Achtergrondrapport integrale visie duurzame drijfmestverwaarding Visie van LTO Nederland
Achtergrondrapport integrale visie duurzame drijfmestverwaarding Visie van LTO Nederland Augustus 2011 Projectnummer: 11.445 Uitgevoerd door:
In opdracht van:
S.J.W. Peeters M.C.J. Horstink A.T.M. Schlatmann Tel.: 030 – 6911844 Fax.: 030 – 6911765
T. van Korven Milieu & duurzame energie Tel.: 073 – 2173000 Fax.: 073 – 2173001
Met ondersteuning van:
M. Timmerman WUR Livestock Research
A. Moerkerken Team DEN B
© EnergyMatters Princenhofpark 15 +18 Postbus 197 3970 AD Driebergen e-mail:
[email protected] www.energymatters.nl
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 4
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................. 7 1
2
3
4
5
Inleiding ........................................................................................................................ 8 1.1
Aanleiding ....................................................................................................... 8
1.2
Aanpak ........................................................................................................... 9
Huidige drijfmestverwerking .................................................................................... 10 2.1
Algemeen ..................................................................................................... 10
2.2
Direct aanwenden......................................................................................... 10
2.3
Covergisting .................................................................................................. 10
2.4
Knelpunten ................................................................................................... 11
Nieuwe routes voor drijfmestverwaarding .............................................................. 14 3.1
Algemeen ..................................................................................................... 14
3.2
Routes drijfmestverwaarding ........................................................................ 15
3.3
Scheiden ....................................................................................................... 16
3.4
Drogen en korrelen ....................................................................................... 17
3.5
Pasteuriseren en steriliseren ........................................................................ 18
3.6
Monovergisting ............................................................................................. 18
3.7
Ultrafiltratie en omgekeerde osmose............................................................ 18
3.8
Precipitatie .................................................................................................... 19
3.9
Mestraffinage ................................................................................................ 20
3.10
Beoordeling nieuwe routes ........................................................................... 21
3.11
Kennis- en ervaringsleemtes ........................................................................ 24
Sluiten van ketens ..................................................................................................... 25 4.1
Gangbare mineralenstroom .......................................................................... 25
4.2
Mineralenstroom met covergisting ............................................................... 26
4.3
Mineralenstroom met 100% mestvergisting o.b.v. dikke fractie ................... 27
4.4
Mineralenstroom met mestraffinage ............................................................. 28
4.5
Mineralenstroom met productie veevoer o.b.v. algen en kroos ................... 29
Duurzame energieproductie ..................................................................................... 30 5.1
Duurzame productie van elektriciteit en warmte op bedrijfsniveau .............. 30
5.2 niveau
Duurzame productie van elektriciteit, warmte of groen gas op regionaal ...................................................................................................................... 31
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 5
6
7
8
Een beter klimaat met de landbouwsector .............................................................. 32 6.1
CO2-uitstoot en reductie i.r.t. schaalgrootte ................................................. 32
6.2
CO2-uitstoot en reductie op bedrijfsniveau .................................................. 32
6.3
CO2-uitstoot en reductie op regionaal niveau .............................................. 34
Economie van nieuwe drijfmestverwaarding .......................................................... 36 7.1
Kosten en schaalgrootte ............................................................................... 36
7.2
Energieproductie op bedrijfsniveau .............................................................. 36
7.3
Energieproductie en mest drogen op regionaal niveau................................ 37
Conclusies & Aanbevelingen ................................................................................... 39
Bronvermelding .................................................................................................................... 41 Appendix I.
Verslagen werktafels............................................................................ 42
Appendix II.
Beschikbaarheid coproducten ........................................................... 61
Appendix III.
Voorziene mest- en digestaatbe- en verwerkingsroutes ............... 62
Appendix IV.
Definities & uitgangspunten routes ................................................. 63
Appendix V.
Kengetallen zoals gebruikt in de berekeningen ................................ 3
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 6
VOORWOORD Dit rapport vormt het achtergrondrapport bij het rapport “Integrale visie duurzame drijfmestverwaarding” dat door Energy Matters is opgesteld. De achtergronden en mogelijkheden van drijfmestbe- en verwerkingsmethoden worden weergegeven, de huidige en de meest optimale verwerkingsroutes worden uitgewerkt in milieu- en economische prestatie en de duurzame energieproductie is berekend. De verschillende routes zijn kwalitatief met verschillende werktafels besproken waarmee de relevante aspecten zijn doorgenomen. De bevindingen en conclusies zijn de input geweest voor de visie die in het visierapport is opgenomen. Aan de uitwerking van de visie heeft een Begeleidingscommissie meegewerkt die bestaat uit de volgende personen: Michel Berkelmans (Ministerie van EL&I) Mathieu Dumont (AgentschapNL) Sijas Akkerman (Stichting Natuur & Milieu) Kees van Heesbeen (ZLTO) Joos van Hees (ZLTO) Ton van Korven (ZLTO) Het opstellen van dit achtergrondrapport en ontwikkelen van de visie is met grote inbreng van belanghebbenden met een verschillende achtergrond in vijf werktafels (zie ook Appendix I). Dit betreft de volgende werktafels: Landbouwondernemers Ketenpartijen Overheid en beleid NGO’s Beleidsspecialisten van LTO Nederland Op basis van alle inbreng zijn de verschillende verwaardingsroutes uitgewerkt met alle consequenties voor ecologie, economie en samenleving. We willen alle leden van de begeleidingscommissie en de werktafels nadrukkelijk bedanken voor hun betrokkenheid en inbreng. Met deze inbreng is dit achtergrondrapport en de visie geworden zoals die nu voorligt.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 7
1 1.1
INLEIDING Aanleiding
Als het gaat om het verwaarden van drijfmest dan gaat het vooral om de verwaarding van mineralen en het benutten van de organische stof voor de land- en tuinbouw of indirect door er groene energie van te maken. Met beide toepassingen treden op dit moment knelpunten op. Het belangrijkste knelpunt voor het direct toepassen van drijfmest voor bemesting is dat de verhouding stikstof en fosfaat meestal niet aansluit op de behoefte van de bodem en het gewas. Ook de effectiviteit van de mineralen, dat wil zeggen de benutting voor plantgroei, is beperkt waardoor uitspoeling dreigt van mineralen naar grond- en oppervlaktewater. Daarnaast bestaat in Nederland een overschot aan fosfaat dat op dit moment vooral opgelost wordt door export. Aan de vorm waarin dit fosfaat wordt geleverd worden ook steeds hogere eisen gesteld. Ook de benutting van drijfmest voor de productie van groene energie door middel van vergisting loopt tegen knelpunten op. Het huidige concept van vergisting, waarbij drijfmest met coproducten wordt vergist (covergisting), leunt voor de productie van biogas per volume-eenheid zwaar op de coproducten. Maar coproducten zijn in Nederland relatief schaars ten opzichte van de hoeveelheid (drijf)mest. Daarnaast zijn er ook partijen buiten de landbouw die deze reststromen zelf overhouden vanuit hun productie en deze willen vergisten. Veelal hebben deze partijen dan een betere business case dan de landbouwsector. Het gevolg is dat de coproducten niet beschikbaar zijn of in prijs stijgen. Het toevoegen van nieuwe coproducten op de positieve lijst zal dat probleem slechts tijdelijk verlichten. Covergisting is daardoor sterk afhankelijk van subsidie en, op dit moment zelfs met subsidie onrendabel. Daarnaast leidt het gebruik van coproducten tot een groter aanbod van mineralen in het digestaat. En ook deze extra mineralen vallen onder de gebruiksnorm van dierlijke mest. Voor de akkerbouw geldt dat de toediening van meststoffen voor de langere termijn op een duurzame manier moet worden ingevuld. Toenemende mineralenschaarste en het energiegebruik bij kunstmestproductie waardoor kunstmestprijzen stijgen, de behoefte aan organische stof en het voorkomen van overdosering van mineralen zijn belangrijke aandachtspunten. Bij een andere en duurzamere benutting van drijfmest als meststof is primair de vraag aan de orde wat de behoefte is van de akkerbouw. Door het afstemmen en aanpassen van meststoffen uit de veeteelt op de behoefte van de akkerbouw en het op de juiste wijze toepassen daarvan zullen deze mineraalconcentraten mogelijke overbemesting en de toepassing van kunstmest kunnen verminderen. Verder kan, door de algehele CO2-voetafdruk van de productie van zuivel en vlees te verkleinen, het imago van de landbouwsector verder verbeterd worden. Het is zowel voor de sector als voor het behalen van landelijke reductiedoelstellingen van belang dat hier verbetering in wordt bereikt. Vermindering van broeikasgassen en andere emissies uit drijfmest en de productie van groene energie kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Drijfmest en mestbe- en verwerking blijkt voor al deze thema’s een hoofdrol te spelen. Daarom is er behoefte aan een visie over de juiste manier van drijfmestverwaarding voor de langere termijn waarin al deze elementen terugkomen en waarin een duurzame verwaarding centraal met een goede business case over de hele keten staat. In dit rapport worden de achtergronden gegeven die ten grondslag liggen aan de visie voor duurzame drijfmestverwaarding.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 8
1.2
Aanpak
In de aanpak om tot een visie te komen zijn alle betrokken partijen, met uitzondering van burgers, betrokken. Bovendien is er een stuurgroep samengesteld met een vertegenwoordiging vanuit het ministerie van EL&I en het AgentschapNL, de NGO’s en de sector zelf (zie figuur 1). Voor de verschillende deelgroepen zijn via werktafels ervaringen, inzichten en visie’s uitgewisseld. Tenslotte is met beleidsspecialisten van de sector de visie samengesteld. In onderstaand schema wordt dit proces weergegeven.
Figuur 1: Processchema werktafels en stuurgroep Verslagen van de bijeenkomsten van de werktafels zijn opgenomen in Appendix I. Ook is er op deelaspecten nog direct contact geweest met diverse deelnemers aan de werkgroepen. Op basis van deze inbreng en inbreng van WUR Livestock Research zijn door Energy Matters de verschillende verwaardingsroutes uitgewerkt met alle consequenties voor ecologie, economie en samenleving. Samen met de beleidsspecialisten van LTO Nederland is dit uitgemond in de uiteindelijke visie. In de ontwikkeling van de visie hebben we ons beperkt tot de verwaarding van runder- en varkensdrijfmest. Dit vormt veruit de grootste hoeveelheid mest van de landbouwsector en de problematiek van mest spitst zich ook toe op deze categorie. We beperken de visie ook tot drijfmestverwaarding. Dat wil zeggen dat we niet alle oplossingsrichtingen voor het oplossen van knelpunten als het mineralenoverschot en vermesting meenemen en afwegen. Er wordt door de sector ook aan andere oplossingen gewerkt zoals vermindering van mineralen en verlaging van emissies door middel van het voerspoor. Dit valt buiten beschouwing van deze visie maar vormt wel onderdeel van het bredere duurzaamheidsbeleid van de sector.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 9
2
HUIDIGE DRIJFMESTVERWERKING
2.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt het direct aanwenden (uitrijden) van drijfmest en digestaat afkomstig van covergisting beschreven. Tevens worden de knelpunten zoals die zijn aangereikt door de leden van de verschillende werktafels weergegeven.
2.2
Direct aanwenden
Het gaat hier om het direct kunnen aanwenden c.q. plaatsen van dierlijke drijfmest en vaste mest op gras of bouwgrond dat ligt op klei- veen, zand of lössgrond. Wet- en regelgeving bepaalt hierin op welke grond welke hoeveelheden dierlijke mest- en of digestaat, stikstof en fosfaat per hectare men mag aanwenden en welke uitrijdperioden geldend zijn. Rundveehouders zijn, in tegenstelling tot varkenshouders, in het algemeen nog grondgebonden. Maar ook hier geldt dat rundveehouders in veel gevallen niet al hun mest meer kunnen plaatsen. Drijfmest en digestaat Voor veel rundveebedrijven geldt, in tegenstelling tot varkenshouders, dat zij haar drijfmest en/of digestaat voor een deel nog kan plaatsen. Echter door de N/P-verhouding wordt door het direct aanwenden de plaatsingsruimte suboptimaal benut. Het resterende deel wordt dan veelal ingevuld met kunstmest.
2.3
Covergisting
Vergisting is een biologisch proces waarbij onder anaerobe omstandigheden organische stof door micro-organismen wordt omgezet in biogas. Het biogas bestaat voornamelijk uit methaan (CH 4) en koolstofdioxide (CO2). Het biogas wordt gebruikt voor energieproductie doeleinden: elektriciteit, warmte, voertuigbrandstof of aardgasvervanger.
N
P
K
Biogas (CH4, CO2)
150
150
150
Mest Covergisten
Digestaat
Coproducten
Bij covergisting wordt mest samen met andere energierijke organische reststromen en/of energiegewassen vergist in dezelfde installatie. Onder de huidige wetgeving worden de mineralen uit de coproducten in het digestaat beschouwd als zijnde dierlijke mineralen en vallen daarmee onder de gebruiksnorm dierlijke mest (zie bovenstaand processchema met daarbij de indicatieve verdeling van mineralen over de verschillende fractie heen). Doordat de mineralen in de coproducten na vergisting wettelijk gezien worden als dierlijke mest neemt de hoeveelheid mineralen toe als gevolg van het covergisten (vandaar de toename van 100 tot 150).
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 10
2.4
Knelpunten
In de komende paragrafen worden een aantal knelpunten belicht die grootschalige toepassing van drijfmest- en digestaatbe- en verwerking en de daaruit voortkomende producten gebruik in de weg staan. Afzetmarkt mestproduct Door de stikstof- en fosfaatgehalten in drijfmest en digestaat wordt bij direct aanwenden snel het mineralen-plafond bereikt. Deze verhouding kan geoptimaliseerd worden door mest- en digestaatbe- en verwerking. Voor het mestproduct dient naast een aanbodmarkt tevens een afzetmarkt aanwezig te zijn. Tot op heden is het met name een aanbodgerichte insteek. Men zou bij de akkerbouwer te raden moeten gaan waaraan het mestproduct moet voldoen, waar hij behoefte aan heeft, om vervolgens tot een maatmestproduct te komen. Daarnaast moet bij gebruikers, de akkerbouwers de voordelen ten opzichte van kunstmestgebruik bekend zijn. Dit laatste hangt samen met onbekendheid van de werking van nieuwe mestproducten en dat deze producten nog gezien worden als mest waardoor de wettelijke verplichtingen voor mestverwerking blijven gelden. Akkerbouwer vs consument Naast de traditionele afzetmarkt van mest binnen de akkerbouw kan ook gedacht worden aan alternatieven. Zo maakt de consument, de particulier met tuin, graag gebruik van hoogwaardig gedroogde en gekorrelde fosfaatrijke dierlijke mest. Zij verkrijgt deze mest o.a. via de bekende verkoopkanalen als tuincentra. Fosforindustrie SNB, de grootste zuiveringsslibverbrander in Moerdijk, ICL-Fertilizer te Amsterdam, de grootste fosfor kunstmest-industrie en Thermphos te Vlissingen, de grootste elementair fosfor producent in West-Europa hebben interesse getoond om bewerkte dikke fractie dierlijke mest als mogelijkegrondstof te willen gebruiken. De vaste fractie kan namelijk verwerkt worden tot (1) droge organische meststof, (2) minerale P-meststof, (3) elementair fosfor voor de food en non-food industrie en (4) biochar als bodemverbeteraar.
Coproducten voor energieproductie De beschikbare coproducten in Nederland zijn, uitgaande dat een groot deel van alle beschikbare mest via covergisting verwerkt wordt, ruimschoots niet toerijkend (zie Appendix II). Dit betekend dat bij een verdere toename van covergisters in Nederland en daarbuiten de beschikbaarheid van coproducten en daarmee de rentabiliteit van covergisters verder onder druk komt te staan. Daarnaast zorgt de toevoer van coproducten voor extra mineralen en de afvoer van digestaat tot meer voertuigbewegingen.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 11
Figuur 2: Milieuthema vermesting Mestoverschot Bodemvruchtbaarheid is voorwaarde voor duurzame akkerbouw. Het mestproduct dient daarbij afgestemd te zijn op de behoefte van het gewas en bodem. Een juiste NPK-verhouding, sporenelementen en organische stofgehalte is daarbij van groot belang (zie figuur 2). Onder en overbemesting moet derhalve vermeden worden en de inzet van dierlijke mest geoptimaliseerd worden zodat met minder kunstmest uitkan. Kunstmestgebruik verdringt namelijk de toepassing van dierlijke mest c.q. kunstmestvervangers. Het kunstmestgebruik in Nederland was in 2009 (CBS) voor fosfaat 26 miljoen kilogram en voor stikstof 229 miljoen kilogram. De dierlijke mestproductie in Nederland leverde in 2009 (CBS) 175 miljoen kilogram fosfaat op en 425 miljoen kilogram stikstof. Het is echter de fosfaatrijke fractie die moeilijk te plaatsen is en als problematisch wordt betiteld (zie hieronder). Fosfaatproductie uit dierlijke mest in 2009 Plaatsbaar op gras in Nederland Plaatsbaar op bouwland in Nederland Niet-plaatsbaar in Nederland
175 [x miljoen kilogram] -72 -54 50
Kunstmestproductie Het gebruik van kunstmest heeft vele voordelen. Er kleven echter ook nadelen aan. Naast het feit dat de kunstmestprijs in het afgelopen jaar verdubbeld is wordt in Nederland jaarlijks circa 3,5 miljard kuub aardgas gebruikt voor de productie van kunstmest. Dit komt overeen met circa 25% van het industrieel aardgasgebruik en circa 7,5% van het totale aardgasgebruik in Nederland. Naast het gebruik van primaire energie levert de productie en aanwending ook CO2 uitstoot. In Nederland wordt door Yara Sluiskil, DSM Geleen en Rosier Nederland Sas van Gent nitraathoudende kunstmest geproduceerd uit stikstofgas en waterstof uit aardgas. ICLFE Amsterdam en Rosier Nederland Sas van Gent produceren fosfaathoudende kunstmest uit fosfaathoudende ertsen. De kaliumhoudende meststoffen worden verkregen door het zuiveren en/of bewerken van steenzouten.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 12
Doordat de fosfaatgebruiksnormen vanuit milieuoverwegingen zijn aangescherpt is de mestplaatsingscapaciteit binnen de land- en tuinbouw nog verder beperkt zodat de druk op de mestmarkt blijft. Uit de analyse van Wageningen UR ‘Mest van bedreiging naar kans, uitkomsten Mestinnovaties in een notendop’, komt echter naar voren dat het technisch in principe mogelijk is om op korte termijn een substantieel aandeel van het jaarlijkse fosfaatoverschot met 10-15 miljoen kg fosfaat te verkleinen (20 miljoen kg fosfaat in 2010 en 60 miljoen kg fosfaat in 2015). In diezelfde studie stelt de WUR dat voor de lange termijn, mits de juiste stappen worden genomen, er potentieel geen fosfaatoverschot meer hoeft te zijn. LTO heeft daarom een mestvisie ontwikkeld waarbij zij willen inzetten op de volgende sporen: 1. Veevoerspoor (runderen/varkens, bijvoorbeeld van 4,6 naar 3,1 kilo fosfaat per gemiddeld aanwezig vleesvarken) en mest plaatsingsruimte efficiënt benutten 2. Mestverwaarding Regionale rendabele energieproductie middels vergisten Be- en verwerking & mogelijk mestraffinage Grondverbeteraar & kunstmestvervanger 3. Export Op deze wijze zou o.a. via het voerspoor in 2013 tot 155 miljoen kilogram fosfaat gereduceerd kunnen worden (zie hieronder). Fosfaatproductie uit dierlijke mest in 2015 Plaatsingsruimte in Nederland Be- en verwerking en export Niet-plaatsbaar
155 -125 30 0
Desalniettemin dient volgens de studie verder ingezet te worden op bioraffinage, energie uit mest, mestscheiding, kunstmestvervangers, fosfaatterugwinning en export. Mestafzet vs mestbe- en verwerking Het mestoverschot zet niet alleen het milieu onder druk maar ook de portemonnee van de agrarische sector. De mestafzetkosten binnen een mestoverschotgebied liggen tussen de 10 en 25 €/ton, inclusief transportkosten. Mestafzet kost de veehouderij circa 300 € miljoen per jaar. Hoge kosten voor mestafzet i.r.t. gebrek aan plaatsingsruimte stimuleert mest- en digestaatbe- en verwerking. Echter de hoge aanloopkosten van initiatieven in het verleden om mest- en digestaat te be- en verwerken weerhield veehouders te participeren. Het zogenaamde kip- en ei dilemma. Naast de organisatorische factoren spelen volgende aspecten mee; (stabiliteit) markt afzetprijzen en kosten product, exploitatiekosten (met name energie) en locatiekeuze i.r.t. logistiek en vergunningen. Anderzijds, als er veel mest- en digestaat be- en verwerkingscapaciteit bijgebouwd wordt zal de afzetprijs c.q. gate fee zakken en daarmee de rentabiliteit van dit soort projecten verder onder druk zetten. Promest Na het faillissement van Promest, medio jaren negentig zijn er weinig grote mestverwerkingfaciliteiten gebouwd om het mestoverschot terug te dringen. Promest was een grootschalig collectief gefinancierde mestverwerkingsfabriek in Helmond. Promest ging echter failliet omdat de mestafzetkosten gedaald waren en veehouders geen leveringsplicht hadden. De mest werd vervolgens elders goedkoper afgezet. Nederland heeft daarna vooral geïnvesteerd in maatregelen om het overschot te beperken: minder mineralen in het voer, minder Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445 Pagina 13 dieren, minder kunstmest.
