schade te voorkomen.
Modus voor lade 1 selecteren 1 Druk op [Menu] totdat PAPIERVERWERKINGSMENU verschijnt in het
venster. 2 Druk op [Optie] totdat MODUS LADE 1 = wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste modus verschijnt in het
venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
28 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Mediatype en -formaat configureren Configureer het mediatype (bijvoorbeeld normaal papier, briefhoofd of transparant) voor elk van de invoerladen. Configureer ook het mediaformaat (zoals Letter, A4 of Legal) als lade 1 is ingesteld op Cassette-modus. Als mediaformaat en -type correct zijn ingesteld voor alle invoerladen, drukt de printer af op basis van het type en het formaat en gebruikt automatisch de juiste invoerlade. Het configureren van het mediatype is om verschillende redenen aan te raden:
• Door het mediatype in te stellen voorkomt u dat wordt afgedrukt op
Als het mediatype niet correct is ingesteld, drukt de printer misschien niet op de juiste media af of met de verkeerde snelheid, hetgeen kan leiden tot slechte afdrukresultaten.
De invoerladen configureren 1 Druk op [Menu] totdat PAPIERVERWERKINGSMENU verschijnt in het
venster. 2 Druk op [Optie] totdat LADE [nummer] TYPE = wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat het gewenste mediatype verschijnt in het venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. Let op
De laden 2 en 3 en de optionele lade 4 herkennen automatisch het mediaformaat. Ga door met stap 5 om het mediaformaat voor lade 1 in Cassette-modus te configureren. Ga anders door met stap 8. 5 Om lade 1 in Cassette-modus configureren, drukt u op [Optie] totdat
verschijnt in het venster. 6 Druk op [–[Waarde[+] totdat het gewenste mediaformaat verschijnt in het venster. 7 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. 8 Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om het mediatype voor een andere invoerlade te configureren. - Of Druk op [Start] om de printer on line te zetten. FORMAAT LADE 1 =
Zie “Modus voor lade 1 selecteren”, verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie over de Eerste modus en Cassette-modus.
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 29
Bedieningspaneel van de printer
Let op
2
verkeerde media. • De printer past automatisch de afdruksnelheid aan aan speciale media als kaarten, etiketten en transparanten. Deze aanpassingen zorgen voor de beste afdrukresultaten, waardoor u tijd en systeembronnen bespaart.
Uitvoerbak selecteren Selecteer de bovenste uitvoerbak (bedrukte zijde onder) of de linkeruitvoerbak (bedrukte zijde boven) in het bedieningspaneel. De bovenste uitvoerbak stapelt de pagina’s in de juiste volgorde, zodat de eerste pagina bovenop ligt en de laatste pagina onderop. De linkeruitvoerbak gebruikt een rechte papierbaan, zodat het papier niet krult als u afdrukt op kaarten, etiketten of andere speciale media. Als u beschikt over een optionele postbus met meerdere bakken, moet de systeembeheerder de modus voor de postbus met meerdere bakken selecteren met de HP JetAdmin-software of met een PJL-opdracht (Printer Job Language). Er zijn drie modi:
• Postbus - een postbusnaam of gebruikersnaam die aan iedere uitvoerbak kan worden toegekend • Taakscheiding - iedere afdruktaak wordt naar een aparte uitvoerbak gestuurd, te beginnen met de onderste • Stapelaar - afdruktaken worden naar de uitvoerbakken gestuurd, te beginnen met de onderste, totdat de bakken vol zijn Selecteer de standaardbestemming voor afdruktaken met het bedieningspaneel. De printer verstuurt de afdruktaken naar de standaardbestemming als u geen bestemming opgeeft in de printerdriver, of als de afdrukomgeving geen printerdrivers ondersteunt. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het gebruik van HP JetAdmin. Raadpleeg appendix C, “PJL-opdrachten”, voor meer informatie over het instellen van de postbus met meerdere bakken met behulp van PJL-opdrachten. Let op
Als u in de printerdriver wijzigingen aanbrengt in de modus van de postbus met meerdere bakken, hebben deze geen voorrang boven de modus van de postbus met meerdere bakken als die is ingesteld met HP JetAdmin of met PJL-opdrachten.
Een uitvoerbak selecteren 1 Druk op [Menu] totdat PAPIERVERWERKINGSMENU verschijnt in het
venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optie PAPIERBEST wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste bestemming verschijnt in het
venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. 5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
30 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Vervangende media instellen U kunt instellen op welke media de printer afdruktaken moet afdrukken als de geselecteerde media niet beschikbaar zijn.
De vervangende media instellen 1 Druk op [Menu] totdat PAPIERVERWERKINGSMENU verschijnt in het
venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optie PAPIER AUTOM UITSCHAKELEN wordt
weergegeven. AAN-Als de gewenste media niet aanwezig zijn, verschijnt LAAD LADE X
in het venster. Na enige ogenblikken drukt de
printer automatisch af op normaal papier van het standaardformaat (ingesteld in het AFDRUKMENU van het bedieningspaneel). De wachttijd kan worden ingesteld met HP JetAdmin. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het gebruik van HP JetAdmin. • UIT-LAAD LADE X verschijnt in het venster. De printer stopt met afdrukken totdat het juiste type en formaat media is geladen of u op [Start] drukt. Let op
Als het formaat van de gewenste media groter is dan het standaardformaat (bijvoorbeeld 11-x-17 inch is opgegeven, maar de standaardinstelling is A4), wordt de afdruk bijgesneden zodat deze op de pagina past. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze. 5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 31
Bedieningspaneel van de printer
•
2
3 Druk op [–[Waarde[+] totdat AAN of UIT in het venster verschijnt.
Vervanging van A4 selecteren Als u A4 VERVANGEN DOOR LETTER selecteert, worden documenten op A4-formaat afgedrukt op media van het formaat Letter, of documenten van het formaat Letter op A4-media. Als echter een invoerlade is geconfigureerd voor het formaat dat u wilt vervangen (Letter of A4), zal de printer afdrukken op het correcte mediaformaat, ongeacht de vervangingsinstelling.
De vervanging van A4 door Letter instellen 1 Druk op [Menu] totdat PAPIERVERWERKINGSMENU verschijnt in het
venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optie A4 VERVANGEN DOOR LETTER wordt
weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat AAN of UIT in het venster verschijnt. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze. 5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
Proefafdruktaken beheren Met de functie Proefafdruk wordt een exemplaar van de afdruktaak afgedrukt voor controle, en daarna kunnen de rest van de exemplaren snel en gemakkelijk worden afgedrukt via het bedieningspaneel. Raadpleeg de On-line-Help van de printerdriver voor meer informatie over de proefafdrukfunctie. Let op
De proefafdrukfunctie is alleen beschikbaar als u beschikt over een vaste schijf in de printer.
Een proefafdruktaak hervatten 1 Druk op [Menu] totdat PROEFAFDRUKMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de eigenaar en de naam van de taak in het
venster verschijnen. 3 Druk op [–[Waarde[+] om het aantal exemplaren dat wordt afgedrukt te
wijzigen. Ga door met stap 4 als u het aantal exemplaren niet wilt wijzigen. 4 Druk op [Selecteren] om de resterende exemplaren van de afdruktaak af te drukken. 5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
32 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Een proefafdruktaak verwijderen 1 Druk op [Menu] totdat PROEFAFDRUKMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de eigenaar en de naam van de taak in het
venster verschijnen. 3 Druk op [–[Waarde[+], wijzig het aantal exemplaren in 0 (nul) en druk
op [Selecteren] om de resterende exemplaren te verwijderen. - Of Druk op [Taak annuleren]. 4 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
Let op
De printer gebruikt de instelling voor onvoldoende toner als instelling voor de berichten TRANSFERKIT LEEG/VERVANG KIT, FUSER LEEG/VERVANG KIT en CILINDER BIJNA LEEG/VERVANG CILINDER. Als de reactie voor onvoldoende toner bijvoorbeeld is ingesteld op DOORGAAN en het bericht TRANSFERKIT LEEG/VERVANG KIT in het venster verschijnt, kan de gebruiker doorgaan met afdrukken door op [Start] te drukken.
De reactie bij onvoldoende toner instellen 1 Druk op [Menu] totdat CONFIGURATIEMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optie ONVOLDOENDE TONER wordt
weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste optie verschijnt in het venster. De beschikbare opties zijn: • Met STOPPEN zet u de printer off line. Door op [Start] te drukken, zet u de printer on line en is afdrukken mogelijk totdat de toner-cassette leeg is. Wanneer de toner-cassette leeg is, verschijnt het bericht TONER OP/VERVANG . • Met DOORGAAN ziet u de waarschuwing TONER BIJNA LEEG/VERVANG totdat de toner-cassette leeg is. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. 5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten. Let op
DU
Hoewel u met deze optie de reactie van de printer kunt instellen als de verbruiksartikelen bijna leeg zijn, zal de afdrukkwaliteit teruglopen als een verbruiksartikel bijna leeg is, ongeacht de instelling die u hebt gekozen. Deze problemen met de afdrukkwaliteit lost u op door het verbruiksartikel te vervangen.
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 33
Bedieningspaneel van de printer
Door de reactie bij onvoldoende toner in te stellen, kunt u bepalen hoe de printer reageert als de toner bijna leeg is.
2
Reactie bij onvoldoende toner selecteren
PowerSave-modus instellen De PowerSave-modus bespaart elektriciteit door het energieverbuik van de printer te reduceren als de printer niet is gebruikt tijdens een periode die is in te stellen in het bedieningspaneel. De standaardinstelling is 30 minuten (30 MIN). U kunt de PowerSave-modus echter laten ingaan tussen 10 seconden en 120 minuten nadat de laatste afdruktaak is beëindigd. Om de printer af te koelen blijven de ventilatoren van de printer 30 minuten actief nadat de PowerSave-modus is ingeschakeld. Let op
De instelling 10 seconden wordt gebruikt door onderhoudspersoneel en wordt voor dagelijks gebruik niet aanbevolen.
De PowerSave-modus instellen 1 Druk op [Menu] totdat CONFIGURATIEMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optiePOWERSAVE wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste wachttijd (tussen 30 minuten
en 120 minuten) in het venster verschijnt. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
34 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Geavanceerde parallelfuncties selecteren Als de printer gegevens via een ECP-poort (Enhanced Capability Parallel) niet goed ontvangt, schakelt u de geavanceerde parallelfuncties uit, zodat de compatibiliteitsmodus van de printer geactiveerd wordt. De compatibiliteitsmodus schakelt de bidirectionele communicatie uit, zodat een HP LaserJet-fax of andere randapparatuur tussen de host-computer en de printer correct werkt. Let op
1 Druk op [Menu] totdat I/O-MENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optie GEAVANC. PARALLELFUNCTIES wordt
weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat AAN of UIT in het venster verschijnt. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. 5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 35
Bedieningspaneel van de printer
De geavanceerde parallelfuncties selecteren
2
Een randapparaat dat tussen de host-computer en de printer is geschakeld werkt alleen goed als de geavanceerde parallelfuncties van de printer zijn uitgeschakeld.
De standaard printermodus selecteren Selecteer de standaard printermodus voor multiplatform-omgevingen, of selecteer een modus als de printerdriver de PJL-kopinformatie niet met de afdruktaak meestuurt. AUTO is de standaardinstelling. Let op
U beperkt de tijd die de printer bezig is met wisselen tussen modi door als standaardinstelling de modus te kiezen die in het netwerk het vaakst wordt gebruikt.
De printermodus selecteren 1 Druk op [Menu] totdat CONFIGURATIEMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optiePRINTERMODUS wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste optie verschijnt in het venster.
De beschikbare opties zijn: • AUTO maakt wisselen aan de hand van bestandstype of PJL-beschrijving mogelijk. Dit is de standaardinstelling en de beste manier om alle mogelijkheden van de printer te behouden. • PCL selecteert de printertaal PCL (Printer Control Language) als printermodus. • POSTSCRIPT selecteert de PostScript-taal als printermodus. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. 5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
I/O-timeout instellen De I/O-timeout bepaalt de hoeveelheid tijd die de printer wacht na het ontvangen van afdrukgegevens voordat I/O-poorten worden gewisseld. De standaardinstelling is 30 seconden.
De I/O-timeout instellen 1 Druk op [Menu] totdat I/O-MENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat de optie I/O-TIMEOUT wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste timeout (tussen 5 en 300
seconden) verschijnt in het venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
5 Druk op [Start] om de printer on line te zetten. Let op
Als de I/O-timeout te kort is, kan het voorkomen dat afdruktaken niet af zijn. Als de timeout te lang is, worden afdruktaken onnodig vertraagd.
36 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Bedieningspaneel van de printer vergrendelen U kunt gebruikers beletten de instellingen ven het bedieningspaneel te wijzigen door een wachtwoord in te stellen en zo het bedieningspaneel te vergrendelen. Als het bedieningspaneel vergrendeld is, krijgen gebruikers die proberen de instellingen te wijzigen het bericht GEEN TOEGANG.
Als u onder Mac OS werkt, gebruikt u het hulpprogramma HP LaserJet. Selecteer in HP LaserJet op het tabblad Beveiliging de optie Bedieningspaneel vergrendelen. Let op
DU
Als u het wachtwoord voor het bedieningspaneel bent vergeten, drukt u een configuratiepagina af en voert u een koude start uit (houd [Start] ingedrukt en zet de printer uit en vervolgens weer aan). Alle printerinstellingen (inclusief de instellingen van de interne printserverkaart) worden teruggezet op de fabrieksinstellingen; alle wachtwoorden worden gewist en het bedieningspaneel wordt ontgrendeld. Gebruik de configuratiepagina om de printerinstellingen te herstellen. Zie “Interne pagina’s afdrukken” verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie over het afdrukken van configuratiepagina’s.
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 37
Bedieningspaneel van de printer
Volg de procedure in appendix C, “PJL-opdrachten” om de beveiliging van de printer in te stellen met ASCII-escapereeksen als u geen gebruik wilt maken van HP JetAdmin.
2
Gebruik de HP JetAdmin-software of een ASCII-escape-reeks als u met Microsoft Windows werkt. De gemakkelijkste manier is met HP JetAdmin, dat zich bevindt op de CD-ROM die bij de printer is geleverd. Selecteer in de HP JetAdmin-software het tabblad Printer en kies de optie Bedieningspaneel vergrendelen. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het gebruik van HP JetAdmin voor deze functie.
Taal selecteren Met het bedieningspaneel kunt u de taal van de berichten in het venster instellen en testpagina’s in een aantal ondersteunde talen afdrukken.
De taal selecteren 1 Houd [Selecteren] ingedrukt en zet de printer uit en weer aan. CONFIG
(in het Engels) verschijnt ongeveer een seconde lang in het venster. Zodra de printer opnieuw is opgestart, verschijnt LANGUAGE=ENGLISH. LANGUAGE
Let op
Alleen [–[Waarde[+], [Selecteren] en [Start] zijn beschikbaar bij het configureren van de taal. Alle andere toetsen worden genegeerd. Als u op [Start] drukt zonder een taal te selecteren, gaat de printer on line en worden alle verdere berichten in het Engels weergegeven. Omdat geen taal is geselecteerd voor het bedieningspaneel, verschijnt het bericht LANGUAGE = ENGLISH opnieuw na de zelftest als de printer de volgende keer wordt aangezet. Het bericht wordt iedere keer dat de printer wordt aangezet weergegeven totdat u een taal kiest op de hier beschreven manier. 2 Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste taal verschijnt in het venster. 3 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze. De gekozen taal blijft de standaardtaal totdat u een andere taal selecteert door de printer op de hierboven beschreven manier opnieuw op te starten. 4 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
38 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Interne pagina’s afdrukken Druk een configuratiepagina af om te controleren of de printer correct is ingesteld of om de configuratie te verifiëren.
Een configuratiepagina afdrukken 1 Druk op [Menu] totdat INFORMATIEMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Waarde] totdat de gewenste optie verschijnt in het venster. De
beschikbare opties zijn: MENUSTRUCTUUR AFDRUKKEN PCL-LETTERTYPELIJST AFDRUKKEN PS-LETTERTYPELIJST AFDRUKKEN LASERJET-DEMO AFDRUKKEN BESTANDSDIRECTORY AFDRUKKEN DOORLOPENDE CONFIG-PAGINA’S AFDRUKKEN LOGBESTAND AFDRUKKEN
3 Druk op [Selecteren] om de pagina af te drukken. De printer gaat
automatisch on line. 4 Herhaal stappen 1 tot en met 3 om een andere pagina af te drukken.
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 39
Bedieningspaneel van de printer
CONFIG-PAGINA AFDRUKKEN
2
• • • • • • • •
Uitleg van de configuratiepagina De volgende afbeelding is een voorbeeld van een configuratiepagina. Afbeelding 5
A Printerinformatie-Toont productnummer, serienummer, datumcode
B
C
D
E F
G H
Let op
van de PCL-firmware, PostScript-versie, totaal aantal door deze printer afgedrukte pagina’s, totaal aantal pagina’s in kleur, totaal aantal pagina’s in zwart-wit en totaal aantal dubbelzijdig afgedrukte pagina’s. Geïnstalleerde opties-Geeft aan welke opties zijn geïnstalleerd, zoals een vaste schijf van de printer, DIMM’s, duplex-eenheid, postbus met meerdere bakken en optionele invoerladen. Verbruiksartikelen: resterend % levensduur-Geeft het percentage van de maximale levensduur voor een aantal van de verbruiksartikelen in de printer. Geheugen-Geeft de totale hoeveelheid geheugen die in de printer is geïnstalleerd (inclusief vaste schijf) en de instellingen die het gebruik van het geheugen bepalen. Configuratie papierladen-Geeft een lijst van alle mediatypen en -formaten die zijn ingesteld voor de verschillende invoerladen. Beveiliging-Geeft aan of de beveiligingsfuncties zijn geactiveerd, zoals de vergrendeling van het bedieningspaneel, het wachtwoord van het bedieningspaneel en de vergrendeling van de vaste schijf van de printer. Er is ook een service-informatiecode voor servicepersoneel. Logboek-Geeft een lijst met de laatste vijf printergebeurtenissen, zoals printerstoringen, servicefouten en andere printerhandelingen. Kleuraanpassing-Geeft een lijst met het aantal pagina’s dat is afgedrukt sinds de laatste kleuraanpassing. Druk de menustructuur af met het bedieningspaneel om de huidige kleuraanpassingswaarden te zien.
40 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Geheugenbeheer De printer ondersteunt een optionele vaste schijf, flash-ROM (Read-Only Memory) en synchroon DRAM (Dynamic Random Access Memory) DIMM’s (Dual Inline Memory Modules). DRAM DIMM’s moeten in gelijke paren geïnstalleerd worden (twee DIMM’s) met dezelfde hoeveelheid geheugen in tegenover elkaar liggende linker- en rechtersleuven. Raadpleeg appendix A, “DIMM’s installeren” voor meer informatie over DIMM’s.
Let op
DU
De printer ondersteunt één flash DIMM of één vaste schijf. U kunt de proefafdrukfunctie en de MOPI-mogelijkheden alleen gebruiken als er een vaste schijf in de printer is geïnstalleerd.
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 41
Bedieningspaneel van de printer
Een optionele vaste schijf of een flash-DIMM is beschikbaar voor de opslag van lettertypen en formulieren die naar de printer zijn gedownload. In tegenstelling tot het normale printergeheugen blijft de informatie op de vaste schijf van de printer of in de flash-DIMM’s bewaard, zelfs als de printer wordt uitgezet. Met een vaste schijf in de printer zijn ook proefafdrukken en MOPI-mogelijkheden beschikbaar (waardoor de verwerkingstijd voor meerdere exemplaren of grote en ingewikkelde afdruktaken drastisch bekort kan worden). Zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9 voor informatie over het bestellen van een vaste schijf voor de printer.
2
De printer wordt geleverd met 24 MB RAM, dat kan worden uitgebreid met extra DIMM’s. In de printer zijn vier DIMM-sleuven beschikbaar voor DIMM’s van 4, 8 of 16 MB.
Lettertypen downloaden Gebruikers van Mac OS kunnen lettertypen downloaden naar het RAM of de vaste schijf van de printer met het hulpprogramma HP LaserJet. Windows-gebruikers kunnen hiervoor de PCL-printerdriver of een toepassing van een andere fabrikant gebruiken. Raadpleeg de On-line-Help van het hulpprogramma HP LaserJet als u werkt in de Mac OS-omgeving. Raadpleeg de On-line-Help van de printerdriver als u onder Windows werkt.
Bronnen opslaan Dankzij Bronnen opslaan kunnen zowel PCL- als PostScript-lettertypen en macro’s die zijn gedownload naar het RAM van de printer worden opgeslagen als de printer wisselt tussen PCL- en PostScript-modus. De printer bepaalt de hoeveelheid RAM die nodig is om de beide printermodi op te slaan. Bronnen opslaan is altijd actief. Let op
Alle gegevens die naar het RAM van de printer zijn gedownload, gaan verloren als de printer wordt uitgezet.
42 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Printer voor een netwerk configureren Voor printers met de optionele HP JetDirect interne printserver moeten sommige netwerkparameters misschien worden ingesteld, afhankelijk van de netwerkconfiguratie. Als u deze parameters niet wilt configureren met behulp van HP JetAdmin, moet u een van de volgende procedures gebruiken om de netwerkparameters in te stellen via het bedieningspaneel.
EIO-sleuf 1 is de onderste sleuf; EIO-sleuf 2 is de bovenste sleuf.
Novell NetWare-parameters configureren De HP JetDirect interne printserver selecteert automatisch een Novell NetWare-frametype. Als deze selectie echter niet goed werkt, wijzigt u het type via het bedieningspaneel. Het frametype voor Novell NetWare vindt u op de configuratiepagina.
De Novell NetWare-parameters configureren 1 Druk op [Menu] totdat HP EIO MENU verschijnt in het venster.
Met wordt het nummer van de EIO-sleuf aangegeven. 2 Druk op [Optie] totdat de optie CFG NETWERK wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze. Let op
Door CFG NETWERK = JA te selecteren, vertelt u de printer dat u het netwerk wilt configureren. Het venster geeft weer CFG NETWERK = NEE aan als u de Novell NetWare-parameters hebt geconfigureerd. 5 Druk op [Optie] totdat de optie CFG NOVELL wordt weergegeven. 6 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 7 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
8 Druk op [Optie] totdat de optie FRAME = wordt weergegeven.
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 43
Bedieningspaneel van de printer
Let op
2
Raadpleeg de HP JetDirect Print Server Software Installation Guide voor meer informatie over het configureren van netwerkparameters met de HP JetAdmin-software.
9 Druk op [–]Waarde]+] totdat het gewenste frametype voor het Novell
NetWare-protocol in het venster verschijnt. De beschikbare opties zijn: • AUTO (standaardinstelling) stelt het eerste gedetecteerde frametype in. • EN_8023 beperkt de frametypes tot IPX over IEEE 802.3-frames. Alle andere worden geteld en weggegooid. • EN_II beperkt de frametypes tot IPX over Ethernet II-frames. Alle andere worden geteld en weggegooid. • EN_8022 beperkt de frametypes tot IPX over IEEE 802.2-frames met Ethernet-frames. Alle andere worden geteld en weggegooid. • EN_SNAP beperkt de frametypes tot IPX over SNAP met Ethernet-frames. Alle andere worden geteld en weggegooid. 10 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. 11 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
TCP/IP configureren Als u de TCP/IP-parameters niet wilt configureren met de HP JetAdmin-software, of als u werkt met een ander UNIX®-systeem dan HP-UX, Solaris of SunOS, moet u via het bedieningspaneel de volgende TCP/IP-parameters handmatig instellen:
• Schakel BOOTP in/uit voor configuratieparameters (standaard wordt • • • • • Let op
BOOTP gebruikt) IP-adres (4 bytes) Subnetmasker (4 bytes) IP-adres Syslog-server (4 bytes) Standaard gateway (4 bytes) TCP-verbindingstimeout (in seconden) Schakel de parameter BOOTP niet uit als u RARP of DHCP gebruikt.
TCP/IP-parameters configureren 1 Druk op [Menu] totdat HP EIO MENU verschijnt in het venster.
Met wordt het nummer van de EIO-sleuf aangegeven. 2 Druk op [Optie] totdat de optie CFG NETWERK wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze. Let op
Door CFG NETWERK = JA te selecteren, vertelt u de printer dat u het netwerk wilt configureren. Het venster geeft weer CFG NETWERK = NEE aan als u de TCP/IP-parameters hebt geconfigureerd.
44 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
5 Druk op [Optie] totdat de optie CFG TCP/IP = wordt weergegeven. 6 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 7 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
8 Druk op [Optie] totdat de optie BOOTP = wordt weergegeven. 9 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA of NEE in het venster verschijnt. 10 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
14 15
16
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 45
Bedieningspaneel van de printer
13
2
11 12
sterretje (*) rechts naast uw keuze. • Als u JA kiest, worden de waarden voor de TCP/IP-parameters gehaald uit het bestand BOOTP, RARP of DHCP en is geen verdere configuratie van TCP/IP nodig. Ga door met stap 16. • Als u NEE selecteert, wordt u gevraagd elk van de TCP/IP-parameters te configureren. Ga door met stap 11 om de configuratie af te ronden. Druk op [Optie] totdat IP BYTE 1 = wordt weergegeven. Druk op [–]Waarde]+] totdat de waarde van de eerste byte van het IP-adres in het venster wordt weergegeven. Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. Druk op [Optie] om door te gaan. Herhaal stappen 12 en 13 voor de resterende bytes van het IP-adres. Herhaal stappen 11 tot en met 15 om de bytes te configureren van het subnetmasker (SM =), het IP-adres van de syslog-server (LG =), de standaard gateway (GW =) en de timeoutwaarde (TIMEOUT =). Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
Apple EtherTalk Phase-parameter configureren Configureer de printer door EtherTalk-zones toe te wijzen, zodat de printer kan worden benaderd via de Kiezer.
De EtherTalk phase-parameters configureren 1 Druk op [Menu] totdat HP EIO MENU verschijnt in het venster.
Met wordt het nummer van de EIO-sleuf aangegeven. 2 Druk op [Optie] totdat de optie CFG NETWERK wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze. Let op
Door CFG NETWERK = JA te selecteren, vertelt u de printer dat u het netwerk wilt configureren. Het venster geeft weer CFG NETWERK = NEE aan als u de EtherTalk-parameters hebt geconfigureerd. 5 Druk op [Optie] totdat de optie CFG ETALK = wordt weergegeven. 6 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 7 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
8 Druk op [Optie] totdat de optie PHASE wordt weergegeven. 9 Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste parameter verschijnt in het
venster. Let op
Door de meeste multizone netwerken wordt EtherTalk phase 2 gebruikt. 10 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
11 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
46 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Netwerkprotocollen uitschakelen Alle ondersteunde netwerkprotocollen in de printer zijn standaard ingeschakeld. Het uitschakelen van niet-gebruikte protocollen verbetert de printerprestaties omdat:
• Het netwerkverkeer vanuit de printer wordt verminderd. • Gebruikers zonder toegangsrechten niet kunnen afdrukken op de printer. • Alleen ter zake doende informatie wordt afgedrukt op de
Let op
Schakel dit protocol niet uit als de printer wordt gebruikt in een peer-to-peer-netwerk, zoals Windows 95 of Windows NT. 1 Druk op [Menu] totdat HP EIO MENU verschijnt in het venster.
Met wordt het nummer van de EIO-sleuf aangegeven. 2 Druk op [Optie] totdat de optie CFG NETWERK wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. Let op
Door CFG NETWERK = JA te selecteren, vertelt u de printer dat u het netwerk wilt configureren. Het venster geeft weer CFG NETWERK = NEE aan als u het IPX/SPX-protocol hebt uitgeschakeld. 5 Druk op [Optie] totdat de optie NOVELL = wordt weergegeven. 6 Druk op [–[Waarde[+] totdat UIT verschijnt in het venster. 7 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
8 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 47
Bedieningspaneel van de printer
IPX/SPX uitschakelen
2
configuratiepagina. • Het bedieningspaneel dan waarschuwingsberichten voor protocol-specifieke foutvoorwaarden kan weergeven.
DLC/LLC uitschakelen 1 Druk op [Menu] totdat HP EIO MENU verschijnt in het venster.
Met wordt het nummer van de EIO-sleuf aangegeven. 2 Druk op [Optie] totdat de optie CFG NETWERK wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze. Let op
Door CFG NETWERK = JA te selecteren, vertelt u de printer dat u het netwerk wilt configureren. Het venster geeft weer CFG NETWERK = NEE aan als u het DLC/LLC-protocol hebt uitgeschakeld. 5 Druk op [Optie] totdat de optie DLC/LLC = wordt weergegeven. 6 Druk op [–[Waarde[+] totdat UIT verschijnt in het venster. 7 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
8 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
TCP/IP uitschakelen 1 Druk op [Menu] totdat HP EIO MENU verschijnt in het venster.
Met wordt het nummer van de EIO-sleuf aangegeven. 2 Druk op [Optie] totdat de optie CFG NETWERK wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. Let op
Door CFG NETWERK = JA te selecteren, vertelt u de printer dat u het netwerk wilt configureren. Het venster geeft weer CFG NETWERK = NEE aan als u het TCP/IP-protocol hebt uitgeschakeld. 5 Druk op [Optie] totdat de optie TCP/IP = wordt weergegeven. 6 Druk op [–[Waarde[+] totdat UIT verschijnt in het venster. 7 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
8 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
48 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Apple EtherTAlk uitschakelen 1 Druk op [Menu] totdat HP EIO MENU verschijnt in het venster.
Met wordt het nummer van de EIO-sleuf aangegeven. 2 Druk op [Optie] totdat de optie CFG NETWERK wordt weergegeven. 3 Druk op [–[Waarde[+] totdat JA verschijnt in het venster. 4 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze. Let op
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
8 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
DU
Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer 49
Bedieningspaneel van de printer
5 Druk op [Optie] totdat de optie ETALK = wordt weergegeven. 6 Druk op [–[Waarde[+] totdat UIT verschijnt in het venster. 7 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
2
Door CFG NETWERK = JA te selecteren, vertelt u de printer dat u het netwerk wilt configureren. Het venster geeft weer CFG NETWERK = NEE aan als u het EtherTalk-protocol hebt uitgeschakeld.
50 Hoofdstuk 2 – Bedieningspaneel van de printer
DU
Hoofdstuk 3 Veel voorkomende afdruktaken Media selecteren Met deze printer kunt u veel verschillende soorten papier en andere media gebruiken als u zich houdt aan de specificaties. Als u media gebruikt die niet aan de specificaties in dit hoofdstuk voldoen, kunnen zich vaker mediastoringen voordoen, zullen de reparatie- en onderhoudskosten hoger zijn en zal de printer vroegtijdig verslijten, problemen met de afdrukkwaliteit vertonen en zullen zich andere problemen voordoen waarvoor reparaties noodzakelijk zijn. Deze reparaties vallen misschien niet onder de garantie van HP of onder een onderhoudsovereenkomst. Probeer altijd een kleine hoeveelheid uit voordat u media of speciale formulieren aanschaft. Zorg ervoor dat uw medialeverancier op de hoogte is van de mediaspecificaties die uitgebreid worden beschreven in de HP LaserJet Printer Family Paper Specifications Guide. (Zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9 voor bestelinformatie.) Let op
Het is mogelijk dat media aan alle specificaties in dit hoofdstuk voldoen en dat u toch niet tevreden bent over de afdrukkwaliteit. Dit kan worden veroorzaakt door abnormale omstandigheden in de afdrukomgeving of door andere omstandigheden waarop HP geen invloed kan uitoefenen, zoals extreme temperaturen of luchtvochtigheid.
• Gebruik alleen afdrukmedia die aan de specificaties in dit hoofdstuk voldoen.
• Probeer niet af te drukken op media die een ander formaat of gewicht hebben dan de ondersteunde media en gebruik geen andere niet-ondersteunde media. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” op de volgende pagina voor meer informatie. • Houd transparanten en glanzende media aan de randen vast om vingerafdrukken in het afdrukgebied te voorkomen. • Gebruik geen media die al een keer door de printer of een kopieerapparaat zijn geweest, ook niet als ze niet bedrukt zijn. • Deze printer is geschikt voor kringloopmedia. Kringloopmedia moeten aan de specificaties in dit hoofdstuk voldoen.
DU
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 51
Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen In de volgende tabel ziet u de typen en formaten van de media die in de invoerladen gebruikt kunnen worden. Gebruik HP LaserJet-papier of gewoon wit kopieerpapier voor de beste resultaten. De media moet van goede kwaliteit zijn en vrij van sneden, vouwen, scheuren, vlekken, losse deeltjes, stof, kreukels, perforaties en gekrulde of gevouwen randen. Raadpleeg de HP LaserJet Printer Family Paper Specifications Guide voor een uitgebreide lijst met mediaspecificaties. Meer informatie over het plaatsen van de media in de afzonderlijke invoerladen vindt u later in dit hoofdstuk. Lade
Lade 1
Mediatype
Papier Normaal Voorgedrukt Briefhoofd Geperforeerd Bankpost Kringloop Kleur Kaarten Zwaar (meer dan 105 g/m² /28 lb bankpost) Glanzend
Mediaformaat (Naam en afmetingen) Executive (7,25 x 0,50 inch, 184,15 x 266,70 mm) Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) Legal (8,50 x 14 inch, 215,90 x 355,60 mm) 11 x 17 inch (279,40 x 431,80 mm)
Mediagewicht
60 tot 216 g/m² (16 tot 58 lb) bankpost
Maximumcapaciteit
100 vel 75 g/m²(20 lb) bankpost Maximaal tot de markering op de papierbreedtegeleiders
A5 (148 x 210 mm, 5,83 x 8,27 inch) ISO B5 (176 x 250 mm, 6,93 x 9,85 inch) JIS B5 (182 x 257 mm, 7,17 x 10,13 inch) A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch) JIS B4 (257 x 364 mm, 10,13 x 14,34 inch) A3 (297 x 420 mm, 17,70 x 16,55 inch) 12 x 18,50 inch (304,80 x 469,90 mm) 312 x 440 mm (12,29 x 17,33 inch) Speciaal minimaal 99 x 190 mm (3,90 x 7,49 inch), maximaal 304 x 469 mm (11,98 x 18,48 inch)
Enveloppen
Monarch (3,90 x 7,50 inch, 99,06 x 90,50 mm) Commercial #10 (Com10) (4,10 x 9,50 inch, 104,14 x 241,30 mm)
Maximaal 90 g/m² (24 lb) bankpost
Ongeveer 10
Maximaal tot de markering op de papierbreedtegeleiders
Maximaal tot de markering op de papierbreedtegeleiders
DL (110 x 220 mm, 4,33 x 8,67 inch) Dubbele briefkaart (JPOSTD) (148 x 200 mm, 5,83 x 7,88 inch) C5 (162 x 229 mm, 6,38 x 9,02 inch) B5 (176 x 250 mm, 6,93 x 9,85 inch) Etiketten
Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch)
-
Transparanten
Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch)
0,10 tot 0,13 mm Maximaal tot de (0,004 tot 0,005 markering op de inch) dik* papierbreedtegeleiders
52 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Lade
Laden 2 en 3
Mediatype
Papier Normaal Voorgedrukt Briefhoofd Geperforeerd Bankpost Kringloop Kleur Glanzend
Mediaformaat (Naam en afmetingen) Executive (7,25 x 10,50 inch, 184,15 x 266,70 mm) Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) Legal (8,50 x 14 inch, 215,90 x 355,60 mm)
Mediagewicht
60 tot 105 g/m² (16 tot 28 lb) bankpost
Maximumcapaciteit
500 vel 75 g/m²(20 lb) bankpost Maximaal tot de markering op de papierbreedtegeleiders
A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch) Alleen lade 3 11 x 17 inch (279,40 x 431,80 mm) A3 (297 x 420 mm, 17,70 x 16,55 inch)
Lade 4 (optioneel)
Transparanten
Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch)
0,10 tot 0,13 mm Maximaal tot de (0,004 tot 0,005 markering op de inch) dik* papierbreedtegeleiders
Papier Normaal Voorgedrukt Briefhoofd Geperforeerd Bankpost Kringloop Kleur Glanzend**
Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) Legal (8,50 x 14 inch, 215,90 x 355,60 mm) 11 x 17 inch (279,40 x 431,80 mm)
60 tot 105 g/m² (16 tot 28 lb) bankpost
(20 lb) bankpost Maximaal tot de markering op de papierbreedtegeleiders
DU
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 53
Voorkomende afdruktaken
* HP beveelt voor deze printer het gebruik van transparanten van 0,13 mm dik (0,005 inch) aan. ** Hoewel lade 4 glanzend papier ondersteunt, ondersteunt deze lade de instelling Glanzend van de printerdriver niet.
3
A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch) JIS B4 (257 x 364 mm, 10,13 x 14,34 inch) A3 (297 x 420 mm, 17,70 x 16,55 inch)
2.000 vel 75 g/m ²
Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor de optionele postbus met meerdere bakken In de volgende tabel vindt u alle typen en gewichten media die door de optionele postbus met meerdere bakken worden ondersteund. Bak
Postbussen
Mediatype
Papier
Mediaformaat (Naam en afmeting)
Mediagewicht
Maximumcapaciteit
Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) 60 tot 105 g/m²(16 250 vel 75 g/m² Legal (8,50 x 14 inch, 215,90 x 355,60 mm) tot 28 lb) bankpost (20 lb) bankpost 11 x 17 inch (279,40 x 431,80 mm) A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch) A3 (297 x 420 mm, 17,70 x 16,55 inch) JIS B4 (257 x 364 mm, 10,13 x 14,34 inch)
Linkeruitvoerbak Papier (bedrukte zijde Normaal boven) Voorgedrukt Briefhoofd Geperforeerd Bankpost Kringloop Kleur Kaarten Zwaar (meer dan 105 g/m² /28 lb bankpost) Glanzend
Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) 60 tot 216 g/m² Legal (8,50 x 14 inch, 215,90 x 355,60 mm) (16 tot 58 lb) 11 x 17 inch (279,40 x 431,80 mm) bankpost Executive (7,25 x 10,50 inch, 184,15 x 266,70 mm)
125 vel 75 g/m² (20 lb) bankpost
A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch) A5 (148 x 210 mm, 5,83 x 8,27 inch) A3 (297 x 420 mm, 17,70 x 16,55 inch) JIS B5 (182 x 257 mm, 7,17 x 10,13 inch) JIS B4 (257 x 364 mm, 10,13 x 14,34 inch) ISO B5 (176 x 250 mm, 6,93 x 9,85 inch) 12 x 18,50 inch (304,80 x 469,90 mm) 312 x 440 mm (12,29 x 17,33 inch) Speciaal minimaal 99 x 190 mm (3,90 x 7,49 inch), maximaal 304 x 469 mm (11,98 x 18,48 inch)
Etiketten
Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) – A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch)
Transparanten
Letter (8,50 x 11 inch, 215,90 x 279,40 mm) 0,10 tot 0,13 mm A4 (210 x 297 mm, 8,27 x 11,70 inch) (0,004 tot 0,005 inch) dik*
Enveloppen
Commercial #10 (Com10) (4,10 x 9,50 inch, Maximaal 90 g/m² 104,14 x 241,30 mm) (24 lb) bankpost Monarch (3,90 x 7,50 inch, 99,06 x 190,50 mm)
30 enveloppen van Monarch-formaat
C5 (162 x 229 mm, 6,38 x 9,02 inch) DL (110 x 220 mm, 4,33 x 8,67 inch) B5 (176 x 250 mm, 6,93 x 9,85 inch) Dubbele briefkaart (JPOSTD) (148 x 200 mm, 5,83 x 7,88 inch) * HP beveelt voor deze printer het gebruik van transparanten van 0,13 mm dik (0,005 inch) aan.
54 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Voorgedrukte formulieren en briefhoofden Houd de volgende richtlijnen aan om problemen te voorkomen bij het afdrukken op voorgedrukte formulieren en papier met briefhoofden.
• Formulieren en briefhoofden moeten zijn bedrukt met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke stoffen uitstoot bij de blootstelling aan de hoge temperatuur van de fuser in de printer (ongeveer 190° C, 374° F). • De inkt moet niet-ontvlambaar zijn en geen schadelijke invloed uitoefenen op de rollen in de printer. • Formulieren en briefhoofden moeten in een waterdichte verpakking bewaard worden om te voorkomen dat ze vochtig worden. • De inkt op formulieren en briefhoofden moet volledig droog zijn voordat het papier in de printer wordt gebruikt. Inkt die niet volledig droog is, kan tijdens het fixeerproces in de fuser loslaten.
Kringloopmedia
Enveloppen kunnen alleen afgedrukt worden vanuit lade 1. Het gewicht van het envelop mag niet zwaarder zijn dan 90 g/m² (24 lb), omdat anders storingen kunnen ontstaan. Zie “Enveloppen afdrukken vanuit lade 1” later in dit hoofdstuk voor meer informatie over het afdrukken van enveloppen.
• Enveloppen moeten plat liggen, met een krulling die minder is dan 6,35 mm (0,25 inch).
• Stuur enveloppen bij voorkeur naar de linkeruitvoerbak (bedrukte zijde • • • •
DU
boven) en niet naar de bovenste uitvoerbak (bedrukte zijde onder) om krulling te voorkomen. De optionele postbus met meerdere bakken ondersteunt alleen enveloppen in de linkeruitvoerbak (bedrukte zijde boven). Gebruik geen enveloppen met een venster of klemmen. Let er op dat de enveloppen niet gekreukeld, gevouwen of anderszins beschadigd zijn. Enveloppen met plakstrips of meerdere flappen moeten voorzien zijn van lijm die bestand is tegen de fusertemperatuur van de printer (ongeveer 190° C, 374° F). Extra flappen of strips kunnen tot rimpels of kreukels leiden of tot vastlopen in de printer.
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 55
Voorkomende afdruktaken
Enveloppen
3
Kies kringloopmedia die aan dezelfde specificaties voldoen als gewoon papier (zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen”, eerder in dit hoofdstuk). HP beveelt kringloopmedia aan die niet meer dan vijf procent hout bevatten.
Transparanten Voorzichtig
Gebruik alleen transparanten die voor deze printer zijn goedgekeurd, zoals HP Color Laserjet-transparanten (zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9 voor bestelinformatie). Het gebruik van transparanten die niet aan de specificaties voor deze printer voldoen, kan leiden tot slechte afdrukresultaten en storingen. Hoewel de printer transparanten ondersteunt van 0,10 tot 0,13 mm dik (0,004 inch tot 0,005 inch), beveelt HP voor deze printer het gebruik aan van transparanten van 0,13 mm dik (0,005 inch). Om schade aan de printer te voorkomen, moeten transparanten bestand zijn tegen de fusertemperatuur van de printer (ongeveer 190° C, 374° F). Pak transparanten alleen aan de randen vast. Vingerafdrukken op de transparanten veroorzaken problemen met de afdrukkwaliteit.
Zwaar afdrukmateriaal Onder zwaar afdrukmateriaal wordt alle papier gerekend dat zwaarder is dan 105 tot 216 g/m² (28 tot 58 lb) bankpost. Gebruik zwaar afdrukmateriaal alleen in lade 1. Kies in de printerdriver Zwaar afdrukmateriaal als papiertype op het tabblad Papier, zodat u verzekerd bent van de juiste bovenlaag. Gebruik de linkeruitvoerbak (bedrukte zijde boven) om mediastoringen te voorkomen. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen van de printerdriver. Gebruik geen extreem zwaar papier (zwaarder dan 216 g/m², of 58 lb bankpost). Invoerfouten, verkeerd stapelen, mediastoringen, slechte fixering van de toner, slechte afdrukkwaliteit en sterke mechanische slijtage kunnen hierdoor ontstaan.
56 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Etiketten Etiketten bestaan uit drie delen: de bovenkant van het papier waarop de printer afdrukt, het kleefmiddel en het onderblad (de achterkant). Let bij het afdrukken van etiketten met deze printer op het volgende:
• Het bovenblad, waarop wordt afgedrukt, bestaat meestal uit kopieerpapier. Het bovenblad van een etiket moet een goede hechtlaag bieden voor de toner. • Het onderblad moet bestand zijn tegen de fusertemperatuur van de printer (ongeveer 190° C, 374° F) en de druk in de fuser. Ook moet het onderblad een coating bevatten, zodat u het etiket gemakkelijk kunt verwijderen van het onderblad. Voorzichtig
Als u etiketten van het onderblad hebt verwijdert, moet u niet meer afdrukken op de resterende etiketten. Dit kan leiden tot schade aan de printer.
• De lijmlaag moet bestand zijn tegen de fusertemperatuur van de printer
DU
Het is mogelijk dat etiketten aan alle specificaties in dit hoofdstuk voldoen en dat u toch niet tevreden bent over de afdrukkwaliteit. Dit kan worden veroorzaakt door de afdrukomgeving of door andere omstandigheden waarop HP geen invloed kan uitoefenen.
