Actieplan Sport voor Allen 2012 - 2014
Overlegplatform Sport voor Allen (18 april 2012) Eindredactie 10 mei 2012
I. Opdracht ‘Actieplan Sport voor Allen’ Met het oog op het uittekenen van een nieuw Actieplan Sport voor Allen gaf minister Philippe Muyters in zijn beleidsnota Sport 2009-2014 aan Bloso de opdracht om het ‘Overlegplatform Sport voor Allen’ opnieuw op te starten. In eerste instantie werd door de verschillende Vlaamse Sport voor Allen-actoren in consensus een ‘Visienota Sport voor Allen’ met krachtlijnen opgesteld. Deze visienota werd op 9 september 2011 aan de minister bezorgd. Tevens werd aan de minister gevraagd welke krachtlijnen hij prioritair wenste te weerhouden en vertaald wilde zien in concrete acties voor het ‘Actieplan Sport voor Allen’. Op 7 december 2011 deelde de minister per nota zijn beleidsprioriteiten mee. Op de plenaire vergadering van het Overlegplatform Sport voor Allen van 14 december 2011 werd afgesproken dat de 8 werkgroepen van het Overlegplatform tegen eind maart 2012 per beleidsprioriteit concrete actievoorstellen zouden uitwerken. Tijdens deze vergadering werden ook duidelijke afspraken gemaakt over de te volgen werkwijze en de timing. In totaal vergaderden de 8 werkgroepen 22 keer. Op 3 april 2012 werden de voorstellen van alle werkgroepen per mail bezorgd aan de leden van de plenaire vergadering van het Overlegplatform Sport voor Allen. Op 18 april 2012 werden deze teksten door de plenaire vergadering besproken en waar nodig geamendeerd. Op deze vergadering werd ook beslist dat, met het oog op een algemene consensus, 2 werkgroepen (‘Professionalisering en Tewerkstelling’ en ‘Sportinfrastructuur’) opnieuw dienden te vergaderen om, rekening houdend met de gemaakte opmerkingen en amendementen, een aangepaste definitieve tekst aan te leveren tegen 27 april 2012. Bloso heeft de eindredactie op zich genomen. Het voorliggend Actieplan bevat de actiepunten waarvoor binnen het Overlegplatform Sport voor Allen een consensus werd gevonden. Naast een situering van deze actiepunten binnen de beleidsnota Sport 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 worden in het Actieplan per actiepunt ook de partners bepaald, een timing vooropgesteld en daar waar mogelijk een budget voorgesteld.
2
II. Overzicht uitgewerkte beleidsprioriteiten Op basis van de Visienota Sport voor Allen bepaalde de Vlaamse minister van Sport zijn beleidsprioriteiten die door het Overlegplatform Sport voor Allen dienden uitgewerkt te worden in concrete actiepunten. Het gaat om 32 beleidsprioriteiten die thematisch werden gerangschikt. 1. Professionalisering en tewerkstelling Sportclubs professionaliseren via het aanstellen van professionele medewerkers Creëren van volwaardige jobs op het vlak van de begeleiding in de sport voor meer en beter sporten in optimale sportomstandigheden Opstarten en uitwerken van een specifiek statuut ‘semi-agorale arbeid – sportbegeleider’ 2. Sportkaderopleidingen Proefproject opzetten voor professionele Directeurs Sportkaderopleiding De samenwerking met de universiteiten en hogescholen LO verder uitbouwen en optimaliseren via de inschakeling van liaisons De nodige aandacht blijven behouden voor de kwalitatieve basiswerking van de Vlaamse Trainersschool in de realisatie van haar opdracht om meer trainers beter op te leiden Samenwerking opzetten met onderwijs, VDAB en andere partners om opleidingen te concipiëren en uit te werken voor specifieke sportberoepen Systematisch longitudinaal onderzoek naar het aantal sportgekwalificeerde trainers in de sportclubs en de noden van ‘het veld’ aan Sportkaderopleiding en bijscholing Strategieën ontwikkelen om VTS-gekwalificeerden effectief in de sportclub aan de slag te laten gaan 3. Transversale samenwerking Samenwerking met onderwijs uitbreiden, o.a. door het concept ‘Brede School met sportaanbod’ verder te ontwikkelen en te ondersteunen Overleg, afstemming en samenwerking op lokaal niveau opstarten en/of uitbouwen in functie van kinderopvang en jeugd Kwaliteitsvolle opleidingen aanbieden voor laagdrempelig sporten en bewegen Sport en bewegen promoten als gezondheidsbevorderend, in nauwe samenwerking met Volksgezondheid en Welzijn, alsook met Toerisme 4. Laagdrempelig beweeg- en sportaanbod Uitbouwen van een kwaliteitsvolle sportbegeleiding voor personen met een handicap op basis van de beleidsnota ‘G-sport Vlaanderen’ Ontwikkelen en implementeren van praktische tools om kansarmen naar het reguliere sportaanbod toe te leiden 3
5.
6.
7.
8.
Uitwerken van een maatgerichte aanpak en een beweeg- en sportaanbod voor senioren op basis van het sociaal wetenschappelijk onderzoek (VUBKUL) naar de sportdeelname en sportbehoeften van 55-plussers Ontwikkelen en implementeren van praktische tools om de sportparticipatie van etnisch-culturele minderheden te verhogen Sportpromotie en evenementenbeleid Een breed draagvlak creëren door overleg en onderlinge samenwerking Communicatie als belangrijk onderdeel van de sportpromotie vooral gericht op de niet-sporters Natuurlijke leefomgeving als alternatief voor de traditionele sportinfrastructuur Meer inzetten op evaluatie en effectmeting Permanente aandacht voor nieuwe en minder gekende sporten Sport en ruimtelijke ordening Oprichting op Vlaams niveau van een kennis- en infoloket De effectieve vertegenwoordiging van de sportsector in de structurele adviesraden inzake ruimtelijke ordening De uitwerking van een ‘aankoopfonds’ voor gronden, met het oog op de ontwikkeling/realisatie van bovenlokale sportinfrastructuur met een bijzondere impact op ruimtelijke ordening en/of milieu en/of natuur De behoeften van de sportsector inventariseren i.f.v. de opmaak van een prioriteitenlijst van sporten met een bijzondere impact op ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur Sportinfrastructuur De mogelijkheden onderzoeken om, los van de prioritaire taak van de lokale besturen in het kerntakendebat, toch specifieke lokale initiatieven te kunnen stimuleren en zo mogelijk te kunnen onderbouwen in verband met nieuwe infrastructuurtrends en duurzaamheidsaspecten zoals rationeel energieverbruik Het onderzoeken, aftoetsen en uitwerken van uniforme criteria om de integrale toegankelijkheid van sportinfrastructuur voor personen met een handicap te verhogen Het opzetten en stimuleren van verschillende vormen van samenwerking inzake de realisatie en exploitatie van sportinfrastructuur De organisatie van een breed forum met de onderwijssector ten einde de openstelling van meer schoolse sportinfrastructuur te stimuleren en de ‘Brede School-gedachte’ uit te werken Btw-regelgeving relevant voor de sportsector Overleg plegen met de federale minister van Financiën om een passende oplossing te vinden voor de belangrijkste knelpunten m.b.t. btw en sport bij sportclubs en gemeentelijke en provinciale sportdiensten
4
III. Professionalisering en Tewerkstelling De sportsector is een groeiende sector, die sterk aan maatschappelijk belang wint en bovendien steeds vaker door andere beleidsdomeinen benut wordt. De verwachtingen van de sporter worden ook alsmaar groter inzake aanbod en begeleiding. Er is een mentaliteitswijziging op gang gekomen die het belang van professionele begeleiding bij sportbeoefening steeds meer erkent en waardeert (ook op economisch vlak). Sportclubs hebben dus een grote nood aan kwaliteitsvolle medewerkers, maar het is niet altijd evident om deze te vinden. De hoge eisen die gesteld worden, staan immers vaak niet in verhouding tot de waardering, onder welke vorm dan ook. Bijkomend wordt vastgesteld dat de jongste jaren het aantal regulier tewerkgestelden in de sportsector vooral toegenomen is in steden, gemeenten en sportfederaties, maar slechts in een beperkt aantal sportclubs. Volgende beleidsprioriteiten werden door de Vlaamse minister van Sport weerhouden: 1. Sportclubs professionaliseren via het aanstellen van professionele medewerkers “Om de kwaliteit binnen de lokale clubwerking te garanderen, is het aangewezen de belangrijke taken zo veel mogelijk aan professionelen toe te vertrouwen, weliswaar met waakzaamheid voor de complementariteit tussen vrijwilligers en beroepskrachten. Hiervoor kunnen stimulerende maatregelen genomen worden die het mogelijk maken voor de sportclubs om professionele medewerkers in dienst te nemen (bv. sportieve of administratieve coördinatoren), vooral in functie van de knelpunten in de lokale clubwerking. Hefbomen en voorwaarden kunnen zijn: het begeleiden en verspreiden van goede en innoverende praktijken in de sportclubs, het creëren van een kwaliteitsvol kader binnen de sportclubs en het onderzoeken van een rationalisatie zonder verplichting van de lokale sportclubs (schaalvergroting). De inschakeling van masters en bachelors LO kan een belangrijke hefboom vormen voor de professionalisering van de sportclubs. Het is dan ook aan te bevelen om stimulerende maatregelen te ontwikkelen die een dergelijke instroom bevorderen”(Visienota). 2. Creëren van volwaardige jobs op het vlak van de begeleiding in de sport voor meer en beter sporten in optimale sportomstandigheden “Er dienen initiatieven genomen te worden om volwaardige jobs te creëren op het vlak van de sporttechnische, administratieve en logistieke begeleiding in de sport. Deeltijdse jobs (bv. enkele uren op weekbasis bij één opdrachtgever) zoals lesgevers in sportkampen, lessenreeksen, naschoolse opvang en deeltijdse lesgeefopdrachten; trainers in clubs en sportacademies, zaalwachters, onderhoudspersoneel terreinen, administratieve coördinatie, enz. zouden via klaverbladfinanciering door de verschillende actoren tot volwaardige voltijdse combinatiejobs kunnen gebundeld worden”(Visienota). Hierbij kunnen er ook linken gelegd worden met andere beleidsdomeinen.
5
3. Opstarten en uitwerken van een specifiek statuut ‘semi-agorale arbeid sportbegeleider’ “Omdat steeds meer mensen sporten, zijn er ook alsmaar meer sportbegeleiders. Om de kwaliteitsvolle begeleiding en het aanbod te realiseren, steunt de sportsector op verschillende vormen van medewerking. Voor werknemers, zelfstandigen en vrijwilligers bestaat er wel een wettelijke basis, maar zowel het bestaande vrijwilligersstatuut als de andere tewerkstellingsvormen hebben een aantal nadelen. De vrijwilligersvergoeding wordt vaak oneigenlijk gebruikt en de reguliere tewerkstelling is financieel niet interessant voor de opdrachtgever en de tewerkgestelde sportbegeleider. Een grote groep sportbegeleiders (trainers, sportlesgevers, jeugdsportcoördinatoren, scheidsrechters en juryleden) vertoeft hierdoor in de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en officiële tewerkstelling. Dit veroorzaakt zwartwerk. Het is daarom een uitdaging om een specifiek statuut semi-agorale arbeid – sportbegeleider te realiseren dat de sportsector in staat moet stellen om sportbegeleiders op een wettelijke/legale manier te verlonen voor geleverde prestaties. Dit statuut dient zodanig uitgewerkt te worden dat het betaalbaar is, minimale administratieve lasten omvat en een billijke verloning van de sportbegeleider mogelijk maakt, zodat het voor alle betrokkenen een winwinsituatie oplevert. Het moet toelaten de grijze zone tussen vrijwilligers en professionelen weg te werken”(Visienota).
Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Het beleid van de Vlaamse minister van Sport is opgebouwd rond 8 pijlers. Het belang van de professionalisering van de sportsector en de tewerkstelling binnen deze sector is één van de aandachtspunten en is gelinkt aan de pijler ‘de kwaliteit van het sportaanbod verhogen met alle actoren en op alle niveaus’. Professionalisering dient in de ruime betekenis van het woord benaderd te worden en niet enkel het ‘tot beroep’ maken van sport, maar professionalisering als het geheel van maatregelen die sport beter en kwaliteitsvoller maken.
Concrete actiepunten 1. Sportclubs professionaliseren via het aanstellen van professionele medewerkers Het lijkt wenselijk om in bepaalde sportclubs professionele krachten in te zetten die belangrijke clubtaken op zich zouden kunnen nemen. Er moet ook blijvend ingezet worden op structurele, professionele ondersteuning van de vrijwilligers in de (kleinere) clubs, bv. ondersteuning van de vrijwilligers in bijkomstige, extra-sportieve, doch essentiële taken om de club leefbaar te houden (administratie, financiën, doelgroepenbeleid, …) zodat deze vrijwilligers zich op hun kerntaak in de sportclub kunnen focussen (het aanbieden van kwaliteitsvolle sportbeoefening). 6
1.1 Elke sportactor inventariseert de gegevens over het personeel (administratief en sporttechnisch) dat tewerkgesteld is in de sportclub. Bloso maakt op basis van de verkregen gegevens een overzicht en publiceert deze Het is belangrijk om in kaart te brengen hoeveel ‘professionele medewerkers1’ er tewerkgesteld zijn in de sportclubs, ongeacht wie werkgever is. Dit dient als basis om periodieke metingen te doen. Deze gegevens dienen een beeld te geven van onder meer het aantal voltijdse equivalenten, tewerkstellingsbreuk, het aantal personen, leeftijd, geslacht, opleidingsniveau (universitairen, niet-universitairen – cfr. sociale balans), enz. Hiertoe dient een instrument ontwikkeld te worden om correct gegevens te verzamelen, te verwerken en te analyseren. In een latere fase kan dit instrument ook gebruikt worden in een ruimere context binnen de sportsector. Partners: Vlaamse Sportfederatie, Bloso, ISB, Vlabus,departement CJSM Timing: 2012: Instrument ontwikkelen voor inventarisatie 2013: Nulwaarde bepalen op basis van de meest recente beschikbare gegevens Budget: 2012 – 2014: 0 € 1.2 Professionele ondersteuning van vrijwilligers in de sportclubs (Dynamo-project) Sportclubs in Vlaanderen leven vandaag nog steeds grotendeels van de vrijwillige inzet van hun leden en bestuurders. De steeds complexere materies waarmee deze vrijwilligers in sportclubs geconfronteerd worden, hebben de laatste jaren gezorgd voor een toenemende bewustwording van de nood aan praktijkgerichte bestuurlijke ondersteuning bij de sportclubs. Zo is er een duidelijke behoefte aan ondersteuning van het vrijwillige bestuurskader van sportclubs op administratief en beheersmatig vlak. De Vlaamse Sportfederatie vzw biedt sinds 2009 met het Dynamo Project administratieve en managementondersteuning voor sportclubbestuurders en beantwoordt hiermee aan de noden op het veld. De ondersteuning van het Dynamo Project is opgebouwd rond 4 pijlers: Informatieverstrekking in de vorm van gebruiksvriendelijke brochures, flyers en tools Documentatiecentrum en aanspreekpunt voor sportclubs via helpdesk Vormingen en bijscholingen Individuele maatbegeleiding van sportclubs 1
professionele medewerkers zijn personen die werkzaam zijn via een arbeidsovereenkomst of als zelfstandige een opdracht binnen een sportclub vervullen.
7
De thema’s waarvoor het Dynamo Project vandaag ondersteuning biedt, hebben betrekking op de administratieve en bestuurlijke aspecten binnen een sportclub en gaan o.a. van vrijwilligersbeleid, over boekhouding en fiscaliteit tot softmanagementthema’s zoals leiding geven, efficiënt communiceren en opmaak en beheren van een website. Het Dynamo Project loopt in zijn huidige hoedanigheid van proeftuin in het kader van het Participatiedecreet af eind 2013. Een bestendiging van het Dynamo Project na 2013 zou toelaten om de professionele ondersteuning van vrijwilligers in de sportclubs te realiseren. Partners: Vlaamse Sportfederatie Timing : 2012: Professionele ondersteuning van de sportclubs op administratief en managementvlak door het Dynamo Project, i.s.m. de sportfederaties en de sportdiensten, volgens het huidige actieplan van het Dynamo Project. 2013: Eind 2012 worden alle proeftuinen, waaronder het Dynamo Project, geëvalueerd en zal door de Vlaamse overheid beslist worden of de proeftuinen bestendigd worden en wat de eventuele streefdoelen kunnen zijn vanaf 2013 en volgende jaren. In de loop van 2013 zal de ondersteuning van het Dynamo Project wel verder gezet worden in de huidige vorm en volgens het voor 2013 geldende actieplan. 2014: Indien er bestendiging is van het Dynamo Project: verdere ondersteuning van de sportclubs via deze weg. Budget: 2012 - 2013: Al voorzien via het Dynamo project tot eind 2013 2014: Te bepalen in functie van de bestendiging van het Dynamo-project
1.3 Via typologieën (onderzoek Dynamo-project) en criteria (uit bv. Sportdatabank Vlaanderen) de sportclubs detecteren die het meest nood hebben aan professionele krachten In 2010 gaf het kabinet Sport de opdracht aan het Dynamo Project om een onderzoek naar typologieën van sportclubs te laten voeren. Dit onderzoek moest leiden tot een praktische tool die voor verschillende sportactoren een meerwaarde biedt. UGent voerde dat onderzoek uit en ontwikkelde een typologie voor sportclubs. Om de typologieën te bepalen, werd gebruik gemaakt van een vragenlijst. 8
In 2011 voerde de UGent een vervolgonderzoek uit om de vragenlijst in te korten en gebruiksvriendelijker te maken met het oog op een bevraging van de sportclubs. In 2012 laat het Dynamo Project een gebruiksvriendelijke tool ontwikkelen voor de automatische verwerking van de resultaten, om het gebruik van de vragenlijst toegankelijk te maken voor verschillende sportactoren. In 2012 wordt tevens aan de hand van deze tool een grote bevraging van de Vlaamse sportclubs georganiseerd door Bloso (Sportdatabank Vlaanderen) en VSF / Dynamo Project, met steun van ISB. Een belangrijke kanttekening bij deze bevraging is dat er over de sportclubs geen waardeoordeel geveld wordt, maar louter de huidige situatie, verwachtingen en capaciteiten van de Vlaamse sportclubs in kaart gebracht worden. Uit de resultaten van deze bevraging zal onder andere gedetecteerd kunnen worden welke sportclubs, op basis van objectief vast te leggen criteria, nood hebben aan professionele krachten om hun doelstellingen te kunnen realiseren. In functie van de aldus gedetecteerde sportclubs zal het beleid moeten bepalen welke middelen dienen ingezet te worden om de correcte professionele omkadering van deze sportclubs te realiseren. Partners: Vlaamse Sportfederatie, Bloso, ISB Timing: In september 2012 zullen de resultaten van de bevraging gekend en verwerkt zijn. Budget: Al voorzien via het Dynamo Project 1.4 Faciliteren van het aanstellen van professionele medewerkers in de sportclubs Momenteel staat de professionalisering bij sportclubs in Vlaanderen nog in haar kinderschoenen. Een eerste stap wordt stilaan gezet bij sporttechnische begeleiding van de sporters, maar dit gebeurt nog veel te weinig rond management en administratieve ondersteuning van de sportclubs. Professionaliseren vergt maatwerk dat vandaag noodzakelijk is als aanvulling en ondersteuning van het vrijwilligerswerk in de sportclubs. Professionalisering mag echter niet in de plaats treden van de sportclubcultuur of van de maatschappelijke clubbetrokkenheid maar dient de kwaliteit van de sportbeoefening binnen de sportclubs te verhogen en te verbeteren.
9
Professionalisering kan onder andere door: 1. het aanbod van Vlabus uit te breiden via extra krachten en het diversifiëren van de functies naar sportclubgerelateerde functies; 2. binnen Vlabus een haalbaar tarievenbeleid uit te werken voor de sportclubs; 3. gemeenten en VGC te stimuleren om binnen de opdrachten van het huidige SvA-decreet en de beleidsprioriteiten van het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid acties te ondernemen om de professionele omkadering van en in de sportclubs te verhogen; 4. sportfederaties te stimuleren om binnen hun beleid (bv. in het kader van hun BO begeleiding clubs en/of FO jeugdsport) acties te ondernemen om de professionalisering in de sportclubs te verhogen en de sportclubs te stimuleren om met gekwalificeerde trainers te werken; 5. consultatie van de databanken VOTAS en de Sportdatabank Vlaanderen te stimuleren en te promoten; 6. promotiecampagne te voeren rond professionalisering van sportclubs; 7. stimuleren van samenwerking, clustering van jobs en klaverbladfinanciering tussen verschillende actoren (door verschillende partners en op verschillende niveaus: tussen verschillende sportclubs en tussen sportclubs en verschillende actoren) voor wat betreft administratieve, sporttechnische en coördinerende functies. Mogelijke instrumenten: Vlabus: o beheersovereenkomst in het kader van het SvA-decreet en het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid o pilootproject Vlabus m.b.t. halftijdse tewerkstelling in sportclubs Regularisatie DAC-ers Gemeenten en VGC: SvA-decreet en het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid Sportfederaties: decreet sportfederaties en begeleiding via VSF Resultaat van actiepunt 3 Partners: Bloso (5, 6, 7) Vlaamse Sportfederatie (4, 5, 6, 7) Vlabus (1, 2, 5, 6) VGC (3) ISB (3, 5, 6, 7) Departement CJSM (voor 5, 6, 7) Timing : 2012: Deelactiepunt 2, 3, 4, 5 2013: Deelactiepunt 1, 2, 3, 4, 5 2014: Deelactiepunt 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 10
Budget: 2012: o Deelactiepunt 2: al voorzien via SvA-decreet en het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid + pilootproject Vlabus o Deelactiepunt 3: al voorzien via SvA-decreet en het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid o Deelactiepunt 4: al voorzien via decreet sportfederaties o Deelactiepunt 5: 0 € 2013: o Deelactiepunt 1+2: al voorzien via SvA-decreet en het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid + pilootproject Vlabus o Deelactiepunt 3: al voorzien via SvA-decreet en het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid o Deelactiepunt 4, al voorzien via decreet sportfederaties o Deelactiepunt 5: 0 € 2014: o Deelactiepunt 1+2: al voorzien via SvA-decreet en het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid + pilootproject Vlabus o Deelactiepunt 3: al voorzien via SvA-decreet en het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid o Deelactiepunt 4: al voorzien via decreet sportfederaties o Deelactiepunt 5: 0€ o Deelactiepunt 6: Grootte van budget te bepalen o Deelactiepunt 7: 0 €
2. Creëren van volwaardige jobs op het vlak van de begeleiding in de sport voor meer en beter sporten in optimale sportomstandigheden 2.1 Functie(s) selecteren (i.f.v. nood, maatschappelijke meerwaarde) waarvoor trajecten opgestart worden voor volwaardige jobcreatie of waarvoor al opgestarte initiatieven behouden blijven In overleg met de andere kabinetten en departementen kunnen mogelijk functies gedetecteerd en geselecteerd worden die gerelateerd zijn met “sport” en “bewegen”. Ervaringen uit het verleden (bv. zaalwachtersproject 2002-2003) en bestaande initiatieven binnen het Sociaal-Economieproject Buurtsport kunnen als good practices dienen om deze functies al dan niet opnieuw te selecteren. Andere mogelijke functies zijn o.a. binnen de naschoolse opvang. Partners: Kabinetten en departementen sport – werk – sociale economie, ISB
11
Timing: 2012: Evaluatie sociaal-economieproject Buurtsport 2013: Overleg en selecteren (nieuwe) functies Budget: Afhankelijk van de inzet van de middelen van de andere beleidsdomeinen (bv. Werk en Sociale Economie) 2.2 Afhankelijk van de geselecteerde functie(s) de meest geschikte piste bepalen en die na een proeftraject implementeren Uit het resultaat van actiepunt 2.1 zal blijken welke functies in aanmerking komen voor een proeftraject. Timing: 2013 : Conceptontwikkeling + uitvoeren proeftrajecten 2014 : Uitvoeren proeftrajecten en evaluatie Budget: Afhankelijk van de inzet van middelen van de verschillende beleidsdomeinen 2.3 Stimuleren van samenwerking, clustering van jobs en klaverbladfinanciering 2 tussen verschillende actoren (door verschillende partners en op verschillende niveaus: tussen verschillende sportclubs, tussen sportclubs en verschillende actoren, tussen verschillende diensten binnen een gemeente/VGC, tussen verschillende gemeenten/VGC, tussen verschillende actoren, …) voor wat betreft administratieve, sporttechnische en coördinerende functies Om de kwaliteit binnen de lokale clubwerking te garanderen is het aangewezen bepaalde taken aan professionelen toe te vertrouwen, weliswaar met waakzaamheid voor de complementariteit tussen vrijwilligers en beroepskrachten. Hiervoor dienen stimulerende maatregelen genomen te worden en zodoende hefbomen gecreëerd te worden die het mogelijk maken voor de sportclubs om professionele medewerkers aan te stellen (zelf in dienst nemen of via een externe organisatie: Vlabus / interimbureau / zelfstandigen) vooral in functie van de knelpunten in de lokale clubwerking (ledenadministratie, boekhouding, …). Partners: Vlabus, ISB, Gemeenten en VGC, Vlaamse Sportfederatie en de erkende Vlaamse sportfederaties
2
Klaverbladfinanciering betekent concreet dat verschillende belanghebbenden bijdragen in functie van de eigen baten. Het klaverbladmodel is een dynamisch gegeven en wordt naargelang de aard van de dienstverlening anders ingevuld.