3
NIEUWE ROUTES VOOR DRIJFMESTVERWAARDING
3.1
Algemeen
Door mest- en digestaatbe- en verwerking kan het mestaanbod en daarmee de druk op de mest- en digestaatmarkt verminderd worden. Dit kan door de eindproducten uit mest- en digestaatbe- en verwerkingsystemen op de volgende vier ‘afzetmarkten’ af te zetten (Melse et al, 2004): 1. 2. 3. 4.
Export; Kunstmestvervanging; Afzet op markten buiten de landbouw; Verhoging van de afzet binnen de landbouw.
Nederland kent verschillende mest- en digestaat be- en verwerkings initiatieven. In 2010 zijn door de WUR 128 initiatieven in kaart gebracht waarbij de totale vergunde mestbe- en verwerkingscapaciteit op 3,4 miljoen ton ligt (bron: Praktijkinitiatieven Mestverwerking, Livestock research, WUR, mei 2010). In deze studie is gekeken naar de locatie, status, capaciteit, mestsoorten, verwerkingstechnieken, eindproducten, afzetmarkten en belemmering bij be- en verwerking van mest.
Ruwe mest
(Co)vergisting
Coproducten
Digestaat
Drogen
Pasteuriseren
Scheiden
Dikke fractie
Dunne fractie
Drogen
Beluchting
Korrelen
Filtratie
Composteren
Indampen
Verbranden
Precipitatie
Strippen
Figuur 3: Overzicht en samenhang tussen bewezen mest- en digestaat verwerkingstechnieken (bron: WUR, september 2010).
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 14
Mestverwerkinginstallaties bestaan meestal uit een combinatie van verschillende technieken. Naar analogie van Lemmens et al. (2007) wordt in figuur 3 een overzicht gegeven van bewezen technieken en de samenhang tussen deze technieken. In volgende paragrafen worden verschillende mest- en digestaatverwerkingroutes geïllustreerd aan de hand van processchema’s met daarbij de indicatieve verdeling van mineralen over de verschillende fractie heen. De mestsoort en –samenstelling hebben namelijk een grote invloed op de rendementen van de verschillende verwerkingsstappen. Ook het gebruik van toevoegmiddelen bepaalt welke rendementen gehaald kunnen worden.
3.2
Routes drijfmestverwaarding
De volgende mestverwaardingsroutes worden als perspectiefrijk gezien door de verschillende werkgroepen, zie figuur 4 en 5.
Figuur 4: voorziene mest- en digestaatverwaardingsroutes, met- en zonder energieproductie
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 15
Figuur 5: voorziene mest- en digestaatverwaardingsroutes, boerderij- en regionale schaal
3.3
Scheiden
Bij het scheiden van drijfmest wordt een dikke en een dunne fractie geproduceerd, waarbij de zware, grotere deeltjes in de dikke fractie terecht komen en de kleine deeltjes in de dunne fractie. De dikke fractie heeft relatief hoge drogestof- en fosfaatgehalten en is veelal stapelbaar (niet verpompbare mest), terwijl de dunne fractie vloeibaar is. Bij het scheiden kunnen toevoegmiddelen worden gebruikt om een betere scheiding te verkrijgen. Toegepaste technieken zijn o.a.: centrifuge, flotatie, trommelscheider, vijzelpers, zeefbandpers en bezinken. Het scheidingsrendement van de verschillende typen mestscheiders kan sterk verschillen en is daarnaast afhankelijk van de kwaliteit en de soort ingaande mest (varkens- zeugen-, of rundveemest), digestaat en additieven zoals polymeer en ijzerchloride. Er zijn ook systemen die in de stal toegepast worden om de urine en vaste mest direct gescheiden van elkaar op te vangen en af te voeren.
75 30
15
Dikke fractie N
P
K
85
70 25
Drijfmest
Scheiden
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Dunne fractie
Pagina 16
Melkveeproefbedrijf De Marke te Hengelo “De stikstof- en fosfaatbehoefte is per perceel afhankelijk van de voorvrucht, het gewastype en de fosfaattoestand. Maar zonder kunstmest kunnen we met alleen rundveedrijfmest niet aan elke perceelsbehoefte voldoen. Op De Marke scheiden we daarom het digestaat (uit de mestvergister) in een dunne en dikke fractie. Hierdoor ontstaan twee mestsoorten met een verschillende N/P verhouding. Bovendien beschikken we daarnaast ook nog over de niet gescheiden digestaat. We hebben dus drie soorten dierlijke mest waarmee we beter op perceelsniveau kunnen bemesten.” Kempfarm Bij varkensbedrijf Kempfarm uit Leunen in Limburg wordt een nieuwe stal gebouwd waarbij de mest via lopende banden wordt afgevoerd, waarmee er direct een scheiding plaatsvindt tussen dikke en dunne fractie. Bedoeling is dat de dunne fractie wordt verwerkt tot mineralenconcentraat.
3.4
Drogen en korrelen
Bij drogen wordt het water verwijderd via thermische methoden waarbij als eindproduct een droge fractie ontstaat met een drogestofgehalte van circa 60-90% drogestof. Bij drogen kan onderscheid worden gemaakt tussen systemen die gebruikmaken van warme ventilatielucht uit stallen en systemen die gebruik maken van een andere warmtebron. Er zijn ook systemen waarbij drijfmest indirect kan worden ingedroogd, waarbij de drijfmest wordt opgemengd met een deel van de droge mest en vervolgens de droger ingaat. Uit droge mest kan een mestkorrel worden gemaakt via korrelen, waarbij soms ook nutriënten worden toegevoegd om tot een gewenste samenstelling te komen. Het korrelen gebeurt vooral door gespecialiseerde bedrijven.
85
70 25
Dunne fractie N
P
5
NH3
Condensaat
K
75 25
Drijfmest
Scheiden
Dikke fractie
Drogen
15
Droge mest
Restwarmte Drogen van de dikke fractie vereist externe warmte, veelal opgewekt middels kostbare fossiele brandstoffen. De kosten voor het drogen worden echter flink gereduceerd wanneer gebruik gemaakt wordt van restwarmte afkomstig van een warmtekrachtcentrale en/of industrieel proces.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 17
3.5
Pasteuriseren en steriliseren
Pasteuriseren en steriliseren van mest, ook wel hygiëniseren genoemd, heeft als doel om de mest exportwaardig te maken. De EG-verordening 1069/2009 geeft voorschriften waaronder dierlijke mest kan worden geëxporteerd naar andere landen. Bij pasteuriseren wordt de mest gedurende o minimaal 1 uur tot minimaal 70 C verhit. Bij steriliseren wordt de mest verhit gedurende minimaal O 20 minuten tot minimaal 133 C bij een druk van minimaal 3 bar. De dikke fosfaatrijke fractie wordt veelal middels aandgasverbranding verhit. Wanneer restwarmte gebruikt zou worden zou dit milieutechnische en economische voordelen geven. N
P
K
100
100
100
Pasteuriseren Drijfmest
Export mest Steraliseren
3.6
Monovergisting
Bij monovergisting wordt maar één product toegepast om te vergisten. Bij monovergisten denkt men vaak aan het vergisten van 100% drijfmest. In dit geval gaat het om het vergisten van dikke fractie dierlijke mest, voortgekomen na het scheiden van drijfmest in een dikke en dunne fractie. Het voordeel van het vergisten van dikke fractie is dat het droge stof gehalte tussen de 28 en 35% ds hoger ligt ten opzichte van drijfmest (5-8% ds) en daarmee voor een hogere biogasopbrengst zorgt. Door middel van voorbehandeling van de mest kan de biogasproductie uit mest verder worden verhoogt. Let wel om dikke fractie, stapelbare mest te kunnen vergisten/ verpompen dient de dikke fractie eerst opgemengd te worden met een deel van het vrijkomende digestaat. Dikke fractie vergisten Veel covergisters in Nederland nemen naast drijfmest en coproducten tevens dikke fractie in. Naast een hoger droge stofgehalte geeft dikke fractie ten opzichte van drijfmest meer biogas en ontvangt de innemer meer inkomsten per ton drijfmest.
3.7
Ultrafiltratie en omgekeerde osmose
Bij filtratie wordt de dunne mestfractie verwerkt m.b.v. membraanfiltratietechnieken zoals micro- en ultrafiltratie en omgekeerde osmose. Hierbij wordt de mestfractie door een membraan gestuurd waarbij de grotere deeltjes door het membraan worden tegengehouden en in het concentraat terechtkomen. Het eindproduct is een stikstof-kalium concentraat. Dit levert wel een extra stikstofafzet op maar geen extra fosfaatafzet. Deze techniek levert tevens loosbaar water op. Daarnaast wordt de techniek momenteel commercieel toegepast.
75 30
15
10
Dikke fractie N
P
20
55 15
55 5
Concentraat
Concentraat
Ultrafiltratie
Omgekeerde osmose
K 5
Drijfmest
Scheiden
Dunne fractie
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
15
Permeaat
Pagina 18
Kumac Kumac is een mestverwerkingsbedrijf van Loonbedrijf Kuunders en de Deurnese Mineralenafzetcoöperatie (Demac). Minimaal 10 leden van Demac leveren hun mest aan Kumac. Kumac scheidt de mest middels een zeefbandpers en omgekeerde osmose, waarbij een deel afzetbaar wordt als kunstmest-vervanger en een deel loosbaar water. Het vloeibare stikstof kali concentraat wordt onder de naam Fertraat via Mestac verspreid. Ook heeft Kumac een machine ontwikkeld om deze kunstmest-vervanger aan te wenden. Tevens levert het bedrijf een fosfaatrijke organische fractie onderde naam Fertex. Houbraken Mestdistributeur Houbraken uit Bergeijk scheidt de mest in een dikke en dunne fractie, waarna de dunne fractie via omgekeerde osmose wordt verwerkt tot een mineralenconcentraat en loosbaar water. Houbraken is het eerste particuliere bedrijf binnen de pilot kunstmestvervangers dat mest van derden verwerkt.
3.8
Precipitatie
Bij precipiteren worden opgeloste stoffen zoals ammonium en fosfaat uit de dunne fractie van mest neergeslagen d.m.v. het toevoegen van een reagens dat een onoplosbare verbinding vormt met de af te scheiden stof. Bij precipitatie van fosfaat wordt een ijzerverbinding (bijv. FeCl3) toegevoegd waarbij een neerslag van ijzerfosfaat (FePO 4) ontstaat. De precipitatie van ammonium kan gebeuren onder de vorm van struviet (MgNH4PO4.6H2O). Op deze manier wordt ca. 90% van de opgeloste P uit de dunne fractie verwijderd. Er ontstaat een mengsel van struviet en ander anorganisch en organisch materiaal (MAP-slib) dat verder gezuiverd dient te worden. Daarbij is magnesiumchloride als reagens ten opzichte van magnesiumoxide kostprijstechnisch interessant om fosfaat uit (drijf)mest te winnen (bron: Mest als waardevolle grondstof, J. Sanders et al, 2010). Daarnaast is struviet een effectieve bron van nutriënten en heeft als voordeel dat het door de lage oplosbaarheid in water kan fungeren als “slow-release” meststof. Naast het feit dat voor struviet als kunstmestvervanger nieuwe EUontheffing moet worden aangevraagd dient tevens een afzetmarkt gecreëerd te worden.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 19
RWZI’s Fosfaat kan ook verwijdert worden uit dunne fracties middels biologische defosfatering in combinatie met de biologische behandeling van mest en middels chemische precipitatie/kristallisatie als calcium-, ijzer- of magnesiumfosfaat. Met laatst genoemde technieken is vooral binnen de reiniging van huishoudelijk afvalwater in RWZI’s ervaring opgedaan. Stichting Mestverwerking Gelderland Op de Veluwe en de Gelderse Vallei vindt bij Mestverwerking Gelderland in Ede de verwerking en bewerking van mest van ca. 500 kalverhouders plaats met actief slib. Een proces dat zijn oorsprong kent uit de zuiveringswereld. Er zijn ca. 550 kalverhouders aangesloten bij deze stichting. Bruikbare eindproducten zijn water dat op de riolering wordt geloosd, een droge grondstof voor mestkorrels en mest die weer wordt afgezet in de landbouw of gedeeltelijk verder wordt verwerkt.
