Academiejaar 2013-2014
LESSEN + NOTA’S
RELATIE- EN GEZINSSTUDIES
Lesgever: Ann Buysse | Door: Delfien Vansteelandt Pagina 0 van 143
Inhoud INLEIDING RELATIESTUDIES
3
Leerstof
3
Examen
3
Inleiding: De cosmos of relaties: even complex?
3
Thema cursus – theorie & onderzoek naar partnerrelaties Aanbevolen literatuur (geen examenstof)
3 4
Vereisten aan wetenschappelijk onderzoek naar partnerrelaties Vereiste 1 Vereiste 2 Vereiste 3
4 4 4 5
Inleiding
5
Wat zijn intieme relaties? Interafhankelijkheid/interdependence Uniciteit Closeness Sex
6 6 7 7 7
Waarom moeten we ze bestuderen? Waarom zijn intieme relaties belangrijk? Relaties zijn gericht op de overleving van de soort Intieme relaties (en de behoefte daaraan) zijn een universele menselijke ervaring Relaties zijn een emotionele verrijking, leiden tot heel intense emoties Relaties en hun gevolgen Relaties en maatschappij Waarom zijn ze belangrijk?
8 8 9 10 12 14 15
Wat willen we dan juist weten?
15
Hoe moeten we onze vragen beantwoorden? Wetenschappelijk onderzoek en theorie Welke onderzoeksmethodes bestaan er? Welke relatietheorieën bestaan er? Relatietheorieën
15 15 16 16 16
EVOLUTIONAIRE THEORIE
17
Situering
17
Intieme relaties
17
Basisassumpties
17
Inzichten
18
Voorkeuren Grootte en attractiviteit
18 18
Maagdelijkheid Conclusie
18 19
Voorplantingsuitdagingen (van lang geleden) Vrouwen Mannen Algemeen
19 19 19 19
Sterktes en zwaktes Sterktes Zwaktes
20 20 20
HECHTINGSTHEORIE
21
Situering
21
Basisassumpties Hechtingservaringen → hechtingsstijl Interne werkmodellen Meten van hechting bij kinderen Vier hechtingsstijlen Hechtingsstijlen volwassenen ‐ Begin Hechtingsstijlen volwassenen ‐ Heden
21 22 22 22 23 24 25
Onderzoek: intieme relaties Hechting en dating/flirting Hechting en maintenance/consolidation Hechting en relatie-outcomes
25 26 27 29
Conclusie Sterktes Zwaktes
30 30 30
Meer weten?
30
SOCIAL EXCHANGE THEORY
31
Situering
31
Basisassumptie
31
Samengevat
33
Relationship Types
34
Recentere modellen Levinger, 1966, 1976 Rusbult & Martz, 1995
34 34 35
Onderzoek
36
Abusive Relationships Rusbult et al., 1994&1995
36 36
Sterktes
37
Zwaktes
37
Verplichte literatuur
37
SOCIAL LEARNING THEORIE (SLT)
39
Situering
39
Basisassumptie
39
Onderzoek
40
Onderzoeksbevindingen vanuit SLT Conflicthantering Sociale Steun Positieve verwachtingen Gematigde verwachtingen Attention bias Memory bias Attributies Shared activities Capitalization Forgiveness Samengevat Sterktes Zwaktes
42 42 45 46 46 47 47 48 48 49 49 50 50 51
Verplichte literatuur
51
SOCIAAL-ECOLOGISCHE THEORIE
53
Situering
53
Welke omgevingsfactoren? Bronfenbrenner, 1979
53
Hoe werken ze in? Dubbele ABCX‐model
54 55
Onderzoek
55
Sterktes
56
Zwaktes
56
WELKE RELATIETHEORIEËN BESTAAN ER? CONCLUSIE
57
Theorieën ET – Evolutionaire theorie HT - Hechtingstheorie SET – Social Exchange theorie SLT – Social Learning theorie SECT – Sociaal-ecologische theorie
57 57 57 57 57 58
Conclusie
58
Integratief Model van relationeel functioneren
58
Examen
59
ATTRACTION & MATE SELECTION
61
Definitie
61
Attraction Waarom vinden we anderen leuk? Waarom ben je daar graag bij?
61 61
Sexual/romantic attraction Fysieke attractiviteit / Fysiek voorkomen
63 63
Mate selection Fysieke nabijheid Signaleren van beschikbaarheid/interesse Zelf‐onthulling Ontwikkelen van commitment (casual ‐> serious)
64 64 65 65 66
Recente review over attraction: Rules of attraction Who becomes attracted? Omgevingsfactoren Dyadische factoren
66 66 67 68
OUDER-KIND RELATIE: BEÏNVLOEDINGSPROCESSEN IN GEZINNEN
71
Inleiding
71
Leerstof
71
Ouder-kind relatie Voor de introductie van bidirectionaliteit: unidirectionele benadering Introductie van bidirectionaliteit
72 72 73
OUDERCONFLICT EN KINDPROBLEMEN
81
Inleiding - achtergrond
81
Multidimensionaliteit Dimensies van ouderconflict 2 hypothesen
82 83 84
Een geïntegreerd model
85
Onderzoek Welk conflict is ontredderend en waarom? Implicaties
87 87 94
Kinderen en scheiding - Een onderzoek (UGent en KRC) Conceptueel kader Onderzoeksvraag Methode Resultaten
95 95 95 95 96
NIEUW SAMENGESTELDE GEZINNEN
103
Inleiding
103
Moeilijkheden Onverwerkte partnerscheiding Reorganisatie van het ouderschap Verwarring tussen partner en ouderschap Onduidelijkheid in de verschillende gezinsposities Spanningen binnen bredere/ruimere maatschappelijke context Meer specifiek...
103 104 104 104 104 105 106
Gezien vanuit het kind... Denken in termen van rechten Het belang van het kind Kinderen willen een gewoon gezin, met beide ouders (is hun ideaal) Centrale vraag is: hoe weerbaar is het kind? Invloed van kinderen
107 107 108 108 108 109
Beschikbare steunbronnen
109
PRATEN MET KINDEREN ROND MISBRUIK
111
Inleiding Factoren gerelateerd aan misbruik (risicofactoren) Gevolgen van misbruik voor kinderen
111 111 112
Praten over misbruik Leeftijd van het kind Herinneringen bij kinderen Praten met kinderen Mogelijkheden (hulpmiddelen) Rol van de ondervrager Vorm en stijl van praten met kinderen Stapsgewijze interview Hulpmiddelen Communicatieproblemen tussen volwassenen en kinderen
112 113 114 115 116 116 117 118 119 119
ALGEMENE SYSTEMEN THEORIE (LEON VON BERTALANFFY) / CYBERNETICA Inleiding
121 121
De communicatietheorie van Watzlawick, P. (1967) 121 Inleiding 121 Axioma 1: Men kan niet niet communiceren/beïnvloeden (Alle gedrag is communicatie) 122 Axioma 2: Elke communicatie is gelaagd: omvat een inhouds- en betrekkingsaspect (Als ik wat zeg, zeg ik iets over hoe ik wil dat de ander met mij omgaat) 124 Axioma 3: Elke interpunctie is arbitrair: de relatie tussen twee of meer interactiepartners wordt bepaald door hun interpunctie (Wat ik bedoel, is niet perse waar voor een ander) 125 Axioma 4: Mensen communiceren zowel digitaal als analoog (Mensen beïnvloeden met woorden en vooral zonder woorden) 127 Axioma 5: Elke uitwisseling van communicatie is ofwel symmetrisch ofwel complementair (Wie heeft het voor het zeggen, wie laat het voor het zeggen?) 128 Algemene Systemen Theorie
129
Inleiding Principes Samenvattend
129 131 135
Inleiding Relatiestudies
Partim Relatiestudies
1
2
Inleiding Relatiestudies
Inleiding Relatiestudies Leerstof
Alle slides + verplichte literatuur op Minerva
Examen
2 repoductievragen: 1 van elk deel (5 punten)
2 inzichtsvragen: 1 van elk deel (5 punten)
Inleiding: De cosmos of relaties: even complex?
Het liefdesleven van Albert Einstein o o o o o o o
Belangrijke natuurkundige uit de geschiedenis >150/>300 niet/wetenschappelijke artikels, uitvindingen, inzichten Dagelijks leven: naam Einstein synoniem voor genie, grote intelligentie Beter in het oplossen van mysteries omtrent cosmos dan oplossen van relationele kwesties Brief aan eerste vrouw: “you will obey the following points …” Trouwde een tweede keer met zijn nicht, om praktische/instrumentele redenen Conclusie: gigantisch brein, genie, dat alle complexiteiten kon vatten, maar blijkbaar wel moeite met het begrijpen van complexiteiten van relaties
Deze inleiding zegt iets over relaties: relaties zijn complex o relaties = “iets dat vanzelf gaat”
Betreffen emoties, gedachten, wensen, doelen, passie, persoonlijkheden, geschiedenissen van minstens twee mensen
afstemmen op elkaar (daily coordination): men moet die verschillen proberen te overbruggen
“to make things over time”: men moet werken aan een partnerrelatie
Wat is het aan relaties dat ze zo lastig maakt, zo complex, maar anderzijds ook zo onmisbaar? Wat is een intieme relatie en wat maakt ze anders dan relaties met collega’s, vrienden, familie…? Wat is een goede relatie? Hoe kunnen we het verloop van relaties begrijpen? (trouwen echtscheidingen: hoe kunnen we dat verloop begrijpen?) Waarom zijn relaties soms een bron van intimiteit, steun, vriendschap, en soms een bron van frustratie, conflict, geweld etc. ….
Inleiding Relatiestudies
Thema cursus – theorie & onderzoek naar partnerrelaties
3
Hoe kan wetenschap (theorie & onderzoek) ons helpen om deze vragen (ten dele) te beantwoorden
“Intimate relationship science” o
o o o o
Wetenschappelijke studie naar het ontstaan, behoud, en verval van partnerrelaties (van hele initiële fasen van wederzijdse attraction tot verder, tot het verval) Sinds jaren 1960; voornamelijk Noord‐Amerika Nu internationaal, inclusief België, Familylab Ugent onderzoekers wereldwijd doen hier onderzoek naar International Association for Relationship Research www.iarr.org multidisciplinaire groep Website van de onderzoeksgroep binnen de Ugent: http://www.familylab.ugent.be (voor masterproef, stage, …)
Aanbevolen literatuur (geen examenstof)
Bradbury & Karney (2010). Intimate Relationships. Norton. Vangelisti & Perlman (2008). The Cambridge Handbook of Personal Relationships. Cambridge University Press. Duck (2007). Human Relationships. 4th ed. Sage Personal Relationships; Jn of Social and Personal Relationships; Jn of Family Psychology; …
Vereisten aan wetenschappelijk onderzoek naar partnerrelaties
Proberen zoveel mogelijk de nuances, subtiliteiten en complexiteiten, eigen aan partnerrelaties te capteren en te respecteren
We bestuderen geen dode materie MAAR dynamische en dyadische processen (= wat gebeurt er tussen partners?) implicaties theorie (P1, P1, interacties), methode (auto/hetero/relatie rapportering), statistische modellen/technieken (interafhankelijkheid; APIM, repeated measures) o
o
o
Dit is niet evident want heel wat van de theorievorming binnen de psychologie is individugericht dus uitdaging om te vertellen hoe twee mensen in relaties met elkaar omgaan Autorapportering: elke partner rapporteert over zichzelf Maar wat men meestal ook doet: partner vragen over de andere partner te rapporteren dan verschillen bekijken: heel informatief En ook vragen over de relatie zelf te rapporteren Dit heeft ook statistische en data-analytische implicaties: modellen en technieken nodig die de interafhankelijkheid gaan meenemen
Vereiste 2
Relaties bestuderen dmv beschikbare wetenschappelijke onderzoeksdesigns, methodes, en instrumenten (cf. basisopleiding methodologie, statistiek, psychometrie in bachelor allemaal informatie die je kan gaan gebruiken in dat onderzoek)
Het is fundamenteel wetenschappelijk onderzoek
Inleiding Relatiestudies
Vereiste 1
4
Heel rigoureus te werk gaan, net zoals in ander psychologisch onderzoek o Wat in deze lessen verteld wordt is gebaseerd op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek; het zijn geen Flair verhalen
Vereiste 3 Proberen kennis te vertalen naar klinische praktijk (preventie‐therapie) & beleidsmakers o
Het is onze plicht om de informatie die we verzamelen, terug te koppelen naar de praktijk
Toelichting aan de hand van de 2 onderzoeken van de profs o
o
o
o
o
Het is zeer belangrijk dat wanneer partners geconfronteerd worden met individuele stress, dat zij beroep kunnen doen op de ander en dat die ander daarvoor responsief is essentiële bouwsteen van partnerrelaties Ontevredenheid: er niet in slagen over de tijd heen een supportief klimaat te creëren (dan bv. negatief steun vragen) de I-problems worden niet gedeeld en het stressniveau blijft dus hoog: ontbreken van dyadische coping Gevolg: therapeuten assessment conflict & support skills bevragen aangrijpingspunt interventie (men gaat ervan uit dat koppels een hele stap vooruit staan als ze goed kunnen omgaan met conflicten én dat er een goede ondersteunende omgeving is binnen de relatie) Marital Support Gap (aanname!!): vrouwen zijn betere steunverleners dan mannen; sekseverschillen: mannen kunnen het niet, dat is onveranderbaar Maar: onderzoek toont dit enkel aan bij zelfrapportage, niet bij observationeel onderzoek dus geen empirische evidentie De perceptie (rapportering) is sterk gekleurd door stereotypering Belang voor therapie onveranderbaarheid (biologische sekse) naar veranderbaarheid (genderrolsocialisatie, motivatie) Genderrolsocialisatie niet altijd gecorreleerd met die biologische sekse (masculien vs. feminien) de score hierop bepaalt in belangrijke mate hoe de partner gaat reageren als de ander hem/haar nodig heeft Met die onveranderbaarheid ben je niet veel in therapie, dus op zoek gaan naar veranderbaarheid
Doel = interventies gebaseerd op wetenschappelijke inzichten (evidence‐based) (cf. master: relatie- en gezinstherapie)
Fundamenteel onderzoek moet de klinische praktijk informeren (rugzak) (Buysse, De Mol, Verhofstadt, 2008;2014) o o o
Dit gebeurt de dag van vandaag nog veel te weinig Kloof tussen praktijk en fundamenteel onderzoek is groot jammer T.o.v. bv. de gedragstherapeuten Enerzijds eigen kennis, anderzijds belangrijke bevindingen uit onderzoek
Inleiding
Wat zijn intieme relaties? Waarom moeten we ze bestuderen? Wat willen we dan juist weten? Hoe moeten we onze vragen beantwoorden?