12
Timing: 2012: Inventariseren van bestaande samenwerkingsprojecten 2013: Oplijsten van good practices, hierover communiceren naar de doelgroep van de actor en stimuleren dat anderen de good practices overnemen 2014: Resultaten evalueren Budget: Al voorzien via SvA-decreet en het ontwerpdecreet lokaal sportbeleid
3. Opstarten en uitwerken van een specifiek statuut ‘semi-agorale arbeid sportbegeleider’ 3.1 Opstarten en uitwerken van een specifiek statuut ‘semi-agorale arbeid sportbegeleider’ Volgende deelactiepunten worden onderscheiden: 1. Overleg op Vlaams niveau tussen kabinet Sport en kabinet Werk om richtlijnen, krijtlijnen af te bakenen 2. Inwinnen van professioneel advies (bv. via een econoom) 3. Haalbaarheid en gedragenheid van het voorstel aftoetsen met collega’s van de Franse gemeenschap 4. Onderhandelen met de federale overheid: a. kabinet Sociale Zaken b. kabinet Financiën c. kabinet Werk 5. Uitwerken en indienen wetsontwerp door de federale regering Partners: Kabinet Sport en kabinet Werk – Vlaamse Regering (voor 1, 4) l’Association Interfédérale du Sport Francophone (AISF), Association des Etablissements Sportifs (AES), kabinet Sport en kabinet Werk –Franse Gemeenschapsregering, … (voor 3) Bloso en ADEPS (voor 4) Federale Regering (voor 4, 5) Timing: 2012: Deelactiepunt 1, 2, 3, 4 2013: Deelactiepunt 5 Budget: 0 €
13
IV. Sportkaderopleiding De kwaliteit van de sportbeoefening, zowel op sporttechnisch vlak als wat betreft de belevingswaarde, wordt sterk bepaald door de kwaliteit van de begeleiders. Specifieke doelgroepen vragen om bijzondere aandacht, voor sportbeoefening in kwaliteitsvolle omstandigheden en voor een aangepaste begeleiding. Tussen het volgen van een sportkaderopleiding en het opnemen van de functie van trainer in een sportclub gaapt er evenwel nog steeds een grote kloof. In heel wat clubs is er een gebrek aan gekwalificeerde trainers. In de sportbegeleiding van de jeugd is dit tekort nog groter. In de Visienota Sport voor Allen worden voorwaarden geformuleerd waaraan voldaan moet worden om de kwaliteit van de begeleiding in de sportclubs te verhogen. Om de volledige omkadering in de sportclub te verbeteren, speelt de kwaliteit van de sporttechnische begeleiding een essentiële rol. Het is de opdracht van de Vlaamse Trainersschool (VTS), de sportfederaties, de sportclubs en de sportdiensten om zowel sporttechnische als begeleidingsgerichte en beroepsgerichte opleidingen aan te bieden zodat zoveel mogelijk sportbegeleiders over een gepaste sportkwalificatie beschikken. De sportkaderopleidingen moeten nog breder bekend gemaakt worden om nog meer potentiële sportbegeleiders aan te trekken en te doen doorstromen naar het werkveld. De kennis en opvolging van deze doorstroming zijn noodzakelijk. Bovendien is het noodzakelijk om het opleidingsaanbod af te stemmen op de noden van het werkveld. Om de vacatures voor het knelpuntberoep Hoger Redder in te vullen is een samenwerking tussen de Vlaamse Trainersschool, onderwijs, de VDAB en andere partners noodzakelijk. Deze samenwerking zal ook leiden tot opleidingen voor specifieke beroepen in de sportsector waarvoor specifieke competenties vereist zijn en waarvoor momenteel nog geen opleidingen bestaan. Om de kwaliteit van het sportaanbod te verhogen selecteerde de Vlaamse minister van Sport onderstaande beleidsprioriteiten: 1. Proefproject opzetten voor professionele Directeurs Sportkaderopleiding 2. De samenwerking met de universiteiten en hogescholen LO verder uitbouwen en optimaliseren via de inschakeling van liaisons 3. De nodige aandacht blijven behouden voor de kwalitatieve basiswerking van de Vlaamse Trainersschool in de realisatie van haar opdracht om meer trainers beter op te leiden 4. Samenwerking opzetten met onderwijs, VDAB en andere partners om opleidingen te concipiëren en uit te werken voor specifieke sportberoepen 5. Systematisch longitudinaal onderzoek naar het aantal sportgekwalificeerde trainers in de sportclubs en de noden van de sportsector aan Sportkaderopleiding en bijscholing
14
6. Strategieën ontwikkelen om VTS-gekwalificeerden effectief in de sportclub aan de slag te laten gaan
Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I. 2.6 Ontwikkelingen bij de sportaanbieders. II. 2.6 Verhogen van de kwalificatiegraad van sportbegeleiders op het terrein. II. 2.7 Het aanbod sportkaderopleidingen door de VTS kwantitatief en kwalitatief verder uitbouwen. Beleidsbrief 2.6 Verhogen van de kwalificatiegraad van sportbegeleiders op het terrein. 2.7 Het aanbod sportkaderopleidingen door de VTS kwantitatief en kwalitatief verder uitbouwen.
Concrete actiepunten 1. Proefproject opzetten voor professionele Directeurs Sportkaderopleiding (DSKO) Vele DSKO’s kunnen de veelheid aan opdrachten niet optimaal realiseren omwille van uiteenlopende redenen. Ook dienen sportfederaties nog meer overtuigd en aangespoord te worden tot een actieve politiek inzake sportkaderopleiding (dat kan door het stimuleren van het effectief inzetten van gekwalificeerde trainers in de sportclubs, door detectie van de lokale en regionale noden aan gekwalificeerde trainers, door het helpen vastleggen van een inhoudelijk sterk uitgebouwde sportkaderopleiding, door de doorstroming naar de hogere opleidingsniveaus te faciliteren, enzovoort). Teneinde deze lacunes te kunnen wegwerken wordt een proefproject voorgesteld waarbij een drietal professionele, sporttakoverschrijdende (begeleiden meerdere sporttakken) DSKO’s worden aangesteld met een duidelijke management opdracht. We spreken in die zin dan ook over Managers Sportkaderopleiding (MSKO). Zij kunnen in teamverband samenwerken met de sportspecifieke DSKO’s om zo een beleid inzake sportkaderopleiding uit te werken op maat van de sportfederaties waarvoor ze verantwoordelijk zijn. De managementgerichte opdracht bestaat ondermeer uit: De kwaliteit en de aantrekkingskracht van de sportkaderopleiding en bijscholingen verhogen Docenten rekruteren en motiveren Instroom voor de sportkaderopleiding verhogen Doorstroming naar de hogere opleidingsniveaus substantieel verhogen Het product sportkaderopleiding mee helpen realiseren indien onvoldoende uitgebouwd 15
De logistieke organisatie faciliteren Het aantal gekwalificeerde trainers in de club helpen verhogen Het opstarten of kwalitatief verder uitbouwen van de trainersvereniging Er wordt geopteerd om de MSKO een drietal sporttakken (sportfederaties) te laten begeleiden. De sportfederaties die willen participeren in het project dienen een engagementsverklaring te ondertekenen. De bepalingen in deze engagementsverklaring zullen later nader omschreven worden. Het proefproject loopt over minimaal 2 jaar (2013 – 2014) en wordt nadien geëvalueerd. Volgende stappen dienen nog ondernomen te worden: Omschrijven van het profiel van een MSKO (Bloso - afd. Sportkaderopleiding – VSF). Definiëren van de indicatoren om een resultaatverbintenis op te maken voor het aanstellen van een MSKO (Bloso - afd. Sportkaderopleiding – VSF). Selectiecriteria vastleggen om de sporttakken (sportfederaties) aan te duiden die in aanmerking komen om in het project te stappen met een MSKO (Bloso afd. Sportkaderopleiding – VSF). Partners: Bloso – afdeling Sportkaderopleiding, VSF Timing: 2012: o Omschrijven van het profiel van een MSKO o Definiëren van de indicatoren om een resultaatverbintenis op te maken voor het aanstellen van een MSKO o Selectiecriteria vastleggen om de sporttakken (sportfederaties) aan te duiden o Selecteren van de sporttakken (sportfederaties) die in het project stappen o Selecteren en aanstellen van 3 MSKO’s 2013: o Start van het project met 3 MSKO’s 2014: o Vervolg van het project met 3 MSKO’s o Eind 2014, evaluatie van het project Budget: 2012: 0 € 2013: 200.000 € 2014: 200.000 €
16
2. De samenwerking met de universiteiten en hogescholen LO verder uitbouwen en optimaliseren via de inschakeling van liaisons Professionalisering van de opleidingsinhoud van de VTS-sportkaderopleiding is eveneens een taak van de universiteiten en hogescholen met een opleiding LO. Om dit te faciliteren dient het VTS-partnership dan ook in die zin versterkt te worden. Tevens dient bij de inschalingsprocedures voldoende aandacht besteed te worden aan het op elkaar afstemmen van opleidingsprogramma’s van de VTS en van de universiteiten en hogescholen zodat gekwalificeerde masters en bachelors LO snel kunnen ingeschakeld worden in de werking van de sportclubs. Hiertoe dienen volgende acties ondernomen te worden: Takenpakket van de universitaire liaisons verder verfijnen, waarbij vooral aandacht dient besteed te worden aan: o het helpen uitwerken van het competentierooster voor de VTSsportkaderopleiding o het helpen implementeren van het competentierooster in de denkcellen waar een universitaire vertegenwoordiger aanwezig is o een actieve begeleiding bij de opmaak en het redigeren van cursusteksten in de denkcellen waar een universitaire vertegenwoordiger aanwezig is o het inventariseren en uitbouwen van kwalitatieve stageplaatsen voor de sporttakken van het universitaire curriculum in functie van het professionaliseren van het werkveld o masters LO Training&Coaching motiveren en stimuleren om docent te worden bij de VTS en om actief te worden in de sportclubs (sportfederaties) o masters LO sensibiliseren en stimuleren om actief te worden in de sportclubs o het organiseren van bijscholingen voor docenten VTS Taken- en opdrachtenpakket samenstellen voor de aanstelling van liaisons voor de hogescholen (Bloso - afd. Sportkaderopleiding). Aanstellen van 2 liaisons om de samenwerking tussen hogescholen LO en VTS te optimaliseren (Bloso - afd. Sportkaderopleiding). Onderzoeken welke taken de liaisons in de toekomst kunnen uitvoeren die meer aansluiten bij de noden van de sportfederaties (VSF). Partners: Universiteiten en hogescholen LO, VSF, Bloso – afdeling Sportkaderopleiding Timing: 2012: o Taken- en opdrachtenpakket samenstellen voor de aanstelling van liaisons voor de hogescholen o Aanstellen 2 liaisons namens de hogescholen o Implementeren takenpakket liaisons universiteiten 17
2013: o De samenwerking met de universiteiten en hogescholen LO verder uitbouwen en optimaliseren 2014: o De samenwerking met de universiteiten en hogescholen LO verder uitbouwen en optimaliseren Budget: 2012: 200.000 € (al voorzien in de begroting Bloso-VTS) 2013: 200.000 € 2014: 200.000 €
3. De nodige aandacht blijven behouden voor de kwalitatieve basiswerking van de Vlaamse Trainersschool in de realisatie van haar opdracht om meer trainers beter op te leiden De kwaliteit van de sportkaderopleiding is voor de VTS een voortdurend aandachtspunt. De docenten en de DSKO’s spelen hierbij een cruciale rol. Een competent docent combineert sportspecifieke kennis met de nodige didactische bekwaamheid en ervaring. Samen met de DSKO is hij in sterke mate bepalend voor de kwaliteit van de sportkaderopleiding. Daarom dient via gerichte rekrutering en de organisatie van meer bijscholingen de kwaliteit van de docenten te worden verhoogd. Een kwalitatief hoogstaande sportkaderopleiding is eveneens maar mogelijk met een optimale en duidelijk gedefinieerde opleidingsinhoud. Competentiebepaling en beschrijving per opleidingsniveau is dan ook een noodzaak. Tot slot dient de doorstroming naar de hogere opleidingsniveaus gefaciliteerd en gestimuleerd te worden teneinde een kwaliteitsvol trainerskorps uit te bouwen. Volgende acties kunnen hierbij een hulp zijn: Rekrutering van nieuwe VTS-docenten: o Op de website van de VTS een rubriek voorzien waar kandidaat-docenten zich spontaan kunnen melden. o Gerichte VTS-flashberichten sturen naar specifieke doelgroepen, universiteiten en hogescholen. o Rekrutering van studenten LO in functie van een mogelijke werving als docent door de liaisons van de universiteiten en hogescholen. o De sporttechnisch coördinatoren stimuleren tot prospectie voor nieuwe docenten binnen de sportfederatie. o Doorstroming van docenten Aspirant-Initiator naar de hogere opleidingsniveaus stimuleren.
18
o Onderzoeken of een aangepaste verloning van de docenten en DSKO’s mogelijk is binnen de huidige budgettaire context. Opleiding en bijscholing van VTS-docenten: o Docenten stimuleren om deel te nemen aan de ‘Dag van de VTSmedewerker’. o Denkcellen aanmoedigen om docentenbijscholingen te organiseren (financiële consequenties: kilometervergoeding, vergadervergoeding). o Het bijwonen van docentenbijscholingen als voorwaarde stellen om als docent aangesteld te blijven. o Sporttakoverschrijdende docentenbijscholing per provincie m.b.t. de implementatie van het vak didactiek. o Inlassen van vormingsmomenten voor startende docenten. Ondersteuning van docenten en DSKO’s: o Aangepaste en up-to-date powerpointpresentaties ter beschikking stellen via de website (VTS-extranet). o Didactische tools en bijscholingen uitwerken ter ondersteuning van de docenten. o Stimuleren om de didactisch-methodische module te laten doceren door de docent didactiek. VTS-competentiebepaling en –beschrijving uitwerken: o Een integraal VTS-competentierooster uitschrijven op basis van het VTScompetentieraamwerk en de resultaten van de VUB-onderzoeken competentiebepaling Trainer B en Trainer A in sommige sporttakken. o Implementeren van het uitgewerkte VTS-competentierooster in de sporttakgerichte opleidingen door de denkcellen met het oog op het inschalen in de Vlaamse kwalificatiestructuur. Doorstroming naar de hogere opleidingsniveaus faciliteren en stimuleren: o Cursusorganisaties voor hogere opleidingsniveaus met minder deelnemers mogelijk maken. o In sommige sporttakken voor de hogere opleidingsniveaus individuele opleidingstrajecten mogelijk maken. o Sportfederaties en sportclubs sensibiliseren om hun trainers te doen doorstromen naar de hogere opleidingsniveaus. o E-learningpakketten uitwerken voor de basismodules ‘Algemeen Gedeelte’ Instructeur B, Trainer B en Trainer A zodat op eigen tempo thuis kan gestudeerd worden. o Organisatie van dagopleidingen voor de basismodules ‘Algemeen Gedeelte’ Trainer B en Trainer A voor (ex-)topsporters en trainers van (ex-) topsporters.
Partners: Bloso – afdeling Sportkaderopleiding, universiteiten en hogescholen LO, Vlaamse Sportfederatie 19
Timing: 2012: o Rekrutering van nieuwe VTS-docenten o Opleiding en bijscholing van VTS-docenten o Ondersteuning van docenten en DSKO’s o VTS-competentiebepaling en –beschrijving uitwerken o Doorstroming naar de hogere opleidingsniveaus faciliteren en stimuleren 2013 o Rekrutering van nieuwe VTS-docenten o Opleiding en bijscholing van VTS-docenten o Ondersteuning van docenten en DSKO’s o VTS-competentiebepaling en –beschrijving implementeren o Doorstroming naar de hogere opleidingsniveaus faciliteren en stimuleren 2014 o Rekrutering van nieuwe VTS-docenten o Opleiding en bijscholing van VTS-docenten o Ondersteuning van docenten en DSKO’s o VTS-competentiebepaling en –beschrijving implementeren o Doorstroming naar de hogere opleidingsniveaus faciliteren en stimuleren Budget: 2012-2014: binnen de begroting Bloso-VTS
4. Samenwerking opzetten met onderwijs, VDAB en andere partners om opleidingen te concipiëren en uit te werken voor specifieke sportberoepen De VTS-opleiding Hoger Redder meer afstemmen op het beroep van redder door het toevoegen van een aangepaste, aanvullende beroepsmodule. Het uitwerken van een opleiding ‘sportaccommodatiemedewerker’ (toezichter, zaalwachter, kassapersoneel, technisch onderhoud, …). Een inventaris opmaken van de onderwijsopleidingen die gerelateerd zijn met sport (onder het niveau bachelor) en onderzoeken of deze onderwijsopleidingen specifieker kunnen afgestemd worden op tewerkstelling binnen een sportdienst. Aangepaste voortrajecten voor bepaalde doelgroepen organiseren in samenwerking met partners. Het is bovendien belangrijk om de algemene toeleiding als een aandachtspunt te zien binnen de sportkaderopleidingen (cfr verwijzing werkgroep laagdrempelig sportaanbod) en aangepaste methodieken te bekijken in samenwerking met andere organisaties. Partners: VDAB, Syntra, departement Onderwijs, ISB, VVSG, VGC, VVP, Bloso – afdeling Sportkaderopleiding
20
Timing: 2012: o Competentieonderzoek beroep redder (universitaire liaisons, ISB, RedFed (Vlaamse Reddingsfederatie) en Bloso - afd. Sportkaderopleiding) o Beroepsprofiel onderzoeken van zaalwachter/toezichter/kassapersoneel (ISB) o Contacten leggen met onderwijsnetten en departement Onderwijs m.b.t. de studierichtingen van het studiegebied sport (BSO en TSO) en nagaan welke beroepsfinaliteit deze studierichtingen hebben, (ISB - Bloso - afd. Sportkaderopleiding) o Contacten leggen met tweedekansonderwijs (volwassenenonderwijs, Syntra, …). Er bestaat binnen tweedekansonderwijs immers weinig m.b.t. sport en bewegen (ISB - Bloso - afd. Sportkaderopleiding) o Mogelijke, nieuwe partnerorganisaties detecteren i.f.v. toeleiding specifieke doelgroepen o Traject – examineringsmogelijkheden bekijken binnen VTS naar aanleiding van de bevindingen werkgroep laagdrempelig beweeg- en sportaanbod en in aansluiting op de evaluatie van het proefproject ‘kansarmen’ Antwerpen (Bloso - afd. Sportkaderopleiding) 2013: o Uitwerking beroepsmodule redder, aanvullend aan opleiding Hoger Redder (denkcel reddend zwemmen) o Uitwerking beroepsmodule sportaccommodatiemedewerker (ISB) o Haalbaarheid onderzoeken van curriculumaanpassing van de studierichtingen van het studiegebied sport (BSO en TSO) (ISB – Bloso - afd. Sportkaderopleiding) o Eventuele samenwerking met onderwijs/tweedekansonderwijs onderzoeken (geen nieuw diploma, wel aangepaste opleiding van bestaand diploma) (ISB – Bloso - afd. Sportkaderopleiding) o Jaarlijks 1 tijdelijke werkgroep installeren met VTS en partnerorganisaties in functie van bepaalde doelgroepen om te bekijken wat de knelpunten zijn, en of aanpassingen mogelijk zijn m.b.t. opleiding en voortraject. Prioriteit inzake doelgroep dient via overleg bepaald te worden. 2014: o Schrijven cursusteksten beroepsmodule redder en sportaccommodatiemedewerker o Eind 2014: implementatie beroepsmodule redder en sportaccommodatiemedewerker o Concrete implementaties van enkele beroepsgerichte modules o Conclusies omtrent potentiële samenwerking met tweedekansonderwijs o Installatie van 1 tijdelijke werkgroep m.b.t. noden van specifieke doelgroepen
21
Budget: 2012-2014: Binnen de begroting Bloso-VTS
5. Systematisch longitudinaal onderzoek naar het aantal sportgekwalificeerde trainers in de sportclubs en de noden van ‘het veld’ aan Sportkaderopleiding en bijscholing Rapporteren en evalueren van de data die de gesubsidieerde sportfederaties doorgeven aan de afdeling Subsidiëring m.b.t. het aantal gekwalificeerde en niet-gekwalificeerde trainers actief in de sportfederatie en de aangesloten sportclubs. Op het einde van elke legislatuur (5 jaar), systematische en gestandaardiseerde bevraging uitvoeren van alle sportclubs (al dan niet aangesloten bij een erkende sportfederatie) naar de kwalificatiegraad van de actieve trainers met aansluitend een wetenschappelijke analyse van de resultaten. Analyse en evaluatie van de resultaten van de impulssubsidies uitgereikt door de lokale overheden m.b.t. de kwalificatiegraad van de jeugdsportbegeleiders en de sportgekwalificeerde jeugdsportcoördinatoren. Partners: Vlaamse Sportfederatie, universiteiten met een afdeling LO, Bloso - afdeling Sportkaderopleiding Timing: 2012 o Evalueren van de data m.b.t. het aantal gekwalificeerde en nietgekwalificeerde trainers actief in de sportfederatie en de aangesloten sportclubs (Bloso - afd. Sportkaderopleiding – VSF) 2013: o Evalueren van de data m.b.t. het aantal gekwalificeerde en nietgekwalificeerde trainers actief in de sportfederatie en de aangesloten sportclubs (Bloso - afd. Sportkaderopleiding – VSF) 2014: o Evalueren van de data m.b.t. het aantal gekwalificeerde en nietgekwalificeerde trainers actief in de sportfederatie en de aangesloten sportclubs (Bloso - afd. Sportkaderopleiding – VSF) o Gestandaardiseerde bevraging uitvoeren bij alle sportclubs (al dan niet aangesloten bij een erkende sportfederatie) naar de kwalificatiegraad van de actieve trainers met aansluitend een wetenschappelijke analyse van de resultaten (Bloso - afd. Sportkaderopleiding – VSF – universiteiten) o Einde 2014: analyse en evaluatie van de resultaten van de impulssubsidies uitgereikt door de lokale overheden m.b.t. de kwalificatiegraad van de
22
jeugdsportbegeleiders en de sportgekwalificeerde jeugdsportcoördinatoren (Bloso - afd. Sportkaderopleiding) Budget: 2012: Binnen de begroting Bloso-VTS 2013: Binnen de begroting Bloso-VTS 2014: Nog te bepalen
6. Strategieën ontwikkelen om VTS-gekwalificeerden effectief in de sportclub aan de slag te laten gaan Om de doorstroming van VTS-gediplomeerden naar het werkveld (sportclubs) te faciliteren dienen zowel de aanbevelingen van de werkgroep Sportkaderopleidingen, als deze van de werkgroep Professionalisering en Tewerkstelling gerealiseerd te worden. Het zwaartepunt moet liggen op structurele oplossingen die de kern van het probleem aanpakken. Volgende strategieën zullen aangewend worden: Creëren van volwaardige jobs in de sportsector (zie Professionalisering en Tewerkstelling) Opstarten en uitwerken van een specifiek statuut “semi-agorale arbeid van de sportbegeleider” (zie Professionalisering en Tewerkstelling) Methodiek opstellen om actuele informatie te verkrijgen over de doorstroming van VTS-gekwalificeerden naar de sportclubs (Bloso - afd. Sportkaderopleiding – VSF) Sportclubs stimuleren om, zeker bij de begeleiding van jeugdploegen (onder 18 jaar), uitsluitend te werken met gekwalificeerde trainers (VSF – sportfederaties) Unisportfederaties stimuleren en aanzetten tot het invoeren van een licentieplicht, waardoor de aangesloten sportclubs verplicht worden om VTSgekwalificeerde trainers in te schakelen (opletten dat dit niet leidt tot extra hoge lidgelden) (VSF – unisportfederaties) Faciliteiten en incentives aanreiken waardoor gekwalificeerde trainers in de sportclub actief worden en blijven (bv. goede verloning, …) (VSF – sportfederaties) De gemeenten sensibiliseren en stimuleren om in hun subsidiereglementen ‘sport’ kwalitatieve bepalingen op te nemen waardoor sportclubs (met jeugdwerking) extra betoelaagd worden voor het inschakelen van actieve, gekwalificeerde (jeugd)trainers (ISB) Op basis van een VSF-voorstel VOTAS III (VTS-databank met alle gediplomeerde trainers) voor consultatie ter beschikking stellen van de niet– commerciële actoren (sportclubs, gemeentelijke en provinciale sportdiensten,
23
sportfederaties) mits het respecteren van de wet op de privacy (VSF - Bloso afd. Sportkaderopleiding) Partners: VSF, ISB – Vlabus, Bloso – afdeling Sportkaderopleiding Timing: 2012: o Methodiek opstellen om actuele informatie te verkrijgen over de doorstroming van VTS-gekwalificeerden naar de sportclubs (Bloso - afd. Sportkaderopleiding – VSF) o Sportclubs stimuleren om, zeker bij de begeleiding van jeugdploegen (onder 18 jaar), uitsluitend te werken met gekwalificeerde trainers (VSF – sportfederaties) o Unisportfederaties stimuleren en aanzetten tot het invoeren van een licentieplicht, waardoor de aangesloten sportclubs verplicht worden om VTS-gekwalificeerde trainers in te schakelen (opletten dat dit niet leidt tot extra hoge lidgelden) (VSF – unisportfederaties) o Faciliteiten en incentives aanreiken waardoor gekwalificeerde trainers in de sportclub actief worden en blijven (bv. goede verloning, …) (VSF – sportfederaties) 2013-2014: o De gemeenten sensibiliseren en stimuleren om in hun subsidiereglementen ‘sport’ kwalitatieve bepalingen op te nemen waardoor sportclubs (met jeugdwerking) extra betoelaagd worden voor het inschakelen van actieve, gekwalificeerde (jeugd)trainers (ISB) o Op basis van een VSF-voorstel VOTAS III (VTS-databank met alle gediplomeerde trainers) voor consultatie ter beschikking stellen van de niet–commerciële actoren (sportclubs, gemeentelijke en provinciale sportdiensten, sportfederaties) mits het respecteren van de wet op de privacy (VSF - Bloso - afd. Sportkaderopleiding) Budget: 2013-2014: Binnen de begroting Bloso-VTS
24
V. Transversale samenwerking De beleidsnota van de Vlaamse minister van Sport is opgebouwd rond 8 pijlers. Transversale samenwerking valt onder de pijler van ‘Het voeren van een efficiënt en effectief Vlaams sportbeleid’: “Een beleidsdomein- en bestuurslaagoverschrijdende aanpak leidt niet alleen naar betere resultaten en synergie, maar kan ook zorgen voor vernieuwing en verfrissende invalshoeken. Voor het sportbeleid zal ik daarom met mijn medewerkers steeds actief op zoek gaan naar samenwerking met andere beleidsdomeinen wanneer dit een meerwaarde kan bieden voor het sportbeleid. Omgekeerd zal mijn sportadministratie ook steeds openstaan voor verzoeken tot samenwerking uit andere beleidsdomeinen en zo samen de verkokering tegengaan. Sport is immers in zijn vele facetten gelinkt zichtbaar maar ook soms minder zichtbaar - met heel wat domeinen zoals bv. Welzijn en Volksgezondheid, Onderwijs, Jeugd, Mobiliteit en Openbare Werken, Ordening en Leefmilieu, Toerisme, Internationaal Beleid, Innovatie, Armoedebestrijding, Media,...” De sportsector is geen eiland op zich. Meer en meer andere beleidsdomeinen gebruiken sport als middel. Met heel wat domeinen is transversale samenwerking mogelijk. De opname vanaf 2014 van de lokale sportbeleidsplannen in de lokale Beleids- en Beheerscyclus (BBC) biedt mogelijkheden voor transversale samenwerking tussen de verschillende domeinen op lokaal vlak. Permanent overleg op elk bestuursniveau is ook aangewezen. Dit overleg is essentieel om te komen tot een coherent en complementair beleid inzake de promotie van de sport en het stimuleren van de sportmentaliteit van de Vlaamse bevolking. De doelstelling is ervoor te zorgen dat alle inwoners in Vlaanderen gestimuleerd worden om levenslang actief te bewegen en te sporten. Uit de visienota Sport voor Allen selecteerde de Vlaamse minister van Sport vier beleidsprioriteiten voor transversale samenwerking: 1. Samenwerking met onderwijs uitbreiden, o.a. door het concept ‘Brede School met sportaanbod’ verder te ontwikkelen en te ondersteunen “Scholen worden in het kader van de Brede School-gedachte gestimuleerd samen te werken met sportverenigingen en andere sportactoren uit de periferie van de school. De ontwikkeling van Brede School-concepten gebeurt lokaal op basis van individuele contacten en relaties. Er is nood aan coördinatoren, bruggenbouwers en trekkers van dit idee op lokaal vlak. Binnen de‘Brede School met sportaanbod’ –werking heeft de Follo-leerkracht (halftijds vrijgestelde leerkracht LO) hier zijn meerwaarde getoond als coördinator en katalysator. Wil ‘Brede School met sportaanbod’ groeien is er nood aan een veelvoud van dergelijke coördinatoren. Verder moeten bestaande producten als de SNS-pas (Sport Na School-pas) en Sportsnack (Sportieve naschoolse opvang) uitgebreid worden”(Visienota) . 25
2. Overleg, afstemming en samenwerking op lokaal niveau opstarten en/of uitbouwen in functie van kinderopvang en jeugd “Sport en kinderopvang zijn in grote mate nog vreemden voor mekaar. In de sport zijn er nochtans diverse initiatieven die raakvlakken hebben met kinderopvang, zoals: Sportsnack (binnen het Brede School met sportaanbodconcept), de sportacademies op lokaal vlak,… ”(Visienota) . 3. Kwaliteitsvolle opleidingen aanbieden voor laagdrempelig sporten en bewegen “Vastgesteld wordt dat men binnen de sector van de kinderopvang vooral gericht is op kinder’verzorging’. Er is nood aan begeleiders die met kinderen ook kunnen spelen en sporten. Via sociale economieprojecten wordt in deze sector veel gewerkt met laaggeschoolden, er bestaat dus een nood aan opleidingen op maat. Anderzijds heeft ook de sportsector, bijvoorbeeld buurtsport, nood aan begeleiders laagdrempelig sporten en bewegen. De opleiding bewegingsanimator van de VTS biedt ook kansen voor de sector van kinderopvang”. (Visienota) 4. Sport en bewegen promoten als gezondheidsbevorderend, in nauwe samenwerking met Volksgezondheid en Welzijn, alsook met Toerisme “Bewegen en sporten liggen in elkaars verlengde. Voor Volksgezondheid en Welzijn ligt de klemtoon op ‘bewegen’ in functie van de gezondheidsnorm (per dag minimum 30 min voor volwassenen en minimum 60 min voor kinderen en jongeren). Bij sport ligt de focus op de fitheidsnorm (minimum driemaal per week voldoende intensief sporten ). Hoe beide benaderingen combineren en complementair maken is dé uitdaging van een transversale samenwerking. Er is nood aan het opstellen van een globaal plan ‘gezond sporten’, onder meer in het kader van letselpreventie en preventie van gezondheidsschade door sportbeoefening. Hierbij is een goede afstemming met de gezondheidssector noodzakelijk. De gezondheidssector heeft al een traditie om samen te werken met partnerorganisaties/steunpunten, zoals Eetexpert vzw en het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ). Voor bewegen/sport bestaat dergelijke samenwerking nog niet. Er dient meer aandacht te gaan naar de gezondheidsbevorderende waarde van sport en bewegen. Sport kan een extra dimensie toevoegen aan toeristische troeven en omgekeerd. De kennisoverdracht en de samenwerking met betrekking tot de promotie en organisatie van (sport)evenementen en (sport)promotionele initiatieven tussen de sportsector en Toerisme Vlaanderen moeten gestimuleerd worden, o.a. met betrekking tot marketing, toeleiding van kansarmen naar sportkampen en sportactief toeristische projecten”(Visienota).