3.9
Mestraffinage
Hierbij is de AgriMoDEM, geplaatst bij maatschap Hilhorst in het Drentse Noord-Sleen, als referentiekader gebruikt. Deze techniek draait momenteel op pilotschaal maar wordt nog niet commercieel ingezet. Het proces scheidt middels 4 compacte reactoren op fysisch- en (bio)chemische wijze de rundveedrijfmest in de volgende producten: 1. Vloeibare PSN-meststof 2. Vloeibare NK-meststof 3. Biogas (ca. 90% methaan) 4. CO2 5. Compost (van dierlijke afkomst) 6. Zand Egchel Paprikateler Pieter Wijnen, varkenshouder Marcel van de Elsen en nertsenfokker Joep van Schaick plaatsen in het landbouwontwikkelingsgebied (LOG) in Egchel de tweede AgriMoDEM van Nederland. Middels pijpleidingen wordt de mest naar de Agri Modem geleidt. Het biogas dat eruit wordt gewonnen dient niet alleen voor de verwarming van de kassen van Wijnen, maar wordt ook gebruikt voor de nieuwe wijk van 150 woningen. Veelbelovende innovatie Er wordt momenteel hard gewerkt aan een nieuwe generatie verwerkingstechnologie voor waterige biomassastromen als drijfmest. Het proces heet superkritische watervergassing en is simpel o gezegd een reactor waarbij op hoge druk van ca. 300 bar en een temperatuur van 450-700 C de drijfmest wordt vergast. Middels deze technologie zouden de aanwezige mineralen uit de stroom kunnen worden gewonnen tegen een zeer hoog omzettingspercentage van de aanwezige koolwaterstoffen. Zonder dat de mest ontwaterd hoeft te worden (85% watergehalte). In vergelijking met vergisting is deze techniek mogelijk veel energie-efficiënter vanwege de hoge omzettingsgraad van biomassa en veel compacter. De eerste testen zijn gerealiseerd en hebben het proof-of-principle aangetoond. De volgende stap is om een grootschalige opstelling te bouwen en economische haalbaarheid aan te tonen en deze nieuwe techniek voor de verwerking van mest in de praktijk te beproeven.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 20
3.10 Beoordeling nieuwe routes High tech vs low tech mest Drijfmest en/of digestaat wordt gekenmerkt als een low tech mest waarbij digestaat wel voor snellere grasgroei zorgt dan drijfmest. Daarnaast worden kunstmestvervangers, verkregen door drijfmest te scheiden met zeefband- of vijzelpers en omgekeerde osmose, fosfaatstruviet middels precipitatie en middels mestraffinage, als high tech mest betiteld. Wel dient bij gebruik binnen de akkerbouw voor alle high tech meststoffen c.q. kunstmestvervangers EU-ontheffing aangevraagd te worden en een afzetmarkt gecreëerd te worden. De insteek is tot nu toe echter ‘market push’ en zou naar meer ‘market pull’ moeten verschuiven. Verder wordt de dikke fosfaatrijke organische fractie gezien als probleem. Ook de dikke fractie is geschikt om exportwaardig te maken. Echter binnen de Nederlandse akkerbouw is juist (fosfaatarme) organische fractie nodig om duurzame akkerbouw te garanderen. Dikke fractie behandelen als vaste mest; jaarrond op bouwland uitrijden op kleigrond is geregeld. Wat betreft zandgrond wordt dit in 2012 met EC opgenomen. Dit zorgt ervoor dat na het ploegen niet nog eens over het land gereden hoeft te worden. Men voorziet daarnaast milieutechnische- en economische voordelen wanneer kunstmestvervangers het kunstmestgebruik kunnen terugdringen. Monovergisting vs covergisting Monovergisting wordt, indien economisch rendabel binnen het verwaarden van mest, in tegenstelling tot covergisting wel als een onderdeel van een kansrijke mestverwaardingsroute gezien. Echter, vergisten behoeft noodzakelijkerwijs geen onderdeel uit te maken van mestverwaarding. Zo wordt covergisting, door het gebruik van coproducten, direct in relatie gebracht met de productie van extra mineralen en de food-for-fuel-discussie en zodoende niet gezien als mogelijke route om het mineralenoverschot terug te dringen. Men zou moeten streven naar de cascade Food, Feed, Fiber en tot slot Fuel. Kortweg het biobased economy gedachtengoed. Men ziet liever dat laagwaardige reststromen als bermmaaisel in de covergister terecht komt dan hoogwaardige energiemaïs dat speciaal daarvoor geteeld moet worden. Bij 100% mestvergisting op lokale schaal denkt men aan het vergisten van drijfmest waarbij de relatief geringe hoeveelheid geproduceerde biogas op bedrijfsniveau wordt ingezet. Op regionale schaal voorziet men dat het vergisten van de dikke fractie (aangelengd met digestaat en/of drijfmest) door schaalvergroting rendabel kan zijn. De financiële stakeholders zijn echter terughoudend als het gaat om de rentabiliteit van vergisters. Mircovergisters worden momenteel al door een aantal lagere overheden gezien als een agrarische activiteit waardoor met een melding volstaat. Voor wat betreft covergisting, dit hangt vooralsnog af van de definitie in het bestemmingsplan. Mestraffinage De commerciële toepassing van mestraffinage, waarbij drijfmest ontleed wordt in meerdere vermarktbare producten, voorziet men als lange termijn oplossing (3 tot 5 jaar). Het voordeel dat verbonden wordt met de AgriMoDEM is dat ongescheiden drijfmest in gedifferentieerde kunstmestvervangers (vloeibare PSN- en NK-meststoffen) geproduceerd worden. Deze kunstmestvervangers zouden daarbij, mits goedgekeurd door de overheid, het kunstmestgebruik op termijn kunnen terugdringen. Over de AgriMoDEM is aanvullende informatie ingewonnen (bron: Eddie ter Braack). De eindproducten, vloeibare PSN- en NK-meststoffen kunnen op eigen bedrijf als meststof worden aangewend omdat deze door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) zijn erkend. Naast de kunstmestvervangers,
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 21
vloeibare PSN- en NK-meststoffen wordt fosfaatarme organische fractie geproduceerd, compost van dierlijke afkomst. Daarnaast zou via omgekeerde osmose de kunstmestvervangers verder opgeconcentreerd en zuiver (loosbaar)water geproduceerd kunnen worden. Het bij het vergisten vrijkomende CO2 zou eventueel geleverd kunnen worden aan een lokale glastuinder. De fosfaatarme compost (van dierlijke afkomst) zou binnen de akkerbouw een welkome grondverbeteraar zijn en of toegepast kunnen worden als strooisel. Door de productie van meerdere vermarktbare producten sluit mestraffinage aan op het gedachtegoed van de Biobased Economy. Omdat gebruik wordt gemaakt van gesloten stalvloeren in combinatie met een mestschuif en dagverse mest wordt de uitstoot van schadelijke emissies als methaan en amoniak maximaal gereduceerd en de biogasopbrengst gemaximeerd. Daarnaast is de AgriMoDEM niet afhankelijk van (kostbare) coproducten en is de verblijftijd van de gangbare 40 dagen teruggebracht naar 1 à 2 dagen. Wel vergt het systeem voldoende opslagcapaciteit voor de geproduceerde stoffen (vloeibare PSN- en NK-meststof). De opslagcapciteit dient daarbij overeen te komen met ca. 70% van de totale drijfmest input. De vergister zelf heeft, net als de MicroFerm en Piccolo een compacte omvang. De AgriMoDEM is, met een input van 5.000 kuub rundveedrijfmest, te vergelijken met een grote zeecontainer en legt een kleiner beslag op het bouwblok. De investering ligt ten opzichte van een gangbare covergister derhalve een stuk lager en een milieuvergunning en bouwvergunning (WABO) zou vanwege de omvang eenvoudiger te verkrijgen zijn. Een bestaande mestkelder behoeft echter aanpassing. Bestaande roostervloeren moeten worden vervangen en een mestschuif aangebracht. Omdat drijfmest ingezet wordt ligt de biogasopbrengst met 20 a 25 kuub biogas per ton drijfmest ten opzichte van monovergisten van dikke fractie en, zeker ten opzichte van covergisten, laag. De geringe biogasopbrengst wordt enigszins gecompenseerd met het hoger methaangehalte van ca. 93% tegenover ca. 58% bij mono- of covergisten. Groen gas productie en invoeding op het aardgasnet vergt, door de geringe schaalgrootte c.q. biogasproductie, relatief gezien een vergelijkbare investering ten opzichte van monovergisting maar een relatief hogere investering ten opzichte van covergisting. Of de vele toegeschreven voordelen en eindproducten van de AgriMoDEM ook daadwerkelijk haalbare kaart en/of wenselijk zijn moet aan de hand van onafhankelijke monitoring en onderzoek nog aangetoond worden. Direct aanwenden Direct uitrijden c.q. aanwenden van drijfmest en/of digestaat wordt weliswaar gezien als goedkoopste optie voor diegene die plaatsingsruimte heeft maar niet gezien als optimale invulling van de plaatsingsruimte. Indien het mogelijk is om de kringloop op bedrijfsniveau te sluiten is dit uiteraard de beste oplossing. Composteren Naast het feit dat bij het composteren van de dikke fractie emissies vrijkomen wordt het compost, gezien de dierlijke afkomst, niet aangemerkt als compost. Pasteuriseren/ steriliseren Ofwel hygiëniseren of exportwaardig maken wordt gezien als een korte termijn oplossing en is interessant wanneer de mest tevens een positieve markwaarde heeft. Deze optie is, gezien het energieen transportgebruik, met de grensregio’s naar Duitsland, Zeeland, Flevoland en Groningen daargelaten, niet interessant voor drijfmest maar wel voor gedroogde-gekorrelde mest en/of digestaat.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 22
Strippen Het strippen van ammoniak wordt gekenmerkt als een complexe en kostbare route. Wel is het een mogelijkheid om de stikstof in geconcentreerde vorm af te scheiden en te recyclen als kunstmest(vervanger). Beluchten Beluchten, nitrificeren en denitrifiseren zoals gebruikelijk binnen de waterzuiveringsindustrie is gezien de emissies en het verliezen van nitraten in milieutechnisch opzicht geen wenselijke route. In België is het overigens de meest toegepaste manier van verwerking van drijfmest. Zeefbandpers vs vijzelpers Er is veel goede ervaring met de zeefbandpers (lokaal/ regionaal niveau) en vijzelpers (bedrijfsniveau) om drijfmest te scheiden in dikke en dunne fractie. Deze typen scheiders verschillen sterk in prestatie maar men ziet deze techniek als een volwaardig onderdeel van de route om mest te verwaarden. Omgekeerde osmose Bezinken en omgekeerde osmose wordt, binnen concentratiegebieden met hoge mestafzetkosten, gezien als rendabele manier om tegelijkertijd loosbaar water te produceren en mineralenconcentraat te winnen. Indampen Indampen van de dunne fractie is een complexe techniek en wordt niet als rendabel beschouwd, zeker niet bij gebruik van primaire energie. Er zou dus veel restwarmte, lees goedkope warmte, beschikbaar moeten zijn om dit als interessant onderdeel op te nemen binnen de mestverwaardingsroute. Drogen-korrelen Drogen-korrelen en eventueel hygiëniseren van dikke fractie is economisch en milieutechnisch een rendabele optie mits restwarmte wordt ingezet en het product een positieve marktwaarde bij export heeft. Dit onderdeel wordt als cruciaal beschouwd om van de fosfaatrijke dikke fractie af te komen. Precipitatie Precipitatie wordt, vanwege het gebruik binnen de rioowaterzuiveringsinstallaties, gezien als mogelijk interessante optie. Wel dient de MAP-slib-zuiveringstechniek kosteneffectief te zijn en een afzetmarkt gevonden te worden voor hetstruviet. Verbranden Verbranden of vergassen van (ingedikte en/of stapelbare) mest, zoals gebeurt bij de kippenmestverbrandingsinstallatie van BMC in Moerdijk, wordt door de meeste als ongewenste oplossing gezien. Mineralen gaan deels en de organische fractie gaat geheel verloren. Vanuit een ketengedachte en het sluiten van kringlopen is dit onwenselijk. Wel zou Slibverwerking Noord-Brabant eventueel fosfaat kunnen terugwinnen uit de as.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 23
Algen en kroos Algen en eendenkroos is een route om eiwit te produceren en mineralen terug te winnen. Deze route wordt echter gezien als lange termijn ontwikkeling gezien de kweek op dunne fractie van mest of digestaat momenteel weinig perspectiefvol lijkt. Het oogsten van algen is op dit moment nog te energie c.q. kostenintensief. Het oogsten van eendenkroos is minder kostenintensief dan bij het oogsten van algen echter eendenkroos moet zich nog commercieel bewijzen in Nederland.
3.11 Kennis- en ervaringsleemtes Het kennisniveau en ervaring bij operators en managers van (co)vergisters is lager bij met name coöperaties. Een minder goede bedrijfsvoering leidt tot slechtere rentabiliteit van (co)vergisters. Covergisting Ruim 130 vergisters in Nederland produceren stroom voor ca. 200.000 huishoudens. Van de 130 staan er ca. 90 op agrarische bedrijven. De huidige covergisters zijn volgens Rabobank Nederland echter onvoldoende rendabel. Succes- en faalfactoren zijn: Sterk operationeel management dat zowel technisch en financieel inzicht als probleemoplossend vermogen heeft Gebruik van bewezen (minder complexe) technologie Stabiliteit van het menu/biologisch proces i.r.t. de verkrijgbaarheid en prijs van coproducten en afzet van digestaat (Bron: Benchmark (co-)vergisting 2009, Rabobank, november 2010)
Verder ontbreekt er kennis en ervaring bij akkerbouwers en leveranciers met betrekking tot mest- en digestaatbe- en verwerking maar vooral over het aanwenden en de werkingsgraad van kunstmestvervangers en/of concentraten. Het is daarom waarschijnlijk dat de akkerbouwer kunstmest gebruikt dat gegarandeerde resultaten oplevert. De vele pilots moeten hier antwoord op geven; het effect, oogstresultaten, uitspoeling, geschikte grondsoort, tijdstip jaar en aanwendtechniek van de geproduceerde producten. Kunstmest vs kunstmestvervangers De productie van nitraatrijke kunstmest doet een flink beroep op fossiele brandstoffen en daaraan gekoppelde CO2-emissies en emitteert na aanwenden, in tegenstelling tot ureumhoudende kunstmestvervangers, meer lachgas na aanwenden. Wanneer kunstmestvervangers een significant deel van het kunstmestgebruik terugdringt geeft dit een flinke reductie van het mestoverschot, het primair energiegebruik en CO2-emissie. De acceptatiegraad van meststoffen van dierlijke afkomst in de akkerbouw ligt echter rond de 50%, dit zou voor een optimale afzet moeten toenemen naar circa 85%. De vraag naar en prijs van organische en anorganische meststoffen stijgt zowel nationaal als mondiaal. Stijgende energie-, voedsel- en meststofprijzen zullen de acceptatie en vraag naar dierlijke meststoffen mogelijk doen toenemen. Wanneer de toepasbaarheid, prijs en resultaat gewasopbrengst beter bekend zijn zou dit een positief effect hebben op de acceptatie.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 24
4 4.1
SLUITEN VAN KETENS Gangbare mineralenstroom
In de loop der tijd is de landbouweconomie gegroeid van een meer circulaire kringloop land-voervee-mest naar meer lineaire activiteiten waarmee reststromen minder efficiënt benut en/of teruggewonnen worden (bron: Mestbewerking en -verwerking: meer waarde uit mest, Verdoes et al, 2008). De huidige wijze van het gebruik van mest is in onderstaande figuur 6 afgebeeld. Mineralen die via het voer door de dieren worden omgezet komen terecht in vlees en zuivel alsmede de mest. Deze mest wordt in het geval van boerderijen met eigen land, vooral bij rundvee, geheel of gedeeltelijk teruggebracht op het (gras)land. De overige hoeveelheid mest wordt op akkerbouwland afgezet en een klein gedeelte wordt geëxporteerd, veelal in gedroogde vorm en nadat hygiëniseren heeft plaatsgevonden.
Figuur 6: Gangbare mineralenstroom
Als de Nederlandse landbouw als een systeem wordt beschouwd, dan is duidelijk dat er mineralen het systeem binnenkomen via de import van veevoer, bijvoorbeeld soja, en de toevoer van kunstmest op akkerbouw- en grasland. In bovenstaande figuur is dat op gesimplificeerde manier weergegeven. Het gedeelte aan mineralen dat het systeem via vlees, zuivel en brood verlaat is beperkt. Dit betekend dat er een export van mineralen moet plaatsvinden om de toevoer te compenseren.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 25
4.2
Mineralenstroom met covergisting
Figuur 7: Mineralenstroom met covergisting In bovenstaande figuur 7 is de situatie weergegeven met covergisting op de huidige wijze. De coproducten leiden tot extra mestproductie in de keten waardoor het overschot binnen het systeem toeneemt. De digestaat hoeveelheid is groter dan de mesthoeveelheid en wordt weer teruggebracht op grasland en bouwland. Echter de export zal moeten toenemen om de mineralenbalans van het systeem kloppend te houden. Een gedeelte van de organische stof van de mest en de coproducten wordt in biogas (groen gas) en/of duurzame elektriciteit en warmte omgezet. Door de toevoeging van coproducten, welke gemiddeld een iets hogere C/N-verhouding hebben dan drijfmest, zal de koolstofhoeveelheid van het digestaat ongeveer gelijk of zelfs iets hoger komen te liggen.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 26
4.3
Mineralenstroom met 100% mestvergisting o.b.v. dikke fractie
In onderstaande figuur 8 wordt de situatie met 100% mestvergisting en moderne scheidingstechnieken gesimplificeerd weergegeven. Een stikstofconcentraat uit de stikstofrijke dunne fractie uit de mest wordt voor een belangrijk deel teruggebracht op het grasland dat daar ook de meeste behoefte aan heeft. Het fosfaatrijke digestaat wordt vooral op akkerbouwland toegepast. Omdat er geen coproducten worden toegepast en omdat er door de meer specifieke toepassing van mineralen minder kunstmest wordt toegepast zal de benodigde export van digestaat/mineralen ook minder zijn dan in de vorige figuur. Fosfaatrijke fractie zou indien voldoende gehygiëniseerd in het geval van een overschot geëxporteerd kunnen worden.
Figuur 8: Mineralenstroom met 100% mestvergisting o.b.v. dikke fractie Voor het sluiten van de mineralenbalans is het vergisten van de dikke fractie van de mest niet strikt noodzakelijk. Dit betekent dat er met de mineralen tevens meer organische stof op het land wordt teruggebracht. Voor akkerbouw is dit over het algemeen positief. Indien wel wordt vergist kan een eventueel tekort aan organische stof opgevangen worden door koolstoftoevoer vanuit andere bronnen zoals bijvoorbeeld met compost.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 27
4.4
Mineralenstroom met mestraffinage
Onderstaande figuur 9 geeft eenzelfde situatie aan van vergisting zonder mest maar met een verdergaande vorm van scheiding. Deze situatie wordt ook wel mestraffinage genoemd. In deze vorm worden de mineralen in nog hogere mate opgeconcentreerd tot volwaardige kunstmestvervangers. Deze situatie zal leiden tot een maximale vervanging van kunstmest door mineralenconcentraten. Het overschot aan mineralen zal daardoor maximaal verminderen. Uiteraard wordt de waarde van de mineralenconcentraten in deze situatie bepaald door de (vervangings-) waarde van de kunstmest.
Figuur 9: Mineralenstroom met mestraffinage
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 28
4.5
Mineralenstroom met productie veevoer o.b.v. algen en kroos
Tenslotte zou een laatste stap in het sluiten van de ketens kunnen zijn om de import van veevoer geheel of gedeeltelijk te vervangen door voedingsstoffen die op Nederlandse bodem zijn geproduceerd. Hiertoe zouden dan mineralenconcentraten uit de mest gebruikt kunnen worden. Producten waaraan gedacht kan worden zijn algen of kroos of daaruit afgeleide producten. Er zijn ontwikkelingen en initiatieven op dit terrein maar er wordt niet verwacht dat dit binnen 5 jaar op grote schaal zal plaatsvinden.
Figuur 10: Mineralenstroom met productie veevoer o.b.v. algen en kroos
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 29
5
DUURZAME ENERGIEPRODUCTIE
De verschillende routes, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, worden met elkaar vergeleken door te kijken naar de potentiële duurzame energieproductie die de verwaardingsroutes met zich meebrengen. Ook wordt een onderscheidt gemaakt tussen het verwerken op bedrijfsniveau en regionaal niveau, om zodoende mogelijke schaalvoordelen in kaart te brengen.
5.1
Duurzame productie van elektriciteit en warmte op bedrijfsniveau
In onderstaande tabel 1 en 2 is energieproductie op bedrijfsniveau als volwaardig onderdeel van de mestverwaardingsroute opgenomen. Uitgegaan is van de potentiële biogasproductie van een melkveehouder met 140 runderen, ofwel 2.800 ton runderdrijfmest per jaar. Deze hoeveelheid drijfmest 3 levert circa 70.000m biogas op in een vergistingsinstallatie. Om eenzelfde hoeveelheid biogas te produceren is een varkenshouderij van 2.800 vleesvarkens of 930 zeugen benodigd. Zie verder de uitgangspunten in Appendix III, IV en V. Onder ‘covergisting’ wordt drijfmestvergisting met 50% hoogwaardige coproducten als energiemaïs verstaan. Dit in tegenstelling tot ‘covergisting laagwaardige reststromen’, waarbij drijfmest met pure (toegestane) afvalproducten wordt vergist. Kenmerkend is dat de prijs van hoogwaardige en laagwaardige coproducten een logische relatie hebben met het percentage droge stof gehalte en potentiële biogasopbrengst. ‘Mestvergisting’ gaat uit van monomestvergisting van drijfmest met behulp van de MicroFerm-vergister van HoSt en/of het Piccolo systeem. ‘Mestraffinage’ gaat tevens uit van monomestvergisting van drijfmest en berust op het AgriMoDEM-systeem dat op de markt wordt gebracht door GET (Green Energy Technologies).
MESTVERWAARDING OP BEDRIJFSNIVEAU Boerderijgrootte:
140 runderen
CASES:
Uitrijden
Mestaanbod Comateriaal behoefte Biogas productie Concentraat/kunstmest Digestaat/mest aanbod CO2-besparing (groene el.)
ton/jaar ton/jaar ton/jaar ton/jaar ton/jaar ton/jaar
2.800 0 0 0 2.800 0
CoCovergisting Mestvergisting Laagw. Restpr. vergisting 2.800 2.800 725 0 4.876 40
2.800 2.800 644 0 4.956 741
2.800 0 81 0 2.720 331
Mestraffinage 2.800 0 48 2.269 482 787
Tabel 1: Aan- en afvoer verschillende producten in ton per jaar op bedrijfsniveau In bovenstaande tabel is duidelijk te zien dat coproducten een significante bijdrage leveren aan de productie van biogas. En, uitgaande, dat op bedrijfsniveau voorlopig nog alleen met mestraffinage hoogwaardige kunstmestvervangers geproduceerd kunnen worden.
MESTVERWAARDING OP BEDRIJFSNIVEAU Boerderijgrootte:
140 runderen
CASES: Gemiddeld vermogen WKK kWe Jaarlijkse elektriciteitsproductie WKK kWh/jaar MJ/jaar Jaarlijkse warmteproductie WKK MJ/jaar m3 a.e./jaar
Uitrijden 0 0 0 0 0
CoCovergisting Mestvergisting Laagw. Restpr. vergisting 179 1.435.000 5.166.000 6.390.000 202.000
159 1.276.000 4.593.600 5.680.000 179.000
20 159.000 572.400 710.000 22.000
Mestraffinage 24 167.000 601.200 745.000 24.000
Tabel 2: Energieproductie op bedrijfsniveau als onderdeel van mestverwaarding
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 30
Tabel 2 laat zien dat met ‘covergisting’ jaarlijks circa een factor negen meer groene stroom en warmte geproduceerd wordt ten opzichte van ‘mestvergisting’. Let wel, met de toevoeging van coproducten dient circa twee maal zoveel digestaat afgevoerd te worden ten opzichte van monomestvergisting.
5.2
Duurzame productie van elektriciteit, warmte of groen gas op regionaal niveau
In onderstaande tabel 3 en 4 is voor de zelfde concepten als in paragraaf 5.1 de energieproductie op regionale schaal als volwaardig onderdeel van de mestverwaardingsroute opgenomen. Uitgegaan is van een covergister met maximaal vermogen van 5 MW elektrisch. Dit komt overeen met 4.000 runderen, ofwel 80.000 ton drijfmest per jaar, of 80.000 vleesvarkens of 26.660 zeugen en daarnaast 80.000 ton coproducten. Daarnaast is gerekend met subsidies VAMIL, EIA en SDE+, fase 2 (exclusief vergoeding voor warmte). Zie verder de uitgangspunten in Appendix III, IV en V. In de tabel is de optie ‘vergisting na voorscheiden’ een extra optie die alleen op regionale schaal van toepassing is. Het gaat om het regionaal monovergisten van dikke fractie afkomstig van locale drijfmestscheiding middels zeefbandpers. ‘Mestraffinage’ berust hier tevens op de AgriMoDEM echter in opgeschaalde vorm. Met de optie innemen/drogen wordt bedoeld de mest te scheiden in dik/dun, dun op te werken tot een stikstofconcentraat en dik te drogen en korrelen, zonder dat er eerste een vergisting wordt toegepast (wordt bijvoorbeeld door Kumac toegepast).