Inleiding Relatiestudies
5
Wat zijn intieme relaties?
Wat moeten mensen specifiek doen of wat moet er tussen mensen dan gebeuren om ons te doen besluiten dat ze “een intieme relatie hebben”?
“Intieme relaties” vs. “romantische relaties” o o
Verwijst eigenlijk naar hetzelfde, maar we hebben het over intieme relaties Want na 25 jaar nog sterke intimiteit, ook al bestaat er niet zoveel romantiek meer
4 criteria: o o o o
Interafhankelijkheid Uniciteit Closeness Sex
Interafhankelijkheid/interdependence = Wederzijdse invloed die twee mensen hebben op elkaars gedrag o o
Dit is een zeer brede definitie Dit verwijst niet naar afhankelijkheid zoals wij het in onze taal kennen (negatieve connotatie)
Invloed moet bidirectioneel zijn: wederzijdse aanpassing, wederzijdse beïnvloeding o
Jij beslist om op kot te gaan in Namen vriend in Antwerpen vindt dit niet leuk jij gaat op kot in Brussel
VS. uni‐directionele invloed die onvoldoende is om relatie uit te bouwen o Spambericht “dear friend”, geld gewonnen (invloed: frustratie, ergernis, drukt op delete knop) = geen relatie
Bidirectionele invloed mag zich niet beperken tot één interactie meerdere interacties o o
Neemt toe met de tijd (de interafhankelijkheid moet toenemen met de tijd) o o o
Eerste ontmoeting: heel beperkt Na een jaar: heel veel (dingen samen doen, denken aan elkaar) Wat er gebeurt krijgt betekenis in het licht van voorgaande interacties
Interne representatie partner/relatie o.b.v. herhalende interacties (sociale cognitie) o o
Eenmalig gesprek niet besluiten dat je relatie hebt met deze persoon Bv. praatje in de free recordshop over cd
Afwezigheid partner: beeld van partner/relatie oproepen “we hebben nog een relatie” (die koppelidentiteit biedt geruststelling/voorspelbaarheid) Die mentale representatie moet bidirectioneel zijn: gedeeld, co-constructie Bv. relatie met George Clooney: ik kan mij dat wel inbeelden, maar hij niet dus men kan hier niet van een relatie spreken Koppelidentiteit creëer je samen
Interafhankelijkheid = noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde voor intieme relatie o o o
Elke relatievorm vereist interafhankelijkheid Is nog geen intimiteit Bv. cipier‐gevangene; verpleger‐patiënt
Inleiding Relatiestudies
6
Uniciteit
Intieme relaties gebeuren niet zomaar tussen 2 “interafhankelijke personen”
Moet gaan om personen die elkaar behandelen/zien als unieke individuen vs. verwisselbare personen die bepaalde rol in ons leven opnemen (Blumstein & Kollock, 1988) o
Het gaat niet om verwisselbare personen die een bepaalde rol in ons leven opnemen
Voorbeeld Cipier‐gevangene: interafhankelijkheid gedragen door rol die ze opnemen, verwisselbaar die rol is instrumenteel, maar ze zijn perfect verwisselbaar: er is geen uniciteit
“Impersonal” “personal” o o
“Impersonal”: formeel, taakgericht, instrumenteel “Personal”: informeel, emotionele verbondenheid
Unieke dynamieken die “vervangbaarheid” lastig maken
Closeness
Niet alle “persoonlijke relaties” zijn intieme relaties
Zelfs al zien wij onze ouders, grootouders, vrienden, als unieke mensen (personal relationships), toch varieert de mate van ‘closeness’ tussen die relaties
“Personal relationships” “close relationships”
Er moet “closeness” zijn
= “Strong, frequent, and diverse interdependence that lasts over a considerable period of time” (Kelley, 1983)
= Hoge mate van interafhankelijkheid = frequente, diverse, en significante invloed die partners op elkaar hebben (die invloed doet ertoe)
“Close relationships” “intimate relationships”
Closeness onvoldoende
Relaties met broers/zussen/vrienden: frequente, sterke, diverse wederzijdse invloed (=close)
Maar niet geneigd om onze vriendschappen intieme relatie te noemen
Verschil?
Intieme relatie: mutuele erotische, seksuele aantrekking, verwachting dat verlangen, passie zal beantwoord worden vaak het begin van de meeste partnerrelaties
Potentieel om seksueel intiem te zijn
Seksuele contacten zonder “closeness” (one night stands) vallen buiten definitie: omdat er geen sprake is van een sterke en frequente interafhankelijkheid Intieme relatie: verschillend van relatiesatisfactie !
Voorbeeld van een examenvraag (reproductie met onderstaande definitie: licht deze definitie toe aan de hand van de cursus)
Inleiding Relatiestudies
Sex
7
“An intimate relationship is one characterized by strong, sustained, mutual influence across a wide range of interactions, featuring at least the potential for sexual interaction” (Bradbury & Karney, 2010, p 11)
Waarom moeten we ze bestuderen? Waarom zijn intieme relaties belangrijk? Relaties zijn gericht op de overleving van de soort
Bepalen de overleving van de menselijke soort (voortplanting)
We zijn als mens zo gemaakt (biologisch zo geëvolueerd) dat onze biologische systemen in ons lichaam op een systematische en voorspelbare manier reageren op wat er in onze relaties gebeurt
Intieme relaties = fundamenteel in menselijk bestaan
Voorbeelden hieronder (details, hersenregio’s niet te kennen)
Seksueel verlangen /seksuele interactie o o o o o Liefde o o
o o
Fysiek contact o o o
Oxytocine: neuropeptide die vrijkomt tijdens fysiek contact (bv. massages, seksueel contact) (Carmichael, 1987; Diamond, 2003) Reduceert activiteit van angst‐gerelateerde hersenstructuren (amygdala, hypothalamus) (Kosfeld et al., 2005; Uvänas‐Mobert et al., 2005) Leidt tot gevoelens van rust, vertrouwen, etc.
Monogaam gedrag o
Biologisch verankerd MRI scans afgenomen bij proefpersonen terwijl ze naar geliefde keken: tonen duidelijke activatie in hersenregio’s De hersenactiviteit verschilde in functie van wie op de foto stond Die actief zijn wanneer we worden beloond (bv. geld, injectie met cocaïne) Deze hersenresponsen kunnen ons aanzetten tot zoeken naar dit belonend effect (cf. drugs) = nabijheid van partner opzoeken (Bartels & Zeki, 2000;2004)
Injecteren van oxytocine bij prairie ratjes (monogaam zoogdier) resulteerde in levenslange monogame relatie tussen 2 ratjes, zelfs als er geen seks was
Holding‐hand‐studies o
Activatie in de hersenregio’s (hypothalamus) die geactiveerd worden bij fysieke/emotionele dreiging in omgeving neemt sterk af wanneer partner fysiek aanwezig is en hand vasthoudt (Coan et al., 2006)
Inleiding Relatiestudies
Resultaat van neurochemische gebeurtenissen waarbij erotische stimuli (fysieke/psychologische) gelinkt worden aan spinale reflexen Die het limbisch systeem/sensorische cortex prikkelen Die hypothalamus/pituitaire gland prikkelen om hormonen te produceren Die de gevoeligheid/functie van onze seksuele organen veranderen/verhogen Systemen in gang die ervoor zorgen dat we toenadering willen zoeken tot die partner, en onrechtstreeks, ons gaan voortplanten
8
o
o
Proefpersonen in MRI scanner, kijkend naar videomonitor; als ze een rood kruis zagen werd hen verteld dat er 20% kans was dat ze een elektrische schok kregen via een electrode aan hun enkel; als ze een blauwe O zagen dan was er 0% kans dat ze een schok kregen (men induceert angst en brengt de hersenactiviteit hierbij in kaart); Participanten deden deze test onder drie condities: terwijl ze de hand van hun partner vasthielden, de hand van een same‐sex vreemde, geen hand Activatie in conditie 1 was significant lager dan in andere twee condities (voor de schok werd toegediend) Dit effect leek het sterkst voor vrouwen die een tevreden relatie hadden (Coan, Shaefer, Davidson, 2006) dit had men niet voorspeld
Conclusie: basiselementen van intieme relaties (seks, liefde, binding) worden ondersteund door ingebouwde biologische processen en systemen (Buss & Kenrick, 1998; Reis, Collins, & Bersheid, 2000)
Ontwikkeld om ons als mens aan te passen over generaties heen
Elk van ons heeft biologisch systeem dat gevoelig is voor de aanwezigheid van/aanraking door partner
Biologisch systeem bouwt in dat het een andere nodig heeft garandeert voorplanting
Intieme relaties (en de behoefte daaraan) zijn een universele menselijke ervaring
Mensen standaard uitgerust met capaciteit voor intimiteit relaties zijn een universele menselijke ervaring
In elke maatschappij worden relaties gevormd (soms enkel voor voortplanting)
o
In 100 industriële/agriculturele landen heeft meer dan 90% van mannen/vrouwen een vorm van “huwelijk” (stabiele comitted relationship) ervaren tegen de leeftijd van 50 jaar (Fischer, 1989). Kan gaan om wettelijke huwelijken/samenwonen: omvatten allemaal een vorm van praktische en/of emotionele investering in elkaar (= pairbonding)
Over 37 landen heen (6 continenten, 5 eilanden) blijkt “pairbonding” gedreven door wederzijdse aantrekking en liefde (mannen & vrouwen) (Buss et al., 1990)
Cross‐culturele studies tonen aan dat liefde en aantrekking de hoofdredenen zijn voor seks (Meston & Buss, 2007)
Mensen over hele wereld (166 hunting, foraging, agricultural societies) gemotiveerd om “bij iemand te horen” en deze “need” te vervullen door stabiele banden aan te gaan met een partner waarmee ze frequent contact hebben (Jankowiak & Fischer, 1992)
Dus mensen over de hele wereld en over de tijd heen hebben een basiscapaciteit tot intimiteit
Maar alle intieme relaties zijn verschillend en ervaringen zijn niet uniform: over culturen verschillen in de beleving
Historische en culturele factoren werken in op beleving van intimiteit
Ervaring van liefde verschilt van cultuur tot cultuur: o
Rothbaum & Tsang, 1998 vergeleken de populairste liefdesliedjes ts 1987 en 1993 gespeeld op Chinese en Amerikaanse radio
Inleiding Relatiestudies
o
9
o o o o o
“Love songs” uit beide landen spreken evenzeer over verlangen, smachten naar Uit Chinese liedjes bleek liefde meer te resulteren in ontgoocheling, spijt, verdriet, lijden, en pijn Zelfde resultaat met interviews bij Chinese en Amerikaanse jongvolwassenen (Shaver, Wu, & Schwartz, 1991). Westerse cultuur (individualistische cultuur) stelt vrijheid/ persoonlijke groei voorop i.p.v. groep (oosterse, collectivistische cultuur) Meer controle, minder keuzevrijheid, meer druk van buitenaf: kan liefde/intimiteit lastiger zijn en worden ervaren (cf. suïcides: frustratie van willen samen zijn en willen vorm geven aan relatie: hoger aantal suïcides in China)
Partnerkeuze verschilt van cultuur tot cultuur: o o
o
Individuele cultuur: individu wordt verliefd en kiest partner om persoonlijke noden te vervullen Collectieve cultuur: familie werkt samen om partner te vinden, niet om geluk van de kinderen na te streven maar wel om de stabiliteit/sociale status te garanderen, voor de hele familie Dit zien we de dag van vandaag nog Maar: evolutie door de globalisering Romantiek, seksualiteit, individuele autonomie behoren niet tot het script en partner zal eerst familie en dan de partner ontmoeten (Hortacsu, 1999, 2002) Toch belangrijk om onze vanzelfsprekendheden, aannames, … over relaties wat te kunnen loslaten (bv. wanneer je werkt met iemand uit een andere cultuur) Heel wat Westerse vragenlijsten bijvoorbeeld niet bruikbaar in Afrikaanse landen (want gebaseerd op andere aannames over wat relaties zouden moeten zijn)
Relaties zijn een emotionele verrijking, leiden tot heel intense emoties Liefde: geen synoniem van intieme relaties o o
Niet in elke intieme relatie wordt liefde ervaren Liefde kan ook optreden in niet‐intieme relaties (ouder‐kind; vriendschap)
Liefde: wel vaak centraal in intieme relaties
Intieme relaties zijn fundamenteel emotioneel geladen (diverse, frequente, sterke interafhankelijkheid, sexueel geladen) o
Dat is eigenlijk een consequentie van die definitie: alle condities zijn aanwezig om er een heel hoge emotionaliteit aan te geven
Liefde: emoties waar we naar op zoek zijn als we een relatie beginnen, waar we mee kampen in onze relaties en waar we op terugdenken wanneer de relatie over is o Verliefdheid en liefde zijn twee verschillende dingen
Liefde definiëren is moeilijk maar toch essentiële kenmerken gevonden o
Onderzoek: 7 essentiële karakteristieken (niet kennen) Desire/verlangen (wanting to be united with the partner, physically and emotionally) Idealization/idealisering (believing the partner is unique and special) Joy/vreugde (experiencing very strong, positive emotions)
Inleiding Relatiestudies
10
Preoccupation/preoccupatie (thinking a lot about the partner and having little control over when these thoughts occur) Proximity/nabijheid (taking steps to maintain or restore physical closeness or emotional contact with the partner) Prioritizing/prioritairiseren (reordering priorities and goals, so that maintaining the relationship is given more importance than other interests and responsibilities) Caring/zorgen (experiencing and expressing feelings of empathy and compassion to the partner)
Combinatie van verschillende karakteristieken kan resulteren in verschillende soorten liefde (Berscheid, 2006)
“Passionate love” = o o
o o o o
o
o
o
“Companionate love” = o o o o o o o o
Na verloop van tijd, … Voorgaande gevoelens nemen af (na een aantal maanden, aantal weken, …) ons lichaam en onze beleving past zich aan Worden aangevuld met gevoelens van attachment Gevoel van unieke/blijvende band Gevoel van mutual commitment (verwijst naar de intentie om in de relatie te blijven: een structureel aspect) Weten dat je voor de andere zorg draagt en die ook voor jou (mutual responsiveness, mutual caring) Fier zijn op verwezenlijkingen van partner Plezier in delen van doelen en perspectieven (ook al heb je eigen wensen, noden, behoeften: toch een gemeenschappelijk doel en dat fijn vinden) Een relatie mag wel in elk geval niet identiteitsnegerend zijn!!
