ACTIEPROGRAMMA ‘KANSEN VOOR NOORD-NEDERLAND OP HET GEBIED VAN DE ZORGECONOMIE’
Opgesteld in opdracht van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) Amersfoort, 27 april 2007
INHOUD 1.
INLEIDING 1.1 Aanleiding en achtergrond 1.2 Doelstelling en uitgangspunten van het actieprogramma 1.3 Totstandkoming van dit programma 1.4 Leeswijzer
1 1 2 5 5
2.
SCHETS VAN DE NOORDELIJKE ZORGECONOMIE 2.1 Afbakening van het begrip ‘zorgeconomie’ 2.2 Omvang en samenstelling van de noordelijke zorgeconomie 2.3 De zorggerelateerde kennisinfrastructuur
7 7 8 11
3.
WAARDECREATIE DOOR NIEUWE KENNIS EN TECHNOLOGIE 3.1 Inleiding 3.2 Positionering van het Noorden 3.3 Mogelijke projectinitiatieven 3.4 In te vullen randvoorwaarden
15 15 15 17 22
4.
INNOVATIE IN DE ZORGKETEN: BELEVINGSGERICHTE, DECENTRALE ZORG 4.1 Inleiding 4.2 Positionering van het Noorden 4.3 Projectideeën en -initiatieven 4.4 In te vullen randvoorwaarden
25 25 26 27 31
5.
KANSEN OP HET SNIJVLAK VAN ZORG, TOERISME EN WELLNESS 5.1 Inleiding 5.2 Positionering van het Noorden 5.3 Projectideeën en -initiatieven 5.4 In te vullen randvoorwaarden
33 33 34 35 40
6.
ORGANISATIE EN UITVOERING VAN HET ACTIEPROGRAMMA 6.1 Inleiding 6.2 Te vervullen rollen 6.3 In te vullen organisatorische condities 6.4 Aansluiting bij bestaande initiatieven
43 43 43 45 46
LITERATUUR
49
BIJLAGE I
GECONSULTEERDE PERSONEN
53
BIJLAGE II
TABELLENBOEK
57
BIJLAGE III OVERIGE GENOEMDE INITIATIEVEN
63
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding en achtergrond
In Noord-Nederland werken de rijksoverheid en provincies al decennia lang gezamenlijk aan het versterken van de sociaal-economische structuur van de regio. Voor de beleidsperiode 2000-2006 is daarbij het Kompas voor het Noorden richtinggevend. In feite bevat het Kompas een integrale beleidsvisie op de wenselijke sociaal-economische ontwikkeling van het Noorden. Bij de uitvoering van het Kompas-programma werken Groningen, Fryslân en Drenthe samen in het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Eind 2004 heeft het SNN in de ‘Strategische Agenda voor Noord-Nederland 20072013’ haar beleidsvisie voor de periode 2007-2013 weergegeven. In deze agenda heeft het Noorden– zowel richting de Europese Unie als de rijksoverheid – aangeven welke ‘marsroute’ zij na afloop van de genoemde Kompasperiode wil volgen. Een ‘rode draad’ in deze agenda is dat de drie noordelijke provincies (nog) nadrukkelijker dan voorheen in willen zetten op een transitie naar een kenniseconomie. Het thema ‘kenniseconomie’ is dan ook één van de drie centrale beleidsvelden – naast ‘vitaal platteland’ en ‘stedelijk vestigingsklimaat’ – die in deze Strategische Agenda onderscheiden worden. Als uitwerking van de Strategische Agenda heeft het SNN in 2005 een (aanzet voor) een Transitieprogramma gemaakt 1. In dit programma sluit het Noorden aan bij de ambities zoals die vanuit de EU en de rijksoverheid zijn geformuleerd. Dit betekent enerzijds dat Noord-Nederland nadrukkelijk aansluiting zoekt bij de ambities zoals die in het kader van de zogenaamde Lissabonstrategie. De EU heeft in deze strategie innovatie als speerpunt van haar economisch- en werkgelegenheidsbeleid verklaard, wat er toe moet leiden dat Europa in 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld zal zijn. In dit kader is – om de transitie naar een kenniseconomie te kunnen maken – een belangrijke rol weggelegd voor (bevordering van) kennisontwikkeling, kennisoverdracht en innovatie. Ook heeft het Noorden aangehaakt bij de ‘aanpak’ van sleutelgebieden zoals die vanuit het InnovatiePlatform voor de Nederlandse economie is geïnitieerd. In dit opzicht is vanuit Noord-Nederland een drietal thema’s – water, energie en Multisensorsystemen – als nationaal sleutelgebied voorgesteld en ook als zodanig erkend. In aanvulling op het bovenstaande hebben de drie noordelijke provincies in het voornoemde Transitieprogramma een aantal (eigen) specifieke noordelijke speerpunten benoemd. Het gaat hierbij om speerpunten die – naast de sleutelgebieden – ook een belangrijke rol kunnen spelen bij de wenselijke transitie naar een kennis-economie. Eén van deze speerpunten die in dit programma werden genoemd, heeft betrekking op ‘commerciële zorg’. De achtergrond om dit thema op de (noordelijke) agenda te plaatsen, is dat Noord-Nederland zowel qua fysieke omgevingsfactoren (rust, ruimte en vestigingsmogelijkheden) als de verschillende componenten van de aanwezige zorgmarkt (zorgondernemingen, toeleverende industrie en diensten en kennisinfrastructuur) over belangrijke aanknopingspunten beschikt voor het benutten van economische mogelijkheden. In dit actieprogramma hanteren we in plaats van ‘commerciële zorg’ overigens de term ‘zorgeconomie’. Voor het Noorden geldt dan ook dat het themaveld ‘zorgeconomie’ een belangrijke economische en innovatieve potentie heeft. Uit een eerste verkennende fase van dit actieplan 2 blijkt dat het zorgcluster van grote economische betekenis is voor het Noorden en dat dit naar de toekomst toe verder zal toenemen. De bijna 3.700 vestigingen van zorgondernemingen in het Noorden bieden werk aan in totaal ruim 82.500 werknemers. De industriële en dienstverlenende bedrijvigheid die gelieerd is aan de zorg, telt in het Noorden nog eens 5.600 bedrijfsvestigingen die aan 35.000 personen werk bieden. 1 2
SNN (mei 2005). De Koers verlegd. Aanpak tot transitie naar een kenniseconomie in Noord-Nederland. Bureau Bartels (maart 2006 (intern rapport)). Kansen van Noord-Nederland op het gebied van de zorgeconomie.
1
Vanuit het oogpunt van de toenemende marktwerking en concurrentie is het voor ondernemingen binnen de zorg van belang om zich te gaan onderscheiden en profileren. Innovatie – bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe producten, diensten en zorgconcepten – vormt op dit punt een belangrijk middel. De zorg vormt dan ook een belangrijke motor voor innovaties. Enerzijds brengt de zorg zelf vernieuwingen voort (om beter aan de zorgvraag van patiënten/cliënten te kunnen voldoen), anderzijds fungeert de zorg als stimulator (‘vrager’) van innovaties vanuit andere sectoren. Gelet op de sociaaleconomische en maatschappelijke ontwikkelingen – zoals de voortschrijdende vergrijzing, de toename van wetenschappelijke kennis op medisch gebied, de verschuiving van intramurale naar extramurale zorgverlening, de behoefte aan meer doelmatigheid en efficiency in de zorg alsmede de toenemende aandacht van consumenten voor gezondheid en wellness – valt te verwachten dat naar de toekomst toe deze innovatieve rol alleen nog maar verder zal worden uitgebouwd. Om als Noorden te kunnen profiteren van deze economische en innovatieve potenties, heeft het SNN het initiatief genomen om tot een programmatische uitwerking van het speerpunt ‘Zorgeconomie’ te komen. Het onderhavige actieprogramma is het resultaat van dit initiatief. Het verder uitvoeren van dit actieprogramma kan gefaciliteerd worden vanuit Koers Noord en het nieuwe EFRO-programma voor Noord-Nederland. Bij de verdere inhoud van dit programmadocument moet worden opgemerkt dat het een ‘levendig’ document is. Dit betekent dat het niet als een statisch en definitief eindproduct moet worden gezien, waarin voor de komende jaren vaststaat waarop ingezet zal gaan worden door de drie samenwerkende provincies en hun partners (binnen en buiten de regio). Het dient eerder als ‘vertrekpunt’ voor een gezamenlijk proces waarbij nadere keuzes zullen moeten worden gemaakt over welke initiatieven verder ‘aangejaagd’ en ondersteund zullen worden. Daarnaast zullen er in de loop van de tijd ook nog andere initiatieven ‘in beeld’ komen die kansrijk zijn voor het benutten van economische en innovatieve potenties en die om die reden alsnog aandacht en ondersteuning verdienen. Mede vanwege de beoogde focus is ook niet gestreefd naar een volledig en uitputtend overzicht van kansrijke (ideeën voor) initiatieven. 1.2
Doelstelling en uitgangspunten van het actieprogramma
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de doelstelling van het actieprogramma en de uitgangspunten die bij het samenstellen van het programma zijn gehanteerd. De overall doelstelling van het actieprogramma ‘Kansen voor NoordNederland op het gebied van de zorgeconomie’ kan als volgt worden geformuleerd: Het versterken van de economische groei en de vernieuwingskracht van de noordelijke economie door op integrale wijze – en in samenwerking met partners – (business)initiatieven op het gebied van de zorgeconomie te initiëren en te ondersteunen en het Noorden als aantrekkelijke regio voor zorg op de kaart te zetten. Uit deze doelstelling komt naar voren dat met het programma wordt beoogd om via concrete projectinitiatieven zowel de economische als innovatieve potenties van het Noorden op het gebied van de zorgeconomie te gaan benutten. Bij de economische potenties gaat het vooral om het bevorderen van nieuwe, stuwende bedrijfsmatige activiteiten, het stimuleren van spin-off initiatieven vanuit bestaande organisaties, het signaleren van nieuwe marktkansen en het aanboren van nieuwe (niche)markten voor bestaande zorg(gerelateerde)ondernemingen. Wat de innovatieve potenties betreft, zal ‘ingezet’ worden op het stimuleren van de werking van de regionale kennismarkt op het gebied van de zorgeconomie. De initiatieven die hiertoe bijdragen, kunnen betrekking hebben op (een combinatie van) verschillende segmenten van deze kennismarkt, namelijk: het bevorderen van de kenniscreatie door kennisprojecten te initiëren, R&Dsamenwerking te ondersteunen, het kennisaanbod uit te breiden en de kennis-
2
infrastructuur te versterken/uit te breiden; het stimuleren van kennisdiffusie tussen kennisaanbieders (kennisinfrastructuur) en kennisvragers (zorgondernemingen en toeleverende bedrijvigheid); het aanjagen van verschillende vormen van kennisvalorisatie (resultaten van (wetenschappelijk) onderzoek omzetten in economische waarde), zoals de toepassing van (nieuwe of bestaande) kennis in nieuwe producten, diensten en concepten en het ontstaan van kennisintensieve spin-off ondernemingen. Op deze punten zijn er duidelijke raakvlakken met de voornoemde economische potenties; daar waar dit van belang is voor het genereren van economische en innovatieve effecten zal bij ‘witte vlekken’ in het aanwezige kennisaanbod in de regio desgewenst ook ‘ingezet’ worden op de import van kennis van buiten het Noorden. Uit de doelstelling blijkt dat met het actieprogramma ook wordt beoogd om tot een integrale aanpak te komen. De initiatieven op het gebied van de zorgeconomie die tot dusver in het Noorden tot stand zijn gekomen, kenmerken zich door een grote mate van versnippering. Het gaat veelal om opzichzelfstaande, kleinschalige initiatieven, waarbij geen verbindingen zijn gelegd naar andere initiatieven die onderlinge raakvlakken hebben. Hierdoor ontbreekt het aan ‘massa’ en synergie, waardoor structurele effecten op de regionale (kennis)economie uitblijven. Met de programmatische aanpak wordt een beleidskader geschapen van waaruit wel verbindingen kunnen worden gelegd tussen initiatieven (in de zin van afstemming danwel bundeling) en tussen verschillende actoren die een rol spelen op het gebied van de zorgeconomie. Het laatste deel van de doelstelling heeft betrekking op de profilering en het vermarkten van het Noorden als dynamische en aantrekkelijke regio voor zorgeconomie-initiatieven. Hiermee wordt beoogd om voor Noord-Nederland een (sterkere) positie in het economische krachtenveld te verwerven. Het nationaal en internationaal ‘op de kaart zetten’ van Noord-Nederland kan in dit opzicht verschillende vormen aannemen. Voorbeelden hiervan zijn het uitdragen van het Noorden als ‘broedplaats’ voor nieuwe producten, diensten en concepten en het (ondersteunen van) vermarkten van deze innovaties die vanuit noordelijke initiatieven voortkomen. Ook voor het aantrekken van initiatieven van elders – die een waardevolle aanvulling betekenen voor de noordelijke zorgeconomie – zal een herkenbaar profiel moeten worden uitgedragen. Om tot de bovenstaande integrale, programmatische aanpak te komen zal ook nadrukkelijk aandacht worden besteed aan het versterken van het organiserend vermogen binnen de regio. Een herkenbare programmaorganisatie zal worden opgezet die regionale actoren weet te mobiliseren om (hun ideeën voor) nieuwe initiatieven in te brengen, die partijen met elkaar in contact brengt (makelen en schakelen), die er zorg voor draagt dat initiatieven onderling op elkaar worden afgestemd en worden verbonden en die ook ondersteuning biedt bij de verdere uitwerking en financiering van kansrijke initiatieven. Geïnvesteerd zal dus moeten worden in een daadkrachtige procesbegeleiding op dit beleidsterrein. Bij de organisatie van het actieprogramma in hoofdstuk 6 zal dit regionale partnerschap verder uitgewerkt worden. Naast een regionaal partnerschap zal ook worden ingezet op versterking van het partnerschap met partijen buiten de regio. Zo zal het Noorden zich op het terrein van de zorgeconomie nog nadrukkelijker op de voorgrond stellen als experimenteer- of pilotregio voor (inter)nationale programma’s. In dit opzicht streven de drie samenwerkende provincies op het gebied van de zorgeconomie een versterkt partnerschap met de nationale overheid en de EU na. Ook zal worden gestreefd naar meer samenwerking en onderlinge uitwisseling met initiatieven, partijen en kennisinstellingen in andere regio’s. Bij het vervaardigen van dit actieprogramma zijn enkele uitgangspunten gehanteerd die we hieronder kort zullen toelichten. Bij de verdere uitwerking en invulling zal met deze punten rekening moeten worden gehouden. Een belangrijk knelpunt waarmee Noord-Nederland in de afgelopen periode te maken heeft gehad – en die zowel vanuit de eerder genoemde verkenning als de gesprekken in
3
de tweede fase naar voren kwamen – is dat er sprake is van een grote mate van versnippering van initiatieven. Het is voor ‘spelers in het veld’ moeilijk om een overzicht te krijgen van wie welke rol speelt, welke initiatieven worden ontplooid en wat de relevantie is van deze initiatieven. Er bestaat behoefte om in dit soort vraagstukken inzicht te krijgen. In het verlengde hiervan is ook duidelijk aangegeven dat het Noorden er goed aan doet om (meer) focus aan te brengen. De slagkracht en de profilering van Noord-Nederland zijn gediend met het inzetten op een beperkt aantal thema’s in plaats van alles ‘aan willen pakken’. Uit de genoemde verkenning in de eerste fase kwamen enkele deelterreinen (of thema’s) naar voren die als kansrijk voor de zorgeconomie in het Noorden kunnen worden aangemerkt. Het gaat daarbij om: (bio)medische technologie; decentrale zorg/ontzorging; zorgtoerisme; wellness. Voor een onderbouwing van en argumentatie voor deze focussering verwijzen we naar de voorlopende verkenning. De genoemde thema’s zijn in het navolgende ‘vertaald’ naar – en geordend – langs een drietal actielijnen. In schema 1.1 geven we deze actielijnen weer. In de betreffende hoofdstukken volgt dan een uitleg over de ‘uitgangspositie’ van het Noorden, de doelen die daarbij zullen worden nagestreefd en de bijpassende initiatieven. Schema 1.1 De drie actielijnen uit het actieprogramma Actielijn
Nadruk
I.
Economische en innovatieve potenties die primair voortkomen uit de vraag naar nieuwe (bio)medische kennis en toepassingen
Waardecreatie door nieuwe kennis en technologie
II. Belevingsgerichte, decentrale zorg
Economische en innovatieve potenties die inspelen op de trend van extramuralisering (van cure naar care) en de toenemende behoefte aan zorg op maat in de huiselijke omgeving (woon-zorg voorzieningen)
III. Kansen op het snijvlak van zorg, toerisme en wellness
Economische en innovatieve potenties die voortvloeien uit zorgvakanties en ‘gezondheidsbeleving’ (wellness ter ondersteuning van een gezonde leefstijl en preventie)
Het is de bedoeling dat de initiatieven op elk van de genoemde actielijnen leiden tot stuwende, bedrijfsmatige activiteiten en aldus tot een versterking van de economie van Noord-Nederland in en rondom de zorg. Om de marktkansen te benutten zal een nadrukkelijke rol weggelegd moeten zijn voor het regionale bedrijfsleven. De afgeleide of toeleverende bedrijven zullen een leidende rol dienen te hebben – of althans nauw betrokken dienen te zijn – bij het signaleren van marktkansen en de vertaling hiervan naar concrete businessprojecten/-concepten. Binnen elk van deze thema’s zal ook aandacht moeten worden besteed aan een aantal randvoorwaarden die ingevuld dienen te worden om de kansen te benutten. Deze randvoorwaarden hebben dan betrekking op: de arbeidsmarkt: de kwantiteit en kwaliteit van human capital; de ICT-infrastructuur: ICT als ‘enabler’ van bedrijfsmatige en innovatieve ontwikkelingen; het financiële instrumentarium: de beschikbaarheid van financiële middelen om kansrijke initiatieven van de grond te krijgen, te ondersteunen en/of verder te vermarkten. Bij elk van de actielijnen zal aandacht worden besteed aan de invulling van dit type randvoorwaarden.
4
1.3
Totstandkoming van dit programma
Dit actieprogramma is gefaseerd tot stand gekomen. In een eerste fase is de voornoemde verkenning uitgevoerd. Deze verkenning heeft bestaan uit het verzamelen en analyseren van statistische gegevens over de verschillende segmenten van de noordelijke zorgeconomie. Daarnaast zijn schriftelijke documenten bestudeerd over al lopende initiatieven in Noord-Nederland. In aanvulling hierop is een (beperkt) aantal gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van stakeholders in het noordelijke krachtenveld van de zorgeconomie. De uitkomsten van deze verkenning zijn vervat in een (intern) document, dat vooral tot doel had om de relevantie van dit speerpunt onder de aandacht te brengen van het Ministerie van Economische Zaken. In de tweede fase stond de verdere vertaling en uitwerking van de verkenning in een concreet actieprogramma centraal. Naast aanvullende bronnenstudie zijn in deze fase met een groot aantal personen persoonlijke of telefonische gesprekken gevoerd. Het ging hierbij om vertegenwoordigers van zorgaanbieders, toeleverende bedrijven en de kennisinfrastructuur. Het doel van deze gesprekken was onder meer om het draagvlak voor de kansrijke thema’s uit de verkenning te toetsen, meer zicht te krijgen op de economische en innovatieve kansen voor Noord-Nederland (op elk van deze thema’s die in de verkennende fase als kansrijk naar voren waren gekomen), concrete initiatieven te identificeren die bijdragen aan het benutten van deze kansen en wensen over de organisatie en uitvoering van het programma te inventariseren. Bij de raadpleging van deze ‘spelers’ binnen de noordelijke zorgeconomie is begonnen met een aantal zorgaanbieders. In deze gesprekken hebben we ook aandacht besteed aan het identificeren van relevante kennisinstellingen en bedrijven. In aanvulling hierop zijn ook bedrijven geselecteerd uit de statistische databestanden die in de verkennende fase zijn verkregen vanuit elk van de provincies. Bij de kennisinstellingen en bedrijven die op deze manier in beeld zijn gekomen, zijn ‘face-to-face’ of telefonische interviews afgenomen. Voor een overzicht van de documenten en de geraadpleegde personen in elk van de fasen wordt verwezen naar de literatuurlijst respectievelijk bijlage I. 1.4
Leeswijzer
Voor elk van de drie actielijnen zijn in het actieprogramma (min of meer) concrete projectinitiatieven benoemd. Deze projecten bevinden zich in verschillende stadia van ontwikkeling en uitvoering. Het gaat hierbij – zoals hiervoor al aangegeven – overigens niet uitsluitend om nieuwe initiatieven, maar ook om initiatieven die al in uitvoering zijn. Om verschillende redenen is het de moeite waard om deze een ‘plaats’ te geven in het actieprogramma. Dit heeft dan bijvoorbeeld te maken met het feit dat zij een wezenlijk element kunnen vormen in de verdere profilering van Noord-Nederland op het gebied van de zorgeconomie. Ook vanuit het oogpunt van de samenhang en afstemming tussen de initiatieven, kan het zinvol zijn om al lopende initiatieven te ‘volgen’. Daarnaast kan er – in de tweede plaats – ook aanleiding bestaan om aan een lopend initiatief (extra) aandacht en ondersteuning te geven om de economische en innovatieve kansen van het betreffende initiatief optimaal te benutten. In de derde plaats zijn er projecten benoemd die als het ware ‘op de plank’ liggen en waarbij er al sprake is van een uitgewerkt projectplan. Tenslotte is ook een aantal projectideeën (‘uitdagingen’) opgenomen die nog verder verkend en uitgewerkt dienen te worden alvorens ze in uitvoering genomen kunnen worden. Deze initiatieven staan ‘verder weg’ van realisatie. Bij de navolgende initiatieven moet de opmerking worden geplaatst dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend, in die zin dat er vanuit de provincies/SNN verdere aandacht of ondersteuning wordt gegarandeerd. Hierover zal per geval nadere besluitvorming moeten plaatsvinden. Alvorens de actielijnen verder toe te lichten, zal in het volgende hoofdstuk eerst een schets worden gegeven van de noordelijke zorgeconomie. Dit hoofdstuk is gebaseerd op het statistisch materiaal dat in de verkennende fase is verzameld.
5
6
2.