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 57
Voorkomende afdruktaken
Let op
3
(ongeveer 190° C, 374° F). De lijm mag niet meer schadelijke stoffen uitstoten dan de maximale waarden en drempelwaarden die zijn vastgesteld door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration en door andere veiligheidsinstanties. De lijm mag niet in contact komen met enig deel van de printer. Er mag geen lijm uit de randen of uit de snijranden tussen de individuele etiketten worden geperst. • Etiketten moeten zodanig zijn gerangschikt dat het onderblad niet wordt blootgesteld. Gebruik van etiketten met ruimte tussen de horizontale rijen etiketten kan ervoor zorgen dat de etiketten loslaten bij het afdrukken, waardoor mediastoringen en printerschade kunnen ontstaan. Etiketten kunnen speciaal zijn ontworpen zodat een rand vrijblijft aan de buitenkant die overeenkomt met het afdrukbare gebied. Zorg dat u niet het overtollige materiaal van het bovenblad verwijdert.
Gekleurde media Gekleurde media moeten aan dezelfde hoge kwaliteitseisen voldoen als wit kopieerpapier. De pigmenten moeten bestand zijn tegen de fusertemperatuur van de printer (ongeveer 190° C, 374° F). Gebruik geen media met een kleurcoating die na de productie van de media is toegevoegd. De printer weet niet op welke kleur wordt afgedrukt. De tint of de kleur van de media kan invloed hebben op de afgedrukte kleuren.
Media die u moet vermijden Volg deze richtlijnen om slechte afdrukresultaten en schade aan de printer te voorkomen:
• • • • • •
• • • •
Gebruik geen media met reliëf. Gebruik geen media met een coating. Gebruik geen media met uitsparingen of perforaties. Gebruik geen doorslagformulieren. Gebruik geen media met onregelmatigheden als tabs of nietjes. Gebruik geen voorgedrukte media met thermografische inkt of inkt die smelt, verdampt of schadelijke stoffen uitstoot bij de blootstelling aan de hoge temperatuur van de fuser in de printer (ongeveer 190° C, 374° F). Gebruik geen media die schadelijke stoffen uitstoot, smelt, of verkleurt vanwege de fusertemperatuur van de printer (ongeveer 190° C, 374° F). Gebruik geen media die al een keer door de printer of een kopieerapparaat zijn geweest, ook niet als ze niet bedrukt zijn. Gebruik geen media met een watermerk als u effen vlakken wilt afdrukken. Gebruik geen transparanten die voor inkjetprinters zijn bedoeld.
58 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Afdruktaak beheren U kunt afdruktaken via de printer of via de computer beheren. Wijzigingen in de printerinstellingen via het bedieningspaneel worden de standaardinstellingen voor alle afdruktaken. Wijzigingen in de printerinstellingen die u maakt in de printerdriver op de computer doen de instellingen van het bedieningspaneel teniet en zijn alleen van invloed op de afdruktaken die vanaf uw computer worden gestart. Wijzigingen die u in een toepassing maakt, beïnvloeden alleen de huidige afdruktaak of alle taken totdat u de instelling wijzigt, afhankelijk van de toepassing. De meeste instellingen kunt u het beste via de computer veranderen, zodat de wijzigingen de afdruktaken van andere gebruikers niet beïnvloeden.
Afdrukstand wijzigen In de volgende afbeelding worden de verschillende afdrukstanden weergegeven: Afbeelding 6
3 Voorkomende afdruktaken
A Staand B Liggend
U kunt de afdrukstand via uw programma, de printerdriver of het bedieningspaneel (alleen voor PCL-taken) regelen:
• Selecteer de afdrukstand Staand in het programma of de printerdriver als u van links naar rechts over de breedte (korte zijde) van het papier wilt afdrukken. • Selecteer de afdrukstand Liggend in het programma of de printerdriver als u van links naar rechts over de lengte (lange zijde) van het papier wilt afdrukken. Raadpleeg de On-line-Help van uw toepassing of de printerdriver voor meer informatie over het wijzigen van de afdrukstand.
DU
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 59
Afdrukken vanuit lade 1
Laad maximaal 100 vel bankpostpapier van 75 g/m² (20 lb) in lade 1. Kies de modus Eerste of Cassette voor het afdrukken vanuit lade 1. Raadpleeg hoofdstuk 2, “Bedieningspaneel van de printer” voor meer informatie over de verschillende modi van lade 1. Voorzichtig Vul nooit media bij in lade 1 terwijl de printer afdrukt vanuit lade 1. Zo voorkomt u storingen.
Media laden in lade 1 1 Open lade 1. 2 Trek het verlengstuk van de lade uit
als de media langer zijn dan de invoerlade. 3 Stel de papierbreedtegeleiders in op het formaat van de media. 4 Laad maximaal 100 vel bankpostpapier van 75 g/m² (20 lb) in de invoerlade (afdrukzijde boven), met de lange kant van de media (A4- of Letter-formaat) naar de printer toe. Zie “Oriëntatie van media in lade 1” later in dit hoofdstuk voor meer informatie over het laden van andere formaten in lade 1. Let op Zorg ervoor dat het papier niet boven de markering op de papiergeleiders komt.
5 Schuif de media zo ver mogelijk in de
printer (totdat de rand licht tegen de printer rust) en stel de papierbreedtegeleiders bij totdat de media precies tussen de geleiders ligt zonder dat de media buigen. 60 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Afdrukken vanuit lade 1 in de Eerste modus 1 Stel de papierbreedtegeleiders in lade 1 in op het juiste mediaformaat. 2 Laad de gewenste media. Als de optie Papier automatisch uitschakelen
is ingeschakeld via het bedieningspaneel, hebt u ongeveer twee minuten de tijd voordat de printer automatisch afdrukt op de standaardmedia. Raadpleeg hoofdstuk 2, “Bedieningspaneel van de printer” voor meer informatie over instellingen van het bedieningspaneel, zoals automatische papiervervanging en standaard papierformaat. Raadpleeg de On-line-Help van de HP JetAdmin-software voor meer informatie over het instellen van de wachttijd. Let op
Als de papiergeleiders niet stevig tegen de media zijn aangedrukt, worden de media misschien niet door de printer ingevoerd. 3 Geef in uw toepassing de opdracht het bestand af te drukken.
Let op
De media in de lade moeten overeenkomen met het formaat media dat u hebt ingesteld in het programma of de printerdriver. Als dit niet het geval is, worden de media misschien niet ingevoerd of ontstaat een storing.
3 1 Laad de media in lade 1. 2 Stel de papierbreedtegeleiders in lade 1 in op het juiste mediaformaat. Let op
Als de papiergeleiders niet stevig tegen de media zijn aangedrukt, worden de media misschien niet door de printer ingevoerd. 3 Stel het mediatype en -formaat in met het bedieningspaneel.
Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren via het bedieningspaneel. 4 Selecteer het mediatype en -formaat in de toepassing of de printerdriver. 5 Geef in uw toepassing de opdracht het bestand af te drukken.
DU
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 61
Voorkomende afdruktaken
Afdrukken vanuit lade 1 in Cassette-modus
Enveloppen afdrukken vanuit lade 1
Laad maximaal 10 enveloppen in lade 1. Gebruik de Cassette-modus voor het afdrukken van enveloppen. Zie hoofdstuk 2, “Bedieningspaneel van de printer” voor meer informatie over de Cassette-modus. Voorzichtig Gebruik nooit enveloppen met klemmen, vensters, gecoate voering of zelfklevende kleppen. Deze kunnen de printer beschadigen. Probeer nooit een envelop aan beide zijden te bedrukken. Mediastoringen en schade aan de printer kunnen het gevolg zijn.
Enveloppen laden in lade 1 1 Open lade 1. 2 Trek het verlengstuk van de lade uit
als de envelop langer is dan de invoerlade. 3 Plaats maximaal 10 enveloppen in lade 1 tussen de papierbreedtegeleiders met de afdrukzijde naar boven, de achterflap tegen de invoerlade en het gedeelte met de afzender (korte zijde van de envelop) naar de printer toe. 4 Schuif de papierbreedtegeleiders tegen de beide zijkanten van de envelop, zonder dat deze buigt. 5 Stel het enveloptype en -formaat in met het bedieningspaneel. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren via het bedieningspaneel.
62 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Enveloppen afdrukken vanuit lade 1 1 Selecteer de envelop in de toepassing, of in de printerdriver als de
toepassing geen enveloppen ondersteunt. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het afdrukken op enveloppen. 2 Geef het enveloptype en -formaat op in de toepassing of de printerdriver. 3 Als de toepassing geen optie heeft om de envelop automatisch op te maken, kiest u de afdrukstand Liggend. 4 Stel met behulp van de volgende tabel de marges in voor het retouradres en de geadresseerde op een Com10 of DL-envelop. Type adres
Linkermarge
Bovenmarge
Retour
12,70 mm (0,50 inch)
12,70 mm (0,50 inch)
Geadresseerde
101,60 mm (4 inch)
50,80 mm (2 inch)
Wijzig eventueel de marges voor andere envelopformaten. Probeer ervoor te zorgen dat er niets wordt afgedrukt in het gebied waar de drie flappen (naden) op de achterkant samenkomen. 5 Geef in uw toepassing de opdracht het bestand af te drukken.
• •
•
• •
DU
naar de printer. Laad bij media van het formaat Legal, Executive, 11 x 17 inch of A3 de media met de korte zijde naar de printer. Onder zwaar afdrukmateriaal wordt alle papier gerekend dat zwaarder is dan 105 tot 216 g/m² (28 tot 58 lb) bankpost. Gebruik zwaar papier alleen in lade 1. Kies in de printerdriver Zwaar afdrukmateriaal als papiertype op het tabblad Papier, zodat u verzekerd bent van de juiste bovenlaag. Gebruik de linkeruitvoerbak (bedrukte zijde boven) om mediastoringen te voorkomen. Geef het mediaformaat op in de toepassing of de printerdriver als u op media van speciaal formaat afdrukt. De printer accepteert speciale formaten tussen 99 x 190 mm (3,90 x 7,49 inch) en 304,80 x 469,90 mm (12 x 18,50 inch). Als de instelling in de toepassing of de printerdriver niet overeenkomt met het formaat van de media dat in de printer ingevoerd wordt, voert de printer de media niet in of ontstaat een storing. Gebruik geen media die zwaarder zijn dan 216 g/m² (58 lb) bankpost. Houd transparanten alleen aan de randen vast om vingerafdrukken in het afdrukgebied te voorkomen.
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 63
Voorkomende afdruktaken
• Laad bij media van A4- of Letter-formaat de media met de lange zijde
3
Afdruktips voor lade 1
Voorzichtig
Gebruik alleen transparanten en glanzende media die voldoen aan de specificaties voor deze printer. Gebruik van verkeerde mediatypen kan de printer beschadigen. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie over glanzende media.
Oriëntatie van media in lade 1 Voor enkelzijdig afdrukken plaatst u de media in de invoerlade met de zijde waarop afgedrukt moet worden naar boven (zie afbeelding 7). Laad bij media van A4- of Letter-formaat de bovenrand van de pagina naar de achterkant van de printer en de lange zijde naar de printer. Bij media die groter zijn dan Letter of A4, plaatst u de bovenrand (korte zijde) van het papier naar de printer.
• Laad papier met een briefhoofd en voorgedrukte formulieren met de afdrukzijde naar boven.
• Laad geperforeerde media met de gaten naar de printer toe. Afbeelding 7
64 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Bij dubbelzijdig afdrukken met een optionele duplex-eenheid plaatst u de media met de voorkant (oneven genummerde pagina) naar onder (zie afbeelding 8). De achterkant van de pagina (even nummering) wordt eerst afgedrukt, en daarna de voorkant.
• Laad papier met een briefhoofd en voorgedrukte formulieren met de afdrukzijde naar onder. • Laad geperforeerde media met de gaten van de printer af. Afbeelding 8
3 Voorkomende afdruktaken
DU
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 65
Afdrukken vanuit laden 2 en 3
Laad maximaal 500 vel bankpostpapier van 75 g/m² (20 lb) in lade 2 en 3.
Media laden in laden 2 en 3 Voorzichtig Open nooit een invoerlade als de printer vanuit die lade afdrukt. Zo voorkomt u storingen.
1 Pak de hendel in het midden van de
invoerlade stevig vast, druk op de ontgrendelingshendel en trek de lade zo ver mogelijk naar buiten. Let op Ga door met stap 8 als u het mediaformaat wilt gebruiken waarop de invoerlade op dit moment is ingesteld. Ga door met stap 2 als u de invoerlade wilt configureren voor een ander mediaformaat.
2 Ontgrendel de papiergeleiders met de
knop. 3 Stel de papierbreedtegeleiders in op
het formaat van de media. 4 Vergrendel de papiergeleiders.
66 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
5 Stel de linkerpapiergeleider in door
deze in te drukken (A) en naar boven uit de lade te trekken (B). 6 Plaats de linkerpapiergeleider boven de juiste mediaformaatmarkering in de invoerlade. 7 Druk de linkerpapiergeleider eerst in de achterste sleuf (C) en vervolgens (D) in de voorste sleuf (E). Let erop dat de geleider goed recht zit. 8 Laad maximaal 500 vel bankpostpapier van 75 g/m² (20 lb) in de invoerlade. Zie “Oriëntatie van media in laden 2 en 3” later in dit hoofdstuk voor meer informatie over het laden van verschillende media.
Voorzichtig Zorg ervoor dat het papier niet boven de markering komt. Te veel media in de laden kan de oorzaak zijn van mediastoringen.
3 Voorkomende afdruktaken
DU
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 67
9 Let erop dat het lipje voor het
mediaformaat dat zich aan de voorkant van de invoerlade bevindt, is ingesteld op het juiste mediaformaat. 10 Schuif de invoerlade terug in de printer. 11 Stel het mediatype in met het bedieningspaneel. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren via het bedieningspaneel. Let op Stel het mediatype altijd in via het bedieningspaneel van de printer, zodat gebruikers niet op het verkeerde mediatype afdrukken (zoals op transparanten in plaats van op normaal papier).
Let op Als media meer krult of scheeftrekt dan normaal bij het afdrukken, opent u de invoerlade en draait u de stapel media om. Open de invoerlade nooit als de printer vanuit deze lade afdrukt. Zo vermijdt u storingen.
68 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Afdrukken vanuit laden 2 en 3 1 Selecteer het mediatype en -formaat in de toepassing of de printerdriver.
Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het instellen van het mediatype en -formaat via het bedieningspaneel. 2 Geef in uw toepassing de opdracht het bestand af te drukken.
Afdruktips voor afdrukken vanuit laden 2 en 3 • Houd transparanten alleen aan de randen vast om vingerafdrukken te voorkomen.
• Gebruik alleen transparanten en glanzende media die voldoen aan de specificaties voor deze printer. Gebruik van een verkeerd type transparanten kan de printer beschadigen. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie over transparanten. • Gebruik alleen briefhoofden die voldoen aan de specificaties voor deze printer. Zie “Voorgedrukte formulieren en briefhoofden” eerder in dit hoofdstuk voor de specificaties voor briefhoofden.
3 Voorkomende afdruktaken
DU
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 69
Oriëntatie van media in laden 2 en 3 Voor enkelzijdig afdrukken plaatst u de media in de invoerlade met de afdrukzijde onder (zie afbeelding 9).
• Laad briefhoofden met de bovenrand naar de achterkant van de invoerlade.
• Laad geperforeerde media met de gaten naar rechts. Afbeelding 9
Bij dubbelzijdig afdrukken plaatst u de media met de voorkant (oneven genummerde pagina) naar boven (zie afbeelding 10). De achterkant van de pagina (even nummering) wordt eerst afgedrukt, en daarna de voorkant.
• Laad briefhoofden met de bovenrand naar de achterkant van de invoerlade.
• Laad geperforeerde media met de gaten naar links. Afbeelding 10
70 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Afdrukken vanuit de optionele invoerlade 4
Laad maximaal 2.000 vel bankpostpapier van 75 g/m² (20 lb) in invoerlade 4.
Media laden in lade 4 1 Pak de hendel in het midden van de
invoerlade stevig vast, druk op de ontgrendelingshendelen trek de lade zo ver mogelijk naar buiten. Let op Ga door met stap 5 als u het mediaformaat wilt gebruiken waarop de invoerlade op dit moment is ingesteld. Ga door met stap 2 als u een ander mediaformaat wilt gebruiken.
3 volgt in. Trek de pin (A) naar boven, plaats de geleider (B) in de sleuven onder en boven in de lade die overeenkomen met het formaat media dat u wilt laden en druk vervolgens de pin weer terug. 3 Herhaal stap 2 voor de achterste papiergeleider. 4 Herhaal stap 2 voor de linkerpapiergeleider. Let op Schuif de linkergeleider naar de achterkant van de lade om media van 11 x 17 inch te laden.
DU
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 71
Voorkomende afdruktaken
2 Stel de voorste papiergeleider als
5 Laad maximaal 2.000 vel
bankpostpapier van 75 g/m² (20 lb) in de invoerlade. Zie “Oriëntatie van media in lade 4” later in dit hoofdstuk voor meer informatie over het laden van verschillende media. Voorzichtig Plaats in de lade niets links van de papiergeleiders, anders kan de printer de media niet invoeren en kan de invoerlade beschadigd worden. Zorg ervoor dat het papier niet boven de markering op de linkerpapiergeleider komt. Teveel media in de invoerlade kan de oorzaak zijn van mediastoringen.
6 Druk alle vier de hoeken van de
stapel media naar beneden en controleer of de media vlak in de lade liggen. 7 Sluit lade 4. 8 Stel het mediatype in via het bedieningspaneel. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van het bedieningspaneel. Let op Stel altijd het mediatype in via bedieningspaneel van de printer, zodat niet op het verkeerde mediatype wordt afgedrukt (zoals op transparanten in plaats van op normaal papier).
72 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Afdrukken vanuit lade 4 1 Selecteer het mediatype en -formaat in de toepassing of de printerdriver.
Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het instellen van het mediatype en -formaat met het bedieningspaneel. 2 Geef in uw toepassing de opdracht het bestand af te drukken.
Afdruktips voor lade 4 • Gebruik alleen papier met briefhoofden dat voldoet aan de specificaties voor deze printer (zie “Voorgedrukte formulieren en briefhoofden” eerder in dit hoofdstuk). • Hoewel lade 4 glanzend papier ondersteunt, kunt u de instelling Glanzend in het vak Afwerking van het tabblad Instellingen in de printerdriver niet selecteren. Als u een glanzende afwerking wilt op glanzende media, moet u de laden 1, 2 of 3 gebruiken.
3 Voorkomende afdruktaken
DU
Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken 73
Oriëntatie van media in lade 4 Voor enkelzijdig afdrukken op het formaat letter, A4, 11 x 17 inch of A3, plaatst u de media in de invoerlade met de kant waarop afgedrukt moet worden onder (zie afbeelding 11).
• Laad briefhoofden met de bovenrand naar de achterkant van de invoerlade. • Laad geperforeerde media met de gaten naar rechts. Afbeelding 11
Bij dubbelzijdig afdrukken plaatst u de media met de voorkant (oneven genummerde pagina) naar boven (zie afbeelding 12). De achterkant van de pagina (even nummering) wordt eerst afgedrukt, en daarna de voorkant.
• Laad briefhoofden met de bovenrand naar de achterkant van de invoerlade. • Laad geperforeerde media met de gaten naar links. Afbeelding 12
74 Hoofdstuk 3 – Veel voorkomende afdruktaken
DU
Hoofdstuk 4 Kleur gebruiken Kleurafdrukken regelen via de printerdriver De printer kan meer dan 16 miljoen kleuren produceren door de hoeveelheid en het patroon van de kleuren van de vier toner-cassettes op een pagina te variëren. Gebruik de printerdriver (de software die bij de printer wordt geïnstalleerd) om de kleuruitvoer te regelen voor tekst, afbeeldingen en foto’s. Via de printerdrivers kunnen computerprogramma’s communiceren met de printer en gebruik maken van de functies. De manier waarop u met de printerdriver werkt, hangt af van het computersysteem dat u gebruikt. Als u bijvoorbeeld met Microsoft Windows werkt, opent u de printerdriver via Printerinstelling van de toepassing. Raadpleeg de On-line-Help van het besturingssysteem voor specifieke informatie over het gebruiken van de printerdriver. Let op
DU
De instellingen van de toepassing zelf hebben voorrang boven de meeste instellingen van de printer, zoals mediaformaat, aantal exemplaren en mediabron. Wijzig instellingen waar mogelijk via de toepassing.
Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken 75
Hulpprogramma HP ColorSmart II HP ColorSmart optimaliseert het gebruik van kleur en halftoon voor ieder element in een document (zoals tekst, afbeeldingen en foto’s).
• Het hulpprogramma HP ColorSmart II gebruikt de instelling Schermovereenkomst om de elementen in een document te reproduceren. Het hulpprogramma HP ColorSmart II gebruikt een gladde halftoon voor foto’s, rasterafbeeldingen en vectorafbeeldingen en een gedetailleerde halftoon voor tekst. Deze instelling garandeert een consistente kleurbehandeling voor alle elementen op een pagina. • Als Transparant is geselecteerd op het tabblad Papier van de printerdriver, kiest het hulpprogramma HP ColorSmart II speciale kleuren die de hoogste projectiekwaliteit geven. • Het hulpprogramma HP ColorSmart II biedt tevens de meest betrouwbare instelling voor reproductie van PANTONE®-kleuren.* Zie “PANTONE-kleuren” later in dit hoofdstuk voor meer informatie over PANTONE-kleuren.
Handmatig Voor speciale kleurafdruktaken kunt u de standaardinstellingen van HP ColorSmart II uitschakelen en handmatig de kleuren aanpassen. De modus Handmatig biedt u de mogelijkheid de kleurinstellingen voor tekst, afbeeldingen en foto’s afzonderlijk aan te passen door de beschikbare instellingen te wijzigen. De volgende instellingen zijn op alle typen media van toepassing:
• Halftone-Wijzigt de methode voor het maken van lichtere tinten van effen kleuren.
• Glad-Werkt goed voor effen vlakken, kleurovergangen en foto’s, omdat hiermee kleine kleurgradaties worden uitgevlakt en accurate kleurreproductie wordt geleverd. • Detail-Werkt goed voor tekst, tekst in meerder kleuren, lijntekeningen en gedetailleerde afbeeldingen omdat hiermee scherpere randen worden gemaakt.
76 Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken
DU
• Kleuraanpassing-Past de kleurinstellingen aan voor elementen op de pagina.
• Schermovereenkomst-De kleuren worden geoptimaliseerd voor reproductie op een sRGB-monitor. (De term sRGB staat voor het kleursysteem Rood, Groen, Blauw van monitoren.) Deze instelling zorgt ervoor dat de overeenkomsten tussen de weergave op het afgedrukte document en het document op het scherm zo groot mogelijk zijn. Schermovereenkomst is de standaard kleurinvoerbron van de printer. • Levendig-De verzadiging van de kleuren wordt verhoogd zodat de kleuren zeer duidelijk aanwezig zijn. • OHT-(overhead-transparanten) Voor geoptimaliseerde kleurkwaliteit die speciaal is bedoeld voor projectie. Alle instellingen in de printerdriver blijven van kracht tot ze worden gewijzigd. In de On-line-Help vindt u een uitgebreidere beschrijving van de instellingen en opties voor de printerkleuren en het effect ervan op de uitvoer.
ICC/CMS Sommige toepassingen en besturingssystemen ondersteunen specifieke kleurbeheersystemen (Color Management Systems, CMS):
• ICC (International Color Consortium) is een internationale standaard voor kleurprofielen die de kleurkarakteristieken van apparaten zoals printers beschrijven. • ColorSync 2.x is het Macintosh kleurbeheersysteem voor Systeem 7. • IM is het Microsoft kleurbeheersysteem voor Systeem 7.
Zwart-wit Selecteer Zwart-wit op het tabblad Kleur als u wilt dat uw documenten in zwart-wit met grijstinten worden afgedrukt. Met deze instelling kunt u snel conceptversies van dia’s en afdrukken op papier maken waarop u toch kunt werken met de kleurinformatie. Afdrukken in zwart-wit is ook nuttig als u kleurafdrukken wilt fotokopiëren of faxen.
DU
Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken 77
Kleur gebruiken
Als u eigen kleurprofielen genereert, moet u dezelfde printerdriver-instellingen gebruiken voor het genereren van de profielen en het afdrukken.
4
Raadpleeg de On-line-Help voor informatie over het downloaden en selecteren van kleurprofielen.
Afdrukkleur en kwaliteit aanpassen Voor de meeste afdruktaken zullen de standaardinstellingen van HP ColorSmart II de kleuraanpassing naar tevredenheid uitvoeren. Voor sommige afdruktaken kunt u de standaardinstellingen van HP ColorSmart II uitschakelen en de kleur met de hand regelen. In de volgende tabel ziet u de standaardinstellingen voor kleur van de printerdriver en de aanbevolen instellingen voor verschillende soorten afdruktaken: Instelling printerdriver/ Gewenste behandeling
Standaardinstelling HP ColorSmart II
Pagina-objecten Tekst
Schermovereenkomst Detail
Vectorafbeeldingen en lijntekeningen
Rastergegevens (Tekst, afbeeldingen en lijntekeningen)
Foto’s
Alle pagina-objecten op transparanten on Transparencies
Schermovereenkomst Glad
Schermovereenkomst Glad
Schermovereenkomst Glad
Kleur geoptimaliseerd voor transparanten
Fel (hoge Levendig kleurverzadiging) Detail
Levendig Detail
Levendig Detail
Schermovereenkomst Glad
Kleur geoptimaliseerd voor transparanten
PANTONE
Schermovereenkomst Detail
Schermovereenkomst Detail
Schermovereenkomst Glad
Schermovereenkomst Glad
n.v.t.
Aanbevolen resolutie invoergegevens
n.v.t.
n.v.t.
600 DPI
> 200 DPI 300 DPI aanbevolen
n.v.t.
De aangeraden resolutie voor de invoergegevens voor rastergegevens is 600 dpi. De aangeraden resolutie voor de invoergegevens voor foto’s is een hogere dpi dan 200 dpi (300 dpi aanbevolen). Zie “Kleuren selecteren” op de volgende pagina of raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het kiezen van de kleurinstellingen voor de meest accurate kleurreproductie.
78 Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken
DU
Kleuren selecteren De computer en de printer gebruiken verschillende manieren om kleuren te verwerken. Andere factoren, zoals afdrukmedia en verlichting, spelen ook een rol en beperken de mogelijkheid de kleuren op het scherm en op de uitvoer te laten corresponderen. Naast de kleurinstellingen in de printerdriver die in dit hoofdstuk worden beschreven en de media waarop u afdrukt, kunt u de volgende hulpmiddelen gebruiken om de kleuren op de afdruk te regelen.
PANTONE-kleuren PANTONE-kleuren zijn CMYK-waarden (cyaan, magenta, geel en zwart) en sRGB-kleurwaarden die zijn vastgelegd in het PANTONE-kleurovereenkomstsysteem. Deze optie heeft alleen invloed op de uitvoer als de toepassing PANTONE-kleuren ondersteunt. Raadpleeg de instructies bij de toepassing als u deze kleuren wilt gebruiken. De kleur- en halftone-instellingen en de media die u gebruikt, zijn van invloed op de afgedrukte PANTONE-kleuren. Stel de printerdriver in op ColorSmart II of volg de instellingen in de tabel “Afdrukkleur en kwaliteit aanpassen” op de vorige pagina voor de beste PANTONE-kleurreproductie. Of kies, als u de instelling Handmatig gebruikt, Schermoverenkomst voor de meest accurate kleurreproductie. De apparaatprofielen voor PANTONE-tabellen worden gemaakt met de instelling Schermovereenkomst; kies deze instelling voor de beste resultaten. Raadpleeg de On-line-Help of het leesmij-bestand voor meer informatie over de instellingen van de printerdriver.
4
Als HP ColorSmart II is geselecteerd, stuurt het programma Color Swatch een aantal pagina’s met voorbeeldkleuren en de bijbehorende RGB- en CMYK-waarden naar de printer. Deze pagina’s zijn nuttig voor het selecteren of afstemmen van kleuren in toepassingen waarin u RGBof CMYK-kleurwaarden kunt opgeven. Als u RGB-waarden gebruikt, selecteert u ColorSmart II op het tabblad Kleur in de printerdriver. Raadpleeg het bijbehorende leesmij-bestand voor meer informatie over Color Swatch.
DU
Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken 79
Kleur gebruiken
Color Swatch
Resolutie en afbeeldingen Afbeeldingen en foto’s kunnen van allerlei bronnen worden betrokken, zoals digitale camera’s, scanners en Photo-CD’s. Veel voorkomende bestandsextensies voor afbeeldingen en foto’s zijn .bmp, .fpx, .gif, .jpg, .png en .tif. Voor deze afbeeldingen moet u de resolutie kiezen aan de hand van de inhoud van de afbeelding. Importeer afbeeldingen waar mogelijk in de grootte waarop u wilt afdrukken.
• Afbeeldingen en lijntekeningen moet u met zo hoog mogelijke resolutie importeren. Voor optimale reproductie van gerasterde afbeeldingen en lijntekeningen stelt u de halftone-instellingen van de printerdriver in op het verbeteren van de kwaliteit van het belangrijkste kenmerk. Als de gladheid van de vulling het belangrijkste is, selecteert u Glad. Als het detail van de randen het belangrijkste is, selecteert u Detail. • Afbeeldingen moeten minimaal 200 DPI zijn en bij voorkeur 300 DPI. De instellingen van de printerdriver stelt u in op ColorSmart II of Handmatig, met de afbeeldingsinstelling op Glad en de kleurinstelling op Schermovereenkomst. Let op
Een resolutie van meer dan 300 DPI leidt tot een veel groter bestand, maar de afdrukkwaliteit is niet altijd beter.
Digitale camera’s Als u afbeeldingen afdrukt die zijn gemaakt met een digitale camera, moet u misschien de afbeeldingskwaliteit aanpassen. Wijzig de afbeeldingen met de software die bij de digitale camera is geleverd. Over het algemeen worden de kleuren het best gereproduceerd als u de afbeeldingsmodus op RGB laat staan. Bij het afdrukken converteert de printer de RGB-informatie naar CMYK. Raadpleeg de documentatie bij de software voor meer informatie over het aanpassen van de kwaliteit van digitale foto’s. Gebruik voor foto’s de instelling ColorSmart II op het tabblad Kleur. Of selecteer Gladde halftone en Schermovereenkomst als kleurmodus, als u de instelling Handmatig gebruikt. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over de instellingen van de printerdriver.
80 Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken
DU
Scanners De beste afbeeldingskwaliteit behaalt u door zoveel mogelijk aanpassingen te doen in de scanner-software voordat u de afbeelding scant. Deze aanpassingen, waarvan er hierna een aantal wordt genoemd, kunnen de resolutie verhogen, waardoor de kwaliteit van de afbeelding beter wordt:
• Selecteer het juiste type afbeelding (bijvoorbeeld kleurenfoto, lijntekening of tekst).
• Selecteer de optimale resolutie voor het type afbeelding, minimaal 300 • • • •
DPI voor de meeste afbeeldingen. Kies echter 600 DPI voor lijntekeningen, afbeeldingen en tekst. Snij het scanoppervlak bij, zodat u alleen scant wat u nodig hebt. Schaal de afbeelding voor de optimale resolutie bij reproductie. Pas de scherpte, het contrast en de helderheid van de afbeelding aan. Stel de gamma-correctie in op 2,2. Raadpleeg de documentatie bij de scanner voor meer informatie over gamma-correctie door de scanner. Importeer afbeeldingen waar mogelijk in de grootte waarop u wilt afdrukken.
4 Kleur gebruiken
DU
Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken 81
Kleurbalans aanpassen Voorzichtig
Als u de kleurbalans aanpast, verandert u de kalibratie van de printer. Deze procedure wijzigt parameters in de hardware van de printer en heeft dus invloed op alle afdruktaken. Neem contact op met de systeembeheerder voordat u wijzigingen in de kleurbalans doorvoert. De printer kalibreert de kleurinstellingen automatisch opnieuw. U kunt de kleur echter handmatig aanpassen bij de standaardinstellingen door de densiteit van de vier toners (zwart, cyaan, magenta en geel) aan te passen. Door de Detail-halftone-aanpassing en Glad-halftone-aanpassing te wijzigen kunt u de kleuren aanpassen van de afzonderlijke objecten op een pagina die de glad- en detail-halftonen gebruiken (zoals tekst en afbeeldingen). Veranderingen die u aanbrengt, blijven actief totdat u ze weer wijzigt of de fabrieksstandaard herstelt. Pas de kleurbalans niet aan voordat u alle methoden voor het oplossen van problemen die hierna worden genoemd, hebt geprobeerd:
• Experimenteer met de printerdriver en de instellingen in de toepassing om de kleuruitvoer aan te passen. Raadpleeg de On-line-Help en de voorgaande gedeelten over instellingen van de printerdriver voor meer informatie over de instellingen in de toepassing. • Reinig de densiteitsensor in de printer. Zie “Densiteitsensor reinigen” in hoofdstuk 9 voor meer informatie. • Probeer alle oplossingen in hoofdstuk 9 voor de problemen die u ondervindt bij het afdrukken van kleuren.
De kleurbalans aanpassen 1 Druk de kleuraanpassingspagina af. a Druk op [Start] en tegelijkertijd op [–[Waarde[+].
verschijnt in het venster van het bedieningspaneel. b Druk op [Optie] totdat TESTPAGINA AFDRUKKEN wordt weergegeven in het venster. c Druk op [Selecteren] om de pagina af te drukken. d Druk op [Start] om het kleuraanpassingsmenu te verlaten. KLEURAANPASSINGSMENU
Met de kleuraanpassingspagina kunt u de twee halftone-rasters voor elk van de vier kleuren (cyaan, magenta, geel en zwart) aanpassen, met in totaal dus acht aanpassingsmogelijkheden. Voer deze aanpassingen door nadat u de kleuraanpassingspagina aandachtig hebt bestudeerd.
82 Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken
DU
De kleuraanpassingspagina bestaat uit twee gedeelten: het gedeelte Detail-halftone-aanpassing en het gedeelte Glad-halftone-aanpassing. Elk gedeelte geeft de aanpassingsschaal weer voor zwart, cyaan, magenta en geel en een neutrale balk waarmee u de aanpassing kunt verifiëren als de aanpassingswaarden voor de vier primaire kleuren zijn ingevoerd. Hierna ziet u een voorbeeld van de kleuraanpassingspagina. Afbeelding 13
Gedeelte Glad-halftone-aanpassing Kleuraanpassingsschalen Gedeelte Detail-halftone-aanpassing Neutrale balk
4
2 Noteer de getallen naast de rode pijlen voor toekomstig gebruik. Op
de kleuraanpassingspagina wordt de laatste set opgeslagen kleurinstellingen weergegeven met een rode pijl naast de opgeslagen instelling. De standaardwaarde voor iedere kleur is 0 (de andere mogelijke waarden zijn van -6 tot 6). 3 Bepaal de kleuraanpassingsnummers voor elke kleur in de rasters met hoge en lage resolutie. a Bestudeer de kleuraanpassingspagina van een afstand van ongeveer 1 meter. b Zoek de cirkel van iedere kleur die het dichtst bij de achtergrondkleur komt. Waarschijnlijk moet u uw ogen half dichtknijpen. c Schrijf het nummer in de cirkel op.
DU
Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken 83
Kleur gebruiken
A B C D
4 Voer de kleuraanpassingswaarden in via het bedieningspaneel van
de printer. a Druk op [Start] en tegelijkertijd op [–[Waarde[+]. KLEURAANPASSINGSMENU verschijnt in het venster. b Druk op [Optie] totdat de gewenste optie verschijnt in het venster. De opties worden hieronder weergegeven:
• • • • • • • •
GLAD ZWART WAARDE = GLAD CYAAN WAARDE = GLAD MAGENTA WAARDE = GLAD GEEL WAARDE = DETAIL ZWART WAARDE = DETAIL CYAAN WAARDE = DETAIL MAGENTA WAARDE = DETAIL GEEL WAARDE =
c Druk op [–[Waarde[+] totdat het nummer dat u had opgeschreven in
stap 3c in het venster verschijnt. d Druk op [Selecteren] om het getal op te slaan in het geheugen van de printer. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. e Herhaal indien nodig de stappen 4a tot en met 4d om de kleurrasters aan te passen. 5 Druk de kleuraanpassingspagina opnieuw af. a Druk op [Optie] totdat TESTPAGINA AFDRUKKEN wordt weergegeven
in het venster. b Druk op [Selecteren] om de pagina opnieuw af te drukken. c Bestudeer de testpagina opnieuw en controleer of de kleuraanpassing juist is. • Verifieer of elke aanpassingsschaal (cyaan, magenta, geel en zwart) overeenkomt met de achtergrond van elke kleur en een rode pijl heeft naast de cirkel. Als een andere cirkel dichter in de buurt van de achtergrond komt, gaat u terug naar stap 4 en geeft u de waarde van deze cirkel op in het bedieningspaneel. • Controleer dat de cirkels in de neutrale balken van de testpagina neutraal grijs zijn (grijs zonder zweem van kleur) en verifieer of een van de kleuren in de aanpassingsschaal zeer sterk op de achtergrond lijkt. Als de cirkels niet neutraal grijs zijn, moeten extra aanpassingen worden gedaan aan cyaan, magenta of geel. Als er een overheersende zweem van kleur in een van de cirkels aanwezig is, volgt u de suggesties in de onderstaande tabel: De meest accurate correctie wordt echter bepaald door de cirkels in de individuele aanpassingsschalen voor zwart, cyaan, magenta en geel.
84 Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken
DU
Algemene kleur van cirkels
Correctie als alle cirkels donkerder zijn dan de achtergrond
Correctie als alle cirkels lichter zijn dan de achtergrond
Cyaankleurige tint
Minder cyaan
Meer magenta en geel
Magentakleurige tint
Minder magenta
Meer cyaan en geel
Gelige tint
Minder geel
Meer magenta en cyaan
Groenige tint
Minder geel en cyaan
Meer magenta
Rode tint
Minder geel en magenta
Meer cyaan
Paarse of blauwe tint
Minder cyaan en magenta
Meer geel
Als bijvoorbeeld de cirkels in de neutrale balk een groenige tint vertonen en de cirkel lichter is dan de achtergrond, moet u goed naar de aanpassingsschaal voor magenta kijken om te zien of de hoeveelheid magenta verhoogd moet worden. Let op
Als na afloop van de kleuraanpassing de kleurinstellingen minder accuraat zijn dan toen u begon, stelt u de standaardwaarden weer in door alle waarden op 0 (nul) te stellen in het bedieningspaneel en begint u vervolgens opnieuw.
4 Kleur gebruiken
DU
Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken 85
86 Hoofdstuk 4 – Kleur gebruiken
DU
Hoofdstuk 5 Lettertypen gebruiken Lettertypen installeren Als u met Microsoft Windows werkt, kunt u het hulpprogramma HP FontSmart gebruiken om lettertypen toe te voegen, te verwijderen en te beheren. Met het hulpprogramma HP FontSmart kunt u de 45 meegeleverde lettertypen van de printer op uw scherm weergeven. De weergave van lettertypen die op de afgedrukte letters lijkt, heet WYSIWYG, een acroniem voor “what you see is what you get” (wat u ziet is wat u krijgt). Het hulpprogramma HP FontSmart bevat ook 65 schaalbare TrueType-lettertypen op schijf voor Microsoft Windows 3.1 en latere Windows-versies. Met het hulpprogramma HP FontSmart kunt u lettertypen installeren, verwijderen, voorbeelden van lettertypen afdrukken, zoeken naar lettertypen en lettertypen sorteren op diverse kenmerken. HP FontSmart beheert TrueType-, Adobe(tm) Type 1- en bitmap-lettertypen in een enkel scherm met de gebruiksvriendelijke “klik-en-sleep”-methode. De linkerkant van het scherm geeft de lettertypen weer die kunnen worden geïnstalleerd en aan de rechterkant worden alle lettertypen weergegeven die op dit moment in Windows zijn geïnstalleerd. Als u een bepaald lettertype wilt gebruiken, moet u dit in Windows installeren. Raadpleeg de On-line-Help van HP FontSmart voor meer informatie.
HP FontSmart gebruiken onder Windows. • Klik op HP FontSmart op het tabblad Lettertypen van de printerdriver.
• Klik op Help voor hulp bij HP FontSmart.
DU
Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken 87
HP FontSmart openen in Programmabeheer • • • • •
Open de programmagroep HP LaserJet. Klik op het pictogram HP FontSmart. Open de werkset en selecteer het tabblad Hulpprogramma’s. Klik op HP FontSmart. Klik op Help voor hulp bij HP FontSmart.
Als u met Mac OS werkt, kunt u met het hulpprogramma HP LaserJet TrueType- en PostScript-lettertypen naar het RAM of de vaste schijf van de printer downloaden.
HP FontSmart gebruiken onder Mac OS • Dubbelklik op het pictogram HP LaserJet-hulpprogramma. • Klik op Help voor hulp bij HP LaserJet.
Interne TrueType-lettertypen TrueType is een schaalbare lettertypetechnologie die door Microsoft en Apple is ontwikkeld. HP heeft 15 TrueType-lettertypen ingebouwd in de printer die overeenkomen met TrueType-lettertypen van Microsoft Windows. Als u deze TrueType-lettertypen in een Windows-programma selecteert, hoeven er geen bitmap-lettertypen in de printer geladen te worden omdat de lettertypen al in de printer zijn geïnstalleerd. Dit verhoogt de afdruksnelheid. Raadpleeg de documentatie bij Windows voor specifieke informatie over het gebruik van TrueType-lettertypen in Microsoft Windows.
88 Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken
DU
Standaardlettertype van de printer Het standaard PCL-lettertype voor deze printer is 12-punts Courier met de tekenset PC-8. Dit is het lettertype dat de printer gebruikt als u geen ander lettertype opgeeft.
Het standaardlettertype selecteren • Selecteer een standaardlettertype in de toepassing. Dit lettertype wordt dan gebruikt in plaats van het standaardlettertype van de printer.
• Stuur een lettertypeselectieopdracht naar de printer om een ander lettertype te gebruiken dan het standaardlettertype. Raadpleeg de PCL Technical Reference Manual van de printer voor meer informatie. • Selecteer een ander standaardlettertype via het bedieningspaneel van de printer.
Volgorde van lettertypeselectie De printer selecteert de lettertypen in deze volgorde: 1 De printer zoekt in het RAM van de printer naar een vanaf de host
gedownload lettertype of “softfont”. 2 De printer kijkt of er lettertypen aanwezig zijn in de DIMM’s, flash-DIMM’s of op de vaste schijf van de printer. 3 De printer kijkt of er interne lettertypen zijn (de standaard HP LaserJet-lettertypeset, inclusief de interne TrueType-lettertypen). Bij de selectie van een lettertype moet dat lettertype beschikbaar zijn op een van de bovengenoemde locaties. Als het niet beschikbaar is, selecteert de printer het lettertype dat er het meest op lijkt aan de hand van de lettertype-kenmerken. Als zowel een schaalbaar als een bitmap-lettertype beschikbaar zijn in dezelfde bron, krijgt u betere resultaten met het bitmap-lettertype dan met het schaalbare lettertype.
5 Lettertypen gebruiken
DU
Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken 89
Lettertypen selecteren Lettertypen kunnen op twee manieren geselecteerd worden: in de toepassing of via het bedieningspaneel van de printer.
Lettertypen selecteren in de toepassing Zoek in de documentatie bij de software naar onderwerpen als “lettertype-selectie,” “basislettertype,” “printerinstelling,” “afdrukopties,” “lettertypeweergave,” “lettertype wijzigen,” “lettertype selecteren,” enzovoort. Meestal kunt u een tekenset opgeven als u het printerinstellingsprogramma van de software start.
Symbolen invoer in tekst De documentatie bij de software bevat instructies voor het invoegen van speciale symbolen in de tekst. Zoek in de index van de documentatie naar onderwerpen als “tekenset,” “tekens samenstellen,” “karakterset,” “codetabellen,” of “uitgebreide tekensets”.
PCL-lettertypen selecteren via het bedieningspaneel Als u in de software geen lettertypen kunt kiezen, gebruikt u het bedieningspaneel om een standaard PCL-lettertype in te stellen. In dat geval moet u de volgende zaken instellen:
• • • •
Lettertypebron Lettertypenummer Puntgrootte of pitch Tekenset De bovenstaande items vindt u in de PCL-lettertypelijst.
Let op
Een lettertype dat in de toepassing wordt ingesteld, heeft voorrang boven de lettertype-instelling van het bedieningspaneel.
90 Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken
DU
Een PCL-standaardlettertype selecteren met het bedieningspaneel van de printer. 1 Druk op [Menu] totdat INFORMATIEMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat PCL-LETTERTYPELIJST AFDRUKKEN wordt
weergegeven in het venster. 3 Druk op [Selecteren] om de lettertypelijst af te drukken. 4 Zoek in de lettertypelijst het lettertypenummer en de locatie (bron) van
5 6 7
8 9 10 11 12
Let op
het lettertype dat u wilt gebruiken. Zie “Uitleg van de PCL-lettertypelijst” later in dit hoofdstuk voor meer informatie over de lettertypelijst. Druk op [Menu] totdat AFDRUKMENU verschijnt in het venster. Druk op [Optie] totdat PCL-LETTERTYPEBRON wordt weergegeven in het venster. Druk op [–[Waarde[+] totdat de gewenste parameter verschijnt in het venster. Zie de volgende lijst met opties: • ZACHT-Fonts die vanuit een toepassing zijn gedownload naar het RAM van de printer (softfonts). Deze worden verwijderd als de printer wordt uitgeschakeld • INTERN-Interne lettertypen op de vaste schijf van de printer • SLEUF -Lettertypen in DIMM’s, is de sleuf waarin de DIMM zich bevindt Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. Druk op [Optie] totdat PCL-LETTERTYPENUMMER wordt weergegeven in het venster. Druk op [–[Waarde[+] totdat het gewenste lettertypenummer verschijnt in het venster. Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een sterretje (*) rechts naast uw keuze. Druk op [Optie] totdat PCL-PUNTGROOTTE verschijnt als u een schaalbaar lettertype hebt geselecteerd, of PCL-PITCH als u een lettertype met vaste breedte hebt gekozen. Voor bitmap-lettertypen is het niet mogelijk de pitch of de puntgrootte op te geven.
