Addendum bij Akkoord op Hoofdlijnen d.d. 19 september 2011
De compensatieregeling is vastgelegd in het op 19 september 2011 bereikte akkoord op hoofdlijnen (AoH) tussen de curatoren van DSB Bank en de belangenorganisaties SSP, PAL en een aantal rechtsbijstandverzekeraars (tezamen BO’s). In dit Addendum Overkreditering is een nadere uitwerking van de compensatie OK opgenomen, dat aan het Akkoord op Hoofdlijnen zal worden gehecht. Bij verschil in interpretatie is het Addendum leidend. Termen en definities worden in dezelfde betekenis gebruikt als in het AoH en de daarbij behorende bijlagen. De beschrijving van de berekening van de compensatie wegens bovenmatige kredietverstrekking valt uiteen in drie paragrafen: - Algemeen deel: algemene uitgangspunten en de wijze waarop de compensatie wordt berekend zoals overeengekomen in de loop van de onderhandelingen, die als leidraad fungeren bij de interpretatie van de berekeningen; - Berekening overkreditering: beschrijving van de berekening van de mate van overkreditering; en - Berekening compensatie: de wijze waarop de grondslag voor de compensatie op basis van de berekende overkreditering wordt bepaald.
1. Algemeen deel 1.1 Definitie overkreditering Overkreditering is gedefinieerd in het AoH als het door DSB Bank verstrekte kredietbedrag boven het maximale toegestane krediet dat op basis van de persoonlijke financiële omstandigheden van de klant op het moment van aangaan van de lening verstrekt mocht worden. In dit Addendum wordt beschreven hoe de overkreditering voor het verleden (VOK) en de overkreditering voor de toekomst (TOK) worden bepaald, welke overkreditering(en) inclusief een aantal overeengekomen correcties leidt tot de grondslag voor overkreditering in het verleden en toekomst (Grondslag V resp. Grondslag T ). De compensatie wordt berekend door Grondslag V te vermenigvuldigen met een gefixeerd rentebedrag over de periode dat de overkreditering heeft geduurd tot 31 december 2010, eventueel vermeerderd met een compensatie voor toekomstige overkreditering welke compensatie wordt berekend door Grondslag T te vermenigvuldigen met een gefixeerd rentebedrag over de resterende theoretische looptijd van het krediet vanaf 1 januari 2011 met een maximum van 5 jaar. De aldus berekende compensatie aan te duiden als OK Compensatie.
1.2 Per kredietsoort, per laatste kredietmoment
De overkreditering wordt bepaald per kredietsoort. Als kredietsoort worden onderscheiden: (1) eerste hypotheken en combihypotheken (1H/combi), (2) los afgesloten tweede hypotheken (2H) en (3) consumptieve kredieten (CK).
1
Deze termen worden in dit Addendum afwisselend volledig en afgekort in dezelfde betekenis gebruikt. Tweede hypotheken (2H) die niet binnen 6 maanden voor of na een eerste hypotheek worden afgesloten worden als consumptief krediet beoordeeld voor overkreditering. Uitsluitend het laatst verstrekte krediet per kredietsoort wordt beoordeeld. De in aanmerking te nemen overkreditering is gemaximeerd tot de limiet van het laatst verstrekte krediet per kredietsoort. Doorlopende kredieten (DK), persoonlijke leningen (PL), rentekredieten (RK) en andersoortige consumptieve kredieten vallen onder het begrip: consumptief krediet.
1.3
GHF/VFN
Bij 1H/combi wordt het maximale toegestane te verstrekken krediet beoordeeld volgens de GHF (Gedragscode Hypothecaire Financieringen), geldend in het jaar waarin het krediet tot stand is gekomen. Bij 2H en CK wordt voor het berekenen van het maximale toegestane te verstrekken krediet uitgegaan van de VFN (Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland), eveneens geldend in het jaar waarin het krediet tot stand is gekomen. Voor hypothecaire kredieten die zijn verstrekt voordat de GHF normen geldend waren bepaalt de Commissie Bijzondere Omstandigheden, in overeenstemming met de beginselen van redelijkheid en billijkheid, wat het maximale toegestane te verstrekken krediet had behoren te zijn, daarbij in acht nemende dat in dat tijdsvlak volgens de door partijen overeengekomen GHF normen geen berekeningsmethodiek bestond ter zake van maximale kredietverstrekking en met als absolute bovengrens de GHF normen die in 2002 zijn vastgesteld.
1.4
Compensatie voor overkreditering
De overkreditering voor het verleden wordt berekend aan de hand van het gemiddeld overgekrediteerde bedrag danwel de overkreditering op het moment van aangaan van het krediet als dat lager is, welke overkreditering wordt vastgesteld conform de richtlijnen in dit Addendum Overkreditering ( de aldus berekende overkreditering hierna aan te duiden als: “VOK”). De overkreditering voor de toekomst wordt berekend aan de hand van de resterende overkreditering per 31 december 2010 danwel de overkreditering op het moment van aangaan van het krediet als dat lager is, welke overkreditering wordt vastgesteld conform de richtlijnen in dit Addendum Overkreditering ( de aldus berekende overkreditering hierna aan te duiden als: “TOK”). Op de berekende VOK en TOK worden bepaalde correcties toegepast (paragrafen 3.3 en 3.4), welke herberekening leidt tot vaststelling van grondslag V en Grondslag T. De OK Compensatie voor de overkreditering bestaat uit een rentevergoeding over Grondslag V en eventueel Grondslag T. De OK Compensatie wordt berekend voor de duur dat er sprake is van overkreditering.
2
Indien DSB Bank bij het verstrekken van het krediet reeds bestaande kredieten van de klant heeft geherfinancierd, wordt het door DSB Bank verstrekte krediet – al dan niet geherfinancierd - in verband met de overkreditering volledig getoetst.
1.5
Kantelpunt in berekening: verleden en toekomst
De klant heeft recht op compensatie voor het verleden en voor de toekomst. De OK compensatie is gecentreerd rond 31 december 2010, dat wil zeggen het verleden eindigt op 31 december 2010 en de toekomst begint op 1 januari 2011: - de VOK: vanaf het moment van afsluiting tot 31 december 2010 of zoveel eerder als de overkreditering is ingegroeid; en - de TOK : vanaf 1 januari 2011 tot het einde van de theoretische looptijd van de lening met een maximum van 5 jaar (van 1 januari 2011 tot en met uiterlijk 31 december 2015).
1.6
Verleden
Voor het bepalen van VOK wordt uitgegaan van het gemiddelde bedrag aan overkreditering op 31 december 2010. De gemiddelde overkreditering wordt bepaald op basis van twee meetmomenten: moment van verstrekking en 31 december 2010, of zoveel eerder als de klant in het krediet is ingegroeid. Deze beide overkrediteringen worden bij elkaar opgeteld en door 2 gedeeld. De overkreditering op 31 december 2010 is gemaximeerd tot het bedrag van overkreditering bij kredietverlening. De gemiddelde overkreditering kan derhalve nooit hoger zijn dan de overkreditering bij kredietverlening. Uitgangspunt voor de berekening van VOK is het uitstaand kredietsaldo op 31 december 2010. Als het saldo op 31 december 2010 hoger is dan de oorspronkelijke limiet, wordt aangenomen dat het verschil de achterstand is. Omdat over achterstand geen compensatie wordt verleend, is het kredietsaldo op 31 december 2010 maximaal de oorspronkelijke limiet. Als het saldo op 31 december 2010 lager is dan de oorspronkelijke limiet dan wordt aangenomen dat het verschil aflossingen betreft. Aflossingen die gedaan zijn tot en met 31 december 2010 worden in mindering gebracht op de oorspronkelijke kredietlimiet. Als per 31 december 2010 de overkreditering nihil bedraagt, krijgt de klant geen OK Compensatie, tenzij de klant kan aantonen tot welk jaar er wel sprake was van overkreditering. In dat geval wordt het gemiddelde berekend van de overkreditering in het laatst aangetoonde jaar en de overkreditering bij aanvang van de kredietverlening. De vergoeding wordt berekend tot aan het jaar dat aantoonbaar sprake was van overkreditering. Indien de peildatum 31 december 2010 als gevolg van ingroei tot een onevenredig nadelige VOK leidt, kan een herberekening worden aangevraagd (met beroepsmogelijkheid bij de Commissie Bijzondere Omstandigheden) uitgaande van een eerder gelegen jaar waarin sprake was van overkreditering.
3
1.7
Toekomst
Voor het bepalen van TOK wordt uitgegaan van de overkreditering op 31 december 2010, danwel de overkreditering op het moment van aangaan van het krediet als dat lager is. Uitgangspunt voor de berekening van TOK is het uitstaand kredietsaldo op 31 december 2010. Als het saldo op 31 december 2010 hoger is dan de oorspronkelijke limiet, wordt aangenomen dat het verschil de achterstand is. Omdat over achterstand geen compensatie wordt verleend, is het kredietsaldo op 31 december 2010 maximaal de oorspronkelijke limiet. Als het saldo op 31 december 2010 lager is dan de oorspronkelijke limiet dan wordt aangenomen dat het verschil aflossingen betreft. Aflossingen die gedaan zijn tot en met 31 december 2010 worden in mindering gebracht op de oorspronkelijke kredietlimiet. Als TOK nihil is of de som van de drempel (voorzover van toepassing), aflossingen, restituties en compensaties hoger is dan TOK, is er geen recht op compensatie voor toekomstige overkreditering.
1.8
Ingroei overkreditering
Als de overkreditering per 31 december 2010 lager is dan bij aanvang, dan geldt voor de berekening van de overkreditering voor het verleden het gemiddelde bedrag van de overkreditering (bedrag bij aanvang opgeteld bij het bedrag per 31 december 2010 gedeeld door 2) de basis voor de VOK. Voor TOK geldt als basis de overkreditering per 31 december 2010. Als per 31 december 2010 de klant een hogere overkreditering heeft dan bij aanvang, geldt de limiet bij aanvang als basis voor VOK en TOK. Als per 31 december 2010 de overkreditering nihil is (“volledige ingroei”), wordt het verzoek om compensatie ter zake van dat krediet afgewezen, tenzij de klant aantoont dat in een eerder gelegen jaar wel sprake was van overkreditering voor dat krediet. In dat geval wordt de gemiddelde overkreditering berekend op basis van het moment van verstrekking en de overkreditering in het meest recente jaar van aangetoonde overkreditering. De compensatie wordt dan toegekend voor de periode vanaf verstrekking tot het meest recent aangetoonde jaar van overkreditering. Klanten met volledige ingroei hebben geen recht op toekomstige compensatie.