26
1. Samenwerking met onderwijs uitbreiden, o.a. door het concept ‘Brede School met sportaanbod’ verder te ontwikkelen en te ondersteunen Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota II.1.2 Stimuleren, implementeren en evalueren van innovatieve sportconcepten De sportparticipatie kan verhoogd worden door het stimuleren van een flexibel sportaanbod met nieuwe sportvormen. Er wordt hierbij in eerste instantie gedacht aan gezondheidsgerelateerde, vaak op recreatie gerichte bewegingsactiviteiten in de onmiddellijke leefomgeving. “In het kader van het participatiedecreet zullen de lopende proeftuinen sport (‘Brede School’, verenigingsondersteuning, opleiding en vorming van buurtsportbegeleiders, ‘Open Stadion’ en sport in grote steden) geëvalueerd worden met eventueel een structurele verankering tot gevolg.” Beleidsbrief I.1.2 Stimuleren, implementeren en evalueren van innovatieve sportconcepten De beleidsbrief vraagt de nodige alertheid voor het identificeren van nieuwe tendensen die zich voordoen in de (sport)maatschappij en de nodige flexibiliteit en openheid om hier efficiënt op in te spelen. De proeftuin ‘Brede School met sportaanbod’ opereert in het verlengde van bovengestelde visie en beoogt innovatieve sportconcepten te stimuleren en te implementeren. Het is één van de 5 proeftuinen die uitvoering geeft aan ‘het decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport’ dat door de Vlaamse Regering bekrachtigd werd op 18 januari 2008. De proeftuin wenst op een projectmatige manier in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en noden in de sportsector, waarbij een methodisch en inhoudelijk vernieuwde experimentele aanpak centraal staat.
Concrete actiepunten 1.1 Decretale verankering van ‘Brede School met sportaanbod’ na afloop van de proeftuin ‘Brede School met sportaanbod’ werd als proeftuin binnen het participatiedecreet einde 2011 tussentijds geëvalueerd. Het rapport (Rapport in opdracht van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën, Begroting, Ruimtelijke Ordening, Werk en Sport) van januari 2012 concludeerde: “De proeftuin Brede School richt zich op een verhoogde sportparticipatie van alle kinderen en jongeren en een betere doorstroming naar de life-time sport door sporten spelactiviteiten aan te bieden op school en in interscolair verband. De Follo27
leerkracht krijgt de taak om bruggen te bouwen en om lokale netwerken en samenwerkingsverbanden te bewerkstelligen, de schoolsport in de scholen uit zijn regio uit te bouwen en te ondersteunen en een link te leggen met het vakgebied LO. De Follo's slagen in het bieden van een laagdrempelig aanbod door het aanbieden van de twee succesrijke formules SportSnack en SNS. Maar succes is beperkt tot een gering aantal regio’s en een beperkt aantal scholen. Binnen dit beperkte bereik is er duidelijk een verhoogde sportparticipatie maar nog onvoldoende doorstroming naar sportbeoefening in sportclubs.” Bijlage 2 van het rapport van de tussentijdse evaluatie geeft een overzicht van de sterke punten van ‘Brede School met sportaanbod’. Als laatste punt werd weerhouden: “Het is zinvol om deze proeftuin duurzaam te verankeren. De resultaten die deze proeftuin tot nu toe realiseerde, zijn veelbelovendOok het onderzoek ‘Brede School met promotie van sport en beweging’ o.l.v. R. Van Acker, e.a. in opdracht van het Steunpunt Cultuur, Jeugd en Sport (mei 2011) komt tot conclusies die in de lijn liggen van het tussentijds rapport. Op basis hiervan lijkt het aangewezen deze proeftuin te verankeren. Hierbij dient te worden opgemerkt dat er nog een eindevaluatie voorzien is (eind 2012) van de proeftuinen Sport binnen het participatiedecreet. Een mogelijke structurele verankering (decreetwijziging) dient tijdig te worden opgestart zodat er bij het einde van de proeftuin (september 2013) geen leemte ontstaat. Zonder verankering zou er geen basis zijn voor een verdere financiële ondersteuning en bijgevolg zou de continuïteit van de werking van ‘Brede School met sportaanbod’ in het gedrang kunnen komen. Te meer daar dit moet bekeken worden vanuit het perspectief dat deze proeftuin voortbouwde op de expertise van het Follo-project dat al enkele jaren eerder opgestart werd. Partners: Bloso, BVLO, departement CJSM, kabinet Sport, Onderwijs, SVS, VSF,… Timing: 2013 Budget: 729. 000 € (dit is het budget van de huidige proeftuin Brede School met sportaanbod)
28
1.2 Uitbreiding succesformules Sportsnack en SNS door een heroriëntering van het functieprofiel van de Follo’s en een uitbreiding van het aantal Follo’s Op basis van het tussentijds rapport van de proeftuinen werden door het Vlaams Bureau Schoolsport als beleidsverantwoordelijke van ‘Brede School met sportaanbod’ al een aantal strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. Hierbij werd beoogd om het bereik van de Follo’s te vergroten door meer de nadruk te leggen op hun functie als expert, adviesverlener (door het aanreiken van good-practices zoals SNS en Sportsnack) en netwerker. Deze visie heeft maar kans op slagen als de samenwerking met de lokale overheden kan geïntensifieerd worden waardoor lokaal een aantal verantwoordelijkheden kunnen overgenomen worden en/of intensiever kan samengewerkt worden voor een aantal taken. Op basis van deze visie van katalysator en aanstuurder kan de Follo zijn schaal vergroten naar een groter geografisch gebied. Deze werkingsgebieden zouden kunnen samenvallen met de al bestaande sportregio’s in sommige provincies. Hierbij kan een model van 8 regio’s per provincie en 3 regio’s in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inspiratie bieden voor een covering van heel Vlaanderen en Brussel. Als financieel model voor de uitbreiding van het aantal Follo’s wordt een systeem van gemengde financiering voorgesteld tussen enerzijds het Vlaamse niveau en anderzijds het lokale niveau. Bij voorkeur is in deze visie het lokale niveau een samenwerkingsverband van meerdere gemeenten die samen een deel van de personeelskost van een Follo financieren. Deze uitbreiding zou idealiter gefaseerd kunnen verlopen én in functie van de beschikbare budgetten. Voor het ‘Vlaams’ gedeelte van de financiering zou ook kunnen gedacht worden aan een participatie van sport én van het departement onderwijs zoals in het voorafgaande Follo-project het geval was. In elke nieuwe regio zou qua opdracht in de beginfase in de eerste plaats kunnen gefocust worden op de uitbreiding van de bestaande succesformules zoals SNS voor het secundair onderwijs en Sportsnack voor het basisonderwijs, naast het ontwikkelen van andere initiatieven binnen het concept van ‘Brede School met sportaanbod’. Prioriteit wordt gegeven aan deze regio’s waar de realisatie van bovengenoemde actiepunten tot de mogelijkheden behoort en waarbij een financieel engagement van het lokale niveau aanwezig is. Partners: Bloso, BVLO, departement onderwijs, gemeentelijke sportdiensten, lokale sportaanbieders, scholen, SVS, sportverenigingen, VGC,… Timing: Zowel tijdens het schooljaar 2012-2013 en 2013-2014 en 2014-2015 worden nieuwe Follo’s aangesteld in functie van de beschikbare budgetten en in functie van de lokale samenwerkingsverbanden die kandideren en die de nodige financiële middelen voorzien. 29
Budget: Schooljaren 2012–2013, 2013-2014 en 2014–2015: Afhankelijk van de mogelijkheden Gebaseerd op een kostprijs van 28.000 € als gemiddelde loonkost van een Folloleerkracht die volgens een te bepalen breuk gedragen wordt door het lokale niveau en het Vlaamse niveau. 1.3 Optimaliseren en uitbreiden van de structurele samenwerking tussen de georganiseerde sportsector en scholen Enerzijds wordt vastgesteld dat er heel wat samenwerking is tussen scholen en sportclubs of sportfederaties, en dat optimalisatie daar mogelijk is. Anderzijds wordt vastgesteld dat er nog heel wat samenwerkingsopportuniteiten zijn tussen deze actoren. Het is belangrijk een algemene visie te ontwikkelen over structurele samenwerking tussen sportclubs en –federaties enerzijds en scholen anderzijds. Het lijkt aangewezen deze visieontwikkeling op te starten in overleg met Bloso, VSF, ISB en SVS. Daarnaast is het belangrijk om vanuit deze visie structurele samenwerking te stimuleren en de actoren concreet te ondersteunen en te begeleiden. Het bevorderen van een structurele samenwerking veronderstelt in de eerste plaats overleg en openheid voor mogelijke samenwerkingsinitiatieven. De samenwerking zelf berust op goodwill en vrijwilligheid en het creëren van mogelijke win-win situaties. De samenwerking zou kunnen bevorderd worden doordat de diverse betrokkenen ieder hun kanaal inschakelen om de samenwerking te stimuleren. SVS stimuleert de scholen om vanuit hun eigen ‘Brede School’- concept bruggen te creëren met de sportclubs. De sportfederaties stimuleren hun clubs met jeugdwerking om open te staan voor initiatieven van scholen en deze mogelijk te ondersteunen. De gemeentelijke sportdiensten stimuleren hun clubs met jeugdwerking om open te staan voor initiatieven van scholen en deze mogelijk te ondersteunen en koppelen een andersgeorganiseerd sport- en beweegaanbod aan de schoolcontext of –omgeving. (Tal van initiatieven zijn mogelijk: scholen stellen hun infrastructuur open voor sportclubs, sportclubs initiëren hun sport tijdens middagpauzes, naschools, schoolsportdagen, doorgedreven samenwerking via schoolsportclubs, … scholen en clubs organiseren samen opendeurdagen, enz.). Partners: Bloso, ISB, SVS, VSF, sportfederaties – lokale actoren: sportclubs – gemeentelijke sportdienst – scholen, VGC Timing: Eerste overleg in 2012
30
Budget: 0 € 1.4 Nood aan ondersteuning op het niveau van de school en/of de scholengemeenschap In de meeste gevallen berust de opdracht van een schoolsportgangmaker op het vrijwillige engagement van een leerkracht en valt dit buiten de strikte lesopdracht. Een verdere professionalisering of ondersteuning van deze opdracht dringt zich op. Vanuit de sportsector maar ook vanuit de gezondheidssector moet er dan ook aandacht gevraagd worden voor de structurele onderbouw van de taak van schoolsportgangmaker in de scholen (cfr. de zorg- leerkracht of de GOK (Gelijke Onderwijs Kansen)- leerkracht in het basisonderwijs of de toepassing van de BPT-uren (Bijzondere Pedagogische Taken) in het secundair onderwijs). Er zou een overleg kunnen opgestart worden tussen sport en onderwijs om deze problematiek te bespreken. Partners: Bloso, departement onderwijs, de betrokken kabinetten, SVS Timing: 2012 -2013 Budget: 0 € 1.5 Rekrutering van gevormde lesgevers In de marge van actiepunt 1.4 moet er aandacht zijn voor het nijpend probleem van het ontbreken van lesgevers in tal van Brede School-initiatieven die georganiseerd worden tussen 16u en 18u. Lesgevers uit clubs zijn meestal nog niet beschikbaar wegens andere professionele activiteiten. De naschoolse inzet van leerkrachten voor deze activiteiten zou meer dan welkom zijn. Dit benutten van een potentieel aan gevormde lesgevers (leerkrachten LO) is een item voor het thema ‘Professionalisering en Tewerkstelling.’
2. Overleg, afstemming en samenwerking op lokaal niveau opstarten en/of uitbouwen in functie van kinderopvang en jeugd Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota Sport II.1.3 Kinderen en jongeren stimuleren tot bewegen en sporten Een belangrijk aandachtspunt is de kwaliteitsvolle invulling van de sportmogelijkheden van de schoolgaande jeugd en dit in een regie van de lokale besturen. 31
Beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
IV.3.1 Opvang van kinderen in hun vrije tijd “Vlaanderen telt ruim 650.000 lagere schoolkinderen, waarvan 240.000 kleuters. De vraag naar schoolgebonden opvang en vrijetijdsmogelijkheden is groot en verscheiden (naar periode, intensiteit, leeftijd). De steeds groeiende nood aan opvang in vakantieperiodes vergt daarbij een eigen aanpak. In overleg met alle actoren, maken we werk van een nieuw organisatiemodel voor de buitenschoolse en vakantieopvang. Hierbij staat de verdere samenwerking met onderwijs en met alle partners betrokken op de vrije tijd van jonge kinderen, namelijk jeugd, cultuur en sport centraal.”
Concrete actiepunten 2.1 Als sportsector betrokken zijn bij overleg op Vlaams niveau rond kinderopvang (Denktank Buitenschoolse Kinderopvang K&G, Sectoroverleg Kinderopvang K&G/VVSG, …) Partners: Bloso, ISB, SVS, VVSG, … Timing: 2012: De sportsector nodigt zich uit en wordt uitgenodigd/voorgesteld in bovengenoemde structuren 2013: Actieve deelname Budget: 2012-2013: 0 € 2.2 Sensibiliseren lokale sportsector (sportraad, sportdienst, …) om overleg te hebben en af te stemmen met kinderopvang Partners: ISB, VVSG,… Timing: 2012: Artikels in het Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer, aandacht voor het thema in de ondersteuning van de integrale meerjarenplanning Budget: 2012: 0 € 2.3 Proefproject combinatiefuncties ‘begeleider/lesgever’ sportdienst – school – kinderopvang - club In 8 diverse settings in gemeenten/steden een proefproject opstarten met 2 gesubsidieerde ‘combinatiefuncties’ per setting. Vlaanderen subsidieert 50 % van het loon van de medewerkers en minstens 2 verschillende lokale actoren betalen samen 32
de andere 50% (waarvan elk minstens 20%). Een fundamenteel deel van het aanbod vindt steeds in de setting ‘kinderopvang’ plaats : naschools, vakantie, begeleiding bij opvang voor de start van de school, of bij nog niet-schoolplichtige kinderen. Bijvoorbeeld: De sportdienst en een lokaal kinderopvanginitiatief stellen samen 2 lesgevers/begeleiders aan. De 2 lesgevers staan in voor naschoolse sport van 15.30u tot 18u (soms in de sporthal, soms in de lokalen van de opvang). Zij zijn ook actief de hele woensdagnamiddag en bepaalde dagen (afwisselend) tijdens de ochtendbewaking van scholen. De sportdienst, een turn/dansvereniging stellen samen 2 lesgevers aan. De 2 lesgevers geven tussen 15.30u en 18u les in een sportacademie van de sportdienst (die 2 van de 4 dagen met gym en dans wordt ingevuld). Op woensdagnamiddag is er clubaanbod en ook op zaterdag zijn zij in dienst van de club. 2 leerkrachten LO met een halftijdse opdracht, krijgen nog een halftijdscontract bij en geven dagelijks 3 uur naschoolse sport en op woensdagnamiddag. Coördinatoren/leidinggevenden van de medewerkers volgen gedurende 1,5 jaar een intervisietraject, waarin begeleiding voorzien is om te komen tot een goed lokaal businessmodel (en benutten van systemen: startbanen, types contracten, …). De medewerkers zelf worden ondersteund in het volgen van opleidingen. De medewerkers kunnen werkloze bachelors zijn (LO, kleuter, sociaal, …) of lager geschoolden met voldoende pedagogische en sportieve kwalificaties/competenties (7de jaar TSO, A2, …). De coördinatoren/leidinggevenden bewaken de kwaliteit van het aanbod. Na 1 jaar worden geleerde lessen/succesfactoren gedeeld met de hele sportsector. Belangrijkste resultaat moeten evidence based ‘businessmodellen’ zijn om na het proefproject, eventueel nog met een Vlaamse (financiële) hefboom (indien nodig en/of mogelijk), in heel Vlaanderen zelfstandig door lokale partners combinatiefuncties aan te stellen. Taak medewerkers: op het veld/vloer begeleiden sport- en beweegaanbod in/gelinkt met naschoolse opvang (van einde school tot 18u). Resultaat: Businessmodellen voor het aanstellen (creëren) van combinatiefuncties. Partners: ISB, SVS, Vlabus,VVSG (ook vanuit kinderopvang)
Timing: 2012: Najaar: oproep naar kandidaten 2013: Voorjaar: oproep en voorbereiding met kandidaat-gemeenten 2013/2014: Schooljaar = duur van uitvoering project
33
Budget: Loon (50%) van 16 medewerkers (16 x 15.000 € = 240.000 €). Werkingsbudget traject/ondersteuning: 20.000 €. Eventueel kan er ook een minimumscenario zijn met bv. 1 medewerker per setting (8 x 15.000 €) of kunnen de Vlaamse middelen ook van 2 beleidsdomeinen komen. (Het budget kan eventueel ook als ‘algemeen werkingsbudget’ voor de setting gezien worden en niet rechtstreeks als personeelssubsidie indien dit moeilijk is voor Vlaanderen). Noot: afstemming met projecten rond Follo’s, Multimove of acties uit de ‘Professionalisering en tewerkstelling – sociale economie’ zijn een mogelijkheid. Het concept van deze actie (nu voorgesteld in het kader van kinderopvang) kan verruimd worden naar andere settings (sportdienst/sportclub, school/club, …). Het verschil met de Follo’s is dat de medewerkers hier lesgevers op het terrein zijn, Follo’s zijn coördinatoren. Multimove kan een aanbod zijn dat de mensen met een combinatiefunctie geven. Bij het project Multimove ligt de focus op het aanbod, in dit proefproject ligt de focus op de businessmodellen en de medewerkers. Sociale economie kan een mogelijke financieringsbron zijn voor Vlaanderen.
3: Kwaliteitsvolle opleidingen aanbieden voor laagdrempelig sporten en bewegen 3.1 ‘Sportief opleiden’ van medewerkers kinderopvang Voor de doelgroep van kinderen van 3 tot 8 jaar zal vooral gekeken worden naar de resultaten van het project ‘Multimove voor kinderen’. Indien het project succesvol is en klaar voor implementatie moet onderzocht worden of een opleiding van specifieke begeleiders Multimove wenselijk/vereist is. Voor de sportieve begeleiding van kinderen van 8 tot 12 jaar heeft VTS een opleiding op maat met name ‘Bewegingsanimator’. Met de sector dient bekeken te worden hoe de instroom van deze bewegingsanimators kan geregeld worden of hoe al actieve medewerkers naar deze opleiding kunnen worden toegeleid. Partners: ISB, VTS,… Timing: 2013: Uitwerken promotie ‘Bewegingsanimator’ in functie van de sector kinderopvang 2014: Opleidingen Bewegingsanimator Uitwerken van een opleiding Multimove indien noodzakelijk Budget: Afhankelijk van de mogelijkheden
34
4. Sport en bewegen promoten als gezondheidsbevorderend, in nauwe samenwerking met Volksgezondheid en Welzijn, alsook met Toerisme Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I.2.4 Gezondheidsontwikkelingen “Sport wordt alsmaar belangrijker als een vorm van preventieve gezondheidszorg. De Vlaamse overheid promoot sterk een gezonde sportbeoefening en lichaamsbeweging zodat de Vlaming actiever, fitter en gezonder wordt. Recent onderzoek toont immers aan dat de algemene fysieke conditie van de Vlamingen ondermaats is.” II.1 De sportparticipatie verhogen zodat meer mensen levenslang sporten “In het Vlaams regeerakkoord wordt gesteld dat de Vlaamse Regering grote ambities koestert op sportief vlak en het vitaal belang erkent van sport en beweging voor een gezonde samenleving. Daarom zal het Vlaams sportbeleid gericht zijn op een zo groot mogelijke sportparticipatie.“ III.3.1 Meer Vlamingen aanzetten tot een actieve en gezonde levensstijl “Er zal via een gestructureerd en regelmatig interdepartementaal overleg met de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin gestreefd worden naar een meer gecoördineerde aanpak om het tekort aan sport en beweging bij de Vlaming aan te pakken.”