13 Druk op [–[Waarde[+] om de puntgrootte of de pitch te kiezen. 14 Druk op [Selecteren] om de selectie op te slaan. Er verschijnt een
sterretje (*) rechts naast uw keuze.
5
15 Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
Lettertypen gebruiken
DU
Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken 91
Lijst afdrukken met beschikbare printerlettertypen Gebruik het bedieningspaneel als u snel een lijst met beschikbare lettertypen wilt afdrukken.
Een lijst afdrukken via het bedieningspaneel 1 Druk op [Menu] totdat INFORMATIEMENU verschijnt in het venster. 2 Druk op [Optie] totdat PCL-LETTERTYPELIJST AFDRUKKEN of PS-LETTERTYPELIJST AFDRUKKEN
in het venster verschijnt.
3 Druk op [Selecteren] om de lettertypelijsten af te drukken. De printer
wordt automatisch on line gezet. Windows-gebruikers kunnen ook het hulpprogramma HP FontSmart gebruiken en Mac OS-gebruikers kunnen een lijst met beschikbare lettertypen afdrukken met het hulpprogramma HP LaserJet. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het gebruik van de hulpprogramma’s HP FontSmart of HP LaserJet.
Uitleg van de PCL-lettertypelijst De volgende afbeelding is een voorbeeld van een PCL-lettertypelijst. Afbeelding 14
A Lettertype
De naam van het lettertype. B Pitch/Pt
De opgegeven pitch of puntgrootte van het lettertype. CPI geeft het aantal tekens per inch aan van een lettertype met vaste breedte. De puntgrootte is de hoogte van het lettertype.
92 Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken
DU
C ESC-reeks
Een PCL-escape-reeks waarmee het lettertype wordt geselecteerd. De escape-reeks bestaat uit een grijs vak, gevolgd door een v of een h. Dit betekent dat u de puntgrootte (bijvoorbeeld 14,25v voor 14,25-punts tekst) of de pitch (bijvoorbeeld 12,00h voor 12 tekens per inch) moet invoeren. D Lettertype # Het nummer dat op het bedieningspaneel wordt gebruikt om een intern lettertype in een DIMM of een geladen softfont te selecteren. E Lettertype-ID Het identificatienummer dat u aan softfonts toekent als u ze via de software in de printer laadt.
PostScript-lettertypen De printer bevat 35 schaalbare PostScript-lettertypen uit 11 verschillende families. Deze vallen alle onder licentie van Adobe. Meer dan 650 aanvullende lettertypen die met deze printer bruikbaar zijn, zijn te vinden in de Adobe Type Library. U kunt deze lettertypen aanschaffen en gebruiken met deze printer als de optionele PostScript-interpreter is geïnstalleerd. PostScript-lettertypen moeten worden ondersteund door de software. Raadpleeg dan ook de documentatie bij de software of u gebruik kunt maken van PostScript-lettertypen. De volgende bronnen bieden meer informatie over het schrijven van PostScript-toepassingen.
• PostScript Language Program Design. Adobe Systems Incorporated. Menlo Park: Addison-Wesley Publishing Company, Inc., 1988.
• PostScript Language Reference Manual. Second Edition.
Adobe Systems Incorporated. Menlo Park: Addison-Wesley Publishing Company, Inc., 1990. • “PostScript Language Supplements,” verschillende versies. Adobe Systems Incorporated, Developer Relations Group. • PostScript Language Tutorial and Cookbook. Adobe Systems Incorporated. Menlo Park: Addison-Wesley Publishing Company, Inc., 1985. Let op
5
In een en dezelfde afdruktaak is het niet mogelijk de PostScript-lettertypen in combinatie met de ingebouwde PCL-lettertypen van de printer te gebruiken, of met andere PCL-lettertypen. Door van printermodus te wisselen kunt u ofwel PostScript- ofwel PCL-lettertypen gebruiken, maar niet beide tegelijk.
Lettertypen gebruiken
DU
Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken 93
Lettertypen gebruiken in een netwerk Als de printer in een netwerk gebruikt wordt, moet u contact opnemen met de systeembeheerder voordat u:
• Het standaardlettertype wijzigt via het bedieningspaneel van de printer. • Softfonts en letterbeelden in het geheugen van de printer laadt of eruit verwijdert.
• De printer uitschakelt, waardoor softfonts worden verwijderd (lettertypen die in het RAM van de printer zijn geladen). Als u deze richtlijnen volgt, bespaart u het printergeheugen en voorkomt u onverwachte afdrukresultaten. Uw netwerkbesturingssysteem beschermt misschien zelf al de afdruktaken van de afzonderlijke gebruikers tegen de invloeden van andere taken in het systeem. Vraag dit na bij de systeembeheerder. Neem de volgende mogelijkheden in overweging om de prestaties van de printer optimaal te benutten als u werkt met verschillende lettertypen en letterbeelden:
• Maak zo veel mogelijk gebruik van de interne schaalbare lettertypen van de printer. PCL- en TrueType-lettertypen zijn beschikbaar in de PCL-modus. PostScript-lettertypen zijn beschikbaar in de PostScript-modus. • Bespaar printergeheugen door alleen de noodzakelijke softfonts en schaalbare lettertypen in het geheugen te laden. • Als u meerdere gedownloade lettertypen wilt gebruiken, kunt u bij een erkende HP-dealer extra geheugen kopen. • Sommige toepassingen laden aan het begin van een afdruktaak automatisch lettertypen in het geheugen van de printer. Het is misschien mogelijk die toepassingen in te stellen zodat ze alleen de softfonts downloaden die nog niet in het printergeheugen aanwezig zijn. Raadpleeg de documentatie bij de toepassing voor meer informatie.
94 Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken
DU
Ondersteuning voor lettertypen op een optionele vaste schijf of flash-DIMM Als lettertypen worden opgeslagen op de vaste schijf van de printer of in een flash-DIMM, moet de printerdriver informatie hebben over het formaat, de vorm en de stijl van deze lettertypen, zodat de tekst correct kan worden opgemaakt. Voordat deze lettertypen kunnen worden gebruikt, moeten ze dan ook niet alleen geïnstalleerd worden op de vaste schijf of in de flash-DIMM in de printer, maar ook in de computer.
Lettertypen installeren in de computer Als u met Microsoft Windows werkt, kunt u het hulpprogramma HP FontSmart gebruiken of het Configuratiescherm van Windows. Als de lettertypen zijn geïnstalleerd, herkent de printerdriver de lettertypen en geeft ze in de toepassing weer. Als de lettertypen worden weergegeven in de menu’s van de software, kunt u ze in het systeem installeren met het hulpprogramma HP FontSmart. Als u werkt met Mac OS, installeert u lettertypen met het hulpprogramma HP LaserJet. Als de lettertypen zijn geïnstalleerd, herkent de printerdriver de lettertypen en geeft ze in de toepassing weer. Voor MS-DOS®-toepassingen moet u een printerdriver voor de nieuwe lettertypen opvragen bij de softwareleverancier. Een aantal printerdrivers voor HP lettertype-producten zijn ook beschikbaar bij het HP Distribution Center (alleen in de VS) of bij de erkende HP-dealer. Raadpleeg “HP verkoop- en servicekantoren wereldwijd” in appendix E voor meer informatie over erkende HP-dealers.
5 Lettertypen gebruiken
DU
Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken 95
Lettertypen installeren op de vaste schijf van de printer of in de flash-DIMM Installeer de lettertypen op de vaste schijf of in de flash-DIMM van de printer met:
• Het hulpprogramma HP FontSmart • Het tabblad Lettertypen van de PCL-printerdriver • Het tabblad Lettertypen van de PS 3.1 printerdriver (alleen Microsoft Windows 3.1x) • Het hulpprogramma HP LaserJet voor Mac OS • Een ander hulpprogramma om lettertypen te downloaden Let op
De software kan een nieuw lettertype in de menu’s weergeven, terwijl dat lettertype niet in de printer is geïnstalleerd. De printerdriver downloadt de lettertypen die voor een afdruktaak nodig zijn naar het RAM van de printer, maar als de printer wordt uitgeschakeld, worden deze lettertypen gewist uit het RAM. Raadpleeg de On-line-Help bij het lettertype voor meer informatie over het installeren van het lettertype op de vaste schijf van de printer of in een flash-DIMM.
96 Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken
DU
Speciale effecten met lettertypen gebruiken De printer ondersteunt speciale effecten voor lettertypen, zoals patronen, diapositief afdrukken, gespiegelde tekst en geavanceerde lettertyperotaties. Controleer in de documentatie van de toepassing of het programma deze mogelijkheden ondersteunt. Programmeurs kunnen complete instructies voor speciale lettertype-effecten vinden in de PCL 5 Technical Reference Manual.
Aangepaste HP-lettertypen voor Microsoft Windows Aangepaste HP-softfonts zijn nu beschikbaar. Ontwerp een aangepast softfontpakket voor uw specifieke behoeften. Een aantal voorbeelden zijn:
• Elk lettertype of letterbeeld van alle HP standaard lettertypeproducten • • • •
en letterbeeldcollecties Streepjescodes, inclusief 3 of 9, Codeabar, UPC, en andere Aangepaste tekensettoewijzingen Handtekeningen en logo’s Macro’s voor het automatisch afdrukken van standaardformulieren met uw gegevens Neem voor meer informatie contact op met HP Corvallis Service Center 541-715-5757 (in de VS) of een erkende HP-dealer.
5 Lettertypen gebruiken
DU
Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken 97
98 Hoofdstuk 5 – Lettertypen gebruiken
DU
Hoofdstuk 6 Printer-interfaces Configuratie parallelle poort De printer beschikt over een parallelle poort en twee EIO-sleuven (Enhanced Input/Output). Als de printer geen interne HP JetDirect-printserver in een EIO-sleuf heeft, gebruik dan de standaard bidirectionele parallelle interface-kabel (conform IEEE-1284, 3 meter (10 feet) lang, HP-onderdeelnummer C2946A). Via de parallelle poort is een snelle gegevensoverdracht naar de printer mogelijk; dit gaat meestal echter niet zo snel als met een netwerkkaart. De kabel mag niet langer zijn dan 3 meter (10 feet) en moet zijn voorzien van een DB-25-pins-stekker en een micro 36-pins-stekker (“C-formaat”). Zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9 voor informatie over het bestellen van parallelle kabels. Let op
De bidirectionele parallelle interface (conform IEEE-1284) is compatibel met parallelle interfaces van Centronics. Om gebruik te kunnen maken van de uitgebreide mogelijkheden die de interface biedt (zoals bidirectionele communicatie tussen computer en printer, snellere gegevensoverdracht en automatische configuratie van printerdrivers), moet u over software beschikken die deze functies ondersteunt. Vraag uw software-leverancier of bidirectionele parallelle functies worden ondersteund.
Let op
Automatische I/O-schakeling kan door middel van de timeout-functie zo worden ingesteld dat er maximale prestaties worden bereikt. Als u meerdere poorten gebruikt en er verschijnen tijdens het uitvoeren van een afdruktaak plotseling gegevens van andere poorten, verhoog dan de timeout-waarde van I/O. Zie “I/O-timeout instellen” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het wijzigen van de I/O-timeout-waarde. Zie de instructies in de handleiding Om te beginnen voor specifieke informatie over het zodanig instellen van de computer en de printer dat er via de parallelle interface kan worden afgedrukt.
DU
Hoofdstuk 6 – Printer-interfaces 99
Newerkverbindingen De printer is uitgerust met twee EIO-sleuven voor netwerkverbindingen via interne HP JetDirect-printservers. Een interne JetDirect-printserver levert betere afdrukprestaties wanneer er vanuit een netwerk wordt afgedrukt. Daarnaast biedt een interne HP JetDirect-printserver de mogelijkheid om de printer op elke willekeurige plek in het netwerk te plaatsen. Hierdoor is het niet langer nodig om de printer rechtstreeks aan te sluiten op een server of een werkstation en kunt u de printer dichter bij de netwerkgebruikers plaatsen.
100 Hoofdstuk 6 – Printer-interfaces
DU
Beschikbare oplossingen voor netwerksoftware
Versie
Protocol
Novell NetWare
3.11, 3.12, 4.0, 4.1
IPX/SPX
Microsoft Windows NT
3.5, 3.51, 4.0
TCP/IP, IPX/SPX, DLC/LLC
Microsoft Windows 95 netwerk
-
IPX/SPX, TCP/IP
UNIX
HP-UX 9.X, 10.X Solaris 2.3, 2.4, 2.5 SunOS 4.1.3, 4.1.4 SCO UNIX 386, 6.2, 4.2, 5.0* IBM AIX 3.2.5 en hoger* LPD
TCP/IP -
IBM OS/2 Warp Server
3.0, 4.0
DLC/LLC, TCP/IP
Apple EtherTalk of LocalTalk
-
AppleTalk
* Software wordt rechtstreeks geleverd door de leverancier van het besturingssysteem. Zie HP FIRST document #7697 voor software voor de overige besturingssystemen.
Raadpleeg de HP JetDirect Print Server Software Installation Guide voor meer informatie over HP JetAdmin-software. Neem contact op met uw erkende HP-dealer voor meer informatie over typen printservers en netwerkbesturingssystemen die door HP JetDirect-printservers worden ondersteund.
DU
Hoofdstuk 6 – Printer-interfaces 101
Printerinterfaces
Netwerkbesturingssysteem
6
HP biedt diverse interne HP JetDirect-printservers, waaronder Token-, combo- en 10/100-Base T-configuraties. Zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9 voor informatie over het bestellen van interne HP JetDirect-printservers. Er zijn HP JetDirect-printservers voor de volgende versies van netwerkbesturingsystemen.
LocalTalk-configuratie Met de LocalTalk-interface kunt u rechtstreeks afdrukken vanaf een Mac OS2-computer of vanaf een Mac OS2-computer in een LocalTalk-netwerk. Met een HP JetDirect Combo-kaart kunt u verbinding leggen met een LocalTalk-netwerk. Niet alle interne printserverkaarten ondersteunen echter verbinding met een LocalTalk-netwerk. Zie de instructies in de HP JetDirect Print Server Software Installation Guide voor specifieke informatie over het zodanig instellen van de computer en de printer dat er via de LocalTalk-interface kan worden afgedrukt.
Macintosh DIN-8-kabel Als u zonder netwerk rechtstreeks vanaf een Mac OS-computer gegevens afdrukt op de printer, moet u een standaard Macintosh DIN-8-printerkabel gebruiken (HP-onderdeelnummer 92215S). Deze kabel kan niet worden gebruikt in een LocalTalk-netwerkconfiguratie.
LocalTalk-netwerkconfiguratie Als u de printer wilt aansluiten op een Mac OS2-computer in een LocalTalk-netwerk, hebt u de HP LocalTalk-kabelset nodig (HP-onderdeelnummer 92215N). U hebt voor elke printer een aparte set nodig plus een extra set voor elke Mac OS2-computer die niet reeds op het netwerk is aangesloten.
102 Hoofdstuk 6 – Printer-interfaces
DU
De HP JetAdmin-software wordt geleverd bij printers die via interne HP JetDirect-printservers op het netwerk zijn aangesloten. De HP JetAdmin-software vormt samen met de interne HP JetDirect-printservers een complete oplossing voor afdrukken in een netwerk. Raadpleeg de HP JetDirect Print Server Software Installation Guide voor meer informatie.
Producten voor NetWare 3.x en 4.x Wanneer u Novell NetWare 3.x en 4.x gebruikt in combinatie met de HP JetDirect-printserver, dan levert Wachtrijserver-modus optimale afdrukprestaties over Afstandsprinter-modus. Raadpleeg de HP JetDirect Print Server Software Installation Guide voor meer informatie.
IBM OS/2 Warp Server-netwerken Hoewel OS/2 virtueel geheugen ondersteunt, kunnen betere resultaten worden bereikt door het server-RAM uit te breiden, zeker als er sprake is van een groot swapper.dat-bestand. Dit is afhankelijk van het aantal netwerkprinters en het type printerdriver. Voor optimale prestaties van de maximale printerconfiguratie is waarschijnlijk ten minste 16 MB aan server-RAM nodig.
DU
Hoofdstuk 6 – Printer-interfaces 103
Printerinterfaces
HP JetDirect-printservers ondersteunen meerdere protocollen en meerdere netwerkbesturingssystemen. Als u voor HP JetDirect hebt gekozen, kunt u een printer op elke locatie rechtstreeks op een netwerk aansluiten. U kunt dan gebruik maken van de volledige netwerksnelheid en maximale afdrukprestaties leveren terwijl het gebruik en het netwerkbeheer is vergemakkelijkt.
6
Netwerkprestaties verbeteren
Microsoft Windows 3.1, Windows 3.11, Windows 95 en Windows NT 3.51 en 4.0 -netwerken Voor Microsoft Windows 3.1-, Windows 95- en Windows NT 3.51- en 4.0-netwerken, werkt de HP JetAdmin-software als een Windows-toepassing en ondersteunt het programma eigen NDS (Novell Directory Services) en fungeert het als verbinding met randapparatuur die via HP JetDirect is aangesloten. Voor Peer-to-Peer-netwerken van Microsoft Windows 95 werkt HP JetAdmin als een Windows-toepassing die met behulp van een HP JetDirect-printserver HP-printers op een printernetwerk beheert dat compatibel is met TCP/IP of IPX/SPX. Voor Microsoft Windows NT 3.51- en 4.0-netwerken ondersteunt HP JetAdmin ook TCP/IP- of IPX/SPX-omgevingen voor het maken van verbinding met printers. Raadpleeg de HP JetDirect Print Server Software Installation Guide voor meer informatie.
UNIX-netwerken HP JetAdmin biedt een oplossing die is gebaseerd op TCP/IP voor de configuratie en het beheer van op HP JetDirect aangesloten printers op een groot aantal verschillende HP-UX-, Solaris- en SunOS-hostspoolers.
104 Hoofdstuk 6 – Printer-interfaces
DU
Hoofdstuk 7 Onderhoud van de printer Ruimte maken voor het onderhoud van de printer Voorzichtig
Voorkom schade aan de printer door de beeldcilinder en alle toner-cassettes te verwijderen voordat u de printer verplaatst. Zorg dat er aan alle kanten van de printer voldoende ruimte is om alle verbruiksartikelen te verwijderen als u onderhoud pleegt aan de printer. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de verbruiksartikelen voor meer informatie over onderhoudsprocedures. In de volgende afbeelding ziet u hoeveel ruimte rond de printer nodig is voor onderhoud.
Afbeelding 15
A Bovenaanzicht (met de optionele postbus met meerdere bakken en lade 4) B Zijaanzicht (met de optionele postbus met meerdere bakken en lade 4)
DU
Hoofdstuk 7 – Onderhoud van de printer 105
Locatie van de verbruiksartikelen in de printer In de volgende afbeelding ziet u de locatie van de verbruiksartikelen in de printer. Een verbruiksartikel is elk onderdeel van de printer dat kan worden vervangen als de levensduur voorbij is.
Afbeelding 16
A B C D E F G H I J
Kleurentoner-cassettes Zwarte toner-cassette Beeldcilinder Reinigingsrol Transportband Transportcilinder Luchtfilters Koolstoffilter Fuser Transportoplader Raadpleeg de instructies bij de verbruiksartikelen voor informatie over het vervangen van verbruiksartikelen.
106 Hoofdstuk 7 – Onderhoud van de printer
DU
Let op
De carrousel met kleurentoner draait alleen rond als het doorzichtige klepje gesloten is, de beeldcilinder en de zwarte toner-cassette zijn geïnstalleerd (inclusief het verwijderen van de oranje verzegeling van de zwarte toner-cassette en het naar links draaien van de bovenste hendel) en als de rechterbovenklep gesloten is.
Vervangingsschema voor verbruiksartikelen in de printer
Printerbericht
Aantal pagina’s
Geschatte periode4
Zwarte toner-cassette
TONER BIJNA LEEG VERVANG ZWART
15.000 pagina’s1
2,5 maanden
Kleurentoner-cassettes Cyaan Magenta Geel
TONER BIJNA LEEG VERVANG [kleur]
7.000 pagina’s1
1,1 tot 1,6 maanden
Cilinderkit Beeldcilinder Luchtfilters (2) Reinigingsdoekje
CIL. BIJNA LEEG VERVANG CILINDER
16.000 pagina’s2
6,7 maanden bij alleen zwart-witpagina’s of 1,7 maanden bij pagina’s in kleur
Transportkit Transportcilinder Transportband Transportoplader Reinigingsrollen Koolstoffilter Reinigingsdoekje
TRANS BIJNA LEEG VERVANG KIT
96.000 pagina’s3
16 maanden bij alleen zwart-witpagina’s of 12,5 maanden bij pagina’s in kleur
Fuserkit (110 Volt) Fuser Papierrollen (6) Reinigingsdoekje
FUSER BIJNA LEEG VERVANG KIT
100,000 pagina’s
16 maanden
Fuserkit (220 Volt) Fuser Papierrollen (6) Reinigingsdoekje
FUSER BIJNA LEEG VERVANG KIT
100,000 pagina’s
16 maanden
1
Geschatte aantal bij 5% dekking van de verschillende toners bij papier van Letter-formaat. Deze waarde kan worden gebruikt om een schatting te maken bij andere dekkingspercentages van 2% tot 35%. Bijvoorbeeld: 5.000 pagina’s bij 5% dekking komt ongeveer overeen met 2.500 pagina’s bij 10% dekking. Op deze manier gemaakte schattingen zijn zeer ruw, en gebruiksvoorwaarden en afdrukgedrag 2 kunnen leiden tot hele andere resultaten. 3 Geschatte levensduur gebaseerd op verwachte levensduur van 50.000 afbeeldingen bij 6.000 pagina’s per maand. 4 Geschatte levensduur gebaseerd op verwachte levensduur van 300.000 afbeeldingen bij 6.000 pagina’s per maand. Geschatte levensduur gebaseerd op 6.000 afgedrukte pagina’s per maand.
Zie hoofdstuk 8, “Berichten in het venster van het bedieningspaneel” voor uitleg van de berichten.
DU
Hoofdstuk 7 – Onderhoud van de printer 107
Onderhoud van de printer
Verbruiksartikel
7
In de volgende tabel ziet u wanneer de verbruiksartikelen ongeveer vervangen moeten worden en de printerberichten die verschijnen als ze vervangen moeten worden. Onderdeelnummers voor de verschillende verbruiksartikelen vindt u in “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9. Gebruik voor optimale afdrukkwaliteit originele HP-verbruiksartikelen die voor deze printer ontworpen zijn.
HP heeft een recyclingprogramma voor printertoebehoren zodat u de HP Color LaserJet Printer-verbruiksartikelen op een verantwoorde manier kunt weggooien. Zie “Aandacht voor het milieu” in appendix D voor details over dit programma. U kunt alle bovengenoemde verbruiksartikelen kwijt via het recyclingprogramma voor printertoebehoren.
108 Hoofdstuk 7 – Onderhoud van de printer
DU
Hoofdstuk 8 Berichten in het bedieningspaneel van de printer Printerberichten In de volgende tabel ziet u de printerberichten. Eerst volgen de printerberichten die worden voorafgegaan door een nummer. Daarna komen in alfabetische volgorde de printerberichten zonder nummer. Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
****************
Verschijnt tijdens het opstarten bij initialisatie van de taken.
Geen handeling vereist.
20 ONVOLDOENDE GEHEUGEN
Het interne geheugen van de printer is te klein voor de hoeveelheid gegevens die de computer heeft gestuurd.
Geen handeling vereist. Alleen de hoeveelheid gegevens die in het geheugen van de printer past, wordt afgedrukt.
22 EIO BUFFER VOL
De EIO-buffer is volgeraakt terwijl de printer bezig was.
De huidige gegevens in de printerbuffer gaan verloren. Geen handeling vereist.
22 PARALLEL I/O BUFFER VOL
Geeft aan dat de parallelle buffer vol is.
Afdrukken kan doorgaan, maar sommige gegevens kunnen verloren zijn gegaan.
40 EIO N SLECHTE OVERDRACHT
De verbinding met een EIO-accessoire is abnormaal verbroken.
Controleer of alle kabels zijn aangesloten op de EIO-poorten en dat de EIO-kaart goed zit. Stuur, als dat mogelijk is, de afdruktaak naar een andere netwerkprinter om te controleren of het netwerk in orde is. Alle gegevens in de printerbuffer gaan verloren.
N = EIO-sleufnummer 1 = onderste EIO-sleuf 2 = bovenste EIO-sleuf
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 109
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
41.2 PRINTERFOUT
Geeft aan dat een Open en sluit de klep aan de laserscannerfout is opgetreden. voorkant om eventueel aanwezige pagina’s te verwijderen uit de printer. Druk de taak opnieuw af. Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer als het probleem zich blijft voordoen.
41.3 ONVERWACHT PAPIERFORMAAT LAAD LADE 1
Lade 1 is geconfigureerd voor een bepaald mediaformaat, maar de printer herkent een ander formaat in lade 1.
41.3 ONVERWACHT PAPIERFORMAAT LAAD LADE 1
Lade 1 is geconfigureerd voor een speciaal mediaformaat, maar de printer herkent een ander formaat in lade 1.
41.5 ONVERWACHTE PAPIERSOORT LAAD LADE X
De printer verwacht een bepaald mediatype in een invoerlade, maar herkent dat een ander type wordt geladen. De printer verwachtte bijvoorbeeld transparanten, terwijl er normaal papier werd ingevoerd.
Laad het juiste formaat media in lade 1 of, als de printer zich in Cassette-modus bevindt, configureer de invoerlade voor het juiste mediaformaat in de is het mediatype dat is invoerlade. Zie “Mediatype en opgegeven in de printerdriver -formaat configureren” in of de toepassing. hoofdstuk 2 voor meer is het mediaformaat informatie over het dat is opgegeven in de configureren van invoerladen. printerdriver of de toepassing. Laad het gevraagde formaat media in lade 1 of, als de printer zich in Cassette-modus bevindt, configureer de invoerlade voor het juiste is het mediatype dat mediaformaat in de invoerlade. is opgegeven in de printerdriver Zie “Mediatype en -formaat of de toepassing. configureren” in hoofdstuk 2 is het mediaformaat voor meer informatie over het dat is opgegeven in de configureren van invoerladen. printerdriver of de toepassing.
X is het nummer van de invoerlade. is het mediatype dat is opgegeven in de printerdriver of de toepassing. is het mediaformaat dat is opgegeven in de printerdriver of de toepassing.
Open en sluit de klep aan de voorkant en verwijder de pagina uit de printer. Controleer of het juiste type media is geladen in de invoerlade en of het bedieningspaneel correct is geconfigureerd. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van invoerladen.
110 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
49.XXXX FOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat een firmware-fout is opgetreden of dat er beschadigde gegevens zijn verstuurd naar de printer.
Controleer of alle kabels zijn aangesloten. Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer.
50.X FUSER-FOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat er een fout is Zet de printer uit en weer aan opgetreden in het fusersysteem. voor een reset van de printer. Beschrijving X = 1 = Te lage temperatuur 2 = Opwarmfout 3 = Te hoge temperatuur 4 = Fout in fuser-aandrijving/ voeding 6 = Verwarmingsfout
Als fout 50.3 optreedt, zet u de printer uit en laat u de fuser gedurende 30 minuten afkoelen. Zet daarna de printer weer aan.
51 LASER-FOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat een laserstoring is opgetreden.
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
52 SCANNER-FOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat de scannermotor Zet de printer uit en weer aan niet goed draait. voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
Berichten in het bedieningspaneel
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 111
8
DU
Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
53.XY.ZZ FOUT DIMM-SLEUF N
Geeft aan dat een geheugenfout is opgetreden tijdens de configuratie en controle van DIMM-geheugen.
Controleer of de DIMM-kaart goed is geïnstalleerd en dat de DIMM’s correct zijn geconfigureerd. Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Verwijder eventueel de DIMM die de fout veroorzaakt en plaats hem weer terug. Raadpleeg appendix A, “DIMM-installatie” voor meer informatie over het installeren en configureren van DIMM’s.
X Hardwaretype 0 ROM 1 RAM 2 FLASH Y 0 1 2 3 4 5 6 7 8
Hardware-apparaat ROM/RAM op kaart DIMM-sleuf 1 DIMM-sleuf 2 DIMM-sleuf 3 DIMM-sleuf 4 DIMM-sleuf 5 DIMM-sleuf 6 DIMM-sleuf 7 DIMM-sleuf 8
Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
ZZ- fout 0 Niet-ondersteund geheugen 1 Niet-herkend geheugen 2 Niet-ondersteunde geheugengrootte 3 RAM-test niet geslaagd 4 Maximale RAM-grootte overschreden 5 Maximum ROM-grootte overschreden 6 Ongeldige DIMM-snelheid, controleer DRAM 7 DIMM geeft informatie incorrect weer 10 DIMM-adresconflict 11 PDC XROM buiten geldige bereik 12 Kon geen tijdelijke mapping maken 13 Ongeldig type RAM 14 DIMM-combinatie incorrect N = EIO-sleufnummer 1 = Onderste EIO-sleuf 2 = Bovenste EIO-sleuf
112 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
54.1 TEMPERATUUR SENSORFOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat zich een storing heeft voorgedaan in de luchtvochtigheids- en temperatuursensor.
Zet de printer uit en neem contact op met een erkende HP serviceverlener. Gebruik de printer niet als deze fout zich voordoet, omdat schade kan optreden.
54.2 CARROUSELFOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat de kleurentonercarrousel niet goed werkt.
Open de doorzichtige klep bij de gekleurde toner-cassettes en controleer of er iets in de weg zit. Als het bericht niet verdwijnt als u alle kleppen hebt gesloten, zet u de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
55 PRINTERFOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft een fout aan in een printeropdracht. De opdrachten kunnen niet worden uitgewisseld tussen de printer en de controller.
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
56.1 FOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat een invoerfout is opgetreden (zoals een poging transparanten door de duplex-eenheid te voeren), of dat de invoerlade niet is geïnstalleerd.
Installeer de invoerlade als de lade van waaruit u afdrukt niet is geïnstalleerd. Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer.
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 113
Berichten in het bedieningspaneel
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
8
54.3 Geeft aan dat er een fout is DENSITEITSENSORFOUT opgetreden in de OPSTARTCYCLUS densiteitsensor, of dat de printer geen gegevens terugkrijgt van de densiteitsensor.
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
56.2 FOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat een uitvoerfout is opgetreden. De postbus met meerdere bakken is bijvoorbeeld niet geïnstalleerd terwijl deze is geselecteerd als uitvoerbestemming, of er zitten transparanten in de duplex-eenheid.
Open de printer en verwijder de media uit de papierbaan. Controleer of het mediatype is ingesteld via het bedieningspaneel. Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer als de situatie zich opnieuw voordoet. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van invoerladen.
57.X VENTILATORSTORING
Een van de koelventilatoren heeft een probleem.
Zet de printer uit en neem onmiddellijk contact op met een erkende HP serviceverlener. Gebruik de printer niet als deze fout zich voordoet, omdat ernstige schade kan optreden.
X = Ventilatortype 1 = Achterste uitvoerventilator (motor 1) 2 = Achterste toevoerventilator (motor 2) 3 = Linker uitvoerventilator (motor 3) 58.1 FOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat de papiergeleider in de rechterbovenklep uit positie is, waardoor een storing ontstaat bij het invoeren van media uit lade 1.
Open de rechterbovenklep en controleer of er sprake is van een papierstoring of verkeerd ingevoerde media. Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer.
59.X MOTORFOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat de hoofdmotor van de printer niet goed werkt.
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
Beschrijving X = 0 = Algemene fout 1 = Opstartfout 2 = Rotatiefout 62.X ONDERHOUD OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat er een probleem is met het interne geheugen. Beschrijving X = 0 = Intern ROM of RAM 1-8 = DIMM-sleuven 1-8.
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
114 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Aanbevolen handeling
63 ONDERHOUD OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat de test van het intern RAM-geheugen is mislukt.
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
64 PRINTERFOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat er een scan-bufferfout is opgetreden.
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
65 PRINTERFOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft aan dat er een fout is opgetreden in de dynamische RAM-controller.
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
66.X0.YY C-LINK COMM-FOUT CONTROLEER KABELS EN DRUK OP START
Geeft aan dat er een communicatiefout is opgetreden tussen invoerlade 4 en de printer.
Controleer of de communicatieen netsnoerkabels zijn aangesloten. Druk op [Start] om door te gaan. Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer als het bericht blijft verschijnen.
Beschrijving X/YY X = Apparaatnummer in de link YY = Foutcode van het optionele apparaat
Controleer of de communicatieen netsnoerkabels zijn aangesloten. Druk op [Start] om door te gaan. Zet de printer Beschrijving X/YY X = Eenheidsnummer in de link uit en weer aan voor een reset van de printer als het bericht YY = Foutcode van de opnieuw wordt weergegeven. optionele eenheid
66.X1.STORING YY INVOEREENHEID CONTROLEER KABELS EN DRUK OP START
Geeft aan dat er een fout is opgetreden in lade 4.
66.X2.STORING YY UITVOEREENHEID CONTROLEER KABELS EN DRUK OP START
Geeft aan dat er een storing is opgetreden in de postbus met meerdere bakken.
DU
Controleer of de communicatieen netsnoerkabels zijn aangesloten. Druk op [Start] om door te gaan. Zet de printer uit en weer aan voor een reset Beschrijving X/YY X = Eenheidsnummer in de link van de printer als het bericht blijft verschijnen. YY = Foutcode van de optionele eenheid
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 115
Berichten in het bedieningspaneel
Beschrijving
8
Bericht
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
67.X PRINTERFOUT OPSTARTCYCLUS
Geeft een fout aan in de elektronische controller.
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
Beschrijving X = 1 = DC-controllerfout 2 = IC-storing DC-controller 3 = Interne communicatiestoring 68 NVRAM-FOUT INSTELL. GEWIJZIGD
Geeft aan dat er een herstelbare fout is opgetreden in het NVRAM (Nonvolatile Random-Access Memory).
Controleer de instellingen van het bedieningspaneel. Een of meer velden hebben misschien weer hun standaardwaarde (fabrieksinstelling) gekregen tijdens het herstellen van de fout. Zie “Fabrieksinstellingen” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over fabrieksinstellingen.
68 NVRAM VOL INSTELL. VERLOREN
Geeft aan dat het NVRAM vol is en dat de printer geen nieuwe gegevens naar het NVRAM kan schrijven.
Controleer de instellingen van het bedieningspaneel. Een of meer velden hebben misschien weer hun standaardwaarde (fabrieksinstelling) gekregen tijdens het herstellen van de fout. De volgende keer dat de printer uit en weer aan wordt gezet, wordt het NVRAM gewist en worden alle fabrieksinstellingen hersteld. Zie “Fabrieksinstellingen” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over fabrieksinstellingen.
79 ONDERH. (XXXX) OPSTARTCYCLUS
De firmware heeft een onherstelbare fout ontdekt.
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen.
Beschrijving X 01XX = IO-ASIC registerfout 02XX = Video-ASIC registerfout 03XX = IDE-ASIC registerfout
116 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Aanbevolen handeling
ACTIEVE IO WORDT HERSTELD
De printer is bezig met een reset van de actieve I/O-poorten.
Geen handeling vereist.
ALLE IO’S WORDEN HERSTELD
De printer is bezig met een reset van alle I/O-poorten.
Geen handeling vereist.
BESTANDSDIR. WORDT AFGEDRUKT
De printer is bezig de bestandsdirectory af te drukken. Als de directory is afgedrukt, gaat de printer automatisch on line en in de Klaar-modus.
Geen handeling vereist.
BEWERKING FLASHBESTAND MISLUKT
De printer heeft een ongeldige PJL-opdracht ontvangen (zoals downloaden naar een niet-bestaande directory).
Geen handeling vereist.
BEWERKING SCHIJF BESTAND MISLUKT
De printer heeft een ongeldige PJL-opdracht ontvangen (zoals downloaden naar een niet-bestaande directory).
Geen handeling vereist.
BEZIG MET AFDR. MAP MENU
De printer is bezig de menustructuur af te drukken. Als de menustructuur is afgedrukt, gaat de printer automatisch on line en in de Klaar-modus.
Geen handeling vereist.
BEZIG MET AFDR. VAN LOGBESTAND
De printer is bezig het logbestand af te drukken. Als het logbestand is afgedrukt, gaat de printer automatisch on line en in de Klaar-modus.
Geen handeling vereist.
BEZIG MET KALIBREREN
De printer is bezig de densiteitsensor in te stellen.
Geen handeling vereist.
BEZIG MET OPWARMEN De fuser is bezig met opwarmen.
Geen handeling vereist.
BEZIG MET TAAK ANNULEREN
De printer is bezig de huidige afdruktaak te annuleren.
Geen handeling vereist.
BEZIG MET VERWERKEN TAAK
De printer is bezig een afdruktaak te verwerken.
Geen handeling vereist.
BOVENSTE UITVOERBAK VOL
De bovenste uitvoerbak (bedrukte zijde boven) van de postbus met meerdere bakken is vol.
Verwijder alle media uit de bovenste uitvoerbak van de postbus met meerdere bakken om door te gaan met afdrukken.
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 117
Berichten in het bedieningspaneel
Beschrijving
8
Bericht
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
BOVENSTE UITVOERBAK VOL
De bovenste uitvoerbak (bedrukte zijde onder) van de printer is vol.
Verwijder alle media uit de bovenste uitvoerbak van de printer om door te gaan met afdrukken.
CIL. BIJNA LEEG VERVANG CILINDER
De beeldcilinder is bijna aan het U kunt doorgaan met eind van de verwachte afdrukken, maar voor optimale afdrukprestaties moet de levensduur. cilinderkit vervangen worden. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de cilinderkit voor meer informatie over het vervangen van de cilinderkit. Zie “Reactie bij onvoldoende toner selecteren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van de reactie van de printer op dit bericht.
CILINDER LEEG VERVANG CILINDER
De beeldcilinder is aan het eind Er kan pas weer afgedrukt van de verwachte levensduur. worden als de cilinderkit is vervangen. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de cilinderkit voor meer informatie over het vervangen van de cilinderkit.
CILINDERFOUT VERV. CILINDER
De printer heeft een fout ontdekt in de beeldcilinder.
Zet de printer uit en open de klep aan de voorkant. Draai de bovenste (blauwe) hendel naar rechts, druk op de witte knop op de onderste (groene) hendel en draai de hendel naar rechts. Verwijder de beeldcilinder. Plaats de cilinder opnieuw, draai beide hendels naar links, sluit de klep aan de voorkant en zet de printer weer aan. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als het probleem zich blijft voordoen.
CONFIG. WORDT AFGEDRUKT
De printer is bezig de configuratiepagina af te drukken. Als de configuratiepagina is afgedrukt, gaat de printer automatisch on line en in de Klaar-modus.
Geen handeling vereist.
118 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Aanbevolen handeling
DEMO WORDT AFGEDRUKT
De printer is bezig een demonstratiepagina af te drukken. Als de demonstratiepagina is afgedrukt, gaat de printer automatisch on line en in de Klaar-modus.
Geen handeling vereist.
DOORLOPENDE TEST DRUK TAAK ANNULEREN
Er worden doorlopend configuratiepagina’s afgedrukt.
Druk op [Taak annuleren] om de modus Configuratiepagina’s afdrukken te verlaten. Als de printer bezig is met afdrukken als u op [Taak annuleren] drukt, worden eerst de gebufferde pagina’s afgedrukt voordat de printer on line wordt gezet.
DRK SELECT. VOOR SCHIJFINITIALIS.
De vaste schijf van de printer is nieuw of geformatteerd onder een ander bestandssysteem.
Druk op [Selecteren] om de vaste schijf van de printer opnieuw te formatteren. Alle gegevens op de vaste schijf van de printer gaan verloren. Zet de printer uit en verwijder de vaste schijf als u de schijf niet opnieuw wilt formatteren.
DRUK OP SELECT. VOOR FLASH-INIT.
De flash DIMM van de printer is Druk op [Selecteren] om de nieuw of is geformatteerd onder flash DIMM van de printer een ander bestandssysteem. opnieuw te formatteren. Alle gegevens in de flash DIMM van de printer gaan verloren. Zet de printer uit en verwijder de flash DIMM als u de DIMM niet opnieuw wilt formatteren.
DRUK OP SELECT. BIJ NIEUWE FUSER
De printer heeft ontdekt dat een Als de fuser is vervangen, drukt nieuwe fuser is geïnstalleerd. u op [Selecteren] om de interne teller op nul te stellen. Als de fuser niet is vervangen, drukt u op [Start].
DRUK OP SELECT BIJ NIEUWE TRANS
De printer heeft ontdekt dat een Als de transportcilinder is nieuwe transportcilinder is vervangen, drukt u op [Selecteren] om de interne teller geïnstalleerd. op nul te stellen. Als de transportcilinder niet is vervangen, drukt u op [Start].
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 119
Berichten in het bedieningspaneel
Beschrijving
8
Bericht
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
DRUK SELECT VOOR WISSEN FLASHGEG. DRUK OP START OM TE ANNULEREN
Bevestig dat u de flash DIMM van de printer opnieuw wilt initialiseren.
Druk op [Selecteren] als u door wilt gaan met de initialisatie.
DRUK SELECT.VOOR WISSEN SCHIJFGEG. DRUK OP START OM TE ANNULEREN
Bevestig dat u de vaste schijf van de printer opnieuw wilt initialiseren.
DUPLEXFOUT CONTR DUPLEXER
De printer heeft een fout ontdekt in de duplex-eenheid.
Open de linkeronderklep, druk op het groene lipje rechts van de duplex-eenheid en trek de duplex-eenheid uit de printer. Zoek en verwijder eventuele vastzittende media in de duplex-eenheid. Installeer de duplex-eenheid opnieuw.
EIO N INITIALISATIE
Er wordt een EIO-accessoire geinitialiseerd.
Geen handeling vereist.
Druk op [Start] als u niet wilt doorgaan met de initialisatie van de flash DIMM van de printer. Druk op [Selecteren] als u door wilt gaan met de initialisatie. Druk op [Start] als u niet wilt doorgaan met de initialisatie van de vaste schijf van de printer.
N = EIO-sleufnummer 1 = Onderste EIO-sleuf 2 = Bovenste EIO-sleuf EIO N NIET FUNCTIONEEL
Geeft een EIO-kaartfout aan. De fout wordt met details opgenomen in het foutlogboek. N = EIO-sleufnummer 1 = Onderste EIO-sleuf 2 = Bovenste EIO-sleuf
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Vervang het verantwoordelijke EIO-accessoire als de situatie zich blijft voordoen.
EVEN GEDULD
De printer is bezig off line te gaan of zoekt in de menu’s.
Geen handeling vereist.
EXEMPL. X VAN Y WORDT VERWERKT
De printer is bezig met het verwerken van een proefafdruktaak of een MOPI-taak.
Geen handeling vereist.
X is het aantal exemplaren dat volledig is afgedrukt. Y is het totale aantal exemplaren.
120 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Aanbevolen handeling
FABRIEKSINST. WORDEN HERSTELD
De printer is bezig de fabrieksinstellingen te herstellen. De printer is bezig een koude reset te voltooien. Als de koude reset klaar is, schakelt de printer over naar de Klaar-modus maar blijft off line.
Herstel het EIO-type en configureer de printer voordat u de printer on line zet. Zie hoofdstuk 2.
FLASH IS VOL
De flash DIMM is vol.
Verwijder vanaf de host-computer gegevens uit de flash DIMM met behulp van de printerdriver of een schijfbeheertoepassing. Of formatteer de flash DIMM opnieuw via het bedieningspaneel, als u alle gegevens uit de flash DIMM wilt wissen. Als u de flash DIMM opnieuw wilt formatteren, drukt u op [Menu] totdat CONFIGURATIEMENU verschijnt in het venster. Druk op [Optie] totdat de optie FLASH INIT. wordt weergegeven. Druk op [Selecteren] om de flash DIMM opnieuw te formatteren.
FLASH IS SCHRIJFBEVEILIGD
Een gebruiker heeft geprobeerd Neem contact op met de gegevens op te slaan in de systeembeheerder om toegang flash DIMM terwijl deze te krijgen tot de flash DIMM. voorzien is van schrijfbeveiliging.
FUSER BIJNA LEEG VERVANG KIT
De fuser en de papierrollers zijn U kunt doorgaan met bijna aan het eind van hun afdrukken, maar voor optimale verwachte levensduur. afdrukprestaties moet de fuser vervangen worden. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de fuser voor meer informatie over het vervangen van de fuserkit.