1.9
Rentevergoeding
De rentevergoeding bedraagt: 5% voor 1H/combi 6% voor 2H 9% voor CK
1.10
Toetsmoment 31 december 2010
4
Voor de berekening van de overkreditering per 31 december 2010 wordt uitsluitend de factor inkomen aangepast, alle overige factoren in de berekening van de overkreditering conform GHF of VFN worden gelijk gehouden aan die op het moment van kredietverlening. Getoetst wordt aan de normen van het jaar van kredietverlening. Ten overvloede wordt vermeld dat nieuwe schulden aangegaan na kredietverlening door DSB Bank niet worden meegenomen in de beoordeling van de overkreditering per 31 december 2010.
1.11
Drempels
Voor de klanten die niet vóór 1 september 2011 een klacht hebben ingediend bij DSB Bank of zich voordien hadden aangesloten bij een BO in de zin van het AoH, worden drempelbedragen in mindering gebracht: 15.000 euro voor 1H/combi 2.500 euro voor 2H 1.000 euro voor CK De drempel wordt zowel in de berekening voor het verleden als in de berekening voor de toekomst meegenomen. De drempel wordt in mindering gebracht op de VOK en de TOK.
1.13
Bewijslast
De bewijslast van de aanwezigheid van overkreditering berust bij klant. In een brief wordt aangegeven welke stukken klant moet aantonen om tot een goede berekening van de overkreditering te komen. Concept van deze brief is aangehecht als Annex 2 bij dit Addendum. De klant is verantwoordelijk voor de aanlevering van die gegevens en eventueel benodigde aanvullende gegevens. Ten aanzien van alle gegevens die worden aangeleverd geldt de voorwaarde dat deze op het moment van aanvraag van het krediet door klant zijn opgegeven aan DSB Bank. DSB Bank is gerechtigd de bekendheid of juistheid van de verstrekte gegevens na te gaan in het kredietdossier van klant en – zo nodig – de bekendheid of juistheid daarvan te betwisten. Indien uit de door de klant overgelegde stukken redelijkerwijs blijkt dat ten tijde van het afsluiten van het krediet een bepaald document is verstrekt waaruit de door de klant te bewijzen gegevens konden blijken – zonder dat dit document in het bankdossier is opgenomen –zal DSB Bank geen beroep kunnen doen op het onbekend zijn met dat document. Dit laat onverlet dat op de klant de bewijslast rust ter zake van de gegevens waarop de klant zich beroept.
1.14
Uitsluitingen/beperkingen
5
De compensatie is beperkt tot lopende kredieten. Dat wil zeggen dat ieder door DSB Bank verstrekt krediet dat op het moment van beoordeling in geheel is ingelost (inclusief vanwege oversluiting elders) is uitgesloten van OK Compensatie. Voor HWS kredieten geldt een separate regeling. Deze kredieten zijn uitgesloten van beoordeling voor OK Compensatie. De HWS compensatie wordt wel in de berekening voor de overkreditering voor de toekomst meegenomen als vergoeding die wordt gealloceerd om tot Grondslag T te komen. Als de compensatie voor koopsompolissen en beleggingsverzekeringen (inclusief compensatie voor absoluut onnodige koopsommen) gelijk is aan of groter is dan de uitstaande kredieten leidt dit tot een OK Compensatie van nihil. De OK Compensatie bedraagt maximaal het totaal uitstaand saldo van alle lopende kredieten van de klant bij DSB Bank en kan nooit leiden tot een (boedel- en/of concurrente) vordering in het faillissement van DSB Bank.
6
2. Berekening overkreditering In dit deel wordt meer in detail beschreven hoe de mate van overkreditering wordt berekend met in achtneming van de uitgangspunten geformuleerd in het algemene deel.
2.1 Kwalificatie 2H
De overkreditering wordt per kredietsoort bepaald:(1) eerste hypotheken en combihypotheken (2) tweede hypotheken en (3) consumptief krediet. Tweede hypotheken worden als consumptief krediet beoordeeld voor overkreditering. Een combihypotheek is een eerste hypotheek in combinatie met een tweede hypotheek, binnen 6 maanden van elkaar afgesloten.
2.2
Combi/losse 2H
De overkreditering wordt per kredietsoort (eerste hypotheek/combihypotheek, een – los gesloten tweede hypotheek, consumptief krediet) vastgesteld. Als er 6 maanden of meer tussen het afsluiten van de eerste hypotheek en het afsluiten van de tweede hypotheek zit, wordt de aanvullende lening als consumptieve 2H aangemerkt. Een combihypotheek met latere oversluiting van een tweede hypotheek wordt op het latere kredietmoment weer als combihypotheek beschouwd. Een consumptief krediet overgesloten in een tweede hypotheek wordt als tweede hypotheek beoordeeld. Als maximum voor het in aanmerking te nemen bedrag voor de berekening van de overkreditering van de betreffende kredietsoort geldt de limiet van de laatste verstrekking, tenzij dit tot een bijzonder onevenwichtig resultaat leidt. Indien dit het geval is kan klant een herberekening vragen en zo nodig de Commissie Bijzondere Omstandigheden aanzoeken om te bepalen aan de hand van welke kredietverstrekking het maximum voor het in aanmerking te nemen bedrag voor de berekening van de overkreditering wordt bepaald.
2.3
Bewijsstukken
De klant moet aantonen dat er sprake is van overkreditering en de duur en de omvang van de overkreditering. Nadat de klant zich heeft aangemeld voor beoordeling van compensatie voor overkreditering , stuurt DSB Bank een brief naar de klant waarin deze wordt gevraagd per kredietsoort (1e hypotheek, 2e hypotheek en/of consumptief krediet) de overkreditering aan te tonen met de volgende documenten: •
Definitieve belastingaanslag van het jaar van laatste kredietverlening per kredietsoort ;
7
• • •
• •
Definitieve belastingaanslag van het jaar 2010; Indien de klant geen inkomstenbelastingaangifte hoeft te doen omdat zijn loonheffing eindheffing is, jaaropgaaf van dienstbetrekking(en) in combinatie met een inkomstenverklaring van de belastingdienst , een zogenaamd IB 60 formulier Werkelijke woonlasten: - als huurwoning: huurcontract of kopie bankafschrift waaruit huurlasten blijken op moment van laatste kredietverlening per kredietsoort - als koopwoning: kopie verpande aflossings- of overlijdensrisicoverzekeringen voor de aflossingslasten op moment van laatste kredietverlening per kredietsoort; als de eerste hypotheek niet bij DSB Bank is afgesloten, ook de jaaropgaaf van de rentelasten verstrekt door de bank; De gezinssituatie ten tijde van de laatste kredietverlening per kredietsoort 2H en CK; Eventueel variabele inkomstenbestanddelen waar geen rekening mee gehouden moet worden en/of verplichtingen van naastlopende kredieten en/of bijzondere vaste lasten waar wel rekening mee gehouden moet worden, voorzover klant deze bij verstrekking heeft aangetoond en beschreven zijn in bijlage 2 bij annex D van het AoH.
Als klant en partner beide contractant zijn en gezamenlijk aangifte voor de IB hebben gedaan dienen zij hun gezamenlijke definitieve belastingaanslag aanleveren. Indien zij afzonderlijk aangifte hebben gedaan dienen zij ieder hun persoonlijke definitieve belastingaanslag aan te leveren. Uit de definitieve belastingaanslag blijkt het bruto jaarinkomen dat nodig is voor de berekening van overkreditering bij de eerste hypotheek of combihypotheek volgens de GHF. Het bruto jaarinkomen wordt middels een berekening herleid tot het netto maandinkomen, dat nodig is voor de berekening van overkreditering bij tweede hypotheek en consumptief krediet volgens de VFN :
Belastbaar inkomen uit werk en woning -/- Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen : 12 En voor consumptieve leningen afgesloten na 1 juni 2008: Belastbaar inkomen uit werk en woning -/- Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen : 12.96
2.4
Uitsluiting gegevens
Ten aanzien van alle gegevens die worden aangeleverd in het kader van de berekening van de overkreditering geldt de voorwaarde dat deze op het moment van aanvraag van het krediet door klant zijn bekend gemaakt aan DSB Bank. DSB Bank is gerechtigd de bekendheid en de juistheid van de verstrekte gegevens na te gaan in het kredietdossier van klant en – zo nodig – de bekendheid of juistheid daarvan te betwisten, een en ander met in acht neming van paragraaf 1.13.
2.5
Berekening overkreditering per datum verstrekking
8
De werkelijke woonlasten ten tijde van de verstrekking zijn nodig voor de berekening van het beschikbare maandbedrag voor financieringslasten volgens de VFN. De rentelasten van een bij DSB Bank afgesloten hypotheek zijn bekend. Bij een koopwoning blijken de rentelasten uit de definitieve belastingaanslag Bij een huurwoning worden aangehouden de woonlasten die blijken uit het huurcontract of bankafschrift . Een opsomming van de variabele inkomsensbestanddelen en bijzondere vaste lasten die wel of niet worden meegenomen in de berekening van OK is opgenomen in het AoH en/of de annexen bij het AoH. In de brief aan de klant wordt aangegeven dat de klant dergelijke variabele inkomensbestanddelen en bijzondere vaste lasten op moment van kredietverlening kan aantonen door het toezenden van bewijsstukken. Bijvoorbeeld als in het bruto jaarinkomen overuren zijn begrepen die niet vast of gebruikelijk zijn, moet de klant dat aantonen op basis van 2 voorgaande jaaropgaven. Deze aanvullende gegevens moeten voor ieder kredietmoment worden aangeleverd, anders wordt uitsluitend rekening gehouden met deze gegevens bij de berekening van de verstrekking in het jaar waarop de gegevens betrekking hebben. Indien aangetoonde variabele inkomsten en vaste lasten niet zijn opgenomen in het AoH en/of de annexen bij het AoH, wordt hiermee in principe geen rekening gehouden. Bij de berekening van overkreditering bij 1H wordt uitgegaan van de maandlast van een annuïteitenhypotheek met een duur van 30 jaar. In die maandlast zit een aflossingsdeel begrepen. Indien de klant woongerelateerde lasten aantoont die betrekking hebben op premies voor kapitaalen overlijdensrisicoverzekeringen en deze verzekeringen zijn verpand worden deze lasten slechts meegenomen in de berekening, voorzover de lasten meer dan 1.2% op jaarbasis (= 1 promille op maandbasis) van de hypotheeklimiet bedragen. In de berekening van bovenmatige kredietverlening bij een tweede hypotheek of een consumptief krediet wordt rekening gehouden met de werkelijke woonlasten. Als de werkelijke woonlasten niet zijn aangetoond worden in de berekening de volgende woonlasten aangenomen: bij een koopwoning standaard 6% rente en vanaf 24 maart 2004 5% rente en een premie van 100 euro per 100.000 euro hypotheek; bij een huurwoning een huurlast van 350 euro per maand.