Concrete actiepunten 4.1 Ontwikkelen en communiceren van een fitheidsnorm Het doel van dit actiepunt is een ontwikkelingsplan en een communicatieplan op te stellen om, naast een gezondheidsnorm, een fitheidsnorm algemeen bekend te maken, aangepast voor verschillende doelgroepen: jonge kinderen, jongeren, volwassenen, senioren. Hierbij moet ook bijzondere aandacht gaan naar blessurepreventie en veilig/verantwoord sporten, in overeenstemming met het actieplan Gezond Sporten dat voorbereid wordt door het team Medisch Verantwoord Sporten (MVS) van het departement CJSM. Partners: Bloso, Logo’s, MVS, Steunpunt Sport, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, VIGeZ, … Timing: 2012-2013: Uitwerken van het concept en afstemming met het actieplan Gezond Sporten 2014: Promotie van de fitheidsnorm 35
Budget: 2012-2013: 0 € 2014: Afhankelijk van de mogelijkheden 4.2 Uitwerken en promoten van bovenlokale en lokale samenwerking waarbij bewegen en sport gepromoot wordt als gezondheidsbevorderend Het lokaal overleg en de lokale uitvoering kunnen gerealiseerd worden door de sportdienst en de lokale gezondheidsactoren samen te brengen rond gezondheidsbevorderend bewegen en sporten. De focus ligt op de methodiekontwikkeling om het lokaal overleg te bevorderen. Partners: Bloso, ISB, MVS, VIGeZ, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, VSF, VVSG Timing: 2012: Opstarten bovenlokaal overleg 2013: Continueren van het bovenlokaal en lokaal overleg + uitwerken van een plan (handboek/draaiboek) om overleg op te starten (pilootproject) 2014: Implementeren van het bovenlokaal en lokaal overleg Budget: 2012-2013: 0 € 2014: Afhankelijk van de mogelijkheden 4.3 Het gebruik van expertise Er is nood aan een expertise voor sport en bewegen, naar analogie met VIGeZ (expertisecentrum voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie). Recent heeft VIGeZ ook een stafmedewerker ‘beweging’ in dienst genomen. Partners: Bloso, departement CJMS (MVS), Steunpunt Sport, universiteiten en hogescholen, VIGeZ,… Timing: 2012-2013: Overleg tussen de betrokken partners Budget: 2012-2013: 0 € 2014: Afhankelijk van de mogelijkheden
36
4.4 Opstarten van een samenwerking tussen Toerisme voor Allen en Sport voor Allen op het vlak van armoedebestrijding, toegankelijkheid, jeugdtoerisme en de productlijnen (wandelen/fietsen/mountainbiken) Hierbij worden lijnen op elkaar afgestemd, ervaringen uitgewisseld tussen de twee instellingen en wordt gebruik gemaakt van mekaars platform. Partners: Bloso, Toerisme Vlaanderen (Afdeling Toerisme voor Allen), VVP Timing: Zomer 2012 Budget: 0 €
37
VI. Laagdrempelig beweeg- en sportaanbod De gewijzigde demografische en sociaaleconomische ontwikkelingen bepalen mee de manier waarop de individuele burger geïnteresseerd is in sport. Het laagdrempelig sportaanbod is een aanbod dat toegankelijk is voor iedereen en heeft als doelstelling zoveel mogelijk mensen te stimuleren tot levenslang actief bewegen en duurzaam sporten. Het aantrekkelijker en voor iedereen toegankelijker maken van het huidige beweegen sportaanbod leidt naar de verhoging van de life-time sportbeoefening in Vlaanderen. Om zoveel mogelijk mensen uit deze doelgroepen te laten participeren binnen het Vlaams beweeg- en sportaanbod werden volgende beleidsprioriteiten geselecteerd door de Vlaamse minister van Sport: 1. Uitbouwen van een kwaliteitsvolle sportbegeleiding voor personen met een handicap op basis van de beleidsnota ‘G-sport Vlaanderen’; 2. Ontwikkelen en implementeren van praktische tools om kansarmen naar het reguliere sportaanbod toe te leiden; 3. Uitwerken van een maatgerichte aanpak en een beweeg- en sportaanbod voor senioren op basis van het sociaal wetenschappelijk onderzoek (VUBKUL) naar de sportdeelname en sportbehoeften van 55-plussers; 4. Ontwikkelen en implementeren van praktische tools om de sportparticipatie van etnisch-culturele minderheden te verhogen. Zoals opgenomen in de Visienota Sport voor Allen moeten een aantal cruciale voorwaarden vervuld worden om die mensen die vandaag nog niet sporten, blijvend aan het sporten te krijgen. Binnen deze visienota werden vier prioritaire doelgroepen besproken, namelijk senioren, personen met een handicap, kansarmen en etnischculturele minderheden. Kadering van de huidige problematiek toont dat om te slagen in de uitbouw van een breed en laagdrempelig beweeg- en sportaanbod, welke ook de doelgroep is, er rekening dient gehouden te worden met steeds terugkerende sleutelbegrippen: vertrekken vanuit de leefwereld van de doelgroep. de stap zetten naar de doelgroep; zoeken naar en werken met vertrouwenspersonen; erkennen dat iedere organisatie vanuit zijn eigen expertise werkt; samenwerken en netwerken. Een verhoging van de sport- en beweegparticipatie en de activering van bovenvermelde doelgroepen: vergt strategieën voor het optimaliseren van de toegankelijkheid voor kansengroepen; vraagt transversale samenwerking op de verschillende beleidsniveaus; vereist een blijvend sensibiliserend beleid op Vlaams niveau; 38
vergt een regisserende rol van de lokale sportdiensten; moet resulteren in een kwaliteitsvol, op maat gepresenteerd en gevarieerd aanbod voor een zo groot en zo divers mogelijke groep; is een arbeidsintensief proces; vertrekt vanuit het concept van sociale inclusie. Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota II.1.1. De sportparticipatie verhogen zodat meer mensen levenslang sporten II.1.2. Stimuleren, implementeren en evalueren van innovatieve sportconcepten II.1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan kansengroepen II.1.5. Uitwerken van een seniorensportbeleid voor Vlaanderen Beleidsbrief 1.4. Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan kansengroepen: o Armoedebeleid o Toeleiding kansengroepen naar sportkampen o Gehandicaptensportbeleid o Interculturaliteit
Concrete actiepunten In samenspraak met het kabinet Sport en de 4 subwerkgroepen van de werkgroep laagdrempelig beweeg- en sportaanbod werd er geopteerd om met één en dezelfde structuur binnen deze 4 subwerkgroepen te werken, namelijk: een operationeel geheel dat geleid wordt door een strategische structuur. Deze laatste wordt ondersteund door een permanent centraal aanspreekpunt per doelgroep. STRATEGISCHE CEL
Permanent Centraal Aanspreekpunt (personeel)
OPERATIONELE CEL 1
OPERATIONELE CEL 2
OPERATIONELE CEL 3
OPERATIONELE CEL 4
39
1. Uitbouwen van een kwaliteitsvolle sportbegeleiding voor personen met een handicap op basis van de beleidsnota ‘G-sport Vlaanderen’ 1.1 In de periode 2012-2014 is er structureel overleg binnen de stuurgroep G-sport Vlaanderen en op de verschillende domeinen tussen de verschillende actoren en aangestuurd vanuit de stuurgroep G-sport Vlaanderen. De verschillende domeinen zijn:
G-sportaanbod G-sportpromotie G-sport en competentieontwikkeling G-sport in het kader van welzijnsbeleid G-sporttoegankelijkheid en mobiliteit
Partners: Stuurgroep G-sport Vlaanderen: G-sportfederaties, provincies, Ad hoc werkgroepen met experts 1.2 In de periode 2012-2014 wordt het steunpunt G-sport Vlaanderen opgericht en uitgebouwd met taken op het vlak van:
Coördinatie, advies en overleg Onderzoek en monitoring Kennis, informatie en expertise Integrale toegankelijkheid Communicatie en marketing
Partners: Stuurgroep G-sport Vlaanderen: G sportfederaties, provincies, Steunpunt G-sport Vlaanderen = permanent centraal aanspreekpunt G-sport Budget: 2012: Maximum 150 000 € (middelen personeel + werking) 2013: Maximum 300 000 € (middelen personeel + werking) 2014: Nog te bepalen 1.3 In de periode 2012-2020 wordt de beleidsnota G-sport Vlaanderen uitgevoerd binnen de strategische doelstellingen: In 2020 is 20% van de doelgroep ‘personen met een handicap’ duurzaam aan het sporten of gezond in beweging waarbij het sportaanbod meer afgestemd is op de noden en behoeften van de doelgroep en waarbij rekening gehouden wordt met de aard van beperking en de geografische spreiding met aandacht voor een kwaliteitsvolle trajectbegeleiding. In 2020 is er een specifiek G-sportpromotiebeleid met een doelgroepspecifieke communicatiestrategie en op elkaar afgestemde 40
sportpromotionele acties en evenementen die personen met een handicap sensibiliseren tot duurzame sportbeoefening en gezond bewegen. In de beleidsperiode 2012-2020 is er een specifiek beleid voor de competentieontwikkeling en competentiebevordering, waarbij vormingsaanbod op maat ontwikkeld wordt, op elkaar afgestemd en beter toegankelijk is. In de beleidsperiode 2012-2020 is er een intense samenwerking met het beleidsdomein ‘welzijn en gezondheid’ in functie van gehandicaptensport. Tegen 2020 is elke nieuwe en vernieuwde sportinfrastructuur, alsook een groot deel van de bestaande sportinfrastructuur integraal toegankelijk voor de sporter met een handicap en is er een kwaliteitsvolle dienstverlening en/of informatieverstrekking inzake mobiliteit van de sporter met een handicap.
Budget: 2012: Uitvoeren van het jaaractieplan 2012 2013: Uitvoeren van het jaaractieplan 2013 2014: Uitvoeren van het jaaractieplan 2014
2. Ontwikkelen en implementeren van praktische tools om kansarmen naar het reguliere sportaanbod toe te leiden 2.1 De oprichting van een strategische structuur om de samenwerking tussen de verschillende relevante actoren te optimaliseren en beter af te stemmen en een strategische visie m.b.t. het sport- en beweegbeleid voor mensen in armoede te ontwikkelen Installatie strategische structuur : uit het voorbereidend werk van VGC en ISB blijkt duidelijk dat er op het terrein al heel wat overlegmomenten zijn, al dan niet gelinkt aan specifieke projecten of aan de interne werking van organisaties. Toch wordt er een nood aan een strategische structuur ervaren die een overkoepelde visie bewaakt, die informatie-uitwisseling tussen verschillende betrokken actoren meer stroomlijnt, hiaten in het huidige beleid en op het werkveld benoemt, … . Prioritair voor actiepunt 2.1 is de installatie van deze structuur en de afspraken omtrent de werkwijze. Voor de samenstelling van de strategische structuur kunnen we ons deels baseren op de leden van de subwerkgroep en het overleg Sport en Armoede van Demos , eventueel aan te vullen met een aantal andere actoren. Partners: dit kunnen o.a. zijn: Kabinet (zowel sport als armoedebestrijding), Departement (zowel sport als armoedebestrijding), Bloso, ISB, VSF, Demos, Vlaams Netwerk waar armen het woord nemen, Open stadion, CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk), VVSG, Welzijnschakels – Fonds Vrijetijdsparticipatie, 41
Steunpunt Vakantieparticipatie, VIGeZ, Uit de marge, JES, ervaringsdeskundigen … Het is uitermate belangrijk dat deze strategische structuur is samengesteld uit zowel sport- als armoede actoren. De leden van de strategische structuur (die al dan niet de vertegenwoordiger zijn van een organisatie) moeten beschikken over voldoende competenties omtrent mensen in armoede in relatie tot beweeg- en sportparticipatie. Vooraleer deze strategische structuur samenkomt zal een competentieprofiel worden uitgeschreven voor de deelnemers aan de strategische structuur. De eerste taak van de strategische structuur is het in kaart brengen van alle projecten/acties en taken van de verschillende actoren. Bij de oplijsting is het wenselijk alle niveaus (Vlaams, bovenlokaal, lokaal, …) aan bod te laten komen opdat een zo ruim mogelijk beeld per actor kan geschetst worden. Het is wenselijk de oplijsting te doen via een goed doordacht sjabloon (bv. aan de hand van een matrixmodel). Hieruit moet blijken: Wie wat doet Waar zich blinde vlekken bevinden Dat er gestreefd wordt naar een betere samenwerking en complementariteit van de verschillende actoren Dat er een uitwisseling is van informatie en good practices Dat er inspirerend gewerkt wordt Een belangrijke taak van deze structuur kan eveneens zijn: het begeleiden van concrete acties of uitschrijven van formats m.b.t. proeftuinen/projecten op Vlaams niveau, het bewaken van het totale aanbod en mede input geven. Daarenboven kan zij de communicatie en de afstemming sturen (bv. een label of tag voor alle info omtrent mensen in armoede en beweeg- en sportaanbod). We verwijzen naar de vlieg van Cultuurnet . Het vlieglabel maakt het cultuur- en vrijetijdsaanbod voor kinderen – 12 jaar en families zichtbaar. De strategische structuur kan beschouwd worden als een faciliterende actie naar de bestaande overlegmomenten toe. De strategische structuur focust zich eerder op een procesmatige aanpak, dan op een sportpromotionele aanpak. Timing: Voorbereidend werk in de loop van 2012 Opstart eind 2012 Budget: Nog te bepalen
42
2.2 Meer inzetten op kwalitatief onderzoek naar de succesfactoren die mensen in armoede aanzetten tot meer beweeg- en sportparticipatie via het Steunpunt Sport Er is meer nood aan kennis wat de succesfactoren zijn om mensen in armoede aan te zetten tot beweeg- en sportparticipatie. Dit impliceert vooral een kwalitatieve onderzoeksaanpak. Vooral de bestaande projecten kunnen voorwerp van onderzoek zijn. Partners: Steunpunt Sport Timing: 2012: Aanvragen onderzoek 2013: Indien mogelijk een tussentijds studiemoment organiseren in de tweede helft van 2013 Budget: Nog te bepalen 2.3 Meer inzetten op kwaliteitsvolle procesbegeleiding van lokale sport- en armoedeactoren Eerdere ervaringen leren dat begeleidingsprocessen hun effect op het terrein niet missen. De vele publicaties die er ondertussen zijn hebben pas resultaat wanneer tijdens begeleidings- of studiemomenten er effectief mee aan de slag wordt gegaan. Interessante voorbeelden en/of inspiratiebronnen zijn: het begeleidingstraject ISB (8 sportdiensten werden tijdens 8 sessies begeleid in het ontwikkelen van een lokaal armoede- en beweegproject en/of actie. Het begeleidingstraject liep anderhalf jaar.) het project ‘Uit de marge’ i.s.m. de provincie Oost-Vlaanderen, gemeenten die advies vroegen aan ‘Uit de Marge’ bij het voorbereiden van lokaal jeugdbeleid voor jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties kregen de helft van het vooraf bepaalde bedrag terugbetaald door de provincie OostVlaanderen. De format van de projectoproep dient duidelijk te worden omschreven. De oproep kan gelanceerd worden naar zowel sportdiensten als sportfederaties. Het uitschrijven van de format kan een taak zijn van de strategische structuur. Partners: de meest prioritaire partners zijn VSF, ISB, Demos, Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen, aangevuld met andere relevante experten. Timing: 2013 en 2014 Budget: 2013 : 8.750 € 2014 : 8.750 €
43
2.4 Opstarten van een proeftuin waarbij de doelgroep zelf extra ondersteund wordt In het huidige beleid en in voorgaande voorgestelde actie ligt het accent hoofdzakelijk op het ondersteunen van de professionals en de vrijwilligers betrokken bij de sport- en armoedesector. Maar om een evenwichtig ondersteuningsbeleid uit te bouwen is het cruciaal dat ook de zijde van de participant, in casu mensen in armoede, extra ondersteuning krijgt om hen te motiveren tot bewegen en sporten, via een proeftuin naar analogie met de proeftuinen ‘Basiswerkingen voor kinderen en jongeren in (generatie)armoede en maatschappelijke uitsluiting’. Deze proeftuinen leveren sterk werk vanuit volgende principes: Ze zoeken de kinderen en jongeren actief op; Ze geven de kinderen en jongeren een plaats waar ze elkaar kunnen ontmoeten in een sfeer van gelijkgezinden, een veilig nest; Ze bieden ontspanningsactiviteiten op maat; Meer info: http://www.uitdemarge.be/media/docs/Wij_tellen_mee.pdf Een ander inspirerend project is dat van Buurtsport Antwerpen. Zij werken o.a. met thuisbegeleiding om mensen vanuit hun thuissituatie te begeleiden naar sportieve activiteiten en op zoek te gaan naar hun interesses. Het uitschrijven van de format van deze proeftuin kan een taak zijn van de strategische structuur. Partners: Departement CJSM Timing: 2014 Budget: Nog te bepalen 2.5 Sensibiliseren van de sportfederaties en hun koepel inzake de beweeg-en sportparticipatie van mensen in armoede Momenteel wordt vooral de nadruk gelegd op de cruciale rol die lokale sport- en armoedeactoren hebben om de beweeg- en sportparticipatie van mensen in armoede extra impulsen te geven. Maar ook sportfederaties kunnen een rol opnemen in het realiseren van de maatschappelijke opdracht van sport. Daarom worden volgende deelacties voorgesteld: continueren en implementeren van de projectsubsidies binnen het budget van het departement CJSM of Bloso voor sportfederaties om hun sportkampen toegankelijker te maken voor kinderen met een handicap en kinderen in armoede. Deze projecten kunnen sinds begin 2012 immers rekenen op extra ondersteuning via de toolkit www.krapopsportkamp.be deze thematiek opnemen in de beheersovereenkomst van de Vlaamse Sportfederatie vzw
44
in het prioriteitenbeleid van het decreet op de sportfederaties blijvende aandacht hebben voor kansengroepen
Partners: Departement CJSM, Bloso, VSF Timing: Nog te bekijken Budget: Nog te bepalen 2.6 Sensibiliseren van de (lokale) sportactoren inzake de opportuniteiten van en hun deelname aan de lokale netwerken vrijetijdsparticipatie Nog te weinig lokale sportactoren participeren actief aan de lokale netwerken vrijetijdsparticipatie. Deze netwerken bieden nochtans heel wat opportuniteiten om samenwerkingen op te starten of uit te bouwen met sociale partners of om acties lokaal beter af te stemmen en te implementeren. Er is daarom nood aan een blijvende sensibilisering van en informatie voor de lokale sportactoren. Partners: Demos , ISB en VSF Timing: Vanaf 2012 Budget: Nog te bepalen
3. Uitwerken van een maatgerichte aanpak en een beweeg- en sportaanbod voor senioren op basis van het sociaal wetenschappelijk onderzoek (VUBKU Leuven) naar de sportdeelname en sportbehoeften van 55-plussers 3.1 De oprichting van een strategische structuur om de samenwerking tussen de verschillende relevante actoren te optimaliseren en beter af te stemmen Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat er nood is aan een structuur die de samenwerking tussen de verschillende relevante actoren bevordert. Er worden door de actoren diverse acties opgezet op verschillende niveaus, maar de acties of projecten zijn te weinig op elkaar afgestemd en daardoor te weinig complementair aan elkaar. De verschillende actoren bereiken ook teveel dezelfde senioren en er is nog te weinig aandacht voor de moeilijk bereikbare senioren (allochtonen, financieel zwakkere en vereenzaamde senioren). Prioritair voor actiepunt 3.1 is de installatie van deze structuur en de afspraken omtrent de werkwijze. Voor de samenstelling van de strategische structuur kunnen we ons deels baseren op de leden van de stuurgroep van het gevoerde onderzoek , aan te vullen met een aantal andere actoren. De eerste taak van de strategische structuur is de oplijsting van alle acties en taken van de verschillende actoren. Bij de oplijsting is het wenselijk alle niveaus (Vlaams, bovenlokaal, lokaal, …) aan bod te laten komen opdat een zo ruim mogelijk beeld per 45
actor kan geschetst worden. Het is wenselijk de oplijsting te doen via een goed doordacht sjabloon (bv. aan de hand van een matrixmodel). Hieruit moet blijken: Wie doet wat? Wie bereiken we wel en wie niet? Wie hebben we nodig voor uitvoering/begeleiding (omkadering)? Vervolgens moet er op basis van deze informatie: o een aftoetsing gebeuren van het kader, de doelgroepen en de inhoud o een vaststelling gebeuren van de blinde vlekken o gestreefd worden naar een betere samenwerking en complementariteit van de verschillende actoren o een ondersteunings- en subsidiëringsbeleid gestimuleerd worden dat rekening houdt met de 3 krachtlijnen voor een vernieuwd beweeg- en sportbeleid voor senioren in Vlaanderen o een uitwisseling zijn van informatie en good practices o inspirerend gewerkt worden Een belangrijke taak van deze structuur is eveneens het begeleiden van concrete acties op Vlaams niveau, het bewaken van het totale aanbod en input geven. Daarenboven moet zij de communicatie en de afstemming sturen. Partners: strategische structuur: (deze werd tijdens het overleg van 20 maart 2012 op het kabinet aangepast in samenspraak met de onderzoekers) 1 vertegenwoordiger van het kabinet van Sport 1 vertegenwoordiger van elke universiteit betrokken bij het onderzoek 1 vertegenwoordiger van het departement CJSM 1 vertegenwoordiger van VSF 1 vertegenwoordiger van ISB 1 vertegenwoordiger van Bloso Er werd dus gekozen om de vertegenwoordigers van andere sectoren in eerste instantie niet in de strategische structuur te plaatsen, maar wel op te nemen in de operationele cellen. Het betreft hier o.a. volgende organisaties: de administratie Welzijn en Volksgezondheid VIGeZ Bloso (VTS en Sportpromotie) de seniorensportfederaties (OKRA en S-Sport) andere sportfederaties met seniorenwerking de Vlaamse Ouderenraad de administratie sociaal-cultureel werk … N.B.: De vertegenwoordigers van de verschillende instanties moeten beschikken over voldoende knowhow omtrent senioren en gaan een verbintenis aan waarin ze verklaren hun verantwoordelijkheid op te nemen voor het bereiken van het 46
gemeenschappelijk doel , nl. zoveel mogelijk senioren (sport)actief te laten worden of te houden en dit met aandacht voor transversale samenwerking. Timing: Voor de zomer 2012: installatievergadering Vanaf najaar 2012: inhoudelijke werking 3.2 Het oprichten van (een) operationele cel(len) die de praktische uitwerking verzorg(t)en van de beslissingen die genomen zijn door de strategische structuur Om te vermijden dat deze strategische structuur louter een denktank blijft, is de oprichting van een operationele cel cruciaal. Afhankelijk van het thema kunnen er meerdere operationele cellen worden opgericht. Een eerste operationele cel zou kunnen opgericht worden om het sjabloon uit te werken voor de oplijsting van alle taken en acties per actor. Voortvloeiend uit de oplijsting van de verschillende actoren kan een tweede operationele cel competentieprofielen ontwikkelen met als doel het in kaart brengen van de noodzakelijke vormen van omkadering, van de bijhorende competentieprofielen, van de opleidingsbehoeften alsook het vervolgens afstemmen van het opleidingsaanbod en het, indien nodig, ontwikkelen van een opleidingsaanbod. STRATEGISCHE STRUCTUUR
OPERATIONELE CEL ‘actoren – aanbod’
OPERATIONELE CEL ‘Omkadering’
OPLIJSTING TAKEN EN ACTIES (SJABLOON)
COMPETENTIEPROFIELEN
Timing: najaar 2012 3.3 Nieuwe acties aftoetsen bij de leden van de strategische structuur waarbij er gewaakt wordt over het behoud van de eigenheid van elke partner In afwachting van de inhoudelijke werking van de strategische structuur en de afbakening van de taken of het opstarten van nieuwe acties vanuit de strategische structuur, worden nieuwe of vernieuwende acties van alle actoren teruggekoppeld naar de verschillende leden en afgetoetst aan het onderzoekskader, zonder daarbij de eigenheid van de verschillende partners te verliezen.
47
4. Ontwikkelen en implementeren van praktische tools om de sportparticipatie van etnisch-culturele minderheden te verhogen 4.1 De oprichting van een strategische structuur om de samenwerking tussen de verschillende relevante actoren te optimaliseren en beter af te stemmen Uit onderzoek blijkt duidelijk dat er nood is aan een structuur die de samenwerking tussen de verschillende relevante actoren sport en interculturaliteit bevordert. Er worden door de actoren diverse acties opgezet op verschillende niveaus, maar de acties of projecten zijn te weinig op elkaar afgestemd en daardoor te weinig complementair aan elkaar. Prioritair voor dit actiepunt is de installatie van een structuur en de afspraken omtrent de werkwijze. Voor de samenstelling van de strategische structuur kunnen we ons deels baseren op de leden van de stuurgroep die het traject sport en interculturaliteit uitwerkten. 4.2 De Vlaamse sport- en integratiesector werken een algemeen vormings- en begeleidingsaanbod uit over constructief omgaan met diversiteit in de sportsector
Het Kruispunt Migratie-Integratie (M-I) ontwikkelt in samenwerking met ISB en VSF een vormings – en begeleidingsaanbod gericht naar sportclubs waarbij de sportfederaties instaan voor het sportspecifieke en de sportdiensten voor de lokale context.
Partners: Kruispunt M-I, ISB en VSF Timing: Opstart in 2012, klaar eind 2013 Budget: Voor ontwikkeling: 0 € (basiswerking van de betrokken partners) Voor implementatie: afhankelijk van de soort vorming- en begeleiding (bv. inschakelen externe experts, DVD/e-learning, …?)