SCHETS VAN DE NOORDELIJKE ZORGECONOMIE
2.1
Afbakening van het begrip ‘zorgeconomie’
In deze paragraaf zullen we eerst tot een afbakening van het begrip ‘zorgeconomie’ komen, zoals die in deze studie is gehanteerd. Tot de zorgeconomie rekenen we allereerst de verschillende typen aanbieders van zorg, dus de instellingen die zorg verlenen aan mensen. Hierbij kan een nader onderscheid worden gemaakt in cure (gericht op genezing), care (gericht op verzorging) en preventie (het voorkomen van ziekten en gebreken). Tot de cure behoren onder meer ziekenhuizen, de revalidatie, de huisartsenzorg en paramedische praktijken. Branches als de verpleging en verzorging, de gehandicaptenzorg en de thuiszorg worden tot de care gerekend. De preventie is – met een aandeel van slechts één procent van de totale zorguitgaven van ons land – in financiële termen (nog) een zeer bescheiden segment op de zorgmarkt. In de ‘schil’ om de zorgaanbieders bevinden zich verschillende typen bedrijven die bij zorg en gezondheid betrokken zijn. Tot deze afgeleide, toeleverende en aanpalende bedrijvigheid hebben we de volgende typen branches gerekend 3: bedrijven die zorggerelateerde producten, diensten en/of kennis leveren aan zorgondernemingen en individuele zorgafnemers (patiënten en cliënten). Het gaat hierbij bijvoorbeeld om medisch-technologische bedrijven, producenten en leveranciers van medische apparatuur en hulpmiddelen, ICT-dienstverleners, etc.; branches die een rol (kunnen) spelen op het snijvlak van zorg en wonen. Doordat ouderen, chronisch zieken en gehandicapten steeds langer zelfstandig willen blijven wonen groeit de vraag naar zorgverlening in de eigen woonomgeving en naar specifieke voorzieningen die deze doelgroepen in staat stellen om langer zelfstandig te blijven wonen. Het gaat dan om branches die woningaanpassingen doorvoeren (zoals installatiebedrijven) of hiervoor technische hulpmiddelen produceren, leveren en aanbrengen. Deze branches opereren op de markt die wij als ‘ontzorgingsmarkt’ hebben aangeduid; branches waarvan ondernemingen actief (kunnen) zijn op de zogenaamde ‘wellnessmarkt’. Deze markt heeft betrekking op producten, diensten en voorzieningen/ activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van gezondheid, ontspanning en persoonlijke verzorging. Daartoe rekenen we ook de toeristisch-recreatieve bedrijvigheid, vanwege de toenemende vervlechting tussen zorg en recreatie (zorgtoerisme). Een laatste segment van de zorgeconomie is de aanwezige kennis- en onderwijsinfrastructuur. Juist vanuit het perspectief van de transitie naar een kenniseconomie spelen kennisinstellingen en onderwijsorganisaties die kennis en ‘human capital’ leveren aan zorgondernemingen en daaraan gerelateerde bedrijvigheid een belangrijke faciliterende rol. Met de bovenstaande afbakening en indeling van de ‘zorgeconomie’ wordt het gebruikelijke onderscheid dat bij het (economisch) beleid op de verschillende beleidsniveaus wordt gehanteerd – namelijk enerzijds de ‘softe’ gesubsidieerde sectoren en anderzijds de ‘harde’ marktsectoren – doorsneden. Mede door de introductie van marktwerking en concurrentie in de zorg en – als gevolg daarvan – het meer bedrijfsmatig opereren van zorgaanbieders, moet de zorg als een ‘normale’ economische bedrijfstak worden beschouwd, die zich kenmerkt door een grote economische en werkgelegenheidspotentie en veel vernieuwing(smogelijkheden).
3
Bij deze indeling merken we nog wel het volgende op. Voor een aantal branches kan in de beschikbare statistische gegevens – zoals die in de volgende paragraaf worden gepresenteerd – geen nader onderscheid worden gemaakt tussen bedrijven die daadwerkelijk leveren aan/betrokken zijn bij zorg en bedrijven die de zorg/gezondheid niet als markt hebben. Toch hebben we deze branches in zijn geheel meegenomen. In dit opzicht moet de afbakening dan ook als ‘arbitrair’ en ‘suboptimaal’ worden beschouwd.
7
2.2
Omvang en samenstelling van de noordelijke zorgeconomie
Om inzicht te geven in de omvang en samenstelling van de noordelijke zorgeconomie zullen we in deze paragraaf een aantal economische kengetallen presenteren. We beperken ons uitsluitend tot twee van de drie deelsegmenten van de afbakening zoals die in de vorige paragraaf is gepresenteerd, dus de ‘zorgaanbieders’ en de ‘afgeleide, toeleverende en aanpalende bedrijvigheid’. De kennis- en onderwijsinfrastructuur wordt in de volgende paragraaf toegelicht. Zorgaanbieders De drie noordelijke provincies samen tellen in totaal bijna 3.700 vestigingen en ruim 82.500 fulltime arbeidsplaatsen in de zorg (cijfers 2004). Deze zijn als volgt verdeeld over de cure, care en preventie en de afzonderlijke deelbranches daarbinnen (zie onderstaand schema). Voor een spreiding van deze vestigingen en arbeidsplaatsen over de drie provincies afzonderlijk, wordt verwezen naar bijlage II. Schema 2.1 Aantal vestigingen en arbeidsplaatsen bij zorgaanbieders in het Noorden en de locatiecoëfficiënt (2004) Deelsegment/branche
Aantal vestigingen
Aantal fulltime arbeidsplaatsen
Locatiecoëfficiënt
23
21.226
1,03
4
330
1,02
CURE Ziekenhuizen Revalidatieziekenhuizen Curatieve gezondheidszorg zonder overnachting
27
442
0,33
Gezondheidsondersteunende diensten
132
2.497
1,63
Medische praktijken
722
2.803
1,24
Tandheelkundige praktijken
493
1.858
0,98
Overige praktijken
1.085
3.777
0,98
Subtotaal Cure
2.486
32.913
Verpleeg- en verzorgingshuizen
243
20.953
1,31
Gehandicaptenzorg
402
9.799
1,40
45
4.668
1,10
102
9.350
1,27
83
1.240
0,51
89
1.950
0,61
964
47.960
Instellingen voor preventieve gezondheidszorg
224
1.807
Subtotaal Preventie
224
1.807
3.674
82.680
CARE
Geestelijke gezondheidszorg 4 Thuiszorg Jeugdzorg
5
Overige care Subtotaal Care PREVENTIE
Totaal generaal Bron:
4
5
0,62
1,07
Provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe (bewerkt)
De geestelijke gezondheidszorg behoort zowel tot de cure als care. De kortdurende GGZ wordt doorgaans tot de cure gerekend, de GGZ waarbij sprake is van een langdurig verblijf valt wat de financiering betreft onder de care. In dit geval is voorkeur gegeven aan toerekening tot de care. De jeugdzorg neemt in dit opzicht een bijzondere positie in, aangezien deze niet tot de ´reguliere´ AWBZsectoren behoren die doorgaans tot de care worden gerekend.
8
Binnen de cure vormt vooral het ziekenhuiswezen een belangrijke bron voor werkgelegenheid. Dit heeft in belangrijke mate te maken met de aanwezigheid van het UMCG in Groningen. Met 8.900 werknemers is dit academisch ziekenhuis de grootste werkgever van het Noorden. Door de aanwezigheid van het UMCG – en daarnaast ook nog het Martiniziekenhuis en enkele regionale ziekenhuizen – neemt de provincie Groningen binnen de branche ziekenhuizen iets meer dan de helft van de werkgelegenheid voor haar rekening. Binnen de care is veel werkgelegenheid geconcentreerd in de verpleeg- en verzorgingshuizen en – in iets mindere mate – de gehandicaptenzorg en thuiszorg. Bezien we de regionale spreiding van de werkgelegenheid in de care (zie bijlage II), dan is die voor de verpleging en verzorging en de thuiszorg redelijk verspreid over de provincies. De gehandicaptenzorg is vooral in Fryslân en Drenthe sterk vertegenwoordigd. In de laatste kolom van schema 2.1 zijn voor de afzonderlijke branches ook de locatiecoëfficiënten weergegeven. Daarbij is het werkgelegenheidsaandeel van het Noorden in een branche gerelateerd aan het aandeel van het Noorden in de totale werkgelegenheid in Nederland. Indien de locatiecoëfficiënt groter is dan één betekent het dat een branche relatief oververtegenwoordigd is, het tegenovergestelde is het geval als een locatiecoëfficiënt kleiner is dan één. Uit het schema komt het algemene beeld naar voren dat het Noord-Nederland – wat het geheel aan zorgaanbieders aangaat – over een relatief sterke vertrekpositie beschikt. Het Noorden kent met name in de care-sectoren een sterke oververtegenwoordiging van werkgelegenheid. In de cure zijn het ziekenhuiswezen en de revalidatie licht oververtegenwoordigd. In dit deelsegment geldt met name voor de gezondheidsondersteunende diensten – zoals laboratoria, bloedbanken en dergelijke – en de medische praktijken een oververtegenwoordiging van arbeidsplaatsen. Afgeleide, toeleverende en aanpalende bedrijvigheid Op een vergelijkbare wijze als bij de zorgaanbieders hiervoor, zijn in het onderstaande ook de kengetallen weergegeven voor de afgeleide, toeleverende en aanpalende bedrijven (zie schema 2.2). In de afbakening van dit segment zoals hiervoor is toegelicht, kunnen in totaal bijna 5.600 ondernemingen met in totaal ruim 35.000 arbeidsplaatsen direct of indirect ‘gelinkt’ worden aan de gezondheidszorg en de wellness. Hierbij is overigens wel sprake van een overschatting, gezien het feit dat binnen sommige branches een deel van de bedrijven (nog) niet deze markten heeft ontdekt. Hoewel over het algemeen dit segment van de zorgeconomie minder sterk is vertegenwoordigd dan de zorgaanbieders, vallen enkele branches in positieve zin op. Opvallend is de relatief sterke positie van de branche ‘vervaardiging medische apparaten’ die bijna dubbel zo sterk vertegenwoordigd is in het Noorden als verwacht kon worden. Dat Drenthe bij deze branche de boventoon voert, heeft te maken met de aanwezigheid van een relatief grote ‘speler’ (namelijk Cordis in Roden). Daarnaast is er een groot aantal kleinere nichebedrijven verspreid over de drie provincies. Vanwege het hightech karakter heeft deze sector een hoge economische en innovatieve potentie. Een tweede branche die uitzonderlijk sterk vertegenwoordigd is in het Noorden betreft de ‘vervaardiging van huishoudelijke apparaten’. Dit heeft vooral te maken met de aanwezigheid van Philips in Drachten. Doordat dit concern zich in toenemende mate gaat toeleggen op personal health producten, kan het een uitstraling hebben voor de noordelijke zorgeconomie. In de derde plaats is de branche ‘vervaardiging meet-, regel- en controleapparaten’ in aantal fulltime banen bovengemiddeld vertegenwoordigd in het Noorden. Dit biedt met name kansen op het gebied van de ontwikkeling en productie van verschillende typen domotica-toepassingen. In de vierde plaats zien we dat de toeristisch-recreatieve sector bovengemiddeld ontwikkeld is in het Noorden, dit geldt met name voor Drenthe en Fryslân. De sterke aanwezigheid van deze sector biedt het Noorden ‘goede papieren’ om het zogenaamde ‘zorgtoerisme’ te gaan ontwikkelen. Algemeen wordt verwacht dat deze specifieke vorm
9
van toerisme in de komende jaren een belangrijke economische groeimarkt zal vormen 6. Voor de vijfde branche met een relatieve oververtegenwoordiging van de werkgelegenheid – de fitnesscentra, sauna’s etc. – geldt iets vergelijkbaars. Ook deze voorzieningen voor gezonde leefstijl en ontspanning kunnen benut worden om het Noorden als aantrekkelijk en gezond gebied ‘uit te dragen’ en de economische potenties van het zorgtoerisme verder te benutten. Schema 2.2 Aantal vestigingen van toeleverende/aanpalende bedrijven binnen de noordelijke zorgeconomie (2004) Branche
Aantal vestigingen
Aantal fulltime arbeidsplaatsen
Locatiecoëfficiënt
46
658
0,86
Vervaardiging/handel farmaceutische producten en medische instrumenten
205
2.076
0,40
Vervaardiging van medische apparaten
164
3.199
1,95
TOELEVEREND Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk
Vervaardiging van invalidenwagens
4
50
1,30
ICT-diensten (hardware en software)
1.765
3.828
0,41
Subtotaal Toeleverend
2.184
9.811
51
1.905
1,74
164
619
0,33
1.078
9.752
0,80
473
3.427
1,10
1.766
15.703
15
2.793
6,01
Groothandel huishoudelijke apparaten, beelden geluidsdragers, verlichtingsmateriaal
158
458
0,40
Fitnesscentra, sauna’s, zonnebanken, massagesalons, bronnenbaden, etc.
271
808
1,14
Toeristische en recreatieve verblijfsvoorzieningen
1.196
5.474
1,13
Subtotaal Wellness
1.640
9.533
Totaal generaal
5.590
35.047
ONTZORGING Vervaardiging meet-, regel- en controleapparaten Groothandel elektrotechnische, elektronische instrumenten en overig installatiemateriaal Bouwinstallaties Verhuur onroerend goed (w.o. woningbouwcorporaties) Subtotaal Ontzorging WELLNESS Vervaardiging van huishoudelijke apparaten
Bron:
0,86
Provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe (bewerkt)
De branche ‘medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingwerk’ blijft wat de werkgelegenheid betreft in het Noorden achter bij de rest van Nederland. Maar de achterstand van deze sector is niet zo groot en de branche lijkt met een zekere ‘inhaalslag’ bezig te zijn (in 2003 was de locatiecoëfficiënt nog 0,79). De hoogwaardige en kennisintensieve werkgelegenheid op het gebied van het medische en farmacologische speur- en ontwikkelingswerk is vooral in Groningen en Noord-Drenthe gevestigd. Voor de R&D-activiteiten en het genereren van innovaties vormt de nabijheid van het UMCG een belangrijke vestigingsplaatsfactor voor deze bedrijven. 6
Zie hiervoor het rapport Verkooyen & Beima (december 2005). Vandertuuk, Vakantie met Zorg.
10
2.3
De zorggerelateerde kennisinfrastructuur
Een goed functionerende kennis- en onderwijsinfrastructuur is van evident belang voor de vernieuwingskracht van een regio. De instellingen die van deze infrastructuur onderdeel uitmaken, houden zich bezig met het genereren en overdragen van (nieuwe) kennis en de toepassing hiervan in nieuwe producten en diensten. De ervaring leert dat kennisintensieve bedrijven zich graag vestigen in de directe nabijheid van de kennisinstituten, om te profiteren van de aanwezige kennis van faciliteiten (zoals huisvestingsfaciliteiten en hoogwaardige test- en laboratoriumfaciliteiten). Daarnaast genereren kennisinstellingen zelf ook vaak nieuwe bedrijvigheid in de vorm van spin-off ondernemingen. Bovendien zijn de kennis- en onderwijsinstellingen belangrijk voor het kwalificeren en up-to-date houden van het human capital van een sector of cluster in een regio. Op het gebied van de zorgeconomie beschikt Noord-Nederland over een sterke kennisbasis. In het navolgende geven we een (overwegend kwalitatieve) beschrijving van de noordelijke kennis- en onderwijsinfrastructuur die relevant is voor de zorg en de zorggerelateerde bedrijvigheid. Bij de navolgende beschrijving hebben we overigens niet de pretentie gehad om de gehele kennisinfrastructuur in detail te beschrijven. We hebben ons beperkt tot enkele hoofdelementen hieruit. Wat betreft de wetenschappelijke kennisbasis speelt de combinatie RUG/UMCG een prominente rol. De Faculteit Geneeskunde van de RUG vormt samen met het (voormalige) academisch ziekenhuis het UMCG. Het UMCG is een belangrijk ziekenhuis voor topklinische en topreferente patiëntenzorg 7 in Noord-Nederland. Het vormt een wetenschappelijke kennisbron op het terrein van geneeskunde, biomedische wetenschappen, verpleging en verzorging van patiënten, zorg-ICT en dergelijke. Specifieke medische gebieden waarop het UMCG zich profileert zijn oncologie, spoedeisende zorg, chronische aandoeningen, transplantaties en veroudering. Naast het verrichten van wetenschappelijk onderzoek – onder meer in een aantal (interdisciplinaire) onderzoeksscholen – ontwikkelt het UMCG ook nieuwe instrumenten en concepten. Voor de kennisontwikkeling beschikt het UMCG over hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten. Het UMCG is een belangrijk instituut voor medisch onderwijs. Naast de studenten geneeskunde die een belangrijk deel van hun studie doorlopen in het ziekenhuis, verzorgt zij ook – in samenspraak met andere ziekenhuizen – de bij- en nascholing van artsen uit de regio. Voor het opleiden van beroepskrachten in het Noorden wordt veel gebruikgemaakt van e-learning. Op het punt van medische en paramedische (vervolg)opleidingen vormt het UMCG een belangrijk centrum voor onderwijsvernieuwing. Een skillslab en lab voor e-learning vormen belangrijke ondersteunende faciliteiten op het gebied van opleidingen. Bij de opleidingsactiviteiten wordt ook samengewerkt met andere kennis- en onderwijsinstellingen. Een voorbeeld hiervan is de Stichting Hanzeplein, waarin de RUG/UMCG en de Hanzehogeschool Groningen samen nieuwe, zorggerelateerde masteropleidingen op HBO- en WO-niveau ontwikkelen. Als kenniscentrum genereert het UMCG op twee manieren hoogwaardige bedrijvigheid. In de eerste plaats heeft het een aantrekkingskracht op bestaande bedrijven (van binnen en buiten de regio) die zich in de nabijheid van het UMCG (zijn) gaan vestigen. Daarnaast ontstaan vanuit het UMCG hoogwaardige spin-off bedrijven, vooral op het gebied van biomedische technologie. Voor de vestiging van dit type bedrijven zijn enkele hoogwaardige bedrijfsverzamelgebouwen – met bijbehorende laboratoriumruimten – gerealiseerd, namelijk het Meditech Center en het Biotech Center. Deze centra fungeren als ‘incubatorvoorziening’ voor nieuwe bedrijvigheid. Ook andere noordelijke ziekenhuizen met een topklinische functie (op bepaalde terreinen) vormen belangrijke kennisbronnen en opleidingsinstituten. Daarbij gaat het dan om het Martini Ziekenhuis in Groningen en het Medisch Centrum Leeuwarden. Zo heeft 7
'Topreferent' betekent dat er zeer specialistische patiëntenzorg wordt verleend waarvoor geen verdere doorverwijzing mogelijk is. Hiervoor is zeer specialistische deskundigheid, bijzondere voorzieningen en/of geavanceerde apparatuur nodig.
11
het Martini Ziekenhuis naast een groot aantal ‘reguliere’ specialismen ook een vijftal specialismen met een topreferente status. In de eerste plaats is in het Martini Ziekenhuis het brandwondencentrum voor Noord- en Oost-Nederland gevestigd. Ook heeft het ziekenhuis een bovenregionale uitstraling voor de specialismen die betrekking hebben op darm- en leverfuncties, neurochirurgie (hernia in het bijzonder) en plastische chirurgie. In samenwerking met het Wilhelmina Ziekenhuis Assen is het ziekenhuis gespecialiseerd in nierdialyse. Het Medisch Centrum Leeuwarden vervult eveneens op vijf specialismen een bovenregionale/topreferente functie, namelijk de neonatologische zorg (na de intensive carefase), de hartchirurgie, hoofd-hals chirurgie, oncologie (in het bijzonder keel- en mondtumoren) en de laparoscopie. Het Noorden telt vier HBO-instellingen (met meerdere vestigingen) die vanuit het perspectief van de zorgeconomie relevant zijn, namelijk de Hanzehogeschool Groningen, de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Hogeschool Drenthe en de Christelijke Hogeschool Noord-Nederland. Ook van deze hogescholen hebben we een aantal kenmerken op een rijtje gezet (zie schema II.5 in bijlage II). Vier typen opleidingen zijn in dit verband relevant, namelijk de direct zorggerelateerde opleidingen, de life sciences opleidingen, de technisch georiënteerde opleidingen rondom human technology en – in verband met zorgtoerisme – de recreatieve opleidingen. In het genoemde schema staan ook enkele kennisinstituten en lectoraten genoemd die een rol (kunnen) spelen in de noordelijke zorgeconomie. Naast de voornoemde kennis- en onderwijsinstituten op WO- en HBO-niveau, maken ook de MBO-instellingen die actief zijn op het gebied van de zorg (of faciliterende technologieën) onderdeel uit van de kennisinfrastructuur (zie schema 2.3). Ook in deze opleidingsinstituten wordt kennis verzameld en verspreid en wordt door middel van stages en projecten een brug geslagen tussen het onderwijs en het werkveld in de zorg (en afgeleide/toeleverende sectoren). Schema 2.3 Zorggerelateerde opleidingsaanbod op MBO-niveau in de drie noordelijke provincies Onderwijsinstelling
Relevante faculteiten
Studierichtingen
Noorderpoort College
Gezondheidszorg
Verzorging, Verpleging, Helpende, Assisterende beroepen in de gezondheidszorg, Zorg en wonen
Techniek
Human Technology, Laboratoriumtechniek
Gezondheidszorg
Verzorging, Verpleging, Helpende, Assisterende beroepen in de gezondheidszorg
Techniek
Human Technology
Menso Alting College
Gezondheidszorg
Verzorging, Verpleging, Helpende
Friesland College
Verpleging & Verzorging
Verpleging, Verzorging, Helpende
Laboratoriumtechniek
Laboratoriumtechniek
ROC Friese Poort
Gezondheidszorg
Verzorging, Verpleging, Helpende, Assisterende beroepen in de gezondheidszorg
Drenthe College
Gezondheidszorg
Verpleging, Verzorging, Helpende
Human Technology
Human Technology
Laboratoriumtechniek
Laboratoriumtechniek
Alfacollege
De ROC’s spelen een belangrijke rol op de arbeidsmarkt van de noordelijke zorgeconomie. De groei in de zorgvraag zal zich vertalen in een sterke toename van de vraag naar gekwalificeerd personeel bij zorgaanbieders. De ROC’s ‘leveren’ opgeleide arbeidskrachten af aan de arbeidsmarkt voor de diverse verplegende en verzorgende functies en assistent-functies. Een belangrijke randvoorwaarde voor de verdere
12
ontwikkeling van de zorgeconomie is dat de scholen erin slagen om voldoende gediplomeerde arbeidskrachten ‘af te leveren’ aan de noordelijke arbeidsmarkt voor de zorg.