2.6
GHF
Bij de kredietsoort eerste en combihypotheken wordt de overkreditering volgens de GHF berekend. Om het maximale acceptabele kredietbedrag te kunnen vaststellen op moment kredietverstrekking en op 31 december 2010 wordt uitgegaan van: (1) door de klant aangetoonde bruto jaarinkomen op moment van kredietverstrekking en bruto jaarinkomen op 31 december 2010 zoals blijkt uit de definitieve belastingaanslagen; (2) de toetsrente volgens de daarvoor geldende criteria in de GHF van het toepasselijke jaar; in de periode 2002 – 2006 gold dat bij een rentevaste periode van 5 jaar en korter de toetsrente van toepassing is, bij een rentevaste periode langer dan 5 jaar de werkelijke rente; (3) indien de werkelijke rente niet als toetsrente geldt, wordt bij de berekening van de woonquote voor de jaren 2002 – 2006 uitgegaan van een toetsrente van 6%. Voor de jaren 2007 en volgende wordt uitgegaan van de volgens de GHF vastgestelde toetsrente; (4) woonquotepercentage behorende bij het hoogste inkomen bij tweeverdieners en gerekend over de gezamenlijke inkomens, en de toetsrente volgens de GHF op moment van kredietverstrekking;
9
(5) overige lasten zoals partneralimentatie, woongerelateerde lasten en uitzonderlijk hoge lasten als bedoeld in annex D bij het AoH op moment van kredietverstrekking, als deze zijn aangetoond door de klant; een en ander mits aan de cumulatieve voorwaarden is voldaan dat (i) de klant deze tijdig heeft aangetoond en (ii) de betreffende gegevens met in acht neming van paragraaf 1.13 bekend waren bij DSB Bank ten tijde van de kredietverstrekking.
2.7
VFN
Bij de kredietsoorten tweede hypotheek en consumptief krediet wordt de overkreditering berekend volgens de VFN. Om het maximale acceptabele kredietbedrag te kunnen vaststellen op moment kredietverstrekking en op 31 december 2010 wordt uitgegaan van: 1) netto maandinkomen op moment van kredietverstrekking en op 31 december 2010 gebaseerd op het door de klant aangetoonde bruto jaarinkomen zoals blijkt uit de definitieve belastingaanslagen en omgerekend volgens de formule in paragraaf 2.3; 2) werkelijke woonlasten op moment van kredietverstrekking zoals blijkt de door de klant conform paragraaf 2.3 aangetoonde stukken; 3) overige bijzondere vaste lasten op moment van kredietverstrekking zoals financieringslasten van kredieten elders, als deze zijn aangetoond door de klant en opgenomen zijn in bijlage 2 bij annex D van het AoH; 4) aftrekbare vaste lasten waarmee rekening moet worden gehouden in de vaststelling van het netto maandinkomen, zoals partneralimentatie of aftrekbare bijzondere ziektekosten behoeven niet te worden aangetoond, omdat deze al zijn inbegrepen in het belastbaar inkomen uit werk en woning (Box I) 5) leefnorm behorende bij gezinssituatie op moment van kredietverstrekking; een en ander mits aan de cumulatieve voorwaarden is voldaan dat (i) de klant deze tijdig heeft aangetoond en (ii) de betreffende gegevens met in acht neming van paragraaf 1.13 bekend waren bij DSB Bank ten tijde van de kredietverstrekking. De consumptieve overkreditering bedraagt maximaal 100%, dat wil zeggen dat in de berekening de overkreditering nooit meer bedraagt dan het bedrag van de laatste verstrekking in die kredietsoort.
2.8
Box III berekening
Annex G (artikel 2.7.14), getiteld "OK maatwerk berekening overkreditering ivm Box III" bij het AoH is leidend voor de Box III berekening. Daarbij is onder meer afgesproken dat voor de reguliere berekening voor de beoordeling van de mate van overkreditering bij oversluiting van een elders lopende lening het volledige door DSB Bank verstrekte krediet zal worden meegenomen in de berekening. Voor afwijkende berekeningen (bijvoorbeeld de berekening met Box III correctie) is geen bindende afspraak gemaakt over het al dan niet uitgaan van de volledige verstrekking en zullen curatoren zich op het standpunt stellen dat dient te worden uitgegaan van de door DSB Bank additioneel verstrekte lening. Dit betekent bij een niet-
10
reguliere berekening dat ten tijde van de verstrekking bestaande kredieten die door DSB Bank zijn geherfinancierd, volgens Curatoren buiten de berekening van overkreditering blijven. Voor de reguliere berekening volgens de berekeningstool is afgesproken dat voor de jaren 2002 – 2006 een toetsrente van 6% zal worden aangehouden. Bij de berekening met Box III correctie zal worden uitgegaan van de toetsrente die is berekend volgens de GHF van 2007, herrekend naar het jaar waarin het krediet is verstrekt, zoals opgenomen in Annex 3 van dit Addendum. Voor het overige wordt verwezen naar de specifieke regeling in Bijlage G.
3. Berekening compensatie In dit deel wordt meer in detail beschreven hoe de compensatie wordt berekend met in achtneming van de uitgangspunten geformuleerd in het algemene deel.
3.1
Beoordeling laatst verstrekte krediet
Er wordt uitsluitend gekeken naar het laatst verstrekte krediet binnen de kredietsoort. Als er verschillende soorten consumptief krediet zijn verstrekt, dan wordt met het bedrag en de datum van het laatst verstrekte consumptief krediet gerekend*. * Rekenvoorbeeld 2004 – DK van € 15.000 OK van € 3000 2007 – PL van € 5000 totaal consumptief obligo € 20.000
OK op basis van totaal obligo € 7000
Maximering: maximale grondslag voor rentevergoeding is het bedrag van de laatste verstrekking, in casu € 5000, ook al is de uitkomst van de berekening van de overkreditering € 7000.
Indien het laatste krediet heel gering is ten opzichte van de eerdere door DSB verstrekte kredieten en deze regel een onrechtvaardige uitkomst voor de klant geeft dan kan de klant bezwaar maken en wordt het dossier opnieuw beoordeeld volgens beleidslijn CBO-Consumptieve Limiet.
3.2
Ontdubbeling
Bij het berekenen van de overkreditering volgens de VFN worden de genormeerde maandlasten (2%) van eerdere consumptieve kredieten meegenomen in de berekening van de maximale leencapaciteit. Als in een eerder krediet van een consumptieve andere kredietsoort (2H of CK) sprake is van OK wordt twee keer rekening gehouden met die OK van het eerdere krediet. Ter voorkoming van dubbeltelling van het overgekrediteerde bedrag in de consumptieve berekening, wordt bij het latere krediet van de andere kredietsoort de genormeerde maandlasten (2%) van het overgekrediteerde bedrag uit de eerdere consumptieve berekening in mindering gebracht op de overige (financierings)lasten, omdat dat gedeelte van de (totale) consumptieve verstrekking al in die kredietsoort wordt gecompenseerd**. **Rekenvoorbeeld
11
2004 – 2H van € 40.000 OK van € 10.000 2007 – PL van € 25.000 OK van € 15.000 Ontdubbeling: genormeerde maandlasten verbonden aan OK van € 10.000 (2% = € 200), komen in mindering op de (genormeerde) overige (financierings)lasten per maand in de berekening van de overkreditering in 2007. OK in 2007: 2H uit 2004 telt mee in berekening voor € 600 ( = totale normatieve maandlasten – normatieve maandlasten van het overgekrediteerde bedrag = € 800 - € 200 = € 600)
3.3
OK verleden: Drempels, aflossing, restituties, compensaties
Als de klant niet voor 1 september 2011 heeft geklaagd of zich heeft aangesloten bij een BO, worden er drempels in mindering gebracht op VOK. Voor 1H een drempel van € 15.000, voor 2H een drempel van € 2.500 en voor CK een drempel van € 1.000. Aflossingen die tot en met 31 december 2010 zijn gedaan worden in mindering gebracht op de GOK. Omdat de kredietsoorten 2H en CK allebei consumptief zijn en volgens de afspraken met de BO’s apart worden berekend, worden de aflossingen binnen de kredietsoorten 2H en CK gealloceerd aan de kredietsoort met overkreditering ongeacht op welk krediet de aflossing daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Alle restituties - inclusief annulering bij aanvang - en afkoopsommen worden meegenomen in de berekening van GOK. Dit betreft ook de restitutie wegens beëindigde koopsommen/kapitaalpolissen die niet in mindering is gebracht op het krediet maar is uitgekeerd aan de klant. In de berekening van de Grondslag V , wordt op de kredieten met overkreditering op VOK in mindering gebracht de compensatie voor koopsompolissen exclusief rente, een en ander in de volgorde: consumptief krediet, tweede hypotheek, eerste hypotheek/combihypotheek. De aldus overblijvende overkreditering aan te duiden als: Grondslag V.