Inleiding Relatiestudies
Eigen aan het begin van de relatie: verliefdheid, … Obsessief denken aan de andere: emotioneel/fysiek bezitterig naar de andere toe, heel erg gemotiveerd om de andere voor zich te winnen: emotionele afhankelijkheid heel sterke need en men denkt obsessief aan de ander Dit is van voorbijgaande aard in een relatie zoniet: problematisch Idealiseren van de partner (roze bril; enkel het positieve zien) Intense preoccupatie met partner Seksueel verlangen, seksuele opwinding Verlangen van emotionele union met de andere (craving): verliefdheid is een drive, een nood: men wil die andere er gebeurt vanalles in onze hersenen en onze hormoonhuishouding waardoor we die ander echt willen Lichamelijke gewaarwordingen: fysieke arousal, meer energie, slapeloosheid, verlies van eetlust, euforie, stemmingswissels, vlinders (tgv. Verandering in hersenactiviteit/hormonen) Intense emotionele ervaring: indien wederzijds = intens plezier, verbondenheid, extase, vervulling: indien niet wederzijds = woede, depressieve gevoelens, suïcide, stalking of unwanted pursued behavior (vaak minder ernstig en minder dreigend dan stalking altijd in de context van een relatiebreuk: wanneer de ander niet meer wilt, bv. 30 sms’en per dag, elke dag bloemen sturen, …) Gevoelens van extase als men samen is met de partner
11
Relaties: heel veel positieve en negatieve emoties worden gevoeld en uitgewisseld o
Passie, vriendschap, vertrouwen, rust, pijn, lijden, kwetsing, gevoelens niet geapprecieerd te worden, jaloezie, hartzeer, seksuele verwerping, ontrouw, geweld, verkrachting, moord, gezinsmoord, etc. ten gevolge van relatieproblemen
Intensiteit en diversiteit van gevoelde emoties is zeer groot
Relaties en hun gevolgen
Geluk (“individueel subjectief welbevinden/geluk”) gelinkt aan verschillende facetten van intieme relaties
Relatie status o o o o
Gehuwden gelukkiger dan niet‐gehuwden, samenwonenden, gescheiden, verweduwd (Diener et al., 1999; Stack et al., 1998) Niet‐gehuwden: samenwonenden gelukkiger dan alleenstaanden Verschillen consistent over culturen (Diener et al., 2000) Eigenlijk: diegenen met een relatie sowieso gelukkiger dan zij zonder relatie
Gaat wel over “gemiddelde” getrouwde/samenwonende” vergeleken met de “gemiddelde” single
Relaties variëren in kwaliteit (dus niet enkel de relatiestatus telt)
Singles ook in staat om netwerk rondom zich te installeren dat in bepaalde behoeften voorziet (Verhofstadt & Mickolaickzak, in prep) social provisions: aan onze behoeften tegemoetgekomen door een netwerk van verschillende mensen
Relatiekwaliteit o
o
Relationele transities o o
Relatieproblemen verhogen kans op o o o o
Vlak voor huwelijk: sterke stijging subjectief welzijn (Stutzer & Frey, 2006) Vlak na scheiding: sterke daling subjectief welzijn (Lucas, 2005) Middelenmisbruik (Overbeek et al., 2006) Depressie (Whisman et al., 1999) Suïcide (Stander et al., 2004) …
Conclusie: relaties hebben protectieve effecten/voordelen
bovenstaande: voornamelijk sociologisch onderzoek
Onderliggende mechanismen (meer psychologisch getint onderzoek) o o o
Geld Seks Gezondheid/welzijn
Inleiding Relatiestudies
Zegt ons meer over iemands subjectieve welzijn dan gelijk welk ander domein in ons leven, inclusief werk, financiën, vriendschap, etc. (Heady, Veenhoven, & Wearing, 1991) opnieuw: Noord-Amerikaans, West-Europees (bv. geen oorlogssituaties) De partnerrelatie en de kwaliteit daarvan verklaart heel wat variantie in intersubjective wellbeing (overall happiness)
12
Mensen in een relatie hebben meer geld o o
Mensen in een relatie hebben meer seks o o
o o
Singles blijken minder vaak seks te hebben dan gehuwden Correlaties tussen goed seksleven (de satisfactie m.b.t. de frequentie en de kwaliteit) en “general happiness” zijn duidelijk (zegt niets over temporele/causale orde: want veel van die studies zijn van crosssectionele aard) Michael et al., 1994 Grappig: beide groepen denken hetzelfde over de andere groep Ook de cijfers van het Vlaamse survey bevestigen hetgeen de Amerikaanse studies aantoonden
Mensen in relaties hebben een betere fysieke gezondheid: o
Relatiestatus: Erg convergerende resultaten Gehuwden leven langer (epidemiologische studies) Minder kanker, hartaanvallen, …. Effecten groter voor mannen dan vrouwen Selectie‐effect: zij die gezonder zijn en gezonder leefden en minder gezondheidsrisicogedrag vertonen als single, hebben meer kans om te huwen (gezonder, zagen er beter uit, …) Protectie‐effect: meer (financiële) middelen, meer sociale steun leiden tot betere gezondheid (+ het samenleven met een partner bevordert gezondheidsbevorderend gedrag, bv. stoppen met roken) Combinatie beide effecten
o
Relatiekwaliteit: Lage relatiekwaliteit voorspelt hogere mortaliteit bij nieraandoeningen, hartaandoeningen, … Verklaring: sociale steun, conflict
Mensen in relaties hebben een betere mentale gezondheid: o o
Indien partners gehuwd blijven verzamelen ze meer financiële middelen dan alleenstaanden, gescheiden mensen (Lerman, 2002; Hirschl et al., 2002) Scheiden heeft nefaste financiële implicaties (Avelar & Smock, 2005)
Status & kwaliteit: Depressie, angst, psychiatrische symptomen, … Belangrijk: verklaring: sociale steun en conflict
Dus, goede relaties leiden tot een gelukkiger leven
Meer dan alleen maar selectie effecten = enkel bepaalde mensen krijgen relatie en zouden het zonder relatie ook goed gesteld hebben
Longitudinaal onderzoek: lage relatietevredenheid als voorspeller van lagere levels van general happiness, life satisfaction, self esteem, en fysieke gezondheid and overall physical health (niet vice versa)
Effecten op kinderen o o
Kinderen zijn bij hun geboorte heel erg afhankelijk van volwassenen (eten, onderdak, veiligheid, stimulatie, affectie) Partnerrelaties hebben effect op kinderen omwille uitgesproken afhankelijkheid en kwetsbaarheid van kinderen
Inleiding Relatiestudies
Voorbeeld examenvraag: Becommentarieer deze stelling aan de hand van de cursus
13
BV. relatiestatus van ouders meer bepalend dan SES, ras, opleidingsniveau. In de VS leven 81% van de kinderen van alleenstaande ouders in extreme armoede in vergelijking met 69% van de zwarte kinderen en 63% van de kinderen wiens ouder minder dan 12j naar school was gegaan (Rank & Hirschl, 1999) Ook transities in de partnerrelatie hebben een invloed op kinderen (scheiding) Veel partnerconflict leidt tot meer emotionele problemen, minder emotionele zekerheid, meer agressie (Cummings, et al. , 2003), mindere slaapkwaliteit (El‐Sheikh et al., 2006), meer fysieke klachten (Troxel et al, 2004) (zelfs baby’s kunnen daar gevolgen van ondervinden) Ouders die te veel met het conflict/partnerrelatie bezig zijn en dus te weinig resources hebben om hun taak als ouder op te nemen, praktisch maar ook emotioneel (Sturge‐Apple et al, 2006)
Relaties en maatschappij Relaties vormen het sociale/maatschappelijk weefsel o
o
Social Control Theory (Hirschi, 1969) o
o o o
Sociale relaties (waaronder partnerrelaties) organiseren/reguleren gedrag Boeiend idee om over na te denken Het hebben van een partnerrelatie stuurt ons gedrag op een positieve manier Moedigen individuen aan om zich naar normen/afspraken in maatschappij te schikken (anders krijg je boetes, problemen, sancties) Zwakkere relaties leiden tot verhoging van deviant gedrag Ook bij volwassenen
Gebruik van alcohol, marijuana, etc. fluctueert in functie van relatiestatus en is niet enkel te verklaren door de tijd die men met andere eventueel meer deviante peers doorbrengt (Maume et al., 2005) o
Relaties of goeie relaties hebben “collectief/cumulatief” impact op maatschappij (impact op gezin, onveilig gevoel bij buren, politie, hulpverleners, kinderen hebben problemen, partners minder efficiënt op het werk) Als we dit opsommen over alle kinderen, koppels, relaties, etc., …
Gebruik van cocaïne daalt wanneer mensen in een relatie gaan en neemt toe wanneer de relatie stopt (Bachman et al., 1997)
Crimineel gedrag (Laub et al., 1998) o
Men volgde 500 mannen die voor herhaaldelijk delinquent gedrag naar “internaten” werden gestuurd toen ze adolescent waren in de jaren ‘40 gedurende hun volledige leven
o
Mannen die er in geslaagd waren om te trouwen, een stabiele relatie uit te bouwen, en een goede job te vinden deden het veel beter dan de andere groep
o
Vooral “kwaliteit” van hun huwelijk zorgde ervoor dat ze uit criminaliteit bleven (los van hun persoonlijkheid, intelligentie, oudercriminaliteit, armoede) We moeten als psycholoog dus vaak naar de maatschappelijke implicaties van relaties kijken
o
Inleiding Relatiestudies
14
Waarom zijn ze belangrijk?
Relaties zijn fundamenteel menselijk, universeel, leveren unieke positieve en negatieve emoties op en hebben een impact op fysiek, psychisch welbevinden van partners en hun naasten
Voorbeeld examenvraag: bespreek beknopt aan de hand van de cursus
Wat willen we dan juist weten? opdracht voor volgende les
Relaties zijn belangrijk omwille van hun positieve en negatieve effecten
Hoe komt het dat ze soms bron van geluk en soms bron van ellende zijn?
Waarom loopt het ondanks onze goede voornemens, zo vaak fout?