13
14
3.
WAARDECREATIE DOOR NIEUWE KENNIS EN TECHNOLOGIE
3.1
Inleiding
Al enige tijd is binnen Nederland (en overigens ook in andere westerse landen) een ontwikkeling gaande die kan worden aangemerkt als ‘dubbele vergrijzing’. Dit houdt in de eerste plaats in dat het aantal 65-plussers zich in een periode van drie decennia zal gaan verdubbelen. Niet alleen neemt het aandeel ouderen binnen de bevolking toe, maar worden – in de tweede plaats – de ouderen gemiddeld genomen ook steeds ouder. Deze ontwikkeling brengt een aantal maatschappelijke vraagstukken met zich mee. Het gaat hierbij onder meer om vraagstukken die betrekking hebben op een sterke groei van de zorgvraag (als gevolg van een toename van chronische gezondheidsproblemen die samenhangen met ouderdom), de betaalbaarheid en – in het verlengde hiervan – de efficiency van de zorg en de toenemende druk op de arbeidsmarkt (zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin). In de zorg is er een voortdurende behoefte aan de ontwikkeling en implementatie van nieuwe kennis en technologie. Dit heeft deels te maken met de voortschrijdende ontwikkeling van de geneeskunde als wetenschap (‘er kan steeds meer’) en de vraag naar meer en verbeterde diagnose- en behandelmogelijkheden (‘patiënten vragen steeds meer’). Daarnaast speelt ook mee dat innovaties in de zorg steeds belangrijker worden om zich als zorgondernemer te onderscheiden ten opzichte van ‘conculega’s’. Dit vanwege de trend waarbij patiënten/cliënten meer vrijheid krijgen om uit het aanbod van zorg te kiezen en zich daarbij steeds meer laten leiden door kwaliteit en kosten. In dit opzicht zal de patiënt/cliënt – in de huidige situatie nog steeds via de zorgverzekeraars – een steeds grotere rol spelen in de vraagsturing en in het sturingsmechanisme om innovaties door te voeren. In een meer concurrerende omgeving zullen zorgondernemingen die voorlopen op het gebied van (de implementatie van) innovaties een betere concurrentiepositie bemachtigen dan zorgondernemingen die op dit punt achterblijven. Bij de cure bestaat er een voortdurende en groeiende vraag naar bijvoorbeeld nieuwe en verbeterde diagnosetechnieken, operatietechnieken, transplantatietechnieken, nieuwe typen medicijnen, nieuwe en verbeterde hulpmiddelen, etc. De toenemende vraag naar dit type zorginnovaties biedt economische kansen voor bedrijven die zich toeleggen op de biomedische technologie of de medische technologie. Bij biomedische bedrijven gaat het onder meer om bedrijfsmatige activiteiten die betrekking hebben op microbiologie, genetica, farmacie, immunologie en medische wetenschappen. Op dit punt is er sprake van een duidelijke link naar een ander noordelijk speerpunt, namelijk de Life Sciences (en dan vooral het ‘rode’ segment hierbinnen). De innovaties op medisch-technologisch vlak worden ontwikkeld en geleverd vanuit de medische apparatenbouw en producenten/leveranciers van hulpmiddelen. Al naar gelang de aard en functionaliteit van de betreffende medisch-technologische producten worden (combinaties van) verschillende technologieën toegepast, zoals bijvoorbeeld meet- en regeltechnologie, beeldverwerking, nucleaire techniek, softwaretechnologie, mechanica, etc. Er is binnen dit segment overigens een toenemende trend naar zogenaamde ‘kopstaart ondernemingen’ waar te nemen, waarbij de ontwikkeling en de marketing in eigen hand wordt gehouden en de feitelijke productie wordt uitbesteed aan andere bedrijven (binnen of buiten de regio). 3.2
Positionering van het Noorden
Wat betreft de actielijn ‘waardecreatie door nieuwe kennis en technologie’ heeft het Noorden een aantal sterke ‘troeven in de hand’ die mogelijkheden bieden om de economische en innovatieve potenties (verder) te benutten.
15
Allereerst is er in het Noorden op het gebied van de zorggerelateerde technologie sprake van een belangrijke kennisbasis (zie vorig hoofdstuk). De aanwezigheid van uitgebreide capaciteit en faciliteiten voor fundamenteel onderzoek en opleidingen vormt een belangrijke bron voor innovatie en nieuwe bedrijvigheid in de biomedische en medische technologie. Vanuit het UMCG zijn er enkele grootschalige initiatieven in voorbereiding (en deels al in uitvoering) die ertoe bijdragen dat het Noorden zich zal gaan ontwikkelen tot een internationaal kennis- en expertisecentrum op het gebied van verouderingsvraagstukken (‘ageing’). Ook de andere ziekenhuizen met een bovenregionale, topklinische functie op het gebied van de patiëntenzorg – het MC Leeuwarden en het Martini Ziekenhuis Groningen – vormen belangrijke schakels in de kennisbasis voor de noordelijke zorgeconomie. De regio kent de nodige kennisintensieve bedrijvigheid op specifieke zorggerelateerde kennisterreinen. Met name in de biomedische en medische apparatenbouw treffen we bedrijven aan die – naast productiefaciliteiten – zelf ook aan Research en Development doen. Om voortdurend nieuwe producten te kunnen ontwikkelen zijn deze bedrijven in toenemende mate afhankelijk van externe kennisbronnen. Een deel van deze (spin-off) bedrijven onderhoudt al min of meer intensieve kennisrelaties met kennisbronnen. In die gevallen – en dat geldt met name voor de biomedische technologie – is al sprake van clustervorming. Vanuit vertegenwoordigers van kleinere bedrijven is aangegeven dat er behoefte bestaat aan een verdere versterking van de kennisuitwisseling en R&Dsamenwerking met de kennisinstituten. Naast de samenwerking tussen zorggerelateerde bedrijven en kennisinstellingen, worden ook mogelijkheden gezien om de onderlinge samenwerking tussen bedrijven te bevorderen. Mogelijkheden voor krachtenbundeling van kleinere bedrijven in het Noorden kunnen onder andere worden gevonden op het gebied van gezamenlijke profilering en marketing. Vanuit de medische apparatenbouw – die relatief sterk is vertegenwoordigd in het Noorden (zie hiervoor) – is naar voren gebracht dat hiervan veel economische spin-off valt te verwachten. Op het gebied van de biomedische technologie zijn (met name in Groningen) al incubatorvoorzieningen beschikbaar (zie hiervoor). In combinatie met andere vormen van startersondersteuning – zoals kapitaal, begeleiding, netwerken, etc. – vormen zij belangrijke voorzieningen voor het bevorderen van het aantal en de levensduur van technostarters. Vanuit het oogpunt van nieuw ondernemerschap – en de vernieuwingskracht die van hoogwaardige startende ondernemers uitgaat – ligt een verdere verbreding van lopende initiatieven op dit terrein voor de hand. Ook vanuit de verschillende relevante opleidingen wordt aangegeven dat er mogelijkheden bestaan om tot verdere stimulering van kennisintensieve starters te komen. Schema 3.1 Samenvattende kernpunten van het noordelijke profiel binnen de actielijn ‘Waardecreatie door nieuwe kennis en technologie’ Sterke kernpunten 1. Goed kennisbasis in de regio aanwezig. 2. Noorden kan zich op een aantal kennisvelden binnen de zorgeconomie verder onderscheiden in nationaal en internationaal opzicht. 3. Mogelijkheden voor verdere (versterking van de) clustervorming aanwezig. 4. Voorzieningen voor vestiging van nieuwe (startende) zorggerelateerde bedrijvigheid beschikbaar. 5. Er zijn initiatieven gaande om meer impulsen te geven aan nieuw ondernemerschap. Zwakke kernpunten 6. Kloof tussen kennisinfrastructuur en regionale MKB-bedrijfsleven. 7.
Nog onvoldoende samenwerking om tot verdere profilering en (economische) vermarkting te komen.
In de volgende paragraaf zullen we initiatieven benoemen die aansluiten bij het noordelijke kennis- en innovatieprofiel voor de actielijn ‘waardecreatie’.
16
3.3
Mogelijke projectinitiatieven
Binnen de actielijn ‘Waardecreatie door nieuwe kennis en technologie’ zal het Noorden zich kunnen inzetten op – en manifesteren met – de navolgende projectinitiatieven. Zoals hiervoor aangegeven, betreft het in dit stadium niet een definitieve selectie van kansrijke projecten. In de verdere uitwerking en implementatie van het actieplan kan blijken dat (ook) andere initiatieven aandacht verdienen. Wat dit betreft heeft de navolgende weergave van mogelijke initiatieven dan ook een illustratieve waarde. I.1 Verbreding noordelijke kennisbasis op het gebied van ageing In de inleiding van dit hoofdstuk is al aangegeven dat het vergrijzingsvraagstuk niet alleen tot een grotere zorgvraag leidt, maar ook nieuwe fundamentele kennisvragen met zich meebrengt. Om in de toekomst ‘state of the art’ mogelijkheden voor preventie, diagnostiek en behandeling van complexe ouderdomsziekten te creëren, zal er nieuwe wetenschappelijke kennis moeten worden geproduceerd over het proces van veroudering, en dan met name de achterliggende biologische processen. Recentelijk zijn vanuit het UMCG/RUG verschillende initiatieven ontplooid (en inmiddels in uitvoering genomen) om de noordelijke kennisbasis op het gebied van ‘ageing’ te verbreden. Het gaat hierbij om de volgende initiatieven: de oprichting van het European Research Institute Biology of Ageing (ERIBA): een Europees topinstituut voor fundamenteel onderzoek naar veroudering, waarmee het UMCG de ambitie heeft om op het gebied van de ‘Biologie van Veroudering’ een positie binnen de Europese (en mondiale) top van het wetenschappelijk onderzoek te verwerven; het Life Lines programma: de bouw, het ‘vullen’ en de exploitatie van één van de grootste multidimensionale biodatabanken van de wereld. Gedurende een periode van dertig jaar worden van 165.000 inwoners van Groningen, Fryslân en Drenthe gegevens verzameld over hun levensloop, genetisch materiaal, gezondheidsontwikkeling, leefgewoonten, voedingspatroon, medicijngebruik en dergelijke. Met de gegevens uit deze databank zal fundamenteel onderzoek worden verricht naar het verouderingsproces en het ontstaan van chronische ziekten (zoals diabetes, kanker, nierziekten, hart- en vaatziekten). De inzichten die hiermee worden verkregen, zijn interessant voor (R&D-)bedrijven uit onder meer de farmacie en voeding; het UMCG heeft de ambitie om – als enige naast het UMC in Maastricht – een hoogwaardige protonen- en ionenfaciliteit te realiseren. Hierdoor kan een nieuwe vorm van radiotherapie voor de behandeling van tumoren worden geïmplementeerd. De faciliteit zal ook worden benut om verder wetenschappelijk onderzoek op dit terrein te ondersteunen (waarbij onder meer vanuit Groningen wordt geparticipeerd in een Europees netwerk voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van protonen- en ionenbehandeling). Tenslotte zullen ook mogelijkheden worden geboden voor facility sharing: andere instituten en bedrijven worden in de gelegenheid gesteld om voor hun R&D-activiteiten gebruik te maken van deze hoogwaardige onderzoeks- en testfaciliteit. Met deze initiatieven kan het Noorden een in internationaal opzicht uniek kenniscluster ontwikkelen op het gebied van ‘ageing’. Op dit punt zal de regio zich dan in nationaal en internationaal opzicht onderscheiden. De economische potenties moeten enerzijds gezocht worden in de directe werkgelegenheidseffecten en investeringen die met de realisatie van deze grootschalige initiatieven zijn gemoeid. Anderzijds mogen ook de nodige effecten worden verwacht wanneer het tot valorisatie van de nieuw ontwikkelde fundamentele kennis komt. Deze effecten – onder meer in de vorm van innovaties en de creatie van nieuw spin-off ondernemingen – hebben echter een veel langere tijdshorizon. Een punt van aandacht is overigens nog wel in hoeverre (ook) het regionale bedrijfsleven (nog meer) betrokken kan worden – en kan profiteren – van de kennisvalorisatie vanuit deze ageing-initiatieven.
17
Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van de noordelijke zorgeconomie. Versterking van de kennisbasis van het Noorden. Versterking kennisuitwisseling wetenschap en bedrijfsleven (publiek-private clustervorming op R&D-gebied). (Op termijn) mogelijkheden voor kennisvalorisatie (nieuwe producten/diensten, nieuwe spin-off ondernemingen). Werkgelegenheidscreatie op de korte en langere termijn. Status : In uitvoering/voorbereiding, door SNN volgen van deze initiatieven en eventueel nieuwe initiatieven die hieruit voortkomen ondersteunen. Trekkers : UMCG en RUG. Partners : Diverse partijen. I.2 Internationaal topinstituut voor minimale invasieve chirurgie Het Medisch Centrum Leeuwarden heeft zich in de afgelopen jaren gespecialiseerd in de minimale invasieve chirurgie. Bij deze vorm van chirurgische ingrepen – in de volksmond ook wel kijkoperaties genoemd – worden kleine instrumenten en een geavanceerde camera in het lichaam van de patiënt gebracht en worden de ingrepen door de chirurg buiten het lichaam verricht. Het voordeel ten opzichte van de ‘reguliere’ open chirurgie is dat er kleinere wonden en littekens ontstaan, minder pijn en complicaties optreden, de duur van de ziekenhuisopname verkort wordt en de patiënt sneller herstelt. Voor een aantal ingrepen (operaties aan de galblaas, dikke darm, endeldarm, blinde darm, obesitas chirurgie, maag en milt) is deze vorm van chirurgie inmiddels internationaal meer standaard geworden. Voor de meer complexe operaties mag verwacht worden dat de toepassing van deze techniek zich in de komende jaren fors zal uitbreiden in Nederland. Het Medisch Centrum Leeuwarden heeft de ambitie om – als tweede in de wereld naast het IRCAD in Straatsburg – een internationaal topinstituut (of ‘center of excellence’) te realiseren voor wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling en opleiding op het gebied van minimale invasieve chirurgie. Met de oprichting van het Leeuwarden Institute of Minimally Invasive Surgery (LIMIS) enkele jaren geleden, het aantrekken van vooraanstaande internationale expertise, het opzetten van een in Europa unieke opleiding voor chirurgen en – in 2003 als eerste ziekenhuis in Europa – de inrichting van vier speciale operatiekamers, is een goede ‘vertrekpositie’ gecreëerd voor de verdere uitbouw naar het voornoemde internationale topinstituut. De bedoeling is om vanuit deze bestaande situatie nieuwe kennis te genereren en een nieuwe generatie toepassingsmogelijkheden van minimale invasieve chirurgie te ontwikkelen. Niet alleen voor de klinische behandelingen zelf, maar ook voor het preklinisch onderzoek. Verschillende technologieën komen in het R&D-onderzoek op dit gebied samen, zoals robotica, imaging/beeldvorming, materiaaltechnologie, softwaretechnologie, simulatietechnologie, etc. Ook de opleidingsactiviteiten op het gebied van minimale invasieve chirurgie zullen verder worden uitgebouwd. Bij de realisatie van het topinstituut zal worden samengewerkt met grote industriële partners die nu ook al bij LIMIS zijn betrokken. Het gaat daarbij onder meer om Philips, General Electric, Siemens en Stryker. Op regionale schaal wordt inmiddels samengewerkt met een automatiseerder en – op het gebied van beeldweergave/animatie – met de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Het beoogde topinstituut zal fysiek en organisatorisch buiten het MC Leeuwarden worden geplaatst. Naast investeringen zal het instituut enkele tientallen hoogwaardige arbeidsplaatsen genereren voor klinisch fysica en ondersteunend personeel. Op termijn mogen ook patenten en spin-off ondernemingen als resultaat van de onderzoeksactiviteiten van het nieuwe topinstituut worden verwacht. Momenteel wordt door de NV NOM gewerkt aan een businessplan. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van de noordelijke zorgeconomie. Versterking van de kennisbasis van het Noorden.
18
Versterking kennisuitwisseling wetenschap en bedrijfsleven (publiek-private samenwerking op R&D-gebied). (Op termijn) mogelijkheden voor kennisvalorisatie (nieuwe producten/diensten, patenten, nieuwe spin-off ondernemingen). Werkgelegenheidscreatie op de korte en langere termijn. Status : Businessplan in ontwikkeling, na gereedkomen businessplan als SNN bepalen in hoeverre dit initiatief financieel ondersteund dient te worden. Trekker : Medisch Centrum Leeuwarden. Partners : Huidige partnerbedrijven, NV NOM, provincie Fryslân. I.3 Bevordering van biomedische technostarters Het bevorderen van technostarters draagt bij aan de regionale kenniseconomie. Technostarters zijn immers kennisintensieve starters die een bron van vernieuwing, hoogwaardige werkgelegenheid en economische groei vormen. Technostarters die in specifieke nichemarkten opereren, kenmerken zich verder door het stuwende karakter van hun bedrijfsmatige activiteiten. Er zijn verschillende mogelijkheden om meer en betere technostarters te creëren. De meest voor de hand liggende technostartersondersteuning heeft betrekking op het beschikbaar stellen van huisvestingsmogelijkheden (via incubator), risicokapitaal, begeleiding, kennisnetwerken en onderzoeks-/testfaciliteiten. In Groningen heeft een aantal partijen het initiatief genomen om een verdere impuls te geven aan technostarters in de biomedische sfeer. Hiertoe is een aanvraag ingediend voor de landelijke SKEregeling van TechnoPartner. SKE staat voor Subsidieregeling KennisExploitatie (SKE) en heeft als doel om bij te dragen aan een betere benutting van publiek gefinancierde kennis door technostarters. De activiteiten hebben onder meer betrekking op het scouten van kansrijke ondernemersideeën, het screenen van marktmogelijkheden en het matchen van partijen. De kosten voor dit plan worden geraamd op 5,5 miljoen euro. Voor de komende vier jaar wordt verwacht dat er jaarlijks twee tot vijf levensvatbare technostarters met ondersteuning vanuit dit programma het levenslicht zien. Hiermee zal een directe werkgelegenheidsimpuls van enkele tientallen hoogwaardige arbeidsplaatsen gemoeid zijn. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van het Noorden als innovatieve zorgregio. Uitbreiding aantal technostarters in de biomedische sector. Werkgelegenheidscreatie. Status : Projectvoorstel gereed en ingediend, vooralsnog geen actieve betrokkenheid van SNN nodig. Trekker : UMCG. Partners : Rijksuniversiteit Groningen, gemeente Groningen, provincie Groningen, Rabobank, Stichting Business Generator Groningen (BGG). I.4 Creatie van nieuw ondernemerschap in andere zorggerelateerde sectoren De ervaringen in Groningen met het bevorderen van zorggerelateerde (techno)starters in de biomedische sector (zie I.3) zouden overigens ook breder benut kunnen worden in Noord-Nederland. De aanpak zoals die bij het voornoemde SKE-initiatief rondom het RUG/UMCG wordt uitgebouwd, kan ook in andere delen van het Noorden en voor bedrijven in andere zorggerelateerde sectoren worden toegepast. In de gesprekken met vertegenwoordigers van zorgaanbieders en bedrijven zijn verschillende voorbeelden van mogelijke zorggerelateerde starters naar voren gebracht. Ook verschillende (HBO-) onderwijsinstellingen hebben aangegeven om (meer) initiatieven te willen ontplooien om nieuw ondernemerschap vanuit het onderwijs te willen bevorderen.