3.4
OK toekomst: Drempels, aflossing, restituties, compensaties
Voor het bepalen van TOK wordt uitgegaan van het laagste van de overkreditering op moment van aangaan en de overkreditering per 31 december 2010.Op het aldus berekende bedrag aan overkreditering worden naast de in paragraaf 3.3 genoemde correcties nog een aantal extra correcties toegepast, te weten: -
-
de compensatie voor Reaal beleggingsverzekeringen waarvoor geen rentevergoeding geldt (20% van de bruto provisie); de compensatie voor afgekochte beleggingsverzekeringen HWL; de compensatie voor overkreditering voor het verleden; de compensatie voor absoluut onmogelijke koopsompolissen; de compensatie voor rente en aflossing HWS contracten; na 31 december 2010 uitgevoerde compensaties, bijvoorbeeld uit coulance.
12
De aldus overblijvende overkreditering aan te duiden als: Grondslag T.
3.5
Allocatie
Omdat de kredietsoorten 2H en CK allebei consumptief zijn doch volgens het AoH apart worden berekend, worden de aflossingen binnen de kredietsoorten 2H en CK gealloceerd op de consumptieve kredieten met overkreditering ongeacht op welk krediet de aflossing daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Er wordt geen rekening gehouden met een eventueel verband tussen de compensatie en de kredieten waaraan de polissen waren gekoppeld. Nota Bene: Deze allocatie vindt plaats in het verleden, gebaseerd op saldi per 31 december 2010, en staat dus geheel los van het imputatierecht van de klant, op grond waarvan (na verrekening eventuele achterstanden) klant zelf de keuze heeft op welke kredieten hij het compensatiebedrag wil verrekenen.
13
Annex 1 bij Addendum Overkreditering Berekening van compensatie voor overkreditering in berekeningstool Onderstaande is de toelichting op de handmatige berekeningstool, met omschrijving van de invulvelden en berekeningen die in deze invulvelden worden gemaakt. Deze beschrijving is de praktische uitwerking van de uitgangspunten die in het Akkoord op Hoofdlijnen, de Annexen en het Addendum.
A1.
Vaststellen van overkreditering bij 1H/combi
Er is sprake van overkreditering als de verstrekte 1H/combi hoger is dan de maximale leencapaciteit volgens de GHF norm in het jaar van kredietverlening. 1H/combi > maximale leencapaciteit (annuïtenlening bij maximale financieringslast) = overkreditering; waarbij: maximale financieringslast = woonquote x inkomen Voor de berekening worden de variabelen als volgt bepaald: Inkomen Voor de berekening wordt uitgegaan van het bruto jaarinkomen van de klant/eerste contractant en van de tweede contractant* zoals blijkt uit de definitieve belastingaanslag van het jaar van kredietverlening en van het jaar 2010. * als contractanten na kredietverstrekking zijn gescheiden worden de bruto jaarinkomens van beide contractanten bij elkaar opgeteld.
De klant dient aan te tonen dat er in het bruto jaarinkomen variabele inkomsensbestanddelen zijn opgenomen die niet meegerekend moeten worden. Die variabele inkomsensbestanddelen staan beschreven in annex D van het AoH en bestaan onder meer uit: sociale en overige uitkeringen, inkomen uit freelance werk en werken op projectbasis, rente- en/of dividendinkomsten, winstuitkeringen die niet in de CAO zijn opgenomen en afhankelijk van de omzet zijn, provisies die niet vast of gebruikelijk zijn, overwerk dat niet vast of gebruikelijk is, lijfrente-uitkeringen die niet levenslang zijn. Voorzover de klant het aantoont wordt te betalen alimentatie aan de ex-partner in mindering gebracht op het bruto jaarinkomen, en beïnvloedt hiermee de hieronder beschreven woonquote. Woonquote De woonquote bestaat uit een percentage van het bruto jaarinkomen, jaarlijks vastgesteld door het NIBUD. De woonquotes worden gepubliceerd als bijlage bij de NHG normen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen personen tot 65 jaar en vanaf 65 jaar (www.nhg.nl, geldverstrekker, voorwaarden & normen, archief voorwaarden en normen). Voor de berekening van de overkreditering wordt uitgegaan van de woonquote voor personen tot 65 jaar en is gepubliceerd op DSBcompensatie.nl. De woonquote geeft aan dat de maandelijkse financieringslasten niet meer
14
mogen bedragen dan dat percentage. De woonquote hangt af van het bruto inkomen (in de betreffende tabellen worden inkomens genoemd, dit zijn bedragen vanaf) en de toetsrente. Op basis van het bruto jaarinkomen (bij partners: het bruto jaarinkomen van de meestverdienende partner) en de toetsrente (zie hierna) kan de woonquote worden bepaald. De toetsrente wordt vastgesteld op het moment van kredietverlening en wijzigt daarna niet meer voor het berekenen van de overkreditering op 31 december 2010 (of eerder als door de klant aangetoond). Er wordt wel gerekend met het bruto jaarinkomen op 31 december 2010, waardoor de daarbij behorende woonquote anders kan zijn dan op het moment van kredietverlening. Het woonquote percentage wordt vermenigvuldigd met het bruto jaarinkomen (bij partners: beide bruto jaarinkomens opgeteld) op het moment van kredietverlening en het bruto jaarinkomen op 31 december 2010 (of door de klant aangetoonde eerdere jaar van overkreditering).
A1.2
Toetsrente
Aan de hand van de rentevast periode en de datum van kredietverlening wordt de toetsrente vastgesteld. Voor de jaren 2000 tot en met 2006 wordt een toetsrente van 6% gebruikt als de rentevast periode 5 jaar of korter is. Voor de jaren 2007 en volgende wordt de in de tabel hieronder genoemde GHF toetsrente gebruikt als de rentevast periode korter is dan 10 jaar (www.nvb.nl). In alle overige gevallen wordt de contractuele rente gebruikt. Voor de berekening geldt de toetsrente op het moment van kredietverlening, zowel voor het vaststellen van overkreditering ten tijde van kredietverlening als op 31 december 2010 (of het laatste jaar dan door klant is aangetoond). Jaar
Kwartaal 2007
2008
2009
A1.3
Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4
Begin
Einde 1-1-2007 1-4-2007 1-7-2007 1-10-2007 1-1-2008 1-4-2008 1-7-2008 1-10-2008 1-1-2009 1-4-2009 1-7-2009 1-10-2009
31-3-2007 30-6-2007 30-9-2007 31-12-2007 31-3-2008 30-6-2008 30-9-2008 31-12-2008 31-3-2009 30-6-2009 30-9-2009 31-12-2009
Geldende GHF toetsrente 4,90% 4,90% 5,30% 5,30% 5,30% 5,30% 5,60% 5,60% 5,60% 5,60% 5,80% 5,80%
Maximale financieringslast – bijzondere lasten
Bij het vaststellen van de maximale maandelijkse financieringslast wordt ook rekening gehouden met eventuele bijzondere vaste maandlasten, voorzover de klant die lasten heeft aangetoond en mits deze ten tijde van het afsluiten van het krediet kenbaar zijn gemaakt aan DSB Bank. In een formule: (bruto-jaarinkomen {als tweeverdieners: beide inkomens} x woonquote) - bijzondere vaste lasten = maximale maandelijkse financieringslast
15
De volgende door de klant aangetoonde bijzondere vaste lasten worden meegenomen in de berekening : woongerelateerde lasten zoals partneralimentatie, erfpacht en premies aflossingsverzekeringen en overlijdensrisicoverzekeringen*, financieringslasten van elders lopende leningen**, afwijkend hoge ziektekosten (m.i.v. de loop van 2009), afwijkend hoge premies pensioenverzekeringen (m.i.v. de loop van 2009), afwijkend hoge zorgkosten, afwijkend hoge service kosten***, belastingschulden. *
Premies aflossingsverzekeringen en overlijdensrisicoverzekeringen worden meegenomen voorzover deze hoger zijn dan de aflossingscomponent van de annuïteitenhypotheek en deze verpand zijn. Er wordt gerekend met een standaard aflossingscomponent van 1,2% van de lening per jaar (0,1% per maand). ** Financieringslasten van elders lopende leningen worden als volgt berekend: op basis van annuïteiten als het een 2H betreft en voor andere leningen de werkelijke last. *** Er is sprake van afwijkend hoge service kosten als bijvoorbeeld bij een VVE de opgebouwde reserve onvoldoende is voor verbouwingen/aanpassingen.
Aan de hand van de maximale maandelijkse financieringslast kan de maximale leencapaciteit uitgerekend worden. Aangezien partneralimentatie, erfpacht en afwijkend hoge ziektekosten zijn inbegrepen in het bruto jaarinkomen dat is vermeld op de belastingaanslag, behoven deze vaste lasten niet apart te worden aangetoond.
A1.4 Maximale leencapaciteit – annuïteit Op grond van de maximale financieringslast per maand wordt de maximale leencapaciteit berekend, als volgt: maximale leencapaciteit = de hoofdsom van een annuïteitenlening, met een looptijd van 360 maanden waarbij de maandtermijn op basis van de toepasselijke toetsrente gelijk is aan de maximale financieringslast per maand****. **** Te berekenen met de volgende formule: maximale financieringslast per maand x annuïteitenfactor. Annuïteitenfactor = (1-(1/(1+i)^N))/i i = jaarlijkse toetsrente/1200; N = aantal termijnen (360); ^ = verheffen tot de macht Een voorbeeld: toetsrente is 6%, dan i = 6/1200=0,005 Annuïteitenfactor = (1-(1/(1+0,005)^360))/0,005= 166,7916 Maximale financieringslast per maand = 1.000 euro, dan is maximale leencapaciteit 1.000 x 166,7916 = 166.791,60 euro.
A1.5 Verstrekte lening Zowel bij het berekenen van de overkreditering op het moment van kredietverstrekking als op 31 december 2010 wordt uitgegaan van de oorspronkelijke kredietlimiet op het moment van verstrekking*. *
Aflossingen die in de tussentijd zijn gedaan komen in mindering nadat de gemiddelde overkreditering is uitgerekend.