Welke factoren beïnvloeden relatiekwaliteit/satisfactie relatiestabiliteit? o o o o o o o o o o o
Op een open en duidelijke manier met elkaar kunnen communiceren duidelijkheid over verwachtingen, gevoelens, … Allebei inzetten Compromissen, water bij de wijn, rekening houden met elkaar afhankelijk van hoe je dat thuis gezien, geleerd hebt Wordt de relatie gedragen door de omgeving? Vertrouwen, geen achterdocht, vrijheid geven (naast verbondenheid ook autonomie) Verliezen van interesse van elkaar, niet meer zo geboeid, het nieuwe is er af Te veel verwachtingen Veel meer contact met andere mensen, heel veel mogelijke potentiële andere partners (omwille van sociale media, …) Uit elkaar groeien, te verschillende interesses Wegwerpcultuur, zapcultuur als het ons niet aanstaat, gaan we naar de volgende (sociologische, ruimere contextuele invloeden) Vroeger voornamelijk het economische aspect belangrijk, nu zijn vrouwen minder afhankelijk, professioneel/financieel autonomer
Hoe moeten we onze vragen beantwoorden?
Wetenschappelijk onderzoek en theorie
Heel veel info/opvattingen/publicaties over relaties (leken, therapeuten) magazines, roddelbladen, …
Keuze maken hieruit?
Enkel inzichten/advies au sérieux nemen indien wetenschappelijk onderzocht (cf. chemie, fysica) o
Op vlak van relaties zijn we veel minder kritisch dan bv. op vlak van gezondheid
Inleiding Relatiestudies
Wetenschappelijk onderzoek en theorie
15
o o o
Men is minder kritisch t.o.v. relatie-informatie Deze cursus: alleen de wetenschappelijke methode als maatstaf Figuur over de wetenschappelijke methode, de empirische cyclus relatieonderzoekers passen die ook toe
Welke onderzoeksmethodes bestaan er?
Verplichte literatuur: Tools for studying intimate relationships
Table 2.6. Summary of research designs kunnen toepassen en voor elk van die verschillende onderzoeksdesigns een voorbeeld kunnen geven + voor- en nadelen kunnen geven: ZELFSTUDIE
Welke relatietheorieën bestaan er?
Wij zullen ons baseren op die die officieel gepubliceerd zijn in wetenschappelijke tijdschriften/boeken
Onderzocht door middel van wetenschappelijke methodes (10/0 designs)
Bevestigd door multi-method onderzoek
Relatietheorieën
Relatieonderzoek moet gebaseerd zijn op hypothesen/onderzoeksvragen
Voorspellingen nodig over factoren die rol spelen in relatieontstaan, behoud, verval
Relatie theorieën nodig = opvattingen over hoe relaties werken = startpunt
Startpunt voor wetenschappelijk onderzoek op basis van een theorie hypothesen toetsen: Welke variabelen onderzoeken? Onderlinge samenhang? Beschrijven, voorspellen, verklaren
Inleiding Relatiestudies
o o o
16
Evolutionaire theorie = Eerste relatietheorie die we gaan bespreken
Situering
Gebaseerd op werk van Darwin (1859) ‐ “The origin of species”
Bestuderen van kenmerken die er bij diverse soorten voor zorgen dat ze tot voortplanting/overleving bijdragen Er is eigenlijk massa-evidentie dat dit gebeurt via selectie
Selectie o o
Karakteristieken die bijdragen tot reproductie/overleving worden over de generaties heen doorgegeven Karakteristieken die succesvolle reproductie/overleving in de weg stonden zijn er stilaan uitgegroeid
Intieme relaties
Evolutionair perspectief op intieme relaties heeft zelfde uitgangspunt
Mensen – net zoals andere soorten – moeten zich voortplanten om hun genen aan de andere generaties door te geven
Gedrag/kenmerken ontwikkeld om vorm te geven aan onze partnerrelaties, met name: o o o
partners aan te trekken attraction partners te selecteren selection onze relaties te beschermen protection
Onder invloed van onze omgeving zijn onze hersenen geëvolueerd met de bedoeling: o o
Te doen wat we moeten doen om ons succesvol voort te planten Niet te doen wat onze succesvolle voortplanting in de weg staat
Gedrag dat we vandaag bij mensen observeren = moet dus adaptief zijn want heeft bijgedragen tot onze voorplanting in het verre verleden
Deze visie op relaties kadert binnen opmars van de evolutionaire psychologie o
Taal, perceptie, geheugen,…
Eind jaren 1970 en begin 1980 (Buss, 1995)
Toepassing Darwin’s theorie op relaties
Elke karakteristiek van organisme (incl. mens) kan adaptief zijn omwille van 2 redenen: o
Kans op overleving verhogen (survival of the fittest) Organismen die zich beter in de omgeving aanpassen hebben meer kans om te overleven voor nakomelingen zorgen overhand nemen in populatie over duizenden/miljoenen jaren soort geleidelijk veranderen
Evolutionaire theorie
Basisassumpties
17
o
Bv. konijnen met kreupele poot, of niet alert Worden opgegeten Bv. fitte, alerte konijnen Betere overlevingskans Soort zal veranderen natuurlijke selectie: karakteristieken die bijdragen tot overleving worden behouden, de rest gaat eruit Kans op voortplanting verhogen (seksuele selectie) Selectie door seksuele partners omwille van aantrekkelijke eigenschappen meer voortplanten Bv. pauwen met grote veren
Een kenmerk van een soort kan adaptief zijn ook al heeft het niets met overleven te maken of bemoeilijkt het zelfs
Waarom is deze karakteristiek dan geëvolueerd? seksuele selectie
Ook mensen hebben karakteristieken ontwikkeld die onze voorplanting bevorderen o o
Fysiologisch (bv. grootte van mannen,rondingen van vrouwen) Psychologisch: voorkeuren, capaciteiten, strategieën
Inzichten
Sekseverschillen o o
In de “voorkeuren van”: partnervoorkeur “Mating behaviors”
Zouden door ET kunnen worden verklaard want universeel/crosscultureel (overal ter wereld) ideale kandidaat om te verklaren via het evolutionaire perspectief, want eigen aan de menselijke soort
Voorkeuren
Welke geslacht voelt zich meer aangetrokken tot partners die groter zijn dan henzelf?
Vrouwen o o o
In westerse culturen (Ellis, 1992) Stammenvolkeren in Braziliaans Amazonewoud (Gregor, 1985) In elke andere tot nu toe bestudeerde cultuur: vrouwen verkiezen een man die groter is dan henzelf
o o o o o
Vrouwen die grote man selecteerden Konden beter beschermd worden Hebben het er in evolutie beter vanaf gebracht Voorkeur voor grote mannen werd doorgegeven aan volgende generatie Voorkeur is gebleven
Maagdelijkheid
Welk geslacht zou het het belangrijkste vinden dat zijn/haar partner nog maagd is?
Evolutionaire theorie
Grootte en attractiviteit
18
Mannen (verschillen groter 50 jaar geleden, maar nog actueel; cross‐cultureel)
Evolutionair gezien is het een grote vrees van mannen dat ze hun tijd en energie verspillen aan kinderen die niet van hen zijn
Als je niet zeker bent van je vaderschap kan je je genen niet doorgeven
Tekenen zoeken in vrouwen die wijzen op trouw = maagdelijkheid
Conclusie
Man/vrouw verschillen in partnervoorkeur (grote mannen en vrouwen die maagd zijn)
Onbewuste voorkeuren: voorkeuren lang geleden ontwikkeld maar persisteren omwille van trage evolutie
“Adaptieve karakteristieken” ontwikkeld voorplantingsuitdagingen om te gaan
om in
het verleden
met
verschillende
Voorplantingsuitdagingen (van lang geleden) Vrouwen
Slechts één eicel/maand
Slechts gedurende een beperkte periode in hun leven
Eens bevrucht: gedurende 9 maand tweede bevruchting onmogelijk
Dus veel energie investeren in hun kinderen en op zoek gaan naar “high‐quality” partners o
Grote, sterke mannen: beschermen tegen fysieke aanvallen, roofdieren, kinderen beschermen
Mannen
Bijdrage in de voortplanting relatief beperkt
Eenmalige donatie sperma
Meerdere vrouwen tegelijkertijd bevruchten
Vruchtbaar gedurende hun hele leven
Dus op zoek naar zo vruchtbaar mogelijke + zo veel mogelijke partners om zich voort te planten
Mannen en vrouwen hadden andere voortplantingsuitdagingen en hebben aldus andere voorkeuren ontwikkeld als manieren om daarmee om te gaan
Vrouwen voorkeur voor/sensitiviteit ontwikkeld om cues op te merken die de kracht/resources van een partner aanduiden
Mannen voorkeur/sensitiviteit voor vruchtbaarheid en trouw bij partners
Evolutionaire theorie
Algemeen
19
Sterktes en zwaktes Sterktes
Onderzoek naar actuele sekseverschillen in voorkeuren en mating behavior gelinkt aan historiek en biologie van onze soort
Verklarend i.p.v. louter beschrijvend argumentatie en redenering over hoe wij tot bepaalde dingen gekomen zijn
Zwaktes
Heden = grootte niet meer gelinkt aan bescherming/sterkte en maagdelijkheid niet meer aan trouw/fertiliteit = die voorkeuren die wij onbewust allemaal nog hebben, zijn vandaag de dag minder adaptief dan 10.000 jaar geleden
Hersenen geëvolueerd tot huidige vorm +/‐10.000 jaar geleden; sindsdien relatief beperkte evolutie hierin
Wél in maatschappij (onze maatschappij ontwikkelt razend snel) wat vroeger adaptief was is het nu niet meer o
Bv. vroeger was het heel erg adaptief om een voorkeur te hebben voor zoete levensmiddelen: veel suiker, energie, i.t.t. bitter vandaag de dag nog steeds die voorkeur, maar nu, door de ontwikkelingen, niet meer adaptief (leidt tot obesitas, tandbederf, …)
Mating behaviors, voorkeuren, emoties, te weinig tijd gehad om zich aan te passen aan alle snelle evoluties
Hoe moet je bepalen of een actueel gedrag een adaptief product van een evolutie is?
We kunnen niet terug gaan in de tijd
We kennen de omgevingsdruk van 10.000 jaar geleden niet we blijven op het niveau van hypothesen zitten (minpunt voor het evolutionair perspectief)
Cross‐culturele replicatie van gedrag = eigen aan menselijke ras = evolutionair bepaald
Daarom beperkt men zich tot: o
o o
Focus te veel op between‐sekse i.p.v. within‐sekseverschillen (Verhofstadt et al., 2007, 2006, 2012): te sterk gefocust op de verschillen tussen mannen en vrouwen o o
Focus op prehistorische en ultieme verklaringen voor modern gedrag verwaarlozing proximale gedragsdeterminanten (therapie!) o
Terwijl die verschillen niet altijd zo groot zijn De within-sekseverschillen zijn vaak groter dan de between-sekseverschillen
Therapie: koppel en je gaat ervan uit dat ze beiden evolutionair zo verschillend zijn en er niets aan te doen is, kun je niet op weg
Focus op mating/voorkeuren, maar geen aandacht voor relatiebehoud over de tijd
Evolutionaire theorie
Seksueel/paringsgedrag = gebaseerd op sekseverschillen over de hele wereld = evolutionair bepaald gedrag cross-cultureel en universeel (eigen aan de menselijke soort) Maar: dan zijn de zaken waarover men iets kan zeggen, vrij beperkt MAAR: wat met al die andere aspecten van relaties??
20
Hechtingstheorie = Tweede relatietheorie die we gaan bespreken
Situering
Wortels intieme relaties in verleden (cf. evolutionaire theorie): in de kindertijd o o
ET = evolutie menselijke soort HT = kindertijd (gaat dus minder ver dan de ET)
Hechtingsrelatie met partner vindt zijn oorsprong/wordt beïnvloed door hechtingsrelatie die we als kind met primaire verzorger hadden
Individuele verschillen in hechting/hechtingservaring hebben impact op onze intieme relaties
John Bowlby (grondlegger HT; jaren ‘50) onderzoek dakloze kinderen → geen zorgfiguur tijdens de eerste 3 levensjaren → fysieke/mentale problemen
Gedrag bij kinderen wordt geregeld door een aangeboren/motivationeel systeem = hechtingsgedragssysteem
Biologisch systeem gericht op de overleving van de soort: kinderen hulpeloos/immatuur bij geboorte → overleven via beschermende volwassene
Doorheen de evolutie hebben kinderen gedragingen ontwikkeld om bescherming/nabijheid van verzorger te bekomen = hechtingsgedrag (vandaar de link met de ET)
Hechtingsgedragssysteem: omvat aantal gedragingen met dezelfde functie = nabijheid hechtingsfiguur bekomen/behouden (contact, aandacht, …)
Basisassumpties Werking hechtingsgedragssysteem: o o
o o
Hechtingsfiguur nabij/responsief ervaren → kind voelt zich veilig = systeem inactief Kind ervaart dreiging voor zichzelf/de relatie → angst → kind zoekt aandacht/nabijheid van de hechtingsfiguur = hechtingsgedrag (rondkijken, wenen, vastklampen) = systeem actief Hechtingsfiguur nabij → hechtingsgedrag stopt = systeem inactief Andere gedragssystemen (exploratie, spelen, leren, interageren met anderen, …) niet actief zolang het hechtingsgedragssysteem is geactiveerd kinderen die constant onder dreiging staan, komen niet tot andere aspecten in hun ontwikkeling die heel erg belangrijk zijn!