19
Nader verkend zou kunnen worden welk potentieel aan startende ondernemingen mogelijk gerealiseerd zou kunnen worden, hoe deze ondernemersideeën in beeld kunnen komen en welke ondersteuningsbehoefte er bestaat om het starten en de overlevingskansen van dit type ondernemingen te bevorderen. Bij de nadere verkenning van deze verbreding zou dan meegenomen kunnen worden in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van de bestaande ondersteuningsstructuur en fondsen dan wel nieuwe structuren/middelen nodig zullen zijn. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van het Noorden als innovatieve zorgregio. Uitbreiding aantal technostarters in de medische technologie en andere zorggerelateerde sectoren. Werkgelegenheidscreatie. Status : Embryonaal, verder uit te werken door SNN. Trekker : Nader te bepalen. Partners : Nader te bepalen. . I.5
Ontwikkeling nieuwe businessconcepten door partnerships van zorg en technologie Rondom zorgaanbieders in het Noorden kunnen onverwachte ‘ontmoetingen’ en netwerkvorming tussen zorgondernemingen en bedrijven tot interessante commerciële activiteiten leiden op het snijvlak tussen zorg en (medische) technologie. Met name de match met MKB-ondernemingen wordt door een aantal gesprekspartners als kansrijk gezien, omdat zij beslissingsbevoegd zijn en – meer dan grotere ondernemingen – de neiging hebben om in sociale netwerken binnen het eigen gebied te participeren. De implementatie van meer zorginnovaties en de bedrijvigheid in de noordelijke zorgeconomie kan worden versterkt door zorginstellingen en MKB-ondernemingen (in de medische apparatenbouw, hulpmiddelenbranche, maar ook in minder voor de hand liggende sectoren) bij elkaar te zetten, met elkaar kennis te laten maken en uit te dagen om voor specifieke vraagstukken en uitdagingen gezamenlijk nieuwe oplossingen te bedenken. Vanuit deze ondernemingen is ook aangegeven dat zij niet altijd de goede ingangen hebben om samenwerkings- en kennisprojecten met zorgaanbieders en kennisinstituten (zoals het UMCG) aan te kunnen gaan. Al naar gelang het vraagstuk dat in dit soort samenwerkingsinitiatieven wordt opgepakt en uitgewerkt, zal bepaald moeten worden welke kennis (en dus betrokkenheid van kennisinstituten en bedrijven), financiële middelen (voor pilots/prototypes en vermarkting) en andere ondersteuningsvormen nodig zijn om deze ideeën om te zetten in haalbare businessconcepten. Voor de verdere vermarkting en implementatie in de zorg is de betrokkenheid van (één of meerdere) verzekeraars gewenst. Zij beschikken niet alleen over innovatiegelden, maar ook over middelen om de implementatie van de ontwikkelde oplossingen in de zorgpraktijk te ondersteunen. Bijdrage aan regionale ambities: Versterking netwerkvorming op regionaal niveau. Meer zorginnovaties. (Mogelijk) ontstaan van nieuwe ondernemingen. Werkgelegenheidscreatie. Status : Embryonaal, verder uit te werken door SNN. Trekker : Nader in te vullen. Partners : Nader in te vullen. I.6 Regionale kredietfaciliteit voor innovaties (bio)medische bedrijven De biomedische bedrijvigheid en de medische apparatenbouw in het Noorden bestaan voornamelijk uit MKB-ondernemingen die zelf aan productontwikkeling doen en in
20
specifieke nichemarkten opereren. Een kritische fase in het innovatieproces van deze bedrijven is de voorfase van de marktintroductie van nieuw ontwikkelde producten (‘hoe krijg ik het product klaar voor de markt?’). Vanuit geraadpleegde bedrijven is aangegeven dat er bij hen behoefte bestaat aan een regionale kredietfaciliteit specifiek voor deze fase in het innovatieproces. Zij worden daarmee gestimuleerd om tot marktintroductie over te gaan en – voor de terugbetaling van het krediet – omzet te genereren. Het economisch presteren van deze bedrijven en daarmee de werkgelegenheidsgroei kunnen hiermee direct worden gestimuleerd. Bijdrage aan regionale ambities: Bevordering innovaties. Versterking groei bestaande en nieuwe ondernemingen. Werkgelegenheidscreatie. Status : Embryonaal, verder uit te werken door SNN. Trekker : Nader in te vullen. Partners : Nader in te vullen. I.7
Krachtenbundeling medisch-technologische bedrijven bij internationale beurspresentaties De drie noordelijke provincies tellen de nodige biomedische en medisch-technologische bedrijven die met hun gespecialiseerde, innovatieve producten een wereldmarkt bedienen. Mede door de verregaande vorm van specialisatie van dit type bedrijven, is er van onderlinge samenwerking en krachtenbundeling nauwelijks sprake. Betrokkenen uit de sector zelf kwalificeren hun eigen branche als ‘los zand’. Een projectidee dat vanuit de sector zelf naar voren is gebracht, is het bundelen van krachten rondom presentaties op internationale medisch-technologische beurzen en tentoonstellingen. Voor nichespelers uit de medische technologie vormen dergelijke beurzen een belangrijk middel om zich te profileren en een groot aantal marktcontacten op te doen. Deze contacten dragen bij tot een uitbreiding van de afzetkanalen en een (blijvende) verhoging van de omzet. De kosten die met internationale beurspresentaties over de gehele wereld gepaard gaan, worden echter als zeer hoog ervaren. Het gevolg hiervan is dat lang niet aan alle interessante beurzen wordt deelgenomen en dus niet alle economische kansen worden benut. Door een aantal noordelijke bedrijven te mobiliseren en de kosten van vervoer en de beurspresentaties te delen, worden de mogelijkheden voor presentaties van deze bedrijven op internationale beurzen vergroot. De deelname van vijf tot tien bedrijven zal naar verwachting al volstaan om het kostentechnisch interessant te maken. Een dergelijk aantal is waarschijnlijk alleen te realiseren bij brede medisch-technologische beurzen en niet zozeer bij de vakbeurzen voor specifieke toepassingen/terreinen. Een afgeleid effect van deze krachtenbundeling is dat er mogelijkheden worden geschapen om NoordNederland internationaal uit te dragen binnen de medische technologie. Hiertoe wordt door sommige bedrijven naar voren gebracht dat participatie van het UMCG bij deze profilering wenselijk is om een krachtige uitstraling van het Noorden op deze beurzen te bewerkstelligen. Om het project georganiseerd te krijgen, zal externe capaciteit beschikbaar moeten komen om het concept verder uit te werken, potentiële deelnemers te informeren en te mobiliseren, onderlinge afspraken vast te leggen en verdere organisatorische ondersteuning te bieden. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van het Noorden. Versterken medisch-technologische sector in het Noorden. Werkgelegenheidscreatie. Status : Embryonaal, verder uit te werken door SNN. Trekker : Nader in te vullen.
21
Partners : Diverse noordelijke bedrijven in de medische technologie en (eventueel) het UMCG. Ter afsluiting van deze paragraaf zullen we in schema 3.2 de voornoemde initiatieven binnen deze actielijn samenvatten. Daarbij is tevens aangegeven op welke wijze de initiatieven aansluiten bij de kernpunten in het noordelijke profiel zoals die in paragraaf 3.2 zijn weergegeven. Bovendien is op grond van de status waarin het beoogde initiatief zich bevindt, weergegeven welke aandacht vanuit de regio – programmaorganisatie – nodig is om de economische en innovatieve potenties te benutten. Schema 3.2
Samenvattend overzicht
Initiatief
Aansluiting bij profiel Positief
Negatief
I.1 Verbreding noordelijke kennisbasis op het gebied van ageing
1, 2, 3, 5
6
I.2 Internationaal topinstituut voor minimale invasieve chirurgie
1, 2, 3, 5
-
I.3 Bevordering van biomedische technostarters
1, 3, 4, 5
-
I.4 Creatie van nieuw ondernemerschap in zorggerelateerde sectoren
1, 4, 5
I.5 Ontwikkeling nieuwe businessconcepten door partnerships van zorg en technologie
1, 3, 5
6
I.6 Regionale kredietfaciliteit voor innovaties (bio)medische bedrijven
1, 3, 5
-
1, 3
6, 7
I.7 Krachtenbundeling medischtechnologische bedrijven bij internationale beurspresentaties
Aandacht A
B
C
D
Legenda: Positieve punten uit profiel 1 = goede kennisbasis in Noorden aanwezig 2 = mogelijkheden om in (inter)nationaal opzicht te onderscheiden als regio 3 = mogelijkheden voor (versterking) clustervorming 4 = voorzieningen voor vestiging zorggerelateerde bedrijvigheid aanwezig 5 = impulsen bevordering nieuw ondernemerschap in het Noorden Negatieve punten uit profiel 6 = kloof kennisinfrastructuur en regionale MKB-bedrijfsleven 7 = onvoldoende samenwerking voor profilering en (economische) vermarkting Aandacht A = lopend initiatief en meer ‘volgende’ aandacht gewenst B = lopend initiatief en (extra) aandacht en ondersteuning nodig C = projectplan ontwikkeld of in ontwikkeling D = nog verder te ontwikkelen initiatief
3.4
In te vullen randvoorwaarden
Om de innovatieve en economische potenties van bovenstaande initiatieven binnen deze programmalijn te benutten, zullen in randvoorwaardelijke sfeer aanvullende condities moeten worden ingevuld. We beperken ons binnen deze actielijn tot de volgende randvoorwaarde (zie hieronder).
22
A. Bevordering aanbod aan bètatechnici voor de noordelijke zorgeconomie Voor de introductie en inbedding van zorginnovaties binnen zorginstellingen, zal naar de toekomst toe een toenemende vraag naar bètatechnici gaan ontstaan 8. De zorg wordt daarmee in toenemende mate als een kansrijke sector voor bètatechnici gezien, die de brug kunnen slaan op het snijvlak van zorg en techniek. Het gaat hierbij met name om bètatechnici op het vlak van medische technologie, logistiek en ICT. De vraag is echter of er wel voldoende toevoer van dit type arbeidskrachten vanuit het beroepsonderwijs (op verschillende niveaus) kan worden gerealiseerd. Een vergelijkbaar vraagstuk doet zich ook voor bij de bedrijven die actief zijn in toeleverende/afgeleide sectoren 9. De beschikbaarheid – in aantal en kwaliteit – van voldoende geschoolde bètatechnici vormt een belangrijke randvoorwaarde om de verdere groei van het innovatieve bedrijfsleven binnen de zorgeconomie mogelijk te maken. Bovendien is er – bijvoorbeeld vanuit de medische apparatenbouw – aangegeven dat er behoefte bestaat aan interdisciplinair geschoolde arbeidskrachten (technici die ook kennis van de zorg hebben meegekregen binnen hun opleiding). Om aan de toekomstige vraag van dit soort menskracht te kunnen voldoen, zullen de zorg, het bedrijfsleven en het onderwijs samen initiatieven moeten ontplooien. Deze initiatieven kunnen dan betrekking hebben op het in beeld brengen van de omvang van deze vraag en het tempo waarin deze vraag zich zal gaan ontwikkelen, het herontwerpen van bestaande opleidingen en eventueel ontwikkelen van nieuwe opleidingen, verbetering van de samenwerking tussen het beroepsveld en de scholen, opzetten van regionale experimenten, publicitaire acties, etc. Nu worden bij verschillende scholen al kleinschalige initiatieven ontplooid. Een meer overall en gecoördineerde aanpak van dit arbeidsmarktvraagstuk ligt echter meer voor de hand.
8
9
De landelijke commissie Technologie, Zorg en Opleidingen (Commissie Sminia) verwacht een verzesvoudiging van de vraag naar het aantal bètatechnici in de zorg in 2020. Binnenkort zal de Human Capital Roadmap voor de Life Sciences verschijnen, waarin (op nationaal niveau) meer inzicht zal worden gegeven in de vraag naar bètatechnici binnen dit cluster.
23
24
4.
INNOVATIE IN DE ZORGKETEN: BELEVINGSGERICHTE, DECENTRALE ZORG
4.1
Inleiding
Een algemene trend binnen de gezondheidszorg is dat de zorgvrager – mede onder invloed van de marktwerking die zijn intrede heeft gedaan – steeds meer keuzemogelijkheden krijgt wat betreft het aanbod van zorg en de zorgverleners die deze zorg aanbieden. De toegenomen keuzevrijheid betreft niet alleen van welk zorgaanbod de zorgvrager gebruik wil maken (via bijvoorbeeld het ‘mechanisme’ van persoonsgebonden budgetten), maar ook de plaats en het moment waarop de zorgvrager deze zorg wil krijgen. Wat dit laatste aangaat, wordt de (medische) zorg steeds onafhankelijker van plaats en tijd. In toenemende mate doet het begrip belevingsgerichte zorg haar intrede. Belevingsgerichte zorg is zorg gericht op de kwaliteit van leven en het welbevinden van zorgvrager, waarbij de autonomie van de zorgvrager zo min mogelijk wordt aangetast. Chronisch zieken, gehandicapten en andere mensen met een zorgvraag willen immers steeds meer deel (blijven) uitmaken van de samenleving. De gevraagde zorg wordt – onafhankelijk van plaats en tijd – zoveel mogelijk ingepast in het dagelijks leven van de zorgvrager. Bovengenoemde ontwikkelingen hebben belangrijke gevolgen voor de plaats waar zorg wordt verleend en de wijze waarop de zorg is georganiseerd. Zo vindt er een verschuiving plaats van intramurale, gehospiteerde zorgverlening naar extramurale zorg waarbij de hulpbehoevende zoveel mogelijk in de vertrouwde omgeving wordt gelaten en de zorgverlening hierop wordt afgestemd. Als gevolg van deze extramuralisering van de zorg vervallen de schotten tussen de verschillende typen zorgverleners. Deze ontschotting uit zich onder meer in de toenemende integratie van en samenwerking binnen zorgketens (al of niet bestuurd vanuit zorgverzekeraars). Zo gaan ziekenhuizen steeds meer samenwerken met verpleeg- en verzorgingshuizen; laatstgenoemde instellingen intensiveren op hun beurt hun samenwerking met huisartsenpraktijken en thuiszorgorganisaties. De geïntegreerde zorgtrajecten doen de vraag naar transmurale zorgtechnologie 10 en thuiszorgtechnologie 11 toenemen. Dit geldt dan bijvoorbeeld voor ICT voor de communicatie tussen eerstelijns en tweedelijns zorgaanbieders en de communicatie tussen zorgaanbieder en zorgvrager. Wat dit laatste betreft doet ‘zorg op afstand 12’ steeds meer zijn intrede. In het verlengde van het voorgaande is er ook sprake van een groeiende vraag naar specifieke voorzieningen die ouderen in staat stellen om langer zelfstandig te blijven wonen. Dit wordt overigens ook wel aangeduid met de term ‘ontzorging’. Het gevolg hiervan is dat op lokaal niveau nieuwe vormen van samenwerking ontstaan tussen woningbouwcorporaties, leveranciers, formele zorgverleners, informele zorgverleners (mantelzorgers) en dienstverleners. Op het snijvlak van zorg, wonen en welzijn ontstaan economische kansen daar waar het gaat om de levering van woningtechnische aanpassingen, domotica 13, nieuwe hulpmiddelen, extramurale zorgverlening (in de directe nabijheid), welzijnsdiensten, etc.
10
11
12
13
Technologie ter ondersteuning van geïntegreerde, patiëntgerichte zorgtrajecten en voor de uitbreiding en verbetering van de mogelijkheden voor thuiszorg. Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT). Medisch-technische zorg in de huisomgeving, zoals het toedienen van intraveneuze medicatie, sondevoeding, zuurstof, etc. Bijvoorbeeld het op afstand monitoren van vitale lichaamsfuncties in het kader van een behandeling. Een recent ingevoerd voorbeeld hiervan is het op afstand bewaken van hartpatiënten vanuit het Martini Ziekenhuis. Het woord domotica is een samentrekking van 'domus' (Latijns voor huis) en telematica. Domotica is de technologie om elektronicatoepassingen en automatisering te integreren in de woning. Daarbij staan de woonwensen van de eindgebruiker ten aanzien van veiligheid, zorg, comfort, communicatie, energie, ontspanning en communicatie voorop. Door domotica kunnen ouderen langer zelfstandig blijven wonen.
25
4.2
Positionering van het Noorden
Voor innovaties in de zorgketen liggen in het Noorden veel kansen. Enerzijds heeft dit te maken met een grote vraag naar nieuwe concepten en technologieën die manifest zullen gaan worden als ketensamenwerking en verdere decentralisering van de zorg hun beslag krijgen. Het gaat hierbij onder meer om ICT-technologie en domotica. Een probleem dat bij het samenwerken in zorgketens speelt, is dat door de toenemende marktwerking en onderlinge concurrentie – overigens net als elders in Nederland – een remmende werking is uitgegaan op de ketensamenwerking. Mede door de recente introductie van de WMO is er in het Noorden sprake van onvoldoende omgevingsstabiliteit. Anderzijds is het Noorden – als ruraal gebied met een aantal middelgrote steden en haar specifieke karakter als ‘slow living’ regio – bij uitstek geschikt als ‘open’ experimenteerruimte op het gebied van decentrale en belevingsgerichte zorg. Binnen Noord-Nederland zijn (boven)lokale netwerken actief die in het (recente) verleden vooruitstrevende initiatieven hebben ontplooid waarop voortgeborduurd kan worden. Zo manifesteert het Noorden zich op het snijvlak van zorg, wonen en welzijn – met initiatieven als bijvoorbeeld Skewiel Trynwâlden 14 – als koploper in ons land. Inmiddels zijn op dit terrein ook veel andere initiatieven op lokaal of bovenlokaal niveau ontplooid of in voorbereiding genomen, waardoor er gesproken kan worden van een sterke versnippering. Mede door de sterke versnippering van initiatieven kan niet van een transparante markt voor nieuwe producten, diensten en concepten worden gesproken. Dit betekent enerzijds dat zorginstellingen en individuele (zorg)vragers vaak onvoldoende zicht hebben op het mogelijke aanbod van nieuwe producten/diensten die tegemoet komen aan hun behoeften/wensen. Anderzijds opereren aanbieders van nieuwe producten/diensten dikwijls weinig vraaggericht. Daarnaast zijn regionale leveranciers (zoals bijvoorbeeld installatiebedrijven) zich (nog) onvoldoende bewust van de economische kansen op het domein van zorg en wonen. Schema 4.1
Samenvattende kernpunten van het noordelijke profiel binnen de actielijn ‘Innovatie in de zorgketen: belevingsgerichte, decentrale zorg’
Sterke kernpunten 1. Er is grote vraag naar technologie en concepten op het gebied van decentrale zorg en ontzorging. 2. Regio bij uitstek geschikt als ‘open’ experimenteerruimte op het gebied van decentrale zorg/belevingsgerichte zorg. 3. Netwerkvorming is gaande. 4. Bestaande initiatieven vormen goed vertrekpunt om tot verdere economische en innovatieve impact te komen. Zwakke kernpunten 5. Momenteel onvoldoende omgevingsstabiliteit voor intensivering van de ketensamenwerking. 6. Veel kleinschalige initiatieven op (boven)lokaal niveau zonder samenhang. 7. Economische kansen worden nog onvoldoende benut.
14
Het Skewiel Trynwalden in de gemeente Tytsjerkstradeel is een voorloper op het gebied van een sluitende ketenbenadering op het gebied van decentrale zorg/ontzorging. Het voormalige verzorgingshuis is afgebroken en vervangen door een 100-tal (koop)appartementen en een servicecentrum dat wordt beheerd door een woningcorporatie. Een combinatie van zorg en welzijn wordt geheel vraaggestuurd aangeboden. Dit betekent dat diensten op maat worden verleend aan in principe alle 50-plussers in de Trynwalden die hierop een beroep doen. Dit centrum biedt een ruim aanbod aan faciliteiten (winkel, restaurant, kapper, medische diensten, zorghotel, onderhoudsdienst, etc.) en vormt de thuisbasis van vijf zelfstandig opererende dorpsteams (van medici, verpleegkundige, huishoudelijk hulpen) die alle zorg die mensen thuis nodig hebben, aanbieden.
26
4.3
Projectideeën en -initiatieven
Vanuit de gevoerde gesprekken zijn de volgende mogelijke projectideeën en initiatieven naar voren gebracht. II.1 Ontwikkeling businesscases voor nieuwe ICT-toepassingen in de zorg Via bestaande platforms als Stichting Gerrit en Zorgnet Noord worden partners uit de noordelijke zorgeconomie bij elkaar gebracht. Deze netwerkvorming heeft enerzijds tot doel om bij de partners in de zorg goodwill te kweken voor nieuwe ICT-toepassingen in zorgketens en anderzijds om tot kennisdeling en kennisontwikkeling op het gebied van ICT in de zorg te komen. Sinds de start in 1996 heeft Stichting Gerrit een sterke band opgebouwd met een zeer breed veld van zorgverleners in Fryslân. Deze stichting exploiteert een voor Nederland uniek netwerk, namelijk Zorgnet Friesland. Verschillende ICT-projecten in de zorg zijn uit dit initiatief voortgekomen, zoals de ‘dokterswacht fase 1’ (waarin de vijf huisartsenposten binnen de provincie als één virtuele post opereren), teleconferencing voor alle Friese ziekenhuizen (in samenwerking met het IKN Groningen), hoogwaardige diagnostiek op afstand voor alle Friese ziekenhuizen (PET/CT) en ‘werken op afstand’ voor huisartsen en zorginstellingen. Om de informatie-uitwisseling en samenwerking in zorgketens verder een impuls te geven en de digitale dienstenontwikkeling op het gebied van zorg te stimuleren, is Stichting Gerrit voornemens om expertisegroepen (denktanks) op een viertal thema’s te formeren, namelijk: care: de ontwikkelingen in de care als samenspel met cure en WMO EPD: de ontwikkeling van keten-/netwerkzorg met een accent op dossierbeheer en logistiek; ICT: communiceren binnen netwerken; burger en patiënt: de burger als patiënt, cliënt of buddy (i.h.k.v. de WMO) als vertrekpunt voor de ontwikkeling van innovaties in de zorg. Haalbare ideeën die vanuit de expertisegroepen naar voren komen, worden vervolgens omgezet in concrete businesscases die als (pilot)project in Fryslân worden geïmplementeerd. Voor de organisatie en begeleiding van de expertisegroepen en de vertaling van de gegenereerde ideeën naar businesscases zal extra menskracht moeten worden ingezet. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van het Noorden als innovatieve zorgregio. Nieuwe zorginnovaties. Versterking van de netwerkvorming en de samenwerking bij conceptontwikkeling. Uitbreiding van de marktkansen voor betrokken bedrijven. Status : In ontwikkeling, door SNN verder te volgen en eventueel te ondersteunen. Eventueel mogelijkheden bekijken in hoeverre aansluiting kan worden gevonden bij andere initiatieven. Trekker : Stichting Gerrit. Partners : De samenwerkende partners binnen Stichting Gerrit. II.2 Matchmaking vraag naar en aanbod van transmurale zorgtechnologie Uit de verschillende gesprekken met zorginstellingen en bedrijven is naar voren gekomen dat de markt van de transmurale zorgtechnologie weinig transparant is. Vraag en aanbod komen niet vanzelfsprekend bij elkaar. Om de toepassing en implementatie van dit soort innovaties in de regio te bevorderen – en daarmee tegelijkertijd economische kansen voor het aanwezige (MKB-)bedrijfsleven te bevorderen – is een extra inzet wenselijk. Dit kan verschillende vormen hebben, zoals: organiseren van regionale brokerage events waar vraag en aanbod rond bepaalde deelthema’s elkaar kunnen ontmoeten;
27
het aanbod van noordelijke leveranciers, hun producten/diensten, referenties en dergelijke in kaart brengen en uitdragen via een digitale ‘atlas’; bevorderen van stages en onderzoeksopdrachten voor (interdisciplinaire groepen) HBO-studenten waarin specifieke vragen vanuit (ketens van) zorginstellingen vertaald worden naar het aanbod van technologische mogelijkheden vanuit het noordelijke (toe)leverende bedrijfsleven (bijvoorbeeld vanuit de minoropleidingen aan de noordelijke HBO-instellingen); partnersearch via de bestaande intermediair structuur: vraag en aanbod op individueel niveau bijeenbrengen. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van het Noorden als innovatieve zorgregio. Bevordering van nieuwe zorginnovaties. Versterking van de netwerkvorming en de samenwerking. Uitbreiding van de marktkansen voor leveranciers van zorgtechnologie. Status : Embryonaal, verder uit te werken door SNN. Trekker : Nader te bepalen. Partners : Nader te bepalen. II.3 Smart Care Community De gemeente Leeuwarden ontwikkelt in samenwerking met twee woningcorporaties en drie zorgondernemingen in een periode van tien jaar fasegewijs dertien zogenaamde woonservicezones. Het doel hiervan is om voor ouderen en jongeren met een beperking voorzieningen te creëren waarmee zijn langer zelfstandig kunnen blijven wonen in hun eigen wijk. In een dergelijke woonservicezone worden (al dan niet aangepaste) woningen gerealiseerd, gecombineerd met diverse soorten welzijnsvoorzieningen en lichte tot intensieve zorg binnen handbereik. Daarnaast is zomer 2006 gestart met een denktank Take Care 2015 – nieuwe arrangementen van Wonen Welzijn Werk Zorg en Diensten waarvoor de gemeente Leeuwarden en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden een convenant hebben getekend. Als een soort spin-off wordt op dit moment gewerkt aan de ontwikkeling van het pilot-initiatief Smart Care Community (SCC). Het SCC-initiatief heeft betrekking op de toepassing van bestaande ICT/media in de thuisomgeving voor vraaggestuurde zorg op afstand. Diverse mogelijkheden van innovatieve toepassingen van bestaande media (televisie, breedbandinternet) voor telecare en telemonitoring zullen hierbij in de praktijk worden geïmplementeerd (onder meer voor chronisch zieken, ouderen en mensen met een beperking). Met het project wordt beoogd om formele en informele zorg met elkaar te verbinden en de uiteindelijke zorgvraag via zorg op afstand te verminderen. Het doel is met behulp van de nieuwe communicatiemedia de sociale infrastructuur van de wijk te versterken en op deze wijze bij te dragen aan een vermindering van de zorgconsumptie. De partijen – naast de bovengenoemde ‘trekkers’ ook twee woningbouwcorporaties, vier zorginstellingen, een welzijnsinstelling en Stichting Gerrit – willen hiervoor een casus opzetten in één van de Leeuwarder wijken. Daarnaast wordt beoogd om aan te sluiten bij een soortgelijke casus in Skewiel Trynwalden. Hierdoor kan een vergelijking worden gemaakt tussen de ervaringen in de stadswijk en op het platteland. Met de casus(sen) zal kennis worden opgedaan over hoe zorg op afstand op een gebruiksvriendelijke, efficiënte en effectieve wijze kan worden toegepast, met specifieke aandacht voor de verbinding tussen formele en informele zorg. Daarbij worden ook de mogelijkheden getest om de bedrijfsvoering in de zorg op een andere wijze te gaan organiseren. De verwachting is dat de ervaringen binnen SCC ook kansen bieden voor nieuwe dienstverlenende bedrijvigheid. De kennis en ervaringen die met dit project worden opgedaan, zullen via onderzoek van het lectoraat Zorginnovatie van de NHL in kaart worden gebracht. De opgebouwde kennis omtrent SCC zal als ‘exportproduct’ worden vermarkt naar de rest van het Noorden en daarbuiten.