De VTS ontwikkelt een specifieke module rond diversiteit en interculturaliteit waarbij trainers en initiators zich kunnen verdiepen in het thema en interculturele competenties ontwikkelen.
Partners: VTS, met ondersteuning vanuit bv. stuurgroep Sport en Interculturaliteit Timing: Opstart in 2013, implementatie in 2014 Budget: Basiswerking VTS
48
Lokale overheden investeren in het ontwikkelen van interculturele competenties van de professionele sportmedewerkers. Partners: ISB en lokale sportdiensten/overheden Timing: 2013 (vanaf nieuwe legislatuur) Budget: Basiswerking ISB 4.3 De VGC en de stuurgroep Sport en Interculturaliteit stimuleren een diverse instroom in de opleidingen en werken hiervoor samen met de VTS De VGC start een proefproject om de pool van lesgevers diverser te maken en werkt hiervoor samen met de VTS. Partners: VTS, VGC, stuurgroep Sport en Interculturaliteit Timing: Opstart in 2012 Budget: Basiswerking VTS De VGC zet een proefproject op in Brussel rond toegankelijke VTS-cursussen voor mensen met een andere moedertaal dan het Nederlands en dit naar analogie met het proefproject van de VTS voor laaggeschoolden in Antwerpen. Partners: VTS, VGC Timing: Opstart in 2012 Budget: Basiswerking VTS VTS en de universiteiten/hogescholen ontwikkelen gerichte communicatieacties in samenwerking met de leden van de stuurgroep Sport en Interculturaliteit Partners: VTS, universiteiten en hogescholen met ondersteuning vanuit de stuurgroep Sport en Interculturaliteit Timing: Opstart 2013 Budget: Basiswerking VTS en leden van de stuurgroep Sport en Interculturaliteit Zowel binnen de VTS als de universiteiten en hogescholen is er expliciete aandacht voor de instroom van personen met een etnisch diverse origine. 49
Partners: VTS, universiteiten en hogescholen Timing: Academiejaar 2013-2014 Budget: 0 € 4.4 De overheid zet meer in op sociale economie-projecten met aandacht voor diversiteit in de lokale sportsector (bijvoorbeeld buurtsportbegeleiders in opleiding). Dit kan via zowel financiële ondersteuning als sensibiliserende acties gebeuren, via de meest relevante (sport)actoren in dit verhaal Op deze manier kan het lokale sportbeleid gestimuleerd worden om beter om te gaan met diversiteit. Voorbeelden uit het verleden tonen aan dat personen vanuit een sociaal economie-project wel degelijk een verschil kunnen maken in de praktijk. Partners: Kabinet Sport en Sociale Economie, departement CJSM, lokale overheden Timing: Voorbereiding in 2013, implementatie (subsidieoproep, …) in 2014 Budget: Soortgelijk aan de klaverbladfinanciering die schuil gaat achter de proeftuinen voor opleiding en vorming van Buurtsportbegeleiders die de sportieve recreatie in de eigen woon- en leefomgeving stimuleren. Door deze klaverbladfinanciering met middelen vanuit het federale, Vlaamse en lokale niveau kan de sportsector er samen met belendende sectoren in slagen om deze actie in de praktijk te concretiseren. 4.5 SVS (continueert en) versterkt (in samenwerking met andere partners) zijn werking met betrekking tot Etnisch Culturele Minderheden (ECM) De Vlaamse overheid werkt in samenwerking met SVS een duidelijk omschreven sportspecifieke opdracht en stimulansen uit om aan een diversiteitsbeleid te werken. Het Vlaams Bureau Schoolsport onderzoekt hoe het Follo-systeem beter kan ingezet worden op het bereiken van jongeren met etnisch cultureel diverse achtergrond. Partners: SVS, Vlaams Bureau Schoolsport, scholen Timing: 2012 en 2013: opstart Schooljaar 2013-2014: concrete implementatie Budget: Basiswerking SVS
50
4.6 De sportsector neemt in overleg met de integratiesector, en indien mogelijk met steun van de Vlaamse overheid, concrete initiatieven om ouders van diverse afkomst te betrekken in de sportparticipatie van hun kinderen De integratiesector ondersteunt de sportsector bij het betrekken van ouders van diverse afkomst in de sportparticipatie van hun kinderen. Partners: Partners van de stuurgroep Sport en Interculturaliteit Timing: Opstart in 2013, implementatie in 2014 Budget: Basiswerking partners De integratiesector ondersteunt de sportsector bij communicatie op maat van ouders van diverse afkomst Partners: Partners van de stuurgroep Sport en Interculturaliteit Timing: Opstart in 2013, implementatie in 2014 Budget: Basiswerking partners De lokale sport- en integratiedienst bieden ondersteuning en begeleiding aan clubs rond ouderbetrokkenheid Partners: Lokale sport- en integratiedienst, ISB Timing: Opstart in 2013, implementatie in 2014 Budget: Basiswerking partners Er is een proeftuin binnen de andersgeorganiseerde en georganiseerde sport rond betrokkenheid van ouders van diverse afkomst Partners: Departement CJSM, projectoproep mee uit te schrijven door de partners uit de stuurgroep Sport en Interculturaliteit Timing: Voorbereiding in 2012, lancering liefst in 2013 (afhankelijk van de mogelijkheden van het participatiedecreet/proeftuinen) Budget: Afhankelijk van de gekozen methode, voorkeur naar een combinatie van budget sport- en integratiesector
51
4.7 Er is een proeftuin rond sportparticipatie van vrouwen en meisjes van diverse afkomst binnen de andersgeorganiseerde en de georganiseerde sport Partners: Departement CJSM, projectoproep mee uit te schrijven door de partners uit de stuurgroep Sport en Interculturaliteit Timing: Voorbereiding in 2012, lancering liefst in 2013 (afhankelijk van de mogelijkheden van het participatiedecreet/proeftuinen) Budget: Afhankelijk van de gekozen methode, voorkeur naar een combinatie van budget sport- en integratiesector 4.8 De sportsector zorgt er voor dat er steeds de nodige diversiteit zichtbaar is in zijn communicatie Partners: Overlegorgaan Sportpromotie, subwerkgroep communicatie Timing: Na ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie tussen SvA-actoren Budget: Te bepalen door de subwerkgroep communicatie van het Overlegorgaan Sportpromotie 4.9 De VGC stimuleert in overleg met VSF de sportfederaties om te investeren in Nederlandstalige sportclubs in Brussel Partners: VGC, Vlaamse sportfederaties, VSF Timing: 2013 Budget: Nog te bepalen
52
VII. Sportpromotie en evenementenbeleid Sportpromotie is een basisopdracht van zowel de lokale, provinciale als de Vlaamse overheid, alsook van de Vlaamse sportfederaties, de sportclubs en de schoolsportsector. Het is een geheel van maatregelen en acties op het vlak van sensibilisering, kennismaking met sport en het sportaanbod, informatie-verschaffing over sportinitiatieven en ondersteuning met de bedoeling zo veel mogelijk mensen (alle doelgroepen/kansengroepen) aan te moedigen tot regelmatige en blijvende sportbeoefening in zo kwaliteitsvol mogelijke omstandigheden. Het is een permanente opdracht van alle Vlaamse Sport voor Allen-actoren, conform de vooropgestelde beleidsdoelstellingen. Binnen de visienota Sport voor Allen werden, voor wat het thema ‘Sportpromotie en evenementenbeleid’ betreft, volgende beleidsprioriteiten door de Vlaamse minister van Sport weerhouden om te worden uitgewerkt in concrete actiepunten: 1. Een breed draagvlak creëren door overleg en onderlinge samenwerking “Met het oog op een optimale samenwerking van de verschillende Sport voor Allen-actoren moeten hun werkingen zo veel mogelijk op elkaar afgestemd worden en vooral de onderlinge communicatie en de informatiedoorstroming verbeterd worden. De Vlaamse sportfederaties, de provinciale en gemeentelijke sportdiensten, de VGC, de Schoolsport en de Vlaamse overheid moeten in het kader van sportpromotionele activiteiten blijvend (complementair) samenwerken. Elkeen moet binnen het Vlaamse Sport voor Allen-landschap zijn eigenheid kunnen behouden en zijn specifieke accenten kunnen leggen. Schoolsport en sport op school (LO) zijn belangrijke instrumenten op het vlak van sportpromotie. De relatie school-sportclub-gemeente moet versterkt worden en de leerlingen dienen verder aangemoedigd te worden om ook na de lesuren sportactief te zijn, bij voorkeur binnen de plaatselijke sportclubs”(Visienota) . 2. Communicatie als belangrijk onderdeel van de sportpromotie vooral voor nietsporters “Niet alle doelgroepen kunnen op eenzelfde manier communicatief aangesproken worden. De gevoerde communicatie dient afgestemd te worden op de beoogde doelgroep en de specificiteit van het sportieve evenement. Naast het gebruik van de huidige communicatiekanalen dient bovendien meer aandacht besteed te worden aan nieuwe (populaire) communicatietechnieken (Twitter, Facebook, Netlog, YouTube,…).” “Voor elk sportpromotioneel initiatief is het nuttig om een specifieke communicatie te voeren, aangepast aan het evenement en de doelgroep. Sport voor Allen krijgt te weinig media-aandacht. De interesse voor sportpromotionele initiatieven dient dan ook gestimuleerd te worden. De media, en in de eerste plaats de televisie, benaderen de sport nog steeds te eenzijdig met vooral belangstelling voor competitie- en topsport, gefocust op een beperkt 53
aantal sporten. Ook minder gekende en nieuwe sporten verdienen meer aandacht. Dit kan enkel gerealiseerd worden als hierover op beleidsniveau afspraken gemaakt worden”(Visienota) . 3. Natuurlijke leefomgeving als alternatief voor de traditionele sportinfrastructuur “Organiseren van sportieve evenementen los van bestaande sportinfrastructuur op druk bezochte plaatsen (kust, steden en centra, gemeenten) heeft een grote sportpromotionele en informatieve waarde. Het organiseren van sportpromotionele initiatieven in de natuurlijke leefomgeving en dus niet noodzakelijk in de traditionele sportinfrastructuur kan hieraan tegemoet komen”(Visienota) . 4. Meer inzetten op evaluatie en effectmeting “Evaluatie en effectmeting van acties/sportieve evenementen is sowieso noodzakelijk. Iedere organisator zou zijn projecten/acties/sportieve evenementen stelselmatig en eenduidig moeten evalueren. Uitgevoerde evaluaties zouden vervolgens meer en beter moeten gecommuniceerd en benut worden”(Visienota) . 5. Permanente aandacht voor nieuwe en minder gekende sporten “Bij sportpromotie in het algemeen en bij de organisatie van sportieve evenementen in het bijzonder dient permanent te worden ingespeeld op nieuwe trends (sporten) en de steeds wijzigende maatschappelijke behoefte(s) inzake sportieve vrijetijdsbesteding. Nieuwe sporten moeten meer kansen krijgen en er moet meer gebruik gemaakt worden van hun innovatieve kracht. Specifieke promotie en media-aandacht voor niet (zo) populaire sporten dient gestimuleerd te worden. Onder nieuwe tendensen mag men niet alleen nieuwe sporten verstaan, maar ook nieuwe sportmogelijkheden, waarbij men kan inspelen op nieuwe trends, nieuwe media of digitale communicatietools”(Visienota) .
1. Een breed draagvlak creëren door overleg en onderlinge samenwerking Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 De rode draad in de beleidsnota en de beleidsbrief is het samenspel tussen de diverse actoren in het werkveld. ‘Op microniveau wordt blijvend gestreefd naar efficiëntiewinsten door de samenwerking met de verschillende sportactoren op het werkterrein te bevorderen’. Beleidsnota II. 1.6. Sportpromotie is een permanente opdracht “Willen we op een structurele wijze de sportparticipatie in Vlaanderen verhogen dan is het absoluut noodzakelijk dat de verschillende Vlaamse sportactoren op alle niveaus op het terrein complementair samenwerken. Er moet blijvend ingezet worden op gezamenlijke sportpromotionele acties en evenementen. Sportevenementen zijn een belangrijk onderdeel van het sportpromotiebeleid.”
54
Concrete actiepunten 1.1 Oprichting van een permanent overlegorgaan Sportpromotie waarin alle relevante Vlaamse Sport voor Allen-actoren vertegenwoordigd zijn Dit platform moet een overlegorgaan zijn maar geen stuurgroep, de eigenheid van de verschillende partners moet worden behouden. Mogelijke aandachtspunten/taken: Een gezamenlijke, gedragen visie over sportpromotie en evenementenbeleid ontwikkelen. Tijdige, onderlinge uitwisseling van informatie over en afstemming van de respectievelijke sportpromotionele initiatieven om overlappingen te vermijden. Opmaken van een plan van aanpak om de onderlinge samenwerking te bevorderen. Samenwerken i.f.v. het voeren van sportpromotionele campagnes, acties en evenementen om de draagkracht te verhogen. Detecteren van en communiceren over knelpunten en behoeften die in het werkveld op het gebied van sportpromotie leven en mogelijke oplossingen aanreiken of (laten) ontwikkelen. Ontwikkelen van en/of verspreiding van tools rond o.a. sportpromotionele communicatie, het bereiken van bepaalde doelgroepen/kansengroepen, promoten van nieuwe trends/sporten, evaluatie…) Partners: De samenstelling van de werkgroep Sportpromotie en evenementenbeleid kan als basis dienen voor dit overlegorgaan. In deze werkgroep zijn volgende Vlaamse sportactoren vertegenwoordigd: het kabinet Sport, Bloso, de Vlaamse Sportfederatie (VSF), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB), de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP), de Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS), de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Daarnaast kunnen in functie van de behoeften en de agenda (externe) ‘experten’ uitgenodigd worden. Timing: 2012: Oprichting van een permanent overlegorgaan Sportpromotie 2013: Minimum 2 à 3 plenaire vergaderingen per jaar i.f.v. de behoeften 2014: Minimum 2 à 3 plenaire vergaderingen per jaar i.f.v. de behoeften Budget: 0 €
55
1.2 De onderlinge sportpromotionele samenwerking op het terrein tussen de verschillende Vlaamse sportactoren bestendigen en verder uitbouwen op alle niveaus (Vlaams, provinciaal, regionaal, lokaal) Inventariseren en analyseren van bestaande acties en evenementen waarbij de verschillende Vlaamse sportactoren samen betrokken zijn, met het oog op mogelijke bijsturingen en efficiëntieverbetering. De school, als de plaats waar alle jongeren bereikt kunnen worden, verder (permanent) inschakelen als de basis om een structurele (naschoolse) samenwerking met lokale overheden en sportclubs te bevorderen (bv. via het Follo-project en niet ter vervanging van de les LO). Permanente samenwerking tussen de verschillende representatieve Vlaamse sportactoren bevorderen/bestendigen rond algemene thema’s zoals bv. sporten in clubverband, promotie van specifieke sporttakken, algemene sportpromotionele sensibilisering, informatieverschaffing… Voeren van een door alle partners gedragen algemene sportpromotionele sensibiliseringscampagne met bijzondere aandacht voor niet-sporters. Partners: Relevante Vlaamse sportactoren Timing: 2012: Inventarisatie en analyse van bestaande acties en evenementen 2013: Conceptontwikkeling rond een algemene sportpromotionele sensibiliseringscampagne 2014: Opstarten van een nieuwe sportpromotionele sensibiliseringscampagne Budget: 2012: 0 € 2013: 50.000 € voor conceptontwikkeling sensibiliseringscampagne 2014: 500.000 € voor uitvoering nieuwe sportpromotionele sensibiliseringscampagne
2. Communicatie als belangrijk onderdeel van de sportpromotie vooral in de richting van de niet-sporters Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I.7.4. De Vlaamse overheid informeert de sportsector en de bevolking via een actieve communicatie “Het sportbeleid moet dus niet alleen goed gepland en gevoerd worden, het moet ook ruim kenbaar gemaakt worden zodat iedereen die dat wenst er gemakkelijk en optimaal gebruik van kan maken.” 56
“Het voeren van een geactualiseerd communicatiebeleid met aandacht voor de doorstroming van wetenschappelijke inzichten gerelateerd aan sport.”
Concrete actiepunten 2.1 Binnen het permanent overlegorgaan Sportpromotie zal specifieke aandacht besteed worden aan communicatie i.f.v. sportpromotie en evenementenbeleid Ontwikkelen van een algemene en door iedereen gedragen visie over communicatie en in het bijzonder over communicatie met de niet-sporters. Onderzoeken van (analyse van de bestaande communicatiestromen - en middelen. Wie doet al wat of wie heeft wat al ontwikkeld rond communicatie) en aanbevelingen formuleren over het voeren van een gericht communicatiebeleid i.f.v. sportpromotie in het algemeen en de organisatie van sportpromotionele evenementen in het bijzonder. Partners: Leden van het overlegorgaan Sportpromotie Timing: Vanaf oprichting permanent overlegorgaan Sportpromotie Budget: 0 € 2.2 Alle sportaanbieders sensibiliseren over het belang van communicatie i.f.v. sportpromotie in het algemeen en kansengroepen in het bijzonder Knowhow rond communicatie verwerven (o.a. over het aanwenden van nieuwe (sociale) media) en inventariseren bij alle partners. Sensibiliseringscampagne naar de sportactoren opzetten rond communicatie waarbij samengewerkt wordt met een communicatiebureau om op een vernieuwende en leuke manier het belang van communicatie in de verf te zetten. Ter beschikking stellen van een handleiding/communicatiepockets –en tools (o.a. voor de evaluatie en effectmeting van de gevoerde communicatie) in functie van verschillende doelgroepen (o.a. de niet-sporter) of communicatiethema’s (omgaan met de pers, schrijven van een communicatieplan, communicatie naar vrijwilligers, …). Organiseren van specifieke opleidingen, bijscholingen of intervisies rond communicatie in het kader van sportpromotie. Partners: Leden van het overlegorgaan Sportpromotie Timing: 2012 -2013: Knowhow rond communicatie verwerven en inventariseren bij alle partners 57
2013: Sensibiliseringscampagne rond communicatie voeren 2014: Ter beschikking stellen van tools en het organiseren van bijscholingen rond communicatie Budget: 2012: 0 € 2013: 20.000 € voor het voeren van sensibiliseringscampagne rond communicatie naar de Vlaamse sportactoren 2014: 10.000 € voor publicatie en verspreiding van specifieke ‘communicatiepockets’ naar de Vlaamse sportactoren en de organisatie van bijscholingen 2.3 Initiatieven nemen om media aandacht voor algemene sportbeoefening in het algemeen en nieuwe sporten/minder bekende sporten in het bijzonder, te verhogen Dit zou o.a. kunnen door: het herlanceren van het programma ‘Vlaanderen Sportland’ een wekelijkse sportieve insteek te verwezenlijken in populaire programma’s zoals bv. ‘Vlaanderen Vakantieland’ door BV’s en topsporters in te schakelen bij sportpromotieacties ruilovereenkomsten af te sluiten met mediapartners Partners: Vlaams minster van Sport en Vlaams minster van Media
3. Eigen leefomgeving als alternatief voor de traditionele sportinfrastructuur Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I.1.2 Stimuleren, implementeren en evalueren van innovatieve sportconcepten “Ik wil een flexibel en kwalitatief sportaanbod met nieuwe sportvormen stimuleren en aandacht hebben voor andersgeorganiseerde en nietgeorganiseerde sport- en bewegingsvormen.” “Ik blijf ook aandachtig en waakzaam voor het identificeren van en het inspelen op nieuwe en relevante tendensen in de sport(maatschappij) door deze te implementeren in experimentele sportprojecten.” Beleidsbrief 1.4 Het sportbeleid besteedt bijzondere aandacht aan kansengroepen “Naast het opnieuw organiseren van de evenementen ‘Sportmix’ en ‘Sportdoedels’ werden er door Bloso in 5 centrumsteden (Antwerpen, Gent, Hasselt, Kortrijk en Tienen), in samenwerking met de plaatselijke sportdiensten, laagdrempelige ‘City events’ met bijzondere aandacht voor kansengroepen 58
georganiseerd. Door het organiseren van deze evenementen in de stadskern wordt de toegankelijkheid voor iedereen verhoogd”’. 1.6 Sportpromotie is een permanente opdracht “In 2012 zal gestart worden met de realisatie van eenvormig bewegwijzerde loopomlopen, in samenwerking met de lokale overheden. De uitbouw van een kwalitatief loopnetwerk kan gekoppeld worden aan de inplanting van een Fit-OMeter, een Finse piste of een Fit-O-Fun park.” 6.1 Goed onderhouden, duurzame en functionele sportaccommodatie in de onmiddellijke omgeving ”Eind 2010 organiseerde ik een bevraging bij alle lokale besturen waarbij gepolst werd naar hun visie over het Vlaams Sportinfrastructuurbeleid, het Vlaams Sportinfrastructuurplan in het bijzonder en naar de lokale sportinfrastructuurbehoeften en –noden.”….. “Er bleek onder meer een uitgesproken behoefte te bestaan voor de aanleg van kleinschalige, ‘lichte’ sportinfrastructuur …...”
Concrete actiepunten 3.1 Het (verder) organiseren van laagdrempelige sportieve evenementen los van bestaande sportinfrastructuur Hierbij wordt specifieke aandacht besteed aan kansengroepen en toeleiding naar duurzame sportbeoefening (bv. City-events, Zomer Sportpromotietoer,…). Partners: Bloso, sportfederaties, stedelijke sportclubs, grootsteden/steden die extra aandacht verdienen in het kader van toegankelijkheid en diversiteit (sportdienst/cel buurtsport, dienst welzijn, OCMW,..), provincies en VGC. Timing: 2012: Verder organiseren van de bestaande evenementen in Brussel, Antwerpen, Gent, Hasselt, Kortrijk , Tienen en 7 badsteden 2013: Idem 2012 2014: Heroriëntatie van de stedenkeuze (andere stad per provincie) Budget: 2012: 50.000 € per evenement (al voorzien in de begroting BlosoSportpromotie) en cofinanciering van de stedelijke partner 2013: 50.000 € per evenement (te voorzien in de begroting BlosoSportpromotie) en cofinanciering van de stedelijke partner 2014: 50.000 € per evenement (te voorzien in de begroting BlosoSportpromotie) en cofinanciering van de stedelijke partner
59
3.2 De verdere uitbouw, ontwikkeling en promotie van bestaande natuurgebonden projecten Hiermee worden de permanente Mountain Bike-routes, de verbinding hiervan tot MB-netwerken, permanente recreatieve loopomlopen en Fit-o-meterparcours bedoeld. Partners: Bloso, Vlaamse provincies en VGC, gemeenten, Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) Timing: 2012 -2014: Verdere ontwikkeling en uitbouw van de bestaande projecten Budget: 2012: Cofinanciering Bloso en provincies via respectievelijke basiswerking o 165.000 € voor de verdere ontwikkeling en promotie van permanente mountainbikeparcours en netwerken o 50.000 € voor de verdere ontwikkeling en promotie van eenvormig bewegwijzerde loopomlopen 2013: Cofinanciering Bloso en provincies via respectievelijke basiswerking o 165.000 € voor de verdere ontwikkeling en promotie van permanente mountainbikeparcours en netwerken o 75.000 € voor de verdere ontwikkeling en promotie van eenvormig bewegwijzerde loopomlopen 2014: Cofinanciering Bloso en provincies via respectievelijke basiswerking o 165.000 € voor de verdere ontwikkeling en promotie van permanente mountainbikeparcours en netwerken o 75.000 € voor de verdere ontwikkeling en promotie van eenvormig bewegwijzerde loopomlopen 3.3 Ontwikkelen en promoten van nieuwe, niet-sportinfrastructuurgebonden projecten zoals permanente kano- en kajakroutes en kleinschalige openlucht Fit-O-Funparken Partners: Bloso, Vlaamse provincies en VGC, gemeenten, Vlaamse sportfederaties van de betrokken sporttakken en andere Vlaamse instanties (ANB, Afdeling water, Waterwegen & Zeekanaal,…) Timing: 2012: Onderzoeken van het draagvlak en vastleggen van de criteria voor de realisatie van nieuwe niet-sportinfrastructuur gebonden projecten 2013: Opstarten van de eerste permanente kano- en kajakroutes alsook de realisatie van 5 Fit-O-Funparken per provincie 2014: Bijkomende realisatie van 5 Fit-O-Funparken per provincie
60
Budget: 2012: 0 € 2013: 112.500 € en cofinanciering van de gemeente 2014: 112.500 € en cofinanciering van de gemeente 3.4 Het sensibiliseren van gemeenten en de gemeentelijke sportdienst om bijzondere aandacht te hebben voor de voorziening van speel/sportruimte bij een herintekening van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) of bij de opmaak van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP) Partners: Bloso, gemeenten, ISB, provincies Timing: 2012: Bepalen van plan van aanpak 2013: Opstellen van promotieplan en sensibiliseren van de belanghebbenden 2014: Sensibiliseren van de belanghebbenden Budget: 0 € 3.5 Aanbieden en opvolgen van fysieke fitheidstests in de eigen leefomgeving door mobiele testteams, in combinatie met een recreatief sportaanbod door de lokale partners Partners: Bloso, provincies en VGC, gemeenten Timing: 2012: Uitvoeren van 30 à 40 testdagen op jaarbasis (Bloso) 2013: Uitvoeren van 30 à 40 testdagen op jaarbasis (Bloso) 2014: Uitvoeren van 30 à 40 testdagen op jaarbasis (Bloso) Budget: 2012: 15.000 € (al voorzien in de begroting Bloso-Sportpromotie) 2013: 15.000 € (te voorzien in de begroting Bloso-Sportpromotie) 2014: 15.000 € (te voorzien in de begroting Bloso-Sportpromotie)
4. Meer inzetten op evaluatie en effectmeting Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I.1.6 Sportpromotie is een permanente opdracht “Er moet blijvend ingezet worden op gezamenlijke sportpromotionele acties en evenementen. Sportevenementen zijn een belangrijk onderdeel van het 61
sportpromotiebeleid. Jaarlijks wordt een mix van breedte- , topsportevenementen en evenementen voor bepaalde doelgroepen georganiseerd. De effecten van evenementen zijn niet altijd even helder. Het is van belang zicht te hebben op de verschillende indicatoren die het effect van een evenement aantonen. Er dient onderzocht te worden in welke verhouding de outcome (resultaat) staat tegenover de input (middelen, personeel) om de doelstelling van het evenement te realiseren. De evaluatie van evenementen dient een belangrijk onderdeel te zijn van het sportpromotiebeleid.”