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 121
Berichten in het bedieningspaneel
Beschrijving
8
Bericht
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
FUSER LEEG VERVANG KIT
De fuser en de papierrollers zijn Vervang de fuserkit en zet de aan het eind van hun verwachte fuserteller op nul voordat u het levensduur. afdrukken hervat. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de fuser voor meer informatie over het vervangen van de fuserkit en het op nul stellen van de fuserteller. Zie “Reactie bij onvoldoende toner selecteren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van de reactie van de printer op dit bericht.
GEEN AFDRUKTAAK TE ANNULEREN
[Taak annuleren] is ingedrukt terwijl er geen afdruktaken aanwezig zijn die geannuleerd kunnen worden.
Geen handeling vereist.
GEEN TAKEN IN WACHTRIJ
In het PROEFAFDRUKMENU is op [Optie] gedrukt terwijl er geen proefafdruktaken zijn die nog moeten worden afgedrukt.
Geen handeling vereist.
GEEN TOEGANG
Een gebruiker heeft geprobeerd een menuwaarde te selecteren terwijl het bedieningspaneel is vergrendeld.
Neem contact op met de systeembeheerder om toegang te krijgen tot het bedieningspaneel.
GEGEVENS ONTV. DRUK OP START
De printer heeft gegevens ontvangen en verwerkt en wacht op doorvoer.
Druk op [Start] om een pagina door te voeren. De printer voert de pagina in vanuit een van de invoerladen.
GEHEUGENTEKORT PAG. VEREENVOUD.
De printer comprimeert de afdruktaak zodat de taak in het beschikbare printergeheugen past. Het afdrukresultaat kan worden gewijzigd door de gegevenscompressie.
Vereenvoudig , indien mogelijk, de afdruktaak door de resolutie van de afbeeldingen te verminderen. Of installeer meer printergeheugen. Zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9 voor informatie over geheugenopties.
122 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Bericht
Beschrijving
HANDM. INVOEREN
U moet een vel papier of een Laad het gevraagde mediatype envelop handmatig in de printer en -formaat in lade 1. Als het invoeren. juiste mediaformaat al aanwezig is in lade 1, drukt u is het mediatype dat is op [Start] om met afdrukken te opgegeven in de printerdriver of beginnen. Zie “Afdrukken vanuit de toepassing. lade 1” in hoofdstuk 3 voor is het mediaformaat meer informatie over het laden dat is opgegeven in de van media in lade 1. printerdriver of de toepassing.
INSTALLEER TONER
De toner-cassette is niet of niet correct in de printer geïnstalleerd. kan zijn cyaan, magenta, geel of zwart.
Aanbevolen handeling
Plaats de cassette of zorg ervoor dat de geïnstalleerde cassette correct in de printer is geplaatst.
INSTALLEER TRANS.CILINDER OPEN RECHTERKLEP
DU
De printer heeft ontdekt dat de transportcilinder niet is geïnstalleerd.
Installeer de transportcilinder voordat u verder gaat met afdrukken. Haal de transportcilinder uit de printer en plaats hem correct terug als de situatie zich blijft voordoen. Raadpleeg de handleiding “Om te beginnen” of de installatiehandleiding bij de transportkit voor meer informatie over het installeren van de transportcilinder.
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 123
Berichten in het bedieningspaneel
Raadpleeg de installatiehandleiding bij de toner-cassette voor meer informatie over het vervangen van toner-cassettes.
8
Opmerking: De carrousel draait alleen rond als de doorzichtige klep gesloten is, de beeldcilinder en de zwarte toner-cassette volledig zijn geïnstalleerd (inclusief het verwijderen van de oranje verzegeling van de toner-cassette en het naar links draaien van de bovenste hendel) en als de rechterbovenklep gesloten is.
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
INSTALLEER FUSER LINKERONDERKLEP
De printer heeft ontdekt dat de fuser niet is geïnstalleerd.
Installeer de fuser en controleer of deze correct in de printer is geplaatst voordat u verder gaat met afdrukken. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de fuser voor meer informatie over het installeren van de fuserkit.
INSTALLEER IMAGING CILINDER OPEN VOORKLEP
De printer heeft ontdekt dat de beeldcilinder (imaging cilinder) niet is geïnstalleerd.
Installeer de beeldcilinder voordat u verder gaat met afdrukken. Haal de beeldcilinder uit de printer en plaats hem correct terug als de situatie zich blijft voordoen. Opmerking: Alleen als de beeldcilinder is geïnstalleerd en de bovenste hendel naar links is gedraaid, kan de kleurentonercarrousel draaien. Raadpleeg de handleiding “Om te beginnen” of de installatiehandleiding bij de cilinderkit voor meer informatie over het installeren van de beeldcilinder.
INVOEREENH. PAP. DOORVOER OPEN
De transportklep van lade 4 is open.
Sluit de transportklep.
KLAAR
De printer staat on line en kan gegevens ontvangen. Er zijn geen status- of andere berichten.
Geen handeling vereist.
KOUDE RESET
De printer heeft de toetsvolgorde voor een koude reset herkend. De printer herstelt de fabrieksinstellingen.
Geen handeling vereist. Zie “Fabrieksinstellingen” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over fabrieksinstellingen.
LADE 1 BEVAT ONBEKENDE MEDIA
In lade 1 zijn media geladen voor afdrukken met doorlopende handmatige invoer en de afdruktaak is voltooid. Er zijn echter nog media in de lade aanwezig. Volgens de printer is de invoerlade niet geconfigureerd.
Configureer het mediatype voor lade 1 of verwijder de resterende media. Zie “Afdrukken vanuit lade 1” in hoofdstuk 3 voor meer informatie over het configureren van het mediatype.
124 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
LADE 1 LADEN
Een gebruiker heeft een mediaformaat gevraagd dat op dit moment niet is geïnstalleerd in lade 1.
Laad het mediatype en -formaat dat wordt aangegeven in het venster. Als lade 1 is geladen, gaat de printer automatisch on line.
is het laatste mediatype dat is ingesteld voor de invoerlade. is het laatste mediaformaat dat is ingesteld voor de invoerlade.
Als het correcte mediatype en -formaat is geladen in lade 1 en de printer voert de media niet in, moet u controleren of de instellingen van het bedieningspaneel voor lade 1 (Cassette-modus) overeenkomen met het gevraagde mediatype en -formaat.
Er is een invoerlade open.
Sluit de invoerlade voordat u verder gaat met afdrukken.
X is het nummer van de invoerlade.
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 125
Berichten in het bedieningspaneel
LADE X IS OPEN
8
Zie hoofdstuk 2, “Bedieningspaneel van de printer” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van het bedieningspaneel en het controleren van de instellingen van het bedieningspaneel.
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
LADE X LADEN CONTROLEER INSTELLING BEDIENINGSPANEEL
Een gebruiker heeft om een mediaformaat gevraagd dat niet is geïnstalleerd of geconfigureerd in de printer. Dit bericht verschijnt ook als de huidige invoerlade geen media meer bevat en geen andere automatisch selecteerbare invoerlade dat formaat media bevat.
Laad het mediatype en -formaat dat is aangegeven in het venster en configureer het mediatype in het bedieningspaneel. Als de lade is geladen, gaat de printer automatisch on line.
X is het nummer van de invoerlade. is het laatste mediatype dat is ingesteld voor de invoerlade. is het laatste mediaformaat dat is ingesteld voor de invoerlade.
Als u op [Start] drukt, probeert de printer de pagina af te drukken op het standaardformaat en -type media. Controleer het formaat en type van de invoerlade in het bedieningspaneel als de situatie zich blijft voordoen. Het correcte mediatype en -formaat kunnen zijn geladen in de invoerlade, maar de printer heeft niet ontdekt dat de media zijn geladen als de instellingen van het bedieningspaneel niet overeenkomen met het mediatype en -formaat. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van invoerladen.
LADE X LEEG
Een invoerlade die op dit moment niet is geselecteerd, bevat geen media meer. X is het nummer van de invoerlade. is het laatste mediatype dat is ingesteld voor de invoerlade. is het laatste mediaformaat dat is ingesteld voor de invoerlade.
Laad het mediatype en -formaat dat wordt aangegeven in het venster. Zie hoofdstuk 3, “Veel voorkomende afdruktaken”, voor meer informatie over het laden van media.
126 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
LADE X WORDT OPGETILD
De aangegeven invoerlade is bezig media in positie te tillen voor het afdrukken.
Geen handeling vereist.
X is het nummer van de invoerlade. Geen handeling vereist.
LINKERUITVOERBAK VOL
De linkeruitvoerbak van de printer is vol.
Verwijder alle media uit de linkeruitvoerbak van de printer om door te gaan met afdrukken.
MACHINETEST
De printer voert een interne test Druk op [Start] om de printer uit om het systeem te on line te zetten. controleren. Als de printer klaar is, wordt deze in de Klaar-modus gezet, maar de printer blijft off line.
OFFLINE
De printer is off line. Er zijn geen foutberichten.
Druk op [Start] om de printer on line te zetten.
ONVOLD. GEHEUGEN TAAK OPGEHEVEN
De printermodus voor de huidige taak kan niet worden gestart met het beschikbare geheugen. De taak is geannuleerd en er zijn geen pagina’s afgedrukt.
Druk de taak opnieuw af. Zet de printer uit en weer aan voor een reset als het bericht nog steeds wordt weergegeven. Probeer het daarna opnieuw.
PAPIER WORDT UIT PRINTER VERWIJDRD
Geen handeling vereist. De printer probeert de onbruikbare media (zoals een verkeerd ingevoerde pagina of media die beschadigd is bij een storing) te verwijderen.
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 127
Berichten in het bedieningspaneel
De printer is bezig de lettertypelijst af te drukken. Als de lettertypelijst is afgedrukt, gaat de printer automatisch on line en in de Klaar-modus.
8
LETTERT.-LIJSTEN WORDEN AFGEDRUKT
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
PAPIERFORMAAT IN LADE 1=
Deze melding wordt weergegeven als media in lade 1 worden geladen.
Druk op [–[Waarde[+] om de keuzemogelijkheden te bekijken. Druk op [Selecteren] als de gewenste keuze wordt weergegeven en druk op [Start] om de printer on line te zetten. Als er gedurende 30 seconden nadat de media zijn geladen geen toetsaanslag volgt, wordt het weergegeven formaat automatisch geselecteerd, wordt het bericht gewist en begint de printer met afdrukken.
is het laatste mediaformaat dat is ingesteld voor de invoerlade.
Druk op [–[Waarde[+] om de keuzemogelijkheden te bekijken. Druk op [Selecteren] als de gewenste keuze wordt X is het nummer van de weergegeven en druk op [Start] invoerlade. om de printer on line te zetten. is het laatste mediatype Als er gedurende 30 seconden dat is ingesteld voor de nadat de media zijn geladen invoerlade. geen toetsaanslag volgt, wordt het weergegeven type automatisch geselecteerd, wordt het bericht gewist en begint de printer met afdrukken.
PAPIERSOORT IN LADE Dit bericht wordt weergegeven X = als er media in een invoerlade worden geplaatst.
PCL-GEHEUGEN VOL Het gebied waarin de Zet de printer uit en weer aan GEGEVENS VERLOREN printermodus wordt opgeslagen om het RAM van de printer te is vol. De lettertypen die naar wissen. het RAM van de printer zijn gedownload, zijn misschien gewist. PJL-BEWERKINGEN MISLUKT
De gevraagde PJL-bewerking kon niet worden voltooid omdat de optie niet beschikbaar is of omdat de PCL-gegevens beschadigd zijn.
Geen handeling vereist.
POSTBUS NIET BEVESTIGD
De postbus met meerdere bakken is niet juist aangesloten op de printer.
Druk de postbus tegen de printer aan. Controleer of de wielen van de postbus lade 4 niet raken of ervoor zorgen dat de postbus niet aan de printer bevestigd kan worden.
128 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
POSTBUS X UITVOERBAK VOL
Een uitvoerbak van de postbus met meerdere bakken is vol.
Verwijder alle media uit de postbus om door te gaan met afdrukken.
X geeft postbus 1 tot en met 8 aan.
PRINTERTAAL NIET BESCHIKBAAR TAAK GEANNUL.
PJL kreeg een verzoek om een Geen handeling vereist. printermodus die in deze printer niet bestaat. De taak is geannuleerd en er zijn geen pagina’s afgedrukt.
PS-GEHEUGEN VOL GEGEV.VERLOREN
Het gebied waarin de printermodus wordt opgeslagen, is vol. De lettertypen die naar het RAM van de printer zijn gedownload, zijn misschien gewist.
Zet de printer uit en weer aan om het RAM van de printer te wissen.
REINIG DENS. SENSOR OPSTARTCYCLUS
De densiteitsensorwaarden liggen buiten bereik of zijn inconsistent. De densiteitsensor kan vuil zijn of de transportcilinder is beschadigd.
Reinig de densiteitsensor. Zet vervolgens de printer uit en weer aan voor een reset van de printer. Reinig de transportcilinder als het probleem niet is opgelost. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de situatie zich blijft voordoen. Zie “Densiteitsensor reinigen” en “Transportcilinder reinigen” in hoofdstuk 9 voor meer informatie over het schoonmaken van de printer.
SCHEIDINGSUITVOERBAK VOL
De uitvoerbakken van de postbus met meerdere bakken zijn vol.
Verwijder alle media uit de uitvoerbakken van de postbus om door te gaan met afdrukken.
DU
Verwijder dit bericht door op een willekeurige toets te drukken.
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 129
Berichten in het bedieningspaneel
De modus PowerSave is actief.
8
POWERSAVE AAN
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
SCHIJF IS VOL
De vaste schijf van de printer is vol.
Verwijder via de host-computer gegevens van de vaste schijf van de printer met behulp van de printerdriver of een schijfbeheertoepassing. Of formatteer de vaste schijf van de printer opnieuw via het bedieningspaneel, als u alle gegevens van de vaste schijf wilt wissen. Als u de vaste schijf van de printer opnieuw wilt formatteren, drukt u op [Menu] totdat CONFIGURATIEMENU verschijnt in het venster. Druk op [Optie] totdat de optie SCHIJF INIT. wordt weergegeven. Druk op [Selecteren] om de vaste schijf van de printer opnieuw te formatteren.
SCHIJF IS SCHRIJFBEVEILIGD
Een gebruiker heeft geprobeerd gegevens op te slaan op de vaste schijf van de printer of een proefafdruktaak naar de printer te sturen terwijl de vaste schijf van de printer voorzien is van schrijfbeveiliging.
Neem contact op met de systeembeheerder om toegang te krijgen tot de vaste schijf van de printer.
SLUIT KLEP
De printer heeft ontdekt dat een Sluit de klep die in het venster van de kleppen niet goed is wordt aangegeven. gesloten. is een van de kleppen van de printer.
ST IN FUSER VERH LINKERONDERKLEP
De printer heeft een papierstoring in de fuser ontdekt.
Open de linkeronderklep, verwijder de vastzittende media, sluit de klep en wacht totdat de printer is opgewarmd voordat u het afdrukken hervat. WAARSCHUWING! Raak de fuser niet aan; deze kan erg heet zijn en brandwonden veroorzaken. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het opheffen van papierstoringen.
130 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
STAPELUITVOERBAK VOL
De uitvoerbakken van de postbus met meerdere bakken zijn vol.
Verwijder alle media uit de uitvoerbakken van de postbus om door te gaan met afdrukken.
STORING FLASH-EENHEID
Geeft een storing aan in een flash DIMM.
De printer kan doorgaan met afdrukken als het niet nodig is die flash DIMM te gebruiken. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener om de flash DIMM te vervangen.
STORING SCHIJFEENHEID
De printer heeft een storing De printer kan doorgaan met ontdekt in de vaste schijf van de afdrukken als hiervoor de vaste printer. schijf niet nodig is. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener om de vaste schijf te vervangen.
TAAK UIT LADE X WORDT VERWERKT
De printer is bezig een afdruktaak te verwerken.
Geen handeling vereist.
Wordt weergegeven tijdens het opstarten. <XXXX> is de taal die gebruikt wordt voor het venster van het bedieningspaneel.
Geen handeling vereist. Zie “Taal selecteren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het wijzigen van de taal voor de berichten in het venster.
TAAL CONFIG.
De printer heeft de toetsvolgorde voor het selecteren van de weergavetaal herkend.
Wacht totdat de weergavetaalopties worden weergegeven en selecteer de gewenste taal. Zie “De taal van het venster selecteren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het instellen van de weergavetaal.
TE VEEL BESTANDSOPSLAGEENHEDEN VERWIJDER SCHIJF OF FLASH
De printer ondersteunt één flash DIMM of één vaste schijf in de printer.
Zet de printer uit en verwijder de vaste schijf of de flash DIMM. Er kan pas weer worden afgedrukt als ofwel de vaste schijf van de printer ofwel de flash DIMM is verwijderd.
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 131
Berichten in het bedieningspaneel
TAAL = <XXXX>
8
X is de invoerlade van waaruit de afdruktaak zal worden afgedrukt.
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
TONER BIJNA LEEG VERVANG
Er is bijna geen toner van de opgegeven kleur meer. De printer blijft on line.
U kunt doorgaan met afdrukken, maar voor optimale afdrukprestaties moet de toner-cassette vervangen worden. Schud niet met de toner-cassette in een poging de levensduur van de cassette te verlengen. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de toner-cassette voor meer informatie over het vervangen van de toner-cassette. Zie “Reactie bij onvoldoende toner selecteren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van de reactie van de printer op dit bericht.
kan zijn cyaan, magenta, geel of zwart.
TONER LEEG VERVANG
De opgegeven toner is helemaal op en de printer kan niets meer afdrukken. kan zijn cyaan, magenta, geel of zwart.
TRANS BIJNA LEEG VERVANG KIT
De transportcilinder, de transportband, de reinigingsrol en het koolstoffilter zijn bijna aan het eind van hun verwachte levensduur.
Er kan pas weer afgedrukt worden als de aangegeven toner-cassette is vervangen. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de toner-cassette voor meer informatie over het vervangen van de toner-cassette. U kunt doorgaan met afdrukken, maar voor optimale afdrukprestaties moet de transportkit vervangen worden. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de transportkit voor meer informatie over het vervangen van de transportkit.
132 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Aanbevolen handeling
TRANSFERKIT LEEG VERVANG KIT
De transportcilinder, de transportband, de reinigingsrol en het koolstoffilter zijn aan het eind van hun verwachte levensduur.
Vervang de transportkit en stel de transportteller op nul voordat u het afdrukken hervat. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de transportkit voor meer informatie over het vervangen van de transportkit en het op nul stellen van de transportteller. Zie “Reactie bij onvoldoende toner selecteren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van de reactie van de printer op dit bericht.
VERGRENDEL TONERHENDEL
De blauwe hendel achter de doorzichtige klep is niet vergrendeld.
Open de klep aan de voorkant, open de doorzichtige klep en draai de blauwe vergrendelingshendel van de toner naar rechts. Verwijder de toner-cassette en plaats hem opnieuw. Let er op dat de cassette helemaal in de printer wordt geplaatst. Draai de blauwe hendel naar links totdat u een klik hoort, sluit de doorzichtige klep en de klep aan de voorkant.
VERH. ST. IN DUPL. LINKERONDERKLEP
De printer heeft een papierstoring ontdekt in de duplex-eenheid.
Open de linkeronderklep, verwijder de vastzittende media, sluit de klep en wacht totdat de printer is opgewarmd voordat u het afdrukken hervat. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het opheffen van papierstoringen.
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 133
Berichten in het bedieningspaneel
Beschrijving
8
Bericht
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
VERH. STOR. ONVERW PAP.FORM. LAAD LADE 1
De printer heeft een papierstoring ontdekt in lade 1.
VERH. UITVOERST LINKERBOVENKLEP
De printer heeft een papierstoring ontdekt in de bovenste uitvoerbak.
Open de linkerbovenklep, verwijder de vastzittende media, sluit de klep en wacht totdat de printer is opgewarmd voordat u het afdrukken hervat. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het opheffen van papierstoringen.
VERHELP INVOERSTORING
De printer heeft een papierstoring ontdekt in het transport- en registratiegebied of in een invoerlade.
Open de klep aan de voorkant, druk op de witte knop op de onderste (groene) hendel en draai de hendel naar rechts. Open de rechterbovenklep, verwijder de transportcilinder en de vastzittende media van onder de metalen papiergeleider. Draai de onderste (groene) hendel naar links en sluit de klep aan de voorkant. Als het bericht nog steeds wordt weergegeven in het venster, opent u de invoerladen, verwijdert u eventuele vastzittende media en sluit u de invoerladen. Sluit de printer en wacht totdat de printer is opgewarmd voordat u het afdrukken hervat. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het opheffen van papierstoringen.
Open lade 1, verwijder de vastzittende media, sluit lade 1 en wacht totdat de printer is is het mediatype dat is opgewarmd voordat u het opgegeven in de printerdriver of afdrukken hervat. Laad het de toepassing. mediatype en -formaat dat is het mediaformaat wordt aangegeven in het dat is opgegeven in de venster. Zie “Afdrukken vanuit printerdriver of de toepassing. lade 1” in hoofdstuk 3 voor meer informatie over het laden en kunnen van media in lade 1. Raadpleeg de als standaard ingestelde de Beknopte handleiding voor media zijn als automatische meer informatie over het papiervervanging heeft opheffen van papierstoringen. plaatsgevonden.
134 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Aanbevolen handeling
VERHELP PAPIER STOR. IN POSTBUS
De printer heeft een papierstoring ontdekt in de postbus met meerdere bakken.
Maak de postbus met meerdere bakken los van de printer, verwijder de vastzittende media, maak de postbus met meerdere bakken weer vast, en wacht totdat de printer is opgewarmd voordat u het afdrukken hervat. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het opheffen van papierstoringen.
VERHELP PAPIERSTORING
De printer heeft een papierstoring ontdekt.
Open en sluit de klep aan de voorkant om eventueel aanwezige pagina’s te verwijderen uit de printer. Controleer alle gebieden van de printer op vastzittende media als het bericht nog steeds wordt weergegeven. De printer is niet in staat de juiste locatie aan te geven. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het opheffen van papierstoringen.
VERHELP STORING IN LADE 4
De printer heeft een papierstoring ontdekt in lade 4.
Open lade 4, verwijder de vastzittende media, sluit lade 4 en wacht totdat de printer is opgewarmd voordat u het afdrukken hervat. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het opheffen van papierstoringen.
VERHELP TRANS.STORING
De printer heeft een papierstoring ontdekt bij de transportcilinder.
Open de rechterbovenklep, verwijder de transportcilinder, verwijder de vastzittende media, plaats de transportcilinder terug, sluit de rechterbovenklep en wacht totdat de printer is opgewarmd voordat u het afdrukken hervat. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het opheffen van papierstoringen.
DU
Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer 135
Berichten in het bedieningspaneel
Beschrijving
8
Bericht
Bericht
Beschrijving
Aanbevolen handeling
VERKEERDE FUSER LINKERONDERKLEP
De printer heeft ontdekt dat een incompatibele fuser is geïnstalleerd (wellicht met een verkeerd voltage voor de printer).
Verwijder de fuser en installeer een fuser die voor deze printer is goedgekeurd. De printer kan niet afdrukken totdat de correcte fuser is geïnstalleerd. Zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9 voor informatie over het bestellen van een fuserkit.
136 Hoofdstuk 8 – Berichten in het bedieningspaneel van de printer
DU
Hoofdstuk 9 Printerproblemen oplossen Basisstappen voor het oplossen van problemen In dit hoofdstuk worden oplossingen gesuggereerd voor veel voorkomende problemen met uw printer. Controleer eerst de volgende zaken als de printer niet goed functioneert:
• Is de printer aangesloten op een werkend stopcontact? • Staat de printer on line? • Zijn de communicatiekabels tussen de printer en het netwerk of de host-computer aangesloten?
• Voldoen de parallelle kabels aan de IEEE-1284-standaard? • Worden er berichten weergegeven in het venster van het bedieningspaneel van de printer?
• Als u kort geleden een toner-cassette hebt vervangen, hebt u dan het oranje lipje ervan verwijderd?
• Als u kort geleden de transportcilinder hebt vervangen, hebt u dan de bescherming ervan verwijderd?
• Zijn de printer en de software correct geïnstalleerd? Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het installeren en instellen van de printer. Zie de service- en ondersteuningsinformatie van HP voor in deze handleiding als u vragen hebt waarop u geen antwoord kunt vinden.
Toner HP beveelt het gebruik van HP LaserJet-toner-cassettes aan. HP heeft de printer, de toner-cassettes en de toner-samenstelling speciaal ontworpen om in combinatie een optimale afdrukkwaliteit te leveren. Als er toner gemorst wordt op kleding of op vloerbedekking, veeg deze dan af met een droge doek en was de vlek vervolgens uit met koud water. Warm water of de hitte van een droger fixeren de toner in de kleding of de vloerbedekking.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 137
Locaties van papierstoringen In de volgende afbeelding worden de locaties van de papierstoringen in de papierbaan van de printer weergegeven. Afbeelding 17
A B C D E F G H
Registratie- en transportgebied Lade 2 Lade 3 Lade 4 (optioneel) Bovenste uitvoerbak (bedrukte zijde onder) Lade 1 Rechteronderklep Mediatransportklep (onderdeel van lade 4)
138 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Afbeelding 18
A Linkerbovenklep B Gedeelte voor de fuser en de duplex-eenheid (optioneel) C Postbus met meerdere bakken (optioneel)
Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het opheffen van papierstoringen.
9 Printerproblemen oplossen
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 139
Mediaverwerkingsproblemen Probleem
Oorzaak en oplossing
Mediastoringen
De media voldoen niet aan de specificaties voor deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. Het papier of andere medium is in slechte conditie. Vervang de media. De media zijn niet juist opgeslagen. Vervang de media. Media moeten worden opgeslagen in hun originele verpakking op een droge plaats. Het mediatype is niet juist ingesteld. Selecteer het mediatype via het bedieningspaneel. Zie hoofdstuk 2, “Het bedieningspaneel van de printer” voor meer informatie. U gebruikt media die al een keer door een printer of kopieerapparaat zijn geweest. Gebruik media niet opnieuw. De invoerlade is niet juist geladen. Verwijder eventuele te hoog gestapelde media uit de invoerlade. Druk de media onder alle lipjes in de invoerlade. Zie hoofdstuk 3 De papiergeleiders zijn niet juist afgesteld. Verstel de papiergeleiders zodat ze stevig tegen de media drukken maar de media niet buigen. Gebruik de linkeruitvoerbak als u afdrukt op zwaar afdrukmateriaal en de media regelmatig vastzitten in de bovenste uitvoerbak. Als u afdrukt vanuit lade 1 en de formaatinstelling in de toepassing komt niet overeen met de media in lade 1, herkent de printer automatisch het verschil in formaat en wordt het afdrukken afgebroken om schade aan de printer te voorkomen. Verwijder eventuele resterende media, zorg ervoor dat de formaatinstelling in de toepassing en het mediaformaat overeenkomen en druk opnieuw af. Afdrukmateriaal plakt of kleeft aan elkaar vast. Verwijder eventueel resterende media, draai deze 180 graden of draai de media om en plaats de media terug in de invoerlade. Als u de optionele postbus met meerdere bakken gebruikt, verwijdert u de pagina’s pas uit de uitvoerbakken als de printer klaar is met afdrukken.
140 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
(Mediastoringen, vervolg)
Frequente storingen in het fuser-gebied kunnen betekenen dat de fuser niet juist is geïnstalleerd. Druk de grote groene hendel links naar beneden om de fuser te vergrendelen. Draai ook de blauwe hendels aan beide zijden van de fuser omhoog totdat u een klik hoort. Frequente storingen in het transportgebied kunnen betekenen dat de transportcilinder niet juist is geïnstalleerd. Verwijder de transportcilinder en installeer deze opnieuw. Let erop dat de knoppen aan de zijkant van de transportcilinder in de geleiders van de printer vallen. Frequente storingen in de postbus met meerdere bakken kunnen betekenen dat de printer en de postbus met meerdere bakken niet goed horizontaal staan. Verwijder de toner-cassettes en plaats de printer op een vlakke, horizontale ondergrond. Installeer de toner-cassettes opnieuw. De verbruiksartikelen van de printer raken leeg. Controleer of in het venster berichten worden weergegeven dat de verbruiksartikelen vervangen moeten worden of druk een configuratiepagina af om de huidige status van de verbruiksartikelen te bekijken. Zie “Vervangingsschema voor verbruiksartikelen in de printer” in hoofdstuk 7 voor een indicatie van wanneer u de verbruiksartikelen moet vervangen.
De printer voert meerdere vellen in
Er zijn te veel media in de invoerlade geladen. Verwijder te hoog gestapelde media uit de invoerlade. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor meer informatie over de maximumcapaciteit van de invoerladen.
Er bevinden zich verschillende typen media, zoals papier en transparanten, in de invoerlade. Verwijder alle media behalve het type waarop u wilt afdrukken. De media voldoen niet aan de specificaties voor deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. De printer voert een onjuist mediatype of -formaat in.
DU
In de toepassing is niet het juiste mediaformaat geselecteerd. Selecteer het correcte mediaformaat in de toepassing.
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 141
Printerproblemen oplossen
De media plakt aan elkaar. Verwijder eventueel resterende media, draai deze 180 graden of draai de media om en plaats de media terug in de invoerlade.
9
Controleer of de media onder alle lipjes in de invoerlade zijn gedrukt. Trek de invoerlade naar buiten, druk de media onder de lipjes in de lade en sluit de invoerlade.
Probleem
Oorzaak en oplossing
(De printer voert een onjuist mediatype of -formaat in, vervolg)
De mediatypes voor de verschillende invoerladen zijn niet juist geconfigureerd in het bedieningspaneel. Controleer of de gevraagde media in de printer zijn geïnstalleerd en configureer het mediatype voor de invoerlade in het bedieningspaneel van de printer. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van het mediatype in invoerladen. Als het gevraagde mediatype of -formaat niet beschikbaar is, verschijnt een bericht in het venster van de printer waarin gevraagd wordt dat mediatype en -formaat te laden. Als de optie Papier autom. uitschakelen is ingeschakeld via het bedieningspaneel, zal de printer na de ingestelde tijd, of als u op [Start] hebt gedrukt, onmiddellijk, afdrukken op het standaardtype en- formaat.
De media worden niet automatisch ingevoerd
Handinvoer (lade 1) is niet geselecteerd in de printerdriver. Selecteer de juiste mediabron. De invoerlade is leeg. Laad media in de invoerlade. Er zijn nog media aanwezig in de papierbaan na het verhelpen van de vorige papierstoring. Open de printerkleppen en verwijder eventuele media uit de papierbaan. Controleer het fuser-gebied zorgvuldig op storingen. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het verwijderen van vastzittende media.
Geen invoer van media vanuit lade 1
Handinvoer (lade 1) is niet geselecteerd in de printerdriver. Selecteer de juiste mediabron. Als de formaatinstelling in de toepassing niet overeen komt met de media in lade 1, herkent de printer automatisch het verschil in formaat en wordt het afdrukken onderbroken om schade aan de printer te voorkomen. Verwijder eventuele resterende media, controleer of het formaat dat is ingesteld in de toepassing en het mediaformaat overeenkomen, stel de papierbreedtegeleiders bij zodat ze stevig tegen de randen van de media drukken en druk de taak opnieuw af. Zorg ervoor dat u in de toepassing of in de printerdriver lade 1 opgeeft als bron als TRAY 1 MODE = CASSETTE is geselecteerd in het bedieningspaneel. Configureer het juiste mediatype en -formaat voor lade 1 via het bedieningspaneel. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van het mediatype en -formaat. Controleer of de media ver genoeg in lade 1 is geschoven. Duw de media in lade 1 totdat de rand strak tegen de printer rust en stel de papierbreedtegeleiders bij zodat ze de zijkanten van de media raken zonder de media te buigen.
142 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
(Geen invoer van media vanuit lade 1, vervolg)
Er zijn nog media aanwezig in de papierbaan na het verhelpen van de vorige papierstoring. Open de printerkleppen en verwijder eventuele media uit de papierbaan. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het verwijderen van vastzittende media.
Geen invoer van media vanuit lade 2 of 3
Het mediatype dat in de toepassing is geselecteerd, is niet geconfigureerd voor de invoerlade. Configureer via het bedieningspaneel het juiste mediatype voor de invoerlade. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van mediatypes. Als laden 2 en 3 voor hetzelfde mediatype en -formaat zijn geconfigureerd, voert de printer alleen pagina’s in vanuit een specifieke invoerlade als u deze in de toepassing hebt opgegeven. Raadpleeg de On-line-Help voor informatie over het selecteren van een invoerlade in een toepassing. Er zijn nog media aanwezig in de papierbaan na het verhelpen van de vorige papierstoring. Open de printerkleppen en verwijder eventuele media uit de papierbaan. Raadpleeg de Beknopte handleiding voor meer informatie over het verwijderen van vastzittende media.
Geen invoer van media vanuit lade 4
Verwijder de media en controleer of de papiergeleiders voor, achter en links in de invoerlade zijn ingesteld op het juiste mediaformaat. Zie “Afdrukken vanuit de optionele invoerlade 4” in hoofdstuk 3 voor meer informatie over het instellen van de papiergeleiders. Controleer of het mediatype dat voor lade 4 is geconfigureerd via het bedieningspaneel overeenkomt met de media in de lade. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van het mediatype.
Controleer of de kabels tussen lade 4 en de printer goed vastzitten. Controleer ook of de kabels zijn aangesloten op de juiste connectors. Raadpleeg de handleiding “Om te beginnen” voor meer informatie over het aansluiten van de kabels tussen lade 4 en de printer.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 143
Printerproblemen oplossen
Het netsnoer is niet goed aangesloten op de printer , lade 4 of het stopcontact. Verwijder het netsnoer en sluit het opnieuw aan.
9
Er zijn te veel media in de invoerlade geladen. Verwijder te hoog gestapelde media uit de invoerlade. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor meer informatie over de maximumcapaciteit van de invoerladen.
Probleem
Oorzaak en oplossing
(Geen invoer van media vanuit lade 4, vervolg)
De papierrollers moeten misschien schoongemaakt worden. Open de linkeronderklep, druk de klemmetjes aan de uiteinde van de rollen samen en schuif de rollers van de assen. Maak de rollers schoon met een reinigingsdoekje. Installeer de rollers opnieuw door ze bij de klemmetjes vast te houden en ze op de as te rollen totdat ze op hun plaats klikken. De media voldoen niet aan de specificaties voor deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties.
Transparanten of glanzend Controleer of het juiste mediatype is geselecteerd in de papier worden niet ingevoerd printerdriver of de toepassing. Controleer ook of de invoerlade vanuit de laden 1, 2 of 3 van waaruit u wilt afdrukken, is geselecteerd in de printerdriver of de toepassing. Controleer dat het mediatype dat voor de invoerlade is geconfigureerd in het bedieningspaneel overeenkomt met de media in de lade. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van mediatypes. Er zijn te veel media in de invoerlade geladen. Verwijder te hoog gestapelde media uit de invoerlade. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor meer informatie over de maximumcapaciteit van de invoerladen. Controleer of de media ver genoeg in lade 1 zijn geschoven. Duw de media in lade 1 totdat de rand strak tegen de printer rust en stel de papierbreedtegeleiders bij zodat ze de zijkanten van de media raken zonder de media te buigen. Er is slechts één vel aanwezig in de invoerlade. Laad meer dan een vel in de invoerlade. De media voldoen niet aan de specificaties voor deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. Enveloppen lopen vast of worden niet ingevoerd.
Enveloppen kunnen alleen worden afgedrukt vanuit lade 1. Als de enveloppen in een andere lade zijn geplaatst, verwijdert u de enveloppen en legt ze in lade 1. Controleer of lade 1 is geconfigureerd voor Cassette-modus en of het mediatype en -formaat correct zijn geconfigureerd via het bedieningspaneel. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van het mediatype en -formaat. Zie “Modus voor lade 1 selecteren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van de modus voor lade 1.
144 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
(Enveloppen lopen vast of worden niet ingevoerd, vervolg)
Enveloppen kunnen alleen aan de voorkant (gladde kant) bedrukt worden. Als de enveloppen ondersteboven in lade 1 liggen, verwijdert u ze en plaatst ze met de flappen naar onder in lade 1, met het gedeelte waar de afzender staat (korte zijde van de envelop) naar de printer toe. Controleer of de enveloppen ver genoeg in lade 1 zijn geschoven. Duw de enveloppen in lade 1 totdat de rand strak tegen de printer rust en stel de papierbreedtegeleiders bij zodat ze de zijkanten van de enveloppen raken zonder deze te buigen. De enveloppen voldoen niet aan de specificaties voor deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor envelopspecificaties.
Media worden niet naar de juiste uitvoerbak geleid
Controleer of de juiste uitvoerbak is geselecteerd in de printerdriver. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen van de printerdriver. De media voldoen niet aan de specificaties voor de uitvoerbak. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. Controleer of de postbus met meerdere bakken is geïnstalleerd in de printer en in de printerdriver als u afdruktaken naar de optionele postbus met meerdere bakken verzendt. Controleer ook de modus van de postbus met meerdere bakken. Die is van invloed op de uitvoerbestemming,
Gekrulde of gekreukelde uitvoer
De media voldoen niet aan de specificaties voor deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties.
Als u zware, effen gekleurde gebieden afdrukt, kan de grote hoeveelheid toner krullen van de media veroorzaken. Probeer met andere halftone-patronen (een lichtere tint van dezelfde kleur), een lichtere kleur of een lichter patroon af te drukken. De papierbaan kan de oorzaak van het krullen zijn. Wijzig de papierbaan door vanuit een andere invoerlade af te drukken naar een andere uitvoerlade.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 145
Printerproblemen oplossen
De printer wordt gebruikt in een omgeving met een te hoge luchtvochtigheid. Zorg ervoor dat de printer gebruikt wordt in een omgeving die voldoet aan de omgevingseisen in appendix D, “Specificaties”.
9
De gebruikte media zijn beschadigd of in slechte conditie. Verwijder de beschadigde media uit de invoerlade en vervang ze door onbeschadigde media.
Probleem
Oorzaak en oplossing
(Gekrulde of gekreukelde uitvoer, vervolg)
U gebruikt media die niet correct zijn opgeslagen en misschien vocht hebben geabsorbeerd. Verwijder de media en gebruik een nieuw, ongeopend pak. De rand van de media is slecht gesneden. Verwijder eventuele resterende media, draai deze 180 graden of draai de media om en plaats de media terug in de invoerlade.
146 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Problemen met de printerrespons Probleem
Oorzaak en oplossing
Geen berichten in het venster De PowerSave-modus is misschien actief. Druk op [Start] om de printer on line te zetten. Het venster van het bedieningspaneel is leeg of is niet verlicht, ook niet als de ventilator draait. De printer bevindt zich in de Standby-modus (uit). Zet de printer aan (knop indrukken). Het netsnoer is niet goed aangesloten op de printer of het stopcontact. Verwijder het netsnoer en sluit het opnieuw aan. Het voltage is niet geschikt voor de netvoedingsconfiguratie van de printer. Verbind de printer met het netvoltage dat is aangegeven op het etiket achterop de printer. Het netsnoer is beschadigd of ernstig versleten. Vervang het netsnoer. Het stopcontact werkt niet goed. Sluit de printer aan op een ander stopcontact. Controleer of de communicatiekaart weer juist is aangesloten als u kort geleden DIMM’s of een vaste schijf hebt geïnstalleerd. Zie appendix A, “DIMM-installatie”, voor meer informatie over het installeren van DIMM’s. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de vaste schijf voor meer informatie over het installeren van een vaste schijf in de printer. Lade 4 start niet op
Het netsnoer is niet goed aangesloten op zowel de printer als het stopcontact. Verwijder het netsnoer en sluit het opnieuw aan.
Controleer of het netsnoer stevig is aangesloten op zowel de postbus met meerdere bakken als het stopcontact. Verwijder het netsnoer en sluit het opnieuw aan. Controleer of de kabels tussen lade 4 en de postbus met meerdere bakken goed vastzitten. Controleer ook of de kabels zijn aangesloten op de juiste connectors. Raadpleeg de handleiding “Om te beginnen” voor meer informatie over het aansluiten van de kabels tussen lade 4 en de postbus met meerdere bakken.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 147
Printerproblemen oplossen
De postbus met meerdere bakken start niet op
9
Controleer of de kabels tussen lade 4 en de printer goed vastzitten. Controleer ook of de kabels zijn aangesloten op de juiste connectors. Raadpleeg de handleiding “Om te beginnen” voor meer informatie over het aansluiten van de kabels tussen lade 4 en de printer.
Probleem
Oorzaak en oplossing
(De postbus met meerdere Controleer of de postbus met meerdere bakken stevig tegen bakken start niet op, vervolg) de printer aanzit. De printer herkent de postbus met meerdere bakken niet
Controleer of het netsnoer stevig is aangesloten op zowel de postbus met meerdere bakken als het stopcontact. Verwijder het netsnoer en sluit het opnieuw aan. Controleer of de postbus met meerdere bakken stevig tegen de printer aanzit. Controleer of de kabels tussen lade 4 en de postbus met meerdere bakken goed vastzitten. Controleer ook of de kabels zijn aangesloten op de juiste connectors. Raadpleeg de handleiding “Om te beginnen” voor meer informatie over het aansluiten van de kabels tussen lade 4 en de postbus met meerdere bakken.
De kleurentonercarrousel draait niet
Het netsnoer is niet goed aangesloten op de printer of het stopcontact. Verwijder het netsnoer en sluit het opnieuw aan. Controleer of de doorzichtige klep is gesloten, de beeldcilinder en de zwarte toner-cassette zijn geïnstalleerd (inclusief het verwijderen van de oranje verzegeling van de toner-cassette en het naar links draaien van de bovenste hendel) en de rechterbovenklep is gesloten.
De printer is aan maar ontvangt geen gegevens (Gegevenslichtje knippert niet en er wordt niets afgedrukt)
Het bericht KLAAR wordt niet weergegeven in het venster. Druk op [Start] om de printer on line te zetten. De netwerkkabel is niet geschikt voor het netwerkbesturingssysteem. Selecteer de juiste netwerkkabel voor het netwerkbesturingssysteem. Raadpleeg de handleiding “Om te beginnen” voor meer informatie. De interface-kabel is niet goed aangesloten op zowel de printer als de computer. Verwijder de interface-kabel en sluit deze opnieuw aan. De netwerkkabel is misschien verouderd of werkt niet goed. Vervang de netwerkkabel door een nieuw exemplaar. De parallelle kabel werkt misschien niet goed. Controleer of de kabel aan de IEEE-1284-standaard voldoet, niet langer is dan ongeveer 3 meter (10 ft) en of de geavanceerde parallelfuncties in het bedieningspaneel zijn ingeschakeld. Schakel indien nodig de geavanceerde parallelfuncties uit in het bedieningspaneel en vervang de kabel.
148 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
(De printer is aan maar ontvangt geen gegevens, vervolg)
De netwerkconfiguratie op de configuratiepagina komt niet overeen met de configuratie van de host-computer. Configureer de printer op dezelfde manier als de computer, of configureer de computer zodat die op dezelfde manier werkt als de printer. Raadpleeg de handleiding “Om te beginnen” en “Printer voor een netwerk configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over netwerkconfiguraties. Als u met meerdere LAN’s (Local Area Networks) werkt, is de computer misschien op een ander LAN aangesloten dan de printer. Sluit de printer aan op het LAN van de computer (of andersom) en druk de taak opnieuw af. Als u met Windows 95 of Windows NT werkt, is het gezamenlijk gebruik van de host-computer of van de printer misschien niet goed ingesteld. Raadpleeg de Windows-documentatie voor meer informatie over het gezamenlijk gebruiken van computers en printers. Als u werkt met Novell NetWare, zijn de wachtrijen misschien niet goed geconfigureerd. Gebruik de HP JetAdmin-software om de wachtrijen te configureren. Raadpleeg de On-line-Help van de HP JetAdmin-software voor meer informatie over het instellen van wachtrijen. De poort van de computer is niet juist geconfigureerd of werkt niet goed. Sluit een ander randapparaat aan op de poort en controleer of de poort goed werkt.
De printer is aan en ontvangt Het bericht KLAAR wordt niet weergegeven in het venster. Druk gegevens (Gegevenslichtje op [Start] om de printer on line te zetten. knippert), maar er wordt De hendels in de klep aan de voorkant van de printer staan niets afgedrukt misschien niet goed. Controleer of alle hendels in de klep goed staan en sluit de klep.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 149
Printerproblemen oplossen
Als u werkt met AppleTalk, moet de AppleTalk-naam overeenkomen met de naam op de configuratiepagina. Druk de configuratiepagina af. Ga naar het menu van de Kiezer. Selecteer het printertype. Selecteer in de keuzelijst de naam van de printer die op de configuratiepagina voorkomt. Selecteer het pictogram van de printerpoort. De instellingen worden opgeslagen als u het menu van de Kiezer afsluit.
9
Als u werkt met AppleTalk, is de printer niet geselecteerd in het menu van de Kiezer. Ga naar het menu van de Kiezer. Selecteer het printertype. Selecteer de naam van de printer in de keuzelijst. Selecteer het pictogram van de printerpoort. De instellingen worden opgeslagen als u het menu van de Kiezer afsluit.
Probleem
Oorzaak en oplossing
(De printer is aan en ontvangt gegevens (Gegevenslichtje knippert), maar er wordt niets afgedrukt, vervolg)
Het Gegevenslichtje knippert. Wacht totdat het Gegevenslichtje ophoudt met knipperen. De printer is nog bezig gegevens te ontvangen.