28
Bij de realisatie van het pilotproject zal een groot aantal partijen betrokken zijn. Naast de bovengenoemde partijen is ook voorzien in de betrokkenheid van zorgverzekeraars en regionale MKB-bedrijven (onder meer in de ICT-sector en de installatietechniek). De initiatiefnemers willen het project als landelijk voorbeeldproject positioneren binnen het VWS-initiatief om tot zogenaamde transitiearena’s te komen. Het begrip transitie verwijst naar een ingrijpende verandering in de sector, in dit geval een verandering als gevolg van een integrale invoering van ICT-mogelijkheden met als gevolg een andere organisatie van het zorgproces. Een beperkt aantal bestaande, duurzame samenwerkingsverbanden op het gebied van zorg, wonen en welzijn wordt in dit opzicht als experimenteerruimte aangemerkt en ondersteund vanuit het ministerie. Het onderscheidend vermogen ten opzichte van andere regio’s kan binnen dit project worden gevonden in de combinatie tussen stad en platteland en de ‘slow-living’ cultuur van het Noorden. Om als landelijk experiment aangewezen te worden, zal nog het nodige lobbywerk verricht moeten worden. Hierbij is ondersteuning vanuit de noordelijke provincies wenselijk. Bovendien wordt nog gezocht naar (organisatorische en financiële) steun voor de overkoepelende coördinatie en organisatie van de pilot en de uitvoering van het onderzoeksprogramma en de valorisatie van de opgedane kennis en ervaringen. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van het Noorden als innovatieve zorgregio. Versterking noordelijke kennisbasis. Versterking van de samenwerking in de conceptontwikkeling en de marketing. Uitbreiding van de marktkansen voor betrokken bedrijven. Status : In ontwikkeling. Trekkers : Gemeente Leeuwarden, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Partners : Nieuw Wonen Friesland, Palet, Corporatieholding Friesland, Thuiszorg Het Friese Land, Stichting Welzijn Ouderen Leeuwarden, Zorggroep Noorderbreedte, Stichting Gerrit, Nyfinster en nog nader aan te wijzen toeleverende bedrijven.
II.4 Noordelijke kenniskaart woon-zorg concepten Vanuit de invalshoek van volkshuisvesting en leefbaarheid op het platteland en in wijken is er in het Noorden sprake van veel aandacht voor concepten op het snijvlak van wonen en zorg. Het gaat hierbij om de herinrichting van de ouderenzorg door het realiseren van nieuwe combinaties van aangepaste huisvesting en zorgdiensten, waarbij woningbouwcorporaties, locale overheden en zorginstellingen samen optrekken. Deze initiatieven spelen zich af op (boven)lokaal niveau en bevinden zich in verschillende stadia van ontwikkeling en realisatie. Skewiel Trynwalden in Friesland en Steunstee in OostGroningen worden al in meer of mindere mate uitgedragen als succesvolle voorbeelden van dit soort initiatieven in het Noorden. Op dit moment wordt er volop gewerkt aan soortgelijke initiatieven in bijvoorbeeld Leeuwarden (tiental woonservice zones), regio Groningen-Assen (pilot Wonen met Zorg), Hoogeveen (Wonen en service van Zorgpalet in het Bilderdijkgebied, nieuw woonzorgconcept in Krakeel van Icare, Vanboeijen, Johannes van der Sleedenhuis), Meppel, etc. Een integraal overzicht van noordelijke (plannen voor) initiatieven is niet voorhanden. Om verdere vernieuwingen op dit gebied te stimuleren en het Noorden te profileren als aantrekkelijk gebied voor de zorgeconomie, kan een noordelijke kenniskaart een hulpmiddel vormen. De inventarisatie die voor de vervaardiging van deze (digitale) kaart moet worden uitgevoerd, kan tevens benut worden om knelpunten en belemmeringen in kaart te brengen. Deze kunnen dan aanleiding vormen voor nieuwe initiatieven. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van het Noorden als innovatieve zorgregio. Stimulering van ervarings- en kennisuitwisseling. Status : Embryonaal, nader uit te werken door SNN. Trekker : Nader te bepalen.
29
Partners : Nader te bepalen. II.5 Noordelijke pilot voor de PlusInstallateur De zorgeconomie – en daarbinnen de trend van het langer zelfstandig willen blijven wonen van senioren – kan als een belangrijke groeimarkt voor de installatiebranche worden gezien. Bij de sterk groeiende groep oudere woningbezitters zal in toenemende mate een vraag ontstaan naar woningaanpassingen en de implementatie van nieuwe technologieën in de huisomgeving. De nieuwe generatie installateurs zal zich – om de economische kansen optimaal te benutten – moeten profileren als hèt aanspreekpunt en de adviseur voor senioren die om meer voorzieningen op het gebied van veiligheid, comfort en zorg in de eigen woning vragen. Op landelijk niveau heeft de brancheorganisatie van de technische installatiebranche UNETO-VNI het initiatief opgevat om een nieuw businessconcept voor de seniorenmarkt te ontwikkelen dat door ondernemers opgepakt kan worden. Hieruit is het initiatief 'PlusInstallateur' ontstaan. Een kleine groep ondernemers zal dit concept verder gaan ontwikkelen en implementeren. De toegevoegde waarde van de PlusInstallateur ontstaat door samen te werken met andere bedrijven in de bouwkolom (zoals aannemers), leveranciers, ergonomen en dergelijke. Zo ontstaat een (bedrijfs)cluster om een totaalpakket aan gewenste woningaanpassingen te kunnen aanbieden en dus een ‘onestop-shopfunctie’ vervullen. Aan welke eisen toekomstige PlusInstallateurs moeten voldoen en welke kennis zij daarvoor nodig hebben, wordt in de komende periode verder uitgewerkt. Voor de ontwikkeling en implementatie van dit innovatieve concept wil de branche een Innovatie Prestatie Contract (IPC) met het Ministerie van Economische Zaken afsluiten. Hiervoor is inmiddels een samenwerkingsrelatie met Syntens aangegaan. Onderdeel van het traject om tot het PlusInstallateur concept te komen, is een regionale pilot waarin de eerste praktijkervaringen worden opgedaan. Een zestal installatiebedrijven in Fryslân zal als eerste groep in ons land ervaring gaan opdoen met het implementeren van het genoemde concept. Zij worden hierbij begeleid door Syntens. De ervaringen die in deze pilot worden opgedaan, zullen worden benut om het concept verder uit te ontwikkelen. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van het Noorden als innovatieve zorgregio. Stimulering van onderlinge ervarings- en kennisuitwisseling. Vergroten vernieuwingskracht bedrijven. Werkgelegenheidsgroei. Status : In ontwikkeling, ontwikkeling projectvoorstel volgen door SNN. Trekkers : Syntens en UNETO-VNI. Partners : Zes installatiebedrijven 15. Ter afsluiting van deze paragraaf vatten we de bovengenoemde projectinitiatieven samen in onderstaand schema. Hierbij is ook een relatie aangebracht met het voornoemde profiel.
15
Vanuit UNETO-VNI is aangegeven dat in de huidige fase van projectontwikkeling de namen van de beoogde participerende bedrijven niet publiekelijk bekend gemaakt zullen worden.
30
Schema 4.2 Samenvattend overzicht Initiatief
Aansluiting bij profiel Positief
II.1 Ontwikkeling businesscases voor nieuwe ICT-toepassingen in de zorg
1, 3, 4
II.2 Matchmaking vraag naar en aanbod van transmurale zorgtechnologie
1, 3, 4
II.3 Smart Care Community II.4 Noordelijke kenniskaart woon-zorg concepten II.5 Noordelijke pilot voor de PlusInstallateur
Negatief
Aandacht A
B
C
D
7
1, 2, 3, 4 4
6, 7
1, 2, 3
7
Legenda: Positieve punten uit profiel 1 = grote vraag naar technologie/concepten 2 = regio geschikt als ‘open’ experimenteerruimte 3 = netwerkvorming is gaande 4 = bestaande initiatieven goed te gebruiken als vertrekpunt voor nieuwe acties Negatieve punten uit profiel 5 = momenteel onvoldoende omgevingsstabiliteit 6 = veel kleinschalige initiatieven zonder samenhang 7 = economische kansen nog onvoldoende benut Aandacht A = lopend initiatief en meer ‘volgende’ aandacht gewenst B = lopend initiatief en (extra) aandacht en ondersteuning nodig C = projectplan ontwikkeld of in ontwikkeling D = nog verder te ontwikkelen initiatief
4.4
In te vullen randvoorwaarden
De voornoemde initiatieven worden in meer of mindere mate ondersteund door een aantal condities op het gebied van ICT en human capital in te vullen. Deze condities zijn hieronder kort toegelicht. A. Optimalisering noordelijke ICT-infrastructuur voor ketensamenwerking in de zorg Een belangrijke randvoorwaarde voor de verdere ondersteuning van de samenwerking in de zorgketen en de implementatie van zorginnovaties heeft betrekking op de infrastructuur voor zorg-ICT. Voor de uitwisseling en opslag van medische data is een hoogwaardige, snelle en veilige ICT-infrastructuur nodig. In het Noorden zijn de zogenaamde ‘back-bones’ al voldoende ontwikkeld: tussen de grotere steden zijn inmiddels snelle glasvezelnetwerken aangelegd die goed te benutten zijn. Er zijn echter nog de nodige knelpunten op te lossen – met name in de buitengebieden – voordat van een volledige ‘dekking’ van het Noorden gesproken kan worden. Ook de onderlinge connecties en toegankelijkheid van bestaande (breedband)infrastructuur zou te wensen overlaten. In samenspraak met platformorganisaties op het gebied van ICT in de zorg (zie hieronder) kan nader verkend worden waar zich vooral knelpunten voordoen en hoe deze opgelost kunnen worden. B. Uitbouwen bestaande intranetsystemen voor de zorg naar één gezamenlijk noordelijk intranetsysteem Het intranet is een virtuele plaats waar zorginstellingen via een beveiligd ‘login systeem’ onderling gegevens en kennis kunnen uitwisselen. Het voordeel van het systeem is dat berichten, nieuwsitems, laboratoriagegevens, agenda’s van specialisten en dergelijke op één centrale plaats staan en dat deze informatie voor iedereen – die daartoe bevoegd is – altijd toegankelijk is. Momenteel bestaan op provinciaal niveau al beveiligde zorgnetwerken en intranetsystemen waarop nieuwe ICT-projecten in de zorgketen worden gerealiseerd. In Fryslân bestaat Zorgnet Friesland van Stichting Gerrit waarop het
31
Zorgnet Friesland-portaal wordt gebouwd: een centrale plaats waar aanbieders en gebruikers van informatie omtrent zorg actief kunnen zijn. In Groningen bestaat Zorgweb Noord van Lab Noord waarop een portaal voor huisartsen is gerealiseerd. De opzet van één gezamenlijk intranetsysteem kan bijdragen aan (meer) samenwerking en transparantie in de noordelijke zorgketen. Wat betreft de functionaliteit – dus de applicaties die via deze netwerken worden aangeboden – is er nog niet sprake van één noordelijk systeem. De besprekingen hierover zijn reeds gaande. Belangrijke randvoorwaarden voor de opzet van één noordelijk intranetsysteem zijn dat de aanwezige infrastructuur voor het intranet open en toegankelijk is en er voldoende (financiële) middelen voor de realisatie aanwezig zijn. Met het verbinden en uitbouwen van de bestaande intranetsystemen kan een conditie worden ingevuld (op noordelijke schaal) nieuwe digitale diensten te ontwikkelen. C. Vervlechten zorg en technische kennisvelden binnen opleidingen In de noordelijke opleidingen op verschillende niveaus is er veelal nog sprake van een strikte scheiding tussen de zorgopleidingen en de technische opleidingen (human technology, installatietechniek, telematica, etc.). Om de ontwikkeling en toepassing van innovaties binnen de zorgeconomie te bevorderen, dienen initiatieven ondersteund te worden die de nieuwe ontwikkelingen binnen de zorg vervlechten met de nieuwe toepassingsmogelijkheden vanuit de techniek. Bij de zorgopleidingen zullen de nieuwe ontwikkelingen (belevingsgerichte zorg, werken in zorgketens, etc.) en het gebruik van ondersteunende technologische mogelijkheden in de praktijk (zoals zorg-ICT, nieuwe hulpmiddelen, domotica en dergelijke) meer aandacht moeten krijgen binnen het curriculum. Enerzijds verkleint dit de kloof tussen nieuwe ontwikkelingen in het werkveld en de opleiding. Bij de technische opleidingen dient kennis overgedragen te worden over de uitdagingen en vragen vanuit de zorg die om de toepassing van nieuwe technische oplossingen vragen. Bij dit laatste kan bijvoorbeeld worden gedacht aan experimentele projecten waarbij MBO-studenten van technische opleidingen (zoals installatietechniek, human technology) ingezet worden bij de realisatie van zorgwoningen/levensloopbestendige woningen. Op deze wijze worden technici aan de arbeidsmarkt afgeleverd die kennis en ervaring hebben opgedaan met – en zich bewust zijn van de economische kansen van – initiatieven op het snijvlak van zorg en wonen. Zij zullen in hun toekomstige werk beter in staat zijn om de ‘match’ te maken tussen zorgvragen en innovatieve toepassingen. Het bevorderen van de vervlechting van zorg en techniek binnen de bestaande opleidingen in het Noorden draagt enerzijds bij aan een betere inzetbaarheid van toekomstige medewerkers. Mogelijk heeft dit ook een positieve bijdrage aan de concurrentiepositie van de zorg op de arbeidsmarkt. Anderzijds kunnen door deze ‘kruisbestuiving’ ook kansen voor innovaties in beeld komen en concreet opgepakt worden. Wat dit laatste betreft, kan vooral gedacht worden aan interdisciplinaire teams van HBO-studenten, die nu ook al – bijvoorbeeld in het kader van het minordeel van de opleidingen – ingezet worden bij het verder ‘ontginnen’ van innovatievraagstukken bij zorgondernemingen en toeleverende bedrijven.
32
5.
KANSEN OP HET SNIJVLAK VAN ZORG, TOERISME EN WELLNESS
5.1
Inleiding
Toerisme is een belangrijk speerpunt binnen het regionaal-economisch beleid van het Noorden. Door verbindingen te maken met de aanwezige zorgaanbieders ontstaat een nieuwe, perspectiefvolle product-markt-combinatie, namelijk zorgtoerisme. Onder zorgtoerisme wordt verstaan de dag- en verblijfsrecreatie door individuele of groepen mensen met een functiebeperking (en hun familie) waarbij gebruik moet worden gemaakt van aangepaste voorzieningen en/of zorg. Het gaat hierbij overigens niet alleen om fysieke aanpassingen in verblijfs- en vermaakaccommodaties, maar ook om aanvullende diensten voor geplande en ongeplande zorg die dit type toeristen en recreanten nodig hebben. Algemeen wordt verwacht dat zorgtoerisme in de komende jaren een belangrijke economische groeimarkt zal vormen. Met name daar waar een aanbod wordt gecreëerd dat ‘op maat’ gesneden kan worden – en waarbij dus aangesloten kan worden op de individuele behoeften aan zorg en vermaak/ontspanning van zorgtoeristen – ontstaan interessante mogelijkheden. Uit een studie 16 door de drie noordelijke provincies, de noordelijke Kamers van Koophandel en de NOM blijkt dat het Noorden per saldo over ‘goede papieren’ beschikt om deze economische kansen te benutten en verder uit te bouwen. Door op het snijvlak van zorg en toerisme samen te werken aan de ontwikkeling van nieuwe arrangementen en concepten en een goede regiomarketing op dit terrein, zijn nieuwe groepen zorgtoeristen naar het Noorden te halen. Voor de toeristische bedrijven die zich (mede) toeleggen op zorgtoerisme biedt dit mogelijkheden voor verhoging van de bezettingsgraad van hun voorziening, verlenging van het toeristisch seizoen, hogere omzetten en/of uitbreiding van de werkgelegenheid. Ook zorgaanbieders die participeren in samenwerkingsverbanden met toeristisch-recreatieve bedrijven kunnen nieuwe revenuen creëren. Tenslotte mag verwacht worden dat het aantrekken van zorgtoeristen van buiten de regio tot meer bestedingen zal leiden in Noord-Nederland. (Deels) in het verlengde van bovenstaande activiteiten kan ook gesproken worden van een groeiende wellnessmarkt. Consumenten besteden steeds meer aandacht (en geld) aan activiteiten en producten die de gezondheid bevorderen en die passen bij een gezonde leefstijl. Op deze markt staat niet zozeer de gezondheidszorg, maar de gezondheidsbeleving centraal. Het gaat hierbij dan bijvoorbeeld om activiteiten op het gebied van sport en bewegen, actieve vakanties, bezoek aan sauna/bronnenbad, deelname aan preventieprogramma’s (overgewicht, stoppen met roken, etc.), gezonde voeding, etc. Ook thuiszorgorganisaties en verzekeraars bieden hun cliënten – vanuit het oogpunt van preventie – steeds meer activiteiten/programma’s, arrangementen en producten in de sfeer van wellness aan. Op deelsegmenten van de wellnessmarkt bestaan raakvlakken met recreatie en toerisme. Door wellnessgerelateerde activiteiten in hun aanbod voor (zorg)toeristen op te nemen, kunnen aanbieders zich onderscheiden en een grotere markt bedienen. Feitelijk is de wellnessmarkt veel breder. Ook voor de maak- en voedingsmiddelenindustrie doen zich op deze markt kansen voor. Er is een groeiende vraag naar gezondheidsondersteunende producten als elektronica die vitale lichaamsfuncties controleren (personal health producten), producten gericht op de persoonlijke verzorging (personal care producten), dieetvoeding, voedingssupplementen en dergelijke. Het zijn echter vooral grote concerns die dit soort wellnessproducten ontwikkelen en deze markt domineren.
16
Verkooyen & Beima (december 2005), Vandertuuk, Vakantie met Zorg.
33
5.2
Positionering van het Noorden
De potenties die zich op het snijvlak van zorg, toerisme en wellness voordoen, vloeien in de eerste plaats voort uit de kernkwaliteiten van Noord-Nederland, namelijk groen/ natuur, rust, ruimte en water. Het landschap in de drie noordelijke provincies heeft een grote aantrekkingskracht op toeristen uit de rest van het land en het buitenland. Bovendien is er sprake van een gezonde leef- en verblijfomgeving. Naast de natuurlijke omgeving zijn er ook andere kenmerken te benoemen, die het Noorden kansrijk maken voor het ‘veroveren’ van een sterke marktpositie op het gebied van zorgtoerisme. Zo kent Noord-Nederland een goed ontwikkeld en afwisselend aanbod van toeristisch-recreatieve voorzieningen. Dit uit zich onder meer in bovengemiddelde werkgelegenheid in de toeristisch-recreatieve verblijfssector (zie paragraaf 2.2). Een belangrijk deel van het voorzieningenaanbod blijkt echter nog onvoldoende toegankelijk en ‘op maat gesneden’ voor zorgtoeristen. In het Noorden komt de samenwerking tussen de zorgondernemingen en recreatiebedrijven tot dusver slechts sporadisch en incidenteel van de grond. In dit opzicht kan van gescheiden markten worden gesproken. Het zijn zeer uiteenlopende typen organisaties die niet de natuurlijke neiging hebben om elkaar ‘op te zoeken’ om vervolgens de mogelijkheden voor onderlinge samenwerking te verkennen. Daar waar wel al samenwerkingsrelaties zijn ontstaan, is dit veelal ‘bij toeval’ tot stand gekomen. Op grond van de voornoemde kernkwaliteiten kan het Noorden een vergelijkbare aantrekkingskracht uitoefenen op mensen die hun gezondheid willen bevorderen door een gezonde leefstijl na te streven. Verspreid over de provincies is sprake van een ruim en afwisselend aanbod van fitness- en sportcentra, sauna’s, beautycentra en dergelijke. Uitzonderingen daargelaten (zoals het Kuuroord Nieuweschans) vervullen dit soort wellnessvoorzieningen tot dusver doorgaans een (boven)lokaal-verzorgende functie. Bij een clustering van wellness- en gezondheidsgerelateerde activiteiten – waarvan in het Noorden al enkele voorbeelden bestaan (zoals rondom Sportstad Heerenveen) – ontstaat een broedplaats voor nieuwe concepten en arrangementen (die in potentie een meer stuwend karakter zullen hebben). Tot dusver heeft het Noorden zich niet of nauwelijks weten te profileren als een aantrekkelijke en gezonde (actie)omgeving voor zorgtoerisme en wellness. Er heeft geen regiomarketing plaatsgevonden om Noord-Nederland als zodanig bij de rest van Nederland ‘op de kaart’ te krijgen. Bij het oppakken van de regiomarketing op dit punt zullen de bovengenoemde kernkwaliteiten en het (verder) te ontwikkelen aanbod van voorzieningen en arrangementen voorop dienen te staan. In de sfeer van de personal health producten moeten de kansen voor het Noorden vooral worden gevonden in een aantal kleinere ‘spelers’ in de maakindustrie. Dit zijn MKBbedrijven die zelf aan productontwikkeling doen en op specifieke nichemarkten opereren. Het gaat hierbij dan weliswaar om kleinere bedrijven, maar die een hoog-technologisch karakter dragen, innovatief zijn en stuwende bedrijfsactiviteiten ontplooien.