Concrete actiepunten 4.1 Een evaluatie- en monitoringinstrument ontwikkelen voor de evaluatie en bijsturing van sportpromotionele initiatieven op Vlaams, provinciaal, regionaal en lokaal niveau Partners: Leden van het overlegorgaan Sportpromotie Timing: 2012 - 2013: o Verzamelen missie/visie/doelstellingen van de verschillende relevante sportactoren die sportpromotionele initiatieven organiseren o Detecteren van gemeenschappelijke missies/visies/doelstellingen voor sportpromotionele initiatieven o Uitwerken (via onderzoeksopdracht) van een evaluatie- en monitoringinstrument dat de realisatie van deze doelstellingen beoordeelt en bijstuurt o Promotie/toelichting en toepassing van het evaluatie- en monitoringinstrument 2014: Evaluatie en mogelijke bijsturing van het evaluatie- en monitoringinstrument Budget: 2012: 0 € 2013 - 2014: o Onderzoeksopdracht (nog te bepalen) o 15.000 € voor verspreiding en promotie van het evaluatie- en het monitoringinstrument
62
4.2 Effectmeting van de bestaande sportpromotionele initiatieven met het oog op duurzame sportbeoefening Een studie hierover maakt deel uit van het meerjarenplan van het Steunpunt Sport 2012-2015 als WP ‘work package’ 12. Het volledige onderzoeksproject loopt t.e.m. 2015. Partners: Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport, departement CJSM, Bloso, relevante stakeholders Timing: 2012: o Ontwikkelen van het meetinstrument o Selectie van de respondenten o Dataverzameling I deelnemers o Dataverzameling I organisaties 2013: o Data-analyse deel I o Valorisatie en verslaggeving 2014: o Dataverzameling II deelnemers o Data-analyse deel II o Valorisatie en verslaggeving Budget: Middelen voorzien in de totale begroting voor het Steunpunt Sport, cofinanciering departement EWI en Sport 2012: 45.650 € 2013: 49.115 € 2014: 50.215 €
5. Permanente aandacht voor nieuwe en minder gekende sporten Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota 1.2 Stimuleren, implementeren en evalueren van innovatieve sportconcepten ‘Ik wil een flexibel en kwalitatief sportaanbod met nieuwe sportvormen stimuleren en aandacht hebben voor andersgeorganiseerde en nietgeorganiseerde sport- en bewegingsvormen.’ ‘Ik blijf ook aandachtig en waakzaam voor het identificeren van en het inspelen op nieuwe en relevante tendensen in de sport(maatschappij) door deze te implementeren in experimentele sportprojecten.’
63
Concreet actiepunt 5.1 Door de Vlaamse sportactoren, die vertegenwoordigd zijn in het permanent overlegorgaan Sportpromotie zal voor nieuwe en minder gekende sporten een permanent platform aangeboden worden binnen hun respectievelijke werking Dit zou via volgende stappen kunnen gebeuren: Op bestaande lokale, bovenlokale en/of landelijke sportevenementen permanent ‘nieuwe en/of minder bekende sporten’ aanbieden. Promotie voeren voor nieuwe sporten, via publicaties (tijdschriften, nieuwsbrieven, websites, …) van de verschillende Vlaamse sportactoren. Het creëren van een nieuwe sportpromotionele Vlaamse actie om, naar analogie met de actie ‘Sporttak in de Kijker’ (kandidatuurstelling, criteria…), ook ‘nieuwe sporten’ in de kijker te plaatsen. Specifieke bijscholingen organiseren. Partners: Sportactoren die vertegenwoordigd zijn in het overlegplatform Sportpromotie Timing: 2012: Opstellen van de criteria waaraan een (sport)initiatief moet voldoen om als nieuwe sport te worden beschouwd; inventarisatie van ‘nieuwe sporten’; opstellen van de criteria voor de actie ‘Nieuwe sport in de Kijker’ 2013: Verspreiding en promotie van het concept ‘Nieuwe sport in de Kijker’ en kandidatuurstelling van de ‘Nieuwe sporten’ 2014: 1ste editie van de actie ‘Nieuwe sport in de Kijker’ Budget: 2012: 0 € 2013: 0 € 2014: 50.000 €
64
VIII. Sport en ruimtelijke ordening Door de Vlaamse minister van Sport werden voor het thema ‘Sport en ruimtelijke ordening’ de volgende beleidsprioriteiten aangeduid: 1. Oprichting op Vlaams niveau van een kennis- en infoloket. 2. De effectieve vertegenwoordiging van de sportsector in de structurele adviesraden inzake ruimtelijke ordening. 3. De uitwerking van een ‘aankoopfonds’ voor gronden, met het oog op de ontwikkeling/realisatie van bovenlokale sportinfrastructuur met een bijzondere impact op ruimtelijke ordening en/of milieu en/of natuur. 4. De behoeften van de sportsector inventariseren i.f.v. de opmaak van een prioriteitenlijst van sporten met een bijzondere impact op ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur. Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I.2.8. Evoluties in het Vlaamse sportinfrastructuurlandschap II.6.6. Het sportinfrastructuurbeleid vraagt een beleidsdomeinoverschrijdende aanpak De beleidsnota Sport 2009-2014 onderstreept het belang van het voeren van een planmatig sportinfrastructuurbeleid. Meer specifiek wordt in eerste instantie gewezen op de nood aan een effectieve beleidsoverschrijdende aanpak van de problematiek betreffende infrastructuur. Ook wordt de nodige aandacht besteed aan de hinderlijke inslag en/of het ruimtebeslag van zogenaamde “hinderlijke sporten” (lees sporten met een bijzondere impact op ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur en/of belangrijke inname van ruimte). Beleidsbrief 6.6. Het sportinfrastructuurbeleid vraagt een beleidsdomeinoverschrijdende aanpak Algemeen stelt de beleidsbrief dat de Vlaamse minister van Sport het dossier voor de sporten met hinderlijke inslag na tien jaar definitief wenst te deblokkeren via de definitieve realisatie van gereglementeerde terreinen voor sporten met een hinderlijk karakter. De beleidsbrief Sport 2011-2012 stelt dat de Vlaamse Regering specifiek voor de gemotoriseerde sporten haar vroegere beslissingen vanaf 2002 tot en met 2011 om te zoeken naar geschikte gereglementeerde (al of niet tijdelijke) locaties bevestigde en de zoektocht uitbreidde naar mogelijke locaties in industriegebieden, greenfields, brownfields, havengebieden en/of vervreemdbare militaire domeinen.
65
Concrete actiepunten 1. Oprichting op Vlaams niveau van een kennis- en infoloket ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur in relatie met sport Tal van actoren actief in de sportsector beschikken over belangrijke kennis en informatie omtrent ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur. Momenteel is de kennis en de dienstverlening versnipperd, waardoor deze kennis en ervaring onvoldoende ter beschikking gesteld worden van sportfederaties, sportclubs, gemeenten en provincies. Er moet dan ook een Vlaams kennis- en infoloket ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur opgericht worden. Het kennis- en infoloket kan best opgericht worden bij Bloso. Volgende argumenten ondersteunen dit voorstel: Bloso is bij beslissing van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011 toegevoegd aan de lijst van instellingen en administraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen en provinciale ruimtelijke structuurplannen. Bloso beheert een aantal databanken die belangrijk zijn ter ondersteuning van de kennis- en infocel: sportinfrastructuurdatabank (SPAKKI-GIS), Sportdatabank Vlaanderen. Om redenen van efficiëntie (zowel financiële middelen als personeelsinzet) is het belangrijk dat één enkele instantie bevoegd is. Het uitwerken van het kennis- en infoloket dient te gebeuren door een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van actoren uit de sportsector. Zeker de ambtenaren die zetelen in adviesraden (VLACORO, PROCORO, …) dienen deel uit te maken van deze werkgroep. Deze werkgroep dient zich te buigen over: het uitwerken van een structuur voor het kennis- en infoloket de inhoudelijke uitwerking het organiseren van de instroom aan informatie het afbakenen van de taken tussen de verschillende bestuurlijke niveaus Bij de uitwerking van het loket dient het subsidiariteitsprincipe toegepast te worden. De verschillende overheden en de sportfederaties dienen bovendien goede afspraken te maken over het verdelen van de taken. Van zodra het kennis- en infoloket operationeel is kan de werkgroep omgevormd worden tot een stuurgroep. Deze stuurgroep zal samengesteld worden uit vertegenwoordigers van actoren uit de sportsector aangevuld met vertegenwoordigers uit andere beleidsdomeinen (bv. Ruimtelijke Ordening, ANB, LNE, …). Deze stuurgroep zal regelmatig overleggen zodat alle betrokken partners voldoende inbreng kunnen hebben. Op deze manier ontstaat ook een periodiek overleg met de beleidsdomeinen ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur.
66
Kennis- en informatieloket: schema
INFORMATIE-INSTROOM
Kennis- en infocel
-
-
Inhoud:
-
Databanken (ondersteunend): GIS Spakki Sportdatabank Vlaanderen …
Gemeentelijk niveau Provinciaal niveau Vlaams niveau Bloso Sportfederaties ISB Departement CJSM RO /LNE/ANB …
Mogelijke communicatiekanalen voor het loket: -
- Oprichten werkgroep - Uitwerken structuur - Organiseren van de instroom - Taakafbakening
-
-
INFORMATIEUITSTROOM
Directe contacten (mail, telefoon, …) Nieuwsbrief (evt. gekoppeld aan globale nieuwsbrief) Vertegenwoordiging in werkgroepen Website …
-
Burger Sportclubs Sportfederaties Gemeenten Provincies Vlaams Gewest
- Oprichten stuurgroep - Periodiek overleg werking loket 67
Volgende acties dienen ondernomen te worden: principiële beslissing opstart kennis- en infoloket voorzien van financiële middelen (personeel, werkingsmiddelen) samenstellen van de werkgroep verder optimaliseren ondersteunende databanken (Spakki – GIS) samenstellen van de stuurgroep Partners: Bloso, provincies, departement CJSM, ISB, VSF, sportfederaties, … Timing: 2012: o Principiële beslissing o Opstart kennis- en infocel (samenstellen werkgroep) 2013: o Uitwerken structuur kennis– en infocel o Organiseren kennis- en infocel (instroom, taakafbakening, inhoud) door de werkgroep o Informatieverzameling o Afbakening taken o Optimaliseren ondersteunende databanken 2014: o Samenstellen stuurgroep o Installatie kennis- en infoloket o Verder zetten informatieverzameling o Onderhoud ondersteunende databanken Budget: 2012: o Personeelskost 1 VTE (gedurende 6 m) 2013: o Personeelskost: minstens 1,5 VTE o Werkingskost: informatica, website, overhead, … (optimaliseren) 2014: o Personeelskost : minstens 3 VTE o Werkingskost: informatica, website (onderhoud)
68
2. De effectieve vertegenwoordiging van de sportsector in de structurele adviesraden inzake ruimtelijke ordening In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid werd de Strategische adviesraad voor ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed opgericht (SARO) en werd de gewestelijke adviescommissie ruimtelijke ordening (VLACORO), omgevormd tot een gewestelijke technische adviescommissie VLACORO. De SARO is samengesteld uit: vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld die actief zijn in het beleidsveld ruimtelijke ordening of het beleidsveld onroerend erfgoed onafhankelijke deskundigen vertegenwoordigers van provincies, steden en gemeenten De technische adviescommissie VLACORO is samengesteld uit: 2 afgevaardigden van de SARO afgevaardigden van de Vlaamse provincies, steden en gemeenten afgevaardigden van de verschillende Vlaamse beleidsdomeinen Voor de advisering van de ruimtelijke uitvoeringsplannen worden de vertegenwoordigers van het middenveld in de strategische adviesraad (SARO), toegevoegd aan de technische adviescommissie VLACORO. De SARC (strategische adviesraad voor het Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media) heeft vanuit de sportsector een plaatsvervangend lid afgevaardigd in de SARO. Met het ministerieel besluit van 23/06/2009 werd de ‘nieuwe’ technische adviescommissie VLACORO voor het eerst ingevuld en aangesteld. Voor de samenstelling ervan werd beroep gedaan op de departementen. Het departement CJSM heeft als effectief lid een ambtenaar van de afdeling jeugd en als plaatsvervangend lid een ambtenaar van het Agentschap Kunsten en Erfgoed aangeduid. Het beleidsveld Sport is helemaal niet meer vertegenwoordigd. Vóór 2009 was een ambtenaar van Bloso als plaatsvervangend lid afgevaardigd in de vroegere gewestelijke adviescommissie VLACORO. Effectief lid was een ambtenaar van Toerisme Vlaanderen. Voor de behandeling van sportdossiers werden duidelijke afspraken gemaakt met Toerisme Vlaanderen i.f.v. de vertegenwoordiging. Op deze manier was de sportsector wel vertegenwoordigd. Bloso is bij beslissing van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011 toegevoegd aan de lijst van instellingen en administraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen en provinciale ruimtelijke structuurplannen. Maar het is van belang om in een latere fase, wanneer de VLACORO een advies formuleert aan de Vlaamse Regering, ook betrokken te zijn bij de bespreking. Het is bijgevolg noodzakelijk dat de sportsector over een effectieve vertegenwoordiger beschikt in de VLACORO. Aangezien het Bloso de adviezen verleent, is het wenselijk dat het Bloso ook een vertegenwoordiger kan afvaardigen in de VLACORO. 69
Daarnaast is het ook van groot belang dat de sportsector op de verschillende bestuursniveaus (Vlaanderen, provincie en gemeente) in de verschillende adviesorganen actief betrokken wordt bij de voorbereiding en opmaak van de vele planningsprocessen (RO, natuurbeheer, bosbeheer, etc.) teneinde alert bepaalde evoluties op te volgen. Momenteel gebeurt dit veel te weinig. Volgende acties dienen ondernomen te worden: ambtenaar van Bloso aanduiden als effectief of plaatsvervangend lid van VLACORO; de vertegenwoordiging van de sportsector in de SARO, via de SARC, minstens behouden en bij voorkeur versterken door een vertegenwoordiging uit een middenveldorganisatie; de gemeente- en provinciebesturen sensibiliseren om hun sportdiensten te betrekken bij de verschillende planningsprocessen (RO, natuur, bos,…) die consequenties hebben voor de sport; de sportdiensten (gemeentelijk, provinciaal en VGC) sensibiliseren om de verschillende planningsprocessen actief op te volgen en hen hierbij ondersteunen. Partners: Bloso, provincies, gemeenten, ISB Timing: 2012: o Officiële vraag aan de minister bevoegd voor RO om Bloso af te vaardigen in de VLACORO o Gemeente-, provinciebesturen en sportdiensten sensibiliseren voor actieve participatie in de verschillende planningsprocessen 2013: o Bijwonen van de vergaderingen van VLACORO o Gemeente-, provinciebesturen en sportdiensten sensibiliseren voor actieve participatie in de verschillende planningsprocessen 2014: o Bijwonen van de vergaderingen van VLACORO o Gemeente-, provinciebesturen en sportdiensten sensibiliseren voor actieve participatie in de verschillende planningsprocessen o Ondersteunen van de sportdiensten via het kennis- en infoloket Budget: 2012: 0 € 2013: 0 € 2014: 0 €
70
3. Het oprichten van een ‘aankoopfonds’ voor gronden, met het oog op de ontwikkeling/realisatie van bovenlokale sportinfrastructuur met een bijzondere impact op ruimtelijke ordening en/of leefmilieu en/of natuur, uit te breiden tot een “Vlaams sportinfrastructuurfonds” De keuze van een geschikte inplantingsplaats waarop infrastructuur voor milieuhinderlijke sporten kan worden uitgebouwd, is niet vanzelfsprekend. Teneinde de hinder voor mens en leefmilieu te voorkomen werden immers vele verbodsbepalingen en voorwaarden opgenomen in de bestaande wetgeving inzake ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur. Indien er zich uiteindelijk opportuniteiten aandienen ( bijvoorbeeld sommige voormalige militaire domeinen) ontbreekt vanuit de sportsector de nodige financiële draagkracht om deze terreinen te verwerven en in te richten. Het is bijgevolg aangewezen een “AANKOOPFONDS” voor gronden op te richten, met het oog op de ontwikkeling/realisatie van bovenlokale sportinfrastructuur met een bijzondere impact op ruimtelijke ordening en/of leefmilieu en/of natuur. Tijdens de besprekingen in de werkgroep kwamen echter nog andere knelpunten aan bod: Al Bestaande accommodaties voor milieuhinderlijke sporten kunnen in hun voortbestaan bedreigd worden indien deze niet kunnen aangekocht worden (bv. de militaire schietstand in Heverlee). Daarnaast zou het aankopen van gronden die nog niet bestemd zijn (militaire domeinen) of van gronden dewelke voor recreatie voorbestemd zijn maar nog niet ontwikkeld zijn, de vrijwaring voor recreatief (mede)gebruik kunnen realiseren of bestendigen. Hiervoor zijn binnen de Vlaamse overheid ook geen financiële middelen beschikbaar. Dergelijk initiatief kan daarenboven niet los gezien worden van investeringen in bovenlokale sportinfrastructuur zelf. De enige decretale basis voor de subsidiëring van sportinfrastructuur is op dit ogenblik het decreet van 23 mei 2008 betreffende een inhaalbeweging in sportinfrastructuur via alternatieve financiering ( het zgn. “ Vlaams Sportinfrastructuurplan”). Maar dit globaal plan kan om diverse redenen de verwachtingen onvoldoende inlossen en geeft zeker geen antwoord op bovenlokale behoeften. Afgezien van de behoeften van lokale besturen inzake sportinfrastructuur en de opportuniteit om als Vlaamse overheid hierop – al of niet gedeeltelijk – in te spelen, conform de afspraken in het zgn. “kerntakendebat” (cfr. het subsidiereglement voor kleinschalige sportinfrastructuur m.b.t. de aanleg van Finse Pistes en de renovatie van sportvloeren van 2011-2012) stellen zich in het Vlaams sportlandschap nog andere noden inzake sportinfrastructuur: o de bouw/renovatie van sportvoorzieningen door klassieke, nietcommerciële sportverenigingen. Meestal betreffen het kleinschalige 71
o
accommodaties zoals voetbal- en tennisvelden, kleedkamers, kleine sportlokalen voor klassieke populaire sporttakken zoals tafeltennis, judo/vechtsporten, gymnastiek, enz.. de realisatie van vooral bovenlokale niet-commerciële sportinfrastructuur die duidelijk het gemeentelijk of stedelijk niveau overstijgt, gaande van een wielerbaan of een 50 m overdekt zwembad tot een specifiek sportcentrum voor schermen of vechtsporten tot zelfs de aanleg van een milieuhinderlijke sportaccommodatie voor motorcross of kleischieten.
Aangezien ook deze knelpunten zich stellen wordt voorgesteld om dit actiepunt uit te breiden tot de oprichting van een globaal “ VLAAMS SPORTINFRASTRUCTUURFONDS” voor de financiële ondersteuning van sportaccommodaties. De middelen van dit “Vlaams Sportinfrastructuurfonds” kunnen afkomstig zijn: uitsluitend van de Vlaamse overheid. niet uitsluitend van de Vlaamse overheid, maar ook van “compensatieregelingen” (die ook in andere domeinen bestaan) of van “solidariteitsbijdragen”. Bijvoorbeeld : o “vergoedingen” als “compensatie” voor ruimtelijke bestemmingswijzigingen, waarbij recreatieterreinen een andere bestemming krijgen (cfr. systeem dat ook van toepassing is in de natuursector (bossen) of in de agrarische sector). o een “solidariteitsheffing” op commerciële, betaalde sportbeoefening. Hierbij wordt vooral gemikt op sportmanifestaties met overwegend economische en commerciële doelstellingen, georganiseerd door nietklassieke sportactoren, en waarvan de winsten niet of beperkt terugvloeien naar de klassieke sportsector (sportclubs en sportfederaties). o afhankelijk van de bevoegdheid van de Vlaamse overheid inzake de heffing van belastingen kan zelfs -indien wenselijk- de haalbaarheid worden onderzocht van een solidariteitsbijdrage op bijvoorbeeld: sponsoringcontracten bij betaalde sportmanifestaties die aftrekbaar zijn van de belastingen, maar waarop een heffing zou kunnen toegepast worden transfercontracten van betaalde sportbeoefenaars … Partners: Nader te bepalen Timing: Nader te bepalen Budget: Nader te bepalen
72
4. De behoeften van de sportsector inventariseren i.f.v. de opmaak van een prioriteitenlijst van sporten met een bijzondere impact op ruimtelijke ordening en/of leefmilieu en/of natuur Oplijsting van de belangrijkste knelpunten en behoeften van de sporten die geconfronteerd worden met bovenlokale en structurele problemen m.b.t. ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur. Aangezien het hier gaat om sporten met een bovenlokale problematiek werd bij het weerhouden van de sporttakken rekening gehouden met de sporttakkenlijst, gelinkt aan het decreet op de sportfederaties. Er gaat hierbij in het bijzonder aandacht naar “gereglementeerde omlopen voor gemotoriseerde sporten en gereglementeerde domeinen voor sporten met een hinderlijke inslag.” Uit de vele jaren ervaring m.b.t. de aanpak van deze problematiek blijkt dat het inventariseren van de knelpunten en de behoeften slechts een eerste aanzet is tot het aanreiken van een oplossing voor deze sportsectoren. Het is dan ook belangrijk dat een volgende stap wordt ondernomen, namelijk het selecteren en (mede)realiseren van geschikte locaties. Uit ervaring blijkt dat hiervoor het initiatief zowel op lokaal als op bovenlokaal niveau moet genomen worden. Volgende acties dienen ondernomen te worden: oplijsting van de belangrijkste knelpunten en behoeften van de sporten die geconfronteerd worden met bovenlokale en structurele problemen m.b.t. ruimtelijke ordening, leefmilieu en natuur. als de prioriteitenlijst van sporten afgewerkt is, updaten van de sportinfrastructuurdatabank van Bloso Partners: Bloso, VSF, betrokken sportfederaties, ISB en de provincies Timing: 2012-2013: Oplijsting knelpunten en behoeften voor elke sporttak 2013: Als de prioriteitenlijst van sporten afgewerkt is, updaten van de sportinfrastructuurdatabank van Bloso
73
Budget: 2012-2013: Inventarisatie behoeften bij de weerhouden sporttakken hoeft geen of weinig budget en kan via bevraging bij federaties en provinciale en lokale besturen 2013: Update sportinfrastructuurdatabank van Bloso: personeelsinzet Selectie sporttakken en disciplines op basis van de conclusies van de Interdepartementale werkgroep Ruimtelijke Ordening, Leefmilieu en Sport (IDWROS) van 2006, een recente rondvraag bij de Vlaamse Sportfederatie vzw en de provinciale sportdiensten. Dit is een (eerste) aanzet tot het bepalen van de te behandelen sporten voor dit actiepunt. SPORTTAK Schieten (Olympisch) Duiken (outdoor) Waterskiën Luchtsporten Zeilen Paardrijden Oriëntatiesporten Kano / kajak Golf
Grondgebonden, gemotoriseerde sporten
*
DISCIPLINES Kleischieten, in- en outdoor Duiken Alle disciplines Motorvliegen, zweefvliegen, valscherm, ULM, Hang/Paragliding Windsurfing Eventing, mennen, endurance Looporiëntatie Lijnvaren Golf * Behoefteonderzoek golfsport in Vlaanderen, WES, studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse minister van Sport, januari 2004 Motorsport (motorcross, enduro en trial), quadsport en autosport (4x4, rallycross en autocross)* * Behoefteonderzoek gemotoriseerde sporten in Vlaanderen, WES, studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Overheid en Bloso, juli 2001
in de nota’s en brieven van de ministers stond steeds vermeld dat het over grondgebonden, gemotoriseerde sporten gaat; ook in 2009 nam de Vlaamse minister van Sport de formulering over en gaat het over ‘omlopen voor gemotoriseerde sporten’, ‘omlopen ten behoeve van motorcross en andere gemotoriseerde en hinderlijke sporten’; tijdens een vergadering met de gedeputeerden werd gesproken over ‘gereglementeerde omlopen voor gemotoriseerde sporten en gereglementeerde domeinen voor sporten met een hinderlijke inslag’; in 2011 gaat het in de nota Vlareg (http://www.philippemuyters.be/nieuws/persberichten/vlaamse-regering-breidtruimtelijk-kader-voor-zoektocht-motorcrossterreinen-uit ) over ‘motorcrossterreinen’ maar verder in de tekst ook ‘locaties voor hinderlijke sporten’ en ‘gereglementeerde omlopen voor gemotoriseerde sporten’.