REGIONALE MESTVERWAARDING CoCovergisting MestVergisting MestInnemen vergisting Laagw. Restpr. vergisting na voorscheiding raffinage Drogen
CASES: Mestinname Comateriaal behoefte Biogas productie Concentraat/kunstmest Restwater Digestaat/mest aanbod CO2-besparing (groene el.)
ton/jaar ton/jaar ton/jaar ton/jaar ton/jaar ton/jaar ton/jaar
80.000 80.000 10.223 0 0 149.777 16.800
80.000 80.000 9.087 0 0 150.913 25.400
80.000 0 1.136 0 0 78.864 10.800
80.000 0 1.193 20.000 40.000 18.807 55.100
80.000 0 1.384 64.832 0 13.784 148.000
80.000 0 0 6.737 73.263 0 19.200
Tabel 3: Aan- en afvoer verschillende producten in ton per jaar op regionaal niveau In bovenstaande tabel is ook hier duidelijk te zien dat coproducten een significante bijdrage leveren aan de productie van biogas. En dat op regionaal niveau met ‘mestraffinage’ hoogwaardige kunstmestvervangers geproduceerd kunnen worden. Ook bij ‘vergisting na voorscheiden’ worden na het scheiden van het digestaat en vervolgens via omgekeerde osmose kunstmestvervangers geproduceerd.
REGIONALE MESTVERWAARDING CASES:
CoCovergisting Mest- Vergisting vergisting Laagw. Restpr. vergisting na voorscheiding
Gemiddeld vermogen WKK kWe Jaarlijkse elektriciteitsproductie WKK kWh/jaar MJ/jaar Jaarlijkse warmteproductie WKK MJ/jaar m3 a.e./jaar
5.700 45.300.000 163.080.000 186.000.000 5.900.000
5.000 40.300.000 145.080.000 166.000.000 5.200.000
600 5.000.000 18.000.000 21.000.000 700.000
700 5.300.000 19.080.000 22.000.000 700.000
Mestraffinage
Innemen Drogen 800 0 6.100.000 0 21.960.000 0 25.000.000 0 800.000 0
Tabel 4: Energieproductie op regionale schaal als onderdeel van mestverwaarding Tabel 4 laat zien dat met covergisting met hoogwaardige coproducten jaarlijks circa een factor negen meer groene stroom, warmte of groen gas geproduceerd wordt ten opzichte van mestvergisting. Ook hier geldt weer dat met de toevoeging van coproducten circa tweemaal zoveel digestaat wordt geproduceerd. Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 31
6
EEN BETER KLIMAAT MET DE LANDBOUWSECTOR
6.1
CO2-uitstoot en reductie i.r.t. schaalgrootte
Over het optreden van emissies bij verschillende mest- en digestaatbe- en verwerkingroutes zijn relatief weinig gegevens en metingen beschikbaar. Daarbij bepalen het management en de uitvoering van de installatie (bijvoorbeeld, wel/niet gesloten systeem, wel/geen luchtwassing, open lucht of in gebouw) in grote mate welke emissies kunnen optreden. Desalniettemin zijn er voldoende onderzoeken met cijfers gevonden om indicatieve uitspraken te doen over de uitstoot en reductie van broeikasgassen bij de verschillende mest- en digestaatbe- en verwerkingroutes.
6.2
CO2-uitstoot en reductie op bedrijfsniveau
In figuur 11 en 12 is de uitstoot en reductie van broeikasgassen op bedrijfsniveau van duurzame energieproductie binnen de eerder genoemde mestverwaardingsroutes opgenomen, uitgedrukt in CO2-equivalenten per jaar.
CO2-uitstoot Mest-raffinage
Verbouwen comateriaal, N2O, CO2, energie
Monomest-vergisting
Opslag comateriaal, CH4 en N2O Energieverbruik installatie Co-vergisting met restproducten
Methaanslib vergister Transport mest, comateriaal, digestaat Bouw en afbraak vd installatie
Co-vergisting
0
200
400
600
800
1.000
1.200
1.400
ton CO2/jaar
Figuur 11: CO2-uitstoot op bedrijfsniveau Bovenstaande tabel laat zien dat met ‘covergisting’ op bedrijfsniveau de invloed van de geteelde coproducten groot is. Geteelde coproducten zorgen voor een aanzienlijke CO2-emissie gekoppeld aan de teelt.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 32
Vermeden CO2-uitstoot Mest-raffinage
Monomest-vergisting Vermeden elektriciteits- en gasverbruik Vermeden mestopslag CH4/N2O
Co-vergisting met restproducten
Vermeden kunstmestproductie Co-vergisting
0
200
400
600
800
1.000
1.200
1.400
ton CO2/jaar
Figuur 12: Vermeden CO2-uitstoot op bedrijfsniveau
Netto CO2-reductie Mest-raffinage
Monomest-vergisting
Netto CO2 besparing
Co-vergisting met restproducten
Co-vergisting
0
200
400
600
800
1.000
1.200
1.400
ton CO2/jaar
Figuur 13: Netto CO2 reductie van verschillende verwerkingsroutes Figuur 13 toont de netto CO2 reductie en is de combinatie van de vermeden uitstoot zoals weergegeven in figuur 12 en de CO2 uitstoot zoals weergegeven in figuur 11. Monomestvergisting en mestraffinage ontlopen elkaar niet veel. Covergisting op basis van geteelde producten geeft geen verbetering. Alleen covergisting op basis van reststromen, die vrijkomen als puur afvalproduct, levert een extra CO2 reductie op.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 33
6.3
CO2-uitstoot en reductie op regionaal niveau
In onderstaande figuur 13 en 14 is de CO2-uitstoot en reductie op regionaal niveau van energieproductie binnen de eerder genoemde mestverwaardingsroutes opgenomen. CO2-uitstoot Innemen, drogen en korrelen Mest-raffinage Verbouwen comateriaal, N2O, CO2, energie Opslag comateriaal, CH4, N2O
Monomest-vergisting na voorscheiding
Methaanslib vergister
Monomest-vergisting
Transport mest, comateriaal, digestaat
Covergisting met laagwaardige restproducten
Energieverbruik installatie
Covergisting 0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
ton CO2/jaar
Figuur 14: CO2-uitstoot op regionaal niveau Bovenstaande figuur laat wederom zien dat met ‘covergisting’ op basis van geteelde producten een aanzienlijke CO2 emissie oplevert. Vermeden CO2-uitstoot Innemen, drogen en korrelen Mest-raffinage Vermeden elektriciteits- en gasverbruik
Monomest-vergisting na voorscheiding Monomest-vergisting
Vermeden mestopslag CH4/N2O
Covergisting met laagwaardige restproducten
Vermeden kunstmestproductie
Covergisting 0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
ton CO2/jaar
Figuur 15: Vermeden CO2-uitstoot op regionaal niveau netto CO2-reductie Innemen, drogen en korrelen
Mest-raffinage
Monomest-vergisting na voorscheiding
Monomest-vergisting
Netto CO2 besparing
Covergisting met laagwaardige restproducten Covergisting
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
ton CO2/jaar
Figuur 16: Netto CO2 reductie van verschillende verwerkingsroutes op regionaal niveau
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 34
Figuur 16 toont de netto CO2 reductie en is de combinatie van de vermeden uitstoot zoals weergegeven in figuur 15 en de CO2 uitstoot zoals weergegeven in figuur 14. Ook nu blijken monomestvergisting en mestraffinage elkaar niet veel te ontlopen. Mestscheiding in combinatie met korrelen en drogen van de dikke fractie levert een CO2 reductie op die ongeveer de helft is van de monomestvergistingsroutes. Deze reductie is vooral toe te schrijven aan de vermeden uitstoot van het opslaan en uitrijden van mest. Covergisting op basis van geteelde producten geeft vrijwel geen verbetering. Alleen covergisting op basis van reststromen waaraan geen CO2-uitstoot aan toegekend hoeft te worden levert een extra CO2 reductie op. Wanneer voor de productie van groen gas gekozen wordt boven de productie van groene elektriciteit en warmte, levert men in op de vermeden CO 2-uitstoot. Groen gas productie is een extra conversiestap ten opzichte van rechtstreeks gebruik van biogas in een biogasWKK. Er dient derhalve rekening te worden gehouden met extra rendementsverlies. Bij een benutting van minder dan 50% van de warmte uit een WKK kan echter beter voor de groen gas optie gekozen worden.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 35
7
ECONOMIE VAN NIEUWE DRIJFMESTVERWAARDING
7.1
Kosten en schaalgrootte
In dit hoofdstuk worden de bedrijfseconomische resultaten van de verschillende mestverwaardingsroutes weergegeven. De resultaten zijn sterk afhankelijk van uitgangspunten en dienen vooral indicatief gezien te worden. De kosten van een mest- en digestaatbe- en verwerkinginstallatie bestaan uit: Investerings-, afschrijvings- en exploitatiekosten van de installaties Arbeid Kosten/vergoeding voor afzet van de eindproducten, inclusief transportkosten Overige investeringen zoals gebouwen, erfverharding, opslagsilo’s, leidingwerk, etc. Algemeen gesteld nemen de kosten toe per extra be- en verwerkingstap en naarmate complexere technieken worden gebruikt. Schaalgrootte heeft daarbij een grote invloed op de kosten. Echter als schaalvoordeel behaald wordt door extra mesttransport dan staan daar ook weer extra transportkosten tegenover. Er zal daarom altijd per project bekeken moeten worden waar het optimum ligt. Op de investeringen is gerekend met bestaande subsidies VAMIL/MIA en SDE+, fase 2 (exclusief vergoeding voor warmte).
7.2
Energieproductie op bedrijfsniveau
Op termijn voorziet men mestraffinage op bedrijfsniveau, in tegenstelling tot drogen en korrelen, als een reële optie. Innemen, drogen en korrelen op bedrijfsniveau blijkt momenteel in de praktijk economisch niet haalbaar en blijft derhalve achterwege in onderstaande tabel 5.
MESTVERWAARDING OP BEDRIJFSNIVEAU Boerderijgrootte: CASES: WKK-grootte Investeringskosten bruto Jaarlijks resultaat (incl. SDE) Jaarlijks resultaat (excl. SDE) Waarde CO2-besparing
140 runderen of 2800 vleesvarkens of 933 zeugen Niet CoCovergisting MestMestUitrijden uitrijden vergisting (Laagw. Restpr.) vergisting raffinage Groene elektriciteitsopwek (WKK; SDE-cat. II) kWe € €/jaar €/jaar €/jaar
0 €0 €0 €0 €0
0 179 €0 € 571.000 € -42.000 € -161.000 € -42.000 € -146.000 €0 € 1.000
159 € 555.000 € -106.000 € -94.000 € 5.000
20 € 291.000 € -66.000 € -64.000 € 5.000
24 € 497.000 € -38.000 € -36.000 € 7.000
Tabel 5: Resultaten energieproductie op bedrijfsniveau Tabel 5 laat zien dat ‘niet uitrijden’, ofwel mestafzet en monomestvergisting beter scoren dan ‘covergisting’ maar zijn allen negatief. En, monovergisting is, in tegenstelling tot covergisting, minder gevoelig voor SDE-subsidie. Monovergisting is namelijk niet afhankelijk van kostbare coproducten en de bijbehorende extra digestaat afzetkosten.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 36
MESTVERWAARDING OP BEDRIJFSNIVEAU Boerderijgrootte:
140 runderen of 2800 vleesvarkens of 933 zeugen CoCovergisting MestMestUitrijden Uitrijden vergisting (Laagw. Restpr.) vergisting raffinage Groene elektriciteitsopwek (WKK; SDE-cat. II)
Raffinage (Toekomst)
Totaal vermeden CO2 uitstoot ton Kosten per vermeden ton CO2 €/ton CO2
0 nvt
0 nvt
477 € 1.196
8.896 € 62
3.975 € 73
5.423 € 92
Tabel 6: Investeringskosten per vermeden ton CO2 op bedrijfsniveau, inclusief subsidies Tabel 6 laat zien dat voor ‘covergisting met restproducten’ met 62 €/ton vermeden CO2 veruit de meest kosteneffectieve route is.
7.3
Energieproductie en mest drogen op regionaal niveau
Innemen, drogen-korrelen en hygiëniseren wordt op dit moment op regionaal niveau toegepast en is derhalve als reële optie opgenomen in onderstaande tabel 7.
REGIONALE MESTVERWAARDING CASES:
CoCovergisting MestVergisting vergisting Laagw. Restpr. vergisting na voorscheiding Groene elektriciteitsopwek (WKK; SDE-cat. II)
WKK-grootte Investeringskosten bruto Jaarlijks resultaat (incl. SDE) Jaarlijks resultaat (excl. SDE) Waarde CO2-besparing
kWe € €/jaar €/jaar €/jaar
Investeringskosten bruto Jaarlijks resultaat (incl. SDE) Jaarlijks resultaat (excl. SDE) Waarde CO2-besparing
€ €/jaar €/jaar €/jaar
5665 € 10.219.000 € -1.963.000 € -4.228.000 € 251.200
5035 € 9.086.000 € -344.000 € -2.358.000 € 380.600
629 € 3.799.000 € -601.000 € -852.000 € 161.300
Mestraffinage
661 € 2.165.000 € 526.000 € 262.000 € 201.400
767 € 6.999.000 € 311.000 € 4.000 € 201.400
€ 1.799.000 € 931.000 € 306.000 € 176.800
€ 6.570.000 € 963.000 € 116.000 € 190.500
Innemen Drogen Geen energie € 1.647.000 € 38.000 € 38.000 € 201.400
Groen gas levering (Biogasopwerking; SDE-cat. II) € 16.076.000 € -254.000 € -5.609.000 € 91.300
€ 14.296.000 € 1.035.000 € -3.632.000 € 233.600
€ 4.477.000 € -903.000 € -1.171.000 € 126.400
Tabel 7: Resultaten energieproductie en mest drogen op regionaal niveau Tabel 7 laat zien dat het jaarlijkse resultaat van ‘vergisting na voorscheiden’ en ‘mestraffinage’, zowel voor duurzame elektriciteit en warmte als voor groen gas productie positief zijn en het beste scoren. Ook hier geldt weer dat, monovergisting, in tegenstelling tot covergisting, minder gevoelig is voor SDE-subsidie. De opties met mestvergisting gaan uit van het uitrijden van digestaat. Indien ook in deze opties wordt uitgegaan van drogen/korrelen ontstaat het beeld in onderstaande tabel.
REGIONALE MESTVERWAARDING incl. drogen & korrelen Covergisting
CASES: WKK-grootte Investeringskosten bruto Jaarlijks resultaat (incl. SDE) Jaarlijks resultaat (excl. SDE) Waarde CO2-besparing (groene el. pr.)
kWe € €/jaar €/jaar €/jaar
5665 € 13.302.000 € -2.507.000 € -4.773.000 € 91.300
Covergisting MestVergisting Laagw. Restpr. vergisting na scheiding Groene elektriciteitsopwek (WKK; SDE-cat. II) 5035 € 10.709.000 € -1.138.000 € -3.152.000 € 233.600
629 € 5.422.000 € -1.395.000 € -1.647.000 € 126.400
661 € 3.151.000 € 262.000 € -3.000 € 176.800
Mestraffinage 767 € 6.999.000 € 311.000 € 4.000 € 190.500
Innemen Drogen Geen energie € 1.647.000 € 38.000 € 38.000 ()
Tabel 8: Resultaten energieproductie en mest drogen op regionaal niveau met sulfaatrijke korrels als eindproduct Wanneer de resultaten op basis van het zelfde eindproduct, sulfaatrijke korrels, worden vergeleken, blijkt dat het innemen, scheiden en korrelen de optie vergisting met voorscheiding niet erg ontloopt. Met SDE blijkt de optie met vergisting interessanter te zijn, zonder SDE wordt de variant zonder vergisting aantrekkelijker.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 37
REGIONALE MESTVERWAARDING CASES:
CoCo-vergisting MestVergisting vergisting Laagw. Restpr. vergisting na voorscheiding Groene elektriciteitsopwek (WKK; SDE-cat. II)
Totale CO2 besparing ton CO2 Kosten per vermeden ton CO2 €/ton CO2
201.000 € 51
304.500 € 30
129.100 € 29
Mestraffinage
Innemen Drogen Geen energie
161.100 € 13
161.100 € 43
161.100 € 10
141.400 € 13
152.400 € 43
Groen gas levering (Biogasopwerking; SDE-cat. II) Totale CO2 besparing ton CO2 Kosten per vermeden ton CO2 €/ton CO2
73.100 € 220
186.900 € 76
101.200 € 44
Tabel 9: Investeringskosten per vermeden ton CO2 op regionaal niveau, inclusief subsidies Tabel 9 en figuur 17 laten zien dat ‘vergisting na voorscheiding’ voor zowel duurzame elektriciteit en warmte en groen gas productie met ongeveer 13 €/ton vermeden CO2 veruit de meest kosteneffectieve routes is.