16
A2 Vaststellen van overkreditering consumptief (2H en CK)
Er is sprake van overkreditering als de verstrekte 2H of CK* 50 keer hoger is dan de leencapaciteit van de klant volgens de VFN norm van het betreffende jaar. *
Zowel 2H als CK worden beschouwd als consumptief krediet maar afgesproken is dat 2H een andere kredietsoort is dan CK. De overkreditering dient voor 2H en CK apart berekend te worden per laatste kredietmoment.
2H of CK > leencapaciteit x 50 = overkreditering Leencapaciteit = netto maandinkomen – vaste lasten – leefnorm Voor de berekening worden de variabelen als hierna in A2 bepaald.
A2.1 Netto maandinkomen Het netto maandinkomen wordt bepaald door de navolgende berekening toe te passen op het bruto jaarinkomen van contractant(en) zoals dat blijkt uit de definitieve belastingaanslag. Let op: omdat 2H en CK waarschijnlijk in verschillende jaren zijn verstrekt kan het netto maandinkomen bij 2H anders zijn dan bij CK. Belastbaar inkomen uit werk en woning -/- Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen : 12 En voor consumptieve leningen afgesloten na 1 juni 2008 Belastbaar inkomen uit werk en woning -/- Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen : 12.96
A2.2 Vaste lasten De maandelijkse vaste lasten bestaan uit de werkelijke woonlasten**, de financieringslasten van eerder bij DSB Bank afgesloten lopende tweede hypotheken en andere consumptieve kredieten*** en andere bijzondere vaste lasten voorzover aangetoond door de klant en opgenomen in bijlage 2 bij annex D van het AoH, zoals partneralimentatie en financieringslasten voor elders lopende consumptieve kredieten. ** Omdat bij de VFN gedragscode van de jaren tot en met 2006 bij de leefnorm uitgegaan wordt van de bijstandsnorm inclusief een normhuur, dient het bedrag van de normhuur van de bijstandsnorm afgetrokken te worden. Anders wordt er twee keer rekening gehouden met woonlasten. Bij de VFN gedragscode van de jaren 2007, 2008 en 2009 is de norm woonlast niet opgenomen in de basisnorm.
17
Bij een koopwoning wordt gerekend met de netto hypotheeklast. De netto hypotheeklast wordt berekend door op de bruto hypotheeklast (rente en aflossing) het belastingvoordeel in mindering te brengen. Het belastingvoordeel is het belastingpercentage uit de omrekentabel maal de aftrekbare kosten eigen woning nadat de huurwaarde hierop in mindering is gebracht. Zowel de aftrekbare kosten eigen woning als de huurwaarde blijkt uit de definitieve aanslag. *** Lopende financieringslasten moeten worden gesteld op 2% van de kredietsom (aflopend krediet) of de kredietlimiet (doorlopend krediet). Omdat bij het bepalen van het vrij besteedbare maandbedrag rekening wordt gehouden met de vaste lasten van het eerdere krediet dat bij de andere kredietsoort 2H of CK al wordt gecompenseerd moet er ontdubbeld worden. Hiertoe wordt 2% van de al gecompenseerde overkreditering van de andere kredietsoort in mindering gebracht op de financieringslasten om overkreditering van het latere krediet te bepalen. Rekenvoorbeeld 2004 – 2H van € 40.000, overkreditering van € 10.000 2007 – PL van € 25.000, overkreditering van € 15.000 Ontdubbeling: genormeerde maandlasten verbonden aan overkreditering van € 10.000 (2% = € 200), komen in mindering op de (genormeerde) overige (financierings)lasten per maand (2% van € 40.000 = € 800) in de berekening van de overkreditering in 2007 Overkreditering in 2007: 2H uit 2004 telt mee in berekening voor € 600 ( = totale normatieve maandlasten – normatieve maandlasten van het overgekrediteerde bedrag = € 800 - € 200 = € 600)
A2.3
Leefnorm
De VFN gedragscode schrijft voor dat het bedrag dat een huishouden nodig heeft om in het levensonderhoud te kunnen voorzien vrij beschikbaar moet zijn (hierna: leefnorm). Deze leefnorm wordt ieder jaar per gezinssituatie* vastgesteld. Voor het berekenen van overkreditering dient de VFN gedragscode van het jaar van kredietverlening (per laatste kredietverstrekking per kredietsoort) toegepast te worden. De daarbij behorende leefnormen zijn gepubliceerd op DSBcompensatie.nl. Aangenomen is dat klanten niet ouder zijn dan 65 jaar, op het moment van aangaan van de lening. * Er zijn 4 categorieën: alleenstaand zonder kind(eren), alleenstaand met kind(eren), twee volwassenen zonder kind(eren), twee volwassenen met kind(eren). Klant moet per kredietmoment aangeven wat zijn gezinssamenstelling is.
A2.4
Leencapaciteit
Het netto maandinkomen dat overblijft na aftrek van de maandelijkse vaste lasten en de leefnorm is vrij besteedbaar en beschikbaar voor krediet.
A2.5
Overkreditering
De leencapaciteit (het vrij besteedbare maandbedrag) x 50 is wat er maximaal aan krediet verleend mag worden. Als de 2H of CK boven het maximale krediet uitkomt is sprake van overkreditering.
18
Zowel bij het berekenen van de overkreditering op het moment van kredietverstrekking als op 31 december 2010 wordt uitgegaan van de oorspronkelijke kredietlimiet op het moment van verstrekking**. ** Aflossingen die in de tussentijd tot en met 31 december 2010 zijn gedaan komen in mindering nadat de gemiddelde overkreditering is uitgerekend.
A3 Berekenen van de compensatie wegens overkreditering 1H/combi, 2H, CK
Nadat voor iedere kredietsoort de overkreditering op moment van kredietverstrekking en op 31 december 2010 (of het laatste jaar dat door klant is aangetoond) is bepaald, kan de compensatie berekend worden. De compensatie bestaat uit een rentevergoeding van 5% bij 1H/combi, van 6% bij 2H en van 9% bij CK over de in aanmerking te nemen Netto Overkreditering Verleden, zolang de overkreditering heeft geduurd tot 31 december 2010, en een zelfde rentevergoeding over de Netto Overkreditering Toekomst voor de duur van de theoretische looptijd van het krediet, met een maximum van 5 jaar te rekenen vanaf 1 januari 2011.
A3.1 Overkreditering in het verleden De overkreditering op moment van verstrekking en op 31 december 2010 (of eerder als door klant aangetoond) worden bij elkaar opgeteld en door 2 gedeeld zodat een gemiddelde overkreditering (“VOK”) ontstaat. De overkreditering op moment van verstrekking is de maximale overkreditering waarmee wordt rekening gehouden. Als derhalve de overkreditering op 31 december 2010 hoger is dan de overkreditering op moment van verstrekking, dan wordt uitgegaan van de overkreditering op moment van verstrekking. Als de overkreditering op 31 december 2010 lager was dan op moment van kredietverlening dan geldt het gemiddelde bedrag. De overkreditering op een consumptief krediet is gelimiteerd tot het bedrag van de verstrekking op het laatste kredietmoment van die kredietsoort. De Grondslag V wordt berekend door op de gemiddelde overkreditering in mindering te brengen: - de drempel per kredietsoort – voor klanten die zich niet voor 19 september 2011 bij DSB Bank of een BO hebben gemeld - de aflossingen (verschil tussen oorspronkelijke limiet en saldo per 31 december 2010), bij een negatieve uitkomst overkreditering in een kredietsoort, wordt geschoven binnen 2H en CK*; - de premierestituties en afkoopwaarden die niet in het krediet zijn gestort maar zijn overgemaakt naar de bankrekening van de klant (en niet in mindering zijn gebracht op het saldo), gealloceerd in de volgorde CK, 2H, 1H; - de compensatie voor koopsompolissen exclusief rente, gealloceerd in de volgorde CK, 2H, 1H**.
19
*
Als de aflossingen de overkreditering bij 2H of CK hoger zijn, worden de aflossingen doorgeschoven naar de andere kredietsoort CK of 2H en op de overkreditering op dat krediet in mindering gebracht.
** In de compensatieregeling wordt geen verband gelegd tussen de compensatie van de polissen en de kredieten waaraan de polissen zijn gekoppeld. De toerekening van de poliscompensatie geschiedt in de volgorde CK-2H-1H, totdat de compensatie wegens overkreditering volledig is verrekend.
Als de Grondslag V nihil of negatief is dan heeft de klant geen recht op compensatie wegens overkreditering voor het verleden of de toekomst.
A3.2
Overkreditering toekomst
De klant wordt ook gecompenseerd voor toekomstige overkreditering. Dat wil zeggen voor de resterende looptijd van het krediet na 31 december 2010, waarbij een maximum van 5 jaar wordt gehanteerd. Bij berekening van de Grondslag T wordt uitgegaan van het laagste van de overkreditering op moment van aangaan en de overkreditering per 31 december 2010 waarop in mindering komt: - de drempel per kredietsoort – voor klanten die zich niet voor 19 september 2011 bij DSB Bank of een BO hebben gemeld; - de aflossingen (verschil tussen oorspronkelijke limiet en saldo per 31 december 2010), bij een negatieve uitkomst OK, verschoven binnen 2H en CK; - de premierestituties en afkoopwaarden in handen (niet in mindering zijn gebracht op het saldo); - de compensatie voor koopsompolissen exclusief rente, gealloceerd in de volgorde CK, 2H, 1H; - de compensatie voor Reaal beleggingsverzekeringen zonder rente, gealloceerd in de volgorde CK, 2H, 1H; - de compensatie voor afgekochte HWL beleggingsverzekeringen zonder rente, gealloceerd in de volgorde CK, 2H, 1H; - de compensatie voor rente en aflossingen op een HWS restschuld, gealloceerd in de volgorde CK, 2H, 1H; - de compensatie voor overkreditering voor het verleden, gealloceerd in de volgorde CK, 2H, 1H; - de compensatie voor absoluut onmogelijke dekking bij koopsompolis zonder rente, gealloceerd in de volgorde CK, 2H, 1H; - andere toegekende compensatiebedragen na 31 december 2010 (bijvoorbeeld uit coulance). Als de Grondslag T nihil of negatief is dan heeft de klant geen recht op compensatie wegens overkreditering voor de toekomst.