74
IX. SPORTINFRASTRUCTUUR Bepaalde tendensen op sportief, bestuurlijk en maatschappelijk vlak vormen de context waarbinnen de actiepunten sportinfrastructuur werden geformuleerd. Een eerste tendens is de nood aan samenwerking tussen beleidsdomeinen én tussen diverse actoren in de sport. Vervolgens is er de vaststelling dat er steeds meer gesport wordt op een andersgeorganiseerde manier of via lichte sportvormen en dat er een stijgende vraag is naar individualisering en flexibiliteit. Ook de aandacht voor milieu, rationeel energieverbruik en duurzaamheid neemt toe. Duurzaamheid heeft hier zowel betrekking op materialen als op het aanbod. Ook is er de nood aan een meer bedrijfseconomische aanpak en benadering van sportinfrastructuur. Belangrijke elementen hierbij zijn de schaarste van middelen, de focus op efficiëntie en effectiviteit, wat bouw en uitbating betreft. Er is ook de tendens dat sportclubs flexibeler willen worden en een bredere rol in de maatschappij willen opnemen. Elementen hierbij zijn een recreatief/competitief aanbod en het opnemen van een maatschappelijke rol. De aandacht voor de Brede School-gedachte en, vertaald naar sport, de aandacht voor sport na of aansluitend op school is ook een uitgangspunt. Tot slot is er een opkomende tendens van clustering van functies door samenwerking binnen een integraal en transversaal beleid, zoals bv. sport en kinderopvang en sport en cultuur. Volgende beleidsprioriteiten werden door de minister bepaald om te worden uitgewerkt in een concreet ‘Actieplan Sport voor Allen’: 1. De mogelijkheden onderzoeken om, los van de prioritaire taak van de lokale besturen in het kerntakendebat, toch specifieke lokale initiatieven te kunnen stimuleren en zo mogelijk te kunnen onderbouwen in verband met nieuwe infrastructuurtrends en duurzaamheidsaspecten zoals rationeel energieverbruik “… Voldoende en kwalitatieve sportinfrastructuur is basisvereiste voor permanente sportbeoefening … … Een tekort aan sportvoorzieningen en gebrekkige (verouderde) sportinfrastructuur is een remmende factor … … Er moet door alle bestuursniveaus blijvend geïnvesteerd worden met respect voor de kerntaken. Vanwege de Vlaamse overheid kan een bijkomende ondersteuning een extra stimulans betekenen voor het beleid van lokale en provinciale besturen … (Visienota). … Momenteel sport meer en meer Vlamingen op een ‘anders georganiseerde’ manier of via lichte recreatieve sportvormen. Het creëren van sportmogelijkheden via kleinschalige, wijkgerichte sportinfrastructuur of specifieke recreatieve sportvoorzieningen is dus ook belangrijk … … Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan milieufactoren, rationeel energiegebruik, …” (Visienota). 75
2. Het onderzoeken, aftoetsen en uitwerken van uniforme criteria om de integrale toegankelijkheid van sportinfrastructuur voor personen met een handicap te verhogen. “… Nog te weinig sportaccommodaties zijn toegankelijk voor personen met een handicap. Een integrale toegankelijkheid van sportaccommodaties is een belangrijke voorwaarde om de sportparticipatie van personen met een handicap te verhogen…” (Visienota). 3. Het opzetten en stimuleren van verschillende vormen van samenwerking inzake de realisatie en exploitatie van sportinfrastructuur. “…Voldoende en kwalitatieve sportinfrastructuur is basisvereiste voor permanente sportbeoefening … … Een tekort aan sportvoorzieningen en gebrekkige (verouderde) sportinfrastructuur is een remmende factor … … Er moet door alle bestuursniveaus blijvend geïnvesteerd worden met respect voor de kerntaken. Vanwege de Vlaamse overheid kan een bijkomende ondersteuning een extra stimulans betekenen voor het beleid van lokale en provinciale besturen … …Samenwerkingsopportuniteiten voor de realisatie en financiering van sportinfrastructuren dienen te worden onderzocht en gestimuleerd... …Gemeenten en provincies moeten een efficiënt exploitatiebeleid van hun sportinfrastructuur voeren, zodat sportaccommodaties op een flexibele manier en op maat van diverse gebruikers kunnen aangeboden worden. Een weloverwogen beleid inzake het gebruik van de beschikbare sportinfrastructuur kan bovendien leiden tot een betere samenwerking tussen de sportclubs en meer efficiënte aanwending van de financiële middelen…Investeren in toezicht (zaalwachters) is een belangrijke hefboom om beschikbare sportinfrastructuur flexibel en veilig open te stellen…” (Visienota). 4. De organisatie van een breed forum met de onderwijssector ten einde de openstelling van meer schoolse sportinfrastructuur te stimuleren en de ‘Brede School-gedachte’ uit te werken. “… Brede School-gedachte …, … goede ‘visie-inspirerende’ praktijken…,… openstellen van schoolsportinfrastructuur is een uitdaging die zich al ettelijke jaren stelt …, een decretale basis kan oplossing brengen …, aandacht bij planning van nieuwe / renovatie sportinfrastructuur …, lokale samenwerking, … ” (Visienota).+ Bemerking Het Vlaams Sportinfrastructuurplan (VSIP) is een lopend project voor sportinfrastructuur in Vlaanderen. Maar het Vlaams Sportinfrastructuurplan is geen doel op zich in dit voorstel van actieplan. De gestarte projecten dienen te worden uitgevoerd en de voorziene termijn opgevolgd. Het VSIP bereikte de voorziene resultaten niet, waardoor de behoeften blijven bestaan. De voorziene, doch niet benutte middelen mogen niet verloren gaan en dienen te worden aangewend voor de realisatie van sportinfrastructuur. De realisatie en inhaalbeweging van lokale en 76
bovenlokale sportinfrastructuur met Vlaamse hefbomen kan gebeuren met de voorziene middelen van het VSIP door bv. de actiepunten ‘Uitwerken van decretaal kader voor Vlaamse ondersteuningsinitiatieven omtrent sportinfrastructuur’, ‘Ontwikkelen van een subsidie voor de realisatie van sportinfrastructuur via regionale en/of lokale samenwerking tussen lokale actoren’ (3.1) en ‘Ontwikkelen van een fonds en het stimuleren van samenwerking tussen bovenlokale partners voor de realisatie van sportinfrastructuur’ (3.2). Op basis van de al uitgevoerde evaluaties en de geleerde lessen uit het VSIP kunnen eventueel nieuwe initiatieven ontwikkeld worden.
Uitwerken van een decretaal kader voor Vlaamse ondersteuningsinitiatieven omtrent sportinfrastructuur Binnen dit decretaal kader kunnen de algemene visie en de doelstellingen worden geformuleerd en de beschikbare middelen worden vastgelegd. Het decretaal kader biedt ook ruimte om flexibel in te spelen op toekomstige noden/tendensen/ behoeften met concrete initiatieven. Er dient een kaderdecreet/koepeldecreet uitgewerkt te worden met koppeling van middelen waarbinnen men concrete initiatieven kan plaatsen of in de toekomst kan ontwikkelen voor de ondersteuning van sportinfrastructuur vanuit de Vlaamse overheid. Voorgestelde acties zoals actiepunt 1.4 (kleinschalige sportinfrastructuur), 3.1 (Ontwikkelen van een subsidie voor de realisatie van sportinfrastructuur via regionale en/of lokale samenwerking tussen lokale actoren) en 3.2 (Ontwikkelen van een fonds en het stimuleren van samenwerking tussen bovenlokale partners voor de realisatie van sportinfrastructuur ), … kunnen hieronder een plaats hebben. Maar dit kaderdecreet is geen ‘voorwaarde’ of ‘eerste stap’ voor uitvoering van de concrete actiepunten in deze nota en zeker geen doel op zich. Het kan wel een instrument zijn bij de concretisering van de actiepunten. Het decretaal kader kan mogelijk gekoppeld worden aan het creëren van een fonds (publieke en private middelen). Er dient aandacht te zijn voor een objectieve toekenning van middelen uit het fonds. En bij operationalisering van het fonds bewaakt de Vlaamse overheid dat ze steeds richting geeft aan het beleid op basis van een algemene visie en in overleg met de sector. Actoren: Bloso en Departement CJSM als beleidsvoorbereiders, andere actoren als belanghebbenden en/of (praktijk)experten Timing: Najaar 2012: opmaken conceptnota Budget: Nog uit te werken
77
1. De mogelijkheden onderzoeken om, los van de prioritaire taak van de lokale besturen in het kerntakendebat, toch specifieke lokale initiatieven te kunnen stimuleren en zo mogelijk te kunnen onderbouwen in verband met nieuwe infrastructuurtrends en duurzaamheidsaspecten zoals rationeel energieverbruik Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I. De sportparticipatie verhogen zodat meer mensen levenslang sporten V. Het optimaliseren van de omgevingsfactoren VI. Het voeren van een planmatig sportinfrastructuurbeleid Dit past ook binnen de Beleidsnota Energie 2009-2014 in het kader van volgende strategische doelstellingen: Bevorderen van een efficiënt energieverbruik in overeenstemming met de Europese kwantitatieve doelstellingen Verhogen van de milieuvriendelijke energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling in overeenstemming met de Europese kwantitatieve doelstellingen 1.1 Ontwikkelen van een brochure ‘goede praktijkvoorbeelden energiezuinige sportinfrastructuur’ Bedoeling is een weloverwogen toepassing van energiezuinige maatregelen te stimuleren en op korte termijn de sector te sensibiliseren voor rationeel energiegebruik en prikkels en innovatieve input te geven aan het toekomstig energiebeleid voor sportinfrastructuur. Er wordt een brochure gemaakt met 15 tot 20 goede praktijkvoorbeelden over energiezuinige sportinfrastructuur of duurzame technieken toegepast in sportaccommodaties. Om te slagen dient er aandacht te zijn voor de concrete resultaten van de goede praktijkvoorbeelden. Er dient rekening gehouden te worden met een variatie van types infrastructuur (zwembad, sporthal, voetbalinfrastructuur, tennishal, kleinschalige infrastructuur, …) en een variatie van exploitanten (gemeente, school, sportclub, …). Er moet een mix zijn van eenvoudige en structurele maatregelen. Belangrijke randvoorwaarde is de afstemming/afspraken met de bedrijfswereld/fabrikanten. Actoren: ISB en Bloso/departement CJSM als trekker/coördinator/uitvoerder, andere actoren als klankbord en voor inzetten van netwerk (bv. Blosoinspectiediensten, regio-sportdiensten van de provincies, sportfederaties, …) Timing: 2012: Najaar: o Conceptontwikkeling o Onderzoeken externe financiering 78
2013: o Voorjaar: Verzamelen en analyse goede praktijkvoorbeelden o Najaar: Verspreiding brochure Budget: 50.000 € 1.2 Onderzoek uitvoeren naar ‘beste technieken’ inzake duurzaam energieverbruik Hiermee wordt een overzicht beoogd van efficiënte en effectieve technieken voor duurzaam energiegebruik in sportinfrastructuur en succesfactoren voor hun implementatie. Dit onderzoek kan een brugfunctie vervullen tussen de beleidsdomeinen sport, energie en onderzoek. Er wordt een fundamenteel wetenschappelijk technisch onderzoek gedaan van een selectie van technieken met het oog op duurzaam energiegebruik in sportinfrastructuur. Zoeken naar concrete resultaten, succesfactoren, return on investment. De resultaten kunnen de aanleiding vormen en een basis voor mogelijke toekomstige subsidies en/of premies en een onderbouwing van het toekomstig beleid op middellange termijn. Samenwerking met een technische instantie (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie - IWT, …) en cofinanciering sport en energiesector is aangewezen. Actoren: Bloso/departement CJSM als opdrachtgever, andere actoren als klankbord of operationele partner bij uitvoering Timing: 2012: Najaar: uitschrijven onderzoek en overleg met verwante beleidsdomeinen 2013: Uitvoeren onderzoek + opvolging vanuit sport 2014: 1ste kwartaal: Resultaten en input beleidsnota sport/energie Budget: 100.000 € 1.3 Oplijsten en onderhandelen omtrent premies (vanuit andere beleidsdomeinen) voor energiegebruik bij renovatie of nieuwbouw Via premies kunnen financiële stimulansen gegeven worden voor concrete toepassing van energiezuinige maatregelen bij sportinfrastructuur van overheden of sportclubs. Het beleidsdomein ‘energie’ kan zo ook bewust gemaakt worden van het potentieel en noodzaak voor energiemaatregelen in sportinfrastructuur (zwembaden, …) om de Vlaamse energiedoelstellingen te halen. Er wordt een oplijsting gemaakt van premies die van toepassing zijn voor exploitanten of realisators van sportinfrastructuur, in eerste instantie overheden en in tweede instantie ook verenigingen. Gelijktijdig moet overleg opgestart worden met de bevoegde Vlaams instanties met het oog op toekomstige premies voor specifieke 79
toepassingen of technieken in sportinfrastructuur. Momenteel is er al aandacht voor condensatietechnieken en micro-warmtekrachtkoppeling, energieconsulentenprojecten (toepassing in publieke sector wordt onderzocht), voorbeeldfunctie bijna energie-neutrale publieke gebouwen (zie beleidsbrief energie 2011-2012). Actoren: Nog in overleg met alle sportactoren te bekijken Timing: 2012: Najaar: Overleg opstarten met Vlaamse actoren (Vlaams Energieagentschap -VEA, Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt -VREG, EANDIS…) departementen/kabinetten die voor energie en leefmilieu bevoegd zijn 2013: Oplijsten premies en voorbereiden nieuwe premies 2014: Aanbieden nieuwe premies Budget: Overleg en oplijsten: 0 € Premies: Te onderhandelen met andere beleidsdomeinen 1.4 Subsidie voor kleinschalige, wijkgerichte sportinfrastructuur of recreatieve sportvoorzieningen Lokaal wordt zo infrastructuur gerealiseerd die tegemoet komt aan lichte sportvormen en andersgeorganiseerd sporten en gebruikt kan worden door sportclubs. Sportinfrastructuur in de buurt zet aan tot sporten. Er worden stimulansen gegeven aan lokale actoren om in te spelen op de tendens van lichte sportvormen en er worden kwaliteitsimpulsen gegeven aan dit type van infrastructuur. Innovatie en toekomstgericht inspelen op tendensen wordt gestimuleerd. Er komt aandacht voor de inrichting van de openbare ruimte met het oog op bewegen (speelplaatsen omvormen tot ‘ongeorganiseerde’ speelterreinen met natuurlijke obstakels of een ‘speelse rand’ voorzien bij huidige sportcentra of infrastructuur van sportclubs). Bijzondere aandacht dient er te zijn voor de mogelijkheid tot een laagdrempelig beweeg- en sportaanbod, zodat verscheidene doelgroepen kunnen bereikt worden met een toegankelijker sport- en beweegaanbod. Voor de andersgeorganiseerde sport of lichte sportvormen (individueel, in groepjes, in sportclubverband, naschools, …) wordt voor het lokaal realiseren van kleinschalige, wijkgerichte sport- en beweeginfrastructuur –en ruimte (Finse piste, multifunctionele omnisportveldjes, open-speelplaatsen, openbare ruimte, …) een subsidie van de Vlaamse overheid voorzien. De huidige subsidie voor Finse pistes kan hierin geïntegreerd worden. Dit actiepunt is ook belangrijk vanuit sportpromotioneel oogpunt. Belangrijk voor succes is een eenvoudig reglement en een efficiënte communicatie. Dit naast een snelle doorlooptijd van aanvraag tot realisatie. Er 80
dient bewaakt te worden dat er een meerwaarde gegenereerd wordt bovenop de lokale kerntaak. Een voldoende inbedding van de subsidievraag in het lokale sportbeleid en de aanwezigheid van een lokaal draagvlak (sportraad). Een neven- of subactie bij deze subsidie kan een ontwerpwedstrijd zijn voor studiebureaus, ontwerpers en landschapsarchitecten met als doel (samen met een lokale partner – om de realiteitswaarde van het ontwerp te bewaken) een innovatieve inrichting van ruimte of infrastructuur te ontwerpen waar mensen worden aangezet tot sporten en bewegen. Een selectie van projecten kan gepubliceerd worden als inspiratie en eventueel kunnen er middelen voorzien worden om het/de beste project(en) te helpen realiseren. De middelen voor MTB-routes en loopomlopen moeten verdergezet worden (zie actiepunt Sportpromotie en evenementenbeleid). Actoren: Bloso en departement CJSM als beleidsvoorbereiders, andere actoren als belanghebbenden en/of (praktijk)experten Timing: 2012: o Uitvoering huidige subsidie Finse piste o Uitbreiden subsidie o Voorbereiden ontwerpwedstrijd 2013: o Ontwerpwedstrijd o Aangepaste subsidieoproep Budget: 2012: 50.000 € voor ontwerpwedstrijd 2013: 1.000.000 € en cofinanciering van de gemeenten voor de realisatie van kleinschalige, wijkgerichte sport- en beweeginfrastructuur 2014: 1.000.000 € en cofinanciering van de gemeenten voor de realisatie van kleinschalige, wijkgerichte sport- en beweeginfrastructuur
2. Het onderzoeken, aftoetsen en uitwerken van uniforme criteria om de integrale toegankelijkheid van sportinfrastructuur voor personen met een handicap te verhogen Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I. De sportparticipatie verhogen zodat meer mensen levenslang sporten III. Een gezonde sportbeoefening en het vrijwaren van de integriteit van de sport op alle niveaus. 81
VI. Het voeren van een planmatig sportinfrastructuurbeleid 2.1 Oprichten van een transversale werkgroep met het oog op het opstellen en communiceren van uniforme criteria inzake integrale toegankelijkheid Deze actie moet zorgen voor functionele en haalbare criteria voor integrale toegankelijkheid van de sportinfrastructuur en afstemming tussen sportsector en toegankelijkheidssector. Belangrijk is het communiceren van de criteria met het oog op sensibilisering en screening van sportinfrastructuur in Vlaanderen. Men dient het toegankelijk maken van de info via ToeVla-databank en de koppeling met de Sportdatabank Vlaanderen/SPAKKI te onderzoeken. Op termijn moet er aandacht zijn voor een goed raadpleegbare en up to date databank (www.toegankelijkvlaanderen.be) en afstemming van de info met de Sportdatabank Vlaanderen. Met het oog op succes is het belangrijk verder te bouwen op het platform van Gsport Vlaanderen en haar conceptnota. Er dient ook samenwerking te zijn met experten infrastructuur en afstemming met de screeningsmethodes sportaccommodatie in opdracht van de provincies. Actoren: Operationele werkgroep ‘mobiliteit en toegankelijkheid’ binnen G-sport Vlaanderen aangevuld met (praktijk)experten sportinfrastructuur (provinciale sportdiensten, Bloso, …) en toegankelijkheidsbureaus (Entervzw, …) Timing: Najaar 2012: Opstarten werkzaamheden werkgroep Budget: Nog te bepalen 3. Het opzetten en stimuleren van verschillende vormen van samenwerking inzake de realisatie en exploitatie van sportinfrastructuur Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I. De sportparticipatie verhogen zodat meer mensen levenslang sporten VI. Het voeren van een planmatig sportinfrastructuurbeleid 3.1 Ontwikkelen van een subsidie voor de realisatie van sportinfrastructuur via regionale en/of lokale samenwerking tussen lokale actoren (gemeenten, sportclubs, …) Bedoeling is het stimuleren van samenwerking tussen gemeenten en een hefboom te geven om drempels tot samenwerking te overwinnen en zo tot een efficiënter gebruik van middelen en inplanting van infrastructuur te komen. Ook de samenwerking tussen lokale partners wordt bevorderd om zo kansen te geven aan sportclubs die zelf willen participeren in de realisatie van sportinfrastructuur. Er is met dit opzet respect voor het kerntakendebat en de lokale verantwoordelijkheid via gezamenlijke inzet van middelen. Er wordt 82
ingespeeld op de bestuurlijke uitdagingen in het Witboek Interne Staatshervorming: draagkracht gemeenten/steden, regionale samenwerking, … Uitgaande van de kerntaken van alle actoren geeft de Vlaamse overheid stimulansen aan lokale initiatieven met aandacht voor samenwerking voor nieuwbouw of grootschalige renovatie. Dit gebeurt via een subsidie (30%) en wordt voorafgegaan door een procesbegeleiding om de potentiële lokale partners samen te brengen. De focus ligt op regionale samenwerking tussen 2 of meer gemeenten of samenwerking tussen lokale publieke of semi-publieke partners (gemeenten, sportclub of samenwerking sportclubs, …). Het initiatief dient van een lokale actor (gemeente, sportclub(s),…) te komen. Een ‘klassieke’ samenwerking gemeente – school is niet het prioritair beoogde samenwerkingsverband van deze actie (dit o.w.v. mogelijke Vlaamse subsidie vanuit onderwijs, gemeente/gemeenteschool, …). Een school als partner in de beoogde samenwerkingsverbanden kan uiteraard wel een meerwaarde zijn en kan eventueel een voorwaarde voor een extra incentive zijn. Vanuit haar lokale opdracht kan de VGC in de Brusselse gemeenten ook een lokale partner zijn. Succesfactor is de open timing om in te stappen in subsidies en de aandacht voor procesbegeleiding en voorbereiding van de projecten. Alle types van sportinfrastructuur zijn mogelijk, zodoende kunnen ‘achterblijvers’ gestimuleerd worden om basisinfrastructuur te voorzien en kunnen gemeenten/steden die in het verleden al inspanningen deden, gestimuleerd worden hun sportaccommodaties sportspecifiek of innovatief verder uit te bouwen om in te spelen op specifieke noden van sportclubs. Belangrijk is het helder maken van de meerwaarde van de samenwerking en het vertrekken van effectieve noden en behoeften. Bijzondere aandacht dient er te zijn voor de mogelijkheid tot een laagdrempelig beweeg- en sportaanbod, zodat verscheidene doelgroepen kunnen bereikt worden met een toegankelijker sport- en beweegaanbod. Belangrijke randvoorwaarde is het vastleggen van een minimum investeringsbedrag voor de projecten met de orde van grootte van een sporthal, atletiekpiste, turnhal, zwembad, … (geen kleedkamers bijbouwen of sportlokaaltje) en een fundamenteel minimumbedrag dat elke lokale partner moet bijdragen (bv. minstens 25%). Er dient ook aandacht te zijn voor de samenwerking na de realisatie. De sportinfrastructuren moeten ook steeds toegankelijk zijn voor naschoolse sport en schoolsport. Sportclubs die gebruik maken van de Vlaamse subsidies dienen aangesloten te zijn bij een erkende Vlaamse sportfederatie en afstemming met het infrastructuurbeleid en – expertise van hun sportfederatie is noodzakelijk. In de marge van dit actiepunt kunnen op basis van de evaluaties en de geleerde lessen uit het Vlaams Sportinfrastructuurplan ook eventueel nieuwe initiatieven ontwikkeld worden (bv. omtrent kunstgrasvelden). I.v.m. 83
initiatieven omtrent kunstgrasvelden dient men steeds te vertrekken van effectief aangetoonde noden en het nastreven van effectieve meerwaarde (hogere bespeelbaarheid, samenwerking met sportclubs, …). Actoren: Bloso en departement CJSM als beleidsvoorbereiders, ISB, provincies, Blosoinspectie, … als procesbegeleiders (en eventueel externe ?) Andere actoren als belanghebbenden en/of (praktijk)experten (VSF, betrokken sportfederaties in functie van sportspecifieke expertise en een coherent sportspecifiek infrastructuurbeleid, provincies, …) Timing: 2012: Najaar: Conceptontwikkeling begeleiding en decretaal kader 2013: o 1ste kwartaal: Conceptontwikkeling begeleiding en decretaal kader o Vanaf 2de kwartaal: Aanbod begeleidingen o Najaar: Eventueel indienen eerste subsidiedossiers 2014: o Start subsidies o Permanent proces Budget: Procesbegeleiding: Nog te onderzoeken Subsidie: 30% van sporthal, zwembad, turnhal, atletiekpiste, andere sportspecifieke infrastructuur, … evenwicht tussen vraag en beschikbaar budget te onderzoeken. Heroriëntering van de middelen van het VSIP is een te onderzoeken optie. 3.2 Ontwikkelen van een fonds en het stimuleren van samenwerking tussen bovenlokale partners voor de realisatie van sportinfrastructuur Doel is het efficiënt inzetten van middelen om versnippering te vermijden, naast schaalvergroting en het creëren van een groter draagvlak. Er wordt beoogd infrastructuur te realiseren waar de meerwaarde op lokaal vlak of via een regionale samenwerking (zie actiepunt 3.1) te klein is om te concretiseren, zoals voor sporten met een lagere participatiegraad (bv. klimmen), voor zeer specifieke infrastructuur (bv. ijsbaan) of bovenlokale multifunctionaliteit (opleidingscentra). Via dit fonds kan Vlaanderen participeren in de realisatie van bovenlokale sportinfrastructuur en samenwerking met cofinanciering tussen bovenlokale partners (federaties, provincies, VGC, …) stimuleren. De focus ligt op infrastructuur voor Sport voor Allen, opleidingscentra, … Er wordt hier vertrokken van doelstellingen, plannen en noden vanuit de bovenlokale partners (in actiepunt 3.1 wordt vertrokken van de lokale partners). Men dient uit te gaan van door iedereen erkende behoeftestudies (o.a. provinciale studies bovenlokaal sportinfrastructuurplan). Belangrijk is een 84
open timing om in te stappen. Men dient duidelijk het bovenlokaal belang aan te tonen. Ook het betrekken van de betrokken sportfederaties of OSV’s als bovenlokale actor is belangrijk. Afstemming met doelstellingen op het vlak van topsportinfrastructuur is een aandachtspunt. Actoren: Bloso en departement CJSM als beleidsvoorbereiders en bovenlokale actoren (provincies, Bloso/departement CJSM, VGC, betrokken sportfederaties of OSV’s, …) als operationele partners Timing: 2012 en 2013: Conceptontwikkeling en decretale basis 2014: indiening eerste dossiers Budget: Nog te onderzoeken 3.3 Onderzoeken van methodieken van waarborgsystemen voor sportclubs die zelf sportinfrastructuur willen realiseren Dit leidt tot efficiënter gebruik van middelen: sportclubs die financieel de mogelijkheid hebben, botsen op problemen om infrastructuur te realiseren en worden zo geremd in hun drijvende kracht. Eén daarvan is de (waar)borg. Hefbomen (lokale en/of Vlaamse) om deze borgstelling te garanderen moeten onderzocht worden. Stimuleren van succesvolle systemen en lokale samenwerking is de bedoeling: een waarborgfonds is een systeem dat om bovenstaande reden potentieel heeft, en in het verleden zowel positieve als negatieve gevolgen kende. Er dient een analyse te gebeuren van bestaande waarborgsystemen en een oplijsting van de gemeenten die met dit systeem werken, in functie van een inhoudelijke en procesmatige stimulans voor gemeenten en sportclubs om sportinfrastructuur te realiseren. Een draagvlak van de diverse sportactoren is noodzakelijk. Uiteraard dient er ook ruimte te zijn voor nieuwe sportinfrastructuur. Actoren: VSF, ISB en Bloso/CJSM Timing: 2013: Oplijsten/analyseren 2014: Op basis van analyse stimuleren Budget: 2013: 0 € 2014: Afhankelijk van fase 1 85
3.4 Stimuleren van multifunctionele clustering van infrastructuur (sport, cultuur, jeugd, kinderopvang, …) via goede praktijkvoorbeelden en een studiedag Samenwerking tussen beleidsdomeinen lokaal stimuleren en efficiëntiewinsten genereren en zo meerwaarde creëren door samenwerking (1+1=3). Goede praktijkvoorbeelden in verband met clustering van sportinfrastructuur met andere openbare infrastructuur worden gebundeld in een publicatie of artikelenreeks, eventueel gekoppeld met een studiedag. Een bijzonder accent kan liggen op infrastructuur voor Vlaamse traditionele sporten (kegelen, doelschieten, …) in combinatie met cultuur, bibliotheek, wijkcentra, … Samenwerking met architecten en ontwerpers is een succesfactor, alsook samenwerking met diverse sectoren. Actoren: Steunpunten/Koepelorganisaties andere beleidsdomeinen (K&G, ISB, Locus, VVJ, VVBAD, … ) en VVSG en andere sportactoren als belanghebbenden en een bijzondere rol voor OSV’s bij accent op traditionele sporten Timing: 2013 Budget: 0 € (eventueel cofinanciering vanuit verschillende sectoren) 3.5 Stimuleren van innovatieve samenwerkingsverbanden bij exploitatie van sportinfrastructuur via verspreiding van goede praktijkvoorbeelden Goede praktijkvoorbeelden in verband met samenwerking bij exploitatie van sportinfrastructuur (bv. uitbating van cafetaria (gemeente/club, verschillende clubs,…) worden verzameld en gedeeld. Inzetten van de beschikbare kanalen en middelen van alle sportactoren is een succesfactor. Actoren: ISB en VSF Timing: 2013 Budget: 0 €
86
4. De organisatie van een breed forum met de onderwijssector ten einde de openstelling van meer sportinfrastructuur in scholen te stimuleren en de ‘Brede School-gedachte’ uit te werken Beleidsprioriteiten in de beleidsnota 2009-2014 en de beleidsbrief 2011-2012 Beleidsnota I. De sportparticipatie verhogen zodat meer mensen levenslang sporten VI. Het voeren van een planmatig sportinfrastructuurbeleid Beleidsnota onderwijs “… Verder zal ik proberen een aantal hindernissen in het openstellen van de schoolgebouwen voor andere activiteiten weg te werken (vb. collectieve verzekering van materiaal en vrijwilligers). We onderzoeken hoe we belemmeringen in de regelgeving kunnen wegnemen. Ook in de planning van renovatie of nieuwbouw moet het Brede School-concept systematisch worden meegenomen.” 4.1 Opstarten van een overlegforum sport en onderwijs met als finaliteit een intentieverklaring van de ministers van sport en onderwijs Dit leidt tot wederzijds begrip en kennis van de problematiek en een formele samenwerking op hoog niveau tussen sport en onderwijs. Er wordt een formeel overleg tussen sport en onderwijs (netten en Vlaamse administraties) gerealiseerd in verband met het openstellen van sportinfrastructuur in scholen (bv. zwembaden). Doel is een intentieverklaring van de ministers van sport en onderwijs over openstelling van sportinfrastructuur in scholen. Belangrijk is de aanwezigheid van alle netten. Door open overleg ontstaat er een WIN-WIN-situatie (openstellen sportinfrastructuur in scholen voor burger en sportclubs én gebruik van publieke sportinfrastructuur door scholen). Actoren: Kabinet, Bloso en departement CJSM i.s.m. alle sportactoren en onderwijskoepels Timing: 2012: Najaar:Organisatie Open Overleg Budget: 0 € 4.2 Onderhandelen van de decretale verplichting om gesubsidieerde sportinfrastructuur in scholen open te stellen Doelstelling is het openstellen van gesubsidieerde schoolsportinfrastructuur voor naschools en/of buitenschools gebruik. Bij de conceptfase van nieuwe schoolsportinfrastructuur moet er aandacht zijn voor een ‘open’ 87
sportinfrastructuur en sportspecifieke eisen en voorwaarden. Zodoende is er een efficiënter gebruik van gemeenschapsmiddelen en meer sportinfrastructuur. Dit creëert extra sportruimte voor groeiende sportclubs (wanneer het gaat om extra openstelling van traditionele sportinfrastructuur is dit cruciaal voor deze doelgroep) en voor ‘lichte sportgemeenschappen’ in de buurt. Inzetten op de decretale verplichting dat met Vlaamse middelen gesubsidieerde sportinfrastructuur in scholen verplicht opengesteld moet kunnen worden voor naschools gebruik. Aanpassing van de bouwcriteria of – processen met aandacht voor sporttechnische specificaties, openstelling en betrokkenheid van sportsector is hierbij belangrijk. Het is wenselijk dat er ook een subsidie wordt voorzien (vanuit sport en onderwijs) voor fundamentele aanpassingen van schoolsportinfrastructuur (vloer, sanitair, toegang, …), zodat deze bruikbaar wordt voor sportclubs of ander – niet-schools – sportief gebruik. Betrokkenheid van alle netten is belangrijk (GO!, vrije netten, provinciale scholen, …). Actoren: Kabinetten sport en onderwijs, ISB, VVP, VVSG en onderwijsnetten als beheerder/exploitanten, alle andere sportactoren als belanghebbenden met bijzondere aandacht voor de sportfederaties en VSF met het oog op kwaliteitsbewaking van de sportinfrastructuur en aandacht voor normering Timing: 2013: Te realiseren vanuit actiepunt 4.1 Budget: Decretale basis: 0 € Subsidie voor aanpassingen: gezamenlijke financiering te onderzoeken (budget vanuit huidige subsidie sportvloeren kan een input zijn) 4.3 Bundelen van goede praktijkvoorbeelden inzake openstellen sportinfrastructuur in scholen Via concrete goede voorbeelden concrete hulp en tools bieden is de hoofddoelstelling van deze actie. Zo kan men stimuleren en sensibiliseren. Meer dan 10 jaar geleden was er een Bloso publicatie ‘School open voor de Sport’. De noodzaak hieraan is nog steeds actueel. Een handboek-inspiratiegids met zowel goede praktijkgerichte visies op ‘Brede School’ als technische goede praktijken dient gerealiseerd te worden. De koppeling van de goede praktijken aan checklisten, voorbeelddocumenten, …is een succesfactor.