34
Schema 5.1 Samenvattende kernpunten van het noordelijke profiel binnen de actielijn ‘Kansen op het snijvlak van zorg, toerisme en wellness’ Sterke kernpunten 1. De kernkwaliteiten van het Noorden – groen, rust en ruimte – bieden een goede voedingsbodem voor zorgtoerisme en wellnessactiviteiten. 2. Toeristisch-recreatieve sector is goed vertegenwoordigd in Noord-Nederland. 3. Verspreid over de provincies ruim en gevarieerd aanbod van wellnessactiviteiten. 4. Begin van clustering van gezondheids- en wellnessactiviteiten. 5. Aanwezigheid van innovatieve nichespelers in de personal health. Zwakke kernpunten 6. Zorg en toerisme zijn veelal nog gescheiden markten. Vraag en aanbod vinden elkaar onvoldoende, mede door kleinschaligheid van toeristische ondernemingen, gebrek aan kennis en tijd en onvoldoende samenwerking. 7. Huidig aanbod van verblijfs- en vermaakvoorzieningen is onvoldoende aangepast en toegankelijk voor zorgtoeristen. 8. Kansen voor wellness worden nu nog uitsluitend op (boven)lokaal niveau benut; van stuwende activiteiten is nog nauwelijks sprake. 9. Tot dusver onvoldoende regiomarketing op het gebied van zorgtoerisme en wellness.
5.3
Projectideeën en -initiatieven
In aansluiting op de overall doelstelling van het actieprogramma en de voorgaande sterkte-zwakte analyse, kan het Noorden ‘inzetten’ op de volgende projectinitiatieven. III.1 Project ‘Vakantie met Zorg in Noord-Nederland’ In de voornoemde verkenning op het gebied van zorgtoerisme is naar voren gekomen dat er enerzijds sprake is van een groeiende vraag naar mogelijkheden voor dit type toerisme en dat anderzijds het aanbod in de noordelijke verblijfs- en vermaakaccommodaties voor de individuele toerist met zorg achterblijft. Bij ongewijzigd beleid betekent dit voor het Noorden dat zij onvoldoende zal profiteren van de marktpotentie die in de komende jaren gaat ontstaan op het gebied van zorgvakanties. Door een daadkrachtig, noordelijk offensief te ontplooien, zullen noordelijke toeristische bedrijven en zorgaanbieders de economische voordelen benutten zoals die in paragraaf 5.1 zijn genoemd. Het project ‘Vakantie met Zorg in Noord-Nederland’ heeft als doel om deze kansen alsnog te benutten door onder meer: een netwerkorganisatie op te bouwen van toeristische ondernemers, reisorganisaties, zorginstellingen, hulpmiddelenorganisaties en onderwijsinstellingen; ondersteuning van minimaal veertig ondernemers in de toeristisch-recreatieve sector in de vorm van begeleiding bij de aanpassing van hun accommodatie, kennisbevordering via trainingen en workshops en kwaliteitsonderzoek; het gezamenlijk ontwikkelen van (minimaal) zes arrangementen van ‘vakantie met zorg’; het instellen van een virtueel loket dat ondernemers en de doelgroep ondersteunt om de weg te vinden op het gebied van ‘vakantie met zorg’; het instellen van een hostess team bestaande uit studenten van toeristische opleidingen die ondernemers en hun gasten informeren over mogelijkheden in de regio; de gezamenlijke marketing van ‘vakantie met zorg’ in de richting van de doelgroep. Met dit driejarige project zal een investering van 1,1 miljoen euro zijn gemoeid. De effecten in de zin van directe en afgeleide bestedingen worden geraamd op 16 miljoen euro. Bij een succesvolle uitvoering van het project behoort opschaling naar de gehele regio tot de mogelijkheden. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van de noordelijke zorgeconomie. Versterking netwerkvorming op regionaal niveau.
35
Kennisintensivering bij (personeel van) toeristische bedrijven. Innovaties in het aanbod (nieuwe arrangementen). Aanboren van nieuwe, stuwende markten. Werkgelegenheidscreatie. Status : Projectplan gereed, SNN dient nader te besluiten in hoeverre zij ondersteuning wil verlenen aan dit initiatief. Belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat het project gedragen dient te worden door toeristische ondernemers Trekker : Kamer van Koophandel Noord-Nederland. Partners : Icare, Samenzorg, Zorggarant, Thuiszorg Zuidwest Friesland, de NHL Lectoraat Sociale Interventie, de RECRON. III.2 Pilotproject ‘Toerisme met zorg is toerisme met economisch perspectief’ Door gebrekkige voorzieningen in verblijfs- en vermaakaccommodaties, een slecht toegankelijke infrastructuur, een gebrek aan (flexibel in te zetten) zorg en een gebrekkige informatievoorziening zijn mensen met een beperking veelal aangewezen op groepsvakanties met andere zorgbehoevenden (met dezelfde aandoeningen). Net als gezonde burgers willen mensen met een beperking in toenemende mate alleen en zelfstandig met vakantie gaan. Dit vormt het ‘vertrekpunt' van het pilotproject ‘Toerisme met zorg is toerisme met economisch perspectief’. Dit pilotproject is ontwikkeld door een viertal zorgondernemingen in Zuidwest Fryslân. Het pilotproject beoogt een goede toegankelijkheid van de regio Zuidwest Fryslân voor toeristen met een beperking, zowel alleen, met hun familie, partner of mantelzorger als in groepsverband. Bovendien wil het hiermee economische effecten genereren bij de regionale ondernemers en aanwezige zorgaanbieders. De kern van dit project bestaat uit de ontwikkeling van een digitaal informatiesysteem waarin alle toeristisch-recreatieve voorzieningen in Zuidwest Fryslân met hun faciliteiten en toegankelijkheid in beeld worden gebracht. In de kern heeft dit systeem twee gebruiksmogelijkheden. In de eerste plaats kunnen mensen uit de doelgroep zich thuis oriënteren op passende vakantiemogelijkheden in Zuidwest Fryslân. Via internet zal het informatiesysteem toegankelijk worden. In de tweede plaats zal het systeem ook tijdens de vakantie zelf te gebruiken zijn, namelijk in de vorm van een handzaam, mobiel navigatiesysteem (de zogenaamde ‘TomCare’). Getracht wordt om met de recreatieve ondernemers een ‘basispakket’ voorzieningen te ontwikkelen waarmee de toegankelijkheid voor de doelgroep wordt gerealiseerd. Daarnaast wordt levering van ongeplande zorg aan diezelfde toerist mogelijk. Hierdoor kunnen zij op aanvraag op elke locatie in Zuidwest Fryslân en op elk gewenst tijdstip de benodigde zorg geleverd krijgen. Met dit pilotproject is een investering van 155.000 euro gemoeid. De provincie Fryslân heeft inmiddels vanuit het Regionaal Innovatie Programma Fryslân (Fryslân Fernijt) 75.000 euro subsidie toegekend. De zorgtoerisme-markt is een grote economisch groeimarkt voor het Friese toeristischrecreatieve bedrijfsleven en biedt daarbij kansen voor innovatie op het snijvlak van recreatie en toerisme en zorg. Bij een succesvolle implementatie van dit project is verdere uitbreiding en opschaling naar het gehele Noorden mogelijk. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van de noordelijke zorgeconomie. Innovaties in het aanbod (nieuwe arrangementen). Aanboren van nieuwe, stuwende markten. Werkgelegenheidscreatie. Status : Project in uitvoering, op basis van de ervaringen kan SNN bepalen in hoeverre zij initiatief wil nemen of ondersteuning wil bieden aan verdere opschaling van het project.
36
Trekkers : Thuiszorg Zuidwest Friesland, Zorggroep Hof en Hiem, Talant en Zorggroep Tellens. Partners : Hulpmiddelencentrum Friesland, Stichting Stimulering Zuidwest Fryslân, Taskforce Handicap en Samenleving, U-Consultancy/Wallendal Consultancy, Junior Consult, Nederlands Centrum voor Totale Toegankelijkheid. III.3
Ondersteuning regiomarketing: Funda.nl met mogelijkheden voor zorgvakanties in het Noorden Als gevolg van de voorgaande projecten zal het aanbod van mogelijkheden voor zorgtoerisme in de komende jaren sterk toenemen. Dit betreft dan niet alleen het aanpassen van bestaande toeristische voorzieningen, maar ook de uitbreiding met nieuwe verblijfs- en vermaakvoorzieningen die (onder meer) geschikt zijn voor zorgtoeristen. Om deze (bestaande en nieuwe) voorzieningen zullen arrangementen worden ontwikkeld in samenwerking met zorgaanbieders, leveranciers van hulpmiddelen en andere partijen.
Om het zorgtoerisme in het Noorden een sterke impuls te geven, is het van belang dat vraag en aanbod op deze markt bijeen worden gebracht. Hieraan wordt vanuit de verschillende afzonderlijke initiatieven gewerkt. Synergievoordelen kunnen worden verkregen als ook de marketing op noordelijke schaal wordt opgepakt. Een belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat het aanbod van voorzieningen en arrangementen voortdurend in beeld wordt gebracht en via internet breed bekend wordt gemaakt onder de verschillende doelgroepen. De aanpak zoals die op de huizenmarkt met funda.nl wordt gehanteerd, kan hierbij als voorbeeld dienen. Een belangrijk ‘vertrekpunt’ hiervoor kan worden gevonden indien de voornoemde projecten III.1 en III.2 tot succes hebben geleid en kunnen worden opgeschaald. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van de noordelijke zorgeconomie. Aanboren van stuwende markt. Werkgelegenheidscreatie. Status : Embryonaal, nader uit te werken door SNN. Trekker : Nader in te vullen. Partners : Nader in te vullen. III.4
Clustering van zorg- en wellnessvoorzieningen als bron voor nieuwe concepten, diensten en producten Rondom het Abe Lenstra Stadion in Heerenveen is een concept voor sport, gezondheid, leefstijl en onderwijs ontwikkeld, namelijk ‘Sportstad Heerenveen’. Het doel van het concept ‘Sportstad Heerenveen’ is om enerzijds meer samenhang tussen de verschillende sport- en gezondheidsgerelateerde voorzieningen te bewerkstelligen en anderzijds Heerenveen als dynamische, bruisende en aantrekkelijke (sport)stad ‘op de kaart te zetten’. Sportstad Heerenveen is een initiatief van sc Heerenveen, De Friesland Zorgverzekeraar, het ROC Friesland College en de gemeente Heerenveen. Deze partijen hebben hun afzonderlijke verbouw- en nieuwbouwplannen samengesmeed rondom het voornoemde stadion. Naast de verschillende sportaccommodaties zijn er tal van dienstverleners op het gebied van arbeidsgerelateerde en sportgerichte zorg ‘ondergebracht’ in de zogenaamde Gezondheidsboulevard. In de Lifestylepassage zijn medische en wellnessvoorzieningen samengebracht. Hier bevinden zich een Zelfstandig Behandel Centrum (reconstructieveen plastische chirurgie, endoscopische herniachirurgie, spataderchirurgie, buikwandbreuken en orthopedische behandelingen), een ooglaserpraktijk, een praktijk voor cosmetische tandheelkunde en implantaten, een klimcentrum, een kapper/schoonheidssalon, een instituut voor gewichtsbeheersing, sauna’s en massages, een cluster voor alternatieve zorgdiensten met homeopatheek en een cluster voor aanvullende zorgdiensten voor particulieren. Het Friesland College heeft in de directe nabijheid een geheel nieuwe campus gerealiseerd. De fysieke bundeling van een groot aantal voorzieningen
37
biedt volop mogelijkheden voor het praktijk gestuurd onderwijs aan dit ROC. Nu de feitelijke fysieke bundeling van de voorzieningen een feit is, is er sprake van een ‘kraamkamer’ voor nieuwe technologische en dienstverleningsconcepten op het gebied van gezond leven, sport en bewegen. Hierbij valt onder meer te denken aan: nieuwe preventie- en reïntegratieprogramma’s in de sfeer van arbeidsgerelateerd verzuim (bijvoorbeeld op het gebied van psychische belasting); arrangementen op het gebied van zorgtoerisme; nieuwe concepten op het gebied van 24-uurs zorg; nieuwe ICT-concepten op het gebied van sport en bewegen (o.a. nieuw type klantenpas voor KNVB, ‘on-line’ fitnessconcepten, etc). Inmiddels wordt er vanuit de Provincie Fryslân capaciteit ingebracht om rondom Sportstad Heerenveen de gezamenlijke conceptontwikkeling verdere impulsen te geven. Het doel hiervan is om meer stuwende economische activiteiten te genereren. Vooralsnog wordt daarbij vooral ingezet op concepten rondom ‘sport- en waterrecreatie’ en ‘sport en zorgtoerisme’. In het bovenstaande zijn ter illustratie de mogelijkheden rondom Sportstad Heerenveen beschreven. Ook elders in het Noorden waar dit soort fysieke clusteringen van zorg- en wellnessactiviteiten bestaan (of ontstaan) zullen min of meer vergelijkbare initiatieven tot stand kunnen komen. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van de noordelijke zorgeconomie. Ontstaan nieuwe concepten op gebied van recreatie en toerisme. Aanboren van nieuwe, stuwende markten. Werkgelegenheidscreatie. Status : Arrangementen in ontwikkeling. Trekkers : Sportstad Heerenveen, gemeente Heerenveen, sc Heerenveen, De Friesland Zorgverzekeraar, Friesland College, provincie Fryslân. Partners : Participanten en gevestigde bedrijven/instellingen.
III.5 Verplaatsen cure-functies naar ‘hotelachtige’ voorzieningen Naast vakanties voor mensen met een functiebeperking doet zich op het snijvlak van zorg en toerisme nog een andere kans voor. Vanuit het oogpunt van kostenreductie wordt voortdurend gestreefd naar een verkorting van de opnameduur van patiënten. Een ‘marsroute’ die in toenemende mate wordt verkend (en ook al voorzichtig wordt betreden), is het verplaatsen van cure-functies naar ‘hotelachtige’ voorzieningen. Met name daar waar patiënten over een grote afstand worden ‘aangetrokken’ – dus de specialismen die een stuwend karakter dragen – doen zich mogelijkheden voor om tot een vervlechting van zorgfuncties en toeristische functies te komen. Een voorbeeld hiervan zijn nazorg- en revalidatieactiviteiten die buiten de muren van het ziekenhuis/de (privé)kliniek worden geplaatst en in een aantrekkelijke, toeristische en wellnessomgeving worden gesitueerd. Het gaat hierbij dan om hotelachtige (revalidatie)centra, waar patiënten in een aantrekkelijke en al dan niet luxueuze omgeving kunnen herstellen en revalideren van medische ingrepen. Dit wordt dan veelal ook gecombineerd met verblijfsmogelijkheden voor familieleden van de patiënt. In het Noorden zijn goede randvoorwaarden aanwezig om op dit punt tot nieuwe, economische activiteiten te komen, zowel wat betreft de natuurlijke omgeving als wat betreft de al aanwezige voorzieningen (zoals het Hospitaal voor Goede Zorg in Veenhuizen en diverse zorghotels). Op verschillende plaatsen in het Noorden bestaan dus mogelijkheden om een aantrekkelijke ‘revalidatieomgeving’ te creëren voor de nazorg van patiënten (en hun familieleden/mantelzorgers). Bij de verdere conceptontwikkeling zal niet alleen aandacht moeten worden besteed aan de invulling van fysieke voorzieningen, maar ook aan de toepassing van ondersteunende communicatietechnieken (zoals E-Health om het revalidatieproces ‘op afstand’ te kunnen volgen) en de
38
factor ‘human capital’ (ander type zorgverleners die nodig zullen zijn om buiten het ziekenhuis/de kliniek de nazorg te verlenen, zie volgende paragraaf). Op verschillende plaatsen in het Noorden – in Drenthe, rond het Lauwersmeer en in Noord-Oost Groningen – worden concepten voorbereid, die verder ondersteund kunnen worden om tot ontwikkeling te komen. Deze ontwikkeling past overigens bij de trend zoals die in het voorgaande hoofdstuk aan de orde is gekomen, namelijk de toenemende aandacht voor belevingsgerichte zorg. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van de noordelijke zorgeconomie. Uitbreiding voorzieningenaanbod. Aanboren van nieuwe, stuwende markt. Werkgelegenheidscreatie. Status : Verschillende initiatieven zijn in voorbereiding, te zijner tijd zal het SNN moeten bezien in hoeverre ondersteuning van deze initiatieven noodzakelijk/ wenselijk is. Trekkers : Uiteenlopend. Partners : Uiteenlopend. III.6 Stimuleren productinnovaties op het terrein van wellness In het voorgaande is al opgemerkt dat de markt voor wellnessgerelateerde producten (in de sfeer van de personal health) sterk aan het groeien is. In het Noorden is een aantal MKB-ondernemingen actief die zich op deze markt begeven en zelf productinnovaties tot stand brengen en vermarkten. Ook binnen de aanwezige kennisinfrastructuur zullen zich ten aanzien van wellness ontwikkelingen voordoen, die kunnen leiden tot nieuwe producten. Op verschillende manieren kunnen ten aanzien van de ontwikkeling en vermarkting van innovatieve wellnessproducten stimulansen worden gegeven, zoals bijvoorbeeld: ondersteuning bieden bij de aanvraag van innovatiesubsidies; matchmaking tussen bestaande bedrijven en nieuwe starters en relevante kennisinstellingen; het opzetten van gezamenlijke R&D-projecten; startersondersteuning (zie ook andere actielijnen); het organiseren van demonstratieprojecten in het Noorden, waarin prototypes van nieuwe wellnessproducten worden toegepast; ondersteuning van de vermarkting van nieuwe producten/toepassingen, bijvoorbeeld door financiële steun te verlenen voor de eerste afnemer van dit soort innovaties (vergelijkbaar met de referentieregeling zoals die in het verleden ook voor nieuwe milieutechnologie bestond). Een verdere verkenning en uitwerking van deze actie zal moeten plaatsvinden om tot nadere invulling van dit actiepunt (en besluitvorming hierover) te kunnen komen. Bijdrage aan regionale ambities: Profilering van de noordelijke zorgeconomie. Vergroting van het aantal innovaties. Vergroting van het aantal technostarters. Aanboren van nieuwe, stuwende markten. Werkgelegenheidscreatie. Status : Embryonaal, door SNN nader uit te werken. Trekkers : Nader in te vullen. Partners : Nader in te vullen. Tot slot van deze paragraaf zullen we in het onderstaande schema de voornoemde initiatieven en in te vullen randvoorwaarden binnen deze programmalijn samenvatten.
39
Daarbij is eveneens aangegeven op welke wijze de initiatieven aansluiten bij de kernpunten in het noordelijke profiel zoals die in paragraaf 5.2 zijn weergegeven. Bovendien is op grond van de status waarin het beoogde initiatief zich bevindt, weergegeven welke aandacht vanuit de regio – programmaorganisatie – nodig is om de economische en innovatieve potenties te benutten. Schema 5.2 Samenvattend overzicht van projectideeën en initiatieven Initiatief
Aansluiting bij profiel Positief
Negatief
1, 2, 3
6, 7, 8, 9
1, 2, 3, 4
6, 7, 8, 9
III.3 Ondersteuning regiomarketing: Funda.nl met mogelijkheden voor zorgvakanties in het noorden
1, 2, 3
6, 9
III.4 Clustering van zorg- en wellnessvoorzieningen als bron voor nieuwe concepten, diensten en producten
3, 4, 5
8
III.5 Verplaatsen cure-functies naar ‘hotelachtige’ voorzieningen
1, 2, 3, 4
6
III.6 Stimuleren productinnovaties op het terrein van wellness
1, 3, 4, 5
8, 9
III.1 Project ‘Vakantie met zorg in NoordNederland’ III.2 Pilotproject ‘Toerisme met zorg is toerisme met economisch perspectief’
Aandacht A
B
C
D
Legenda: Positieve punten uit profiel 1 = kernkwaliteiten Noorden goede voedingsbodem voor zorgtoerisme en wellness 2 = toeristisch-recreatieve sector goed vertegenwoordigd in Noord-Nederland 3 = ruim aanbod van wellnessactiviteiten aanwezig 4 = begin clustering gezondheids- en wellnessactiviteiten 5 = aanwezigheid innovatieve nichespelers in personal health Positieve punten uit profiel 6 = zorg en toerisme vaak nog gescheiden markten 7 = huidig aanbod voorzieningen nog onvoldoende aangepast en toegankelijk voor zorgtoeristen 8 = wellnessactiviteiten nu nog nauwelijks stuwend 9 = onvoldoende regiomarketing op gebied van zorgtoerisme en wellness Aandacht A = lopend initiatief en meer ‘volgende’ aandacht gewenst B = lopend initiatief en (extra) aandacht en ondersteuning nodig C = projectplan ontwikkeld of in ontwikkeling D = nog verder te ontwikkelen initiatief
5.4
In te vullen randvoorwaarden
Om de economische potenties van bovenstaande initiatieven binnen deze programmalijn te benutten, is het aan te raden om ook ‘in te zetten’ op de navolgende randvoorwaarden. A. Zorgtoerisme vervlechten in opleidingen Wanneer het Noorden de economische kansen op het gebied van zorgtoerisme met beide handen aangrijpt, zal ook geïnvesteerd moeten worden in de kennis van aankomende medewerkers die vakantievierende mensen met beperkingen zorg en service verlenen. Hier ligt een belangrijke taak voor het onderwijs weggelegd. Verschillende opleidingsinstituten (op HBO- en MBO-niveau) hebben zowel opleidingen op het gebied van recreatie en toerisme als zorg ‘in huis’ (geldt bijvoorbeeld voor de Christelijke Hogeschool Noord-Nederland en het Alfa College). In het verlengde van voorgaande actiepunten op het gebied van zorgtoerisme ligt het voor de hand om in het curriculum van beide typen opleidingen (zowel Recreatie & Toerisme als zorgop-
40
leidingen) tot kruisbestuivingen te komen. De opleidingen krijgen dan een meer Multidisciplinair karakter. Voor zover ons bekend bestaan hiervoor nog geen concrete plannen. In die gevallen waarin onderwijsinstellingen betrokken zijn bij initiatieven op het gebied van zorgtoerisme (zie hiervoor) kan dit actiepunt hierin worden meegenomen. B. Ondersteunen scholingsprogramma’s voor zittende medewerkers Door de vervlechting tussen zorg en recreatie – zowel in de sfeer van zorgvakanties als revalidatie/herstel in een hotelachtige omgeving (zie voorgaand hoofdstuk) – zullen nieuwe typen functies gaan ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn zorgfuncties waarvoor ook horecacompetenties gevraagd zullen worden of – omgekeerd – horecafuncties waarbij competenties op het gebied van verzorging en verpleging vereist zullen zijn. Voor organisaties die actief gaan worden op het gebied van (beide vormen van) zorgtoerisme, kan dit betekenen dat een deel van hun zittende medewerkers bijscholing nodig zal hebben. Het ondersteunen van de ontwikkeling en uitvoering van specifieke scholingsprogramma’s kan hieraan bijdragen. Daarbij kan voortgeborduurd worden op de kennisuitwisseling en samenwerking op het gebied van serviceverlening die (incidenteel) al tussen de zorg(opleidingen), de toeristisch-recreatieve sector en hotelscholen/de horecasector bestaan. C. Ondersteunende ICT-technieken/nieuwe media Om vraag en aanbod van mogelijkheden voor zorgtoerisme bij elkaar te brengen, zullen verschillende ICT-technieken of nieuwe media beschikbaar moeten komen. In enkele van de voornoemde projecten wordt gebruik gemaakt nieuwe ICT-concepten ontwikkeld en aangeboden om inzicht te geven in het aanbod van mogelijkheden en dit te communiceren naar de beoogde gebruikers. D. Aanjaagmiddelen voor aanpassingen en samenwerking Om de kansen voor zorgtoerisme te benutten, zal het nodige aangejaagd moeten worden binnen het Noorden. Dit heeft dan enerzijds betrekking op het stimuleren dat ondernemers in de toeristisch-recreatieve branche hun accommodatie aanpassen en op deze wijze toegankelijk en geschikt maken voor de individuele toerist met zorg. Anderzijds zullen ook middelen beschikbaar moeten komen om de onderlinge samenwerking tussen en krachtenbundeling van betrokken partijen in de regio te stimuleren. Binnen de toeristisch-recreatieve sector wordt nu nog onvoldoende onderling samengewerkt om dit soort nieuwe marktkansen gezamenlijk te benutten. Ook de samenwerking tussen de toeristisch-recreatieve ondernemers en de zorgondernemingen blijkt in de praktijk niet vanzelf van de grond te komen. Deze samenwerking en krachtenbundeling zijn belangrijke randvoorwaarden om een krachtige en effectieve regiomarketing op het gebied van zorgtoerisme te komen.