Figuur 17: Investeringkosten per vermeden ton CO2-equivalenten op regionaal niveau
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 38
8
CONCLUSIES & AANBEVELINGEN
Op basis van de voorgaande hoofdstukken kunnen de volgende conclusies worden getrokken die van invloed zijn op de visie:
Technisch is het scheiden van drijfmest in dikke en dunne fractie, het zuiveren van de dunne fractie, het vergisten van de dikke fractie, en het nabewerken van het digestaat op verschillende wijzen goed uitvoerbaar. Het effect van vermeden emissies van broeikasgassen door mestverwerking is groter dan de productie van duurzame energie uit mest. Covergisting levert wel meer productie van duurzame energie en daarmee CO2-reductie op. Echter het is dan belangrijk dat dit geen geteelde producten zijn omdat anders de reductie van CO2-emissie van de energieproductie door de CO2 emissie van de teelt teniet gedaan worden. Schaalgrootte heeft grote invloed op de investeringen en de economie van projecten. Verwerking op bedrijven met meer dan 80.000 ton mest en/of op regionale schaal levert een aanzienlijk betere economie op dan verwerking op boerderijschaal. De invloed van eigen land op de kosten voor de afzet van mest is bijzonder groot. Met eigen land is het uitrijden van drijfmest vooralsnog het meest economisch. Wellicht dat op termijn het scheiden van drijfmest in een dikke/dunne fractie interessant wordt om zo de gebruiksruimte beter te benutten. De economie van covergisting is zeer gevoelig voor de prijs van coproducten en de hoogte van subsidie. De subsidie wordt wel gecorrigeerd (verlaagd) voor hogere elektriciteitsopbrengsten terwijl de subsidie niet gecorrigeerd (verhoogd) wordt bij hogere kosten voor coproducten. Dit maakt het risico voor investeringen in covergisting hoog en maakt financiering lastig. Het verruimen van de mogelijkheden voor coproducten zal het aanbod tijdelijk verbeteren en daarmee wellicht de prijs verlagen. Maar door toename van vragende partijen, waaronder veel vergisters bij composteringsbedrijven en vanuit Duitsland, zal dit een tijdelijk effect zijn. Het aanbod aan coproducten in Nederland is zeer beperkt en voldoende voor covergisting met hooguit 10% van de mest. Van alle varianten is de economie van de varianten voorscheiding en vergisting van dikke fractie alsmede mestraffinage het beste uit in het geval van SDE subsidie. Mestraffinage dient zich echter nog wel te bewijzen. De resultaten worden beter bij stijgende energieprijzen en kunstmestprijzen. Zonder SDE subsidie, en bij een gelijk eindproduct, komt de variant met mestscheiding en drogen/korrelen zonder vergisting het beste uit. Verder is de effectiviteit van investeringen en subsidies op de CO 2 reductie het best voor regionale mestverwerking en voorscheiding en vergisten van de dikke fractie, gevolgd door mestraffinage, monomestvergisting en de variant mestscheiding zonder vergisting in combinatie met drogen-korrelen.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 39
Slotconclusie & aanbevelingen Mestverwerking zal een aanzienlijke verbetering van de CO 2-emissie van de landbouwsector opleveren door het vermijden van de emissie van broeikasgassen bij het opslaan en uitrijden van drijfmest. De productie van duurzame energie geeft een aanvullende reductie die wel minder groot is dan de vermeden uitstoot van broeikasgassen. Tenslotte zal op termijn de CO 2-reductie binnen Nederland die ontstaat door het vermijden van kunstmest binnen Nederland kwantitatief gezien een significante reductie opleveren. De optimale route van mestverwaarding, die de minste risico’s loopt voor het aanbod en prijs van coproducten, die technisch op korte termijn uitvoerbaar is en economisch het beste naar voren komt is de route waarbij mest wordt voorgescheiden in een dunne en dikke fractie. De dunne fractie wordt, mits de wet- en regelgeving dit toelaat, opgewerkt tot een stikstofconcentraat en de dikke fractie wordt vergist. Het digestaat wordt vervolgens ofwel direct uitgereden voor bemesting met fosfaat en organische stof, ofwel gescheiden en doormiddel van struvietprecipitatie als mogelijke separate fosfaat kunstmestvervanger en organische stof geleverd ofwel gedroogd, gekorreld en gehygiëniseerd en geëxporteerd. Op termijn levert mestraffinage op boerderijschaal mogelijk soortgelijke producten op die als specifieke meststof kunnen dienen. Covergisting blijft een optie, mits de economie van de vergister dit toelaat, en zou open gehouden moeten worden voor coproducten die geen concurrentie aangaan met de cascade food-feed-fiberfuel. Te denken valt aan doordraaiproducten die anders ondergeploegd worden en voor extra emissies zorgen. Gezien de benodigde grote schaal, de organisatorische complexiteit en de daaraan gekoppelde risico’s is de drempel naar een eerste project met maximale mestverwaarding hoog. Het is aan te bevelen om daar in gezamenlijkheid met de overheden en ketenpartijen een pilotproject voor te organiseren waarbij financiering en risico’s door verschillende partijen gedragen worden.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 40
BRONVERMELDING Rapporten Emissies van broeikasgassen, ammoniak, fijn stof en geur in de mestketen, C.M. Groenestein, J.F.M. Huismans en R.L.M. Schils, WUR Livestock Research, rapport 248, januari 2010 Haalbaarheidstudie terugwinning van nutriënten, fase 1, D.A.J. Starmans, R.W. Melse, J.P.M. Sanders, rapport 446, maart 2011 Levenscyclusanalyse meststoffen bij gebruik in de biologische en gangbare landbouw, bioKennis, E.S.C. Stilma et al, WUR, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV, 2009 Carbon footprints van conventioneel en biologisch varkensvlees, Analyse van typische productiesystemen in Nederland, Denemarken, Engeland en Duitsland, bioKennis, Blonk Milieu Advies BV, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Livestock Research, LEI, WUR, Novemenber 2009 Phosphorus recovery from animal manure, Technical opportunities and agro-economical perspectives, O.F. Schoumans, W.H. Rulkens, O. Oenema, P.A.I. Ehlert, Alterra Wageningen, Alterra report 2158, Wageningen, 2010 Mest als waardevolle grondstof, Enkele technologische opties, S.J. Sanders (Wageningen UR), J.H. van Kasteren, J.G. de Wilt, InnovatieNetwerk, 2010 Notities/ artikelen Mestbewerking en –verwerking: meer waarde uit mest, Notitie in het kader van de CDM themadag “Naar evenwicht op de mestmarkt” op 24 juni 2008, Nico Verdoes, Gerwin Meijer, Animal Sciences Group van Wageningen UR, Jaap Uenk, Hans Verkerk, Cumela Nederland Niet te ontkomen aan verwerken van mest,Techniek, interview met Antoon Claasen, Jaap Uenk, Jan Schokker, door Rene Luijmes Informatiebladen Nr. 31 Minister verzoekt oplossing mestprobleem 2010 Nr. 2 Kunstmestvervangers onderzocht; een tussenstand Nr. 3 Monitoring installaties Nr. 4 Stikstofwerking mineralenconcentraten Nr. 5 Perspectieven mineralenconcentraten Nr. 6 Mineralenconcentraten op grasland Nr. 7 Mineralenconcentraten op bouwland Nr. 8 Werkt fosfaat uit dikke fracties? Nr. 9 Ammoniak- en lachgasemissies Nr. 10 Mineralenconcentraten in Koeien & Kansen Nr. 11 Mineralenconcentraten in Telen met Toekomst Nr. 12 Gebruikerservaringen en economische analyse Nr. 13 Levenscyclusanalyse (LCA) Mineralenconcentraten Nr. 15 Mestinnovaties in een notendop Nr. 16 Voermanagement Nr. 17 Bioraffinage Nr. 18 Energie uit mest Nr. 19 Low Tech mestscheiding Nr. 20 Fosfaatterugwinning Nr. 21 Biochar uit dierlijke mest Nr. 22 Marktverkenning aanpassing voer Internetpagina’s: www.agri-footprint.com/indicators
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 41
Appendix I.
VERSLAGEN WERKTAFELS
Respons Werktafel Ondernemers (10 februari + 29 maart 2011 aan het eind) Genodigden: T. van Korven J.H. Horrevorts J. van Paassen W. Houbraken M. van Kempen H.J.M. van Summeren, van Dommelen E.M. Rijnen N.J. van Casteren W. Gijsbers E. ter Braack F.T. van Genugten A. van Dommelen H.G.E. Douma M. Houben J. Van Gastel G. Bouwhuis G. van Droge M. Timmerman S. Schlatmann S.J.W. Peeters
ZLTO WUR/ ASG, Praktijkcentrum Sterksel Cumac Loonbedrijf Houbraken Kempfarm BV CleanEnergy Varkensbedrijf Bert Rijnen Vergister Lith, Lithoyen Stichting Duurzaam Landleven LTO Noord Melkveehouder, Covergister A. van Dommelen Transport H.G.E. Douma Holding BV Houbesteijn ZLTO Bouwhuis LTO Noord WUR/ASG Energy Matters Energy Matters
(Co)vergisting Covergisting wordt niet gezien om het P-probleem op te lossen, in tegendeel, covergisting zorgt voor een toename van het mest c.q. mineralenoverschot. Mestvergisting zou een deel van het mestoverschot moeten oplossen c.q. een bijdrage kunnen leveren aan mestbe- en verwerking. Het gaat om de totaaloplossing, (co-)vergisting inclusief verwerking/ mestverwaarding (Co-)vergisting is een deeloplossing voor het mestoverschot wanneer de restwarmte gebruikt kan worden om mest te verwaarden (tbv export). Zolang coproducten betaalbaar zijn blijft covergisting bestaan. De betaalbaarheid hangt nauw samen met de transportkilometers. Als de coproducten te duur worden zorgt de marktwerking weer voor een oplossing in de vorm van efficiëntere vergisters; 100% mestvergisters of er komen andere goedkopere organische reststromen c.q. nieuwe coproducten ter beschikking. Een vergister moet niet alleen een deel van het eigen (interne) energiegebruik vervangen maar ook een product afzetten, zoals exportwaardige mest of mineralenconcentraten.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 42
Monovergisting Een 100% mestvergisting ofwel monovergisting is interessant wanneer de opgewekte energie de eigen energiebehoefte dekt. De verwachting is wel dat de basiskosten hoger zijn dan bij covergisting. In veel gevallen volstaat dan ook een 18kW aansluiting. Monovergisting wordt gezien als korte termijn oplossing. Mest-raffinage (monovergisting en onttrekken en opconcentreren van mineralen) wordt gezien als een lange termijn oplossing. Echter het onttrekken van fosfaat wordt gezien als lastig. Monovergisting wordt gezien als; vergisten met lage biogasopbrengst waarbij alleen aan de eigen energiebehoefte kan worden voldaan. Men voorziet bij deze techniek geen netto biogaslevering en voorziet deze techniek vooral bij varkensbedrijven. Monovergisting met mestscheiden en de dikke fractie vergisten is interessant ivm schaalvergroting, regionaal vergisten. De minimale schaalgrootte van regionaal vergisten is mogelijk rendabel vanaf 2MWe. Mestraffinage AgriMoDEM/ mestraffinage moet zich nog bewijzen, biedt mogelijk wel een deel van de oplossing (discussie over korte/lange termijn optie). De AgriMoDEM produceert 20-25m3 biogas met hoog CH4-gehalte (93% methaan). Raffinage geeft high tech kunstmestvervanger, vergisting + naverwerking geeft low tech mest. Uitrijden Uitrijden; in beperkte mate haalbaar en wordt gezien als de goedkoopste oplossing. Het rechtstreeks kunnen uitrijden van dierlijke mest is de beste oplossing. Scheiden Scheiden, middels vijzel of zeefbandpers; wordt gezien als een deeloplossing. Let wel, wanneer drijfmest tot maximaal 12% drogestof gehalte heeft is deze verpompbaar en makkelijk te transporteren naar de vergister. Wanneer de droge stofgehalte boven de 15% uitkomt is deze niet meer verpompbaar, kortweg niet meer in de huidige (co)vergisters te gebruiken. Pasteuriseren/ steriliseren Pasteuriseren/ steriliseren ofwel het exportwaardig maken; wordt gezien als een korte termijn oplossing en is momenteel interessant wanneer de mest een positieve marktprijs heeft. Wel dient gekeken te worden naar het energiegebruik om te pasteuriseren/ steriliseren. Strippen Strippen is een nogal complex om van de ammoniak af te komen. Beluchten Beluchten; dit moeten we niet willen. Door te beluchten gaan veel emissies naar de atmosfeer. Filtratie Filtratie is een manier om van het afvalwater af te komen. En omgekeerde osmose en utrafiltratie dient om mesttransportkilometers te reduceren (3-4€/ton mest) en reeds nu al rendabel. Hoe meer de mest ingedikt wordt hoe verder je ermee kunt rijden/ exporteren. Na scheiding en
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 43
filtering van de digestaat zou het vrijkomende water in het gebied moeten blijven (kost 2-3€/m3 water via omgekeerde osmose). Indampen Indampen; niet rendabel wanneer het primair energie kost. Wel rendabel wanneer gebruik kan worden gemaakt van restwarmte. Precipitatie Precipitatie zal slechts 10% van de vrije P uit varkensmest opconcentreren. Naast het feit dat struviet gezien wordt als dierlijke mest is 10% P te weinig om kunstmestvervanger te heten. Drogen/ korrelen Drogen en korrelen is niet rendabel wanneer het primair energie kost. Wel rendabel wanneer gebruik kan worden gemaakt van restwarmte. Verbranden Verbranden of vergassen van gedroogde mest of digestaat wordt niet gezien als oplossing. Op de lange termijn voorziet met een mesttekort. Algen Algen en eendenkroos moet zich nog bewijzen. Techniek Men moet zich richten op bewezen en rendabele technieken. Deze bewezen technieken moeten voorrang krijgen. Zaak is te onderzoeken wie wel/niet rendabel draait. Niet bewezen technieken, de innovaties zouden in pilots extra ondersteuning moeten krijgen. Niet de techniek maar de samenstelling van het eindproduct moet leidend zijn. De markt bepaald zelf wat de beste, lees rendabele techniek is. Mest De dikke fractie dierlijke mest wordt door de ondernemers gezien als het grootste probleem en dient daarom nog steeds geëxporteerd te worden. De dunne stikstofrijke fractie raak je kwijt De dikke fractie dierlijke mest zou daarnaast in compost voor de consument verwerkt moeten worden? De dikke fractie is een grondverbeteraar en om de koolstof-cyclus te sluiten dient de dikke fractie zoveel mogelijk lokaal/regionaal op het land gebracht te worden (local-for-local). Nu gaat met name de dunne fractie op het land. In tegenstelling tot de dikke fractie kom je met de dunne fractie minder aan het P-plafond. Dit komt doordat de P gebonden is aan de organische (dikke) fractie. Daarentegen bevat de dunne fractie vluchtige vetzuren welke juist makkelijk te vergisten zijn. Overheid & beleid Je moet van het juridische probleem af dat dierlijke mest als afval wordt gekenmerkt. Mineralenconcentraat uit dierlijke mest zou kunstmest moeten kunnen vervangen. Kunstmestvervanger wordt gezien als reële oplossing. Formulering is daarbij belangrijk. Overheid moet ruimte blijven creëren/ kaders bieden voor innovaties c.q. investeringen. Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 44
Versnellerteams zouden wet- en regelgeving in relatie tot nieuwe initiatieven ten aanzien van mestbe- en verwerking, waaronder (co)vergisting moeten versoepelen. Geef helder aan wat de doelstelling is van de ‘Visie duurzame mestverwaarding’; marktpotentie energie of mineralen? In plaats van het plaatsen van extra/ nieuwe coproducten op de positieve lijst zou men er beter aan doen door de eindfractie te analyseren of deze voldoet. Een ondernemer kan dan zelf bepalen wat wel/ niet een rendabele mestbe- en verwerkingsroute is. Mestdistributeurs en mestverwerkers betalen reeds voor het bemonsteren (eigen rekening). De leverancier van de coproducten zou je verantwoordelijk moeten stellen voor de kwaliteit van de coproducten. Je zou een soort contract met garanties met de leverancier moeten afspreken. Binnen de bestaande certificering (GMP; Good Municipal Practicing system) Geef ondernemers de keuze of ze kunstmest of dierlijke mest willen inzetten. In kunstmest zitten ook zware metalen. Men zou moeten streven naar 80% low tech mest aangevuld met 20% high tech mest. Men zou mestverwerking aan productierechten moeten koppelen. Door mestverwerking behoef je geen productierechten te kopen. Stel een certificaten systeem op voor deelnemende boeren aan een project van vergisting e.d. Nu zijn het vaak de voorlopers die de kar moeten trekken, en mestleverende boeren kijken de kat uit de boom. Als er voor de deelnemers certificaten zijn te verdienen door deelname met hun mest dan is dit een stimulans en nemen we als sector eerder onze verantwoordelijkheid. Certificaten kunnen zijn in de vorm van, uitbreidingsmogelijkheden voor de betreffende deelnemer, uitbetaling uit toeslagrechten pot voor CO2 besparing, punten voor maatlat e.d. Al met al een onmisbaar instrument om de sector te laten samenwerken zonder opgelegde verplichting. Dan zou dit ook het instrument kunnen worden om vergisting goed en positief op de kaart te zetten. Mijns inziens verdient mest/covergisting dan de hoogste certificaatwaarde omdat het de meeste broeikasgassenuitstoot voor de sector reduceert. De certificaatwaarde kun je af laten hangen van het rendement van de vergister, bv groengas hoog rendement en stroom + restwarmte benutting ook hoog rendement. Zo werkt het systeem aan 2 kanten stimulerend, de vergister zet in op hoog rendement, en de boeren willen daar deelnemen ivm hoge certificaat waarde (Frank van Genugten). Men dient per regio een passende oplossing te vinden (local-for-local). Maatwerk is nodig per regio. Optimale schaalgrootte die past binnen de regio en gebiedsafhankelijk is. Goed (regionaal) vermarkten van energie is daarbij van belang. (Co)vergisting dient regionaal te worden gestimuleerd gezien je niet kunt concurreren met Duitsland en België. In Duitsland en België is een tekort aan dierlijke mest. De regels voor de export zijn aangescherpt. Zo dient de dierlijke mest nu met 130oC, 3bar en minimaal 20 minuten gehygieniseerd te worden. Dit was 70oC en 20 minuten. De energiekosten en daarmee de kostprijs voor het hygieniseren zijn toegenomen. Wanneer er geen grens zou zijn zouden we ook geen mestoverschot kennen. De ondernemers pleiten voor een level-playing-field met binnen- en buitenland (SDE/ MEP/ SDE+). Doordat de MEP een minder goede energievergoeding-regeling is dan de SDE gaan projecten wat betreft coproducten een oneerlijke concurrentie met elkaar aan. Verleg de systeemgrens en je hebt als Nederland geen mestoverschot meer. In het buitenland is namelijk een grote vraag naar dierlijke meststoffen. Rabobank Nederland generaliseert te makkelijk voor alle agrarische vergisters. Aan de andere kant is de regionale Rabobank ‘klant denkend’ maar verstrekt minder snel financiering.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 45
Milieu De (toekomstige) criteria zijn; energie & milieu. (Co-)vergisting voorkomt emissies methaan en lachgas en alle be- en verwerkingsroutes dienen tevens energieneutraal te zijn. Het (grijze) stroomverbruik van de (co)vergisters zelf en de mestbe- en verwerkingsroutes dient op zijn minst gereduceerd te worden. Bij de afweging van mestverwaarding dient tevens meegenomen te worden dat de productie van kunstmest ca. 10% van het totale energiegebruik in Nederland soupeert.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 46
Respons Werktafel Ondernemers
(29 maart 2011)
Toepassing biogas bij afnemers in activiteitenbesluit/ besluit omgevingsrecht (WABO) opnemen; dit wordt onderzocht door Bert van Asselt. Een uniform streek en/of bestemmingsplan heeft de voorkeur waarbij duurzame energieproductie een legitieme plaats inneemt. Pilots voor kunstmestvervangers; dit moet nationaal geregeld worden, en ook de EU streeft hier naar. Struviet uit dierlijke mest; er is tot op heden geen objectieve studie gedaan naar de toepasbaarheid van struviet, afkomstig van dierlijke mest. Dit terwijl struviet, afkomstig van humane mest (RWZI’s) wel goedgekeurd gaat worden. Alternatief voor organische fractie/ koolstof terugbrengen; compost wordt door de ondernemer niet als volwaardige vervanger gezien van organische fractie, afkomstig van dierlijke mest. In compost zit veel vervuiling zoals plastic, de voorkeur van de akkerbouwer gaat dan ook uit naar de dikke mestfractie. We hebben géén mestoverschot, de overheid moet zorgen dat we de mest kunnen plaatsten. Covergisting wordt door NGO’s gezien als ‘food for fuel’. Men zou alleen reststromen moeten kunnen inzetten. In de ogen van de ondernemer zou er echter wel ruimte moeten zijn om ‘doordraai’ en/of afgekeurde producten alsnog te vergisten. Doordraaiproducten en maïs onderploegen geeft namelijk meer methaan uitstoot. In de huidige maatschappij wordt ook veel voedsel weggegooid. 5% energiemaïs gebruik valt daarbij in het niets. Er is bij NGO’s zorg dat mestvergisting ophokken in de hand werkt; koeien die vrije uitloop hebben kiezen er zelf voor om 240 dagen per jaar op stal te staan. Daarbij komt verhoudingsgewijs ook nog de meeste mest vrij. Je mist dus maar een zeer gering deel van de mest. Grasland groeit sneller met digestaat dan met verse (drijf)mest. Akkerbouwers willen kunstmestruimte invullen door digestaat. De akkerbouw wil dit omdat zij bij inname van drijfmest een extra verdienmodel hebben en tegelijkertijd kunstmest-kosten vermijden. Ook rundveehouders moeten nu met kunstmestruimte invullen met kunstmest ipv dierlijke mest of digestaat. Van de 340kg stikstof/ha grasland wordt nu 170-250kg ingevuld met dierlijke mest. Het restant zou de rundveehouder ook met digestaat willen opvullen om zodoende kunstmest te besparen. Het stikstof raakt men nationaal kwijt als kunstmestruimte ingevuld mag worden door digestaat. Ongewild drukt de rundveehouderij de varkenssector in het nauw. De varkenssector zou daarom graag willen dat de pilots kunstmestvervangers/ concentraten goedgekeurd worden. Prioriteit 1 binnen mestverwaarding (mits rendabel/interessante businesscase); kunstmestvervanger/ mineralen terugwinnen en plaatsen en exporteren. Prioriteit 2 binnen mestverwaarding; energie & milieu. Waarbij energieproductie, mits rendabel/interessante businesscase, een onderdeel kan zijn van prioriteit 1 (bij duurzame energiepruductie is het transporteren/exporteren van drijfmest en/of vloeibare digestaat niet de route)(volgens John van Paassen en Frank van Genugten; 15m3 biogas per ton zeugmest (5%ds), 20m3 biogas per ton vleesvarkensmest (8-9%ds)) Boerderijschaal vergisten levert waarschijnlijk te weinig warmte op om mest te drogen en/of te hygiëniseren / exportwaardig te maken. Waarschijnlijk alleen op regionale schaal rendabel.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 47
Onderzoek hoe je maximaal CO2 je kunt besparen per geïnvesteerde of gesubsidieerde Euro. Vergisters komen alleen van de grond als de maatschappij ervoor wil betalen. Projecten zouden op lokaal/ gemeentelijk niveau gerealiseerd moeten worden; kringlopen lokaal sluiten/ local for local oplossingen genieten de voorkeur. Het grootste probleem zit hem in de intensieve veehouderij (=varkens) De visie is eenzijdig ingestoken op met name duurzame energieproductie. Dit moet zijn mest been verwerking om van het mestoverschot af te komen ! We moeten in de visie onderscheid maken in intensieve en extensieve veehouderijen. Groen gas (en biotransportbrandstof + biotickets) gaat het worden, zeker gezien de SDEvergoeding en omdat er grote partijen instappen. Partijen zoeken daarbij de juiste partners, die reststromen kwijt willen, en lokaties, daar waar je de energie (groen gas, biotransportbrandstof, elektriciteit, warmte en/of CO2 en digestaat en andere restproducten) lucratief kwijt kunnen. Echter, voor zwaar transport voldoet vooralsnog alleen diesel. Boerderijschaal= Microferm van Host, Regionale schaal=vanaf 2 MWe en is tevens interessant voor mest- en digestaatbe- en verwerking. Deelnemers van mest- en digestaatbe- en verwerkingsinitiatieven moeten kunnen handelen met een soort van certificatensysteem of toeslagrechten in het kader van broeikasgasreductie. En zorgt tevens dat de ‘kikkers’ (ondernemers) in de boot blijven.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 48
Respons Werktafel Agribusiness
(15 maart 2011)
Genodigden: Dhr. T. van Korven, ZLTO Dhr. H. van de Boom, Rabobank Dhr. J. Petraeus, Friesland Campina Dhr. T. Loman, AgriFirm Dhr. H. Klein Teeselink, HoSt / Mevr. I. Torres da Silva Dhr. B. Rooijakkers, Mestac Dhr. T. Hendrickx, CZAV Dhr. J. Uenk, Cumela Dhr. H. Nijman, Bieleveld Bio-energie
Men kan middels vergisten een meerwaarde geven aan mest: reductie van broeikasgassen, duurzame energie productie, mineralenconcentraten o.a. ter vervanging van kunstmest, koolstofcyclus. De ondernemer zou regeltechnisch meer mest moeten kunnen uitrijden op kleigrond (Kaliumrijke grond zoals kleigrond absorbeert minder goed fosfaat. Men zou daarmee 125 tot 150% meer fosfaat kunnen uitrijden). Maak van het collectieve belang het individuele belang. Richt je als overheid en ondernemer niet op de technologie maar op het eindproduct. Maak daarbij tbv rentabiliteit gebruik van robuuste technologie; mest lokaal en/of regionaal scheiden mpen en dikke fractie regionaal afzetten (koolstofkringloop sluiten) en/of hygieniseren en exporteren. Regionale schaal, vanaf 30-100 kton. De periode dat je dunne mest mag uitrijden is beperkt en zou uitgebreid kunnen/ moeten worden. Men bepleit flexibele aanwendperiodes, zodat de akkerbouw beter de mest kan benutten. Afzet van drijfmest in Duitsland is geen duurzame mestafzet. Compost heeft een vrijstelling voor fosfaat, de dikke fractie dierlijke mest zou daar ook naar toe moeten. Mestraffinage wordt gezien als lange termijn oplossing, maar pilotprojecten moeten nu wel gemonitord worden. Controle- en handhaving; degene die gepakt wordt moet harder worden aangepakt.