De toner is misschien op. Controleer of in het venster TONER LEEG VERVANG wordt weergegeven. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de toner-cassette voor meer informatie over het vervangen van de toner-cassette. De beeldcilinder kan aan vervanging toe zijn. Controleer of in het venster CILINDER LEEG VERVANG CILINDER wordt weergegeven. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de cilinderkit voor meer informatie over het vervangen van de cilinderkit. Controleer of er berichten worden weergegeven in het venster. Zie hoofdstuk 8. In de parallelle poort kan een MS-DOS-timeoutfout zijn opgetreden. Voeg een MODE-opdracht toe aan het bestand AUTOEXEC.BAT. Onder MS-DOS 4.0 of later gebruikt u bijvoorbeeld MODE LPT1: B. Voor eerdere MS-DOS-versies gebruikt u MODE LPT1: P. Beide voorbeelden zijn voor een printer die op LPT1 is aangesloten. Raadpleeg de documentatie bij MS-DOS voor meer informatie. De printer is aan maar kan een PostScript-bestand niet afdrukken
U gebruikt de MS-DOS-opdracht COPY met de parameter /B (COPY /B PRN: of COPY PRN: /B). Probeer dezelfde opdracht zonder de parameter /B. De PostScript-printerdriver is niet geselecteerd in de toepassing. Selecteer in de toepassing de PostScript-printerdriver voor deze printer. Het PostScript-bestand bevat misschien een fout. Schakel de optie PS-FOUTEN AFDRUKKEN in via het bedieningspaneel om de fout te lokaliseren. Probeer het PostScript-bestand vanuit een andere toepassing af te drukken. Werk indien nodig de PostScript-printerdriver bij. Raadpleeg de documentatie van Adobe voor meer hulp.
Kan de printer niet Het bericht KLAAR wordt niet weergegeven in het venster. Druk selecteren vanaf de computer op [Start] om de printer on line te zetten. Op de computer is de juiste printerdriver niet geladen. Laad de correcte printerdriver.
150 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
(Kan de printer niet selecteren vanaf de computer, vervolg)
Op de computer zijn de juiste printer en poort niet geselecteerd. Raadpleeg de handleiding “Om te beginnen” om te controleren of de printer correct is aangesloten op het netwerk en selecteer vervolgens de juiste printer en de juiste poort. Druk een configuratiepagina af om te controleren of het TCP/IP-adres in de EIO-instellingen en de naam van de printer overeenkomen met de netwerkinstellingen op de host-computer. Wijzig zo nodig de instellingen. Controleer of de netwerkrechten correct zijn ingesteld. Raadpleeg de documentatie bij het netwerkbesturingssysteem voor meer informatie over netwerkrechten. Als u met een AppleTalk-netwerk of een Mac OS-computer werkt, is de printer niet goed geselecteerd. Ga naar het menu van de Kiezer. Selecteer het printertype. Selecteer de naam van de printer in de keuzelijst. Selecteer het pictogram van de printerpoort. De instellingen worden opgeslagen als u het menu van de Kiezer afsluit.
9 Printerproblemen oplossen
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 151
Problemen met het bedieningspaneel van de printer en de configuratie Probleem
Oorzaak en oplossing
De instellingen van het bedieningspaneel werken niet goed
Het venster van het bedieningspaneel is leeg of niet verlicht, ook niet als de ventilator draait. De printer bevindt zich in de Standby-modus (uit). Zet de printer aan (knop indrukken). De printerinstellingen in de toepassing zijn anders dan de instellingen van het bedieningspaneel. De instellingen in de toepassing hebben voorrang boven de instellingen van het bedieningspaneel. De instellingen zijn na wijziging niet goed opgeslagen. Selecteer de instelling opnieuw en druk op [Selecteren]. Er moet nu een sterretje (*) rechts naast uw keuze verschijnen. Het Gegevenslichtje was aan en de instellingen zijn na het wijzigen niet geactiveerd. Selecteer de instellingen van het bedieningspaneel opnieuw. Druk, als het Gegevenslichtje aan is, op [Selecteren] om de instellingen te activeren en de printerbuffer te wissen. Het Gegevenslichtje is aan. Er bevinden zich gegevens in de printerbuffer. Druk op [Selecteren] om de instellingen van het bedieningspaneel te activeren. Hierbij gaan de gegevens in de buffer verloren. Druk op [Start] om de gegevens in de buffer met de huidige printerinstellingen af te drukken en daarna de nieuwe instellingen te activeren. Als u in een netwerk werkt, heeft een andere gebruiker misschien de instellingen van het bedieningspaneel gewijzigd. Neem contact op met de systeembeheerder om wijzigingen in het bedieningspaneel te coördineren.
Kan het informatiemenu niet selecteren
Het Klaar-lichtje is aan. Druk op [Start] om de printer off line te zetten. Het Gegevenslichtje is aan. Druk op [Start] om de printer te resetten.
152 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
Kan geen configuratiepagina U hebt niet op [Selecteren] gedrukt nadat u de afdrukken configuratiepagina had gekozen. Selecteer de configuratiepagina opnieuw. Druk vervolgens op [Selecteren] om de configuratiepagina af te drukken. U hebt op [Start] gedrukt voordat u op [Selecteren] had gedrukt of voordat de printer klaar was met de zelftest. Selecteer de configuratiepagina en druk vervolgens op [Selecteren] om de configuratiepagina af te drukken. Door op [Start] te drukken nadat de zelftest is begonnen, of voordat u op [Selecteren] drukt, onderbreekt u de zelftest van de printer en zet u de printer on line. De geselecteerde invoerlade is leeg. Laad het juiste mediaformaat in de invoerlade.
9 Printerproblemen oplossen
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 153
Problemen met toepassingen Probleem
Oorzaak en oplossing
Kan de systeeminstellingen niet via de software wijzigen
De juiste printerdriver is niet geladen. Laad de juiste printerdriver.
Kan geen lettertype selecteren in de toepassing
De juiste printerdriver is niet geselecteerd. Selecteer de juiste printerdriver. Het lettertype is niet beschikbaar in de toepassing. Gebruik het hulpprogramma HP FontSmart om het lettertype te selecteren voor Windows-toepassingen. Gebruik het hulpprogramma voor lettertypebeheer als u met een ander besturingssysteem werkt. Raadpleeg de Help van het download-programma (zoals HP FontSmart of EuroForm) voor meer informatie als u een lettertype naar de vaste schijf van de printer hebt gedownload en het lettertype niet zichtbaar is in de toepassing. Druk een directory-overzicht af om te zien of het lettertype is gedownload naar de vaste schijf van de printer. Als u onder Windows werkt en het lettertype bevindt zich op de vaste schijf , installeert u het lettertype met het hulpprogramma HP FontSmart of met het Configuratiescherm van Windows. Raadpleeg de betreffende Helpfunctie voor meer informatie over het installeren van lettertypen met HP FontSmart of het Windows Configuratiescherm. Het lettertype is naar het RAM van de printer verzonden, in plaats van naar de vaste schijf. Alle gegevens in het RAM van de printer gaan verloren als de printer uit en weer aan wordt gezet. Download het lettertype opnieuw naar het RAM. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het downloaden van lettertypen. Als u een bepaald lettertype hebt geselecteerd en er een ander lettertype wordt afgedrukt, is het lettertype niet beschikbaar en is het vervangen door de toepassing. Controleer of het geselecteerde lettertype is gedownload naar de vaste schijf, de flash DIMM, of het RAM van de printer. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het downloaden van lettertypen.
154 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
Kan geen kleuren selecteren De toepassing ondersteunt geen kleur. Raadpleeg de in de toepassing documentatie bij de toepassing voor meer informatie. In de toepassing is de kleurmodus niet geselecteerd. Selecteer de kleurmodus in plaats van uitvoer in grijswaarden of zwart-wit. De juiste printerdriver is niet geladen. Laad de juiste printerdriver.
9 Printerproblemen oplossen
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 155
Onjuiste uitvoer van de printer Probleem
Oorzaak en oplossing
Onjuiste lettertypen op de afdruk
Het lettertype is niet correct geselecteerd in de toepassing. Selecteer het lettertype opnieuw in de toepassing. Raadpleeg de On-line-Help van de toepassing voor meer informatie over het selecteren van lettertypen. Het lettertype is niet beschikbaar op de printer. Gebruik een ander lettertype of download het lettertype dat u wilt gebruiken. Raadpleeg de On-line-Help van de printerdriver voor meer informatie over het downloaden van lettertypen. De juiste printerdriver is niet geselecteerd. Selecteer de juiste printerdriver. Raadpleeg de On-line-Help voor de printerdriver van de toepassing voor meer informatie over het selecteren van printerdrivers.
Kan niet alle tekens in een tekenset afdrukken
Het juiste lettertype is niet geselecteerd. Selecteer het juiste lettertype. Raadpleeg de On-line-Help van de toepassing voor meer informatie over het selecteren van lettertypen. De juiste tekenset is niet geselecteerd. Selecteer de juiste tekenset. Raadpleeg de On-line-Help van de toepassing voor meer informatie over het selecteren van tekensets. Het geselecteerde teken wordt niet ondersteund door de toepassing. Raadpleeg de On-line-Help van de toepassing voor meer informatie. De geselecteerde tekenset wordt niet ondersteund door de printer. Gebruik een lettertype dat de tekenset ondersteunt of download de lettertypen die de tekenset ondersteunen. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het downloaden van lettertypen.
Onregelmatige of onderbroken uitvoer
De interface-kabel is los. Verwijder de interface-kabel en sluit hem opnieuw aan. De interface-kabel is beschadigd of slecht. Sluit een nieuwe interface-kabel aan die voldoet aan de IEEE-1284-standaard. Het netsnoer zit niet goed vast. Verwijder het netsnoer en steek het stevig in de printer en het stopcontact.
156 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
Gedeeltelijke uitvoer
De media zijn niet goed in lade 1 geladen. Laad media van A4- of Letter-formaat met de lange kant naar de printer toe. Laad mediaformaten groter dan A4 of Letter met de korte kant naar de printer toe. Zorg ervoor dat het mediaformaat in de printerdriver en het mediaformaat in de lade overeenkomen. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het configureren van de printerdriver. In het venster van het bedieningspaneel verschijnt een bericht over een geheugenfout. Verwijder niet gebruikte gedownloade lettertypen, opmaakprofielen, macro’s en formulieren uit het geheugen van de printer of breid het geheugen van de printer uit. De parallelle kabel kan oud of slecht zijn als er willekeurige tekens ontbreken. Vervang de kabel door een exemplaar dat voldoet aan de IEEE-1284-standaard. De printerbestanden bevatten fouten. Controleer de toepassing en de bestanden op fouten door 1) een ander bestand af te drukken dat gemaakt is met dezelfde toepassing en waarvan u zeker weet dat het geen fouten bevat, of 2) het bestand in kwestie in een andere toepassing af te drukken. De toepassing stelt de printer niet in op de bovenkant van de pagina. Raadpleeg de opmerkingen bij de toepassing of de PCL Technical Reference Manual voor specifieke informatie.
PostScript-taak wordt afgedrukt als tekst
Als u een niet-Windows of aangepaste toepassing gebruikt, kan het zijn dat de PostScript-kopinformatie niet met het bestand wordt meegestuurd naar de printer. Raadpleeg de documentatie bij de toepassing voor meer informatie over het verzenden van PostScript-kopinformatie met een bestand.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 157
Printerproblemen oplossen
Er kan zich een fout bevinden in de PostScript-code van het bestand. Probeer het document opnieuw af te drukken. Raadpleeg de documentatie bij de toepassing voor meer informatie over het afdrukken van PostScript-bestanden.
9
De tekst verschuift bij opeenvolgende pagina’s
Problemen bij afdrukken in kleur Probleem
Oorzaak en oplossing
De afgedrukte kleuren komen niet overeen met de kleuren op het scherm
De computer en de printer gebruiken verschillende manieren om kleuren te verwerken. Andere factoren, zoals afdrukmedia en verlichting, spelen ook een rol en beperken de mogelijkheid de kleuren op het scherm en op de uitvoer te laten corresponderen. Zie hoofdstuk 4, “Kleur gebruiken”, voor meer informatie over de kleurinstellingen van printerdrivers. Zet de printer uit en weer aan om de kleurkalibratie te resetten. Maak de densiteitsensor schoon als het probleem zich blijft voordoen (zie “Densiteitsensor reinigen” later in dit hoofdstuk). Zeer lichte schermkleuren worden niet afgedrukt. Vermijd zeer lichte kleuren. De toepassing interpreteert de zeer lichte kleuren als wit. Raadpleeg de On-line-Help van de toepassing voor meer informatie. Zeer donkere kleuren worden zwart afgedrukt. Vermijd zeer donkere kleuren. De toepassing interpreteert de zeer donkere kleuren als zwart. Raadpleeg de On-line-Help van de toepassing voor meer informatie. De kleuren op het scherm zijn anders dan de kleuren op de afdruk. Selecteer ColorSmart II op het tabblad Kleur van de printerdriver. Zie “Kleuren selecteren” in hoofdstuk 4 of raadpleeg de On-line-Help voor informatie over het hulpprogramma Color Swatch of andere kleursystemen waarmee u de kleuren overeen kunt laten komen. Elke toepassing verwerkt kleuren op een andere manier. Gebruik een andere toepassing. Raadpleeg de documentatie bij de toepassing voor meer informatie over hoe de toepassing met kleur omgaat. De kleurdensiteit en -balans zijn niet correct ingesteld. Raadpleeg “Kleurbalans aanpassen” in hoofdstuk 4 voor informatie over het aanpassen van de kleurdensiteit en -balans.
158 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
Kleuren ontbreken
Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de kleurkalibratie. De media voldoen niet aan de specificaties voor deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. De printer wordt gebruikt in een omgeving met een te hoge luchtvochtigheid. Zorg ervoor dat de printer gebruikt wordt in een omgeving die voldoet aan de omgevingseisen die worden genoemd in appendix D, “Specificaties”. Een nieuwe toner-cassette is geïnstalleerd waarvan niet alle verpakkingsmateriaal is verwijderd. Verwijder de toner-cassette. Verwijder alle verpakkingsmateriaal en zorg ervoor dat het oranje lipje is uitgetrokken en de verzegeling is verwijderd. Installeer de toner-cassette opnieuw. De printer herkent misschien niet dat de toner-cassettes bijna leeg zijn. Open de klep aan de voorkant en verwijder alle toner-cassettes en installeer ze opnieuw. Sluit de klep aan de voorkant. Vervang de toner-cassettes als TONER LEEG VERVANG wordt weergegeven in het venster.
Afdruk is in zwart-wit in plaats van in kleur
De kleurmodus is niet geselecteerd in de toepassing of de printerdriver. Selecteer in de toepassing of de printerdriver de kleurmodus in plaats van uitvoer in grijswaarden of zwart-wit. Raadpleeg de On-line-Help van de toepassing of de printerdriver voor meer informatie. De juiste printerdriver is niet geselecteerd in de toepassing. Selecteer de printerdriver voor deze printer. Raadpleeg de On-line-Help van de printerdriver voor meer informatie.
U gebruikt niet de juiste toner-cassettes. Gebruik alleen toner-cassettes van HP die voor deze printer zijn ontworpen. HP heeft de printer, de toner-cassettes en de toner-samenstelling speciaal ontworpen om in combinatie een optimale afdrukkwaliteit te leveren. Zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” later in dit hoofdstuk voor informatie over onderdeelnummers. Een nieuwe toner-cassette is geïnstalleerd waarvan niet alle verpakkingsmateriaal is verwijderd. Verwijder de toner-cassette. Verwijder alle verpakkingsmateriaal en zorg ervoor dat het oranje lipje is uitgetrokken en de verzegeling is verwijderd. Installeer de toner-cassette opnieuw.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 159
Printerproblemen oplossen
Inconsistente kleuren nadat de toner-cassettes zijn vervangen.
9
De printer werkt niet goed. Controleer de werking van de printer door een configuratiepagina af te drukken via het bedieningspaneel. Neem contact op met een erkende HP-dealer als de configuratiepagina geen kleur bevat.
Afdrukkwaliteitproblemen Tenzij anders is aangegeven, verwijzen “horizontaal” en “verticaal” in dit gedeelte naar de afdrukrichting van media van A4- of Letter-formaat. Deze mediaformaten worden met de lange zijde eerst de printer ingevoerd. Omdat andere mediaformaten dan Letter en A4 met de korte zijde eerst ingevoerd worden, is de afdrukstand die wordt genoemd bij problemen met de afdrukkwaliteit tegengesteld aan die welke wordt genoemd bij problemen met Letter- of A4-formaat. Problemen met de afdrukkwaliteit die u horizontaal ziet op een pagina van Letter- of A4-formaat als de pagina met de korte zijde omhoog wordt gehouden, komen verticaal tevoorschijn bij andere mediaformaten als die met de korte zijde omhoog gehouden worden. Hetzelfde geldt voor een verticale fout op een pagina van A4- of Letter-formaat: deze verschijnt als een horizontale fout bij andere mediaformaten. In de volgende afbeelding wordt een voorbeeld gegeven van een probleem met de afdrukkwaliteit op een pagina van A4- of Letter-formaat, en hetzelfde probleem op een 11 x 17 inch- of A3-pagina (of een willekeurig ander mediaformaat). Afbeelding 19
A Media van Letter- of A4-formaat B Media van 11 x 17 inch- of A3-formaat (of willekeurig ander
mediaformaat) C Probleem met afdrukkwaliteit D Richting waarin media door de printer wordt gevoerd
160 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
Lege pagina
Als u net de transportcilinder hebt vervangen, is misschien het beschermvel niet verwijderd dat over het oppervlak van de cilinder zat. Verwijder het beschermvel zoals wordt beschreven in de installatiehandleiding van de transportkit.
Toner vlekt
Er zitten tonervlekken op de achterkant van de pagina. De transportband is vuil. Open en sluit de klep aan de voorkant van de printer zodat de zelfreinigingscyclus wordt gestart. Er kan een niet-ontdekte papierstoring in de printer zijn opgetreden. Open en sluit de klep aan de voorkant zodat de storing wordt verholpen. Verwijder de transportcilinder als het probleem niet is opgelost. Kijk tussen het oppervlak van de cilinder en de hendel of er papier zit. Verwijder eventuele papierresten en installeer de transportcilinder opnieuw. Er is kort geleden een papierstoring geweest of de printer heeft meerdere pagina’s tegelijk ingevoerd. Open en sluit de klep aan de voorkant van de printer zodat de zelfreinigingscyclus wordt gestart. Selecteer op het tabblad Papier van de printerdriver de optie Zwaar afdrukmateriaal als u afdrukt op zwaarder papier dan 105 g/m² (28 lb) bankpost, zodat u bent verzekerd van de juiste bovenlaag. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen van de printerdriver.
9 Printerproblemen oplossen
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 161
Probleem
Oorzaak en oplossing
Horizontale lijnen of strepen
Een toner-cassette bevat wellicht bijna geen toner meer. Controleer of in het venster TONER BIJNA LEEG VERVANG of TONER LEEG VERVANG wordt weergegeven. Vervang de toner-cassette die wordt aangegeven in het venster. Schud niet met de toner-cassette in een poging de levensduur van de cassette te verlengen. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de toner-cassette voor meer informatie over het vervangen van de toner-cassette. Donkere of lichte lijnen of strepen komen alleen voor in kleur, maar niet in zwart. Een toner-cassette is misschien defect. Zie “Problemen oplossen met testpagina’s voor afdrukkwaliteit” later in dit hoofdstuk om te bepalen welke toner-cassette defect is. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als het probleem zich blijft voordoen. Witte lijnen of strepen komen alleen in de zwarte afdrukgebieden voor, niet in de gekleurde gebieden. Druk de configuratiepagina vijf keer af. Het defect zou opgelost moeten worden door herhaald afdrukken. Druk vervolgens de afdruktaak opnieuw af. Vervang de zwarte toner-cassette als het probleem zich blijft voordoen. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als het probleem zich daarna nog steeds blijft voordoen. Donkere of lichte lijnen of strepen in alle kleuren, inclusief zwart. Druk de configuratiepagina vijf keer af. Het defect zou opgelost moeten worden door herhaald afdrukken. Zet de printer uit en weer aan om de densiteitkalibratie van de printer te resetten als het probleem niet is opgelost. Vervang de beeldcilinder als het probleem blijft bestaan. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de beeldcilinder voor meer informatie over het vervangen van de cilinderkit.
Verticale banden of zeer donkere achtergrond
De pagina bevat verticale gekleurde banden of een donkerbruine of zwarte achtergrond. Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als het probleem zich na 10 pagina’s nog steeds blijft voordoen. De nieuwe beeldcilinder kan tijdelijk een oplaadprobleem vertonen. Druk verschillende configuratiepagina’s af om het probleem met de cilinder op te lossen.
162 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
Vervaagde afdrukken, of vage gedeelten op willekeurige plekken
Een toner-cassette bevat bijna geen toner meer. Controleer of in het venster TONER BIJNA LEEG VERVANG of TONER LEEG VERVANG wordt weergegeven. Vervang de toner-cassette die wordt aangegeven in het venster. De media voldoen niet aan de specificaties voor deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. Het vochtigheidgehalte van de media is ongelijk verdeeld of te hoog. Probeer media uit een andere bron of uit een ongeopend pak. Sommige media bevatten gedeelten die toner afstoten. Probeer media uit een andere bron of uit een ongeopend pak. De media zijn te ruw. Gebruik glad kopieerpapier. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. Het briefhoofd waarop u afdrukt is gedrukt op ruw papier. Probeer glad kopieerpapier. Als het probleem hiermee is opgelost, moet u ervoor zorgen dat de leverancier van de briefhoofden papier gebruikt dat aan de mediaspecificaties voor deze printer voldoet. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. De printer wordt gebruikt in een omgeving met een te hoge of te lage luchtvochtigheid. Zorg ervoor dat de printer gebruikt wordt in een omgeving die voldoet aan de omgevingseisen die genoemd worden in appendix D, “Specificaties”.
Zet de printer uit en weer aan als de afdruk of de achtergrond te donker is. Op deze manier worden de kleurinstellingen bijgewerkt. Maak de densiteitsensor schoon als het probleem zich blijft voordoen (zie “Densiteitsensor reinigen” later in dit hoofdstuk).
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 163
Printerproblemen oplossen
Als u kort geleden de beeldcilinder uit de printer hebt gehaald, is deze misschien beschadigd door licht. Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de densiteitkalibratie.Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als het probleem zich blijft voordoen. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de beeldcilinder voor meer informatie over het vervangen van de cilinderkit.
9
De media is gekreukeld of gevouwen bij het laden in de invoerlade. Probeer media uit een andere bron of uit een ongeopend pak.
Probleem
Oorzaak en oplossing
Onregelmatige, verhoogde tonervlekken
Selecteer op het tabblad Papier van de printerdriver de optie Zwaar afdrukmateriaal als u afdrukt op zwaar papier (105 tot 216 g/m² (28 tot 58 lb) bankpost, zodat u verzekerd bent van de juiste bovenlaag. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen van de printerdriver. Er zitten tonervlekken op de achterkant van de pagina. Toner op de transportband leidt tot vlekken op de achterkant van de pagina. De band is zelfreinigend en de vlekken zullen na een paar pagina’s vanzelf verdwijnen. U kunt ook de klep aan de voorkant van de printer openen en sluiten zodat de zelfreinigingscyclus wordt gestart. Er is kort geleden een papierstoring geweest of de printer heeft meerdere pagina’s tegelijk ingevoerd. Open en sluit de klep aan de voorkant van de printer zodat de zelfreinigingscyclus wordt gestart. U gebruikt media die al een keer door een printer of kopieerapparaat zijn geweest. Gebruik media niet opnieuw. Hergebruik van media vervuilt de fuser, waardoor willekeurige tonervlekken ontstaan. De fuser-rollen zijn vuil. Druk 5 tot 10 pagina’s af om de fuser-rollen te reinigen.
Banden
De verbruiksartikelen zijn misschien voorbij hun verwachte levensduur. Controleer of er berichten worden weergegeven in het venster. Druk een configuratiepagina af om de levensduur van de verbruiksartikelen te controleren als er geen berichten worden weergegeven. Vervang verbruiksartikelen die de verwachte levensduur hebben overschreden. Bepaalde halftone-patronen (lichtere tinten van een effen kleur) versterken het band-effect. Probeer een ander halftone-patroon.
164 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
Doffe of donkere kleuren op transparanten
De printer fixeert de toner niet goed op de transparanten. Selecteer de optie Transparant op het tabblad Papier in de printerdriver. Raadpleeg de On-line-Help voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen van de printerdriver. De invoerlade is niet correct geconfigureerd voor transparanten. Zie “Mediatype en -formaat configureren” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het configureren van invoerladen. Transparant is niet geselecteerd als mediatype op het tabblad Papier in de printerdriver. Als Transparant is geselecteerd als mediatype en ColorSmart II is geselecteerd op het tabblad Kleur, gebruikt de printer een kleurbehandeling die is geoptimaliseerd voor projectie. Gebruik de instelling Handmatig op het tabblad Kleur als u een andere kleurbehandelingsmethode wilt gebruiken. Zie hoofdstuk 4. Zet de printer uit en weer aan voor een reset van de densiteitkalibratie. Reflecterende overheadprojectors reflecteren licht twee keer door het transparant, waardoor het licht overmatig wordt gebroken en de kleuren donker of dof op het scherm worden weergegeven. Gebruik in plaats van een reflecterende overheadprojector een standaardprojector als dat mogelijk is. U gebruikt transparanten die niet aan de specificaties voor deze printer voldoen. Gebruik voor de beste afdrukkwaliteit transparanten van HP in deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties.
Controleer of de printer in een omgeving gebruikt wordt die voldoet aan de specificaties in appendix D, “Specificaties”.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 165
Printerproblemen oplossen
Er verschijnen vlekken en vegen in de achtergrondgebieden van transparanten als ze op het scherm worden geprojecteerd. Druk de transparanten opnieuw af en let erop dat u het oppervlak van de transparanten niet aanraakt. Vet van uw vingers of handen kan de transparanten vervuilen en vlekken op de transparanten achterlaten.
9
De geselecteerde kleuren zien er slecht uit op papier. Selecteer andere kleuren in de toepassing.
Probleem
Oorzaak en oplossing
Gerimpelde of golvende transparanten.
U gebruikt transparanten die niet aan de specificaties voor deze printer voldoen. Gebruik voor de beste afdrukkwaliteit transparanten van HP in deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. Er ontstaat een golfvorm of rimpel in de achtergrond bij het afdrukken van een effen kleur. Gebruik een achtergrondpatroon waarvoor minder toner nodig is. De gekozen papierbaan kan de rimpels of golven veroorzaken. Wijzig de papierbaan door vanuit een andere invoerlade af te drukken naar een andere uitvoerlade.
Horizontale strepen op transparanten
U gebruikt transparanten die niet aan de specificaties voor deze printer voldoen. Gebruik voor de beste afdrukkwaliteit transparanten van HP in deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties. Reflecterende overheadprojectors reflecteren licht twee keer door het transparant, waardoor het licht overmatig wordt gebroken en de kleuren donker of dof op het scherm worden weergegeven. Gebruik in plaats van een reflecterende overheadprojector een standaardprojector als dat mogelijk is.
Vegen
Er is kort geleden een papierstoring geweest. Open en sluit de klep aan de voorkant van de printer zodat de zelfreinigingscyclus wordt gestart. U bent net overgeschakeld naar een ander mediaformaat. Open en sluit de klep aan de voorkant van de printer zodat de zelfreinigingscyclus wordt gestart. Als de vorige pagina is afgedrukt op geperforeerd papier en er was een afbeelding boven de perforatiegaten, wordt de toner afgezet op de achterkant van de volgende pagina die wordt afgedrukt. Open en sluit de klep aan de voorkant van de printer zodat de zelfreinigingscyclus wordt gestart. Er kan een niet-ontdekte papierstoring in de printer zijn opgetreden. Open en sluit de klep aan de voorkant zodat de storing wordt verholpen. Verwijder de transportcilinder als het probleem zich blijft voordoen. Kijk tussen het oppervlak van de cilinder en de hendel of er papier zit. Verwijder eventuele papierresten en installeer de transportcilinder opnieuw.
166 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Probleem
Oorzaak en oplossing
Ongelijke donkere gebieden U gebruikt transparanten die niet aan de specificaties voor of lijnen in gebieden met deze printer voldoen. Gebruik voor de beste afdrukkwaliteit effen vulling op transparanten transparanten van HP in deze printer. Zie “Ondersteunde mediagewichten en -formaten voor invoerladen” in hoofdstuk 3 voor mediaspecificaties.
Steeds terugkerende fouten
De printer moet schoongemaakt worden. Open en sluit de klep aan de voorkant van de printer zodat de zelfreinigingscyclus wordt gestart. Zie “Transportcilinder reinigen” later in dit hoofdstuk als het probleem zich blijft voordoen. Als de vorige pagina is afgedrukt op geperforeerd papier en er was een afbeelding boven de perforatiegaten, wordt de toner afgezet op de achterkant van de volgende pagina die wordt afgedrukt. Open en sluit de klep aan de voorkant van de printer zodat de zelfreinigingscyclus wordt gestart.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 167
Printerproblemen oplossen
Alleen bij transparanten verschijnen ongewenste vlekken van dezelfde vorm en grootte meerdere keren in hetzelfde verticale gebied. De fuser-rollen zijn beschadigd. Vervang de fuser. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de fuser voor meer informatie over het vervangen van de fuserkit.
9
Steeds terugkerende vlekken of stippen van dezelfde grootte en vorm verschijnen in hetzelfde gebied op bijna alle pagina’s. De steeds terugkerende fouten zijn meestal donkergrijs of zwart. Als de fout niet acceptabel is, kan het nodig zijn de beeldcilinder of de transportcilinder te reinigen of te vervangen. Als de fout een of meerdere keren per pagina van A4- of Letter-formaat optreedt, moet de beeldcilinder worden vervangen. Als de fout zich op elke tweede pagina van A4- of Letter-formaat voordoet, moet de transportkit worden gereinigd. Zie “Transportcilinder reinigen” later in dit hoofdstuk voor meer informatie over het reinigen van de transportcilinder. Als het reinigen van de transportcilinder het probleem niet verhelpt, vervangt u de transportcilinder of neemt u contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener. Raadpleeg de installatiehandleiding bij de beeldcilinder of de transportcilinder voor meer informatie over het vervangen van de beeldcilinderkit of de transportcilinderkit.
Densiteitsensor reinigen
Reinig de densiteitsensor als de beeldcilinder is vervangen en als kleuren niet goed worden afgedrukt.
De densiteitsensor reinigen. 1 Open de rechterbovenklep. 2 Gebruik de borstel naast de sensor om
alle tonerdeeltjes van de sensor te verwijderen.
Let op U kunt ook een reinigingsdoekje gebruiken om de densiteitsensor schoon te maken. Gebruik geen papierproducten als tissues of papieren handdoekjes bij het reinigen van de sensor. Deze kunnen krassen veroorzaken.
3 Sluit de rechterbovenklep.
168 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Problemen oplossen met testpagina’s voor afdrukkwaliteit Op CD-ROM 2 vindt u verschillende testpagina’s voor afdrukkwaliteit om u te helpen bij het oplossen van problemen met de afdrukkwaliteit. Deze bestanden bevinden zich in de directory PQ op de CD-ROM.
De oorzaak van horizontale lijnen of strepen bepalen 1 Druk de testpagina VERT100.ps vijf keer af.
• Als u met Microsoft Windows 95 of Windows NT werkt, zoekt u het
bestand met de Verkenner. Sleep het bestand naar het pictogram van de printer. • Als u met Windows 3.x of MS-DOS werkt, typt u achter de DOS-prompt: COPY \\<servernaam>\<printernaam> • Als u met Mac OS werkt, selecteert u het bestand in de Zoeker. Kies in het menu Bestand de optie Afdrukken. • Als u met UNIX werkt, start u de UNIX-prompt en typt u: lp -d<printernaam> 2 Controleer of de laatste pagina van de afdruk een donkere lijn door de kleurbalken bevat. Als er geen donkere lijn zichtbaar is, is de fout verdwenen na het herhaalde afdrukken. Als er wel een donker lijn zichtbaar is, kunt u met behulp van de volgende tabel achterhalen welke toner-cassette defect is. Fout doet zich voor in kleuren
Toner-cassette die vervangen moet worden
Rood/Geel/Groen
Geel
9
Rood/Magenta/Blauw
Magenta
Cyaan/Groen/Blauw
Cyaan
Printerproblemen oplossen
3 Vervang de toner-cassette die wordt aangegeven in de tabel.
Raadpleeg de installatiehandleiding bij de toner-cassette voor meer informatie over het installeren van toner-cassettes.
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 169
Transportcilinder reinigen Voer deze procedures alleen uit als zich een steeds terugkerende, onacceptabele fout voordoet en de enige overgebleven oplossing bestaat uit het vervangen van de transportcilinder. Veel, maar niet alle steeds terugkerende fouten kunnen worden verholpen met de volgende procedures. Er is een grotere kans dat lichte vlekken in donkere afdrukgebieden door deze procedure worden verholpen dan donkere vlekken in niet-bedrukte gebieden. Als deze procedures niet juist of onzorgvuldig worden uitgevoerd, kan de transportcilinder permanent beschadigd worden. Voor deze procedures hebt u het volgende nodig:
• • • • Voorzichtig
Een voorbeeld van de steeds terugkerende fout Een schone, vlakke ondergrond om op te werken Isopropyl-alcohol Een reinigingsdoekje U kunt ook een droge, zachte, niet-pluizende doek gebruiken om de transportcilinder te reinigen, zoals een kaasdoek. Gebruik geen papierproducten als tissues of papieren handdoekjes bij het reinigen van de cilinder. Deze kunnen krassen veroorzaken. Stel de cilinder niet bloot aan direct zonlicht. Blootstelling aan licht gedurende meer dan een paar minuten kan de cilinder permanent beschadigen. Als de cilinder langere tijd buiten de printer wordt opgeslagen, plaatst u de cilinder in een gesloten lade, in de originele verpakking of bedekt u de cilinder volledig met een doek. Zorg ervoor dat het werkoppervlak vrij is van scherpe of ruwe objecten waardoor de cilinder beschadigd zou kunnen raken. Doe sieraden en uw horloge af om schade aan de cilinder te voorkomen. Contact hiermee kan permanente schade veroorzaken.
170 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
De transportcilinder reinigen 1 Zet de printer uit (knop naar buiten). 2 Open de klep aan de voorkant. 3 Druk op de knop op de onderste
(groene) hendel en draai de hendel naar rechts. 4 Open de rechterbovenklep.
9 Printerproblemen oplossen
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 171
5 Trek de transportcilinder aan de
hendels uit de printer. 6 Plaats de cilinder op een schoon, vlak
7 8
9
10
oppervlak dat vrij is van scherpe en ruwe objecten. Draai het oppervlak van de cilinder naar u toe (de hendels van u af). Leg het afdrukvoorbeeld naast de transportcilinder met de bovenkant van de pagina naar de cilinder toe. Gebruik het voorbeeld als referentie en zoek op de transportcilinder naar een klein vlekje of stipje dat de steeds terugkerende fouten veroorzaakt. Om het vlekje of stipje te vinden, moet u de transportcilinder misschien roteren door met uw vingers aan het glanzende metalen gedeelte te draaien.
Voorzichtig Wees zeer voorzichtig bij het verwijderen van een vlek van de transportcilinder. Als u een scherp object of uw nagels gebruikt, kunnen er krassen ontstaan op de cilinder, die daardoor permanent beschadigd wordt. Gebruik geen kracht om de transportcilinder te reinigen. Gebruik geen reinigingsmiddelen op waterbasis en weinig alcohol. Hierdoor kan de transportcilinder permanent beschadigd worden.
11 Wrijf met een reinigingsdoekje
voorzichtig over het vlekje of het stipje.
172 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
12 Als het vlekje niet verdwijnt, maakt u
het reinigingsdoekje vochtig met isopropyl-alcohol. Verwijder met het reinigingsdoekje het vlekje of het stipje van de transportcilinder. Let op Als u isopropyl-alcohol gebruikt om de transportcilinder te reinigen, kan het nodig zijn 50 tot 100 pagina’s af te drukken voordat de achtergebleven alcoholresten van de transportcilinder zijn verwijderd.
13 Bij het opnieuw plaatsen van de
14
15
DU
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 173
Printerproblemen oplossen
Neem contact op met een erkende HP-dealer of serviceverlener als de steeds terugkerende fouten niet worden opgelost door het reinigen.
9
16 17
transportcilinder brengt u de pijlen aan de uiteinden van de cilinder op één lijn met de pijlen op de geleiders in de printer en plaatst u de cilinder terug. Draai de onderste (groene) hendel naar links totdat deze op zijn plaats klikt. Sluit de rechterklep en de klep aan de voorkant. Zet de printer aan (knop indrukken). Druk de taak opnieuw af als het venster het bericht KLAAR weergeeft en kijk of de steeds terugkerende fouten verdwenen zijn.
Accessoires, opties en bijbehorende producten Met het toenemen van uw afdruk- en netwerkbehoeften, kunt u de mogelijkheden van de printer uitbreiden door accessoires en opties toe te voegen. Neem contact op met de afdeling Direct Marketing van HP als u accessoires of opties voor de printer wilt bestellen (bestelinformatie vindt u voor in deze handleiding). Onderdeel Geheugen
Onderdeelnummer
Type / Formaat
C2985A
Vaste schijf van de printer
C4140A
4 MB DIMM* synchroon
C4141A
8 MB DIMM* synchroon
C4142A
16 MB DIMM* synchroon
C4286A
2 MB Flash DIMM
C4287A
4 MB Flash DIMM
EIO-accessoires J3110A
Ethernet 10 Base-T
J3111A
Ethernet Combo (10 Base-T, BNC en LocalTalk)
J3112A
Token Ring
J3113A
10/100 Base-TX
Papierverwerk- C4782A ingsaccessoires C4785A
Duplex-eenheid
Printeronderdelen
C4149A
Zwarte toner-cassette
C4150A
Cyaan toner-cassette
C4151A
Magenta toner-cassette
C4152A
Gele toner-cassette
C4153A
Cilinderkit Beeldcilinder 2 Luchtfilters Reinigingsdoekje
C4154A
Transportkit Transportcilinder Transportband Reinigingsrol Koolstoffilter Reinigingsdoekje
Postbus met meerdere bakken**
174 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Onderdeel
(Printeronderdelen, vervolg)
Kabels
Media
Referentiemateriaal
Onderdeelnummer
Type / Formaat
C4155A
Fuserkit (110 Volt) Fuser Papieren rollers Reinigingsdoekje
C4156A
Fuserkit (220 Volt) Fuser Papierrollers Reinigingsdoekje
C2946A
Parallelle kabel volgens IEEE-1284-standaard 3 m (ongeveer 10 ft) met 25-pins stekker/micro 36-pins stekker (“C” formaat)
92215S
Macintosh DIN-8 printerkabel
92215N
HP LocalTalk-kabelset
C2934A
HP Color LaserJet Transparanten (Letter), 50 vel
C2936A
HP Color LaserJet Transparanten (A4), 50 vel
5010-6394
HP LaserJet Printer Family Paper Specifications Guide
5021-0337
PCL/PJL Technical Reference***
* DRAM DIMM’s moeten in gesynchroniseerde paren worden geïnstalleerd, bijvoorbeeld twee DIMM’s van 4 MB. ** De invoerlade van 2.000 vel (lade 4) moet zijn geïnstalleerd in de printer als u de postbus met meerdere bakken wilt installeren. *** Dit pakket bevat informatie over zowel PCL en PJL.
Neem contact op met een erkende HP-dealer als u de volgende HP-producten wilt bestellen:
Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen 175
Printerproblemen oplossen
DU
9
• HP Multipurpose-papier • HP LaserJet-papier • HP premium glanzend papier
176 Hoofdstuk 9 – Printerproblemen oplossen
DU
Appendix A DIMM-installatie Ondersteunde DIMM’s De printer ondersteunt de volgende DIMM-typen (DIMM = Dual Inline Memory Module):
• Flash (De printer ondersteunt één flash DIMM of één vaste schijf in de printer.) • ROM • Synchrone DRAM EDO (Extended Data Out) en Fast Page Mode DIMM’s worden niet ondersteund. Zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9 voor informatie over het bestellen van flash DIMM’s.
DIMM’s installeren De printer ondersteunt flash DIMM’s, ROM DIMM’s en synchrone DRAM DIMM’s. Flash en ROM DIMM’s kunnen in elke configuratie worden geïnstalleerd. U kunt bijvoorbeeld een flash DIMM installeren in sleuf 1, sleuf 2 leeg laten en in sleuf 3 een ROM DIMM installeren. U kunt echter niet flash DIMM’s en ROM DIMM’s per paar installeren (in bij elkaar horende linker- en rechtersleuven). DRAM DIMM’s moeten worden geïnstalleerd in synchrone paren: twee DIMM’s met dezelfde DRAM-grootte worden geïnstalleerd in tegenover elkaar liggende linker- en rechtersleuven (bijvoorbeeld sleuf 1 en 2). Let op
DU
De printer ondersteunt één flash DIMM of één vaste schijf in de printer.
Appendix A – DIMM-installatie 177
In de volgende afbeelding ziet u de sleufconfiguratie. Abfeelding 20
1
Sleuf 1
2
Sleuf 2
3
Sleuf 3
4
Sleuf 4
5
Sleuf 5
6
Sleuf 6
7
Sleuf 7
8
Sleuf 8
Sleuven 1 en 2 vormen een sleuvenpaar voor de installatie van DRAM’s. Sleuven 3 en 4 vormen een sleuvenpaar voor de installatie van DRAM’s. Sleuven 5 en 6 vormen een sleuvenpaar voor de installatie van DRAM’s. Sleuven 7 en 8 vormen een sleuvenpaar voor de installatie van DRAM’s.
De printer wordt geleverd met 6 MB DIMM die zijn geïnstalleerd in de sleuven 1 tot en met 4. Sleuven 5 tot en met 8 zijn beschikbaar voor extra DIMM’s.
178 Appendix A – DIMM-installatie
DU
Een DIMM installeren 1 Zet de printer uit en haal de stekker
van de printer uit het stopcontact. 2 Zoek de communicatiekaart op. Deze bevindt zich links aan de achterkant van de printer. Voorzichtig: Draag een polsbandje dat zorgt voor elektrostatische ontlading of raak het oppervlak van de antistatische verpakking aan om uzelf te aarden voordat u de kaart uit de verpakking haalt. Draag tijdens het werken met de kaart een aardingsbandje om de pols of raak regelmatig ongeverfde metalen delen van de printer aan.
3 Draai de twee schroeven met de hand
of met een kruiskopschroevendraaier #2 los. 4 Schuif de kaart naar buiten en leg deze op een vlak, geaard oppervlak. De DIMM-sleuven moeten paarsgewijs worden gebruikt. Zie hiervoor afbeelding 20.
A DIMM Installation
DU
Appendix A – DIMM-installatie 179
5 Duw de hendels op de sleuven naar
beneden als u de DIMM’s gaat installeren. Let op U mag de DRAM DIMM’s alleen per twee in de linker- en rechtersleuven installeren. De DIMM’s moeten even groot zijn (bijvoorbeeld twee chips van 8 MB). U kunt niet een flash DIMM en een ROM DIMM als paar installeren.
6 Zorg dat de connectors op de kaart op
7 8
9 10
180 Appendix A – DIMM-installatie
één lijn liggen met de connectors op de DIMM en duw de DIMM stevig in de sleuf. De hendels klikken automatisch op hun plaats als de DIMM op de juiste manier is geïnstalleerd. Herhaal de stappen 5 en 6 voor elke DIMM die u installeert. Plaats de kaart terug in de printer. Zorg ervoor dat de randen van de kaart op één lijn liggen met de geleiders in de printer. Draai de schroeven vast. Sluit de printer weer aan op het electriciteitsnet en zet de printer aan. De DIMM’s worden automatisch in de geheugenconfiguratie opgenomen.
DU
Installatie controleren U kunt kijken of de DIMM-installatie goed is voltooid door een configuratiepagina af te drukken. Als de DIMM goed is geïnstalleerd, ziet u de DIMM staan op de configuratiepagina. Zie “Interne pagina’s afdrukken” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over configuratiepagina’s. Zie hoofdstuk 8, “Berichten in het bedieningspaneel van de printer”, voor meer informatie over eventuele berichten die verschijnen in het bedieningspaneel van de printer.
A DIMM Installation
DU
Appendix A – DIMM-installatie 181
182 Appendix A – DIMM-installatie
DU
Appendix B PCL-opdrachten Overzicht In de meeste toepassingen hoeft u zelf geen printeropdrachten te geven. Raadpleeg zo nodig de documentatie bij de computer en bij de toepassing voor informatie over het invoeren van printeropdrachten. Meer informatie over PCL-opdrachten (PCL = Printer Control Language) vindt u in de PCL Printer Language Technical Reference Manual. Zie “Accessoires, opties en bijbehorende producten” in hoofdstuk 9 voor bestelinformatie.
PCL PCL-opdrachten zorgen ervoor dat de printer weet welke taken moeten worden uitgevoerd en welke lettertypen moeten worden gebruikt. Het is niet de bedoeling van deze appendix om volledige informatie te geven over PCL-opdrachten. U vindt hier alleen naslaginformatie voor gebruikers die al bekend zijn met de structuur van PCL-opdrachten.