Centrale vraag: “Is de hechtingsfiguur beschikbaar en responsief?” o o
Ja, neen, soms Hechtingservaringen: Consistent responsief positieve hechtingservaringen Consistent niet responsief Inconsistent responsief (soms wel, soms niet en heel onvoorspelbaar)
Hechtingstheorie
21
→ resulteert in hechtingsstijl: 4 hechtingsstijlen
Hechtingservaringen → hechtingsstijl
Verzorger (meestal) warm, responsief en consistent beschikbaar → kind leert dat men op anderen kan rekenen indien nodig → omgeving exploreren, sociaal contact met anderen = veilige hechting
Verzorger eerder koud, verwerpend, niet beschikbaar, vraag naar steun/warmte genegeerd, weinig fysiek contact → kind leert dat het niet zomaar op anderen kan vertrouwen = onveilige omgeving/wereld → contact vermijden/op zichzelf terugvallen = vermijdende hechting (onveilig)
Verzorger reageert inconsistent, soms niet, soms zeer indringend, zorg onvoorspelbaar → onveiligheid → angst reguleren door excessief veel aandacht/zorg te vragen = angstige hechting (onveilig)
Verzorger depressief, angstig, getraumatiseerd gedesorganiseerde hechting (onveilig) o
(psychiatrische
stoornissen)
=
Minder belangrijk in het kader van dit opleidingsonderdeel
Interne werkmodellen
Hechtingservaringen resulteren in individuele verschillen in hechting (verschillende hechtingsstijlen) = relatief stabiel
Hechtingsstijl: gerelateerd aan gedrag verzorger o o
Die hechtingsstijl wordt interactioneel bepaald: in een circulaire beïnvloeding Je wordt daar dus niet mee geboren
Interacties (met primaire verzorger) worden representaties/cognitieve schema’s = interne werkmodellen
Omvat verwachtingen, gedachten en gevoelens omtrent zichzelf en de ander
Model van het Zelf = de mate waarin men zichzelf de moeite waard vindt om graag gezien te worden (wat heb ik geleerd op basis van mijn hechtingservaringen daaromtrent?) Model van de Ander = de mate waarin de andere beschikbaar/responsief is (wat heb ik geleerd op basis van mijn hechtingservaringen daaromtrent?) o o
in
mentale
Wordt gegeneraliseerd: niet enkel van toepassing op de eigen primaire verzorger Ook toegepast op mensen die men niet kent, of leert kennen
Beïnvloedt verwachtingen, later gedrag, latere relaties (“from the cradle to the grave”) o o o o
Met vreemden, met partners, met onze eigen kinderen Impact van hechting ‘from the cradle to the grave’ (Bowlby) Die impact zit in die interne werkmodellen Reciproque relatie: opgroeien met twijfels over de ander = opgroeien met twijfels over jezelf
Meten van hechting bij kinderen
Hoe bepalen we hechting bij kinderen? o Niet aan moeders vragen (je wordt afgerekend als je niet responsief bent t.o.v. je kind…)
Hechtingstheorie
opgeslagen
22
o
Ainsworth: Strange Situation Procedure o o
Niet aan kinderen vragen (weten zij veel…) Een observationele onderzoeksmethode waarbij men moeder en kind in een kamer brengt met nieuw speelhoed Videocamera: men observeert de interactie en het spel tussen moeder en kind Vreemde komt binnen + speelt met kind Moeder vertrekt (separation) Moeder komt terug (reunited) hechtingsstijl tussen moeder/vader en kind bepalen
Activatie van hechtingssysteem: wanneer en hoe zoekt het kind de nabijheid van de hechtingsfiguur +in welke mate getroost door contact met hechtingsfiguur
Vier hechtingsstijlen VEILIGE HECHTING (60%)
Veilige basis (ruimte verkennen, spelen met speelgoed, spelen met vreemde als moeder er is) basis van waaruit men durft exploreren en dingen durft ondernemen
Verdrietig wanneer de ouder weggaat
Terugkomst: positieve emotie, vlug getroost,spelen, exploreren
ANGSTIG‐AMBIVALENTE HECHTING (15%) (SOMS)
Kind gepreoccupeerd door ouders, niet spelen, niet exploreren, vastklampen komt niet tot een volwaardig spel
Intens verdriet en kwaadheid wanneer de ouder weggaat
Terugkomst: boos, ‘jankende afhankelijkheid’, moeilijk te troosten, weerstand tot contact en nabijheid met verzorger
VERMIJDENDE HECHTING (25%) (NEEN)
Focus op speelgoed, afstandelijk t.o.v. ouder, geen interactie met vreemde
Weinig verdriet wanneer ouder weggaat en terugkeert
Terugkomst: vermijden contact met ouder,aandacht op speelgoed gericht
Moeilijk te classificeren
Stereotiep, ongericht gedrag
Mengeling van angstige en vermijdende gedragingen
hechtingskarakteristieken bij kinderen worden niet gevraagd op het examen
Hechtingstheorie
GEDESORGANISEERDE HECHTING
23
Hechtingsstijlen volwassenen ‐ Begin
3 hechtingsstijlen (Hazan & Shaver, jaren 1980) o o
Zij ontdekten een aantal parallellen tussen de hechting van kinderen met een verzorger, en die van volwassenen en hun partner Gelijkenissen: Nood aan fysieke contact Distress bij separatie Sociale steun bij het samenzijn
Analoog aan hechtingsstijlen bij kinderen maar fysieke aanwezigheid/contact minder belangrijk partner moet niet fysiek aanwezig zijn om die mate aan rust, veiligheid en vertrouwen te ervaren
Prevalentie vergelijkbaar met kinderen o o o
50% veilig gehecht 25% vermijdend gehecht 20% angstig‐ambivalent gehecht
VEILIGE HECHTING
Ik vind het makkelijk om met anderen om te gaan Ik vind het makkelijk om op anderen te vertrouwen Ik maak me niet vaak zorgen om verlaten te worden Ik maak me niet vaak zorgen dat iemand te nabij is …
Met betrekking tot zichzelf en de partner =
Voelen zich gewaardeerd door anderen, waard om geliefd te worden, ze zien hechtingsfiguren als responsief, liefhebbend, en betrouwbaar
ANGSTIGE HECHTING (ONVEILIG)
Anderen zijn niet zo hecht als ik zou willen Ik maak me zorgen dat mijn partner me niet graagziet Ik maak me zorgen dat mijn partner niet zal blijven Ik wil volledig opgaan in de andere persoon en ditverlangen schrikt die ander af
=
Verlangen veel intimiteit, closeness met anderen maar het ontbreekt hen aan vertrouwen in anderen m.b.t. hun responsiviteit
Ik ben niet op mijn gemak als anderen nabij zijn Ik heb er moeite mee om anderen volledig te vertrouwen Ik vind het moeilijk om toe te laten afhankelijk te zijn Ik ben nerveus als iemand te nabij is Mijn partner wil vaak meer intiem zijn dan ik
=
Percipiëren hechtingsfiguren als onbetrouwbaar en niet responsief
Hechtingstheorie
VERMIJDENDE HECHTING (OV)
24
ONDERZOEKEN?
Manipulerend onderzoek niet evident: ethische commissie moet dat goedkeuren!
Fraley & Shaver (jaren 1990) – observaties luchthaven, vertrekhal (fysieke separatie, activatie hechtingssysteem)
“Protest behaviors such as clinging, crying, and folloowing were frequently observed. Before the departure, many separating, …”
Emotioneel geladen gedrag (cf. protest, aanklampen kinderen) proximity zoeken van persoon die steun, affectie geeft
Hechtingsstijlen volwassenen ‐ Heden
Bartholomew (1991; 4 stijlen)
Categoriaal denken → dimensioneel denken in (meer recent) onderzoek
Hechtingsstijlen → hechtingsdimensies: o o
Angst: mate waarin mensen zich zorgen maken om verworpen, verlaten, niet graag gezien te worden (cognitieve‐emotionele dimensie) Vermijding: mate waarin mensen intimiteit en interafhankelijkheid beperken (gedragsdimensie)
TWEE DIMENSIES
Veilig = comfortabel met intimiteit en autonomie Gepreoccupeerd met relaties = negatief beeld van zichzelf en positief beeld van de ander
Onderzoek: intieme relaties
Flirting/Dating Consolidation/Maintenance Outcomes
Hechtingstheorie
25
vanaf hier wordt het belangrijk voor het examen! Bijvoorbeeld: bespreek kort de impact van hechting (met name angstige hechting) op de verschillende processen in relaties in de consolidation en maitenance fase
Hechting en dating/flirting
Flirten/daten = situaties waarbij hechtingsgedragssysteem wordt geactiveerd
Emotionele situaties: enerzijds verlangen naar warmte en liefde; anderzijds gevoelens van afwijzing en verwerping en je weet eigenlijk niet hoe het zal uitdraaien (zekere mate van distress die je ervaart)
Pure effecten van interne werkmodellen rond hechting: nog maar weinig kennis over andere potentiële partners o o
Dus je valt op die interne werkmodellen terug Worden geactiveerd omdat het om emotionele situaties gaat
Hoofdstuk op Minerva verplichte literatuur: achtergrondinformatie voor de verplichte leerstof uit de slides
Angstig: meer gevoelens van angst anticiperen met hun nieuwe partner
Vermijdend: meer vermijdende gevoelens (niet zo erg mee bezig, gaan er niet zo erg op in)
Door effect op flirting/dating affecteert hechting indirect de kans dat iemand een intieme relatie uitbouwt op lange termijn o
Emotional tone o
o
Veilig: kunnen op een constructieve manier om met spanningen, onzekerheid van daten, zien dit als een uitdaging, blijven ontspannen tijdens daten, genieten van dates Onveilig gehechten hebben het reeds hier moeilijk(er): Angstig: gepreoccupeerd met verwerping, focussen op/monitoren mogelijke signalen van partner hierrond, focussen op hun eigen noden en zorgen (= personal distress: heel slecht in staat om nog het perspectief van de ander te zien en ook nog betrokken te zijn op de ander) Vermijdend: neiging zich sterk te manifesteren, zich egoïstisch op te stellen, zeer onafhankelijk, weinig aandacht aan andere, weinig zelfexpressie (laten weinig zien wat ze denken en voelen) relatief neutrale emotionele toon, vooral gericht op zichzelf en weinig uitnodigend
Self‐presentation o o o o o
= Hoe presenteer ik mezelf, wat zeg ik wel/niet tijdenshet daten Vraagt tactische keuzes (gebiased door hechtingsstijl) Impact op beslissing om met iemand verder te gaan of niet hoe komt die ander nodig? invloed op beslissing om iemand nog te blijven zien Angstig: streven naar intimiteit/liefde, presenteren zichzelf vaker als hulpeloos/behoevend (preoccupatie, needy, …) Vermijdend: presenteren zichzelf als “ik heb niet echt nood aan een partner, maar korte termijn relaties zijn wel iets voor mij”
Hechtingstheorie
We zien dat hechting het uitbouwen van een lange termijn relatie zal ‘hypothekeren’ onderzoek naar emotional tone, self-presentation, …
26
Self‐disclosure o o o o o
Mate selection standard o
o o o
= Wat vertel ik over mezelf aan mijn partner (tijdens het daten) Heeft effect op beginnende relatie Veilig: gemakkelijk gedachten/gevoelens delen met partner kunnen dat goed doseren Angstig: te veel gevoelens vertellen, te pas en te onpas, too much too soon Vermijdend: houden gedachten/gevoelens voor zichzelf Veilig gehechte partners trekken ons meer aan van bij het begin omdat zij meer kansen bieden op vormen/behouden van lange termijn stabiele/tevreden relatie Door contactname, wat die persoon zegt en hoe die doet, krijg je een idee van iemand met betrekking tot autonomie, afhankelijkheid, … Staat niet op iemands voorhoofd! Iedereen wil liefst geluk en veiligheid in een relatie, en we willen allemaal op zoek gaan naar een partner die ons dit kan bieden Naast fysieke attractiviteit / sociale status / similariteit is attachment security = mate‐selection criterium onafhankelijk van onze eigen hechtingsstijl Onveilig gehechten: lagere psychologische attractiviteit in vergelijking met veilig gehechten
Mating preferences o o
o
Onveilig gehechten: vaker problematische partnerkeuzes die lange termijn succes hypothekeren Onveilig gehechten (meer dan veilig gehechten): voelen zich aangetrokken tot onveilig gehechten (angstig‐angstig; vermijdend‐vermijdend) dus: op zoek naar partners met gelijke hechtingsstijl (similariteits-, attractiviteitsprincipe) Relaties met twee onveilig gehechten = moeilijker dan relatie met slechts één onveilig gehechte
Hechting en maintenance/consolidation
Verliefd → liefde
Belang van support/intimiteit/… neemt toe
Belang van bewondering/seksuele passie neemt af – commitment, inzet, verbondenheid, toekomst wordt belangrijk
o
Er gaan andere processen spelen tijdens consolidation en relatiebehoud, dan tijdens flirten en daten Wat is het belang van hechting hier?