Opmerkingen aangeleverd door dhr. (Ben) Rooyackers, Mestac: De varkens-, rund-, en pluimveesector kan door nauwe samenwerking het mineralenoverschot duurzaam oplossen door: Lokale mestverwerking (scheiding) te realiseren zodat mineralen kringlopen gesloten kunnen worden Regionaal de dikke fractie vergisten en drogen zodat de overtollige mineralen geëxporteerd kunnen worden Voor de afzet/ verkoop van de mineralen in de concentraten als de overige producten dienen de verwerkers samen te werken door deze producten collectief te vermarkten en gebruik te maken van bestaande exportkanalen (via verkooporganisaties). Omdat vrijwillige samenwerking niet haalbaar is zal er een vorm van verplichte deelname aan mestverwerking moeten komen.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 49
De rundveehouderij zal de broeikasgas problematiek aan moeten pakken middels voeding- en stalsystemen. Door de productie van deze broeikasgassen gecontroleerd te laten plaatsvinden (snelle reactoren) en de geproduceerde energie nuttig aan te wenden. Als daarbij ook mineralenstromen kunnen worden gescheiden is dat een prettige bijkomstigheid omdat het daarmee eenvoudiger wordt om de behoefte van de plant in te vullen waarbij de mineralenverliezen beperkt blijven. Bij deze aanpak is niet direct samenwerking vereist, eerder het stimuleren van techniek ontwikkeling.
Opmerkingen aangeleverd door dhr. (Jaap) Uenk, Dofco en Cumela: Op de korte termijn zijn aanvullende inspanningen nodig gericht op: De productie van droge mest (uit drijfmest of gescheiden dikke fractie) waarmee exportwaardige mestkorrels worden gemaakt; De productie van een stikstof kunstmestvervanger uit verwerking van dunne fractie dierlijke mest; Met deze twee aanvullende afzetkanalen wordt het overschot aan fosfaat buiten de Nederlandse landbouw afgezet; het stikstofoverschot vervangt het gebruik van kunstmest stikstof. Deze laatste activiteit is een uiterst duurzame actie. Het probleem wordt beleidsmatig vaak veel complexer voorgesteld dan het in werkelijkheid is. Er wordt van alles toegevoegd wat feitelijk niet direct een oplossing is voor mest en mineralen. Hierbij kun je denken aan duurzame energieproductie (biogas), reductie van broeikasgassen, kansen voor de biobased economy, etc.. Ook belangrijke opgaven, maar daar zijn andere oplossingen en termijnen voor nodig. Opmerkingen aangeleverd door dhr. (Jaap) Petraeus, Friesland-Campina: Toevoegen aan pp-sheet ‘Routes mestverwaarding (en vervolg); reduceren broeikasgassen door ‘voorscheiden/vergisten’ en ‘mestraffinage’. Zet in op; mestprobleem oplossen door binnen de keten/sector dit gezamenlijk op te pakken, innovatieve oplossingen, maatschappelijk draagvlak creëren, imago; de Nederlandse Agrosector behoord wereldwijd tot de efficiëntste. Friesland-Campina geeft invulling aan het 100% verduurzamen van de zuivelketen. Het project van Frank van Genugten is hier een voorbeeld van. Kijk als overheid en sector hoe je het effectiefs CO2 kunt besparen per geïnvesteerde Euro. Bij aanbevelingen; een CO2 emissiehandel-systeem binnen de sector. Dus niet vallende onder het ETS-systeem. Cosun valt met >20 MW thermisch onder ETS. Zij gaan nu op eigen terrein een vergister op reststromen bouwen. Door vermeden primaire energiegebruik reduceren zij daarmee een hoeveelheid CO2-equevalenten. Deze CO2 emissie-rechten verkopen ze of brengen deze in mindering op de hoeveelheid emissierechten die ze anders zouden moeten inkopen. Het project valt binnen ETS omdat het geproduceerde biogas rechtstreeks in het eigen productieproces wordt ingezet en daarmee een hoeveelheid primaire energie/ CO2 emissie wordt bespaard. Het project zou ook binnen ETS vallen wanneer de vergister, weliswaar buiten het eigen terrein staat, rechtstreeks middels een biogasleiding in verbinding staat met het productieproces van Cosun. Er zijn berekeningen gemaakt ten aanzien van de economie en CO2 reductie van verschillende systemen. De route om dierlijke mest te drogen middels restwarmte afkomstig van een elektri-
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 50
citeitscentrale is niet meegenomen. Dit terwijl dit waarschijnlijk een heel interessante businesscase oplevert. Stimuleer decentrale/ kleine vergisters en/of mestraffinage zodat deze rendabel worden. De risico’s voor de bank en ondernemer zijn met deze geringe investering ook geringer. Daarnaast kan met de kunstmestvervangers een deel van het kunstmestgebruik vervangen worden. Naast aanbevelingen/ actiepunten meegeven aan de overheid, tevens actiepunten meegeven aan de Agrosector. Zoals, op welke wijze betrek en bedien je de markt c.q. ketenpartijen om de markt voor kunstmestvervangers te creëren? Laat de ketenpartijen in de Agrosector tot samenwerkingsactiviteiten komen om duurzame mestverwaarding daadwerkelijk te realiseren. In de werktafels had ook een Nutreco en Vion als ketenpartij zitting moeten nemen. Terugkoppeling van de Nederlandse Emissie Autoriteit; Inrichtingen moeten alleen emissierechten inleveren voor de emissies die vrijkomen bij daadwerkelijke verbranding van brandstoffen binnen de inrichtingsgrenzen. Als bedrijf A aan bedrijf B levert, en het biogas voldoet aan de criteria voor pure biomassa, dan zal bedrijf B voor het biogas een emissiefactor van 0 mogen hanteren en hoeft zij hiervoor geen emissierechten in te leveren. Als er echter alleen sprake is van administratieve levering van biogas (bijvoorbeeld overdracht van groen gas certificaten) en er niet daadwerkelijk biogas wordt verstookt in bedrijf B, dan heeft dit geen gevolgen voor emissiehandel en zal bedrijf B gewoon rechten moeten inleveren voor het verbruikte fossiel gas. Bij injectie van biogas op het net zal bedrijf B hier geen (of slechts beperkt, indien het bedrijf dichtbij het injectiepunt is gesitueerd) voordeel van hebben, omdat het aardgas dat zij verstookt niet daadwerkelijk puur biogas is. De monitoringsregels voor 2013-2020 worden momenteel vastgesteld door de Europese Commissie. Vermoedelijk gaat bovenstaande ook in die periode geldend blijven.
Opmerkingen aangeleverd door dhr. (Tom) Loman, directie AgriFirm: Het is goed om te werken aan een integrale visie duurzame mestverwaarding. Wij geloven niet in losse, niet met elkaar verbonden initiatieven. Je moet niet afhankelijk willen zijn van subsidies. De visie vanuit Agrifirm; onder de afzet van mest moet een duurzaam model ten grondslag liggen. Agrifirm hanteerd een viertal speerpunten: o betrouwbare levering van mineralen in de vorm van homogene dierlijke meststoffen (500.000 ton varkens en rundveemest) en kunstmest (300.000 ton). Het kunstmestgebruik loopt jaarlijks terug door toenemend gebruik organische mineralen. Kanttekening, te veel organische mest geeft eiwit-problemen. De akkerbouw wil homogene mestproducten tegen een betaalbare prijs en op voorraad leverbaar. En, het is nog een uitdaging om homogene, dierlijke mest van dezelfde kwaliteit, te leveren. Als leverancier van mestproducten moet je vanuit de akkerbouwer denken. Waar heeft de akkerbouwer behoefte aan?! o Agrifirm/CeHaVe gaat zich niet bezig houden met mestbe- en verwerking. Hier heeft ZLTO wel om gevraagd. o In relatie tot de LTO Mestvisie heeft Agrifirm in een convenant met LTO Nederland afgesproken om het fosfaat in mengvoer terug te dringen. o Wel wil Agrifirm partijen faciliteren die kunstmestvervangers op de markt willen brengen. Deze partijen mogen daarbij gebruik maken van de afzetkanalen van Agrifirm. Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 51
Agrifirm heeft binnen de organisatie dhr. (Gerrit) Schilstra, specialist mest en dhr. (Ruud) Tijssen, specialist MVO betrokken om de rol van Agrifirm helder te krijgen. Gaat Agrifirm zich actief op of proactief opstellen?! Agrifirm werkt geeft, in samenwerking met Friesland-Campina, invulling aan de ambities van Friesland-Campina om de zuivelketen te verduurzamen. Daarnaast werkt Agrifirm aan het reduceren van de Carbon Footprint, de zogenaamde feed miles, te verlagen.