HP-GL/2 De printer kan vectorafbeeldingen afdrukken met behulp van HP-GL/2, een taal voor grafische objecten. De printer kan alleen met HP-GL/2 afdrukken als deze de PCL-modus verlaat en in de HG-GL/2-modus wordt gezet. Dit doet u door een PCL-code naar de printer te sturen. Een aantal toepassingen wisselt van printermodus via de printerdriver.
PJL HP PJL (Printer Job Language) heeft voorrang op PCL en andere printermodi. U kunt met PLJ de standaardinstellingen van de printer wijzigen. De vier belangrijkste functies van PJL zijn:
• • • •
DU
Wisselen van printermodus Taakscheiding Printerconfiguratie Statusinformatie terug van de host-computer
Appendix B – PCL-opdrachten 183
Syntaxis PCL-printeropdrachten Vergelijk de volgende tekens voordat u printeropdrachten gebruikt: Kleine letter L:
l
Hoofdletter O:
O
Cijfer één:
1
Cijfer nul:
0
Veel printeropdrachten gebruiken de kleine letter l (l) en het cijfer één (1), of de hoofdletter O (O) en het cijfer nul (0). De tekens kunnen er op het scherm anders uitzien dan hier afgebeeld. In de PCL-printeropdrachten moet u de tekens precies gebruiken zoals opgegeven (hoofdletters of kleine letters). In de volgende afbeelding ziet u de elementen van een printeropdracht (in dit voorbeeld een opdracht voor de afdrukstand van een pagina). Afbeelding 21
A B C D
Escape-teken-Staat aan het begin van de escape-reeks. Waardeveld-Bevat zowel alfabetische als numerieke tekens. Categorie opdrachten Hoofdletter-Sluit de escape-reeks af.
184 Appendix B – PCL-opdrachten
DU
B
U kunt escape-reeksen combineren in één escape-reeks. Hierbij is het van belang dat u de volgende drie belangrijke regels volgt: 1 De eerste twee tekens na elk <esc>-teken moeten hetzelfde zijn. 2 Wijzig bij het combineren van reeksen de hoofdletter die het einde van
elke escape-reeks aangeeft, in een kleine letter. 3 Het laatste teken van de escape-reeks moet een hoofdletter zijn.
Hierna volgt een voorbeeld van een aantal escape-reeksen. De opdrachten zorgen ervoor dat de printer het mediatype Legal, de afdrukstand Liggend en acht regels per inch gebruikt. <esc>&l3A<esc>&l1O<esc>&l8D De volgende escape-reeks geeft de printer dezelfde opdrachten via een gecombineerde, kortere reeks. <esc>&l3a1o8D
Escape-tekens invoeren Printeropdrachten beginnen altijd met het escape-teken <esc>). In de volgende tabel ziet u hoe u het escape-teken kunt invoeren in een aantal verschillende toepassingen. MS-DOS-toepassing Lotus 1-2-3 en Symphony
Invoer
Op het scherm verschijnt
Typ \027
027
Microsoft Word voor MS-DOS Houd [Alt] ingedrukt en typ 027 op het numerieke toetsenblok
<-
WordPerfect voor MS-DOS
Typ <27>
<27>
MS-DOS-editor
Houd [Ctrl] + [P] ingedrukt en druk dan op [Esc]
<-
Edlin (MS-DOS)
Houd [Ctrl] + [V] ingedrukt en druk dan op [
^[
dBase
?? CHR(27)+“opdracht”
?? CHR(27)+“ ”
DU
Appendix B – PCL-opdrachten 185
PCL-opdrachten
Escape-reeksen combineren
PCL-lettertypen selecteren U vindt de PCL-printeropdrachten voor lettertypen in de lettertypelijst. Zie “Interne pagina’s afdrukken” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het afdrukken van een lettertypelijst. Hierna ziet u als voorbeeld een klein gedeelte van deze lijst. Let op de variabelen voor tekensets en puntgrootte. Lettertype
Tekens per inch/punt
Escape-reeks
Lettertype #
Univers Medium
Schalen
<esc>(__* <esc>(s1p__* v0s0b4148T
I011
*U moet een waarde opgeven voor deze variabelen (“__*”). Als u dat niet doet, gebruikt de printer de standaardinstellingen. Voor een tekenset met lijntekens selecteert u bijvoorbeeld de tekenset 10U (PC-8) of 12U (PC-850). Andere veel gebruikte codes voor tekensets vindt u in “Veel voorkomende PCL-opdrachten” op de volgende pagina. Let op
De spatiëring van lettertypen is “vast” of “proportioneel”. De printer heeft zowel vaste lettertypen (Courier, Letter Gothic en Lineprinter) als proportionele lettertypen (CG Times, Arial® , Times New Roman® , en andere). U kunt het beste vaste lettertypen gebruiken in toepassingen als spreadsheets en databases, waar het belangrijk is dat kolommen goed worden uitgelijnd. Proportionele lettertypen worden veel gebruikt in tekstverwerkingstoepassingen.
186 Appendix B – PCL-opdrachten
DU
Opdracht
Opties
Opdrachten voor taakbeheer Reset
<esc> E
n.v.t.
Aantal exemplaren
<esc> &l#X
1 tot 999
Duplex/Simplex (dubbelzijdig/enkelzijdig)
<esc> &l#S
0 = Simplex (enkelzijdig) 1 = Duplex (dubbelzijdig) met binding langs lange zijde 2 = Duplex (dubbelzijdig) met binding langs korte zijde
Opdrachten voor paginabesturing Papierbestemming
<esc> &l#G
0 = Automatische selectie 1 = Bovenste uitvoerbak (afdrukzijde onder) 2 = Linkeruitvoerbak (afdrukzijde boven) 3 = Postbus met meerdere bakken, afdrukzijde boven 4 = Postbus, bak 1 5 = Postbus, bak 2 6 = Postbus, bak 3 7 = Postbus, bak 4 8 = Postbus, bak 5 9 = Postbus, bak 6 10 = Postbus, bak 7 11 = Postbus, bak 8
Papierbron
<esc> &l#H
0 = Drukt huidige pagina af of voert deze uit 1 = Lade 2 2 = Handmatige invoer, papier 3 = Handmatige invoer, envelop 4 = Lade 1 5 = Lade 4 7 = Auto Select 8 = Lade 3
DU
Appendix B – PCL-opdrachten 187
PCL-opdrachten
Functie
B
Veel voorkomende PCL-opdrachten
Functie
Opdracht
Opties
Papierformaat
<esc> &l#A
1 = Executive 2 = Letter 3 = Legal 6 = 11 x 17 inch 26 = A4 27 = A3 45 = JIS B5 72 = Dubbele briefkaart 80 = Monarch-envelop 81 = Com #10-envelop 90 = DL-envelop 91 = Internationale C5-envelop 100 = Com B5-envelop 101 = Speciaal
Afdrukstand
<esc> &l#O
0 = Staand 1 = Liggend 2 = Omgekeerd staand 3 = Omgekeerd liggend
Bovenmarge
<esc> &l#E
# = Aantal regels
Tekstlengte (ondermarge)
<esc> &l#F
# = Aantal regels vanaf bovenmarge
Linkermarge
<esc> &a#L
# = Kolomnummer
Rechtermarge
<esc> &a#M
# = Kolomnummer vanaf linkermarge
Parameter horizontale verschuiving
<esc> &k#H
stappen van 1/120 inch (hiermee wordt de afdruk horizontaal gecomprimeerd)
Parameter verticale verschruiving
<esc> &l#C
stappen van 1/48 inch (hiermee wordt de afdruk verticaal gecomprimeerd)
Regelafstand
<esc> &l#D
# = regels per inch (1, 2, 3, 4, 5, 6, 12, 16, 24 of 48)
Perforatie-interval
<esc> &l#L
0 = Uitschakelen 1 = Inschakelen
Verticale positie (rijen)
<esc> &a#R
# = Rijnummer
Verticale positie (punten)
<esc> *p#Y
# = Aantal punten (300 punten = 1 inch)
Verticale positie (decipoints)
<esc> &a#V
# = Aantal decipoints (720 decipoints = 1 inch)
Horizontale positie (kolommen)
<esc> &a#C
# = Kolomnummer
Cursorpositionering
188 Appendix B – PCL-opdrachten
DU
Opdracht
Opties
<esc> *p#X
# = Aantal punten (300 punten = 1 inch)
Horizontale positie (decipoints)
<esc> &a#H
# = Aantal decipoints (720 decipoints = 1 inch)
Automatische regelterugloop
<esc> &s#C
0 = Inschakelen 1 = Uitschakelen
Weergavefuncties aan
<esc> J
n.v.t.
Weergavefuncties uit
<esc> Z
n.v.t.
Programmeertips
Instelling voor vectorafbeeldingen Naar PCL-modus
<esc> %#A
0 = Vorige PCL-cursorpositie 1 = Huidige HP-GL/2-penpositie
Naar HP-GL/2-modus
<esc> %#B
0 = Vorige HP-GL/2-penpositie 1 = Huidige PCL-cursorpositie
Tekensets
<esc> (#U enzovoort
8U = HP Roman-8 10U = IBM Layout (PC-8) (codetabel 437) Standaardtekenset 12U = IBM Layout voor Europa (PC-850) (codetabel 850) 8M = Math-8 19U = Windows 3.1 Latin 1 9E = Windows 3.1 Latin 2 (gebruikt in Oost-Europa) 5T = Windows 3.1 Latin 5 (gebruikt in Turkije) 579L = Wingdings Font
Primaire spatiëring
<esc> (s#P
0 = Vast 1 = Proportioneel
Primaire pitch
<esc> (s#H
# = Tekens per inch
Pitch-modus instellen
<esc> &k#S
0 = 10 4 = 12 (elite) 2 = 16,5 - 16,7 (gecomprimeerd)
Primaire hoogte
<esc> (s#V
# = Punten
Lettertypeselectie
DU
Appendix B – PCL-opdrachten 189
PCL-opdrachten
Horizontale positie (punten)
B
Functie
Functie
Opdracht
Opties
Primaire stijl1
<esc> (s#S
0 = Rechtop (gevuld) 1 = Cursief 4 = Versmald 5 = Versmald cursief
Primaire afdrukdikte1
<esc> (s#B
0 = Normaal (boek of tekst) 1 = Halfvet 3 = Vet 4 = Extra vet
Letterbeeld1
<esc> (s#T
Druk de lettertypelijst af voor de opdrachten die bij de interne lettertypen horen.
1
Bestel de PCL/PJL Technical References voor tekensetoverzichten of voor meer informatie.
190 Appendix B – PCL-opdrachten
DU
Appendix C PJL-opdrachten Overzicht Alle taken die in deze sectie vermeld staan, kunnen worden uitgevoerd via het programma HP JetAdmin voor Microsoft Windows, het hulpprogramma HP LaserJet voor Mac OS of via de printerdriver. Met de PJL-opdrachten (PJL = Printer Job Language) die hier worden beschreven, kunt u dezelfde taken uitvoeren. Raadpleeg de PJL Technical Reference Manual voor informatie over andere PJL-opdrachten. De volgende opdrachten moet worden ingevoerd met een ASCII-editor onder MS-DOS of Windows. Zij moeten ook naar de printer worden verzonden met de MS-DOS-opdracht COPY of met een hulpprogramma waarmee ASCII-bestanden in de printer geladen kunnen worden. Let op
In de volgende voorbeelden geeft <ESC> het escape-teken weer. Raadpleeg de PJL Technical Reference Manual voor meer informatie over het gebruik van escape-tekens.
Beveiligingsopdrachten voor printer en netwerk De printer ondersteunt de volgende typen PJL-beveiliging:
• Wachtwoordbeveiliging voor standaardinstellingen voorkomt dat gebruikers vanuit hun toepassingen de standaardinstellingen van de printerfuncties kunnen wijzigen. • Vergrendeling bedieningspaneel printer voorkomt dat gebruikers de instellingen van het bedieningspaneel aanpassen. • Vergrendeling vaste schijf printer voorkomt dat gebruikers naar de vaste schijf van de printer schrijven of een proefafdruk of langdurige afdruktaak starten.
DU
Appendix C – PJL-opdrachten 191
PASSWORD Met deze opdracht beschermt u de standaardinstellingen van de printerfuncties via een wachtwoord. Als de wachtwoordbeveiliging is ingeschakeld, worden de opdrachten DEFAULT of INITIALIZE uitgeschakeld tenzij in de opdracht JOB het wachtwoord is gespecificeerd. Bij printermodi als PCL en PostScript zijn de standaardprinterinstellingen ook afgeschermd. Beveiligde PJL-taken (taken met de juiste wachtwoordwaarde (geen nul) in de opdracht JOB) kunnen met de opdrachten DEFAULT en INITIALIZE (of printermodi-opdrachten) de standaardfuncties instellen, waaronder de waarde van de variabele PASSWORD, tot de volgende EOJ-opdracht (End Of Job, einde taak) is ontvangen. Let op
U controleert de status van de variabele PASSWORD met de opdracht DINQUIRE. @PJL DINQUIRE PASSWORD geeft ENABLED of DISABLED. U hoeft zich niet in een beveiligde PJL-taak te bevinden om deze variabele met DINQUIRE te controleren.
Syntaxis:
@PJL DEFAULT PASSWORD = getal
Parameters:
Parameter
Functioneel bereik
Standaard
PASSWORD = getal
1 tot en met 65.535
n.v.t.
• PASSWORD = getal. Met waarde 0 wordt de wachtwoordbeveiliging uitgeschakeld. Voorbeeld:
@PJL DEFAULT PASSWORD = 357
192 Appendix C – PJL-opdrachten
DU
CPLOCK Met deze opdracht “vergrendelt” u het bedieningspaneel van de printer. Als het bedieningspaneel is vergrendeld, kunnen gebruikers de instellingen van het printerbedieningspaneel niet wijzigen. Als een gebruiker probeert een van deze instellingen te wijzigen, verschijnt op het venster van het bedieningspaneel het bericht GEEN TOEGANG.
Let op
U controleert de status van de variabele CPLOCK met de opdracht DINQUIRE. @PJL DINQUIRE PASSWORD geeft ON of OFF. U hoeft zich niet in een beveiligde PJL-taak te bevinden om deze variabele met DINQUIRE te controleren.
Syntaxis:
@PJL DEFAULT CPLOCK = ON [OFF]
Parameters:
Geen
Voorbeeld:
@PJL DEFAULT CPLOCK = ON
DU
Appendix C – PJL-opdrachten 193
PJL-opdrachten
De variabele CPLOCK kan alleen worden gewijzigd vanuit een “beveiligde” PJL-taak (een taak die de juiste waarde voor PASSWORD (geen nul) in de opdracht JOB bevat).
C
Beveiligde PJL-taken (taken met de juiste wachtwoordwaarde (geen nul) in de opdracht JOB) kunnen met de opdrachten DEFAULT en INITIALIZE (of printermodi-opdrachten) de standaardfuncties instellen, waaronder de waarde van de variabele CPLOCK, tot de volgende EOJ-opdracht (End Of Job, einde taak) is ontvangen.
DISKLOCK Met deze opdracht “vergrendelt” u de vaste schijf van de printer. Als de vaste schijf is vergrendeld, kan de gebruiker niet naar deze schijf schrijven. De schijf krijgt de status alleen-lezen zodat het niet mogelijk is om deze te formatteren of lettertypen te laden en te verwijderen. Als de vaste schijf van de printer niet is vergrendeld, dan heeft deze de status lezen/schrijven. Beveiligde PJL-taken (taken met de juiste wachtwoordwaarde (geen nul) in de opdracht JOB) kunnen met de opdrachten DEFAULT en INITIALIZE (of printermodi-opdrachten) de standaardfuncties instellen, waaronder de waarde van de variabele DISKLOCK, tot de volgende EOJ-opdracht (End Of Job, einde taak) is ontvangen. De variabele DISKLOCK kan alleen worden gewijzigd vanuit een “beveiligde” PJL-taak. De variabele DISKLOCK wordt voornamelijk gebruikt in netwerkconfiguraties en configuraties waarbij een printer wordt gedeeld. Let op
U controleert de status van de variabele DISKLOCK met de opdracht DINQUIRE. @PJL DINQUIRE DISKLOCK geeft ON of OFF. U hoeft zich niet in een beveiligde PJL-taak te bevinden om deze variabele met DINQUIRE te controleren.
Syntaxis:
@PJL DEFAULT DISKLOCK = ON [OFF]
Parameters:
Geen
Voorbeeld:
@PJL DEFAULT DISKLOCK = ON
194 Appendix C – PJL-opdrachten
DU
Voorbeeld waarin het bedieningspaneel van de printer wordt vergrendeld/ontgrendeld als er geen wachtwoord is ingesteld <ESC>%-12345X@PJL @PJL COMMENT **Lock [Unlock] Control Panel** @PJL DEFAULT CPLOCK = ON [OFF] @PJL DEFAULT CPLOCK = ON
C
<ESC>%-12345X
Voorbeeld waarin het wachtwoord wordt ingesteld op 399 <ESC>%-12345X@PJL @PJL COMMENT **Set Password** @PJL DEFAULT PASSWORD = 399 @PJL DINQUIRE PASSWORD @PJL EOJ <ESC>%-12345X
Voorbeeld waarin het bedieningspaneel van de printer wordt vergrendeld/ontgrendeld als het wachtwoord is ingesteld <ESC>%-12345X@PJL @PJL COMMENT **Lock [Unlock] Control Panel** @PJL JOB PASSWORD = (numeriek wachtwoord) @PJL DEFAULT CPLOCK = ON [OFF] @PJL DINQUIRE CPLOCK @PJL EOJ <ESC>%-12345X
DU
Appendix C – PJL-opdrachten 195
PJL-opdrachten
@PJL EOJ
Opdrachten voor het bestandssysteem Deze printer beschikt over een optionele vaste schijf waarop lettertypen, macro’s en andere gegevens kunnen worden opgeslagen. De vaste schijf van de printer wordt bij voorkeur vanaf een host beheerd door een toepassing voor schijfbeheer die interactie tussen de host-software en de vaste schijf van de printer ondersteunt. Het is echter mogelijk dat in bepaalde omgevingen gebruikers niet beschikken over een toepassing voor schijfbeheer. Als een dergelijke toepassing niet beschikbaar is, kan met de volgende PJL-opdrachten voor het bestandssysteem gebruik worden gemaakt van uitgebreide opslagmogelijkheden op de printer. Let op
Neem contact op met een erkende HP-dealer voor meer informatie over het maken van een toepassing voor schijfbeheer vanaf de host. Deze printer ondersteunt ook flash-geheugen in de vorm van niet-vluchtige geheugenmodules die in de DIMM-sleuven van de printer moeten worden geplaatst. Flash-geheugen kan worden gebruikt voor de opslag van bijvoorbeeld lettertypen, macro’s en elektronische formulieren. Met de PJL-opdrachten voor het bestandssysteem die hier staan beschreven, kunnen gegevens in het flash-geheugen worden geladen.
196 Appendix C – PJL-opdrachten
DU
FSAPPEND Met deze opdracht worden gegevens aan een bestaand bestand toegevoegd. Als het bestand niet bestaat, dan wordt het door deze opdracht gemaakt en worden de betreffende gegevens er vervolgens in opgenomen. Syntaxis:
@PJL FSAPPEND FORMAT:BINARY SIZE=geheel getal NAME = “padnaam” <ESC>%-12345X Functioneel bereik
Standaard
SIZE = geheel getal
0 tot 231-1
n.v.t.
NAME = “padnaam”
ASCII 33 tot en met 255
n.v.t.
• SIZE = geheel getal - Deze variabele geeft aan hoeveel bytes aan het bestand worden toegevoegd. De grootte geeft het aantal bytes aan dat direct volgt op de naar de volgende opdracht. • NAME = “padnaam” - De variabele padnaam komt overeen met een MS-DOS-bestandsnaam, maar heeft niet de beperking van acht letters en extensie van drie tekens. Per item kan de padnaam uit maximaal 100 tekens bestaan die in het bereik liggen van ASCII 33 tot en met 255. Het eerste en laatste teken mogen echter geen ASCII 32 (spatie) of ASCII 299 (0xE5) zijn. De items worden gescheiden door de backslash ( \ ). Als er meer dan een backslash (bijvoorbeeld \\\) wordt gebruikt, beschouwt het bestandssysteem ze als één. Het maximumaantal tekens in een padnaam bedraagt 255; het maximum aantal items bedraagt 9. Het volume van het PJL-bestandssysteem is altijd “0:” en moet verplicht in de padnaam zijn opgenomen (zie de volgende voorbeelden). Let op
Voor de opdracht FSAPPEND moet de padnaam een bestand (geen directory) zijn. Voorbeelden van geldige padnamen: Voorbeeld:
DU
Definitie
0:\
Hoofddirectory
0:\MijnDir
\directory MijnDir
0:\Mijn/Dir\Gen/Dir
\directory Gen/Dir in de directory \Mijn/Dir
0:\dir0\best1
bestand best1- in de directory \dir0
0:\DIR1\DIR2\Best1
bestand Best1 in de directory \DIR2 in de directory \DIR1
0:\DIR1\Prefix/Suffix
bestand Prefix/Suffix in de directory \DIR1
Appendix C – PJL-opdrachten 197
PJL-opdrachten
Parameter
C
Parameters:
• - Dit zijn de binaire gegevens die worden toegevoegd of worden gebruikt voor het maken van een nieuw bestand. Voorbeeld:
@PJL FSAPPEND FORMAT:BINARY NAME = “0:\pcl\macros\Logo” SIZE = 35 35 bytes macrogegevens<ESC>%-12345X
FSDIRLIST Met deze opdracht krijgt u een lijst met bestanden en directory’s die voorkomen in de opgegeven directory op de vaste schijf van de printer. Deze opdracht werkt op dezelfde manier als de DOS-opdracht DIR. De parameters ENTRY en COUNT beperken de hoeveelheid gegevens die naar de host worden gezonden. Syntaxis:
Parameters:
@PJL FSDIRLIST NAME = “padnaam” ENTRY = geheel getal COUNT = geheel getal Parameter
Functioneel bereik
Standaard
NAME = “padnaam”
ASCII 33 tot en met 255
n.v.t.
ENTRY = geheel getal
1 tot 231-1
n.v.t.
COUNT = geheel getal
1 tot 231-1
n.v.t.
• NAME = “padnaam” - De padnaam moet een bestand (geen directory) zijn. Zie de beschrijving NAME = padnaam onder de opdracht FSAPPEND eerder in dit hoofdstuk voor een complete beschrijving van de parameter NAME. • ENTRY = geheel getal - Elk bestand of elke subdirectory die op de vaste schijf is gemaakt, wordt als vermelding (entry) beschouwd. De variabele Entry is het nummer van de eerste vermelding die wordt weergegeven. Om bijvoorbeeld de directoryvermelding weer te geven die met regel 5 begint, moet u ENTRY=5 gebruiken. De opgegeven waarde moet groter zijn dan 0. Als de opgegeven waarde hoger is dan het feitelijke aantal vermeldingen, dan zult u geen vermeldingen zien. • COUNT = geheel getal - Deze variabele geeft het aantal vermeldingen dat het resultaat moet bevatten. Als de opgegeven waarde lager is dan het feitelijke aantal vermeldingen in het opgegeven bereik dan wordt het feitelijke aantal weergegeven. Voorbeeld:
@PJL FSDIRLIST NAME = “0:\pcl\macros” ENTRY = 1 COUNT = 25
198 Appendix C – PJL-opdrachten
DU
FSDELETE Met deze opdracht verwijdert u bestanden van de vaste schijf van de printer. Syntaxis: Parameters:
@PJL FSDELETE NAME = “padnaam” Parameter
Functioneel bereik
Standaard
NAME = “padnaam”
ASCII 33 tot en met 255
n.v.t.
Voorbeeld:
@PJL FSDELETE NAME = “0:\pcl\macros\Name: HP LOGO; Application; ABC; Manufacture: XYZ; Version: 7.9; Date: 8/17/94”
FSDOWNLOAD Met deze opdracht worden bestanden op de vaste schijf in de printer geladen. Als er al een bestand met dezelfde naam bestaat, wordt deze overschreven door het bestand dat wordt geladen. Syntaxis:
Parameters:
@PJL FSDOWNLOAD FORMAT:BINARY [SIZE=geheel getal] NAME = “padnaam” <ESC>%-12345X Parameter
Functioneel bereik
Standaard
SIZE = geheel getal
0 tot 231-1
n.v.t.
• SIZE=geheel getal - Deze variabele geeft aan uit hoeveel bytes het bestand bestaat dat moet worden geladen. De grootte geeft het aantal bytes aan dat direct volgt op de naar de volgende UEL-opdracht. • NAME=“padnaam” - Zie de beschrijving NAME = padnaam onder de opdracht FSAPPEND eerder in dit hoofdstuk voor een complete beschrijving van de parameter NAME. • - Dit zijn de binaire gegevens die worden geladen, bijvoorbeeld lettertypen en macro’s. Voorbeeld:
DU
@PJL FSDOWNLOAD FORMAT:BINARY NAME = “0:\pcl\macros\Name: HP LOGO; Application; ABC; Manufacture: XYZ; Version: 7.9; Date: 8/17/94” SIZE = 22 22 bytes macrogegevens<ESC>%-12345X
Appendix C – PJL-opdrachten 199
PJL-opdrachten
opdracht FSAPPEND eerder in dit hoofdstuk voor een complete beschrijving van de parameter NAME.
C
• NAME=“padnaam” - Zie de beschrijving NAME = padnaam onder de
FSINIT Met deze opdracht wordt het bestandssysteem op de vaste schijf van de printer geïnitialiseerd. Syntaxis: Parameters:
@PJL FSINIT VOLUME = “padnaam” Parameter
Functioneel bereik
Standaard
VOLUME = “padnaam”
0:
n.v.t.
• VOLUME = “padnaam” - De variabele padnaam is altijd “0:” zoals uit het onderstaande voorbeeld blijkt: Voorbeeld:
@PJL FSINIT VOLUME = “0:”
FSMKDIR Met deze opdracht worden directory’s gemaakt op de vaste schijf van de printer. Syntaxis: Parameters:
@PJL FSMKDIR NAME = “padnaam” Parameter
Functioneel bereik
Standaard
NAME = “padnaam”
ASCII 33 tot en met 255
n.v.t.
• NAME = “padnaam” - Zie de beschrijving NAME = padnaam onder de opdracht FSAPPEND eerder in dit hoofdstuk voor een complete beschrijving van de parameter NAME. Voorbeeld:
@PJL FSMKDIR NAME = “0:\pcl” @PJL FSMKDIR NAME = “0:\pcl\macros”
200 Appendix C – PJL-opdrachten
DU
FSQUERY Met deze opdracht wordt vastgesteld of een bepaalde vermelding in het bestandssysteem voorkomt, om wat voor type vermelding het gaat (bestand of directory) en, in het geval van een bestand, de bestandsgrootte in bytes. Syntaxis: Parameters:
@PJL FSQUERY NAME = padnaam Parameter
Functioneel bereik
Standaard
NAME = “padnaam”
ASCII 01 tot en met 255
n.v.t.
Voorbeeld:
@PJL FSQUERY NAME = “0:\pcl\best1” @PJL FSQUERY NAME = “0:\pcl\macro\”
FSUPLOAD Met deze opdracht wordt een bestand geheel of gedeeltelijk vanuit het bestandssysteem van de printer naar de host geladen. Syntaxis:
Parameters:
@PJL FSUPLOAD NAME = “padnaam” OFFSET = SIZE = Parameter
Functioneel bereik
Standaard
NAME = “padnaam”
ASCII 33 tot en met 255
n.v.t.
OFFSET = geheel getal
0 tot 231-1
n.v.t.
231-1
n.v.t.
SIZE = geheel getal
0 tot
• NAME = “padnaam” - Zie de beschrijving NAME = padnaam onder de opdracht FSAPPEND eerder in dit hoofdstuk voor een complete beschrijving van de parameter NAME. • OFFSET = geheel getal - Deze variabele geeft aan vanuit welke bestandslocatie moet worden begonnen met laden. • SIZE = geheel getal - Deze variabele geeft aan hoeveel bytes moeten worden geladen. Als de hoeveelheid gegevens in het bestand na OFFSET minder is dan de opgegeven grootte, dan komt het resterende bestand terug en geeft de waarde bij SIZE in het resultaat de feitelijke hoeveelheid geladen gegevens aan. Voorbeeld:
DU
@PJL FSUPLOAD NAME = "0:\pcl\bestnumm5" OFFSET = 25 SIZE = 512
Appendix C – PJL-opdrachten 201
PJL-opdrachten
de opdracht FSAPPEND eerder in dit hoofdstuk voor een complete beschrijving van de parameter NAME.
C
• NAME = “padnaam” - Zie de beschrijving NAME = padnaam onder
Voorbeeld waarin een macro wordt gedownload en aangeroepen vanaf de vaste schijf van de printer <ESC>%12345X @PJL FSMKDIR NAME ="0:\pcl" @PJL FSMKDIR NAME ="0:\pcl" @PJL FSDOWNLOAD FORMAT:BINARY NAME ="0:\pcl\macros\a_macro" SIZE=29 <ESC>*p900x1500YDit is de macro <ESC>%-12345X <ESC>&f1Y <ESC>&n8W♣a_macro <ESC>&f4X <ESC>E <ESC>%-12345X @PJL DEFAULT DISKLOCK = ON
202 Appendix C – PJL-opdrachten
DU
Opdrachten voor de postbus met meerdere bakken Voordat u deze opdrachtreeksen gebruikt, moet u een configuratiepagina afdrukken om te zien welk ID-nummer is toegwezen aan de postbus met meerdere vakken. U vindt dit ID-nummer bij de geïnstalleerde opties. Zie “Interne pagina’s afdrukken” in hoofdstuk 2 voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina. Als u de printer in een andere modus zet, moet u vervolgens de printer uit en weer aanzetten om de nieuwe modus te activeren.
C
Met deze opdracht voor apparaatbeheer verandert u de postbusmodus voor het gedefinieerde apparaat. Syntaxis: Parameters:
@PJL DMCMD ASCIIHEX = “asciihexverzoek” Parameter
Functioneel bereik
Standaard
ASCIIHEX = “asciihexverzoek”
ASCII 33 tot en met 255
n.v.t.
• ASCIIHEX = “asciihexverzoek” – Met deze reeks wordt de opdracht verzonden die de postbusmodus voor het apparaat wijzigt. De eerste ASCIIHEX-opdracht wijzigt de postbusmodus; de tweede ASCIIHEX-opdracht zet de printer uit en weer aan. Voorbeeld:
DU
De onderstreepte waarde 3 is de waarde van het apparaat die is vastgesteld met de configuratiepagina plus een (1). @PJL DMCMD ASCIIHEX = “0400070104010703030214020104" @PJL DMCMD ASCIIHEX = ”040006020501010301040105"
Appendix C – PJL-opdrachten 203
PJL-opdrachten
DMCMD
Voorbeeld waarin de postbusmodus wordt geactiveerd en de printer uit en weer aan wordt gezet @%12345X@PJL ORD = 10 @PJL JOB PASSWORD = 10 @PJL DMCMD ASCIIHEX = “0400070104010703030214020104" @PJL DMCMD ASCIIHEX = ”040006020501010301040105" @PJL DMCMD ASCIIHEX = “040006020501010301040105" @PJL DEFAULT PASSWORD = 0 @PJL EOJ @%-12345X
Voorbeeld waarin de stapelmodus wordt geactiveerd en de printer uit en weer aan wordt gezet @%12345X@PJL ORD = 10 @PJL JOB PASSWORD = 10 @PJL DMCMD ASCIIHEX = “0400070104010703030214020101" @PJL DMCMD ASCIIHEX = “040006020501010301040105" @PJL DEFAULT PASSWORD = 0 @PJL EOJ @%-12345X
204 Appendix C – PJL-opdrachten
DU
Voorbeeld waarin de taakscheidingsmodus wordt geactiveerd en de printer uit en weer aan wordt gezet @%12345X@PJL ORD = 10 @PJL JOB PASSWORD = 10 @PJL DMCMD ASCIIHEX = “0400070104010703030214020102"
@PJL EOJ @%-12345X
DU
Appendix C – PJL-opdrachten 205
PJL-opdrachten
@PJL DEFAULT PASSWORD = 0
C
@PJL DMCMD ASCIIHEX = “040006020501010301040105"
Proefafdruk Met de printer kunnen gebruikers eerst een proefafdruk maken van een afdruktaak en vervolgens de resterende exemplaren afdrukken. Voor deze functie hebt u een printer met een vaste schijf nodig.
USERNAME Met deze opdracht wordt de gebruiker voor de proefafdruk gedefinieerd. Syntaxis: Parameters:
@PJL USERNAME = “naam gebruiker” Parameter
Functioneel bereik
Standaard
USERNAME = “naam gebruiker”
16 ASCII-tekens
n.v.t.
• USERNAME = “naam gebruiker” - Deze reeks zendt de naam van de eigenaar van de afdruktaak naar de proefafdruk. Voorbeeld:
@PJL USERNAME = marie
JOBNAME Met deze opdracht wordt de documentnaam gedefinieerd voor de proefafdruk. Syntaxis: Parameters:
@PJL JOBNAME = “naam taak” Parameter
Functioneel bereik
Standaard
JOBNAME = “naam taak”
16 ASCII-tekens
n.v.t.
• JOBNAME = “naam taak” - Deze reeks zendt de naam van het document naar de proefafdruk. Voorbeeld:
@PJL JOBNAME = lindamemo
206 Appendix C – PJL-opdrachten
DU
Voorbeeld waarin een proefafdruk naar de printer wordt gezonden @%12345X@PJL @PJL USERNAME = jan @PJL JOBNAME = memo @PJL QTY = 5
C
@PJL EOJ
PJL-opdrachten
@%-12345X
DU
Appendix C – PJL-opdrachten 207
208 Appendix C – PJL-opdrachten
DU
Appendix D Specificaties Elektrische specificaties Modellen 110 volt Stroomvereisten Stroomverbruik (normaal) Tijdens afdrukken (zwart-wit) Tijdens afdrukken (kleur) Tijdens Stand-by* Tijdens Powersave Minimaal aangeraden circuitcapaciteit voor normale versie van product
Modellen 220 volt
100-127 V (+/- 10%) 50/60 Hz (+/- 2 Hz)
220-240 V (+/- 10%) 50/60 Hz (+/- 2 Hz)
750 W (gemiddeld)
750 W (gemiddeld)
375 W (gemiddeld) 190 W (gemiddeld) < 45 W
375 W (gemiddeld) 190 W (gemiddeld) < 45 W
12,0 A bij 120 V
6,0 A bij 220 V
* Als de printer Stand-by (uit) staat, wordt er toch nog een minimale hoeveelheid stroom verbruikt. u schakelt het stroomverbruik volledig uit door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact te halen.
Omgevingsspecificaties Temperatuur Aangeraden Toegestaan
20 tot 26° C (68 tot 79° F) 15 tot 30° C (59 tot 86° F)
Luchtvochtigheid Aangeraden Toegestaan
20 tot 50% RH 10 tot 80% RH
Hoogte Toegestaan
0 tot 3.048 m (0 tot 10.000 ft)
DU
Appendix D – Specificaties 209
Geluid Naast de printer Tijdens afdrukken Stand-by
Per ISO 9296, DIN 45635,T.19 LpA 54 dB(A) LpA 49 dB(A)
Omstander (1 meter) Tijdens afdrukken Stand-by
Per ISO 7779, DIN 45635,T.19 LpA 52 dB(A) LpA 47 dB(A)
Geluidsniveau Tijdens afdrukken Stand-by
Per ISO 9296 6,8 B (A)* 6,4 B (A)
* Dit apparaat produceert een geluidsniveau met een intensiteit van (LWAD) 6,8 bel tijdens het afdrukken en is derhalve niet geschikt om in de onmiddellijke nabijheid van de gebruikers te worden opgesteld.
210 Appendix D – Specificaties
DU
Aandacht voor het milieu Milieu beschermen Hewlett-Packard Company wil op een milieuvriendelijke manier kwalitatief hoogwaardige producten leveren. Door zijn ontwerp belast deze HP LaserJet printer tijdens zijn gebruik het milieu zo min mogelijk. Het ontwerp van de HP LaserJet printer sluit het volgende uit:
• Ozonproductie Deze HP LaserJet printer bevat een ozonfilter ter bescherming van de lucht in de werkruimte. In het onderhoudsgedeelte van deze gebruikershandleiding leest u wanneer de filter moet worden vervangen.
• Gebruik van CFK’s
• Energieverbruik Energieverbruik wordt teruggebracht van 470 Watt tijdens afdrukken naar minder dan 45 Watt als de Powersave-modus is geactiveerd. Hierdoor worden niet alleen natuurlijke hulpbronnen gespaard, het spaart ook geld uit zonder dat het hoge prestatieniveau van de printer wordt aangetast. Dit product voldoet aan de eisen van het ENERGY STAR-programma (in de Verenigde Staten en Japan). ENERGY STAR is een programma dat is opgesteld om, op vrijwillige basis, de ontwikkeling van kantoorapparatuur met een laag energieverbruik te stimuleren. ENERGY STAR is in de Verenigde Staten een gedeponeerd handelsmerk van de U.S. EPA. Als deelnemer aan het ENERGY STAR-programma heeft Hewlett-Packard Company vastgesteld dat dit product voldoet aan de ENERGY STAR-richtlijnen voor efficiënt energieverbruik.
DU
Appendix D – Specificaties 211
Specificaties
Het ontwerp van de HP LaserJet printer zorgt voor vermindering van:
D
In de fabrieken waar deze printer wordt geproduceerd, wordt geen gebruik meer gemaakt van chemicaliën die de ozonlaag aantasten (zoals chloorfluorkoolwaterstoffen, de CFK’s). Deze chemicaliën worden genoemd in de Class 1 U.S. Clean Air Act (Amerikaanse wetgeving betreffende schone lucht). Deze beslissing valt samen met het Montreal Protocol over stoffen die de ozonlaag aantasten uit 1987 en de hierop volgende amendementen. Tijdens de fabricage van de verpakking worden geen CFK’s gebruikt.
• Papiergebruik Door middel van de optionele duplexeenheid van de printer is het mogelijk om dubbelzijdig af te drukken waardoor het papiergebruik afneemt en als resultaat de vraag naar de grondstoffen voor papier eveneens vermindert. Het ontwerp van de HP LaserJet printer vergemakkelijkt het hergebruik van:
• Plastic Belangrijke plastic onderdelen bevatten markeringen waardoor zij beter kunnen worden herkend als plastic dat in aanmerking komt voor hergebruik als de levensduur van de printer ten einde is. Het is technisch mogelijk het plastic van de behuizing en het chassis opnieuw te gebruiken.
• HP Toner-cassettes/beeldcilinder In veel landen is het mogelijk lege of oude toner-cassettes, beeldcilinders, transporteenheden en fusers van dit product terug te sturen naar HP. Bij een vervangende toner-cassette/cilinder worden een reeds gefrankeerd adresetiket en instructies voor verzending van de oude exemplaren meegeleverd. Als uw land niet wordt genoemd in de brochure die bij het vervangende onderdeel wordt meegeleverd, neem dan contact op met het plaatselijke HP Verkoop- en servicekantoor (zie appendix E). Informatie over het HP-programma voor hergebruik van cassettes: Via dit programma heeft HP sinds 1990 meer dan 12 miljoen cassettes ingezameld die anders als vuilnis zouden zijn verwerkt. Dit programma dat in hoog tempo wordt uitgebreid, brengt gebruikte cassettes weer terug in het fabricageproces waardoor een aantal materialen opnieuw kan worden gebruikt. Als een cassette via het gratis inzamelingsprogramma is ontvangen, wordt deze uit elkaar gehaald. De onderdelen die in aamerking komen voor hergebruik en de plastic behuizing worden gereinigd en op kwaliteit onderzocht. Na een strenge inspectie worden materialen als moeren, schroeven en klemmetjes weer gebruikt bij de fabricage van nieuwe cassettes. Resterende materialen als de beeldcilinder worden omgesmolten en als grondstof gebruikt bij de fabricage van een groot aantal andere producten. Meer dan 95 % (in gewicht) van de materialen die worden ingeleverd, wordt hergebruikt. Alle toner-cassettes voor de HP LaserJet worden verpakt in kringloopmateriaal. De terugontvangen doos kan in zijn geheel worden hergebruikt. Bel voor meer informatie binnen de Verenigde Staten (1) (800) LASERJET [(1) (800) 527-3753)] of neem contact op met de HP LaserJet Website via http://www.hp.com/lj_supplies/ recycle.html. Bel voor informatie over bulkverzending binnen de Verenigde Staten (1) (800) 340-2445. Gebruikers buiten de Verenigde Staten kunnen voor informatie over het inzamelingsprogramma contact opnemen met een van de plaatselijke HP Verkoop- en servicekantoren (zie appendix E).
212 Appendix D – Specificaties
DU
• Printer en onderdelen Bij het ontwerpen van deze printer en de bijbehorende accessoires is rekening gehouden met hergebruik. Het aantal gebruikte materialen is tot een minimum beperkt zonder dat dit afbreuk doet aan een goede functionaliteit en een hoge betrouwbaarheid. De diverse materialen zijn zo ontworpen dat ze gemakkelijk van elkaar kunnen worden gescheiden. Bevestigingen en andere verbindingen zijn gemakkelijk te bereiken en kunnen met gewoon gereedschap worden verwijderd. Essentiële onderdelen zijn zo ontworpen dat ze gemakkelijk te bereiken zijn en op efficiënte wijze kunnen worden verwijderd of gerepareerd. Bij de plastic onderdelen zijn hoofdzakelijk slechts twee kleuren gebruikt om hergebruik te vergemakkelijken. Een aantal kleinere onderdelen heeft een specifieke kleur gekregen om de aandacht van de gebruiker erop te vestigen.
papier voldoet aan de richtlijnen die staan vermeld in de HP LaserJet Printer Family Paper Specifications Guide, HP-onderdeelnummer 5010-6394. Op deze printer kan kringlooppapier worden gebruikt dat voldoet aan DIN 19 309. • De gebruikershandleiding wordt op CD-ROM geleverd. U ontvangt zo dezelfde kwalitatief hoogwaardige informatie als in papieren handleidingen, zonder dat er grote hoeveelheden energie en natuurlijke grondstoffen hoeven te worden verbruikt bij de productie van handleidingen op papier.
DU
Appendix D – Specificaties 213
Specificaties
• Papier • De printer is geschikt voor het gebruik van kringlooppapier indien dit
D
Voor HP gebruikers in Duitland is een systeem ontwikkeld voor het inzamelen van het product. Veel functionele onderdelen worden uit afgedankte apparaten verwijderd, getest en bij vervanging gebruikt onder een volledige garantie. Gebruikte onderdelen worden niet in nieuwe apparaten geplaatst. De resterende productonderdelen worden zo mogelijk voor hergebruik verwerkt. Bel (49) (070) 3114-1936 of stuur een fax naar (49) (070) 3114-4195 voor meer informatie over productinzameling in Duitsland.
Voor een lange levensduur van uw printer biedt HP het volgende:
• Uitgebreide garantie HP SupportPack biedt garantie op de HP-hardware en alle interne onderdelen die door HP zijn geleverd. De garantie op de hardware geldt drie jaar, ingaande op de aanschafdatum van het product. HP SupportPack moet binnen 30 dagen na aanschaf van het product door de klant worden aangeschaft. Informatie over HP SupportPack is per fax in de Verenigde Staten te verkrijgen via HP FIRST (Fax Information Retrieval Support Technology) op (1) (800) 333-1917 (zie voorin deze handleiding voor internationale HP FIRST-nummers). Het documentnummer is 9136. Gebruikers buiten de Verenigde Staten kunnen voor deze service contact opnemen met de dichtstbijzijnde HP-dealer.
• Reserveonderdelen en verbruiksartikelen Reserveonderdelen en verbruiksartikelen zullen tenminste vijf jaar na het staken van de productie van dit product verkrijgbaar blijven.
214 Appendix D – Specificaties
DU
Overheidsinformatie FCC-voorschriften Deze apparatuur is getest en voldoet aan de beperkingen die worden gesteld aan een digitaal apparaat van Klasse B, conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn ontworpen om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie bij installatie in een huiselijke omgeving. Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en kan deze ook uitstralen. Indien deze apparatuur niet volgende de instructies wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan dit leiden tot schadelijke interferentie in radiocommunicatie. Er kan echter nooit worden gegarandeerd dat in een bepaalde installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Indien deze apparatuur schadelijke interferentie veroorzaakt tijdens de ontvangst van radio- en/of televisiesignalen, wat kan worden vastgesteld door de apparatuur uit en weer aan te zetten, kan de gebruiker de volgende maatregelen nemen om de interferentie te verhelpen:
Opmerking
Alle wijzigingen of aanpassingen aan de printer die niet uitdrukkelijk door HP zijn goedgekeurd, kunnen het recht van de gebruiker om deze apparatuur te gebruiken, tenietdoen. Om te voldoen aan de beperkingen van Klasse B die zijn vastgelegd in Deel 15 van de FCC-voorschriften, is het gebruik van een afgeschermde interface-kabel vereist.