88
Actoren: Bloso/Departement CJSM als beleidsvoorbereiders, alle sportactoren en onderwijsactoren als belanghebbenden en eventuele operationele partner Timing: 2013 Budget: 50.000 €
89
X. Btw-regelgeving relevant voor de sportsector Er bestaat onduidelijkheid over de btw-plicht in de sportsector. De btw-wetgeving voorziet immers in een aantal btw-vrijstellingen voor niet-commerciële sportclubs. Voor AGB’s (Autonoom Gemeentebedrijf) en APB’s (Autonoom Provinciebedrijf) hangt het winstoogmerk af van hun statuten en hun werkzaamheden en dit heeft dan ook gevolgen voor hun btw-statuut. De niet altijd duidelijke btw-regelgeving is een federale bevoegdheid die ruimer gaat dan sport en bovendien veelal gebaseerd is op Europese richtlijnen. Dit heeft implicaties op het palet van mogelijkheden om de vastgestelde knelpunten weg te werken. Zowel in de beleidsnota Sport 2009-2014 als in de beleidsbrief Sport 2011-2012 is het opvolgen van de btw-problematiek in de sportsector een beleidsprioriteit. Omdat het een federale materie is, is overleg met de federale minister noodzakelijk. De verschillende sportactoren gaven via de visienota aan dat er een aantal btwknelpunten bestaan. Samengevat werd het volgende gesteld: Er is onduidelijkheid i.v.m. het btw-statuut (btw-plichtig of niet btw-plichtig) van sportorganisatoren enerzijds en anderzijds is het niet steeds duidelijk of activiteiten van sportorganisatoren al dan niet vrijgesteld zijn van btw. M.b.t. de specifieke problematiek van extern verzelfstandigde agentschappen (o.a. AGB’s, APB’s) en Publiek Private Samenwerkingsconstructies (PPS-constructies) is er een gebrek aan informatie en deskundigheid. Er is een zware administratieve last voor btw-plichtige sportorganisaties. Het grensbedrag van 5.580 euro is laag t.o.v. de buurlanden. Hierdoor vallen veel sportorganisatoren niet onder de vrijstellingsregeling. Er heerst rechtsonzekerheid door een gebrek aan richtlijnen vanuit de centrale btw-administratie en de interpretatievrijheid van plaatselijke controleurs. Er wordt een herziening van het btw-tarief naar 6% bepleit enerzijds als fiscale stimulans om sportinfrastructuur te renoveren en te bouwen en anderzijds als maatregel ter bevordering van sportparticipatie bij btw-plichtige sportorganisaties. Een overgangstermijn is wenselijk voor sportorganisatoren die btw-plichtig blijken te zijn om zich in orde te stellen tegen een bepaalde datum zonder sancties op te leggen voor het verleden. Er zijn ook een aantal specifieke knelpunten die zouden moeten worden weggewerkt die doorgaans verbonden zijn met de specificiteit van een bepaalde sport. De btw-administratie bepaalt zelf wat sport is, dit heeft gevolgen voor de organisaties die zich kunnen beroepen op de vrijstelling van artikel 44, §2, 3 W. btw. Al de activiteiten die aangeboden worden door erkende Vlaamse sportfederaties en hun aangesloten sportclubs, zouden door de btw-administratie
90
als diensten die onder de vrijstelling van artikel 44, §2, 3° W. btw vallen, moeten worden beschouwd.
Concrete actiepunten De Vlaamse minister van Sport koos als enige beleidsprioriteit voor het thema btw: Overleg plegen met de federale minister van Financiën om een passende oplossing te vinden voor de belangrijkste knelpunten m.b.t. btw en sport bij sportclubs en gemeentelijke en provinciale sportdiensten. Ter uitwerking van deze beleidsprioriteit werd een agenda opgesteld met de punten die op dat overleg kunnen besproken worden.
1. Aanspreekpunt btw in de sportsector Er is nood aan bijkomende informatie en deskundigheid op het vlak van btw en sport. Veel sportorganisaties gingen er ten onrechte van uit niet btw-plichtig te zijn of vrijgesteld te zijn van btw. Ondertussen zijn er al heel wat sportclubs begeleid via het Dynamo Project3. Wat het btw-statuut betreft is de btw-regelgeving duidelijk en kan er voldoende informatie gegeven worden aan sportclubs. Bovendien zijn er ook in samenwerking met het BOIC infosessies georganiseerd door de Federale Overheidsdienst Financiën, waardoor heel wat sportfederaties en sportclubs niet meer onwetend zijn. Voor gemeenten is er eveneens nood aan informatie en deskundigheid. Er is behoefte aan btw-deskundigen met specifieke expertise in de lokale sportsector die praktijk- en oplossingsgerichte dienstverlening kunnen geven. Deze nood aan informatie blijkt des te meer uit het feit dat de ervaring leert dat het contactcenter van de FOD financiën op dit ogenblik geen specifiek advies kan verlenen. Er wordt door de sportactoren een aanspreekpunt bij de btw-administratie gevraagd waar de sportsector terecht kan voor informatie en adviesverlening op maat, zowel in de betekenis van gerichte informatie als in de betekenis van begrijpbare taal.
2. Grensbedrag van 5.580 euro verhogen Sportorganisaties waarvan de btw-plichtige jaaromzet niet hoger is dan 5.580 euro (exclusief btw) kunnen onder de vrijstellingsregel vallen. Maar de meeste sportorganisaties (met bv. vaste cafetaria) hebben een hogere btw-plichtige omzet waardoor ze gehouden zijn een btw-administratie te voeren. Een hoger grensbedrag zou hiervoor een oplossing bieden. De grensbedragen van de buurlanden zouden als richtbedrag kunnen gelden (Duitsland 17.500 euro, het Verenigd Koninkrijk 64.000 pond, Nederland 68.067 euro, Ierland 70.000 euro, Frankrijk 76.300 euro ). 3
Het verenigingsondersteuningsproject Dynamo Project is één van de proeftuinen die opgenomen zijn in het decreet van 18 januari 2008 houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport, en is gericht op managementondersteuning van vrijwillige sportclubbestuurders.
91
De sportactoren stellen voor om het grensbedrag naar minimum 30.000 euro te verhogen.4
3. Rechtsonzekerheid 3.1 Vrijstellingen 3.1.1 Aan sport doen Een bijkomend knelpunt ontstaat doordat de btw-administratie zelf bepaalt wat sport is, m.a.w. welke organisaties zich kunnen beroepen op de vrijstelling van artikel 44, §2, 3 W. btw.5 Minister Reynders antwoordde op een recente mondelinge parlementaire vraag van 13 juli 2011 dat een hondenclub geen diensten verricht inzake sport in de zin van artikel 44, § 2, 3°, noch onderwijsprestaties zoals bedoeld in artikel 44, § 2, 4°, van het btw-Wetboek omdat de training en opleiding van de honden primeert t.o.v. de fysieke inspanningen van de begeleider. Al de activiteiten die aangeboden worden door erkende Vlaamse sportfederaties en hun aangesloten sportclubs, zouden door de btw-administratie als diensten die onder de vrijstelling van artikel 44, §2, 3° W. btw vallen, moeten worden beschouwd indien aan de andere voorwaarden van dat artikel is voldaan.6 Van zodra dus deze activiteit wordt aangeboden, ook door een club die niet aangesloten is bij een erkende sportfederatie, kan men van de vrijstellingsregeling genieten. 3.1.2 Nauw samenhangen met de beoefening van sport Het Hof van Justitie heeft op 3 maart 2005 beslist dat onder de "verhuur van parkeerruimte voor voertuigen" ook de verhuur van ligplaatsen voor "boten" wordt verstaan. Bijgevolg is deze onroerende verhuur ook aan btw onderworpen. In een arrest van 24 mei 2011 gaf het Hof van Beroep van Gent de fiscus gelijk door te stellen dat ligplaatsen voor vaartuigen te beschouwen zijn als "stalling" of "parkeerruimte". Het louter ter beschikking stellen van een ligplaats is geen dienst die nauw samenhangt met de beoefening van de sport of met lichamelijke opvoeding en valt dus niet onder de vrijstelling.
4
Omdat de grens van 5.580 euro ook gehanteerd wordt voor kleine ondernemingen heeft een mogelijke aanpassing ook verregaande gevolgen buiten de sportsector. 5 Art. 44, §2, 3° W.btw: Van de belasting zijn eveneens vrijgesteld: De diensten verstrekt door exploitanten van sportinrichtingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding aan personen die er aan lichamelijke ontwikkeling of aan sport doen, wanneer die exploitanten en inrichtingen instellingen zijn die geen winstoogmerk hebben en zij de ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheden uitsluitend gebruiken tot dekking van de kosten ervan; 6 Indien de sportorganisatoren geen winstoogmerk hebben en de ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheden uitsluitend gebruiken tot dekking van de kosten ervan.
92
De sportactoren betreuren het dat de verhuur van ligplaatsen, winterberging voor zeilboten , –schepen en de verhuur van opbergruimten voor surfplanken en de verhuur van paardenstallen7 niet vrijgesteld zijn van btw omdat deze diensten wel degelijk nauw verbonden zijn met de beoefening van sport en essentieel zijn voor de beoefening van de sport. 3.1.3 Vrijstelling voor occasionele activiteiten In heel wat gevallen organiseren sportclubs bijkomende activiteiten voor het verkrijgen van financiële of geldelijke steun (bv. jaarlijkse barbecue, jaarlijkse spaghettiavond, …). Artikel 44 §2,12° W. btw omvat een vrijstelling voor ‘occasionele activiteiten ter spijzing van de kas’. Maar in de praktijk bestaat er veel onduidelijkheid of dergelijke activiteiten daadwerkelijk onder de vrijstelling van artikel 44, §2, 12° W. btw vallen Dit artikel leidt tot heel wat onduidelijkheid, door de grote interpretatieruimte die de btw-administratie hier heeft. In het antwoord op een vraag die de VSF in het kader van het Dynamo Project aan de btw-administratie stelde, werd verdere toelichting over de draagwijdte van dit artikel gegeven. Er wordt immers bepaald dat evenementen die bestaan uit handelingen die het doel zelf van de instelling zijn, uitgesloten zijn van de vrijstelling. Het moet steeds gaan om uitzonderlijke opbrengsten. Deze verduidelijking geeft al een preciezer beeld van de toepassing van artikel 44 §2,12° W. btw, maar bijkomende toelichting, eventueel gebruikmakend van de mogelijkheid om een KB uit te vaardigen (ter voorkoming van de concurrentieverstoring) of door een circulaire, kunnen nog meer duidelijkheid scheppen. Waar momenteel dus naar de feitelijke situatie gekeken wordt, en er aldus weinig eenvormigheid en veel onzekerheid is, lijkt het ons nuttig om de voorwaarden via KB of via een circulaire te verduidelijken om rechtszekerheid te creëren. 3.1.4 Diversiteit aan interpretaties Het Dynamo Project merkt, door het contact met de Vlaamse sportclubs, vaak regionale verschillen op. In sommige regio’s interpreteert men de wetgeving zeer streng, in andere regio’s wordt de wetgeving zeer soepel (of zelfs niet) toegepast. Om een eenvormige en correcte dienstverlening te kunnen bieden, is het noodzakelijk dat er een harmonisering komt, waardoor de grote lokale verschillen weggewerkt kunnen worden. Een club laat zich nu immers soms leiden door ervaringen van een bevriende club uit een andere regio, om zich al dan niet in regel te stellen i.v.m. btw. Indien de lokale btw-administratie dan toch een andere beslissing neemt, ontstaat er uiteraard onbegrip bij de club.
7
Het ter beschikking stellen van hokken voor paarden kan wel als onroerende verhuur worden vrijgesteld van btw indien de eigenaar van het paard exclusief toegang heeft tot het gehuurde hok.
93
De btw-controleurs hanteren eveneens een verschillende interpretatie bij controle van lokale besturen. De sportactoren vragen dat de centrale btw-administratie duidelijke en eenvormige instructies uitvaardigt aan hun lokale btw-controleurs zodat vrije interpretatie zoveel mogelijk beperkt worden en elke controleur de wetgeving op dezelfde manier toepast. Als één algemene regel niet haalbaar is, is er nog altijd de mogelijkheid van informatieverschaffing en adviesverlening op maat van de sportactoren. 3.2 Extern verzelfstandigde agentschappen en PPS-constructies De gemeente wordt voor btw-toepassingen als één geheel, één belastingplichtige beschouwd. De toepassing van de regelgeving is immers afhankelijk van de keuze van het financieel beleid en van de organisatievorm van de gemeente of de organisatie. Vanuit de sportsector is er vraag naar een globaal standpunt m.b.t. btw-recuperatie bij AGB’s. Lokale controleurs hebben op dit ogenblik hierover een eigen zienswijze. Het winstoogmerk, en dus ook het recht op aftrek van een AGB, zou niet mogen worden betwist wanneer dit uitdrukkelijk in de statuten vermeld wordt en zou als algemene regel moeten gelden. Een soortgelijke vraag geldt voor de recuperatie bij PPS (publiek private samenwerking). Afhankelijk van de soort constructie (werkingssubsidie, prijssubsidie) die toegepast wordt, dient er telkens individueel een btw-ruling afgesproken te worden. Ondersteuning en expertise voor de onderhandeling met de btwadministratie is dus noodzakelijk. Enkel voor de DBMF(O)-projecten die subsidies van de Vlaamse overheid ontvangen (cfr. Het Vlaams Sportinfrastructuurplan) werd tot nu toe een algemene ruling afgesproken. Maar opvolging, evaluatie en ondersteuning van de lokale besturen en de projecten bij de implementatie van deze afspraken blijven nodig.
4. Zware administratieve last verminderen 4.1 Btw-formaliteiten niet-vrijgestelde sportorganisaties Als een sportorganisatie niet onder de vrijstellingsregeling valt en dus btw-plichtig is, moet een btw-nummer worden aangevraagd, een btw-boekhouding worden gevoerd, een maandelijkse of driemaandelijkse aangifte worden gedaan en een jaarlijkse btw-listing worden opgemaakt. Deze verplichtingen zijn een zware administratieve last, te meer omdat sportorganisaties veelal werken met vrijwilligers die geen kennis hebben van deze specifieke materie. De sportactoren vragen of er kan onderzocht worden op welke manier de administratieve last zo veel mogelijk kan beperkt worden. 4.2 Btw-formaliteiten vrijgestelde sportorganisaties Ook verenigingen vrijgesteld volgens artikel 56§2 W. btw (kleine ondernemers, waaronder ook heel wat sportclubs vallen) moeten om volledig in orde te zijn met de 94
btw-formaliteiten toch nog een aantal administratieve formaliteiten naleven. Zo moeten zij het formulier 604A indienen om een bijzonder btw-nummer aan te vragen, hoewel er geen btw-boekhouding gevoerd moet worden en er ook geen btw in aftrek genomen kan worden. Daarnaast moeten deze verenigingen ook jaarlijks een klantenlisting indienen voor 31 maart. Heel veel sportverenigingen bevinden zich in een schemerzone en hebben deze formaliteiten (nog) niet nageleefd. Het naleven van deze formaliteiten is een extra administratieve last voor de vrijwillige sportclubbestuurders, en bovendien is er geen enkele meerwaarde aan verbonden voor de sportclub. De sportactoren vragen of deze administratieve lasten (aanvraag btw-nummer, klantenlisting) bijgevolg afgeschaft kunnen worden voor deze vrijgestelde sportorganisaties. 4.3 Roerende verhuur Vanuit praktisch oogpunt (facturatie) is de combinatie van het verhuur van onroerende goederen (zalen, …) met inbegrip van roerende goederen (sportmateriaal, geluidsinstallatie) een administratieve last. Onroerende verhuur is immers vrijgesteld van btw en op roerende verhuur geldt een btw-tarief van 21%, wat een ingewikkelde facturatie met zich meebrengt. De btw op de roerende goederen is – in de sportsector – vaak minimaal. Het ‘btwverlies’ zou indien deze wijziging doorgevoerd wordt, bijgevolg ook minimaal zijn. Voor de verhuurders valt er daarentegen wel een enorme administratieve last weg. Een vrijstelling voor het ter beschikking stellen van een zaal kan een oplossing zijn. De verhuur van ruimtes door niet-commerciële organisaties uit de sportsector zou als geheel van btw moeten worden vrijgesteld, dus ook de huur van de roerende goederen die in het onroerend goed aanwezig zijn, tenzij de verhurende organisatie btw-plichtig is door andere btw-plichtige activiteiten.
5. Herziening van het btw-tarief bepleiten Voor investeringen in sportinfrastructuur wordt het standaard btw-tarief van 21% gehanteerd. Voor veel sportclubs en lokale besturen die vrijgesteld zijn van btw is dit vaak financieel een (te) hoge drempel. Privépersonen betalen onder bepaalde voorwaarden slechts het verlaagde btw-tarief van 6 % voor renovatiewerken aan hun woning. Dit verlaagd btw- tarief zou ook verruimd moeten worden tot renovatiewerken aan sportinfrastructuur eigendom van de private en openbare sector. Wie in de sportsector btw-plichtig is moet op het activiteitenaanbod en de dienstverlening in de sportsector 21% btw aanrekenen. Voor sportparticipatie kan dit een remmende factor zijn. 95
De sportsector pleit voor een herziening van het btw-tarief naar 6% enerzijds als een belangrijke fiscale stimulans om meer te investeren in sportinfrastructuur en om bestaande sportinfrastructuur te renoveren of aan te passen, anderzijds als maatregel ter bevordering van de sportparticipatie bij btw-plichtige sportorganisaties.8
6. Een overgangstermijn voorzien Bij controle dient de sportorganisatie die btw-plichtig is of niet vrijgesteld blijkt te zijn, de btw-aangifte van de voorbije 3 jaar te regulariseren. Financieel is dit voor veel sportorganisatoren onmogelijk. De btw-administratie zou na een controle waarbij blijkt dat de btw-reglementering niet correct werd toegepast, door sportorganisaties die ter goeder trouw handelden, kunnen voorzien in een algemene overgangstermijn om zich tegen een bepaalde, haalbare termijn in orde te stellen zonder sancties.
8
Deze suggestie i.v.m. het herzien van het btw-tarief wordt enkel gedaan vanuit het oogpunt van administratieve vereenvoudiging, financieel hoeft de bestaande regeling immers niet per se een nadeel te zijn. 96