20
Annex 2 bij Addendum Overkreditering
Brief opvragen klantgegevens nodig voor de berekening van de overkreditering
Naam Contractant 1 Naam Contractant 2 Adres en huisnummer Postcode XX PLAATS
onze referentie: [Pallas nummer] betreft: verzoek aanleveren gegevens overkreditering datum: [datum invullen]
Geachte [heer/mevrouw [Naam Contractant 1/Contractant 2], U heeft zich aangemeld voor een beoordeling voor overkreditering volgens de compensatieregeling. In deze brief informeren wij u over de gegevens die wij voor deze beoordeling nodig hebben. In bijgaande brochure vindt u een toelichting. Mocht u met een andere contractant ook een kredietovereenkomst bij DSB Bank hebben afgesloten, bijvoorbeeld met een ex-partner, ontvangt u een aparte brief om informatie aan te leveren. Het is belangrijk dat u per ontvangen brief de gevraagde informatie aanlevert. Pas dan kan uw volledige compensatie voor overkreditering worden vastgesteld. Uitgangspunten compensatie Overkreditering wordt per kredietsoort berekend. Er zijn in de compensatieregeling drie kredietsoorten bepaald: •
eerste hypotheek of combihypotheek (eerste en tweede hypotheek binnen 6 maanden van elkaar afgesloten),
•
tweede hypotheek (een tweede hypotheek die 6 maanden of langer voor of na een eerste hypotheek of zonder een eerste hypotheek bij DSB Bank is gesloten), en
•
consumptief krediet (waaronder persoonlijke lening, doorlopend krediet, premiekrediet, rentekrediet).
21
Het inkomen is het uitgangspunt voor het bepalen van overkreditering. Overkreditering op de waarde van het onderpand (de waarde van de woning) wordt niet vergoed. In de compensatieregeling is afgesproken dat de compensatie voor overkreditering nooit hoger zal zijn dan het bedrag van het uitstaand kredietsaldo bij DSB Bank. Leningen die zijn ingelost zijn van de regeling uitgesloten. Voor een meer uitgebreide toelichting verwijzen wij u naar bijgaande brochure en de website: www.dsbcompensatie.nl. Noodzakelijke gegevens Wij verzoeken u in ieder geval de volgende gegevens aan te leveren: • een kopie van alle pagina’s van de definitieve aanslag inkomstenbelasting van u [beide contractanten] over [de jaren: -
[oudste jaar van laatste verstrekking1H, 2H, CK],
-
[opvolgende jaar van laatste verstrekking 1H, 2H, CK],
-
[opvolgende jaar van laatste verstrekking 1H, 2H, CK]],
-
jaar 2010.
Mocht u deze aanslagen niet (meer) hebben, kunt u een kopie opvragen bij de Belastingtelefoon, op telefoonnummer 0800-0543. In de brochure en op de website www.dsbcompensatie.nl vindt u informatie over de gegevens die u moet aanleveren voor het geval u geen belastingaangifte doet. [Indien lopende 2H en/of lopend CK] • uw gezinssamenstelling op het moment van de laatste door u afgesloten tweede hypotheek en/of het laatste door u afgesloten consumptief krediet. Wij verzoeken u hiervoor de bijlage ”gezinssamenstelling” in te vullen en mee terug te sturen. Aanvullende Aanvullende gegevens Om de compensatiebepaling zoveel mogelijk te laten aansluiten op uw situatie kunt u aanvullende gegevens aanleveren. Aanvullende gegevens worden alleen in de berekening van overkreditering meegenomen als deze bij DSB Bank bekend waren op het moment van kredietverlening. Indien 2H en/of CK Woonlasten Om de overkreditering bij een tweede hypotheek of een consumptief krediet te bepalen wordt rekening gehouden met woonlasten. U kunt informatie over uw werkelijke woonlasten aanleveren (zie hieronder). Indien dit niet mogelijk is zullen we rekening houden met zogenaamde standaard waarden. Bij een koopwoning wordt voor de periode van datum kredietverstrekking tot 24 maart 2004 uitgegaan van rentelasten van 6% per jaar en vanaf 24 maart 2004 van 5% per jaar en aflossingslasten van 1 promille van de hypotheek per maand
22
(bijvoorbeeld bij een hypotheek van € 150.000 wordt uitgegaan van een aflossing van € 150 per maand). Bij een huurwoning wordt uitgegaan van een huurlast van € 350 per maand. Voor het verwerken van uw werkelijke woonlasten hoeft u niet de rente en aflossingsgegevens van kredieten die u bij DSB Bank heeft afgesloten aan te leveren. Deze zijn bij ons bekend. Wij verzoeken u wel de volgende gegevens over uw werkelijke woonlasten aan te leveren: bij koopwoning: indien u uw eerste hypotheek niet bij DSB bank heeft afgesloten: kopieën van de aflossingsverplichtingen of premies voor aflossings- en overlijdensrisicoverzekeringen die zijn verbonden aan de eerste hypotheek in [jaar 2H of CK of de jaren 2H en CK]. Indien CK bij huurwoning: (i) een kopie van de huurovereenkomst; en (ii) kopieën van de drie bankafschriften direct voorafgaand aan [datum CK]. Hieruit moeten uw huurbetalingen en eventuele huurtoeslag blijken. Variabele inkomensbestanddelen en overige bijzondere vaste lasten Indien u van mening bent dat u op het moment van kredietverlening variabele inkomensbestanddelen, zoals ploegentoeslag of overwerk had waar wij geen rekening mee moeten houden kunt u die gegevens aantonen. Het is ook mogelijk dat u bijzondere vaste lasten had waar wij juist wel rekening mee moeten houden. In de brochure zijn voorbeelden opgenomen van mogelijke variabele inkomensbestanddelen en bijzondere vaste lasten. Sommige bijzondere vaste lasten als erfpachtlasten en partneralimentatie blijken uit de belastingaanslag en hoeft u dus niet meer aan te tonen. Bijzondere vaste lasten als afwijkend hoge service kosten of betalingsregelingen met de belastingdienst voor belastingschulden, moet u wel aantonen. Deze gegevens zijn niet in de belastingaanslag verwerkt. Insturen aanvullende gegevens Aanvullende gegevens kunt u het beste in één keer aanleveren. Het is niet de bedoeling om in een later stadium nieuwe gegevens alsnog in te dienen met het verzoek deze gegevens in een herberekening te betrekken. Dat kan tot enkele maanden vertraging leiden. Mocht blijken dat niet alle noodzakelijke gegevens volledig zijn ontvangen, dan kan geen berekening van uw compensatie worden uitgevoerd. U wordt daarover per brief geïnformeerd. U kunt dan alsnog de ontbrekende noodzakelijke gegevens opsturen, maar dat leidt wel tot vertraging. Checklist
23
Als bijlage bij deze brief is een checklist opgenomen met een overzicht van de gegevens die u in ieder geval moet aanleveren. Daarnaast kunt u in de checklist aangeven welke aanvullende gegevens u meestuurt. Wij verzoeken u de checklist in de antwoordenvelop ingevuld mee terug te sturen. Termijn Graag ontvangen wij uw gegevens en de checklist binnen twee maanden na de datum van deze brief. U kunt hiervoor bijgevoegde antwoordenvelop gebruiken. Als wij binnen deze termijn niets van u ontvangen, gaan wij ervan uit dat u afziet van het verzoek om beoordeling voor overkreditering. Wanneer wij de stukken na deze termijn ontvangen, vervalt daarmee uw recht op compensatie niet, maar het leidt tot vertraagde afhandeling. Wij zullen ongeveer 10 dagen na de dagtekening van deze brief telefonisch contact met u opnemen om te informeren of u de brief in goede orde heeft ontvangen. Ook nadien kunt u nog gebeld worden over de te verstrekken gegevens. Mocht u vragen hebben over deze brief, kunt u contact opnemen via telefoonnummer 088372 66 66. Met vriendelijke groet, namens curatoren, DSB Bank N.V. in faillissement
24
CHECKLIST: noodzakelijke noodzakelijke en aanvullende gegevens Wij verzoeken u hieronder aan te kruisen welke gegevens u terug stuurt. Om een beoordeling van uw situatie voor overkreditering te kunnen uitvoeren is het in ieder geval van belang dat u de gegevens onder “noodzakelijke gegevens” meestuurt. Noodzakelijke gegevens
definitieve belastingaanslag [jaar] van [naam contractant 1] definitieve belastingaanslag [jaar] van [naam contractant 2] definitieve belastingaanslag [jaar] van [naam contractant 1] definitieve belastingaanslag [jaar] van [naam contractant 2] definitieve belastingaanslag [jaar] van [naam contractant 1] definitieve belastingaanslag [jaar] van [naam contractant 2] definitieve belastingaanslag 2010 van [naam contractant 1] definitieve belastingaanslag 2010 van [naam contractant 2]
[als 2H en/of CK: regels in groen]
ingevulde bijlage “gezinssamenstelling”
[Aanvullende gegevens]
indien van toepassing, een kopie van de polis van verpande aflossings- en overlijdensrisicoverzekeringen verbonden aan de eerste hypotheek die niet is afgesloten bij DSB Bank en lopend in [jaar laatste 2H en/of jaar laatste CK]
indien van toepassing variabele inkomsten als ploegentoeslag, overwerk etc. in [jaar laatste 2H en/of jaar laatste CK]
indien van toepassing een betalingsregeling met de belastingdienst i.v.m. een belastingschuld in [jaar laatste 2H en/of jaar laatste CK, 2010]
indien van toepassing afwijkend hoge servicekosten in [jaar laatste 2H en/of jaar laatste CK]
overige:___________________________________________________________________
overige:___________________________________________________________________
indien CK
25
indien van toepassing, kopieën van de drie bankafschriften voorafgaand aan [datum CK]. Hieruit moeten uw huurbetalingen en eventuele huurtoeslag blijken.
NB Het is van belang dat u de checklist ingevuld meestuurt in de antwoordenvelop.