Ook hier hechtingsstijl van partners van belang
Relational beliefs/attitudes o o o
Veilig: meer optimistische beliefs over relaties, geloven in bestaan van lange termijn relaties Angstig: worden heel gemakkelijk verliefd, belief: moeilijk om een intense romantische liefde te vinden en als je die dan vindt dan blijft dat niet zo Vermijdend: belief: liefde blijft zelden duren, romantiek verliest intensiteit over de tijd, de ware liefde bestaat niet overdreven pessimistisch beeld over relaties
Hechtingstheorie
o
27
Intimiteit o o o
o
Veilig: vinden balans tussen afstand/nabijheid, als balans uit evenwicht is tolereren ze dit of communiceren ze hierover Onveilig: minder in de mogelijkheid om te onderhandelen over afstand/nabijheid er wordt daar niet over gemetacommuniceerd Vermijdend: nemen zelf veel afstand en zijn minder responsief t.o.v. intimiteit zoekende partner gevolg: binnen die relatie wordt er geen intiem klimaat gecreëerd Angstig: zeer grote behoefte aan intimiteit, proberen deze af te dwingen
→ Oncomfortabel gevoel partner
Commitment o Vermijdend: verkiezen onafhankelijkheid o Angstig: willen te sterke nabijheid, vaak te veel te vroeg committed geweest en hier gekwetst uitgekomen, of ze geloven dat de andere niet zo committed zal kunnen zijn als hen → Vaak geen LT‐relatie (te sterk of te weinig uitgesproken engagement om zich te binden, wat de partner afschrikt) Communicatie o
o o
Veilige haven gevoel en sociale steun o o o o
Relatie‐specifiek gevoel van veiligheid/vertrouwen Onveilig: andere in vraag stellen en verwachten dat andere er niet voor hen zal zijn als het nodig is → problemen met steun vragen/erkennen Vermijdend: geen steun zoeken omdat ze anderen niet nodig hebben geen expressie van noden en ook niet bereid die steun te geven Angstig: durven zich vaak niet vragend opstellen uit schrik voor verwerping steun gevraagd op een heel dwingende manier (als ze het vragen) en wel gemotiveerd steun te geven, maar onmogelijk doordat ze te sterk gepreoccupeerd zijn met zichzelf
Transgressies (wanneer fundamentele relatieregels overtreden worden) o o
o o
Onveilig gehechten: minder open, ontspannen, comfortabele dyadische communicatie, waarbij beide partners openlijk hun gedachten/gevoelens uitdrukken en op een liefdevolle manier met elkaar communiceren Vermijdend: koele, afstandelijke, en ongeïnteresseerde communicatiestijl (minder lachen, minder aanraken) Angstig: meer vocale/fysieke tekenen van distress tijdens communicatie
Geeft in elk koppel wel aanleiding tot ruzie, discussies, maar: Onveilig: meer vijandigheid, woede, minder vergeving, minder oplossingen zoeken (minder consensus), minder begrip, meer relatie verlaten, meer partner kwetsen, meer partner negeren, meer discussie weigeren, meer oog om oog, tand om tand principe Vermijdend: veel afstand Angstig: veel negatief affect
Conflicthantering o o
Zie ook volgende les Onveilig gehechten: meer moeilijkheden bij het managen van conflict/meningsverschillen: minder compromissen sluiten, minder empathie,
Hechtingstheorie
28
meer coërcief/dwingend gedrag, meer destructief gedrag (aanvallend, beschuldigend), meer demand‐withdrawal, meer aanvallen, meer post‐conflict distress Demand-withdrawal: één van de twee in de eisende positie (er moet verandering komen) en de andere reageert daarop door zich emotioneel of fysiek terug te trekken uit de discussie, om de verandering of het conflict uit de weg te gaan hoe meer eisen, hoe meer vermijden, hoe meer eisen, hoe meer, … (vicieuze cirkel)
Positieve gevoelens o o
Onveilig gehechten: minder respect, appreciatie,vriendschap voelen/tonen ondermijnt vertrouwen/committment We moeten meer positiviteit in relaties krijgen Beter omgaan met conflict Positief klimaat in de relatie brengen: positieve gevoelens
Gezinsfunctioneren o o o
Minder onderzocht Effect op ouder-kind relaties Onveilig gehechten: Minder positief familieklimaat Minder positieve ouder-kind interacties Minder gezinscohesie/verbondenheid Minder gezinsadaptatie/flexibiliteit Minder gezinsrituelen (feestjes, etentjes,…) kleine dingetjes, maar die wel bijdragen tot gezinsidentiteit
Hechting en relatie-outcomes
Hechting is inderdaad één van de factoren die, op een onrechtstreekse manier (via die maintenance processen), relatiesatisfactie en relatiestabiliteit beïnvloeden
Relatiesatisfactie o o o
Relatiestabiliteit o o o
Onveilig gehechten: kortere relaties, scheiden vaker Vermijdend: stappen snel uit relatie als het niet meer gaat (te verklaren door gebrekkig committment) Angstig: scheiden meer, keren ook vaker naar zelfde partner terug, frustrerende zoektocht naar liefde (het omgekeerde is wel niet waar: niet omdat je dat doet, dat je angstig gehecht bent), overafhankelijkheid, schrik om verlaten/eenzaam achter te blijven, geloven dat ze het niet alleen aankunnen, liever in ongelukkige relatie blijven dan eruit te stappen, kwetsbaarder voor fysiek/psychologisch misbruik
Hechtingstheorie
Veel onderzoek: onveilig gehechten: lagere relatietevredenheid dan veilig gehechten Veilige hechting: betere adaptatie aan tegenslagen in persoonlijk/relationeel leven (steun/conflict) → meer relatiesatisfactie Eigen hechting, hechting partner, configuratie → relatietevredenheid Wat geeft dit samen? Een relatie maak je met twee Hoe spelen die twee hechtingsstijlen in op elkaar? Configuratie
29
Conclusie
Hechting gerelateerd aan diverse relationele processen/outcomes
Geen consistente, betekenisvolle sekseverschillen vrij gelijkaardige processen voor mannen en vrouwen
Homo en hetero ook hier lijken de processen niet echt anders
Geen absoluut verband tussen hechting en relatie outcomes moderate sized contribution van hechting op relatie-outcomes (dus: geen 1-op-1 verband)
Sterktes
Ontwikkelingspsychologisch perspectief slaat aan bij klinisch psychologen die vaak het idee hebben dat hoe wij ons als volwassenen gedragen zeer sterk beïnvloed wordt door ervaringen in onze kindertijd (nogmaals: genuanceerde kijk (geen 1-op-1 verband))
Heel uitgewerkt: onderzoeksmatig (heel veel studies, onderzoeken, hoe het in elkaar zit, rol met psychopathologie, het hechtingssysteem zelf) én therapeutisch
Verklaart invloed kindertijd op het nu via interne representaties (mechanisme identificeren dat de link tussen kindertijd en onze partnerrelaties kan verklaren) o
Helpt om individuele verschillen in verwachtingen bij partners te verklaren (waarom willen sommigen heel veel, terwijl andere zelfs verwaarlozing en mishandeling tolereren) = onze “standaarden” krijgen betekenis in het licht van onze geschiedenis o
Niet alleen het verband tussen A en B, maar ook naar het onderliggende mechanisme: wat verklaart dat verband?
Het geeft ons voer voor een aantal hypothesen daaromtrent
Veronderstelt dat relaties (tussen ouders‐kinderen, tussen partners) een manifestatie zijn van hetzelfde gedragssysteem, = “zuivere idee” = aantrekkelijk (want we zijn als psycholoog op zoek naar houvasten)
Zwaktes Geeft relatief weinig uitleg over hoe relaties tussen twee partners zich ontwikkelen (ups & downs) o
Meeste mensen: veilig gehecht → relaties moeten voor meeste mensen vlot verlopen = is niet zo!!! o
Met die configuratie-effecten: hoe gaat dat dan?
Naast de hechtingsvariabele dus ook nog andere variabelen nodig om relatieoutcomes te kunnen begrijpen
Hoe kunnen relaties tussen twee veilig gehechten dan toch mislukken? Hoe kunnen relaties tussen angstige/vermijdende partners toch soms lukken? Hoe kunnen mensen met eenzelfde hechtingsstijl toch verschillende relatie‐outcomes hebben? o
Om daar een antwoord op te kunnen formuleren: meer nodig dan hechting
Meer weten?
Mikulincer & Shaver (2007): verplicht te lezen hoofdstuk
Hechtingstheorie
30
Social exchange theory = Derde perspectief op relaties
Situering
ET & HT kijken naar verleden (evolutie, kindertijd, …) om intieme relaties te begrijpen MAAR SET verankerd in heden o o o
ET = evolutionaire perspectief HT = hechtingstheorie SET = social exchange theory verankerd in het heden
Focus op hoe partners in het hier en nu hun relatie evalueren en er beslissingen rond nemen o
Twee aparte facetten: hoe evalueren en welke beslissingen?
Ontwikkeld in 1950‐1960 (Thibaut & Kelley; The Social Psychology of Groups, 1959)
Gebaseerd op behaviorisme (Skinner; beloningen, straffen) en economische principes (Homans, 1958) o o
Behaviorisme: denken omtrent mensen in termen van beloningen en straffen SET zit ook verankerd in een aantal economische principes
Basisassumptie
Mensen zullen relaties evalueren/beslissingen nemen zoals ze economische beslissingen nemen = kosten/baten analyseren o
Op een heel rationale manier: door de kosten en baten van een relatie te analyseren
Baten = alle manieren waarop de relatie noden/verlangens van elke partner kan vervullen o
Onderscheid tussen materiële en sociale baten: Materieel: voedsel, bescherming, financiële middelen, … Sociaal: gezelschap, vriendschap, steun en toeverlaat, veiligheid, … Zeer brede definitie van die rewards Kosten = alle manieren waarop de relatie vervullen van noden/verlangens in de weg staat o o
Bv. emotionele pijn bij ontrouw, financiële problemen bij verspilzuchtige partner, … In een relatie blijven vraagt tijd en energie: je kan sommige dingen niet meer doen, zoals andere partners hebben, de job van je leven aannemen
Mensen zijn gedreven om de kosten te minimaliseren en baten te maximaliseren (cf. economie: rationeel economische principe)
Geen enkele relatie is 100% “rewarding” /“costly” o
Meestal zo dat sommige dingen als belonend (= reward) gezien worden, maar op hetzelfde momenten zijn die dingen ook vaak ten dele bestraffend of negatief (= cost) Reward: bv. samen met je partner in de zetel ’s avonds, gezelschap, … Cost: bv. niet naar je lievelingsprogramma kunnen kijken
Social exchange theory
31
Sommige dingen belonend en sommige dingen bestraffend
DUS: Evaluatie van relaties als geheel: OUTCOME = REWARDS – COSTS o
REWARDS > COSTS = outcome positief in relatie blijven
o
REWARDS < COSTS = outcome negatief uit relatie stappen
o
ECHTER: geen vaste standaarden/normen om te bepalen hoe belonend rewards/bestraffend costs zijn geen algemene standaarden
o
DUS: steeds subjectieve inschatting omtrent de relatie
Wat indien slechts iets meer rewards dan costs? Hoe positief moet een outcome zijn om tevreden te zijn in een partnerrelatie? o
o
o
RELATIESATISFACTIE = OUTCOME CL o
o
DUS ook al is outcome positief, maar minder dan we denken te verdienen ontevreden Verklaart individuele verschillen in satisfactie/relatietevredenheid: High rewards/low costs (voor ons als buitenstaander althans), maar toch ontevreden Low rewards/high costs, maar toch tevreden Omwille van verschil in CL (hoog vs laag)
Zijn tevreden relaties steeds stabiele relaties? o o
o
De tevredenheid omtrent de relatie impliceert altijd een denken, enerzijds in outcome (kosten en baten afwegen) en anderzijds comparison level (wat ben ik waard, wat verdien ik?)