41
42
6.
ORGANISATIE EN UITVOERING VAN HET ACTIEPROGRAMMA
6.1
Inleiding
Op de thema’s binnen de zorgeconomie zoals die in het voorgaande zijn uitgewerkt, zijn in de achterliggende jaren al de nodige initiatieven in Noord-Nederland ontplooid. Veel van de geraadpleegde gesprekspartners hebben echter aangegeven dat hierbij doorgaans sprake was van een grote versnippering en onvoldoende onderlinge afstemming en coördinatie. Het gevolg hiervan is dat het Noorden op deze thema’s tot dusver maar in beperkte mate in staat is geweest om tot krachtenbundeling te komen en om een zekere ‘massa’ te realiseren op noordelijke schaal. Mede hierdoor is de profilering van NoordNederland als innovatieve zorgeconomie in het nationale economische krachtenveld (nog) niet goed van de grond gekomen. Om Noord-Nederland op het terrein van de zorgeconomie ‘op de kaart’ te zetten, zullen de drie noordelijke provincies en hun stakeholders in de regio zich gezamenlijk moeten inzetten op het versterken van het organiserend vermogen. Daartoe zal een structuur moeten worden opgezet, van waaruit nieuwe initiatieven worden ontplooid en/of ondersteund, synergie en afstemming tussen initiatieven (en betrokken partijen) worden gerealiseerd en partijen gezamenlijk het Noorden als innovatieve en aantrekkelijke zorgeconomie uitdragen. Verschillende personen die wij ter voorbereiding van dit actieplan hebben gesproken, hebben daarbij het voorbeeld van Energy Valley voor ogen. In het onderstaande geven we weer welke rollen vervuld dienen te worden om op een adequate wijze uitvoering te geven aan het actieprogramma en welke organisatorische condities daarbij ingevuld dienen te worden. 6.2
Te vervullen rollen
Zoals hiervoor al aangegeven, is het actieprogramma een ‘levendig’ document. Dit impliceert dat niet alleen uitvoering zal moeten worden gegeven aan de genoemde initiatieven, maar dat het nadrukkelijk ook de bedoeling is om naar de toekomst toe nieuwe initiatieven te ontplooien. Vanuit deze context zal voor het SNN – met ondersteuning vanuit de afzonderlijke provincies – een aantal rollen zijn weggelegd. In schema 6.1 zijn deze rollen weergegeven. Schema 6.1
Te vervullen rollen voor SNN (en de afzonderlijke provincies) voor de uitvoering van de programmatische aanpak op het gebied van de zorgeconomie
Rol
Uitleg
Aanjagen
Het ‘opwekken’ van nieuwe initiatieven
Verkennen
Het verkennen van nieuwe kansen en het ontwikkelen van een bijpassende strategie om deze kansen te benutten
Ontwikkelen
Ondersteuning bieden aan de projectontwikkeling, dus een kansrijk idee brengen naar een concreet projectvoorstel of businesscase
Makelen en schakelen
Onderling afstemming aanbrengen tussen initiatieven en verbindingen leggen tussen partijen. Het zoeken van partners en het verwerven van financiering voor concrete initiatieven
Faciliteren
Beschikbaar stellen van capaciteit en co-financiering voor het gerealiseerd krijgen van projectinitiatieven
Profileren
De noordelijke zorgeconomie ‘op de kaart’ zetten en promoten binnen het nationale en internationale economische krachtenveld
In het onderstaande zullen deze rollen kort toegelicht worden.
43
Allereerst is voor het SNN een rol weggelegd in het aanjagen van nieuwe initiatieven die bijdragen aan de versterking van de noordelijke zorgeconomie. Het gaat hierbij onder meer om de initiatieven die in het voorgaande nog als ‘embryonaal’ zijn aangemerkt en verder tot ontwikkeling gebracht dienen te worden. Om deze aanjaagfunctie tot ontwikkeling te brengen zal het SNN goede contacten moeten opbouwen met stakeholders uit de zorg, de relevante onderwijs-/kennisinfrastructuur, het toeleverende bedrijfsleven en lokale overheden. Netwerken zullen ontsloten moeten worden om zicht te krijgen op actuele ontwikkelingen op de deelterreinen en kansrijke initiatieven voor het Noorden. In het verlengde van de aanjaagfunctie is ook voorzien in het verkennen van nieuwe kansen voor het Noorden op het gebied van de zorgeconomie. Daartoe zou het SNN verkenningen en haalbaarheidsstudies kunnen initiëren en/of faciliteren. Daar waar deze nieuwe kansen in beeld zijn gekomen en zijn bevestigd, zal het SNN (samen met haar partners) moeten bepalen welke strategie gevolgd zal moeten worden om deze kansen ook daadwerkelijk te benutten. Deze strategie vormt dan de basis voor de verdere projectontwikkeling (zie hieronder). Daar waar sprake is van een kansrijk projectidee zal dit verder ontwikkeld moeten worden naar een uitgewerkt projectvoorstel of businesscase. Op een vergelijkbare wijze als op andere terreinen zal – daar waar dit gewenst is – vanuit het SNN of de afzonderlijke provincies ondersteuning verleend dienen te worden bij de projectontwikkeling. Een belangrijk voordeel van een programmatische aanpak zoals die in het voorgaande is uitgewerkt, is dat samenhang aangebracht kan worden tussen verschillende (ideeën voor) initiatieven. Wat dit aangaat is het van belang dat het SNN een makel- en schakelfunctie vervult, in die zin dat initiatieven onderling worden afgestemd en verbindingen worden gelegd tussen partijen die nu nog geen onderling contact onderhouden. Op deze wijze kunnen ‘dubbelingen’ in initiatieven worden voorkomen, kan een breed draagvlak worden gecreëerd voor deze initiatieven en meer ‘massa’ en krachtenbundeling in acties worden bereikt. Ook de partnersearch en het zoeken naar financieringsbronnen voor ontwikkelde initiatieven behoort tot deze rol van makelen en schakelen. Voor de ontwikkeling en uitvoering van kansrijke projectinitiatieven binnen het actieprogramma kan het wenselijk zijn dat ook het SNN zelf een bijdrage levert. Bij deze faciliterende rol gaat het dan bijvoorbeeld om het beschikbaar stellen van personele capaciteit en van cofinancieringsgelden. Tenslotte is een rol voor SNN voorzien in de profilering van het Noorden op het gebied van de zorgeconomie. Via de initiatieven binnen het actieprogramma kan bewerkstelligd worden dat het Noorden ‘op de kaart’ wordt gezet als een innovatieve en dynamische regio voor zorggerelateerde initiatieven. Dit betekent dat naast het bekendmaken van (de voortgang rondom) de programmatische aanpak ook gerichte publiciteit rondom specifieke projectinitiatieven gerealiseerd dient te worden. Met deze profileringsactiviteiten kan worden bewerkstelligd dat op regionaal niveau draagvlak ontstaat voor de aanpak en de initiatieven die hieruit voortvloeien. Ook zal het initiatief een nationale en internationale uitstraling dienen te hebben. Het SNN en haar samenwerkingspartners zullen gezamenlijke initiatieven moeten ontplooien om de noordelijke zorgeconomie een herkenbaar profiel te geven binnen het nationale en internationale economische krachtenveld. Bij de bovenstaande rollen tekenen we overigens aan dat deze ook gedelegeerd kunnen worden naar derden, bijvoorbeeld wanneer – op een vergelijkbare wijze als bij Energy Valley – een specifieke uitvoeringsorganisatie wordt ingesteld voor dit beleidsterrein. In dat geval wordt een deel van de genoemde rollen door de uitvoeringsorganisatie vervuld. Daarnaast is het van belang om duidelijke afspraken te maken over de positie van het SNN ten opzichte van de afzonderlijke provincies. De vraag die hierbij beantwoord dient te worden is hoe het SNN en de drie provincies elkaar kunnen versterken en tot een onderlinge taakverdeling kunnen komen. Een dergelijke taakverdeling wordt ook toege-
44
past op andere beleidsterreinen. Hierbij kan overigens ook een zekere verdeling van zwaartepunten/accenten worden toegepast. Dit zou er bijvoorbeeld uit kunnen bestaan dat de provincie Groningen een voortrekkersrol speelt op het gebied van de eerste actielijn (‘Waardecreatie door nieuwe kennis en technologie’). Vanuit de initiatieven die nu al binnen de tweede actielijn worden ontplooid, ligt het voor de hand dat de provincie Fryslân een dergelijke ondersteunende rol gaat vervullen ten aanzien van belevingsgerichte, decentrale zorg. De provincie Drenthe zou dan de actielijn ‘kansen op het snijvlak van zorg, toerisme en wellness’ onder haar hoede kunnen nemen. 6.3
In te vullen organisatorische condities
In organisatorisch opzicht zullen enkele condities moeten worden ingevuld om de programmatische aanpak op het gebied van de noordelijke zorgeconomie tot een succes te brengen. In het onderstaande zullen deze condities de revue passeren. Voor de programmatische versterking van de zorgeconomie in het Noorden is het van belang dat er een groot regionaal draagvlak wordt gerealiseerd. Dit betekent dat ‘kernspelers’ van verschillende typen actoren – zorgondernemingen, kennis- en onderwijsinfrastructuur, bedrijfsleven en overheid – zich achter het initiatief dienen te plaatsen en bij de organisatie en uitvoering betrokken dienen te worden. In het verlengde hiervan is het van belang dat het karakter van de betrokkenheid van deze kernactoren niet te vrijblijvend is. Dat deze partijen zich committeren aan een meerjarige samenwerking op het terrein van de noordelijke zorgeconomie zal onder meer moeten blijken uit hun bereidheid om mee te investeren. Dit kan dan bijvoorbeeld door personele capaciteit, kennis en/of financiële middelen beschikbaar te stellen. Er zal een overzichtelijke organisatorische structuur moeten worden ingesteld, waarbij de taken en verantwoordelijkheden voor de verschillende organisatorische geledingen helder zijn geformuleerd. Analoog aan het Energy Valley initiatief kan daarbij worden gedacht aan een Raad van Toezicht, een participantenplatform en de uitvoeringsorganisatie. De Raad van Toezicht vervult dan een aansturende en controlerende taak ten aanzien van de inhoudelijke en financiële voortgang van het programma. De strategische besluitvorming over de koers die wordt gevaren en initiatieven die worden ontplooid, vormt de bevoegdheid van het participantenplatform. In dit platform hebben dan de partijen zitting die op een niet-vrijblijvende wijze participeren in het initiatief (zie hierboven). Onder dit platform kunnen overigens – voor specifieke vraagstukken of initiatieven – taak- of expertgroepen worden ingesteld, waaraan door een veel bredere groep van organisaties en individuen wordt deelgenomen. Tenslotte zal een herkenbare en daadkrachtige uitvoeringsorganisatie moeten worden ingesteld. Het gaat hierbij om een bureau van beperkte personele omvang die belast gaat worden met de dagelijkse werkzaamheden. Zij zal ondersteuning verlenen aan de voorgaande geledingen binnen de organisatiestructuur. Daarnaast zal dit bureau ook het eerste aanspreekpunt vormen voor actoren binnen de noordelijke zorgeconomie en zal zij de externe contacten met partijen buiten het Noorden onderhouden. De personen die de uitvoeringsorganisatie gaan ‘bemensen’ zullen affiniteit met het onderwerp dienen te hebben, over uitgebreide netwerken binnen de noordelijke zorgeconomie dienen te beschikken, contacten moeten onderhouden met relevante partijen en initiatieven buiten Noord-Nederland en hun ‘sporen’ inmiddels te hebben verdiend op het punt van de procesbegeleiding en projectontwikkeling. Indien door het SNN wordt besloten om een externe uitvoeringsorganisatie in te richten (of aan te wijzen) om uitvoering te geven aan het actieprogramma, zullen er functionele relaties gelegd moeten worden tussen de bovengenoemde geledingen en het SNN. Nadere besluitvorming zal dan moeten plaatsvinden over de bestuurlijke en ambtelijke betrokkenheid vanuit het SNN. In aanvulling daarop zal ook aandacht moeten worden besteed aan de verbindingen met de drie provincies. Vanuit de provincies kan ondersteuning worden verleend bij de projectontwikkeling. Aangezien binnen de provincies meerdere afdelingen raakvlakken hebben met zorggerelateerde thema’s, is
45
het raadzaam om binnen elke provincie één coördinerende persoon aan te wijzen die het contact met de uitvoeringsorganisatie stroomlijnt. Deze coördinatoren kunnen tevens als ‘doorgeefluik’ dienen voor relevante ontwikkelingen binnen/initiatieven vanuit de ‘eigen’ provincie. Omgekeerd kunnen zij er zorg voor dragen dat voor initiatieven die voortvloeien vanuit het programma intern binnen de provincie (bestuurlijk) draagvlak gaat ontstaan en desgewenst middelen voor specifieke initiatieven vrij worden gemaakt. Om invulling te geven aan de organisatie en uitvoering van het actieprogramma zullen voldoende financiële middelen vrijgemaakt moeten worden. Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden in middelen voor: de organisatie en uitvoering van het programma (uitvoeringskosten); het uitvoeren van verkenningen en haalbaarheidsstudies en ondersteuning bij de projectontwikkeling (aanjaagmiddelen); de financiering van afzonderlijke projectinitiatieven (projectmiddelen). Hierbij geldt overigens dat een deel van de benodigde projectmiddelen door marktpartijen zelf opgebracht dienen te worden (deelnemende organisaties, zorgverzekeraars, O&Ofondsen, etc.). Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van bestaande regelingen en fondsen (in het Noorden, nationale instrumenten en internationale/Europese programma’s of regelingen). Een belangrijke taak voor de uitvoeringsorganisatie is om samen met de projectindiener(s) de meest geschikte (combinatie van) fondsen aan te wenden. Het bovenstaande is geënt op vergelijkbare modellen zoals die in de afgelopen jaren en dit moment ook toegepast zijn/worden bij de grootschalige stimulering van andere speerpunten van de noordelijke (kennis)economie. Daarbij geldt dat de drie typen middelen die hierboven zijn onderscheiden als een minimumvariant moeten worden gezien. Een maximumvariant is echter dat – in aanvulling op het voorgaande – ook een specifiek cofinancieringsfonds voor zorgeconomie/-innovaties wordt ingesteld. Dit om kansrijke ‘doorbraakprojecten’ – die in potentie veel economische meerwaarde voor de regio kunnen betekenen maar die niet volledig gefinancierd kunnen worden met eigen middelen van projectindieners en middelen vanuit bestaande fondsen – alsnog gefinancierd te krijgen. In zekere zin kan daarbij de aanpak van de verschillende Innovatieve Acties Programma’s in de drie noordelijke provincies als voorbeeld dienen. De omvang van een dergelijk fonds, de vorm waarin gelden beschikbaar komen (subsidie, krediet, etc.) en de voorwaarden waaronder middelen verstrekt gaan worden, zijn onderwerp van nader overleg. 6.4
Aansluiting bij bestaande initiatieven
Bij de verdere organisatorische invulling van het actieprogramma kan aansluiting worden gezocht bij enkele recente ontwikkelingen in het Noorden. Het gaat hierbij om de oprichting van het Zorg Innovatie Forum (ZIF) en van het Gezondheids Expertise en Educatiecentrum Friesland (GEEF). In het onderstaande lichten we deze initiatieven kort toe. Per 1 januari jongstleden is de stichting Zorg Innovatie Forum (ZIF) opgericht. Het doel van dit forum is om zorginnovaties in Noord-Nederland (digitaal) inzichtelijk te maken, de vraag naar en het aanbod van deze innovaties te matchen en de economie van NoordNederland rond zorg te stimuleren door de ontwikkeling en implementatie van zorginnovaties te versnellen. Hierbij zal voortgebouwd worden op de aanpak zoals die in de afgelopen jaren vanuit het Adviescollege voor de Markt (AMa) is toegepast. In het ZIFinitiatief wordt financieel geparticipeerd door stakeholders uit het ‘veld’. Inmiddels hebben twee zorgverzekeraars en zes zorgaanbieders (uit zowel de cure als care) 17 een financiële bijdrage toegezegd. 17
Het gaat hierbij op het moment van schrijven om de volgende organisaties: Menzis, Zorgverzekeraar De Friesland, Thuiszorg het Friese Land, UMCG, Leveste, Wilhelminaziekenhuis, Zorggroep Noorderbreedte en Talant
46
Voor de feitelijke uitvoering van de ZIF-initiatieven zal een coördinatiebureau met een beperkte staf worden ingesteld. De aansturende en controlerende functie in de richting van het uitvoerend bureau zal worden vervuld door het stichtingsbestuur. Voor de voorzittersfunctie van de stichting is een sterke ‘trekker’ aangetrokken. Deze zal in de externe contacten en communicatie als ‘boegbeeld’ en ‘ambassadeur’ van het forum optreden. Met de komst van het ZIF is tevens een einde gekomen aan het Zorg Innovatie Netwerk Noord-Nederland (ZIN-NN). De ZIN-NN activiteiten zullen worden voortgezet via het ZIF. Een tweede relevant initiatief heeft betrekking op het Gezondheids Expertise- en Educatiecentrum Friesland (GEEF). Dit is een initiatief van een aantal Friese partijen 18 om kennis en expertise op het gebied van leefstijl, gezondheid en woonzorgtechnologie te ontwikkelen, (fysiek en virtueel) samen te brengen en te ontsluiten. Voor het GEEF zijn verschillende functies voorzien, namelijk het aanjagen, ontwikkelen en ‘uitbroeden’ van businessconcepten, het toetsen en valideren alsmede het demonstreren van deze concepten. Ook is binnen GEEF-verband voorzien in de realisatie van een Smart Home laboratorium en een telezorgcentrum. Het GEEF zal juridisch worden ondergebracht in een stichting. Naast het aanstellen van een projectleider en een klein secretariaat zal vanuit de initiatiefnemers capaciteit beschikbaar worden gesteld om een programmateam in te richten dat verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van de verschillende programma’s binnen het centrum. Het GEEF zal fysiek worden gelokaliseerd op de Gezondheidsboulevard in Heerenveen. Het businessplan van het GEEF is op dit moment nog in ontwikkeling.
18
De Friesland Zorgverzekeraar, Zorggroep Friesland, Hulpmiddelencentrum Friesland, Thuiszorg De Friese Wouden, Zorgkwadrant en Woningcorporatie Welkom.
47
48
LITERATUUR
Bureau Bartels (2006) 2010-verkenning voor de technische installatiebranche, Amersfoort. Bureau Bartels (2006) Kansen van Noord-Nederland op het gebied van de zorgeconomie (eindrapport eerstefase), Amersfoort. Bureau de Bok (2006) De zorg in Noord-Nederland. Een beeld van de mogelijkheden tot innovatie, Franeker. Care West (2003) Met zorg vernieuwen: gewoon doen! Amsterdam. Centrum voor Werk en Inkomen (2005) Arbeidsmarktprognose voor de periode 2005-2010, Groningen. ECORYS Nederland BV (2005) Toerisme in Drenthe werkt. De economische betekenis van toerisme en recreatie in Drenthe in 2004, Rotterdam. EIM (2005) Wellness is big business, Den Haag. Gemeente Leeuwarden (2005) Take Care! Zorg en ontzorging in Leeuwarden, Leeuwarden. Gemeente Leeuwarden (2006) Woonservicezones Leeuwarden, Leeuwarden. Gezondheidsraad (2005) Vergrijzen met ambitie, Den Haag. Health Consultants Network (2001) ICT in de Nederlandse Zorg. Visie 2000-2005. ICT-Forum (2004) Nu zorgen voor morgen. ICT-onderzoek en gezondheidszorg, Den Haag. Kamer van Koophandel Drenthe en Hogeschool Drenthe (2005) Reuma en recreatie, Emmen. Ministerie van VWS (2005) Arbeidsmarkt, arbeidsproductiviteit en vergrijzing. Internationale ervaringen met oplossingen voor personeelstekorten in de zorgsector, Den Haag. Nivel (2004) Voor zorg naar het buitenland: veel mensen willen het, weinigen doen het, Utrecht. N.V. NOM (2005) Jaarverslag 2004, Groningen. N.V. NOM (2005) Vakantie en zorg haalbaarheidsstudie, Groningen.