[als 2H en/of CK] BIJLAGE: gezinssamenstelling Laatst verstrekte tweede hypotheek van contractant(en) [Naam Contractant 1 en Naam Naam Contractant 2] De gezinssamenstelling op het moment van het afsluiten van de [Contract] met nummer [contractnummer] en met ingangsdatum [ingangsdatum] was:
gezin met inwonende kinderen tot 18 jaar
gezin zonder inwonende kinderen tot 18 jaar alleenstaand met inwonende kinderen tot 18 jaar
alleenstaand zonder inwonende kinderen tot 18 jaar
Laatst verstrekt consumptief krediet van contractant(en) [Naam Contractant 1 en Naam Contractant 2] De gezinssamenstelling op het moment van het afsluiten van het [Contract] met nummer [contractnummer] en met ingangsdatum [ingangsdatum] was:
gezin met inwonende kinderen tot 18 jaar
gezin zonder inwonende kinderen tot 18 jaar alleenstaand met inwonende kinderen tot 18 jaar
alleenstaand zonder inwonende kinderen tot 18 jaar
NB Het is van belang dat u deze bijlage ingevuld meestuurt in de antwoordenvelop.
26
Annex 3 bij Addendum Overkreditering
Toetsrente periode 2000 – 2006 obv berekeningsmethodiek toetsrente GHF 2007 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
5.9% 5.9% 5.1% 4.1% 4.2% 3.8% 4.1%
27
De DSB Compensatieregeling
Deze brochure bevat een toelichting op de informatie die nodig is voor de berekening van de compensatie bij overkreditering.
INHOUDSOPGAVE Inleiding
4
De overkreditering in het kort
5
Welke informatie is nodig? Noodzakelijke gegevens Aanvullende gegevens
6
Hoe verder?
11
Vragen
11
Disclaimer
11
8
Disclaimer Het Akkoord op Hoofdlijnen omvat de compensatieregeling tussen de curatoren en een aantal belangenorganisaties en rechtsbijstandsorganisaties. De rechten en verplichtingen van partijen zijn dan ook in het Akkoord op Hoofdlijnen opgenomen. Het volledige Akkoord op Hoofdlijnen en daarbij behorende uitvoeringsregelingen kunt u vinden op www.dsbcompensatie.nl De tekst in deze brochure is een verkorte en vereenvoudigde versie van de gemaakte afspraken over de berekening van de overkreditering in het Akkoord en het Addendum Overkreditering. De inhoud van de brochure is met zorg samengesteld, maar voor de juistheid en de volledigheid kan niet worden ingestaan. Aan de informatie kunt u daarom geen rechten ontlenen. -3-
INLEIDING In september 2011 is met de belangenorganisaties en een aantal rechtsbijstandorganisaties overeenstemming bereikt over een compensatieregeling, die is vastgelegd in het Akkoord op Hoofdlijnen (“Akkoord”). In het Akkoord is (onder andere) een compensatieregeling voor drie onderdelen opgenomen:
(i) gebreken in koopsompolissen, beleggingsverzekeringen en effectenbeleningsovereenkomsten (HWS) (dit noemen we “poliscompensatie”),
(ii) overkreditering en
(iii) onmogelijke dekking van koopsompolissen.
U heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor een compensatie voor overkreditering. Een verzoek om beoordeling voor compensatie voor overkreditering kan langs de volgende wegen zijn ingediend:
(i) bij de eerder aan u toegezonden brief over de uitkomst beoordeling poliscompensatie of
(ii) via de website www.dsbcompensatie.nl.
Om te kunnen beoordelen of u in aanmerking komt voor compensatie voor overkreditering, hebben wij gegevens van u nodig. In de brief “verzoek aanleveren gegevens overkreditering” van DSB Bank is een overzicht van gegevens opgenomen die wij nodig hebben voor de berekening van de compensatie voor overkreditering. In deze brochure informeren wij u over welke gegevens u hiervoor moet aanleveren.
-4-
DE OVERKREDITERING IN HET KORT Van overkreditering is sprake als aan u meer krediet is verleend dan op grond van de in de bankensector gebruikelijke normen maximaal verleend had mogen worden. Compensatie heeft uitsluitend betrekking op het bovenmatige deel van het aan u verleende krediet. Kredietsoorten Overkreditering wordt per kredietsoort berekend. De compensatieregeling onderscheidt drie kredietsoorten: 1. eerste hypotheek of combihypotheek (eerste en tweede hypotheek binnen 6 maanden van elkaar afgesloten) 2. tweede hypotheek 3. consumptief krediet (waaronder persoonlijke lening, doorlopend krediet, premiekrediet, rentekrediet). Per kredietsoort wordt alleen het laatst verleende, nog lopende krediet beoordeeld of er sprake is van overkreditering. Ingeloste of overgesloten kredieten worden niet beoordeeld. GHF en VFN normen De gebruikelijke normen voor een eerste hypotheek of combihypotheek zijn vastgelegd in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF). Voor een tweede hypotheek en een consumptief krediet zijn de normen opgenomen in de gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN). Het uitgangspunt voor het bepalen van het maximaal te verlenen krediet volgens de GHF- en VFN-normen is het inkomen van de contractant(en). Daarnaast wordt er bij de VFN-normen ook rekening gehouden met gezinssamenstelling en woonlasten. De GHF- en VFN-normen zijn terug te vinden op de website www.dsbcompensatie.nl. Voor de bepaling van overkreditering bij een hypothecaire lening is de waarde van het onderpand (de waarde van het huis) niet van belang. Voor het recht op compensatie is alleen de verhouding tussen de hoogte van het krediet en het inkomen (van de contractant(en)) van belang.
-5-
WELKE INFORMATIE IS NODIG? Om de overkreditering te kunnen beoordelen hebben wij informatie over uw situatie nodig. Hierna wordt per kredietsoort toegelicht om welke informatie het gaat en waarom we die nodig hebben. Om de compensatie voor overkreditering te kunnen berekenen hebben wij in ieder geval de volgende noodzakelijke gegevens nodig: • •
inkomensgegevens; en informatie over uw gezinssamenstelling (bij tweede hypotheek en/of consumptieve kredieten)
In het geval u de kredieten gezamenlijk met uw (ex-)partner heeft afgesloten verzoeken wij u ook de inkomensgegevens van uw (ex-)partner aan te leveren. Zonder de gevraagde gegevens van uw (ex-)partner kan de compensatie niet worden berekend. Zodra u de noodzakelijke gegevens heeft opgestuurd, wordt uw compensatie voor overkreditering berekend. Daarnaast kunt u aanvullende gegevens aanleveren om de berekening van uw compensatie beter aan te laten sluiten op uw persoonlijke situatie. Wij verzoeken u de noodzakelijke en aanvullende gegevens in één keer op te sturen. Eerst volgt een toelichting op de noodzakelijke gegevens en daarna op de aanvullende gegevens.
NOODZAKELIJKE GEGEVENS Inkomensgegevens Volgens de normen voor kredietverlening (de GHF normen bij eerste hypotheek en de VFN normen bij tweede hypotheek en consumptief krediet) wordt, als u de kredieten met uw partner heeft afgesloten, de overkreditering bepaald aan de hand van uw inkomen en het inkomen van uw (ex-)partner. Bij de berekening van de compensatie voor overkreditering worden de inkomsten in het jaar van kredietverlening en in het jaar 2010 meegenomen. Het inkomen in 2010 is in de berekening meegenomen omdat het mogelijk is dat uw inkomen na het verlenen van het krediet zich zodanig heeft ontwikkeld dat uw financieringslasten van het krediet binnen de normen voor kredietverlening vallen. Het jaar 2010 is in het Akkoord opgenomen omdat het jaar 2010 zeer waarschijnlijk het meest recente jaar is, waarover de fiscale gegevens bekend zijn. Dit is zo afgesproken in het Akkoord op Hoofdlijnen.
-6-
Omdat per kredietsoort van het laatst afgesloten krediet een berekening van de compensatie wordt gemaakt is het mogelijk dat u uw inkomensgegevens over meerdere jaren moet aanleveren. Ter illustratie een voorbeeld:
U heeft de volgende kredieten afgesloten: • een eerste hypotheek afgesloten in 2004; • een tweede hypotheek afgesloten in 2006; • een consumptief krediet afgesloten in 2007; en • een consumptief krediet afgesloten in 2008
U moet in dat geval gegevens aanleveren voor de jaren (i) 2004 (eerste hypotheek), (ii) 2006 (tweede hypotheek), (iii) 2008 (consumptief krediet) en (iv) 2010. Over het jaar 2007, waarin het eerste consumptief krediet is afgesloten hoeft u geen gegevens aan te leveren, omdat alleen het laatst afgesloten consumptief krediet in 2008 in de berekening compensatie voor overkreditering wordt meegenomen. Voor het aantonen van uw inkomen over de betreffende jaren moet u de definitieve aanslag inkomstenbelasting toesturen. Als u niet meer over de aanslag beschikt dan kunt u deze opvragen bij de Belastingtelefoon, telefoonnummer 0800-0543. Doet u geen belastingaangifte? Het kan zijn dat u geen belastingaangifte doet, bijvoorbeeld omdat de loonheffing gelijk is aan de eindheffing voor de inkomstenbelasting. In dat geval kunt u de jaaropgaaf van uw werkgever waaruit uw inkomsten uit dienstbetrekking(en) blijken en een inkomensverklaring toezenden. Een inkomensverklaring wordt ook wel ‘IB60-verklaring’ genoemd en deze kunt u opvragen bij de Belastingtelefoon, telefoonnummer 0800-0543. Uit de jaaropgaaf van uw werkgever blijkt het bruto loon. Een inkomensverklaring vermeldt het totaalbedrag van uw belastbare inkomsten. Gezinssamenstelling Informatie over uw gezinssamenstelling is nodig indien u een tweede hypotheek en/of een consumptief krediet heeft afgesloten. Bij de berekening van de overkreditering volgens de VFN normen is de gezinssamenstelling van belang. Voor ieder type gezinssamenstelling is een bedrag vastgesteld dat (minimaal) nodig is om in het levensonderhoud te kunnen voorzien en dat niet aangetast mag worden door financieringslasten. Als u zowel een tweede hypotheek als een consumptief krediet heeft afgesloten, verzoeken wij u hiervoor per datum waarop de kredieten zijn afgesloten de gegevens aan te leveren. Dus bijvoorbeeld in geval u een tweede hypotheek heeft afgesloten op 1 juli 2006 en vervolgens een persoonlijk krediet op 1 september 2008, dan dient u uw gezinssamenstelling per 1 juli 2006 en per 1 september 2008 aan te geven. U hoeft geen gegevens over uw gezinssituatie op 31 december 2010 aan te leveren. Wijzigingen in gezinssamenstelling na datum kredietverlening hebben geen invloed op de compensatie.