Opmerkingen aangeleverd door dhr. (Henk) Nijman, directie Bieleveld Bio-energie BV: Niet geproduceerde MEP/SDE is nu verdwenen en mag niet ingehaald worden over de jaren. Quotum per jaar is niet goed. Quotum moet ook na de subsidieperiode benut kunnen worden. Na subsidie periode moet er eenvoudig nieuwe subsidie verlenging kunnen komen. Flexibele aflossing moet eenvoudiger mogelijk zijn door bovenstaande items; nu kunnen de banken vaak niet veel. Internationaal is geen afstemming. De landen die meer subsidie krijgen kunnen meer betalen voor de co producten. Hoe hoger de subsidie hoe hoger de prijzen voor co producten. Afbouwende subsidie gewenst maar kan alleen bij internationale afstemming. Ook landen waar de in en output meer flexibel is, hebben een groot concurrentievoordeel. NL heeft op alle gebied slechtste regeling. Wij mogen maar een paar producten vergisten. 50% mest norm maakt probleem van mest groter. Hierdoor verdubbeling van mest hoeveelheid. Geen onderscheid in regelingen in Nederland van de vergisters onderling in Nederland. Er is een beperkte hoeveelheid biomassa beschikbaar. Dus grenzen aan de groei anders concurreren de vergisters elkaar dood. Bonus voor alle warmte benutting ( ook drogen digistaat ), totaalverwerking en NPK isoleren uit digistaat. Totaal verwerken stimuleren en mestraffinage ook. Drogen van digistaat stimuleren Energie bedrijven verplichten om groene stroom te maken. Akkerbouwers verplichten om mest op het land te gebruiken. Controle van digistaat aan de output zijde ipv een theoretische lijst. Groen gas altijd op het aardgasnet mogen leveren ( hulp om op het hoge druk net te komen ) Vergisters mee laten doen met verplichte CO2 handel. Sector verplichten om mest te gaan verwerken maar dan ook stimuleren en CO2 rechten naar sector. Monovergisting kan volgens mij financieel niet uit. Mest scheiden in dik en dun is alleen interessant als de dikke fractie wordt vergist en het digistaat gedroogd. CO2 berekeningen stimuleren en het vermarkten stimuleren. Vergunningen is momenteel een show stopper en uitbreiding of aanpassingen zijn erg moeilijk. Dit moet veel beter en praktischer. De nieuwe WABO is een achteruitgang ! We zijn vaak 3 jaar bezig om een vergunning te krijgen en 2 jaar om een vergunning te wijzigen. Pilot groens kunstmest moet verder na 2011. Goed idee om samen te werken met bedrijven in de keten. Groene stroom en groene stopcontacten stimuleren. EIA, MIA en Vamil blijven. Pilots zelf beter ondersteunen en niet de adviseurs er omheen.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 52
Respons Werktafel Overheid en beleid Genodigden: M. Botman T. Vermeer K.A. Buma M. Heijmans P. Kruithof H. Bos H. Smit W. Van der Hulst
(21 maart 2011)
Min.EL&I Prov. Noord-Brabant/ IPO 5 AID ZLTO Min.I&M Min.EL&I Min.EL&I Waterschap Aa en Maas
B. van Asselt
AgentschapNL
T. van Korven
ZLTO
Er komen per april meer coproducten op de positieve lijst Er is een kennis- en ervaringleemte bij akkerbouwers en leveranciers ten aanzien van (dierlijke)mestproducten. Het is daarom waarschijnlijk dat de akkerbouwer kunstmest gebruikt dat gegarandeerde resultaten oplevert. De vele pilots moeten hier antwoord op geven. Het effect, oogstresultaten, uitspoeling, geschikte grondsoort, tijdstip jaar, toedieningstechniek van geproduceerde fracties uit dierlijke mest is nog onduidelijk Er is een kennis- en ervaringleemte bij ondernemers met een (co)vergister. Dit is mede de oorzaak dat veel vergisters niet rendabel draaien Covergisten zorgt voor meer mestoverschot en meer transportbewegingen Monovergisten van dierlijke mest zou in het Activiteitenbesluit moeten worden opgenomen als een agrarische activiteit. Een biogas-wkk is momenteel vergunningplichtig. Monovergisten is een legitiem onderdeel van mestbe- en verwerking wanneer restwarmte ingezet kan worden om mest en/of digestaat te be- en verwerken Het bouwblok voor een covergister is momenteel te klein binnen de WABO. De AgriMoDEM, Microferm en de Piccolo bieden uitkomst. De vraag is of deze systemen economisch rendabel zijn. De plusjes zouden tot een rendabele keten van mestverwaarding moeten leiden De vaste stof/dikke fractie vergister in de provincie Utrecht is rendabelere dan covergisting Dikke fractie behandelen als vaste mest (jaarrond op bouwland uitrijden); wordt in 2012 met EC opgenomen Pilots voor kunstmestvervangers lopen Stikstofconcentraten uit dunne fractie als kunstmestvervanger; ligt nu bij EC Struviet uit dierlijke mest; is knelpunt, zit nu nog teveel nitraat in Meer kennis van vergisting bij beheerders ontwikkelen De vergisters moeten uiteindelijk allemaal zonder subsidie kunnen draaien Agrifirm (voormalig CeHaVe diervoeding producent) stuurt op kunstmestgebruik omdat zij daar belangen bij hebben. Agrifirm stuurt niet op kunstmestvervangers. Struviet afkomstig van dierlijke mest mag binnen Nederland nog niet ingezet worden als kunstmestvervanger (wel in Duitsland vanwege fosfaattekort). Aan de andere kant willen Waterschappen met rioolwaterzuiveringsinstallaties middels precipitatie/struviet vorming meststoffen winnen en dit te legaliseren als kunstmestvervanger Algemene opmerkingen over sheet ‘Kringlopen sluiten/ Mono mestvergisters en mestraffinage’, er kan ook nog een pijl getrokken worden vanuit de ‘vergister’ naar de ‘raffinage’.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 53
Opmerking bij sheet ‘Discussie uitgangspunten’, uitgangssituatie ‘Aanwezig’ en ‘Beschikbaar’ is niet geheel helder. Opmerking bij sheet ‘Ervaringen eerdere werktafels’, men kan zich vinden in de ‘Hoofdroute van locale scheiding/ regionale vergisting’, mits de route ecologisch en economisch rendabel is. Opmerking bij sheet ‘Discussie RO-beleid en regelgeving/ Knelpunt regelgeving’, er is onduidelijkheid over bullet 1 en 2. ‘Regels’ moet zijn andere gebruiksnormen voor fosfaatrijke producten. Men hanteert reeds ‘Fosfaatdifferentiatie’, dat fosfaat dosering gekoppeld is aan bodem. Opmerking bij sheet ‘Discussie RO-beleid en regelgeving/ Knelpunten uitrijregels’, bullet 1, ‘Flexibele aanwendperiodes’, men beaamd dat de periode voor het uitrijden van dierlijke mest zeer kort is. Bullet 2, ‘Dikke fractie zelfde behandelen als vaste mest’, dit is reeds geadresseerd. Bullet 3, ‘Meer specifieke mestregels mbt verbruiksnormen per gewas…”,
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 54
Respons Werktafel NGO’s Genodigden: S. Akkerman H. Berkhuizen/ H. Hooijer C. Kalden J. Baan T. van Korven
(23 maart 2011)
Stichting Natuur & Milieu Milieudefensie Staatsbosbeheer Brabants Landschap ZLTO
Oplossen mestoverschot: streven naar minder staarten, staarten koppelen aan land Niet op kwantiteit/kostprijs maar op kwaliteit sturen (komt overeen met de visie van de Rabobank) Er heerst de angst dat wanneer het melkquota en de dierenrechten in 2015 eraf gaan er nog meer staarten bijkomen Consument meer bewust maken dat vlees eten consequenties heeft voor natuur en milieu Onderzoek toont aan dat een te veel aan eiwitten een verhoogde kans op suikerziekte geeft Totale integrale regionale samenwerking (symbiose) tussen veehouder en akkerbouwer Kunstmest vervangen door kunstmestvervangers, mits geen uitspoeling Alle mest vergisten Géén covergisters Alles volgens de cascade; Food, Feed, Fiber, Fuel (en volgens Biobased Economy) Mest niet verbranden of vergassen. Dit wordt gezien als het indirect vernietigen van voedsel Lokale mestraffinage, monovergisten en mineralen onttrekken en/of scheiden en regionaal monovergisten worden, mits ook economisch rendabel als meest kansrijke routes beschouwd Een blijvende oplossing voor de mestproblematiek is produceren binnen milieugrenzen door middel van een gesloten kringloop van land-voer-vee-mest. We vragen ons af in hoeverre nutriënten behouden kunnen blijven bij vergisting. Met andere woorden, is het nog wel mogelijk om de kringloop te sluiten als je mest gaat vergisten? Door een end-of-pipe oplossing te kiezen breng je een oplossing van de mestproblematiek juist verder weg. Dezelfde vraag geldt voor organische stoffen. Bij vergisting gaan organische stoffen verloren, terwijl die essentieel zijn voor de bodemkwaliteit. Ook onderdeel van gesloten kringloop. Covergisting is hoe dan ook geen structurele oplossing. Het bijmengen versterkt de mestproblematiek door de grotere output van organisch materiaal dat als dierlijke mest aangemerkt wordt. Bij een duurzame veehouderij hoort ook een hoog niveau van dierenwelzijn. Volgens Milieudefensie moet dat o.a. vorm krijgen in vrije uitloop c.q. weidegang. De zorg bestaat dat vergisting ook het ophokken van dieren in de hand werkt, doordat de vrije uitloop het opvangen en verwerken van mest bemoeilijkt. Hoe haal ik zoveel mogelijk uit mest en/ of wat zou ik er extra mee kunnen doen.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 55
Respons Werktafel LTO Cie. Milieu functionarissen (30 maart 2011) Genodigden: T. van Korven M. Heijmans J. van Wenum P. Lemmens E. Douma J. van Gastel I. Bisseling W. van Stralen H. Boelrijk S. Schlatmann S.J.W. Peeters
ZLTO ZLTO LTO Noord Arvalis LTO Nederland ZLTO LTO Noord LTO Noord LTO Noord Energy Matters Energy Matters
Wat versta je onder duurzame mestverwaarding; zowel economisch, ecologisch en maatschappelijk verantwoord. Wat is grootschalig/regionaal en kleinschalig/boerderij; grootschalig, tussen de 2 en 5 MWe (= netto energie kunnen leveren aan de maatschappij). Kleinschalig; energieneutraal op bedrijfsniveau. Groen gas productie is niet rendabel op boerderijschaal. Wat is high tech en low tech mest; low tech mest is drijfmest (ongescheiden mest). High tech mest zijn kunstmestvervangers/ concentraten. Wat is mestraffinage (toekomst); concept AgriMoDEM Wat is mestraffinage (state of the art); concept drijfmest scheiden in dikke en dunne fractie, en uit de dunne fractie vervolgens middels omgekeerde osmose, concentraten halen. Van belang is voor de businesscase, waar je de mest en of digestaat gaat be- en verwerken, biogas, elektriciteit, warmte en/of groen gas gaat produceren. In tegenstelling tot de dikke fractie van rundveemest is de dikke fractie varkensmest geen goede grondverbeteraar. Een boer mag op zijn erf verschillende soorten mest mengen, een intermediair mag dit ook. De visie steekt erg in op de techniek, je moet juist op het eindproduct richten. Om vraag naar kunstmestvervangers te creëren moet je de akkerbouwer vragen waar het eindproduct aan moet voldoen (producteisen). Contact: Pieter Evenhuis (06-22561647) te Giethoorn is hier mee bezig. Periode van uitrijden verruimen. Bepleiten kortere uitrijtijd voor drijfmest en langere uitrijdtijd voor concentraten en dikke (organische/koolstofhoudende) fractie. Mogelijk is de ‘Crisis en herstelwet’ interessant om projecten makkelijker te realiseren. Consulteer juist ook Jaap Petraes van Friesland-Campina, zij zijn namelijk al gestart met een aantal ondernemers (waaronder Frank van Genugten) met het verduurzamen van de zuivelketen en Agrifirm. Frank van Genugten gaat op lokatie bij de rundveehouder (melkkoeien) mest scheiden met een vijzelpers. Neemt de dikke fractie in om samen met reststromen afkomstig van Friesland-Campina te covergisten. Het vrijkomende biogas zet hij middels een WKK om in groene stroom, warmte en een deel naar groen gas en transportbrandstof. De warmte levert hij aan een lokale glastuinder.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 56
Struviet uit dierlijke mest is anorganische en zou derhalve net als struviet uit humane mest goedgekeurd moeten worden. Covergisting is op basis van energieproductie/levering niet rendabel Door andere stalsystemen kun je mest reeds in de stal scheiden in dikke en dunne fractie. Hiermee wordt tevens ammoniakuitstoot vermeden. Kunstmestvervangers/ concentraten moeten snel nationaal worden goedgekeurd. Dikke fractie, is vaste mest/ niet verpompbare mest, mag je jaarrond uitrijden op kleigrond en niet op zandgrond. Er geld echter een uitzondering voor kalvermest, deze is verpompbaar en mag wel het jaarrond uitgereden worden. Het houden van dieren geeft per definitie emissies. NGO’s zullen daarom streven naar minder staarten. Geef daarom aan hoe je dit wil ondervangen. Bij het huidige kabinet gaat het niet om de duurzame energieproductie maar om de CO2reductie en vermeden fossiele energie. Om het mestoverschot op te lossen moet je een deel van je mest toch exporteren. Agrosector wil niet onder ETS vallen (verplichte CO2 emissiehandel). Toch zou CO2 reductie door vergisting en verhandelen geld opleveren voor de Agrosector. De extra mest (mestoverschot) die verwerkt wordt zou middels certificaten onderling te verhandelen zijn. Men zou een verplichte deel van het mestoverschot moeten verwerken. Monovergisten is minder subsidiegevoelig/afhankelijk. Aanbevelingen moeten SMART zijn. Men zou Bleker of beter Verhagen moeten strikken of de voorzitter van het Topgebied om deze visie over te dragen.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 57
Respons Werktafel LTO Milieu functionarissen + bestuurders
(12 april 2011)
Genodigden:
T. van Korven M. Heijmans J. van Wenum P. Lemmens A. Brink H. Huijbers P. Brouwers L. Moonen Dhr. Langeslag H. Veldhuizen C. Romijn J. Haanstra E. Douma A. Ten Have M. Rooijakkers J. Achten
ZLTO ZLTO LTO Noord Arvalis LTO Noord ZLTO ZLTO LLTB KAVB LTO Nederland WLTO LTO Nederland LTO Nederland
S. Schlatmann S.J.W. Peeters
Energy Matters Energy Matters
ZLTO Arvalis Adviseurs
Het voordeel van een monovergister tov een covergister is dat er minder mineralen vrij komen. Met covergisten kan meer groen gas geproduceerd worden echter er ontstaat ook meer mestoverschot. De visie wordt opgesteld vanuit dierlijke mest. Ook plantaardige mest benomen. Het gaat tenslotte om mest op maatproducten. Duurzame energie kan het imago van de Agro-sector verbeteren. Aanbeveling; men moet als overheid wel een innovatiespoor opnemen Periode uitrijden dunne mest uitbreiden; dit is niet reëel, dit krijg je nooit voor elkaar bij de EU. Compost heeft vrijstelling voor fosfaat. Voor dikke fractie dierlijke mest krijg je dit niet voor elkaar. Dikke fractie heeft een dierlijke mestcomponent. Het compost dat vrijkomt uit de AgriMoDEM heeft deze dierlijke mestcomponent dus ook. Dikke fractie behandeleen als vaste mest= jaarrond op bouwland uitrijden, zodat na het ploegen niet nog eens over het land (uit)gereden hoeft te worden. Dit is geregeld voor kleigrond maar nog niet voor zandgrond. Struviet; binnen het project SOURCE zien proeven er veelbelovend uit. Afzetpotentie van struviet is groots maar hangt af van het prijsverschil. Het prijsverschil moet groot genoeg zijn aangezien de aanwendingstechnieken anders zijn (=hoge investeringskosten). Struviet, stikstof gebonden in ammoniumbinding en spoeld minder snel uit. Kunstmestprijs is in één jaar verdubbeld. De visie is nu te veel aanbod gericht. Beter is te richten op de aanwendbaarheid en oogstresultaat van de producten. Niet eet-bare coproducten (doordraai en overtijd-producten) covergisten is verantwoord. Omploegen geeft meer methaan/ broeikasgassen dan covergisten.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 58
Bermmaaisel moet ook ingezet kunnen worden (covergisten, mest + bermmaaisel). Ureum houdende kunstmestvervanger emitteert veel minder lachgas dan kunstmest. Wat is de effectiviteit van kunstmestvervangers tov kunstmest irt CO2-emissies en/of reductie. Behorende bij pp-sheet financiële analyse; wat is je referentie, de duurzame zuivelketen? Overheid koopt op dit moment, met het geld van de belastingbetaler, veel CDM-credits in het buitenland. Dit geldt zou de overheid ook kunnen investeren in CO2-reductie in eigen land. Interessant is te onderzoeken of het voor de overheid niet veel interessanter/effectiever is om elke subsidie-Euro niet beter geïnvesteerd kan worden in de verduurzaming van de agrarische sector; methaan c.q. CO2 reductie door mestvergisting. Men zou ook kunnen denken aan een CO2/ milieukeurmerk voor de rundvee- en varkenshouder. Belangrijke conclusie economie; een positieve businesscase is alleen mogelijk met en/ enoplossingen; het vermarkten van meerdere producten (=biobased economy). Kortweg, mestverwerkingsketen op baisi van energie is niet rendabel. Voor een rendabele businesscase is meer nodig, meer plussen. Behorende bij pp-sheet Algemene beleidsaanbevelingen, prioriteit 2: Locaties voor centrale mestverwerking opnemen in RO-beleid; rekening houdend met nabijheid van landbouw, afzet van energie
en reststroomen en transportbewegingen. Ketenpartijen; zowel vlees als zuivelketen betrekken. Men moet een oproep doen naar eigen ketenpartijen. Als Rijden op groen gas moet gepushed worden(certificaten) Of Low Carbon Footprint voor vlees. Ofwel vlees dat CO2-arm geproduceerd is. Het verwaarden van mest en digestaat en het terugdringen van het gebruik en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zou meer beloond/ gestimuleerd moeten worden. Niet alleen in geld. Er moet een breder verhaal onder liggen. Ofwel, mestverwaarding levert een belangrijke bijdrage aan de maatschappelijke doelen. Voorkomen klimaatemissies en levering duurzame energie aan de burger zorgt voor een positief imago/ beeldvorming. Kortweg de integraliteit van de totale keten moet verwerkt worden in verhandelbare certificaten. Vanwege keten neemt het gevaar ook toe. Bedrijfscertificering/controle is noodzakelijk. Als Friesland-Compina dit niet oppakken komt dit niet van de grond. Niet vergeten mag worden dat de Nederlandse Agrosector het meest efficiënt is. Boerderijschaal, regionale schaal. Het beeld van regionale schaal mag niet een fabriek of industrie zijn. Onder het mom van biodiversiteit en bodemvruchtbaarheid moet koolstof/ organische fractie terug naar het land. In Duitsland moet derhalve betaalt worden om het stro van het land te halen. De economische berekeningen laten zien dat covergisting en groengasproductie erg gevoelig zijn voor subsidies. Beter is het om de investeringskosten in een mest- en/of digestaatbe- en verwerkingsinstallatie, vergister en/of raffinage omlaag te brengen. Kennis- en ervaringsleemtes; de kennis en ervaring bij operators/ managers van vergisters is met name bij coöperaties met een vergister onder de maat. Een minder goede bedrijfsvoering leidt tot slechtere rentabiliteit van covergisters. Kennis- en ervaringsleemtes; er ontbreekt kennis en ervaring mbt het be- en verwerken van mest en digestaat, het aanwenden en de werkingsgraad van kunstmestvervangers/ concentraten. Een kennisbank of mestloket, zoals ze in Belgie kennen in de vorm van VCM (Vlaams Coor-
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 59
dinatiecentrum Mestverwerking), zou uitkomst kunnen bieden (draagvlak verhogen bij akkerbouwers voor het gebruik van kunstmestvervangers ipv kunstmest). Duurzame energieproductie is nu een groot onderdeel van de visie mestverwaarding. Het is de vraag of energieproductie een legitieme plaats moet innemen.
Hieronder, de opmerkingen aangeleverd door dhr. J. Haanstra en dhr. J. van Wenum: De mestverwaardingsvisie wordt nu vooral aangevlogen vanuit het product onbewerkte mest, vervolgens worden vandaar uit verschillende mogelijke processen beschreven (covergisting, monovergisting, raffinage etc) er worden prijskaartjes aangehangen en er worden conclusies getrokken er van uitgaande dat producten uit mestverwerking een eigen markt gaan creëren. Echter ons inziens begint een visie over verwaarding van een ruw product, zoals mest, bij marktonderzoek. De markt voor bewerkte/verwerkte mestproducten is er al namelijk al. Er is behoefte aan fosfaatarme organische stofbronnen in de NL akker- en tuinbouw, in andere landen (denk aan Frankrijk wijnbouw) is wellicht behoefte aan fosfaatrijke mestkorrels. Daarnaast is er behoefte aan “snelle” mineralen (o.a. NK) in een vorm die qua prijs/kwaliteit minimaal kan concurreren met kunstmest. Daarnaast zijn er nog enkele milieuproblemen veroorzaakt door o.a. de huidige toepassing van onbewerkte drijfmest waarbij be- of verwerkte mestproducten aan verbetering kunnen bijdragen. De vraag die je als mestproducenten vervolgens stelt is kunnen wij die producten produceren die inspelen op de marktvraag en die bijdragen aan verbetering van de milieukwaliteit. Welke be- of verwerkingstechnieken zijn daarbij nu in beeld. Is dit voldoende om de producten met de gewenste specificaties te leveren of moet er juist op innovatie worden ingestoken. Zijn de technieken rendabel, dwz kunnen de eindproducten concurrerend in de markt worden gezet en hoe kan de rendabiliteit worden verbeterd bijv door ook energie te leveren. Vervolgens welke rol is er daarbij voor het bedrijfsleven en welke rol is er voor de overheid, denk aan co-innovatie maar ook aan de bijdrage van de overheid aan stimulerende wet- en regelgeving die bijdraagt aan de gewenste ontwikkeling: bij dit laatste denken we aan fosfaatvrijstelling, de strikte scheiding tussen kunstmest en dierlijke mest verminderen, uitrijdtijden vaste fractie verruimen etc. We begrijp dat als je op deze manier aanvliegt het een forse aanpassing van de visie wordt. Echter het wordt dan wel een visie die redeneert vanuit de vraag en niet vanuit het aanbod. Juist zo’n uitgewerkte en integrale visie ontbreekt nog en kan ons helpen in de discussie omtrent het 5e actieprogramma. Concreet betekent dit o.a.; o Bij de hoofdaanleiding voeg je dan o.a. toe zorgen over bodemvruchtbaarheid in verband met het vigerende mestbeleid, toenemende mineralenschaarste en hoge kunstmestprijzen. o Bij de knelpunten dat huidige dierlijke mestproducten veelal ongunstige verhouding mineralen en organische stof hebben(NL situatie, export wellicht andere knelpunten) o Bij de oplossingen aanbevelingen kom je denk ik uit op ontwikkelen kosteneffectieve procesinnovaties voor mestraffinageproducten die aansluiten op de behoefte in de markt. Tevens op creëren beleidsruimte voor deze producten bij de toepassing (boven de dierlijke mestnorm tot gebruiksnorm, andere uitrijdperiodes en wellicht met bepaalde vrijstellingen (P).
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 60
Appendix II.
BESCHIKBAARHEID COPRODUCTEN
Voor de beschikbaarheid van coproducten ten opzichte van mest bieden de getallen uit de rapporten over beschikbaarheid van biomassa van Nederlandse biomassa voor energieproductie uit 2009 en 2010 van Koppejan et al houvast (zie tabel 10). Hierbij wordt uitgegaan van het Strong Europe scenario, dat het beste aansluit bij de doelstellingen uit het convenant Schone en Zuinige agrosectoren alsmede de huidige overheidsdoelstellingen. In andere scenario’s liggen de getallen van biomassa beschikbaarheid voor energieproductie in meer of mindere mate lager. De hoeveelheid drijfmest van melk- en vleesvee in 2009 bedraagt 67 Mton. In 2020 raamt Koppejan et al onder het scenario Strong Europe een hoeveelheid aanwezige mest van 53 Mton. Hiervan komt volgens Koppejan et al ca 32 Mton beschikbaar voor energietoepassing, zie onderstaande tabel. De achterliggende reden is dat een gedeelte van de mest op het land achterblijft bij vrije uitloop terwijl er ook andere toepassing van mest wordt ingecalculeerd. Op basis van de informatie uit de werktafels wordt dit als een lage inschatting gezien. De stromen die in aanmerking komen als coproduct zijn eveneens aangegeven.