49
Prisma & Partners (2005) Zorgcluster Noord-Nederland. Verkenning van de ontwikkeling van een zorgcluster in Noord-Nederland, Warnsveld. Prismant (2006) RegioMarge 2006. De arbeidsmarkt van verpleegkundigen, verzorgenden en sociaalpedagogen 2006-2010, Utrecht. Provincie Groningen (2004) Beleids- en activiteitenagenda Economische Speerpunten Provincie Groningen RUG (2004) I2Care, strategisch document. Gedistribueerde ICT-infrastructuur voor decentrale zorg in Noord-Nederland, Groningen. RUG (2005) Noordelijke Arbeidsmarktverkenning 2006, Groningen. Samenwerkingsverband Noord-Nederland (2004) Strategische agenda voor Noord-Nederland 2007-2013. Visie in ontwikkeling van Drenthe, Fryslân en Groningen in het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, Groningen. Samenwerkingsverband Noord-Nederland (2005) De koers verlegd. Aanpak tot transitie naar een kenniseconomie in NoordNederland, Groningen. Samenwerkingsverband Noord-Nederland (2006) KOP-project brengt ondernemers en wetenschappers bij elkaar, Groningen. Stec Groep (2006) Profiteren van zorg en vergrijzing in Noord-Nederland, Nijmegen. Stichting Toekomstbeeld der Techniek (2002) Zorgtechnologie: kansen voor innovatie en gebruik, STT-publicatie 66, Den Haag. Stichting Toekomstbeeld der Techniek (2005) Beter bouwen en bewonen, STT-publicatie 68, Den Haag. Syntens (2005) Toekomstwijzer. Trends voor het MKB, Den Haag. Syntens (2005) Sector Innovatie Plan Health 2006. District Noord en Oost. Thuiszorg het Friese Land (2004) Pilotproject Virtuele Thuiszorg, Leeuwarden. UMCG (2006) European Research Institute Biology of Ageing, Groningen. Verkooyen & Beima, Bureau Van der Tuuk (2005) Vakantie met zorg, Jutrijp/Beetserzwaag. VNO NCW Noord & Stec Groep (2006) Profiteren van zorg en vergrijzing in Noord-Nederland: een strategisch advies, Nijmegen/Haren.
50
Zorginnovatie Innovatie Netwerk Noord-Nederland (2006) ZIN-NN Portaal, Groningen. Gezamenlijke initiatiefnemers van dit project (2006) Toerisme met zorg is toerisme met economische perspectief. Websites van diverse organisaties en initiatieven.
51
52
BIJLAGE I
GECONSULTEERDE PERSONEN
Geconsulteerde personen verkennende fase Contactpersoon Organisatie
Plaats
Dhr. T. van Acquoy
ZIN-NN
Groningen
Mevr. W. de Boer
Provincie Groningen
Groningen
Mevr. Y. Brandstra
Provincie Fryslân
Leeuwarden
Dhr. P. van Geffen/R. Voerman
Stec Groep
Nijmegen
Dhr. K. Groen
KvK Drenthe
Meppel
Dhr. H. Haerkens
VNO-NCW Noord-Nederland
Haren
Dhr. K. Henneman
ZIN-NN
Groningen
Mevr. H. Kerkhof
Gemeente Leeuwarden
Leeuwarden
Mevr. Y. Kramer
Provincie Fryslân
Leeuwarden
Dhr. G. Lenstra
N.V. NOM
Groningen
Dhr. J.B. van Meurs
Rijksuniversiteit Groningen
Groningen
Mevr. A. Mulder
KvK Drenthe
Meppel
Mevr. K. Tap
Provincie Drenthe
Assen
Dhr. H. Veenstra
De Friesland Zorgverzekeraar
Heerenveen
Dhr. H. Verhagen
UMCG
Groningen
Dhr. R. Vos
Provincie Groningen
Groningen
Dhr. J. Vôute
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Leeuwarden
Mevr. T. Weijers
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Leeuwarden
Dhr. R.F.M. Witmond
Syntens
Groningen
Geraadpleegde personen tweede fase Contactpersoon Organisatie
Plaats
Dhr. A. Amelink
Stichting Philadelfia Zorgverlening
Hoogeveen
Dhr. J.W.M. van Bentum
GGZ-Friesland
Leeuwarden
Dhr. M. Bolhuis
Cordis
Roden
Dhr. H. Rommers
Thuiszorg Zuidwest Friesland
Sneek
Dhr. R.J.J. van Boxtel
Thuiszorg Zuidwest Friesland
Sneek
Mevr. M. Brouns
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Leeuwarden
Dhr. M. van Dam
Provincie Friesland
Leeuwarden
Dhr. H. Doodkorte
Friesland College
Leeuwarden
Dhr. P. Eggers
Kropman ICT
Assen
Mevr. G. Eikelboom
Revalidatie Friesland
Beetsterzwaag
Dhr. T. van Engelen
Vriend BV
Coevorden
Dhr. C. Falkenstrom
OIM Orthopedie
Assen
Dhr. F. de Groot
Nieuw Wonen Friesland
Leeuwarden
Dhr. J. Harmsen
NEDAP
Groenlo
53
Dhr. A. van der Heide
RIBW Drenthe
Assen
Dhr. J.C. Hoevenaar
GGZ-Groningen
Zuidlaren
Dhr. Chr. Hoff
Medisch Centrum Leeuwarden (Zorggroep Noorderbreedte)
Leeuwarden
Dhr. A. Huitsing
Huitsing Domotica
Onstwedde
Dhr. F.C.A. Jaspers
UMCG
Groningen
Mevr. N. Janssen
UNETO-VNI
Woerden
Dhr. F. de Jong
Skewiel Trynwālden
Oentsjerk
Dhr. T. de Jong
United Care
Winschoten
Mevr. K. Kalverboer
K-KWADRAAT Kennismanagement
Groningen
Dhr. H. van Kampen
Vanboeijen
Assen
Dhr. B. Kamphuis
Alfa College
Groningen
Dhr. J.L. Kauffeld
Icare
Meppel
Dhr. T.J. van Kempen
Stichting Zorgpalet
Hoogeveen
Dhr. M. Kirchner
Medisch Centrum Leeuwarden (Zorggroep Noorderbreedte)
Leeuwarden
Dhr. B. Kloosterman
Corporatieholding Friesland
Grou
Dhr. W. Knol
ROC Friese Poort
Drachten
Dhr. S.J. Kuindersma
VCD Automatisering
Groningen
Dhr. R.G. Lageveen
IQ Corporation
Groningen
Dhr. J.W. de Lange
Produmax
Groningen
Mevr. M. Lemijer
Talant
Heerenveen
Dhr. W.J.E. van der Meer
Stichting Triade
Groningen
Dhr. A. van der Meer
Snakeware
Sneek
Dhr. F. Mennega
Gemeente Groningen
Groningen
Dhr. J. Miedema
Wireless Value
Emmen
Mevr. A. Moussou
Stichting Thuiszorg Groningen
Groningen
Dhr. E.B. Pathuis
Pathuis + Partners
Assen
Dhr. A.J. Prins
Verpleeghuis Talma Sionsberg
Dokkum
Dhr. G. Raats
Alfa College
Groningen
Mevr. C. Reker
Martini Ziekenhuis
Groningen
Dhr. G. Renen
Revalidatie Friesland
Beetsterzwaag
Dhr. A.P.P.M. Rijssenbeek
Stichting Zorgnet Noord
Groningen
Dhr. H.L.N. Rommers
Thuiszorg Zuidwest Friesland
Sneek
Dhr. J. Ruiter
Haskotherm BV
Joure
Dhr. C.P. van der Schans
Hanzehogeschool Groningen
Groningen
Dhr. A. Schenkel
Zorggroep Tellens
Bolsward
Dhr. M. Schram
Medisch Centrum Leeuwarden (Zorggroep Noorderbreedte)
Leeuwarden
Dhr. J.W. Sietsma
JWS
Drachten
54
Dhr. J. van Slooten
Zorggroep Meander
Veendam
Mevr. P. Spithost
IT-Works
Leeuwarden
Dhr. G. Steendam
Hanzehogeschool Groningen
Groningen
Dhr. J. Storck
Domotica Consulting Storck
Steenwijk
Dhr. G. Tadema
Stichting Gerrit
Heerenveen
Mevr. J.H. Tempel
Gemeente Groningen
Groningen
Dhr. G.A.M. Thiadens
Martini Ziekenhuis
Groningen
Dhr. E.R. Totté MD FACS
Medisch Centrum Leeuwarden (Zorggroep Noorderbreedte)
Leeuwarden
Dhr. R. Tuin
GGZ-Drenthe
Assen
Mevr. B. Veenstra
Friesland College MBO Welzijn
Leeuwarden
Dhr. H. Vellema
Vellema Installatie Techniek
Hallum
Dhr. P.L. Vriezema
NOVO Woongemeenschap
Groningen
Dhr. T. Wallendal
Sportstad Heerenveen
Heerenveen
Dhr. M. van der Werf
Wilhelmina Ziekenhuis
Assen
Dhr. A.J. van der Werf
Machnet
Eelde
Dhr. H.J. Westra
Technisch installatiebedrijf Oosterveld
De Blesse
Dhr. P. Wijma
Martini Ziekenhuis
Groningen
Dhr. P. Windt
Zorggroep Suydevelt
Emmen
Dhr. J.S. van Wingerden
OD Medical
Leeuwarden
Dhr. J.J.P. Wolters
Lode B.V.
Groningen
55
56
BIJLAGE II
TABELLENBOEK
Schema II.1 Aantal vestigingen binnen de zorgbranches in het Noorden, per provincie en totaal (2004) Deelsegment/branche
Groningen
Fryslân
Drenthe
Noorden totaal
11
8
4
23
0
4
0
4
11
17
17
45
8
6
13
27
46
55
31
132
Medische praktijken
248
286
188
722
Tandheelkundige praktijken
177
192
124
493
Overige praktijken
467
281
337
1.085
Subtotaal Cure
968
849
714
2.531
Verpleeg- en verzorgingshuizen
97
85
61
243
Gehandicaptenzorg
54
275
73
402
Jeugdzorg
23
49
11
83
Thuiszorg
32
40
30
102
CURE Ziekenhuizen Revalidatieziekenhuizen Geestelijke gezondheidszorg Curatieve gezondheidszorg zonder overnachting Gezondheidsondersteunende diensten
CARE
Overige care
56
19
14
89
262
468
189
919
Instellingen voor preventieve gezondheidszorg
126
49
49
224
Subtotaal Preventie
126
49
49
224
1.356
1.366
952
3.674
Subtotaal Care PREVENTIE
Totaal generaal Bron:
Provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe
57
Schema II.2 Aantal fulltime arbeidsplaatsen in de verschillende zorgbranches, per provincie en voor het Noorden als totaal (2004) Deelsegment/branche
Groningen
Fryslân
Drenthe
Noorden totaal
11.154
5.825
4.247
21.226
0
330
0
330
Geestelijke gezondheidszorg
964
1.887
1.817
4.668
Curatieve gezondheidszorg zonder overnachting
200
150
72
442
1.188
896
413
2.497
Medische praktijken
861
1.136
806
2.803
Tandheelkundige praktijken
609
787
462
1.858
1.126
745
1.906
3.777
16.102
11.756
9.723
37.581
Verpleeg- en verzorgingshuizen
6.771
7.671
6.511
20.953
Gehandicaptenzorg
CURE Ziekenhuizen Revalidatieziekenhuizen
Gezondheidsondersteunende diensten
Overige praktijken Subtotaal Cure CARE
1.275
4.237
4.287
9.799
Jeugdzorg
559
563
118
1.240
Thuiszorg
3.617
2.967
2.766
9.350
Overige care
1.017
483
450
1.950
13.239
15.921
14.132
43.292
Instellingen voor preventieve gezondheidszorg
1.007
480
320
1.807
Subtotaal Preventie
1.007
480
320
1.807
30.348
28.157
24.175
82.680
Subtotaal Care PREVENTIE
Totaal generaal Bron:
Provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe
58
Schema II.3 Aantal vestigingen van toeleverende/aanpalende bedrijven binnen de noordelijke zorgeconomie (2004) Branche
Groningen
Fryslân
Drenthe
Noorden
Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk
33
5
8
46
Vervaardiging/handel farmaceutische producten en medische instrumenten
69
76
60
205
Vervaardiging van medische apparaten
57
61
46
164
1
2
1
4
ICT-diensten (hardware en software)
708
593
464
1.765
Subtotaal Toeleverend
868
737
579
2.184
Vervaardiging meet-, regel- en controleapparaten (niet voor industriële processen)
22
2
27
51
Groothandel elektrotechnische, elektronische instrumenten en overig installatiemateriaal
39
65
60
164
Bouwinstallaties
317
453
308
1.078
Verhuur onroerend goed (w.o. woningbouwcorporaties)
132
270
71
473
Subtotaal Ontzorging
510
790
466
1.766
6
5
4
15
46
78
34
158
Fitnesscentra, sauna’s, zonnebanken, massagesalons, bronnenbaden, etc.
105
81
85
271
Toeristische en recreatieve verblijfsvoorzieningen
202
570
424
1.196
Subtotaal Wellness
359
734
547
1.640
1.737
2.261
1.592
5.590
TOELEVEREND
Vervaardiging van invalidenwagens
ONTZORGING
WELLNESS Vervaardiging van huishoudelijke apparaten Groothandel huishoudelijke apparaten, beeld- en geluidsdragers, verlichtingsmateriaal
Totaal generaal Bron:
Provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe
59
Schema II.4 Werkgelegenheid bij toeleverende bedrijven in de zorgeconomie per provincie en voor het Noorden (2004) Branche
Groningen
Fryslân
Drenthe
Noorden
Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk
359
1
298
658
Vervaardiging en handel van farmaceutische producten en medische instrumenten
906
419
751
2.076
Vervaardiging van medische apparaten
488
387
2.324
3.199
29
11
10
50
ICT-diensten (hardware en software)
1.995
1.031
802
3.828
Subtotaal Toeleverend
3.777
1.849
4.185
9.811
Vervaardiging meet-, regel- en controleapparaten (niet voor industriële processen)
356
304
1.245
1.905
Groothandel elektrotechnische, elektronische instrumenten en overig installatiemateriaal
210
173
236
619
Bouwinstallaties
3.222
3.756
2.774
9.752
Verhuur onroerend goed (w.o. woningbouwcorporaties)
1.170
1.361
896
3.427
Subtotaal Ontzorging
4.958
5.594
5.151
15.703
9
2.287
497
2.793
Groothandel huishoudelijke apparaten, beeld- en geluidsdragers, verlichtingsmateriaal
115
282
61
458
Fitnesscentra, sauna’s, zonnebanken, massagesalons, bronnenbaden, etc.
358
180
270
808
Toeristische en recreatieve verblijfsvoorzieningen
906
2.064
2.504
5.474
1.388
4.813
3.332
9.533
10.123
12.256
12.668
35.047
TOELEVEREND
Vervaardiging van invalidenwagens
ONTZORGING
WELLNESS Vervaardiging van huishoudelijke apparaten
Subtotaal Wellness Totaal generaal Bron:
Provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe
60
Schema II.5 Aantal relevante kenmerken van de zorggerelateerde activiteiten aan de noordelijke hogescholen Naam instelling en faculteit/afdeling
Studierichtingen
Onderzoeksscholen, kennisinstituten, lectoraten
Management in de zorg
Kennisinstituut
Logopedie
Human Technology Centre
Hanzehogeschool Groningen Academie voor Gezondheidsstudies
Fysiotherapie Mondhygiëne
Lectoraten
Voeding en diëtiek
Human Technology
Medische Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken
Transparante Zorgverlening
Academie voor Verpleegkunde
Verpleegkunde
Instituut voor Engineering
Human Technology International Biomedical Engineering International Technology Management
Institute for Life Science & Technology
Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Bio-informatica
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Verpleegkunde
Algemene, Geestelijke en Maatschappelijke Gezondheidszorg
Kennisinstituut
Management van de Zorg
Kennisdienst Laboratorium- en procestechniek & biotechnologie
Innovatie van de Zorg Engineering
Life Sciences
Kenniscentrum Zorg en Welzijn
Human Engineering Mechanical Engineering
Lectoraten
Electrical Engineering
Domotica
Biotechnologie
Innovatie en competentieontwikkeling in de zorg
Biologie en Laboratoriumonderzoek
Organisatie van Innovatie
Christelijke Hogeschool Noord-Nederland Zorg
Sociaal Pedagogische Hulpverlening Kennisinstituut Creatieve therapie
Recreatie
Instituut Service Management
Tourism Management Leisure Management
Lectoraten
International Hospitality Management
Social Care and Creative Therapy Studies
International Leisure and Tourism studies
Service Studies
International Service Management International Hospitality Management Hogere Hotelschool Hogeschool Drenthe Management en Techniek
Life Sciences (Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek)
61
62
BIJLAGE III
OVERIGE GENOEMDE INITIATIEVEN
Door onze gesprekspartners in de tweede fase zijn de volgende initiatieven genoemd, die (tot dusver) geen plaats hebben gekregen binnen het actieprogramma. We hebben deze initiatieven voor zover mogelijk geordend langs de drie actielijnen die in het voorgaande zijn uitgewerkt.
Waardecreatie door nieuwe kennis en technologie
Bundeling en onderlinge samenwerking medische toeleveranciers in het Noorden bevorderen, zodat ze interessante businesspartner voor grote bedrijven worden. BioMedCity Groningen nieuw leven inblazen (opm. heeft recentelijk een vervolg gekregen in de zogenaamde Biotech Ondernemers Bijeenkomsten). Meer aandacht voor zorggerelateerde start-ups vanuit het HBO-onderwijs. Life surgery gebruiken als marketings tool voor het vermarkten van nieuwe technologische toepassingen. Internetkanaal voor doven en slechthorenden, zodat zij via tolken diverse televisieprogramma’s kunnen volgen (prototype van deze innovatie is inmiddels in gebruik genomen). Multidisciplinaire school voor de ontwikkeling van nieuwe typen transfermiddelen (til- en liftsystemen) in de zorg. Naast ontwikkelingsactiviteiten ook praktijkgerichte cursussen op dit terrein aanbieden.
Innovatie in de zorgketen: belevingsgerichte, decentrale zorg
De regio Oost-Groningen gebruiken voor een onderzoek naar de toekomstige gevolgen van vergrijzing. Bevorderen van contractonderzoek om de samenwerking tussen het onderwijs, de zorg en het zorggerelateerde MKB te bevorderen. Opzet van (multidisciplinaire) projecten vanuit hogere onderwijsinstellingen voor het bevorderen van ketensamenwerking binnen de zorg en samenwerking tussen de zorg en het bedrijfsleven. Bevorderen van ondernemersvaardigheden en de toepassing van zorginnovaties bij eerstelijns zorgverleners. Oprichting van een kennisbank voor aanbod zorg-ICT in het Noorden. Oprichting van een leerbedrijf voor studenten en werkenden op het gebied van E-health en Ecare. Het oprichten van integrale zorgcentra in plattelandsgebieden waar diverse care, cure en preventieactiviteiten fysiek worden gebundeld. Het regionale aanbod van zorg op een toegankelijke wijze communiceren richting patiënten/cliënten, zodat zij tussen aanbieders kunnen vergelijken. Promoten zorg-ICT en domotica via onderwijsinstellingen. Opzetten van showrooms voor zorg-ICT en domotica waar bedrijven hun producten en diensten kunnen etaleren en presenteren aan zorginstellingen. Organiseren van ontbijtbijeenkomsten waaraan wordt deelgenomen door zorginstellingen en toeleveranciers van nieuwe zorg-ICT/domotica. Organiseren van studiereizen naar good practices van toepassing nieuwe zorg-ICT/domotica. Intermediairs inzetten als ‘systemintegrators’ van zorg en techniek. Opzetten van internetsite waarbij patiënten/cliënten hun zorgvraag gekoppeld zien aan een passend aanbod in de regio. Voorlichting aan gemeenten over de WMO. Mogelijkheden creëren voor het leasen van domoticaproducten. Zorginstellingen kennis laten maken met toepassing van technieken in andere sectoren als ‘eye-openers’ van de mogelijkheden die dat biedt voor de zorg.
63
Kansen op het snijvlak van zorg, toerisme en wellness
Ondersteunen totstandkoming van zorghotels. Opzetten van een vakantiehuis voor kinderen met een beperking. Leeuwarden onder senioren in de Randstad vermarkten als welzijn- en wellnessstad. Samenwerking bevorderen tussen de hotelscholen en bestaande MBO-/HBO-zorgopleidingen zodat hospitality meer aandacht krijgt in het zorgonderwijs. Instellen van zorgsteunpunten in de nabijheid van recreatieparken. Onderling uitwisselen van cliënten door instellingen in de care, zodat cliënten uit het Noorden ‘op vakantie’ gaan in andere delen van het land en – omgekeerd – cliënten van elders hun vakantie vieren in noordelijke instellingen. Noordelijke provincies als aantrekkelijke senioreneconomie promoten.
Overige initiatieven
KIM-regeling voor zorg: subsidie voor beschikbaar stellen van studenten voor verrichten van haalbaarheidsstudies, verkenningen, etc.. Heropleiden van VMBO-schoolverlaters voor faciliterende banen. Bevorderen van de toepassing van EVC’s voor de zorg. Uitdragen en exploiteren van innovatieve bouw- en energieconcepten. Noordelijk kennisproject healing environment. Marktwerking in de GGZ bevorderen. Inrichten steunpunt voor gehandicaptensporters. Nieuwe generatie ICT meenemen in ontwerp van nieuwe woonwijken. Samenwerking tussen instellingen op het gebied van regionaal arbeidsmarktbeleid stimuleren/ afspraken maken over stages en pools van werknemers. Instellen van een IPR-regeling voor specifiek de zorg. Werkplekken creëren voor mensen met beperkingen (o.a. zorgboerderijen).
64