-7-
AANVULLENDE GEGEVENS De aanvullende gegevens zijn te verdelen in (i) woonlasten en (ii) variabele inkomsten en/of bijzondere vaste lasten. Woonlasten In de berekening van overkreditering voor een tweede hypotheek en/of een consumptief krediet wordt rekening gehouden met uw woonlasten. De hoogte van uw woonlasten beïnvloeden namelijk de ruimte die u volgens de VFN-normen over heeft voor financieringslasten van een tweede hypotheek en/of een consumptief krediet. Als u de woonlasten niet aanlevert, gaan wij uit van de standaard waarden die onder de kopjes ’woonlasten bij eigen huis’ en ’woonlasten huurwoning’ zijn opgenomen. Woonlasten bij eigen huis Als uw eerste hypotheek bij DSB Bank loopt, zijn uw rente- en aflossingslasten bekend en hoeft u die niet meer aan te tonen. Als uw eerste hypotheek niet bij DSB Bank loopt maar bij een andere instelling hebben wij de rente- en aflossingslasten van die eerste hypotheek van u nodig, over het jaar waarin dat krediet werd afgesloten. U kunt deze lasten aantonen met een jaaroverzicht van de financiële instelling waaruit de rentelasten en de schuld blijken en met een kopie van de polissen van aflossings- en overlijdensrisicoverzekeringen die verpand zijn in verband met uw eerste hypotheek. Ingeval u geen gegevens kunt aanleveren, gaan wij uit van de volgende lasten: (i) jaarlijkse rentelasten van 6%, voor de periode van datum kredietverlening tot 24 maart 2004 of 5% vanaf 24 maart 2004 en (ii) aflossingslasten van 1 promille van de hypotheek per maand (bijvoorbeeld bij een hypotheek van € 150.000 wordt uitgegaan van een aflossing van € 150 per maand). Woonlasten huurwoning Als u een huurwoning heeft, verzoeken wij u de huurlasten op te geven in het jaar van het aangaan van het krediet. Als u niets aanlevert gaan wij uit van een maandelijkse huurlast van € 350,--. Uw huurlasten kunt u aantonen door het meesturen van zowel uw huurovereenkomst als ook kopieën van drie bankafschriften waaruit uw huurlasten en eventuele huurtoeslag blijken. Het gaat dan om de drie bankafschriften direct voorafgaand aan de ingangsdatum van het consumptieve krediet. Als u bijvoorbeeld een doorlopend krediet in mei 2005 heeft afgesloten en een persoonlijke lening in december 2008, hebben wij de volgende gegevens nodig: (i) de huurovereenkomst, (ii) een (kopie van het) bankafschrift van februari, maart en april 2005 waaruit de huurbetaling (en eventuele huurtoeslag) blijkt en (iii) een (kopie van het) bankafschrift van september, oktober en november 2008 waaruit de huurbetaling (en eventuele huurtoeslag) blijkt.
-8-
Variabele inkomsten en/of bijzondere vaste lasten Het is mogelijk dat u in de jaren waarover u inkomensgegevens en woonlasten aanlevert, variabele inkomsten en/of bijzondere vaste lasten had. Bepaalde variabele inkomsten worden in mindering gebracht op het inkomen dat geldt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag aan overkreditering. Bijzondere vaste lasten worden juist wel weer in de berekening van de overkreditering meegenomen. Voorwaarde is wel dat de variabele inkomsten en/of bijzondere vaste lasten op moment van kredietverlening bekend waren bij DSB Bank. Variabele inkomsten zijn bijvoorbeeld: • incidentele winstuitkeringen ( bijvoorbeeld bonussen ) die niet vast in een (collectieve) arbeidsovereenkomst zijn opgenomen (aan te tonen met een kopie van de arbeidsovereenkomst en de jaaropgave van uw inkomsten uit dienstbetrekking over de twee jaren voorafgaand aan het moment van kredietverlening); • incidentele ploegentoeslag die niet vast in een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst is opgenomen (aan te tonen met een kopie van de arbeidsovereenkomst en de jaaropgave van uw inkomsten uit dienstbetrekking over de twee jaren voorafgaand aan het moment van kredietverlening); • incidentele provisies (aan te tonen met een kopie van de jaaropgave van uw inkomsten uit dienstbetrekking over de twee jaren voorafgaand aan het moment van kredietverlening); • incidentele inkomsten uit overwerk (aan te tonen met een kopie van de jaaropgave van uw inkomsten uit dienstbetrekking over de twee jaren voorafgaand aan het moment van kredietverlening); • ontvangen tijdelijke lijfrente-uitkeringen (aan te tonen met een kopie van het lijfrentecontract). Variabele inkomsten blijken niet uit de aanslag inkomstenbelasting en wij vragen u daarom deze met aparte bewijsstukken aan te tonen Bijzondere vaste lasten zijn bijvoorbeeld: • afwijkend hoge service kosten (bijvoorbeeld door achterstallig onderhoud aan te tonen met een kopie van de notulen of de nota van de Vereniging van Eigenaren); • afwijkend hoge premies voor verpande kapitaal- en/of overlijdensrisicoverzekeringen (hiervan is sprake als de jaarpremie hoger is dan 1,2% van de hypotheekschuld, aan te tonen met een kopie van de verzekeringspolissen); • financieringslasten van kredieten bij andere instellingen dan DSB Bank afgesloten (aan te tonen met een kopie van de kredietovereenkomst en het jaaroverzicht van de rentelasten verstrekt door de betreffende instelling); • andere afwijkende hoge verplichtingen waarvan u DSB Bank op de hoogte heeft gesteld bij het afsluiten van het krediet. Erfpachtlasten en partneralimentatie vallen ook onder de bijzondere vaste lasten en worden meegenomen in de berekening van de overkreditering. Deze lasten zijn al opgenomen in de aanslag inkomstenbelasting en hoeft u daarom niet aan te tonen. U kunt bewijsstukken van de variabele inkomsten en/of bijzondere vaste lasten meesturen.
-9-
Hoe meer u aantoont, hoe meer de berekening overeenkomt met uw werkelijke situatie. Hierdoor kan uw mate van overkreditering nauwkeuriger worden berekend. Aan de hand van de toepasselijke GHF- en/of VFN-normen wordt bepaald of de variabele inkomsten en/of bijzondere vaste lasten in de berekening worden meegenomen. Bekendheid bij DSB Bank op moment van kredietverlening met aangeleverde informatie Variabele inkomsten en bijzondere vaste lasten worden alleen in de berekening compensatie overkreditering meegenomen als u op het moment van afsluiten van het krediet DSB Bank op de hoogte heeft gesteld van die inkomsten en lasten. Meerdere verzoeken om informatie Het is mogelijk dat u bij DSB Bank kredieten heeft lopen met andere contractanten dan genoemd in de begeleidende brief “verzoek aanleveren gegevens overkreditering”. Bijvoorbeeld in de situatie dat u nog kredieten heeft lopen met een ex-partner of nog een krediet met uw ex-partner waarvoor u nog hoofdelijk aansprakelijk bent. Dit kan zich ook voordoen wanneer u niet alleen kredieten met een mede-contractant heeft afgesloten maar ook kredieten op uw eigen naam, zonder een medecontractant of kredieten met een andere mede-contractant. In deze situaties kunt u van DSB Bank meerdere verzoeken om informatie ontvangen. Deze verschillende verzoeken zijn nodig om uw volledige compensatie te kunnen berekenen. Het is hiervoor noodzakelijk dat u voor alle situaties de gevraagde informatie aanlevert. Vanwege privacy overwegingen ontvangt u meerdere verzoeken om informatie. Wij kunnen uw compensatie voor overkreditering pas beoordelen als de noodzakelijke informatie in alle situaties is ontvangen.
- 10 -
HOE VERDER? Wij verzoeken u de aan te leveren gegevens binnen twee maanden na dagtekening van de brief “verzoek aanleveren gegevens overkreditering” aan DSB Bank op te sturen. Zodra wij uw gegevens hebben ontvangen, zal een beoordeling plaatsvinden. Als u eerder het aanbod voor poliscompensatie heeft geaccepteerd, ontvangt u vervolgens het aanbod voor een compensatie voor overkreditering, anders ontvangt u een totaalvoorstel. Nadat u het aanbod ondertekend heeft teruggestuurd, zullen wij u zo snel mogelijk informeren over de wijze van afwikkeling en verwerking van uw compensatie. Let op: Als u zich ook heeft aangemeld voor de beoordeling van een onmogelijke dekking van een koopsompolis(sen), dan moet eerst die beoordeling plaatsvinden. Pas daarna kunnen wij uw situatie voor de overkreditering beoordelen.
VRAGEN Als u vragen heeft, dan kunt u tijdens kantooruren telefonisch contact met ons opnemen via telefoonnummer 088- 372 66 66. Ook op www.dsbcompensatie.nl vindt u een groot aantal van de meest gestelde vragen en antwoorden.
DISCLAIMER Het Akkoord op Hoofdlijnen omvat de compensatieregeling tussen de curatoren en een aantal belangenorganisaties en rechtsbijstandsorganisaties. De rechten en verplichtingen van partijen zijn dan ook in het Akkoord op Hoofdlijnen opgenomen. Het volledige Akkoord op Hoofdlijnen en daarbij behorende uitvoeringsregelingen kunt u vinden op www.dsbcompensatie.nl De tekst in deze brochure is een verkorte en vereenvoudigde versie van de gemaakte afspraken in het Akkoord. De inhoud van de brochure is met zorg samengesteld, maar voor de juistheid en de volledigheid kan niet worden ingestaan. Aan de informatie kunt u daarom geen rechten ontlenen.
- 11 -
CR_13b_20120316_D1.2R4