Canadese DOC-voorschriften Voldoet aan de Canadese EMC-vereisten Klasse B. <>.>>
DU
Appendix D – Specificaties 215
Specificaties
bevindt dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
• Raadpleeg de dealer of een ervaren radio/TV-monteur.
D
• Verplaats de ontvangstantenne of zet de antenne in een andere richting. • Zet de apparatuur en de ontvanger verder uit elkaar. • Sluit de apparatuur aan op een stopcontact dat zich op een ander circuit
Conformiteitsverklaringen CONFORMITEITSVERKLARING volgens ISO/IEC-richtlijn 22 en EN 45014 Naam fabrikant: Adres fabrikant:
Hewlett-Packard Company 11311 Chinden Boulevard Boise, Idaho 83714-1021, USA
verklaart dat het product Productnaam: Modelnummer: Productopties:
HP Color LaserJet 8500, 8500 N, 8500 DN C3983A, C3984A, C3985A ALLES
voldoet aan de volgende productspecificaties: Veiligheid: IEC 950:1991+A1+A2+A3 / EN 60950:1992+A1+A2+A3 IEC 825-1:1993 / EN 60825-1:1994 Klasse 1 (Laser/LED) EMC:
CISPR 22:1993+A1 / EN 55022:1994 Klasse B¹ CISPR 22:1993+A1 / EN 55022:1994 Klasse A* EN 50082-1:1992 IEC 801-2:1991 / prEN 55024-2:1992 4 kV CD, 8 kV AD IEC 801-3:1984 / prEN 55024-3:1991 3 V/m IEC 801-4:1988 / prEN 55024-4:1992 0,5 kV Signaallijnen 1 kV Voedingslijnen IEC 1000-3-2:1995 / EN61000-3-2:1995 IEC 1000-3-3:1994 / EN61000-3.3:1995 FCC-titel 47 CFR, Deel 15 Klasse B²/ICES-003, Versie 2/VCCI-2¹ AS / NZS 3548:1992 / CISPR 22:1993 Klasse ¹
Aanvullende informatie: Het product voldoet hiermee aan de vereisten van de volgende richtlijnen en is derhalve voorzien van de CE-aanduiding: - de EMC-richtlijn 89/336/EEC - de richtlijn voor laagspanning 73/23/EEC ¹ Het product is getest in een normale configuratie met Hewlett-Packard PC-systemen. ² Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-voorschriften. Bediening van het apparaat is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle interferentie die het ontvangt accepteren, waaronder ook interferentie die ongewenste gevolgen voor de bediening kan hebben. *Deze printer is voorzien van Local Area Network-opties (LAN-opties). Wanneer de interface-kabel is bevestigd aan een van de IEEE 802.3-connectors, voldoet de printer aan de vereisten van EN55022 Klasse A. 12 februari 1997 Neem ALLEEN voor informatie over conformiteit contact op met: Voor Australië:
Product Regulations Manager, Hewlett-Packard Australia Ltd., 31-41 Joseph Street, Blackburn, Victoria 3130, Australia
Voor Europa:
Een plaatselijk Hewlett-Packard Verkoop- en servicekantoor of Hewlett-Packard Gmbh, Department HQ-TRE / Standards Europe, Herrenberger Strasse 130, D-71034 Böblingen (FAX: +49-7031-14-3143)
Voor de Verenigde Staten:
Product Regulations Manager, Hewlett-Packard Company, P.O. Box 15 Mail Stop 160, Boise, ID 83707-0015 (Telefoon: 208-396-6000)
216 Appendix D – Specificaties
DU
CONFORMITEITSVERKLARING volgens ISO/IEC-richtlijn 22 en EN 45014 Naam fabrikant: Adres fabrikant:
Hewlett-Packard Company Montemorelos 299 Guadalajara Jalisco, 45060 México
verklaart dat het product Productnaam: Modelnummer: Productopties:
Duplex-eenheid C4782A n.v.t.
voldoet aan de volgende productspecificaties: Veiligheid: IEC 950:1991+A1+A2+A3 / EN 60950:1992+A1+A2+A3 IEC 825-1:1993 / EN 60825-1:1994 Klasse 1 (Laser/LED) EMC:
Aanvullende informatie:
¹ Het product is getest in een normale configuratie met Hewlett-Packard PC-systemen. ² Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-voorschriften. Bediening van het apparaat is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle interferentie die het ontvangt accepteren, waaronder ook interferentie die ongewenste gevolgen voor de bediening kan hebben. 16 juli 1997 Neem ALLEEN voor informatie over conformiteit contact op met:
DU
Voor Australië:
Product Regulations Manager, Hewlett-Packard Australia Ltd., 31-41 Joseph Street, Blackburn, Victoria 3130, Australia
Voor Europa:
Een plaatselijk Hewlett-Packard Verkoop- en servicekantoor of Hewlett-Packard Gmbh, Department HQ-TRE / Standards Europe, Herrenberger Strasse 130, D-71034 Böblingen (FAX: +49-7031-14-3143)
Voor de Verenigde Staten:
Product Regulations Manager, Hewlett-Packard Company, P.O. Box 15 Mail Stop 160, Boise, ID 83707-0015 (Telefoon: 208-396-6000)
Appendix D – Specificaties 217
Specificaties
Het product voldoet hiermee aan de vereisten van de volgende richtlijnen en is derhalve voorzien van de CE-aanduiding: - de EMC-richtlijn 89/336/EEC - de richtlijn voor laagspanning 73/23/EEC
D
CISPR 22:1993+A1 / EN 55022:1994 Klasse B¹ CISPR 22:1993+A1 / EN 55022:1994 EN 50082-1:1992 IEC 801-2:1991 / prEN 55024-2:1992 4 kV CD, 8 kV AD IEC 801-3:1984 / prEN 55024-3:1991 3 V/m IEC 801-4:1988 / prEN 55024-4:1992 0,5 kV Signaallijnen 1 kV Voedingslijnen IEC 1000-3-2:1995 / EN61000-3-2:1995 IEC 1000-3-3:1994 / EN61000-3.3:1995 FCC-titel 47 CFR, Deel 15 Klasse B²/ICES-003, Versie 2/VCCI-2¹ AS / NZS 3548:1992 / CISPR 22:1993 Klasse B¹
CONFORMITEITSVERKLARING volgens ISO/IEC-richtlijn 22 en EN 45014 Naam fabrikant: Adres fabrikant:
Hewlett-Packard Company Montemorelos 299 Guadalajara Jalisco, 45060 México
verklaart dat het product Productnaam: Modelnummer: Productopties:
Invoerlade voor 2000 vel C4781A n.v.t.
voldoet aan de volgende productspecificaties: Veiligheid: IEC 950:1991+A1+A2+A3 / EN 60950:1992+A1+A2+A3 IEC 825-1:1993 / EN 60825-1:1994 Klasse 1 (Laser/LED) EMC:
CISPR 22:1993+A1 / EN 55022:1994 Klasse B¹ CISPR 22:1993+A1 / EN 55022:1994 EN 50082-1:1992 IEC 801-2:1991 / prEN 55024-2:1992 4 kV CD, 8 kV AD IEC 801-3:1984 / prEN 55024-3:1991 3 V/m IEC 801-4:1988 / prEN 55024-4:1992 0,5 kV Signaallijnen 1 kV Voedingslijnen IEC 1000-3-2:1995 / EN61000-3-2:1995 IEC 1000-3-3:1994 / EN61000-3.3:1995 FCC-titel 47 CFR, Deel 15 Klasse B²/ICES-003, Versie 2/VCCI-2¹ AS / NZS 3548:1992 / CISPR 22:1993 Klasse B¹
Aanvullende informatie: Het product voldoet hiermee aan de vereisten van de volgende richtlijnen en is derhalve voorzien van de CE-aanduiding: - de EMC-richtlijn 89/336/EEC - de richtlijn voor laagspanning 73/23/EEC ¹ Het product is getest in een normale configuratie met Hewlett-Packard PC-systemen. ² Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-voorschriften. Bediening van het apparaat is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle interferentie die het ontvangt accepteren, waaronder ook interferentie die ongewenste gevolgen voor de bediening kan hebben. 16 juli 1997 Neem ALLEEN voor informatie over conformiteit contact op met: Voor Australië:
Product Regulations Manager, Hewlett-Packard Australia Ltd., 31-41 Joseph Street, Blackburn, Victoria 3130, Australia
Voor Europa:
Een plaatselijk Hewlett-Packard Verkoop- en servicekantoor of Hewlett-Packard Gmbh, Department HQ-TRE / Standards Europe, Herrenberger Strasse 130, D-71034 Böblingen (FAX: +49-7031-14-3143)
Voor de Verenigde Staten:
Product Regulations Manager, Hewlett-Packard Company, P.O. Box 15 Mail Stop 160, Boise, ID 83707-0015 (Telefoon: 208-396-6000)
218 Appendix D – Specificaties
DU
VCCI-verklaring (Japan)
Koreaanse EMI-verklaring
D Specificaties
DU
Appendix D – Specificaties 219
Veiligheidsinformatie Laserveiligheid Het Center for Devices and Radiological Health (CDRH) van de U.S. Food and Drug Administration heeft voorschriften geïmplementeerd voor alle laserproducten die sinds 1 augustus 1976 zijn vervaardigd. Naleving is verplicht voor alle producten die in de Verenigde Staten worden verkocht. Deze printer is geclassificeerd als een “Klasse 1” laserproduct onder de norm die is opgesteld door het U.S. Department of Health and Human Services (DHHS) volgens de Radiation Control for Health and Safety Act van 1968. Aangezien straling die binnen deze printer wordt voortgebracht, volledig binnen de beschermende behuizing en de externe kappen blijft, kan de laserstraal tijdens geen enkele fase van normale bediening door de gebruiker ontsnappen. WAARHet op enige manier bedienen of aanpassen van het apparaat en/of S C H U W I N G ! uitvoeren van procedures anders dan in deze handleiding staat
beschreven, kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling.
Productinformatie De Toner Product Information Sheet met productinformatie over toner kan binnen de Verenigde Staten worden aangevraagd door contact op te nemen met HP FIRST (Fax Information Retrieval Support Technology) op (1) (800) 333-1917. Gebruikers buiten de Verenigde Staten kunnen de betreffende telefoonnummers en informatie voorin deze handleiding vinden.
Veiligheidsinformatie over toner De Toner Material Safety Information Sheet (MSDS) kan worden aangevraagd door contact op te nemen met HP FIRST op (1) (800) 333-1917. Gebruikers buiten de Verenigde Staten kunnen de betreffende telefoonnummers en informatie voorin deze handleiding vinden.
220 Appendix D – Specificaties
DU
Laserverklaring voor Finland Luokan 1 laserlaite Klass 1 Laser Apparat HP Color LaserJet 8500, 8500 N, 8500 DN laserkirjoitin on käyttäjän kannalta turvallinen luokan 1 laserlaite. Normaalissa käytössä kirjoittimen suojakotelointi estää lasersäteen pääsyn laitteen ulkopuolelle. Laitteen turvallisuusluokka on määritetty standardin EN 60825-1 (1994) mukaisesti.
Varoitus! Laitteen käyttäminen muulla kuin käyttöohjeessa mainitulla tavalla saattaa altistaa käyttäjän turvallisuusluokan 1 ylittävälle näkymättömälle lasersäteilylle.
Varning! Om apparaten används på annat sätt än i bruksanvisning specificerats, kan användaren utsättas för osynlig laserstrålning, som överskrider gränsen för laserklass 1.
D
HUOLTO
Varo! Mikäli kirjoittimen suojakotelo avataan, olet alttiina näkymättömälle lasersäteilylle laitteen ollessa toiminnassa. Älä katso säteeseen.
Varning! Om laserprinterns skyddshölje öppnas då apparaten är i funktion, utsättas användaren för osynlig laserstrålning. Betrakta ej strålen. Tiedot laitteessa käytettävän laserdiodin säteilyominaisuuksista: Aallonpituus 775-795 nm Teho 5 mW Luokan 3B laser
DU
Appendix D – Specificaties 221
Specificaties
HP Color LaserJet 8500, 8500 N, 8500 DN -kirjoittimen sisällä ei ole käyttäjän huollettavissa olevia kohteita. Laitteen saa avata ja huoltaa ainoastaan sen huoltamiseen koulutettu henkilö. Tällaiseksi huoltotoimenpiteeksi ei katsota väriainekasetin vaihtamista, paperiradan puhdistusta tai muita käyttäjän käsikirjassa lueteltuja, käyttäjän tehtäväksi tarkoitettuja ylläpitotoimia, jotka voidaan suorittaa ilman erikoistyökaluja.
222 Appendix D – Specificaties
DU
Appendix E Informatie over garantie en ondersteuning Garantieverklaring Hewlett-Packard HP Color LaserJet 8500, 8500 N, 8500 DN
Beperkte garantie voor een jaar
1. HP garandeert haar hardware, accessoires en toebehoren tegen defecten in materiaal en vakmanschap gedurende de hierboven vermelde periode. Als HP tijdens de garantieperiode bericht ontvangt over zulke defecten, zal het bedrijf de defecte producten naar eigen inzicht vervangen of repareren. 2. HP garandeert gedurende de hierboven vermelde periode HP-software tegen defecten in materiaal en afwerking, zodat de programma-instructies kunnen worden uitgevoerd als de software correct is geïnstalleerd en normaal wordt gebruikt. Als HP tijdens de garantieperiode bericht ontvangt over zulke defecten, zal het bedrijf de softwaremedia vervangen die, als gevolg van deze defecten, de programma-instructies niet kunnen uitvoeren.. 3. HP garandeert geen ononderbroken of foutloze werking van HP-producten. Producten van HP kunnen hergebruikte onderdelen bevatten die in prestatie gelijk zijn aan nieuwe onderdelen of die slechts een enkele keer zijn gebruikt. Als HP niet in staat is om binnen een redelijke termijn een product door reparatie of vervanging in de staat te brengen die wordt gegarandeerd, heeft de klant recht op terugbetaling van de aanschafprijs tegen onmiddellijke inlevering van het defecte product. 4. De garantieperiode begint op de leveringsdatum van het product of op de datum waarop het product door HP wordt geïnstalleerd. Als de klant de installatie door HP laat plaatsvinden op een later tijdstip dan 30 dagen na levering, gaat de garantietermijn in op de 31ste dag na levering. 5. Er wordt geen garantie verleend indien het defect is ontstaan door: (a) onjuist of onvoldoende onderhoud of kalibratie, (b) software, interfaces, onderdelen of toebehoren die niet door HP zijn geleverd, (c) ongeoorloofd aangebrachte veranderingen of foutief gebruik, (d) gebruik buiten de omgevingseisen die voor het product zijn gepubliceerd of (e) onjuiste voorbereiding en onderhoud van de printerlocatie. 6. BOVENSTAANDE GARANTIES ZIJN EXCLUSIEF EN ER WORDT EXPLICIET OF IMPLICIET GEEN ANDERE GARANTIE GEGEVEN, NOCH SCHRIFTELIJK, NOCH MONDELING. HP ONTKENT SPECIFIEK DE IMPLICIETE GARANTIES VOOR VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. 7. HP is aansprakelijk voor schade aan tastbare eigendommen, per incident tot een waarde van $300.000 of de feitelijke som die is betaald voor het product dat het onderwerp is van de claim en voor lichamelijke schade of overlijden, op voorwaarde dat door een daartoe bevoegd rechtscollege wordt vastgesteld dat de schade direct is veroorzaakt door een HP-product dat gebreken vertoont. 8. DE KLANT KAN ZICH ENKEL EN ALLEEN BEROEPEN OP HETGEEN IN DEZE GARANTIEVERKLARING IS BEPAALD. MET UITZONDERING VAN HET BOVENSTAANDE, ZAL HP IN GEEN GEVAL AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR GEGEVENSVERLIES OF VOOR ENIGE DIRECTE, SPECIALE, INCIDENTELE OF GEVOLGSCHADE (WAARONDER WINSTDERVING); OF DIT NU IS GEBASEERD OP CONTRACT, ONRECHTMATIGE DAAD OF ENIGE ANDERE JURIDISCHE THEORIE.
DU
Appendix E – Informatie over garantie en ondersteuning 223
HP verkoop- en servicekantoren wereldwijd Als u naar een HP-verkoop- en servicekantoor belt, zoek dan eerst voorin deze handleiding het nummer van het juiste Customer Support Center (voor klantenondersteuning) op.
Argentinië: Hewlett-Packard Argentina S.A. Montañeses 2140/50/60 1428 Buenos Aires Telefoon: (54) (1) 787-7100 Fax: (54) (1) 787-7213
Australië: Hewlett-Packard Australia Ltd. 31-41 Joseph Street Blackburn, VIC 3130 Telefoon: (61) (3) 272-2895 Fax: (61) (3) 898-7831 Hardware-reparaties Telefoon: (61) (3) 272-8000 Uitgebreide garantie-ondersteuning Telefoon: (61) (3) 272-2577 Klanteninformatie Telefoon: (61) (3) 272-8000
België: Hewlett-Packard Belgium S.A. NV Boulevard de la Woluwe-Woluwedal 100-102 B-1200 Brussel Telefoon: (32) (2) 778-31-11 Fax: (32) (2) 763-06-13
Brazilië: Edisa Hewlett-Packard S.A. Av. Do Contorno, 6321, 12° andar 30110-110, Belo Horizonte, MG Telefoon: (55) (31) 221-8845 Fax: (55) (31) 221-8836
Canada: Hewlett-Packard (Canada) Ltd. 17500 Trans Canada Highway South Service Road Kirkland, Québec H9J 2X8 Telefoon: (1) (514) 697-4232 Fax: (1) (514) 697-6941 Hewlett-Packard (Canada) Ltd. 5150 Spectrum Way Mississauga, Ontario L4W 5G1 Telefoon: (1) (905) 206-4725 Fax: (1) (905) 206-4739
China: China Hewlett-Packard Co. Ltd. Level 5, West Wing Office China World Trade Center No. 1, Jian Guo Men Wai Avenue Beijing 100004 Telefoon: (86) (10) 6505-3888, doorkiesnummer. 5450 Fax: (86) (10) 6505-1033
Denemarken: Hewlett-Packard A/S Kongevejen 25 DK-3460 Birkerød Denemarken Telefoon: (45) 99-1000 Fax: (45) 4281-5810
Duitsland: Hewlett-Packard GmbH Herrenberger Strasse 130 71034 Böblingen Telefoon: (49) (180) 532-6222 (49) (180) 525-8143 Fax: (49) (180) 531-6122
Frankrijk: Hewlett-Packard France 42 Quai du Point du Jour F-92659 Boulogne Cedex Telefoon: (33) (146) 10-1700 Fax: (33) (146) 10-1705
Griekenland: Hewlett-Packard Hellas 62, Kifissias Avenue GR-15125 Maroussi Telefoon: (30) (1) 689-6411 Fax: (30) (1) 689-6508
Hardware-reparaties en Uitgebreide garantie-ondersteuning Telefoon: (86) (10) 6262-5666 doorkiesnummer. 6101 of 6102 (86) (10) 6261-4167 Finland: Hewlett-Packard Oy Piispankalliontie 17 FIN-02200 Espoo Telefoon: (358) (9) 887-21 Fax: (358) (9) 887-2477
224 Appendix E – Informatie over garantie en ondersteuning
DU
Hongarije: Hewlett-Packard Magyarország Kft. Erzsébet királyné útja 1/c. H-1146 Budapest Telefoon: (36) (1) 343-0550 Fax: (36) (1) 122-3692
Hoofdkantoor Latijns-Amerika: 5200 Blue Lagoon Drive Suite 950 Miami, FL 33126 USA Telefoon: (1) (305) 267-4220
Hardware-reparaties Telefoon: (36) (1) 343-0312
Hardware-reparaties en Uitgebreide garantie-ondersteuning Telefoon: (91) (11) 642-5073 (91) (11) 682-6042
Klanteninformatie Telefoon: (36) (1) 343-0310 Italië: Hewlett-Packard Italiana SpA Via Giuseppe di Vittorio, 9 Cernusco Sul Naviglio I-20063 (Milano) Telefoon: (39) (2) 921-21 Fax: (39) (2) 921-04473
India: Hewlett-Packard India Ltd. Paharpur Business Centre 21 Nehru Place New Delhi 110 019 Telefoon: (91) (11) 647-2311 Fax: (91) (11) 646-1117
Japan: Hewlett-Packard Japan, Ltd. 3-29-21 Takaido-higashi Suginami-ku, Tokyo 168 Telefoon: (81) (3) 3335-8333 Fax: (81) (3) 3335-8338 Hardware-reparaties Telefoon: (81) (4) 7355-6660 Fax: (81) (4) 7352-1848
Korea: Hewlett-Packard Korea 25-12, SHP House Yoido-dong, Youngdeungpo-ku Seoul 150-010 Telefoon: (82) (2) 769-0114 Fax: (82) (2) 784-7084 Hardware-reparaties Telefoon: (82) (2) 3270-0700 (82) (2) 707-2174 (DeskJet) (82) (2) 3270-0710 (Hardware)
Uitgebreide garantie-ondersteuning Telefoon: (82) (2) 3770-0365 (In fabriek)
(82) (2) 769-0500 (Ter plekke)
México Monterrey: Hewlett-Packard de México, S.A. de C.V. Batallón de San Patricio 111 Piso 23-Torre Comercial América Colonia del Valle 66269 Garza Garcia, Nuevo León Telefoon: (52) (8) 368-5100 Fax: (52) (8) 356-7498
Midden-Oosten/Afrika: ISB HP Response Center Hewlett-Packard S.A. Rue de Veyrot 39 P.O. Box 364 CH-1217 Meyrin - Geneva Switzerland Telefoon: (41) (22) 780-4111
Nederland: Hewlett-Packard Nederland BV Startbaan 16 NL-1187 XR Amstelveen Postbus 667 NL-1180 AR Amstelveen Telefoon: (31) (20) 547-6911 Fax: (31) (20) 547-7755
Nieuw-Zeeland: Hewlett-Packard (NZ) Limited Ports of Auckland Building Princes Wharf, Quay Street P.O. Box 3860 Auckland Telefoon: (64) (9) 356-6640 Fax: (64) (9) 356-6620 Hardware-reparaties en Uitgebreide garantie-ondersteuning Telefoon: (64) (9) 0800-733547 Klanteninformatie Telefoon: (64) (9) 0800-651651
DU
Appendix E – Informatie over garantie en ondersteuning 225
Garantie en ondersteuning
México, Guadalajara: Hewlett-Packard de México, S.A. de C.V. Monte Morelos No. 299 Fracc. Loma Bonita 45060 Guadalajara, Jal. Telefoon: (52) (3) 669-9302 Fax: (52) (3) 669-9560
E
México, D.F.: Hewlett-Packard de México, S.A. de C.V. Prolongación Reforma No. 700 Lomas de Santa Fe 01210 México, D.F. Telefoon: (52) (5) 326-4600 Fax: (52) (5) 326-4274
Noorwegen: Hewlett-Packard Norge A/S Postboks 60 Skøyen Drammensveien 169 N-0212 Oslo Telefoon: (47) 2273-5600 Fax: (47) 2273-5610
Oostenrijk: Hewlett-Packard GmbH Lieblgasse 1 A-1222 Wenen Telefoon: (43) (1) 25000-555 Fax: (43) (1) 25000-500
Polen: Hewlett-Packard Polska ul.Newelska 6 PK-01-447 Warszawa Telefoon: (48) (22) 375-065 Fax: (48) (22) 374-783
Portugal: Hewlett-Packard Portugal Rua Gregório Lopes Lote 1732B P-1400 Lisboa Telefoon: (351) (1) 301-7330 Fax: (351) (1) 301-7345
Rusland: AO Hewlett-Packard Business Complex Building #2 129223, Moskva, Prospekt Mira VVC Telefoon: (7) (95) 928-6885 Fax: (7) (95) 974-7829
Singapore: H-P Singapore (Pte), Ltd. 150 Beach Road #29-00 Gateway West Singapore 0718 Telefoon: (65) 291-9088 Fax: (65) 292-7089 Hardware-reparaties en Klanteninformatie Telefoon: (65) 272-5300 Uitgebreide garantie-ondersteuning Telefoon: (65) 374-3173
Spanje: Hewlett-Packard Española, S.A. Carretera de la Coruña km 16.500 E-28230 Las Rozas, Madrid Telefoon: (34) (1) 626-1600 Fax: (34) (1) 626-1830
Taiwan: Hewlett-Packard Taiwan Ltd. 8th Floor 337, Fu-Hsing North Road Taipei, 10483 Telefoon: (886) (2) 712-0404 Fax: (886) (2) 715-3107
Thailand: Hewlett-Packard (Thailand) Ltd. 11th Floor Pacific Place 140 Sukhumvit Road Bangkok 10110 Telefoon: (66) (2) 254-6720 Fax: (66) (2) 254-6731
Hardware-reparaties: (886) (2) 717-9673 (Noord-Taiwan) (886) (4) 327-0153 (Midden-Taiwan) (886) (8) 073-3733 (Zuid-Taiwan)
Hardware-reparaties en Uitgebreide garantie-ondersteuning Telefoon: (66) (2) 661-3900 doorkiesnummer. 6001 of 6002 Klanteninformatie Telefoon: (66) (2) 661-3900 doorkiesnummer 3211
Uitgebreide garantie-ondersteuning Telefoon: (886) (8) 021-1666
Tsjechische Republiek: Hewlett-Packard s. r. o. Novodvorská 82 CZ-14200 Praha 4 Telefoon: (42) (2) 613-07111 Fax: (42) (2) 471-7611
Turkije: Hewlett-Packard Company Bilgisayar Ve Ölçüm Sistemleri AS 19 Mayis Caddesi Nova Baran Plaza Kat: 12 80220 Sisli-Istanbul Telefoon: (90) (212) 224-5925 Fax: (90) (212) 224-5939
Venezuela: Hewlett-Packard de Venezuela S.A. Los Ruices Norte 3A Transversal Edificio Segre Caracas 1071 Telefoon: (58) (2) 239-4244 Fax: (58) (2) 239-3080
226 Appendix E – Informatie over garantie en ondersteuning
DU
Verenigd Koninkrijk: Hewlett-Packard Ltd. Cain Road Bracknell Berkshire RG12 1HN Telefoon: (44) (134) 436-9222 Fax: (44) (134) 436-3344
Verre Oosten: Hewlett-Packard Asia Pacific Ltd. 17-21/F Shell Tower, Times Square 1 Matheson Street, Causeway Bay Hong Kong Telefoon: (852) 2599-7777 Fax: (852) 2506-9244
Zweden: Hewlett-Packard Sverige AB Skalholtsgatan 9 S-164 97 Kista Telefoon: (46) (8) 444-2000 Fax: (46) (8) 444-2666
Hardware-reparaties en Uitgebreide garantie-ondersteuning Telefoon: (852) 2599-7000 Klanteninformatie Telefoon: (852) 2599-7066 Zwitserland: Hewlett-Packard (Schweiz) AG In der Luberzen 29 CH-8902 Urdorf/Zürich Telefoon: (41) (1) 753-7111 Fax: (41) (1) 753-7700
E Garantie en ondersteuning
DU
Appendix E – Informatie over garantie en ondersteuning 227
228 Appendix E – Informatie over garantie en ondersteuning
DU
INDEX ! 11 x 17 inch, afdruksnelheid 13 11 x 17 inch, gewicht/type 52 12 x 18,5 inch, gewicht/type 52 2.000 vel-invoerlade, lichtjes 18 2.000-vel invoerlade, afdrukken vanuit 73 2.000-vel invoerlade, functies 14 2.000-vel invoerlade, glanzende media 73 2.000-vel invoerlade, installatie verifiëren 40 2.000-vel invoerlade, media laden 71 2.000-vel invoerlade, mediacapaciteit 53 2.000-vel invoerlade, mediagewicht/-formaat 53 2.000-vel invoerlade, oriëntatie van media 74 2.000-vel invoerlade, standaardtype 25 312 x 440 mm, gewicht/type 52 A A3, gewicht/type 52 A4, afdruksnelheid 13 A4, gewicht/type 52 A5, type/formaat 52 aan/uit-knop, afbeelding 16 Aandacht voor het milieu 211 aangepaste lettertypen 97 aanpassen, kleurbalans 82 aanpassingsschaal, kleur 83 aansluiting voor netsnoer, afbeelding 17 accessoires, bestellen 174 accessoires, functies 14 achtergrond, donker 162 afbeeldingen, digitale camera’s 80 afbeeldingen, HP-GL/2 183 afbeeldingen, instellen op vector 189 afbeeldingen, resolutie 80 afbeeldingen, scanner 81 afbreken, afdruktaak 22 afdrukdikte, primaire, PCL-opdracht 190 afdrukken, bestandsdirectory 39 afdrukken, Cassette-modus 61 afdrukken, Color Swatch 79 afdrukken, configuratiepagina 39 afdrukken, demonstratiepagina 39 afdrukken, Detail-halftone-aanpassingspagina 83 afdrukken, doorlopende configuratiepagina's 39 afdrukken, dubbelzijdig, PCL-opdracht 187 afdrukken, duplex, PCL-opdracht 187 afdrukken, Eerste modus 61 afdrukken, enkelzijdig, PCL-opdracht 187 afdrukken, enveloppen 63 afdrukken, foutlogboek 39 afdrukken, gedeeltelijke pagina’s 157 afdrukken, Glad-halftone-aanpassingspagina 83 afdrukken, HP-GL/2-afbeeldingen 183 afdrukken, kan tekenset niet afdrukken 156 afdrukken, lettertypelijst 92 afdrukken, lettertypen incorrect 156 afdrukken, logboek 39 afdrukken, menustructuur 26
DU
afdrukken, onderbroken 156 afdrukken, onregelmatig 156 afdrukken, PCL-lettertypelijst 39 afdrukken, PostScript-lettertypelijst 39 afdrukken, problemen met kleur 158 afdrukken, PS-lettertypelijst 39 afdrukken, simplex, PCL opdracht 187 afdrukken, terugkerende fouten op pagina 167 afdrukken, testpagina kleurbalans 83 afdrukken, tips voor lade 1 63 afdrukken, tips voor laden 2 en 3 69 afdrukken, vanuit lade 1 61 afdrukken, vanuit lade 2 of 3 69 afdrukken, vanuit lade 4 73 afdrukken, verschuivende tekst 157 afdrukkwaliteit, problemen 160 afdruksnelheid, factoren 15 afdruksnelheid, voor mediatypen/-formaten 13 afdrukstand wijzigen 59 afdrukstand, PCL-opdracht 188 afdrukstand, standaardinstelling 26 afdruktaak annuleren, bericht 117 afdruktaak annuleren, toets 22 afdruktaken, annuleren 22 afdruktaken, niet af 36 afdruktaken, PCL-opdracht 187 afdruktaken, vertraagd 36 afmetingen, printer 105 afmetingen, ruimte voor printer 105 afstand, regel 188 AppleTalk, configureren 46 Attentie-lichtje, afbeelding 23 automatisch doorgaan, instelling 28 automatisch wisselen tussen modi 36 automatische regelterugloop, PCL-opdracht 189 B B4, gewicht/type 52 B5, gewicht/type 52 bakken, bedrukte zijde boven 30 bakken, bedrukte zijde onder 30 bakken, bovenste uitvoerbak, afbeelding 16 bakken, linkeruitvoerbak, afbeelding 16 bakken, uitvoer boven 30 bakken, uitvoer configureren 30 bakken, uitvoer links 30 bakken, uitvoer met bedrukte zijde boven, afbeelding 16 bakken, uitvoer met bedrukte zijde onder, afbeelding 16 bakken, uitvoer selecteren 30 bakken, uitvoer, afbeelding 16 band, afbeelding 106 band, vervangingsfrequentie 107 bankpostpapier, gewicht/formaat 52 bedieningspaneel, afbeelding 22 bedieningspaneel, berichten 109 bedieningspaneel, berichtvenster 22
Index 229
bedieningspaneel, door opties bladeren 22 bedieningspaneel, frametypen configureren 43 bedieningspaneel, functies 22 bedieningspaneel, geen berichten 147 bedieningspaneel, instellingen werken niet goed 152 bedieningspaneel, knoppen 22 bedieningspaneel, lettertype selecteren 90 bedieningspaneel, lichtjes 22 bedieningspaneel, menu's 22 bedieningspaneel, menu's gebruiken 24 bedieningspaneel, netwerk configureren 43 bedieningspaneel, PJL-opdracht vergrendeling 191 bedieningspaneel, symbolen in tekst 90 bedieningspaneel, taal 38 bedieningspaneel, toetsen 22 bedieningspaneel, vergrendelen 37 bedieningspaneel, vergrendeling verifiëren 40 bedieningspaneel, waarden wijzigen 22 bedieningspaneel, wachtwoord instellen 37 bedieningspaneel, wachtwoord vergeten 37 bedieningspaneel, wachtwoord verifiëren 40 beeldcilinder, afbeelding 106 beeldcilinder, bestellen 174 beeldcilinder, fout 124 beeldcilinder, hergebruiken 212 beeldcilinder, vervangingsfrequentie 107 beheren, lettertypen 87 Beknopte handleiding, inhoud 20 berichten, bedieningspaneel 109 berichten, geen weergave 147 berichten, weergave 22 bestandsdirectory, afdrukken 39 bestandssysteem, PJL-opdracht 196 bestellen, accessoires en opties 174 bestellen, onderdelen 174 bestellen, verbruiksartikelen 174 bidirectioneel, b. communicatie uitschakelen 35 bidirectioneel, parallelle interface 99 BOOTP, configureren 44 bovenmarge, PCL-opdracht 188 bovenste uitvoerbak, afbeelding 16 breedte, printer 105 briefhoofd, afdrukken vanuit laden 2 en 3 69 briefhoofd, gewicht/formaat 52 briefhoofden, specificaties 55 bron, papier-, PCL-opdracht 187 bronnen opslaan, instellen 42 bronnen opslaan, RAM configureren 42 C C-Link-connector, afbeelding 17 C5, gewicht 52 Canada, DOC-voorschriften 215 carrousel, draait niet 148 Cassette-modus, afdrukken in 61 Cassette-modus, selecteren 28 cassettes, bestellen 174 cassettes, fout 123 cassettes, hergebruiken 212 cassettes, vervangen 132 cilinder, fout 118 cilinderkit, bestellen 174 cilinderkit, vervangingsfrequentie 107 cilinders, beeld, afbeelding 106
230 Index
cilinders, transport, afbeelding 106 CMS 77 Color Management Systems 77 Color Swatch, afdrukken 79 ColorSmart II, instellingen 76 ColorSync, instellingen 77 combineren, PCL-escape-reeksen 185 Commercial 10, gewicht/formaat 52 communicatie, bidirectionele uitschakelen 35 communicatiekabels, afbeelding 17 compatibiliteitsmodus, inschakelen 35 configuratie, DIMM's verifiëren 40 configuratie, DIMM-sleuven 178 configuratie, duplex-eenheid verifiëren 40 configuratie, geheugen verifiëren 40 configuratie, invoerladen verifiëren 40 configuratie, kleuraanpassingen verifiëren 40 configuratie, lade 1 verifiëren 40 configuratie, lade 4 verifiëren 40 configuratie, laden 2 en 3 verifiëren 40 configuratie, LocalTalk 102 configuratie, postbus met meerdere bakken verifiëren 40 configuratie, vaste schijf verifiëren 40 configuratie, vergrendeling bedieningspaneel verifiëren 40 configuratie, vergrendeling vaste schijf verifiëren 40 configuratie, wachtwoord bedieningspaneel verifiëren 40 configuratiepagina, afdrukken 39 configuratiepagina, doorlopend afdrukken 39 configuratiepagina, kan niet afdrukken 153 configuratiepagina, resterend percentage verbruiksartikelen 40 configuratiepagina, uitleg 40 configureren, bedieningspaneel 27 configureren, bedieningspaneeltaal 38 configureren, BOOTP 44 configureren, EIO 100 configureren, geavanceerde parallelfuncties 35 configureren, invoerladen 29 configureren, IP-adres 44 configureren, IP-adres syslog-server 44 configureren, medialaden 29 configureren, mediatype/-formaat 29 configureren, menu's 27 configureren, netwerk via bedieningspaneel 43 configureren, Novell NetWare frametypes 43 configureren, Novell NetWare-parameters 43 configureren, papiertype/-formaat 29 configureren, postbus met meerdere bakken 30 configureren, PowerSave 34 configureren, printer voor netwerk 43 configureren, RAM 42 configureren, reactie bij verbruiksartikelen leeg 33 configureren, standaard gateway 44 configureren, subnetmasker 44 configureren, syslog-server 44 configureren, taal 38 configureren, TCP-verbindingstimeout 44 configureren, TCP/IP voor UNIX 44 configureren, TCP/IP-parameters 44 configureren, uitvoerbak 30 conformiteitsverklaring 216
DU
DU
Dual Inline Memory Modules, lettertypenummer 93 Dual Inline Memory Modules, ondersteunde 177 Dual Inline Memory Modules, ondersteunde typen 177 Dual Inline Memory Modules, printergeheugen uitbreiden 41 Dual Inline Memory Modules, sleufconfiguratie 178 Dubbele briefkaart, gewicht 52 dubbelzijdig afdrukken, fout 120 dubbelzijdig afdrukken, oriëntatie in lade 1 65 dubbelzijdig afdrukken, oriëntatie in lade 4 74 dubbelzijdig afdrukken, oriëntatie in laden 2 en 3 70 dubbelzijdig afdrukken, PCL-opdracht 187 dubbelzijdig afdrukken, standaardinstelling 25 duplex, oriëntatie in lade 1 65 duplex, oriëntatie in lade 4 74 duplex, PCL-opdracht 187 duplex-afdrukken, standaardinstelling 25 duplex-eenheid, afbeelding 18 duplex-eenheid, bestellen 174 duplex-eenheid, fout 120 duplex-eenheid, functies 14 duplex-eenheid, installatie verifiëren 40 Dynamic Random-Access Memory, DIMM’s 177 Dynamic Random-Access Memory, fout 114 E ECP-poort, gegevens verzenden via 35 EDO, DIMM’s 177 Eerste modus, afdrukken in 61 Eerste modus, selecteren 28 EIO, aansluiting 17 EIO, functies 14 EIO, genummerde fouten 109 EIO, ongenummerde fouten 120 EIO-sleuf 1, afbeelding 17 EIO-sleuf 2, afbeelding 17 elektrische specificaties 209 EMI-verklaring, Koreaanse voorschriften 219 energieverbruik 211 Energy Star-programma 211 engine, testen 127 Enhanced Input/Output, aansluiting 17 Enhanced Input/Output, functies 14 Enhanced Input/Output, genummerde fouten 109 Enhanced Input/Output, ongenummerde fouten 120 Enhanced Input/Output-sleuf 1, afbeelding 17 Enhanced Input/Output-sleuf 2, afbeelding 17 enkelzijdig afdrukken, oriëntatie in lade 1 64 enkelzijdig afdrukken, oriëntatie in lade 4 74 enkelzijdig afdrukken, oriëntatie in laden 2 en 3 70 enkelzijdig afdrukken, PCL-opdracht 187 enveloppen, afdrukken 63 enveloppen, gewicht/formaat 52 enveloppen, laden in lade 1 62 enveloppen, specificaties 55 enveloppen, storing 144 enveloppen, worden niet ingevoerd 144 escape, PCL-tekens 184 escape, PCL-tekens invoeren 185 escape, reeksen combineren 185 EtherTalk, netwerkbesturingssystemen 101 EtherTalk, ondersteunde versies 101 EtherTalk, phase-parameter configureren 46 EtherTalk, protocol uitschakelen 49
Index 231
Index
connector lade 4, afbeelding 17 connector, C-Link, afbeelding 17 connector, parallel, afbeelding 17 connectors, communicatiekabel, afbeelding 17 connectors, EIO 17 connectors, netsnoer, afbeelding 17 connectors, netwerk 17 controleren, DIMM-installatie 181 CPLOCK, PJL-opdracht 193 cursorpositionering, opdracht 188 cyaan toner-cassette, vervangingsfrequentie 107 cyaan toner-cassettes, bestellen 174 D decipoints horizontaal, PCL-opdracht 189 decipoints verticaal, PCL-opdracht 188 demonstratiepagina, afdrukken 39 densiteitsensor, reinigen 168 densiteitsinstellingen, verifiëren 40 Detail, halftone-aanpassing, afdrukken 82 detail-instellingen 76 dianegatieve tekst 97 diepte, printer 105 digitale camera’s, afbeeldingen 80 DIMM's, functies 14 DIMM's, printergeheugen uitbreiden 41 DIMM’, ondersteunde 177 DIMM’s, EDO 177 DIMM’s, Fast Page Mode 177 DIMM’s, flash 177 DIMM’s, fout 112 DIMM’s, installatie controleren 181 DIMM’s, lettertypenummer 93 DIMM’s, ondersteunde typen 177 DIMM’s, sleufconfiguratie 178 DIMM’s, synchrone paren 177 DIMM’s, volgorde lettertypeselectie 89 DIMMs, configuratie verifiëren 40 DISKLOCK, PJL-opdracht 194 DL, gewicht 52 DLC/LLC, protocol uitschakelen 48 DMCMD, PJL-opdracht 203 DOC-voorschriften, Canada 215 documentatie, inhoud 20 doorgaan, verbruiksartikelen bijna leeg 33 Dots Per Inch, afbeeldingen 80 Dots Per Inch, digitale camera’s 80 Dots Per Inch, scanners 81 downloaden, lettertypen 42 DPI, afbeeldingen 80 DPI, digitale camera’s 80 DPI, scanners 81 draaien, kleurentonercarrousel 148 DRAM, DIMM’s 177 DRAM, fout 114 Dual Inline Memory Modules, configuratie verifiëren 40 Dual Inline Memory Modules, EDO 177 Dual Inline Memory Modules, Fast Page Mode 177 Dual Inline Memory Modules, flash 177 Dual Inline Memory Modules, fout 112 Dual Inline Memory Modules, functies 14 Dual Inline Memory Modules, installatie controleren 181
etiketten, afdruksnelheid 13 etiketten, gewicht/formaat 52 etiketten, specificaties 57 Executive, afdruksnelheid 13 Executive, gewicht/type 52 exemplaren, PCL-opdracht 187 exemplaren, standaardinstelling 25 Extended Data Out, DIMM’s 177 F fabrieksinstellingen 25 Fast Page Mode, DIMM’s 177 FCC, voorschriften 215 filters, koolstof, afbeelding 106 filters, lucht, afbeelding 106 filters, vervangingsfrequentie 107 Finland, laserverklaring 221 flash DIMM’s, ondersteunde 177 flash-DIMM's, functies 14 flash-DIMM’s, volgorde lettertypeselectie 89 FontSmart, lettertypen beheren 87 formaat, papier-, PCL-opdracht 188 formaten, media configureren 29 formaten, media selecteren 29 formaten, ondersteunde media 52 foto’s, digitale camera’s 80 fotogeleidingscilinder, hergebruiken 212 fotogevoelige cilinder, afbeelding 106 fotogevoelige cilinder, bestellen 174 fotogevoelige cilinder, fout 124 fotogevoelige cilinder, vervangingsfrequentie 107 fout, geheugen 122 fout, intern geheugen 114 foutberichten 109 foutberichten, geen weergave 147 fouten, PostScript afdrukken 26 fouten, terugkerende bij afdrukken 167 foutlogboek, afdrukken 39 frequentie, beeldcilinder vervangen 107 frequentie, cilinderkit vervangen 107 frequentie, fuser vervangen 107 frequentie, fuserkit vervangen 107 frequentie, koolstoffilter vervangen 107 frequentie, luchtfilter vervangen 107 frequentie, papierrollen vervangen 107 frequentie, reinigingsrol vervangen 107 frequentie, toner-cassettes vervangen 107 frequentie, transportband vervangen 107 frequentie, transportcilinder vervangen 107 frequentie, transportkit vervangen 107 FSAPPEND, PJL-opdracht 197 FSDELETE, PJL-opdracht 199 FSDIRLIST, PJL-opdracht 198 FSDOWNLOAD, PJL-opdracht 199 FSINIT, PJL-opdracht 200 FSMKDIR 200 FSMKDIR, PJL-opdracht 200 FSQUERY, PJL-opdracht 201 FSUPLOAD, PJL-opdrachten 201 functies, accessoires 14 functies, afdruksnelheid 13 functies, bedieningspaneel 22 functies, DIMM's 14 functies, duplex-eenheid 14
232 Index
functies, EIO 14 functies, flash-DIMM's 14 functies, gebruikersinterface 14 functies, geheugen 14 functies, lade 4 14 functies, postbus met meerdere bakken 14 functies, printer 13 functies, printermodus 14 functies, vaste schijf 14 fuser, afbeelding 106 fuser, bestellen 174 fuser, fout 111 fuser, vervangingsfrequentie 107 fuserkit, bestellen 174 fuserkit, vervangingsfrequentie 107 G garanties, opties 214 garanties, printer 223 gateway, standaard configureren 44 gebruiken, menu's bedieningspaneel 24 gebruikersinterface, functies 14 gegevens, printer ontvangt geen 148 gegevens, verzenden via ECP-poort 35 Gegevenslichtje, afbeelding 23 geheugen, fout 122 geheugen, functies 14 geheugen, installatie verifiëren 40 geheugen, interne fout 114 geheugen, lettertypen 94 geheugen, onvoldoende 109 geheugen, optionele vaste schijf 41 geheugen, standaard- 41 geheugen, uitbreiden 41 gekreukelde uitvoer, oorzaken 145 gekrulde uitvoer, oorzaken 145 gele toner-cassette, vervangingsfrequentie 107 gele toner-cassettes, bestellen 174 geluid, specificaties 210 geperforeerd papier, gewicht/formaat 52 geroteerde tekst 97 gespiegelde tekst 97 gewicht, media 52 Glad, halftone-aanpassing, afdrukken 82 glad-instellingen 76 glanzende media, afdrukken vanuit lade 1 63 glanzende media, afdrukken vanuit lade 4 73 glanzende media, afdruksnelheid 13 glanzende media, gewicht/formaat 52 glanzende media, worden niet ingevoerd 144 grootte, printer 105 H halftone, instellingen 76 handmatige invoer, standaardinstelling 25 Help, on line 20 hergebruik, onderdelen en verbruiksartikelen 212 HMI, PCL-opdracht 188 hoogte, primaire, PCL-opdracht 189 hoogte, printer 105 hoogte, specificaties 209 horizontaal (decipoints), PCL-opdracht 188 horizontaal (kolommen), PCL-opdracht 188 horizontaal (punten), PCL-opdracht 188 HP ColorSmart II, instellingen 76