Tabel 10: Beschikbaarheid van coproducten in 2020 voor covergisters volgens Koppejan et al, 2009 en 2010, Strong Europe (mesthoeveelheden zijn exclusief stapelbare mest; 3.470 kton nat). Het verschil tussen aanwezig en beschikbaar (voor energie toepassing) wordt vooral verklaard door andere toepassingen zoals voor grondstof of veevoer. Van de hoeveelheden die voor energie beschikbaar komen zal ook door partijen buiten de sector aanspraak gemaakt worden. De vet en olieachtige stromen worden nu al volledig voor biodiesel productie ingezet. Dit is een positieve business case. De reststroom van de VGI (voedings- en genotmiddelen industrie) wordt voor een flink deel in eigen vergisters in de sector toegepast. Ook de composteringsbedrijven zoeken organische reststromen en vrijwel alle composteerbedrijven zijn op dit moment bezig met het bouwen en inbedrijfnemen van een voorvergister. Deze bedrijven hebben een andere business case waarbij ook geldt dat de locale overheden die vaak opdrachtgever of eigenaren zijn eisen stellen aan de duurzaamheid en daarmee ook duurzame energie stimuleren. Al deze argumenten leiden ertoe dat de hoeveelheid organische reststromen die voor covergsiting beschikbaar komt beperkt is. We schatten in dat deze hoeveelheid maximaal de helft van de beschikbare organische reststromen is, met uitzondering van de oliën en vetten. Dat geeft een hoeveelheid van circa 4.000 kton er jaar. Volgens de huidige norm van maximaal 50% coproducten op basis van volume (kton nat) betekent dit dat deze hoeveelheid geschikt is voor covergisting met eveneens ca 4.000 kton mest en dus voor 7 tot 10% van de totale mest, afhankelijk van de inschatting van mest in 2020. Voor de korte termijn ligt de theoretische beschikbaarheid in de zelfde orde van grootte maar door allerlei restricties zoals de positieve lijst zal de beschikbare hoeveelheid nog kleiner zijn. Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 61
Appendix III.
VOORZIENE MEST- EN DIGESTAATBE- EN VERWERKINGSROUTES
In deze studie is uitgegaan van de volgende mest- en digestaatbe- en verwerkingsroutes: Lokale mestverwaarding o.b.v. een gemiddelde melkveehouderij met 140 runderen, ~2.800 ton drijfmest per jaar, of ~2.800 vleesvarkens, of ~933 zeugen: o Geen energie productie: Drijfmest afzetten; varkenshouders zijn in de meeste gevallen niet meer grondgebonden zodat zij hun mest moeten afzetten. Zij betalen hier gemiddeld tussen de 15 en de 20 €/ton voor. De kosten van de mestafzet is voornamelijk afhankelijk van het regionale mestoverschot. o Met energieproductie: Covergisting o.b.v. 50% ongescheiden drijfmest en 50% hoogwaardige coproducten Covergisting o.b.v. 50% ongescheiden drijfmest en 50% laagwaardige coproducten Mestvergisting o.b.v. 100% ongescheiden drijfmest Mestraffinage o.b.v. 100% ongescheiden drijfmest
Regionale mestverwaarding o.b.v. 5 MWe covergisting als referentie voor maximaal schaalvoordeel (~4.000 runderen, ~80.000 ton drijfmest per jaar, of ~80.000 vleesvarkens, of ~26.660 zeugen): o Geen energieproductie: Drogen/korrelen en exporteren van mest o Met energieproductie: Covergisting o.b.v. 50% ongescheiden drijfmest en 50% hoogwaardige coproducten Covergisting o.b.v. 50% ongescheiden drijfmest en 50% laagwaardige coproducten Mestvergisting o.b.v. 100% ongescheiden drijfmest Mestvergisting na voorscheiding o.b.v. 100% dikke fractie Mestraffinage o.b.v. 100% ongescheiden drijfmest
De verschillende routes zijn geanalyseerd op: Technische analyse CO2-balans Financiële analyse CO2-effectiviteit (€/vermeden ton CO2)
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 62
Appendix IV. DEFINITIES & UITGANGSPUNTEN ROUTES In deze studie is uitgegaan van de volgende definities en uitgangspunten: Handelingen met mest en/of digestaat waardoor mineralen niet meer in de Nederlandse landbouw terechtkomen noemen we mestverwerking. Handelingen met mest en/of digestaat, waarna de mineralen in de Nederlandse landbouw komen, noemen we mestbewerking. Direct aanwenden (uitrijden) is referentie. Na opslag, wordt drijfmest uitgereden op de akker Covergisting: vergisten van drijfmest (50%) en coproducten (max. 50%) Mestvergisting: bij mestvergisting wordt (in de berekeningen) niet van te voren een scheidingsstap toegepast, dit heeft als gevolg dat de (vergistings)reactor de helft zo groot is als die van een covergister. Mesvergisting: drijfmest wordt gescheiden in dikke/ dunne fractie. De dikke wordt vergist en de dunne wordt middels omgekeerde osmose omgezet in kunstmestvervanger en water wat op het riool gestort mag worden. De reactor is een kwart (25% dikke fractie van drijfmest) van de reactor als voor mestvergisting en een achtste van de reactor vergeleken met covergisting. Mestraffinage: drijfmest wordt met de ‘AgriMoDEM’-technologie vergist en in verschillende bruikbare fracties gescheiden zoals kunstmestvervanger en compost. Verder geldt dat: Er is niet getracht de cases rendabel te maken, maar is uitgegaan van beschikbare volumehoeveelheden mest en digestaat en daarbij onderzocht wat de meest interessante route is. Er is uitgegaan van bestaande verkrijgbare technieken. Zowel elektriciteits- en warmteproductie (WKK) als groen gas productie. Bij WKK ook gekeken naar afzet warmte aan “derden”, exclusief mogelijke CO 2 levering. Bij vergisting na voorscheiding en mestraffinage komen stromen vrij die kunstmest/ KAS (Kalkammonsalpeter, Tripelsuperfosfaat en Kali 60) kunnen vervangen. de Er is uitgegaan van de 2de openstelling van de SDE+ 2011, ofwel de 2 trance voor zowel elektriciteit als groen gas. Bij de CO2-balans wordt direct aanwenden als referentie gezien, dit heeft als consequentie dat bij meer high tech routes CH4 en NO2 wordt afgevangen en zodoende uitstoot wordt vermeden ten opzichte van conventionele mestopslag. Opbrengsten vermeden CO2 a.d.h.v. ETS is niet wenselijk ivm administratieve lasten c.q. kosten. o In bepaalde stromen zit nog CO2, zoals de rookgassen van de WKK, welke afgevangen en aangewend kan worden in de sector zelf, CO2 voor de GTB. Deze CO2 zit niet in de vermeden CO2. De warmte die benodigd is voor het drogen/korrelen wordt opgewekt uit aardgas. Deze optie kan interessanter worden als gebruik gemaakt wordt van restwarmte, bijvoorbeeld restwarmte afkomstig van een industrieel productieproces of energiecentrale. Dit is ook mede afhankelijk van benodigde investering in een warmtenet.
Visie duurzame drijfmestverwaarding/ Projectnummer 11.445
Pagina 63
Appendix V.
KENGETALLEN ZOALS GEBRUIKT IN DE BEREKENINGEN
Achtergrondrapport integrale visie duurzame drijfmestverwaarding/Projectnummer 11.445
Pagina 3
MESTVERWAARDING OP BEDRIJFSNIVEAU Uitganspunten & kengetallen op bedrijfsniveau Bedrijfsgegevens Bestaand Bestaande/nieuwbouw stal Niet Wel/niet uitrijdbaar land Boerderij grootte 140 runderen 0 vleesvarkens 0 zeugen Jaarlijks energieverbruik bedrijf Rundveebedrijf 400 kWh/rund 46 m3/rund Vleesvarkensveebedrijf 36 kWh/vleesvarken 7 m3/vleesvarken Zeugvarkensbedrijf 190 kWh/zeug 90 m3/zeug Mest/biogasproductie Dichtheid mest 1 ton/m3 rundveemest 1 ton/m3 vleesvarkensmest 1 ton/m3 zeugenmest Jaarlijkse mestproductie 20 m3/rund 1 m3/vleesvarken 5 m3/zeug Biogasproductie 25 m3 biogas/m3 rundveemest 25 m3 biogas/m3 vleesvarkesmest 15 m3 biogas/m3 zeugenmest 200 m3 biogas/ton coproducten Biogas --> groen gas 60% CH4 in biogas co/mestvergisting 90% CH4 in biogas raffinage 22,00 MJ/m3 biogas (60% CH4) 31,65 MJ/m3 groen gas/aardgas (88% CH4) 1,15 kg/m3 biogas (60% CH4) 0,83 kg/m3 groen gas/aardgas (88% CH4)
CO2-balans CO2-balans 0,122 ton CO2 besparing/m3 rundveemest*jaar vermeden CH4 mestopslag 1,16E-04 ton CO2 besparing/m3 rundveemest*jaar vermeden N2O mestopslag 6,12E-03 ton CO2 emissie/m3 rundveemest*jaar CH4 mestopslag 6,09E-06 ton CO2 emissie/m3 rundveemest*jaar N2O mestopslag 4,93E-04 ton CO2 emissie/m3 rundveemest*jaar voor transport 1,10E-03 ton CO2 emissie/m3 digestaat rundveemest*jaar voor transport 1,05E-01 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar verbouw comateriaal N2O 3,47E-02 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar verbouw comateriaal CO2 2,26E-02 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar verbouw comateriaal energie 3,72E-03 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar CH4 comateriaalopslag 6,98E-05 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar N2O comateriaalopslag 9,30E-04 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar voor transport 9,30E-04 ton CO2 emissie/ton digestaat comateriaal*jaar voor transport 0,356 ton CO2 emissie/kWe*jaar methaanslib vergister 4,00E-01 ton CO2 emissie/kWe*jaar bouw en afbraak installatie 6,00E-04 ton CO2 emissie/kWh 1,78E-03 ton CO2 emissie/m3 aardgas 2,14 ton CO2 besparing/ton NPK kunstmestvervanging
Procesgegevens Co/mestvergisting 100% van mestaanbod (100% is 50/50, 50% is 2/1, 25% is 4/1) 8000 draaiuren/jaar 38,0% elektrisch rendement motor 47,0% thermisch rendement motor 85% rendement motor 28% vd warmteopbrengst benodigd voor aandrijving covergister 14% vd elektriciteitsopbrengst benodigd voor aandrijving installatie voor covergister Mestraffinage 8,45E-03 MWh elektraverbruik/m3 mest € 1,01 elektraverbruik/m3 mest 100% effectiviteit van kunstmestvervanger t.o.v. kunstmest (geldt ook voor compost) 25% baten voor vervanging kunstmest inachtneming kosten transport, opslag, aanwenden Biogasopwerking 0,20 kWh/m3 biogas input elektriciteit benodigd Warmtebenutting derden 75% Efficiency warmtenet naar derden 95% Ketelefficiency derden 50% v.d. tijd warmte benutbaar
Achtergrondrapport integrale visie duurzame drijfmestverwaarding/Projectnummer 11.445
Kostprijzen Mestverwerkingskosten € 6 per ton mest uitrijden € 15 per ton mest afzetkosten € 3,00 per ton mest voor transportkosten aanvoer/afvoer € 5,00 per ton mest voor dikke fractie afzetkosten € 2,00 per ton mest voor dunne fractie afzetkosten € 45,00 per ton comateriaal Energiekosten € 120 per MWh elektriciteit inkoop € 0,28 per m3 aardgas inkoop € 110 per MWh groene elektriciteit SDE € 0,28 per m3 aardgas inkoop derden Baten kunstmestvervangers € 1,11 per kg N € 2,00 per kg P € 0,20 per kg K € 0,01 per kg compost CO2-prijs € 15 per ton CO2 Investeringskosten Covergister € 2.500 per kWe geinstalleerd vermogen € 1.700 per kWe voor vergistingsreactor Mestvergister € 5.000 per kWe geinstalleerd vermogen (WKK case; Microferm) Mestraffinage € 100.000 extra aanpassingen bedrijf (incl aanpassen stal?) € 10.500 per kWe geinstalleerd vermogen (Groen gas case; Agrimodem) WKK € 800 per kWe geinstalleerd vermogen Overige investeringskosten € 3.000 Vergunningentraject € 19.000 Koppeling el-net € 100.000 Aanpassingskosten gierkelder bedrijf (bestaand/retrofit) € -200.000 Vermeden bouwkosten gierkelder (nieuwbouw) Overige kosten/baten 5% vd investeringskosten voor onderhoud en managent 2% vd investeringskosten voor overige kosten 0% Onvoorzien 40% Belastingtarief fiscale winst Subsidies € 3.000 Vamil 27% MIA Financiering investering 5% rente 12 jaar afschrijving
Pagina 4
REGIONALE MESTVERWAARDING Uitganspunten & kengetallen REGIONAAL Bedrijfsgegevens Aantal stuks vee benodigd voor voldoende mestproductie 4000 runderen 0 vleesvarkens 0 zeugen Mest/biogasproductie Dichtheid mest 1 ton/m3 rundveemest 1 ton/m3 vleesvarkensmest 1 ton/m3 zeugenmest Jaarlijkse mestproductie 20 m3/rund 1 m3/vleesvarken 5 m3/zeug Biogasproductie 25 m3 biogas/m3 rundveemest 25 m3 biogas/m3 vleesvarkesmest 15 m3 biogas/m3 zeugenmest 200 m3 biogas/ton coproducten Biogas --> groen gas 60% CH4 in biogas co/mestvergisting 90% CH4 in biogas raffinage 88% CH4 in groen gas 22,00 MJ/m3 biogas (60% CH4) 31,65 MJ/m3 groen gas (88% CH4) 1,15 kg/m3 biogas (60% CH4) 0,83 kg/m3 groen gas (88% CH4) Procesgegevens Co/mestvergisting 100% van mestaanbod (100% is 50/50, 50% is 2/1, 25% is 4/1) 99% omzetefficientie biogas (60%) --> groen gas (88%) 8000 draaiuren/jaar 42,0% elektrisch rendement motor 48,0% thermisch rendement motor 90% rendement motor 28% vd warmteopbrengst benodigd voor aandrijving covergister 7% vd elektriciteitsopbrengst benodigd voor aandrijving installatie voor covergister Mestvergisting na voorscheiding Biogasproductie (voorscheiding) 70 m3 biogas/ton dikke fractie rundveemest 70 m3 biogas/ton dikke fractie vleesvarkensmest 42 m3 biogas/ton dikke fractie zeugvarkensmest CO2-balans CO2-balans 0,122 ton CO2 besparing/m3 rundveemest*jaar vermeden CH4 mestopslag 1,16E-04 ton CO2 besparing/m3 rundveemest*jaar vermeden N2O mestopslag Biogasopwerking 0,20 kWh/m3 biogas input elektriciteit benodigd Mestvergisting na voorscheiding 0,25 ton dik/ton mest 0,25 ton concentraat/ton mest 0,50 ton water/ton mest Biogasproductie (na voorscheiding) 70 m3 biogas/ton dikke fractie rundveemest 70 m3 biogas/ton dikke fractie vleesvarkensmest 42 m3 biogas/ton dikke fractie zeugvarkensmest Warmtebenutting derden 75% Efficiency warmtenet naar derden 95% Ketelefficiency derden 50% v.d. tijd warmte benutbaar
Procesgegevens Kostprijzen Mestraffinage Mestverwerkingskosten 8,45E-03 MWh elektraverbruik/m3 mest € 6 per ton mest uitrijden 100% effectiviteit van kunstmestvervanger t.o.v. kunstmest (geldt ook voor compost) € 10 per ton mest innemen 25% baten voor vervanging kunstmest inachtneming kosten transport, opslag, aanwenden € 3,00 per ton mest voor transportkosten aanvoer/afvoer 63,6 l PSN/m3 mest € 5,00 per ton mest voor dikke fractie afzetkosten 0,5 kg N in PSN/m3 mest € 2,00 per ton mest voor dunne fractie afzetkosten 0,6 kg P in PSN/m3 mest Energiekosten 0,2 kg K in PSN/m3 mest € 60 per MWh elektriciteit inkoop 730 kg KN/m3 mest € 0,25 per m3 aardgas inkoop 4,1 kg N in KN/m3 mest € 90 per MWh groene elektriciteit SDE 0 kg P in KN/m3 mest € 0,79 per m3 groen gas verkoop SDE 2,1 kp K in KN/m3 mest € 0,28 per m3 aardgas inkoop derden 16,8 kg compost/m3 mest € 45,00 per ton comateriaal 35,2 kg zand/m3 mest Baten kunstmestvervangers 213,9 kg CO2-lucht/m3 mest € 1,11 per kg N 20,30 m3 biogas/m3 drijfmest € 2,00 per kg P Biogasopwerking € 0,20 per kg K 0,20 kWh/m3 biogas input elektriciteit benodigd € 0,01 per kg compost Warmtebenutting derden CO2-prijs 75% Efficiency warmtenet naar derden € 15 per ton CO2 95% Ketelefficiency derden Investeringskosten 50% v.d. tijd warmte benutbaar Covergister CO2-balans € 1.800 per kWe geinstalleerd vermogen 6,12E-03 ton CO2 emissie/m3 rundveemest*jaar CH4 mestopslag € 1.200 per kWe voor vergistingsreactor 6,09E-06 ton CO2 emissie/m3 rundveemest*jaar N2O mestopslag Mestvergister 4,93E-04 ton CO2 emissie/m3 rundveemest*jaar voor transport € 4.500 per kWe geinstalleerd vermogen (WKK case; Microferm) 1,10E-03 ton CO2 emissie/m3 digestaat rundveemest*jaar voor transport Mestvergisting na voorscheiding 1,05E-01 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar verbouw comateriaal N2O € 900.000 Zeefbandscheider 3,47E-02 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar verbouw comateriaal CO2 € 2.500 per kWe geinstalleerd vermogen 2,26E-02 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar verbouw comateriaal energie Bijkomende kosten 3,72E-03 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar CH4 comateriaalopslag € 3,00 per ton mest voor transportkosten aanvoer/afvoer 6,98E-05 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar N2O comateriaalopslag € 5,00 per ton mest voor dikke fractie afzetkosten 9,30E-04 ton CO2 emissie/ton comateriaal*jaar voor transport € 2,00 per ton mest voor dunne fractie afzetkosten 9,30E-04 ton CO2 emissie/ton digestaat comateriaal*jaar voor transport Baten 0,356 ton CO2 emissie/kWe*jaar methaanslib vergister € 7 per ton mineralenconcentraat 4,00E-01 ton CO2 emissie/kWe*jaar bouw en afbraak installatie 100% effectiviteit van mineralenconcentraat t.o.v. kunstmest 6,00E-04 ton CO2 emissie/kWh Mestraffinage 1,78E-03 ton CO2 emissie/m3 aardgas € 8.500 per kWe geinstalleerd vermogen (Groen gas case; Agrimodem) 2,14 ton CO2 besparing/ton NPK kunstmestvervanging WKK € 600 per kWe geinstalleerd vermogen Gasopwerking € 4.100 per (m3/h) biogas input Overige investeringskosten € 3.000 Vergunningentraject € 19.000 Koppeling el-net € 50.000 Koppeling gasnet in investeringskosten Overige kosten/baten 5% vd investeringskosten voor onderhoud en managent 2% vd investeringskosten voor overige kosten 0% Onvoorzien 40% Belastingtarief fiscale winst Subsidies € 3.000 Vamil 27% MIA Financieringsinvestering en jaarlijkse kosten 5% rente 12 jaar afschrijving
Achtergrondrapport integrale visie duurzame drijfmestverwaarding/Projectnummer 11.445
Pagina 5
Achtergrondrapport integrale visie duurzame drijfmestverwaarding/Projectnummer 11.445
Pagina 3