RELATIESATISFACTIE = niet alleen gevoel hebben dat rewards > costs, maar ook dat outcome meer is dan wat we denken te verdienen dan zal de relatiesatisfactie hoog zijn o
Niet bepalen o.b.v. outcomes alleen standaard nodig Maar: objectieve, algemene standaarden over relaties bestaan niet Vandaar zegt SET dat partners voor zichzelf een soort van comparison level ontwikkelen COMPARISON LEVEL = partners vergelijken hun outcome met hun subjectieve gepercipieerde en gepersonaliseerde standaard “wat verdien ik?” Wat ben ik waard? Waar heb ik recht op? Het is dus een heel persoonlijk en subjectief persoonlijk proces Er zijn natuurlijk verschillen in opvattingen omtrent wat partners verdienen, of omtrent wat ze denken dat ze verdienen in een relatie Individuele verschillen in CL
Neen, dat is een andere vraag Satisfactie (hoe tevreden is men = feeling, subjectieve perceptie) vs. Stabiliteit (beslissing of men in de relatie blijft of niet, de intentie om in de relatie te blijven = behavior) Satisfactie- en stabiliteitsmaten blijken slechts matig gecorreleerd: gaande van .14 tot .44 Betekent dat we tevredenheid en stabiliteit apart moeten bestuderen
Beslissingen (commitment) apart bestuderen
Social exchange theory
We kijken naar de verhouding hiertussen: welke kosten en baten zijn er voor mij in deze relatie? dat is dan de outcome Outcome = de uitkomst van de afweging die wij maken, de evaluatie
32
DEPENDENCY = OUTCOME CLalt o o
o
Dependency is het gevoel dat je hebt over hoe vrij je bent om de relatie te verlaten Dependency (hoe vrij je bent om relatie te verlaten) is enerzijds een functie van de outcomes, maar anderzijds ook van hoe de relatie zich verhoudt tot alternatieven buiten de relatie (= comparison level for alternatives, CLalt) CLalt kan volledig onafhankelijk zijn van iemands zijn CL Dus jouw eigen idee over wat je verdient of waar je recht op hebt, kan heel sterk verschillen van de effectief beschikbare alternatieven buiten de relatie, wat je eigenlijk zou willen Dependency bepaald door vergelijking actuele outcomes en outcomes die je elders kan krijgen (alternatief)
Samengevat = Belangrijk, wat je moet begrijpen naar het examen toe (wat hier staat moet je kunnen toelichten, uitleggen)
COMMITMENT = SATISFACTIE + DEPENDENCY o
Dus: mensen blijven in een relatie, wat commitment is, ofwel omdat ze het willen (satisfactie), ofwel omdat ze moeten (hoge dependency van de relatie) o Dus commitment is altijd een functie van beide concepten o Satisfactie en dependency zijn verschillend, maar zijn beiden een functie van outcome (afweging tussen rewards en costs) Satisfactie: afweging van outcomes met eigen comparison level Dependency: afweging van outcomes met comparison level for alternatives Mensen blijven in een relatie (commitment) omdat ze willen (satisfaction) of omdat ze moeten (dependence)
Verschillend maar functie van outcomes
Hoe positiever de outcomes
Hoe groter de kans dat outcomes voldoen aan de standaarden van partners (grotere kans om het eigen comparison level te overstijgen) Hoe groter de kans dat outcomes beter zijn dan alternatieven (dus overstijgen Clalt) Hoe meer commitment partners zullen hebben t.o.v. de relatie (dus hoe groter hun intentie zal zijn om in de relatie te blijven)
Social exchange theory
Een examenvraag zou kunnen zijn: “Mensen blijven in een relatie omdat ze willen of omdat ze moeten.” Licht deze stelling toe aan de hand van de cursus en in het bijzonder SET.
33
Relationship Types SATISFACTION
Hoog DEPENDENCE
Laag
Hoog
Laag
Attracted & mutually committed relationships
Abusive relationships; “empty shell” relationships
Uncommitted lovers
Strangers; pairs that are now dissolved
Satisfactie en dependence als twee verschillende aspecten, dimensies binnen een relatie o o
Zo kunnen we op een heel genuanceerde manier naar relaties kijken Dan lukt het ook om een soort ‘typologie’, om verschillende relatietypes te onderscheiden
Recentere modellen Hebben verder gebouwd op de inzichten van SET, die oorspronkelijk ontwikkeld werd in de jaren ’50-‘60
Erg interessant: maakt een vergelijkbare redenering
Slagen/mislukken van een relatie bepaald door 3 factoren: o o
“Attractions of the relationships” Bv. De emotionele veiligheid, seksuele bevrediging, sociale status, … “Barriers to leaving the relationship” De grenzen rond de relatie die partners toelaten er al dan niet uit te stappen Belangrijk want het is vaak door het feit dat dit is weggevallen de dag van vandaag, dat koppels heel sterk terugvallen op een subjectieve afweging van de costs en de rewards in de relatie, wat betekent dat het al dan niet uit de relatie stappen, een volledig persoonlijke beslissing wordt Dat kan een voordeel, maar ook een nadeel zijn Betekent dat het feit dat je nu in een relatie blijft of niet, volledig bepaalt wordt door jezelf en door je partner Er komt een heel grote druk te staan op allerlei intimiteitsbevorderende processen: we moeten het hier samen doen en we moeten heel erg tevreden zijn, want anders moeten en kunnen we er beter mee stoppen De sociale, religieuze en financiële druk is weggevallen
Social exchange theory
Levinger, 1966, 1976
34
o
Bv. Sociale of religieuze druk, financiële motieven, … “Attractive alternatives” Bv. Alternatieve partners, …
Eerste en laatste zeer gelijklopend met de SET, maar Levinger voegt daar het belangrijke extra inzicht aan toe
Rusbult & Martz, 1995
Heel veel onderzoek en theoretisch werk: gewerkt rond commitment
Vragenlijst/onderzoeksinstrument ontwikkeld: the investment model schale (IMS) o o o
o
Commitment (intentie in relatie te blijven) bepaald door: o o o
Satisfaction level (positief versus negatief effect: zijn noden vervuld?) Quality of alternatives Investment size (hoeveelheid & belang van resources verbonden aan de relatie) Hoeveel hebben partners al in de relatie geïnvesteerd? En wat is het belang van de resources verbonden aan die relatie? Bv. het hebben van gemeenschappelijke vrienden, een gezamenlijk verleden, het hebben van kinderen samen, materieel bezit, … Dat zijn allemaal investeringen die gebeurd zijn in de relatie, en het moment dat de relatie ontbonden wordt, dan verlies je die vaak
Social exchange theory
Kun je gebruiken in de praktijk later: vragenlijst laten invullen of die vragen stellen aan je cliënt Belangrijk omdat het toch wel een aantal componenten belangrijk voor committment in een relatie, expliciteert 4 schalen: Satisfactieschaal (bv. “Ik voel me tevreden met onze relatie”) Schaal voor alternatieven (bv. “Andere mensen met wie ik een relatie zou kunnen aangaan, zijn erg aantrekkelijk voor mij”) Investeringsschaal (bv. “Ik heb veel geïnvesteerd in onze relatie, dat ik zou verliezen als onze relatie zou eindigen) Commitment schaal (bv. “Ik wil dat onze relatie nog heel lang duurt”) Dit zijn zeer belangrijke elementen in het werken met koppels Want vaak denken therapeuten/hulpverleners dat koppels altijd komen voor het verbeteren van hun relatie en dat wij zo snel en goed mogelijk moeten helpen Valkuil: wij moeten als hulpverlener of therapeut de tijd nemen om een aantal gesprekken ons mandaat te gaan exploreren: wat mag jij met dit koppel doen, welk mandaat krijg jij van dit koppel En dat is niet altijd: “maak onze relatie beter aub” Het kan vaak zijn: “help ons op een elegante manier uit elkaar gaan” Of: “help ons de ambivalentie m.b.t. onze relatie op te lossen” Koppels vinden dit heel vaak heel moeilijk om dit te gaan expliciteren: vaak willen zij ook wel de schijn een beetje hoog houden dat ze aan de relatie willen werken
35
Onderzoek
Heel wat onderzoek o.b.v. de vergelijkingen (outcomes, rewards, costs, comparison level, comparison level for alternatives, …) evidentie! o o
Heel veel evidentie voor gevonden Dat is een zinvolle manier om naar partnerrelaties te kijken
Voorbeelden van studies: o o
Lager aantal alternatieven voor relatie leidt tot hogere commitment (Drigotas & Rusbult, 1992; Bui et al., 1996) Meer commitment leidt tot protectie relatie (lagere beoordeling fysieke attractiviteit anderen, meer pro-relationship behavior, meer vergeving, meer opoffering, constructiever conflictgedrag)
Abusive Relationships
Interessant is ook wat die SET of de recentere modellen, ons kan vertellen over bepaalde vormen van relaties (bv. abusive relationships)
Geweld/misbruik in relaties = één van de ergste ervaringen in intieme relaties o
Waar dat je eigenlijk verwacht dat er openheid, veiligheid, vertrouwen, … is
Maar slachtoffers blijven vaak bij/keren terug naar gewelddadige partner (40%)
Waarom? Masochisme, lage zelfwaarde, idee dat ze het verdienden ??? o
Vaak heel intrapersoonlijke verklaringen die gegeven worden voor het terugkeren van die vrouwen naar die partners
SET (zou een alternatief kunnen bieden voor heel die intrapersoonlijke verklaring) = vrouwen zeer afhankelijk van hun relatie: o o o
Alternatieven zijn beperkt: geïsoleerd door partner, geen vrienden, geen contact met familie, geen andere steunbronnen Alternatieven zijn niet aantrekkelijk armoede, eenzaamheid, wraakzuchtige partner (cfr. ‘unwanted pursued behavior’) “Dark side of commitment” : men blijft committed, men blijft in die relaties omdat de alternatieven beperkt zijn en omdat ze niet aantrekkelijk zijn (redenering van de SET)
100 victims of abuse taking refuge in a shelter for battered women
Following their time at the shelter, women were tracked for the next year: 1/3 did not return to abusive relationship, 1/3 returned immediately after leaving shelter, and 1/3 returned later 2/3 keerde dus terug!
High satisfaction, low alternatives, high investments (hadden die IMS ingevuld) highest commitment most likely to return to their abusive relationships
Alternatives !!!! Women with the means to be independent (e.g., money, transportation) were the most likely to escape from their violent partners whereas those without alternatives tended to return to their abusive relationships providing them with resources and opportunities can help them escape their abusive relationships
Social exchange theory
Rusbult et al., 1994&1995
36
o
In termen van hulpverlening moeten wij als psychologen dus niet altijd gaan denken wat er intrapersoonlijk en intrapsychisch mis is met die vrouw dat zij altijd naar die partner terugkeert, maar ook denken in termen van: wat kunnen wij doen om die alternatieven van die vrouwen, slachtoffers, te vergroten, om hen resources te gaan bieden? Welke zijn protectieve factoren die ervoor zorgen dat zij uit die relaties kunnen stappen, en dat eventueel hulpverlening aan mevrouw samen met meneer mogelijk is
Sterktes
Geeft verschillende variabelen/concepten die het toelaten om op genuanceerde manier naar relaties te kijken (wat nodig is in een therapiecontext) o
o
Variëteit in outcomes begrijpen (stabiele ontevreden relatie, tevreden onstabiele relatie) het beperkte denken daarrond verlaten en gaan denken in termen van variëteit in outcomes Tevredenheid met relatie is slechts 1 element dat de duurzaamheid, commitment van relaties bepaalt (willen of moeten?)
Zwaktes
Zegt weinig over wat koppels doen om outcomes te bereiken o
Dus: wat moeten ze doen om de rewards in de relatie te verhogen en om de costs te reduceren?