DU
DU
Index 233
Index
IPX/SPX, protocol uitschakelen 47 HP FontSmart, lettertypen beheren 87 ISO B5, gewicht/type 52 HP JetAdmin, bedieningspaneel vergrendelen 37 HP JetDirect, netwerkbesturingsplatforms 101 J HP JetDirect, netwerkgebruik met Windows 104 Japan, VCCI-verklaring 219 HP JetDirect, ondersteunde Windows-versies 101 JetAdmin, bedieningspaneel vergrendelen 37 HP-GL/2, afbeeldingen afdrukken 183 JetDirect, netwerkbesturingsplatforms 101 HP-GL/2, PCL-opdracht 189 JetDirect, netwerkgebruik met Windows 104 JetDirect, ondersteunde Windows-versies 101 I JIS B4, gewicht/type 52 I/O, automatische schakeling 99 JIS B5, gewicht/type 52 I/O, reset 117 JOBNAME, PJL-opdracht 206 I/O, standaard-timeout 26 JPOSTD, gewicht 52 I/O, timeout instellen 36 IBM OS/2, netwerkgebruik met HP JetDirect 103 K ICC, instellingen 77 kaarten, afdrukken vanuit lade 1 63 informatiemenu, kan niet selecteren 152 kaarten, gewicht/formaat 52 Input/Output, automatische schakeling 99 kabels, aansluiting, afbeelding 17 Input/Output, herstellen 117 kabels, Macintosh 102 Input/Output, standaard-timeout 26 kabels, parallel 99 Input/Output, timeout instellen 36 Klaar-lichtje, afbeelding 23 installatie, van DIMM controleren 181 klantenondersteuning, wereldwijd 224 installeren, DIMM’s 177 klep aan voorkant, afbeelding 16 installeren, letterbeelden 87 kleppen, linksboven, afbeelding 17 installeren, lettertypen 87 kleppen, linksonder, afbeelding 17 installeren, lettertypen via drivers 95 kleppen, mediatransport, afbeelding 18 instellen, papiergeleiders in lade 2 of 3 66 kleppen, rechtsboven, afbeelding 16 instellen, papiergeleiders in lade 4 71 kleppen, rechtsonder, afbeelding 16 instellen, vectorafbeeldingen 189 kleppen, voorkant, afbeelding 16 instellingen, automatisch doorgaan 28 kleur, afdruksnelheid 13 instellingen, bedieningspaneel wijzigen 22 kleuraanpassingen, verifiëren 40 instellingen, bronnen opslaan 42 kleurbalans, testpagina afdrukken 82 instellingen, ColorSync 77 kleuren selecteren 79 instellingen, detail 76 kleuren, aanpassing 77 instellingen, geavanceerde parallelfuncties 35 kleuren, aanpassingsschaal 83 instellingen, geheugen verifiëren 40 kleuren, afdrukproblemen 158 instellingen, glad 76 kleuren, balans aanpassen 82 instellingen, halftone 76 kleuren, beheersystemen 77 instellingen, handmatige kleur 76 kleuren, ColorSmart II-instellingen 76 instellingen, HP ColorSmart II 76 kleuren, ColorSync 77 instellingen, I/O-timeout 36 kleuren, detail-instellingen 76 instellingen, ICC 77 kleuren, doffe transparanten 165 instellingen, kleuraanpassing 77 kleuren, donkere transparanten 165 instellingen, kleuren aanpassen 78 kleuren, glad-instellingen 76 instellingen, levendig 77 kleuren, halftone-instellingen 76 instellingen, OHT 77 kleuren, handmatig instellen 76 instellingen, PANTONE 79 kleuren, ICC 77 instellingen, PowerSave 34 kleuren, instellingen 78 instellingen, reactie op toner bijna leeg 33 kleuren, instellingen wijzigen 76 instellingen, reactie op verbruiksartikelen bijna leeg 33 kleuren, kan niet selecteren in toepassing 155 instellingen, schermovereenkomst 77 kleuren, kleuraanpassingsinstellingen verifiëren 40 instellingen, standaard printermodus 36 kleuren, levendig 77 instellingen, taal bedieningspaneel 38 kleuren, media 52 instellingen, zwart-wit afdrukken 77 kleuren, mediaspecificaties 58 invoeren, PCL-escape-teken 185 kleuren, niet hetzelfde als op het scherm 158 invoerlade 2, afbeelding 16 kleuren, OHT 77 invoerlade 3, afbeelding 16 kleuren, ontbreken 159 invoerlade 4, lichtjes 18 kleuren, PANTONE-instellingen 79 invoerladen, afbeelding 16 kleuren, RGB 77 invoerladen, configuratie verifiëren 40 kleuren, schermovereenkomst 77 invoerladen, lichtjes 18 kleuren, selecteren 79 invoerladen, ondersteunde papierformaten 13 kleuren, uitvoer regelen via drivers 75 inzamelen, producten 214 kleuren, zwart afgedrukt 159 IP-adres, configureren 44 kleurencarrousel, draait niet 148 IP-adres, syslog-server configureren 44 kleurentestpagina, afdrukken 82
kleurentoner-cassettes, afbeelding 106 kleurentoner-cassettes, vervangingsfrequentie 107 kleurentonercarrousel, draait niet 148 knop, aan/uit, afbeelding 16 knoppen, bedieningspaneel 22 kolommen, horizontaal, PCL-opdracht 188 koolstoffilter, afbeelding 106 koolstoffilter, bestellen 174 koolstoffilter, vervangingsfrequentie 107 Korea, EMI-verklaring 219 koude reset, bericht 124 koude start, uitvoeren 37 Krant, afdruksnelheid 13 Krant, gewicht/type 52 kringloop, gewicht/type 52 kringloopmedia, specificaties 55 kringlooppapier, gebruiken 213 L lade 1, afbeelding 16 lade 1, afdrukken 61 lade 1, afdruktips 63 lade 1, Cassette-modus 28 lade 1, Eerste modus 28 lade 1, enveloppen afdrukken vanuit 63 lade 1, enveloppen laden 62 lade 1, glanzend papier 63 lade 1, kaarten 63 lade 1, media laden 60 lade 1, mediacapaciteit 52 lade 1, mediagewicht/-formaat 52 lade 1, modus selecteren 28 lade 1, oriëntatie media 64 lade 1, speciaal formaat 63 lade 1, standaardmodus en -formaat 25 lade 1, transparanten 63 lade 1, vragen om typen/formaten 128 lade 1, zwaar afdrukmateriaal 63 lade 2, afdrukken vanuit 69 lade 2, briefhoofd 69 lade 2, media laden 66 lade 2, mediacapaciteit 53 lade 2, mediagewicht/-formaat 53 lade 2, oriëntatie van media 70 lade 2, papiergeleiders instellen 66 lade 2, standaardmodus en -formaat 25 lade 2, standaardtype 25 lade 2, tips voor afdrukken 69 lade 2, transparanten 69 lade 3, afdrukken vanuit 69 lade 3, briefhoofd 69 lade 3, media laden 66 lade 3, mediacapaciteit 53 lade 3, mediagewicht/-formaat 53 lade 3, oriëntatie van media 70 lade 3, papiergeleiders instellen 66 lade 3, standaardtype 25 lade 3, tips voor afdrukken 69 lade 3, transparanten 69 lade 4, afdrukken vanuit 73 lade 4, connector, afbeelding 17 lade 4, functies 14 lade 4, glanzende media 73 lade 4, installatie verifiëren 40
234 Index
lade 4, media laden 71 lade 4, mediacapaciteit 53 lade 4, mediagewicht/-formaat 53 lade 4, oriëntatie van media 74 lade 4, standaardtype 25 lade 4, tips voor afdrukken 73 laden, afbeelding 16 laden, configuratie verifiëren 40 laden, enveloppen in lade 1 62 laden, lichtjes 18 laden, media in lade 1 60 laden, media in lade 4 71 laden, media in laden 2 en 3 66 laden, ondersteunde papierformaten 13 laser, fout 111 laser, veiligheid 220 laserverklaring voor Finland 221 lawaai, specificaties 210 Ledger, afdruksnelheid 13 Ledger, gewicht/type 52 Legal, afdruksnelheid 13 Legal, gewicht/type 52 Letter, afdruksnelheid 13 Letter, gewicht/type 52 Letter-formaat, vervangen doorA4 32 letterbeelden, puntgrootte selecteren 90 letterbeelden, aangepast 97 letterbeelden, beheren 87 letterbeelden, bron selecteren 90 letterbeelden, bronnen, PCL-standaardinstellingen 26 letterbeelden, diapositief afdrukken 97 letterbeelden, DIMM-selectievolgorde 89 letterbeelden, downloaden 42 letterbeelden, flash-DIMM selectievolgorde 89 letterbeelden, gedownloade opslaan 42 letterbeelden, geroteerde tekst 97 letterbeelden, gespiegelde tekst 97 letterbeelden, HP FontSmart starten 87 letterbeelden, identificatienummer 93 letterbeelden, in DIMM 93 letterbeelden, in netwerk gebruiken 93 letterbeelden, incorrect op afdruk 156 letterbeelden, installeren 87 letterbeelden, installeren via drivers 95 letterbeelden, intern 93 letterbeelden, kan niet selecteren in toepassing 154 letterbeelden, lijst afdrukken 92 letterbeelden, nummers 93 letterbeelden, nummers selecteren 90 letterbeelden, nummers, PCL-standaardinstellingen 26 letterbeelden, patronen afdrukken 97 letterbeelden, PCL selecteren 91 letterbeelden, PCL, selecteren in bedieningspaneel 91 letterbeelden, PCL-opdrachten 189 letterbeelden, pitch 92 letterbeelden, pitch selecteren 90 letterbeelden, PostScript 93 letterbeelden, printerfuncties 14 letterbeelden, puntgrootte 92 letterbeelden, RAM, selectievolgorde 89 letterbeelden, selecteren in toepassing 90 letterbeelden, selecteren via bedieningspaneel 90 letterbeelden, selecteren, PCL-opdracht 186 letterbeelden, selectievolgorde 89
DU
DU
linkermarge, PCL-opdracht 188 linkeronderklep, afbeelding 17 linkeruitvoerbak, afbeelding 16 LocalTalk, configureren 102 LocalTalk, netwerkbesturingssystemen 101 LocalTalk, ondersteunde versies 101 locatie, verbruiksartikelen 106 log, afdrukken 39 log, fout- afdrukken 39 logboek, afdrukken 39 luchtfilters, afbeelding 106 luchtfilters, bestellen 174 luchtfilters, vervangingsfrequentie 107 luchtvochtigheid, specificaties 209 M Mac OS, ColorSync 77 Mac OS, kabels 102 Mac OS, kleurinstellingen 77 Mac OS, lettertypen downloaden 42 Macintosh, ColorSync 77 Macintosh, kabels 102 Macintosh, kleurinstellingen 77 Macintosh, lettertypen downloaden 42 magenta toner-cassette, vervangingsfrequentie 107 magenta toner-cassettes, bestellen 174 marges, boven-, PCL-opdracht 188 marges, linker-, PCL-opdrachten 188 marges, onder, PCL-opdracht 188 marges, rechter-, PCL-opdracht 188 media, afdrukken vanuit lade 1 61 media, afdrukken vanuit laden 2 en 3 69 media, bestellen 174 media, bestemmingsopdracht 187 media, bronopdracht 187 media, capaciteit van laden 52 media, formaatopdracht 188 media, gewicht/formaat 52 media, kringloop gebruiken 213 media, laden in lade 1 60 media, laden in lade 4 71 media, laden in laden 2 en 3 66 media, ondersteunde typen 52 media, onjuist formaat ingevoerd 141 media, onverwacht formaat 110 media, opklapbare stop, afbeelding 16 media, oriëntatie in lade 1 64 media, oriëntatie in lade 4 74 media, oriëntatie in laden 2 en 3 70 media, specificaties 51 media, standaardbestemming 25 media, standaardformaat 26 media, standaardinstelling vervangen 25 media, te vermijden 58 media, type/formaat configureren 29 media, verwijderen uit printer 127 media, vragen om typen/formaten 128 media, wordt niet ingevoerd 142 mediageleiders, instellen in lade 4 71 mediageleiders, instellen in laden 2 en 3 66 medialaden, afbeelding 16 medialaden, configuratie verifiëren 40 medialaden, installatie verifiëren 40 medialaden, lichtjes 18
Index 235
Index
letterbeelden, selectievolgorde vaste schijf 89 letterbeelden, softfonts 93 letterbeelden, speciale effecten 97 letterbeelden, standaardinstelling van de printer 89 letterbeelden, tekenset selecteren 90 letterbeelden, TrueType 88 letterbeelden, uitleg van de lijsten 92 lettertypelijst, afdrukken 92 lettertypen, puntgrootte selecteren 90 lettertypen, aangepast 97 lettertypen, beheren 87 lettertypen, bron selecteren 90 lettertypen, bronnen, PCL-standaardinstellingen 26 lettertypen, diapositief afdrukken 97 lettertypen, DIMM-selectievolgorde 89 lettertypen, downloaden 42 lettertypen, flash-DIMM selectievolgorde 89 lettertypen, gedownloade opslaan 42 lettertypen, geheugen 94 lettertypen, geroteerde tekst 97 lettertypen, gespiegelde tekst 97 lettertypen, HP FontSmart starten 87 lettertypen, identificatienummer 93 lettertypen, in DIMM 93 lettertypen, in netwerk gebruiken 93 lettertypen, incorrect op afdruk 156 lettertypen, installeren 87 lettertypen, installeren via drivers 95 lettertypen, intern 93 lettertypen, kan niet selecteren in toepassing 154 lettertypen, lijst afdrukken 92 lettertypen, netwerk 94 lettertypen, nummers 93 lettertypen, nummers selecteren 90 lettertypen, nummers, PCL-standaardinstellingen 26 lettertypen, patronen afdrukken 97 lettertypen, PCL selecteren 91 lettertypen, PCL, selecteren in bedieningspaneel 91 lettertypen, pitch 92 lettertypen, pitch selecteren 90 lettertypen, PostScript 93 lettertypen, printerfuncties 14 lettertypen, puntgrootte 92 lettertypen, RAM, selectievolgorde 89 lettertypen, selecteren in toepassing 90 lettertypen, selecteren via bedieningspaneel 90 lettertypen, selecteren, PCL-opdracht 186 lettertypen, selectievolgorde 89 lettertypen, selectievolgorde vaste schijf 89 lettertypen, softfonts 93 lettertypen, speciale effecten 97 lettertypen, standaardinstelling van de printer 89 lettertypen, tekenset selecteren 90 lettertypen, TrueType 88 lettertypen, uitleg van de lijsten 92 levendig, instellingen 77 lichtjes, Attentie 23 lichtjes, Gegevens 23 lichtjes, Klaar 23 lichtjes, lade 4 18 lichtjes, postbus met meerdere bakken 18 linkerbovenklep, afbeelding 17 linkerkleppen, boven, afbeelding 17 linkerkleppen, onder, afbeelding 17
O medialaden, ondersteunde papierformaten 13 OHT, instellingen 77 mediastoringen, duplex-eenheid 133 Om te beginnen, handleiding, inhoud 20 mediastoringen, fuser 130 omgevingen, printer- opslaan 42 mediastoringen, locaties 138 omgevingsspecificaties 209 mediastoringen, oorzaken 140 on line, printer on line zetten 22 mediastoringen, problemen oplossen 140 on-line-Help, inhoud 20 mediastoringen, transport 135 onderdelen, bestellen 174 mediatransportklep, afbeelding 18 onderdelen, printer, afbeelding 16 meerdere pagina’s, oorzaken van invoeren van 141 onderdelen, verbruiksartikelen, afbeelding 106 menu's, bedieningspaneel 22 onderdelen, verkrijgbaarheid 214 menu's, bedieningspaneel gebruiken 24 onderhoud, densiteitsensor 168 menu's, structuur afdrukken 26 onderhoud, ruimte voor 105 Menu-toets, afbeelding 22 ondermarge, PCL-opdracht 188 menu’s, instellingen herstellen 121 ontbrekende kleuren 159 menustructuren, afdrukken 39 opdrachten, aantal exemplaren 187 Microsoft, lettertypen downloaden in Windows 42 opdrachten, afdrukdikte 190 Microsoft, netwerkgebruik met HP JetDirect 104 opdrachten, afdrukstand 188 Microsoft, ondersteunde Windows-versies 14 opdrachten, afdruktaak besturen 187 Microsoft, ondersteunde Windows-versies voor HP opdrachten, automatische regelterugloop 189 JetDirect 101 opdrachten, bestandssysteem 196 Monarch, gewicht 52 MSDS (Material Safety Data Sheet), aanvragen 220 opdrachten, bovenmarge 188 opdrachten, CPLOCK 193 N opdrachten, cursorpostionering 188 NetWare, frametypen configureren 43 opdrachten, decipoints horizontaal 188 NetWare, netwerkgebruik met HP JetDirect 103 opdrachten, decipoints, verticaal 188 NetWare, ondersteunde versies 101 opdrachten, DMCMD 203 NetWare, parameters configureren 43 opdrachten, dubbelzijdig afdrukken 187 netwerk, AppleTalk configureren 46 opdrachten, duplex 187 netwerk, bedieningspaneel gebruiken 43 opdrachten, enkelzijdig afdrukken 187 netwerk, BOOTP configureren 44 opdrachten, FSAPPEND 197 netwerk, DLC/LLC uitschakelen 48 opdrachten, FSDELETE 199 netwerk, EtherTalk configureren 46 opdrachten, FSDOWNLOAD 199 netwerk, EtherTalk uitschakelen 49 opdrachten, FSINIT 200 netwerk, IP-adres configureren 44 opdrachten, FSUPLOAD 201 netwerk, IP-adres syslog-server configureren 44 opdrachten, hoogte 189 netwerk, IPX/SPX uitschakelen 47 opdrachten, horizontaal (decipoints) 189 netwerk, lettertypen in 94 opdrachten, horizontaal (kolommen) 188 netwerk, Novell NetWare-frametypen 43 opdrachten, horizontaal (punten) 189 netwerk, Novell NetWare-parameters 43 opdrachten, horizontale positie, PCL-opdracht 188 netwerk, PCL-lettertypen 94 opdrachten, instelling voor vectorafbeeldingen 189 netwerk, printer configureren 43 opdrachten, JOBNAME 206 netwerk, standaard gateway configureren 44 opdrachten, kolommen horizontaal 188 netwerk, subnetmasker configureren 44 opdrachten, letterbeeld 190 netwerk, TCP-verbindingstimeout configureren 44 opdrachten, lettertypeselectie 189 netwerk, TCP/IP op UNIX configureren 44 opdrachten, linkermarge 188 netwerk, TCP/IP uitschakelen 48 opdrachten, naar HP-GL/2-modus 189 netwerk, TCP/IP-parameters configureren 44 opdrachten, naar PCL-modus 189 netwerk, TrueType-lettertypen 94 opdrachten, netwerkbeveiliging 191 netwerk, verbindingen 17 opdrachten, ondermarge 188 netwerken, beveiliging 191 opdrachten, paginabesturing 187 netwerken, Novell NetWare-producten 103 opdrachten, papierbestemming 187 netwerkgebruik, Microsoft-producten 104 netwerkgebruik, ondersteunde besturingssystemen 101 opdrachten, papierbron 187 opdrachten, papierformaat 188 netwerkgebruik, OS/2-producten 103 opdrachten, parameter horizontale verschuiving 188 netwerkgebruik, UNIX-producten 104 opdrachten, parameter verticale verschuiving 188 neutrale balk 83 opdrachten, PASSWORD 192 Nonvolatile Random-Access Memory, vol 116 opdrachten, PCL-categorie 184 normaal papier, gewicht/formaat 52 opdrachten, PCL-syntaxis 184 Novell NetWare, frametypen configureren 43 Novell NetWare, netwerkgebruik met HP JetDirect 103 opdrachten, perforatie-interval 188 opdrachten, pitch 189 Novell NetWare, ondersteunde versies 101 opdrachten, pitch-modus 189 Novell NetWare, parameters configureren 43 opdrachten, postbus met meerdere bakken 203 NVRAM, vol 116 opdrachten, primaire afdrukdikte 190
236 Index
DU
DU
papier, specificaties 51 papier, standaardbestemming 25 papier, standaardformaat 26 papier, standaardinstelling vervangen 25 papier, te vermijden 58 papier, type/formaat configureren 29 papier, type/formaat vervangen 31 papier, verwijderen uit printer 127 papier, vragen om typen/formaten 128 papier, wordt niet ingevoerd 142 papiergeleiders, instellen in lade 4 71 papiergeleiders, instellen in laden 2 en 3 66 papierladen, afbeelding 16 papierladen, configuratie verifiëren 40 papierladen, lichtjes 18 papierladen, ondersteunde papierformaten 13 papierrollen, vervangingsfrequentie 107 papierstoringen, duplex-eenheid 133 papierstoringen, fuser 130 papierstoringen, locaties 138 papierstoringen, oorzaken 140 papierstoringen, problemen oplossen 140 papierstoringen, transport 135 parallel, bestellen kabel 174 parallel, bidirectionele interface 99 parallel, geavanceerde functies instellen 35 parallel, kabel 99 parallel, standaard geavanceerde functies 26 parallelle connector, afbeelding 17 parameter horizontale verschuiving, PCL-opdracht 188 parameter verticale verschuiving, PCL-opdracht 188 parameters, EtherTalk configureren 46 parameters, Novell NetWare configureren 43 parameters, TCP/IP configureren 44 PASSWORD, PJL-opdracht 192 patronen in tekst, afdrukken 97 PCL, aantal exemplaren 187 PCL, automatische regelterugloop 189 PCL, categorie opdrachten 184 PCL, datumcode firmware 40 PCL, definitie 183 PCL, duplex-opdracht 187 PCL, escape-tekens invoeren 185 PCL, lettertypebron 26 PCL, lettertypelijst afdrukken 39 PCL, lettertypenummer 26 PCL, opdracht voor afdrukdikte, primaire 190 PCL, opdracht voor afdrukstand 188 PCL, opdracht voor bovenmarge 188 PCL, opdracht voor cursorpositionering 188 PCL, opdracht voor dubbelzijdig afdrukken 187 PCL, opdracht voor enkelzijdig afdrukken 187 PCL, opdracht voor hoogte, primaire 189 PCL, opdracht voor horizontale positie (kolommen) 188 PCL, opdracht voor horizontale positie (punten) opdracht 189 PCL, opdracht voor HP-GL/2-modus 189 PCL, opdracht voor instelling vectorafbeeldingen 189 PCL, opdracht voor letterbeeld 190 PCL, opdracht voor lettertypeselectie 189 PCL, opdracht voor linkermarge 188 PCL, opdracht voor modus 189 PCL, opdracht voor ondermarge 188
Index 237
Index
opdrachten, primaire hoogte 189 opdrachten, primaire pitch 189 opdrachten, primaire spatiëring 189 opdrachten, primaire stijl 190 opdrachten, printerbeveiliging 191 opdrachten, printerfout 113 opdrachten, proefafdruk 206 opdrachten, punten horizontaal 189 opdrachten, punten verticaal 188 opdrachten, rechtermarge 188 opdrachten, regelafstand 188 opdrachten, reset 187 opdrachten, rijen verticaal 188 opdrachten, simplex 187 opdrachten, spatiëring 189 opdrachten, stijl 190 opdrachten, taakbeheer 187 opdrachten, tekensets 189 opdrachten, tekstlengte 188 opdrachten, USERNAME 206 opdrachten, veel voorkomende 187 opdrachten, vergrendeling bedieningspaneel 191 opdrachten, vergrendeling vaste schijf 191 opdrachten, verticale positie (decipoints) 188 opdrachten, verticale positie (punten) 188 opdrachten, verticale positie (rijen) 188 opdrachten, wachtwoordbeveiliging 191 opdrachten, weergavefuncties aan 189 opdrachten, weergavefuncties uit 189 opklapbare mediastop, afbeelding 16 opslaan, gedownload lettertype 42 opslaan, printeromgeving 42 oriëntatie, media in lade 1 64 oriëntatie, media in lade 4 74 oriëntatie, media in laden 2 en 3 70 OS/2, netwerkgebruik met HP JetDirect 103 OS/2, ondersteunde versies 101 P pagina's per minuut, voor mediatypen/-formaten 13 pagina's, aantal afgedrukt 40 pagina's, afgedrukt sinds kleuraanpassing 40 pagina's, besturingsopdracht 187 PANTONE, instellingen 79 papier automatisch uitschakelen 25 papier, afdrukken vanuit lade 1 61 papier, afdrukken vanuit laden 2 en 3 69 papier, bestellen 174 papier, bestemmingsopdracht 187 papier, bronopdracht 187 papier, capaciteit van laden 52 papier, formaatopdracht 188 papier, gewicht/formaat 52 papier, kringloop gebruiken 213 papier, laden in lade 1 60 papier, laden in lade 4 71 papier, laden in laden 2 en 3 66 papier, ondersteunde typen 52 papier, onjuist formaat ingevoerd 141 papier, onverwacht formaat 110 papier, opklapbare stop, afbeelding 16 papier, oriëntatie in lade 1 64 papier, oriëntatie in lade 4 74 papier, oriëntatie in laden 2 en 3 70
PCL, opdracht voor papierbestemming 187 PCL, opdracht voor papierbron 187 PCL, opdracht voor papierformaat 188 PCL, opdracht voor parameter horizontale verschuiving 188 PCL, opdracht voor parameter verticale verschuiving 188 PCL, opdracht voor perforatie-interval 188 PCL, opdracht voor pitch, primaire 189 PCL, opdracht voor pitch-modus 189 PCL, opdracht voor primaire spatiëring 189 PCL, opdracht voor primaire stijl 190 PCL, opdracht voor rechtermarge 188 PCL, opdracht voor regelafstand 188 PCL, opdracht voor tekensets 189 PCL, opdracht voor tekstlengte 188 PCL, opdracht voor verticale positie (decipoints) 188 PCL, opdracht voor verticale positie (punten) 188 PCL, opdracht voor verticale positie (rijen) 188 PCL, opdracht voor weergavefuncties aan 189 PCL, opdracht voor weergavefuncties uit 189 PCL, opdrachtsyntaxis 184 PCL, paginabesturingsopdracht 187 PCL, pitch 26 PCL, puntgrootte 26 PCL, reset-opdracht 187 PCL, selecteren 36 PCL, simplex-opdracht 187 PCL, standaardinstellingen 26 PCL, taakbeheeropdracht 187 PCL, tekenset 26 PCL, veel voorkomende opdrachten 187 PCL, verticaal (decipoints) opdracht 188 PCL, waardeveld 184 PCL-lettertypen selecteren 186 PCL-lettertypen, in netwerk 94 perforaties, interval-opdracht 188 pitch, lettertypelijst 92 pitch, modus 189 pitch, PCL-standaardinstellingen 26 pitch, primaire, PCL-opdracht 189 PJL, bestandssysteemopdrachten 196 PJL, CPLOCK-opdracht 193 PJL, definitie 191 PJL, DISKLOCK-opdracht 194 PJL, DMCMD-opdracht 203 PJL, fout 128 PJL, FSAPPEND-opdracht 197 PJL, FSDELETE-opdracht 199 PJL, FSDIRLIST-opdracht 198 PJL, FSDOWNLOAD-opdracht 199 PJL, FSINIT-opdracht 200 PJL, FSMKDIR-opdracht 200 PJL, FSQUERY-opdracht 201 PJL, FSUPLOAD-opdracht 201 PJL, JOBNAME-opdracht 206 PJL, opdrachten voor netwerkbeveiliging 191 PJL, opdrachten voor printerbeveiliging 191 PJL, PASSWORD-opdracht 192 PJL, postbus met meerdere bakken, opdrachten 203 PJL, proefafdrukopdrachten 206 PJL, USERNAME-opdracht 206 PJL, vergrendeling bedieningspaneel 191 PJL, vergrendeling vaste schijf 191
238 Index
PJL, wachtwoordbeveiliging 191 plastic, hergebruiken 212 positionering horizontaal (decipoints) 188 positionering horizontaal (kolommen) 188 positionering horizontaal (punten) 189 positionering verticaal (decipoints) 188 positionering verticaal (punten) 188 positionering verticaal (rijen) 188 positionering, cursor 188 postbus met meerdere bakken, bestellen 174 postbus met meerdere bakken, configureren 30 postbus met meerdere bakken, functies 14 postbus met meerdere bakken, installatie verifiëren 40 postbus met meerdere bakken, lichtjes 18 postbus met meerdere bakken, mediacapaciteit 54 postbus met meerdere bakken, mediagewicht/-formaat 54 postbus met meerdere bakken, PJL-opdrachten 203 PostScript, bestand wordt niet afgedrukt 150 PostScript, lettertypen 93 PostScript, selecteren 36 PowerSave, standaardinstellingen 26 PowerSave, tijd instellen 34 PPM, voor mediatypen/-formaten 13 Printer Control Language, definitie 183 Printer Job Language, definitie 191 printer, hergebruik 213 printerberichten 109 printerberichten, geen weergave 147 printerbeveiliging, PJL-opdracht 191 printermodi, standaardinstelling selecteren 36 printermodus, functies 14 printermodus, standaardinstellingen 26 printerservers, netwerkbesturingssystemen 101 printerstandaard, afbeelding 16 printservers, beschikbare interne 101 problemen oplossen, basisstappen 137 productie, geluid 210 productinformatie, opvragen 220 productnummers, verifiëren 40 proefafdruk, doorgaan met afdruktaken 32 proefafdruk, PJL-opdrachten 206 proefafdruk, taken verwijderen 33 protocollen, BOOTP configureren 44 protocollen, EtherTalk configureren 46 protocollen, IPX/SPX uitschakelen 47 protocollen, ondersteunde 101 protocollen, TCP/IP configureren 44 protocollen, TCP/IP uitschakelen 48 PS, bestand wordt niet afgedrukt 150 PS, lettertypelijst afdrukken 39 PS, lettertypen 93 PS, selecteren 36 punten horizontaal, PCL-opdrachten 189 punten verticaal, PCL-opdracht 188 puntgrootte, lettertypelijst 92 puntgrootte, PCL-standaardinstellingen 26 R RAM, configureren 42 RAM, interne fout 115 RAM, volgorde lettertypeselectie 89 Random-Access Memory, configureren 42 Random-Access Memory, interne fout 115
DU
DU
speciaal formaat, gewicht/type 52 specificaties, briefhoofden 55 specificaties, elektrisch 209 specificaties, enveloppen 55 specificaties, etiketten 57 specificaties, gekleurde media 58 specificaties, geluid 210 specificaties, hoogte 209 specificaties, kringloopmedia 55 specificaties, luchtvochtigheid 209 specificaties, media 51 specificaties, omgeving 209 specificaties, stroom 209 specificaties, temperatuur 209 specificaties, transparanten 56 specificaties, voorgedrukte formulieren 55 specificaties, zwaar afdrukmateriaal 56 standaard, printer, afbeelding 16 standaardinstelling, Papierverwerkingsmenu 25 standaardinstellingen 25, 26 standaardinstellingen, A4 vervangen door Letter 25 standaardinstellingen, Afdrukmenu 26 standaardinstellingen, afdrukstand 26 standaardinstellingen, berichten bedieningspaneel 26 standaardinstellingen, binding 25 standaardinstellingen, Configuratiemenu 26 standaardinstellingen, Courier 26 standaardinstellingen, duplex 25 standaardinstellingen, exemplaren 26 standaardinstellingen, foutberichten afdrukken 26 standaardinstellingen, gateway configureren 44 standaardinstellingen, geavanceerde parallelfuncties 26 standaardinstellingen, handmatige invoer 25 standaardinstellingen, I/O-menu 26 standaardinstellingen, I/O-timeout 26 standaardinstellingen, Letter vervangen door A4 25 standaardinstellingen, lettertypebron 26 standaardinstellingen, lettertypenummer 26 standaardinstellingen, mediatype/-formaat 25 standaardinstellingen, modus 26 standaardinstellingen, papier vervangen 25 standaardinstellingen, papierbestemming 25 standaardinstellingen, papiertype/-formaat 26 standaardinstellingen, PCL als printermodus 36 standaardinstellingen, PCL-instellingen 26 standaardinstellingen, PCL-lettertypebron 26 standaardinstellingen, PCL-lettertypenummer 26 standaardinstellingen, PCL-pitch 26 standaardinstellingen, PCL-puntgrootte 26 standaardinstellingen, PCL-tekenset 26 standaardinstellingen, pitch 26 standaardinstellingen, PostScript als printermodus 36 standaardinstellingen, PowerSave 26 standaardinstellingen, printerlettertypen 89 standaardinstellingen, printermodus 26 standaardinstellingen, printermodus selecteren 36 standaardinstellingen, puntgrootte 26 standaardinstellingen, reactie bij onvoldoende toner 26 standaardinstellingen, tekenset 26 standaardinstellingen, type/formaat invoerlade 25 standaardinstellingen, verwijderbare waarschuwingen 26 Start-toets, afbeelding 22 stijlen, primaire, PCL-opdracht 190
Index 239
Index
Random-Access Memory, volgorde lettertypeselectie 89 Read-Only Memory, DIMM’s 177 rechterkleppen, boven, afbeelding 16 rechterkleppen, onder, afbeelding 16 rechtermarge, PCL-opdracht 188 rechteronderklep, afbeelding 16 recyclen, verbruiksartikelen 108 reinigen, densiteitsensor 168 reinigen, toner uit kleding 137 reinigen, transportcilinder 170 reinigingsdoekje, bestellen 174 reinigingsrol, afbeelding 106 reinigingsrol, vervangingsfrequentie 107 reinigingsrollen, bestellen 174 reset, koud, bericht 124 reset, koud, uitvoeren 37 reset, PCL-opdracht 187 resolutie, afbeeldingen 80 resolutie, digitale camera’s 80 resolutie, scanners 81 RGB, kleuren 77 rijen, verticaal, PCL-opdracht 188 rollen, papier, vervangingsfrequentie 107 rollen, reiniging, afbeelding 106 rollen, reiniging, bestellen 174 rollen, reiniging, vervangingsfrequentie 107 ROM DIMM’s 177 ruimte, nodig voor printer 105 S scan-bufferfout 115 scanner, fout 111 scanners, afbeeldingen 81 schakeling, automatische I/O 99 schermovereenkomst, instellingen 77 selecteren PowerSave 34 selecteren, Cassette-modus 28 selecteren, Color Swatch 79 selecteren, Eerste modus 28 selecteren, lettertypen, PCL-opdracht 189 selecteren, lettertypen, volgorde 89 selecteren, modus voor lade 1 28 selecteren, PCL-lettertypen 186 selecteren, PCL-printermodus 36 selecteren, PostScript-modus 36 selecteren, reactie bij verbruiksartikel bijna leeg 33 selecteren, softfonts via bedieningspaneel 91 selecteren, standaard printermodus 36 selecteren, taal bedieningspaneel 38 Selecteren, toets, afbeelding 23 selecteren, uitvoerbak 30 sensor, densiteitsensor reinigen 168 serienumers, verifiëren 40 servicecode, verifiëren 40 servicekantoren, wereldwijd 224 simplex, PCL-opdracht 187 snelheid, afdrukken 13 snelheid, afdrukken, factoren 15 softfonts, in lettertypelijst 93 softfonts, selecteren via bedieningspaneel 91 software, lettertypen selecteren 90 spatiëring, primaire 189 speciaal formaat, afdrukken vanuit lade 1 63
stoppen, afdruktaken 22 stoppen, verbruiksartikelen bijna leeg 33 strepen, toner 162 strepen, transparanten 166 stroom, specificaties 209 stroomverbruik 211 structuur, menustructuur afdrukken 26 subnetmask, configureren 44 symbolen, invoegen in tekst 90 syslog-server, IP-adres configureren 44 systeembronnen, zuinig omgaan met 36 T Taak annuleren, toets, afbeelding 22 talen, bedieningspaneel 38 TCP, verbindingstimeout configureren 44 TCP/IP, configureren op UNIX 44 TCP/IP, parameters configureren 44 TCP/IP, protocol uitschakelen 48 tekenset, kan niet worden afgedrukt 156 tekensets, PCL-standaardinstellingen 26 tekst, symbolen, invoegen 90 tekstlengte, opdracht 188 temperaturen, specificaties 209 terugloop van regel, PCL-opdracht 189 terugsturen van onderdelen 213 terugzenden, onderdelen 214 tijd, voor PowerSave instellen 34 timeout, configureren van TCP-verbinding 44 timeout, I/O 99 timeout, I/O-standaardinstelling 26 toegang, geweigerd 122 toetsen, bedieningspaneel 22 toner, banden 164 toner, carrousel draait niet 148 toner, donkere achtergrond 162 toner, kleding reinigen 137 toner, lijnen 162 toner, onregelmatige vlekken 164 toner, reactie op bijna leeg instellen 33 toner, standaardinstelling bij bijna leeg 26 toner, strepen 162 toner, vegen 166 toner, verdwaalde vlekken 164 toner, verhoogde vlekken 164 toner, vlekken 161 toner-cassettes, bestellen 174 toner-cassettes, fout 123 toner-cassettes, vervangen 132 tonercassettes, hergebruiken 212 tonerdoekje, bestellen 174 transparanten, afdrukken vanuit lade 1 63 transparanten, afdrukken vanuit laden 2 en 3 69 transparanten, afdruksnelheid 13 transparanten, bestellen 174 transparanten, doffe kleuren 165 transparanten, donkere gebieden 167 transparanten, donkere kleuren 165 transparanten, gerimpeld 166 transparanten, gewicht/formaat 52 transparanten, golvend 166 transparanten, lijnen 167 transparanten, ondersteunde 52 transparanten, specificaties 56
240 Index
transparanten, strepen 166 transparanten, worden niet ingevoerd 144 transportband, afbeelding 106 transportband, bestellen 174 transportband, vervangingsfrequentie 107 transportcilinder, afbeelding 106 transportcilinder, bestellen 174 transportcilinder, fout 123 transportcilinder, reinigen 170 transportcilinder, vervangingsfrequentie 107 transporteenheid, hergebruiken 212 transportkit, bestellen 174 transportkit, vervangen 132 transportkit, vervangingsfrequentie 107 transportoplader, afbeelding 106 TrueType-lettertypen 88 TrueType-lettertypen, in netwerk 94 TrueType-lettertypen, ondersteuning 14 typen, media 52 typen, media configureren 29 typen, media selecteren 29 U uitbreiden, geheugen 41 uitvoer, gekruld of gekreukeld 145 uitvoerbak (bedrukte zijde boven), afbeelding 16 uitvoerbak (bedrukte zijde onder), afbeelding 16 uitvoerbakken, afbeelding 16 uitvoerbakken, bedrukte zijde boven 30 uitvoerbakken, bedrukte zijde onder 30 uitvoerbakken, bovenste 30 uitvoerbakken, linker- 30 uitvoerbakken, selecteren 30 UNIX, netwerkgebruik met HP JetDirect 104 UNIX, ondersteunde versies 101 UNIX, TCP/IP configureren 44 USERNAME, PJL-opdrachten 206 V vaste schijf, bestellen 174 vaste schijf, functies 14 vaste schijf, gegevens opslaan 41 vaste schijf, initialiseren 119 vaste schijf, installatie verifiëren 40 vaste schijf, printergeheugen uitbreiden 41 vaste schijf, storing 131 vaste schijf, vergrendelen, PJL-opdracht 191 vaste schijf, vergrendeling verifiëren 40 vaste schijf, volgorde lettertypeselectie 89 VCCI-verklaring (Japan) 219 vectorafbeelding, instelling, PCL-opdracht 189 vegen, toner 166 veiligheid, laser 220 veiligheidsinformatie over materiaal, aanvragen 220 ventilator, storing 114 verbindingstimeout, TCP configureren 44 verbruiksartikelen, afbeelding 106 verbruiksartikelen, bestellen 174 verbruiksartikelen, doorgaan indien bijna leeg 33 verbruiksartikelen, reactie bij bijna leeg instellen 33 verbruiksartikelen, recyclen 108 verbruiksartikelen, stoppen bij bijna leeg 33 verbruiksartikelen, verkrijgbaarheid 214 verbruiksartikelen, vervangingsfrequentie 107 vergrendelen, bedieningspaneel 37
DU
DU
wachtwoorden, beveiliging, PJL-opdracht 191 wachtwoorden, configuratie verifiëren 40 wachtwoorden, vergeten 37 weergavefuncties aan, PCL -opdracht 189 weergavefuncties uit, PCL -opdracht 189 wijzigen, afdrukstand 59 wijzigen, bedieningspaneelinstellingen 22 Windows, lettertypen downloaden 42 Windows, netwerkgebruik met HP JetDirect 104 Windows, ondersteunde versies 14 Windows, ondersteunde versies voor HP JetDirect 101 wisselen, compatibiliteitsmodus 35 wisselen, printermodi 36 Z zwaar afdrukmateriaal, afdrukken vanuit lade 1 63 zwaar afdrukmateriaal, specificaties 56 zwaar papier, gewicht/type 52 zwart-wit, afdruksnelheid 13 zwart-wit, kleur afdrukken als 77 zwarte toner-cassette, afbeelding 106 zwarte toner-cassette, vervangingsfrequentie 107 zwarte toner-cassettes, bestellen 174
Index
vergrendelen, vaste schijf, PJL-opdracht 191 vergrendeling, bedieningspaneel, PJL-opdracht 191 vergrendeling, van bedieningspaneel verifiëren 40 verifiëren, aantal afgedrukte pagina's 40 verifiëren, configuratie invoerladen 40 verifiëren, datumcode PCL-firmware 40 verifiëren, DIMM-configuratie 40 verifiëren, geheugeninstellingen 40 verifiëren, geïnstalleerd geheugen 40 verifiëren, installatie duplex-eenheid 40 verifiëren, installatie invoerladen 40 verifiëren, installatie lade 4 40 verifiëren, installatie postbus met meerdere bakken 40 verifiëren, installatie vaste schijf 40 verifiëren, kleuraanpassingen 40 verifiëren, productnummer 40 verifiëren, resterend percentage verbruiksartikelen 40 verifiëren, serienummer 40 verifiëren, servicecode 40 verifiëren, vergrendeling bedieningspaneel 40 verifiëren, vergrendeling vaste schijf 40 verifiëren, wachtwoord bedieningspaneel 40 verkoopkantoren, wereldwijd 224 verschuiving, parameter horizontaal 188 verschuiving, parameter verticaal 188 verticaal (decipoints), PCL-opdracht 188 verticaal (punten), PCL-opdracht 188 verticaal (rijen) PCL-opdracht 188 vervangen beeldcilinder, frequentie 107 vervangen cilinderkit, frequentie 107 vervangen fuser, frequentie 107 vervangen fuserkit, frequentie 107 vervangen koolstoffilter, frequentie 107 vervangen luchtfilters, frequentie 107 vervangen papierrollen, frequentie 107 vervangen reinigingsrol, frequentie 107 vervangen toner-cassette, frequentie 107 vervangen transportband, frequentie 107 vervangen transportcilinder, frequentie 107 vervangen transportkit, frequentie 107 vervangen verbruiksartikelen, frequentie 107 vervangen, A4 door letter 32 vervangen, A4 door standaardinstelling Letter 25 vervangen, Letter door A4 32 vervangen, Letter door standaardinstelling A4 25 vervangen, mediatype/-formaat 31 verwijderbare waarschuwingen, standaard 26 verzenden, gegevens via ECP-poort 35 vlekken, toner 161, 164 VMI, PCL-opdracht 188 voorgedrukte formulieren, gewicht/type 52 voorgedrukte formulieren, specificaties 55 voorschriften, conformiteitsverklaring 216 voorschriften, DOC Canada 215 voorschriften, FCC 215 voorschriften, Koreaanse EMI-verklaring 219 voorschriften, VCCI-verklaring (Japan) 219 W Waarde-toets, afbeelding 22 waarden, PCL-veld 184 waarschuwingen, bedieningspaneel 109 waarschuwingen, geen weergave 147 wachtwoord, voor bedieningspaneel 37
Index 241
242 Index
DU
8500, 8500 N, 8500 DN Printer
Gedrukt in Duitsland 10/97
Pakketonderdeel No.