Theorie zegt meer over hoe mensen beslissen om in/uit relatie te stappen dan over hoe initieel tevreden koppels ontevreden worden over de tijd heen
Verplichte literatuur Rusbult, C.E., Coolsen, M.K., Kirchner, J.L., & Clarke, J. (2006). Commitment. In A. Vangelisti & D. Perlman (Eds.). Handbook of personal relationships (pp. 615-635). New York: Cambridge. o
Geen specifieke, gedetailleerde vragen: maar wel nodige achtergrond
Social exchange theory
37
38
Social exchange theory
Social Learning Theorie (SLT) Situering
SLT & SET gebaseerd op behaviorisme = focus op principes van bekrachtiging en straf = in relaties proberen partners om de beloningen te maximaliseren en de kosten te minimaliseren
Social Exchange Theory o o
o
Brede definitie costs/rewards: “alles dat een individu percipieert als goed/slecht aan de relatie” heel breed: materiaal, sociaal, … “Rewards & costs are aspects of perception, not action” (Gottman, 1982; Newcomb & Bentler, 1981) het blijft een subjectieve perceptie, een persoonlijke afweging van kosten en baten Relatiesatisfactie is het resultaat van het intrapersoonlijk proces waarbij individu intern costs/rewards afweegt
Social Learning Theory o
o
Interpersoonlijke benadering = costs/rewards als gedrag dat tussen 2 partners wordt uitgewisseld tijdens interacties Dus ze definiëren het veel nauwer, die costs en rewards dan SET Het is een gedrag én intepersoonlijk: het is iets dat tussen mensen gebeurt Gedrag van één partner in de aanwezigheid van de andere (affectie, kritiek, aanraking, lachen, boos kijken) kan belonend/bestraffend (reward of cost) zijn belonende/bestraffende respons sequensen We zien sequensen van gedrag tussen partner 1 en partner 2 We zien een reciproque bidirectioneel proces van uitwisseling van gedrag (al dan niet belonend of bestraffend gedrag)
Basisassumptie Op basis van die oneindige beïnvloeding en die continue sequensen van gedrag: partners “leren” uit interacties met elkaar over de kwaliteit van hun relatie (social learning) o o o
Belonend/positief gedrag verhoogt de (perceptie van) relatiekwaliteit: leidt tot vertrouwen, gevoel van geliefd, gerespecteerd zijn, goede relatie hebben verhoogt de kans op belonende toekomstige interacties (pre‐interaction‐expectations) o o o
Is er veel belonend of positief gedrag: dan léér ik dat dit een goede relatie is Is er heel veel negatief of destructief gedrag: dan leer ik dat dit geen goede relatie is DUS: men leert iets o.b.v. ervaringen: het is sociaal leren
Op basis van onze mentale representaties weten wij al, op basis van onze ervaringen, als wij ruzie hebben met onze partner, hoe daarrond gesproken wordt Vaak weten wij wel al hoe die conflictervaring zal verlopen We komen niet als een tabula rasa in onze interacties
Bestraffend/negatief gedrag verlaagt de relatiekwaliteit (en hypothekeert ook toekomstige interacties): leidt bij herhaling tot daling in vertrouwen, twijfel, etc verhoogt kans op negatieve toekomstige interacties kan belonend/bestraffend zijn belonende/bestraffende respons sequensen
Social Learning Theorie (SLT)
39
dit mechanisme kan de negatieve perceptie/interactie in stand houden Focus op gedrag omdat o
o
De uitwisseling van gedrag de enige manier is waarop partners elkaar direct kunnen beïnvloeden/communiceren/gevoelens uitwisselen invloed persoonlijkheid, hechting, waarden, ervaringen slechts indirect (via gedrag) Je hebt gedrag nodig om vorm te geven aan een relatie Dus: belangrijk om gedrag tussen twee partners te begrijpen en bestuderen Bv. neuroticisme = persoonskenmerk = negatieve kijk op zelf en anderen, veel negatief affect ervaren deze mensen zijn meer op zichzelf gefocust, zijn vaker jaloers, ze interpreteren het gedrag van de partner negatief, ze herzien hun negatieve kijk niet, ze reageren hierop negatief impact op relatie/partner Meest onderzochte en voorspellende persoonskenmerk in het bestuderen van relatie-outcomes Maar: indirecte impact op relatie-outcomes: de impact van neuroticisme gaat via gedrag, gaat via affect en via cognitieve processen Dit zet het einde van de relatie in (VIA gedrag) Interafhankelijkheid, oneindige beïnvloeding in relaties, wederzijds contact heeft gedrag nodig Alle mogelijke processen, alle mogelijke core-aspects van relaties, hebben gedrag nodig
Onderzoek
Men kan zich niet niet gedragen heel veel gedrag binnen een koppel dat we zouden kunnen bestuderen o o
Maar: welk gedrag gaan we dan bestuderen? De SLT stelt dat we het negatieve gedrag moeten identificeren
Social Learning Theorie (SLT)
40
Doel: negatieve gedrag van partners identificeren tijdens conflict, en koppels kunnen leren om dit niet te doen en ander gedrag wel, om hun gevoelens over relatie/relatiesatisfactie verbeteren o o o
Want: meest negatieve impact op de relatie Negatief gedrag komt het meest voor in de context van partnerconflict en meningsverschillen Veel van die onderzoekers waren clinici: leren aan koppels om dit gedrag niet te stellen en ander gedrag te gaan stellen men zag daar een aanknopingspunt voor interventies in
Heel populaire benadering: o
o o
“Tips” omtrent wat (niet) te doen (therapievraag: mensen vragen dit) Vaak hebben mensen een heel simplistisch beeld van hoe relaties in elkaar zitten aantal skills = relatie op korte termijn kunnen verbeteren Zoektocht naar welke skills nodig zijn om relaties goed te houden & welk gedrag niet mag gesteld worden Komt tegemoet aan vraag PRT eind jaren 1970: koppels klaagden immers meestal over gebrekkige communicatie, onoplosbaar conflict (= negatief gedrag) Men klaagt niet over een tekort aan positief gedrag, maar heel vaak over een teveel aan negatief gedrag
1970‐80: zeer sterke focus op gedrag, conflicthantering
1990: focus op observeerbaar gedrag verruimd naar de cognitieve/emotionele reacties op elkaars gedrag (processen: gaan gepaard en zijn vaak de motor van het gedrag) (Baucom & Epstein, 1989; Fincham & O’Leary, 1983; Verhofstadt et al, 2005) o o
o
Cfr. Cognitieve gedragstherapie Verwonderlijk dat men daar zo lang mee gewacht heeft (met die verruiming): het ligt toch voor de hand dat de implicaties voor relatietevredenheid en stabiliteit van observeerbaar gedrag, dat die afhangen van de betekenisverlening van partners van het gedrag dat gesteld wordt, van de interpretatie van het gedrag Dezelfde informatie kan leiden tot een verschillende interpretatie (voorbeeld met afbeelding van meisje/oude vrouw) en dezelfde informatie kan dus een verschillende betekenis krijgen DUS: eenzelfde gedrag in partnerrelaties kan een verschillende betekenis krijgen en geeft aanleiding tot ander gedrag kan verschillen tussen partner 1 en partner 2 Voorbeeld: Vrouw: “Vergeet de deur niet op slot te doen hé” intentie = reminder; neutraal gedrag Man – interpretatie = helpen, leidt tot appreciatie: “Goed dat je het zegt, ik zou het in de drukte nog vergeten. Wat zou ik doen zonder jou hé…” OF: Man – interpretatie = beschuldiging, leidt tot aanval: “Wil je daarmee zeggen dat ik altijd alles vergeet misschien? Die keer dat de deur niet op slot was, was wel omdat jij het vergeten was. Voor je kritiek geeft op anderen, zou ik eerst eens naar mijn eigen fouten kijken. Het is altijd hetzelfde…” DUS: heel belangrijk om niet enkel het gedrag te bestuderen, maar ook de cognitieve en emotionele responsen die daarmee gepaard gaan
Social Learning Theorie (SLT)
41
Omdat implicaties van observeerbaar gedrag afhangen van betekenisgeving/interpretatie gedrag
“Studying what people say about themselves is no substitute for studying how they behave” (Raush et al., 1974) o
o
o
Met name: als we onderzoek willen doen naar dit (negatief) gedrag, is het echt niet zinvol om het aan mensen te gaan vragen (Hoe gaat conflict meestal tussen jullie? Wat doe jij dan? Doe jij ook soms iets negatief?) Bedenkers van SLT zeggen dat dit geen zin heeft: Mensen hebben geen zicht op wat ze doen Ze zijn gebiased, t.g.v. sociale wenselijkheid, andere factoren die meespelen, … DUS: je moet het gedrag gaan observeren als je wil weten wat er tussen mensen gebeurt
Over gedrag is immers weinig consensus tussen partners (zelfs afgelopen 24 u; Christensen & Nies, 1980; Jacobson et al. 1981) o o
o
Men ziet dat de consensus met betrekking tot het gestelde gedrag heel klein is Dit is niet zo, ter nuance, als men aan koppels vraagt naar de meer subjectieve perceptie, de subjectieve relatie van hun relatie: mensen zijn wel degelijk in staat te reflecteren over hun relatie Dit gaat over het rapporteren van het feitelijke gedrag: zeer moeilijk
Om te weten wat er echt tussen partners gebeurt observeren (observationeel onderzoek)
Nu 30 jaar observationeel onderzoek naar hoe partners met elkaar omgaan, in negatieve en in positieve zin
Onderzoeksbevindingen vanuit SLT Wat heeft het ons opgeleverd aan kennis over partnerrelaties?
Conflicthantering OTK > TK negatief gedrag: onderzoek toont aan dat ontevreden koppels meer negatief gedrag vertonen tijdens conflicthantering dan tevreden koppels, en dat ze ook minder positief gedrag vertonen o o
Meningsverschil en conflict in een relatie zijn helemaal niet erg, maar het is cruciaal dat er op een constructieve manier daarmee omgegaan wordt Onderzoek vanuit de SLT heeft een aantal constructieve manier geïdentificeerd om met conflict om te gaan, maar ook een aantal destructieve manieren
OTK < TK positief gedrag
Social Learning Theorie (SLT)
42
Als er een meningsverschil is, is het belangrijk om te focussen op het hier en nu: op het conflictonderwerp, op de stressor die aanleiding geeft tot het conflict laat het conflict niet escaleren in de breedte, door er vanalles en nog wat bij te halen Probeer tijdens het conflict ook te gaan kijken naar je eigen bijdrage, aandeel tot het probleem, eerder dan onmiddellijk de partner te beschuldigen voor het probleem Luisteren is essentieel: probeer te luisteren naar de ander, met de bedoeling om het perspectief, de gedachten, de gevoelens, de mening, … van de andere te begrijpen en niet met de bedoeling om een betere tegenaanval te kunnen inzetten probeer dat ander perspectief ook bestaansrecht te geven: dat dat ook steek houdt, dat het gewoon niet strookt met wat jij zelf denkt kom uit je eigen benadeling Werk samen met je partner toe naar een consensus: niet alleen jij krijgt je zin, maar je werkt naar een gedeelde oplossing, waar beide perspectieven van der partners een plaats in krijgen Laat het conflict niet escaleren qua intensiteit: probeer emoties te reguleren, probeer de dingen op een rustige, neutrale, vriendelijke manier, eerder dan op een heel vijandige en onvriendelijke manier te bespreken (ander laten uitspreken, …)
o o
Ontevreden koppels worden gekarakteriseerd door hogere frequenties van destructief gedrag en lagere frequenties van constructief gedrag Dit is als therapeut ook ongelooflijk waardevolle informatie als je met koppels werkt
OTK Naast het destructieve gedrag, zitten ontevreden koppels ook vast in typische gedragssequensen, gedragspatronen, …
Zitten vast in negativiteit (absorbing state) o
Absorbing state of negative affect
Social Learning Theorie (SLT)
Allemaal dingen die uit onderzoek naar voor gekomen zijn
43
Komen niet tot verzoeningsfase o o
Na enige tijd komen tevreden koppels tot een verzoening, consensus en wordt er weer verder gegaan Bij ontevreden koppels zien we dat het conflict niet opgelost geraakt en men zich niet verzoent, en dat het daarbij horende negatief affect ook continueert
“Oog‐om‐oog‐tand‐om‐tand‐principe”: negatief gedrag met negatief gedrag beantwoorden o o o
Dit is de reden waarom conflict niet opgelost geraakt Actie-reactie: we zien een symmetrische escalatie: hoe meer negativiteit door de ene, hoe meer negativiteit door de andere Zowel in termen van affect, maar ook in termen van gedrag
Negatieve affect reciprociteit, beschuldigen–beschuldigen, confrontatie–confrontatie, confrontatie–defensiviteit, klagendefensiviteit affect én gedrag
Meer sequensen van negatief gedrag: escaleren en niet te stoppen o o
Men slaagt er niet in om die negatieve sequensen te doorbreken, ze zitten daarin vast Als ze hulp gaan zoeken is het vaak een heel grote valkuil voor hen en is dat ook iets dat in de context van therapie besproken kan worden (dat escaleren en niet meer stoppen)
OTK VS. TK
Naast de frequentie van negatief gedrag, is ook de ratio van positief vs negatief gedrag van belang om in het oog te houden
Gemeenschappelijk kenmerk stabiele koppels: ratio positieve communicatie/negatieve communicatie ongeveer gelijk aan 5:1 o o
o
Voor elke kritiek, negatieve commentaar minstens 5 complimenten en positieve commentaren Manier waarop deze ratio wordt bekomen lijkt minder van belang (Gottman, 1993) Bv. extreme ruzies versus half uur later alles koek en ei Bv. koppels met zelden ruzie, maar ook zelden uitwisseling van positief effect Ratio positief/negatief gedrag < 1 voor OTK negatief gedrag overheerst
OTK Meer demand‐withdraw gedrag o
o
o
Sequens waarbij één van beide partners verandering eist in de andere partner (en dus iets aan de status quo wil veranderen) en zich eisend, kritisch en klagend opstelt Er wordt niet op een constructieve manier gevraagd om iets te veranderen: heel eisend Andere partner wil gevraagde verandering/partner ontlopen door zich emotioneel/fysiek uit de interactie terug te trekken Bv. niet opletten, negeren, maar ook ostentatief naar buiten gaan Het probleem is: noch partner 1, noch partner 2 is de schuldige daar gaat het niet over, ook in relatietherapie
Social Learning Theorie (SLT)
44
Sequens sterk gepolariseerd (geen rolomwissel) o
o
Grote valkuil: zij versterken elkaar (meer demand, meer withdrawal en meer withdrawal, meer demand) en beiden blijven gefrustreerd en boos achter, wanhopig en eenzaam dat is de tragiek eigenlijk
Het is altijd of quasi altijd dezelfde persoon die in de demand positie zit en quasi altijd dezelfde persoon die in de withdrawal positie zit: we zien geen rolomwisseling Met als resultaat dat partners eigenlijk verder uit elkaar groeien en conflict niet opgelost geraakt
Take home message bij conflicthantering: meningsverschillen en conflict zijn eigen aan een relatie o o
Belangrijk in de hantering is om de communicatiekanalen open te houden Luister naar de andere en als partners naar elkaar luisteren, krijgen zij het idee dat de ander responsief is t.o.v. zijn/haar behoeften en dat de relatie de moeite is om voor te vechten
Sociale Steun Conflict kon niet alles verklaren in partnerrelaties daarom sociale steun ook gaan onderzoeken (eind jaren ’90) o
Men begon onderzoek te doen naar de mate waarin partners elkaar helpen om te gaan met stressoren (gaande van chronische ernstige, tot accute ernstige stressoren, normatieve stressoren, dagelijkse stressoren, …)
Raar te veronderstellen dat men een relatie begint omdat men denkt dat de andere goed conflict kan oplossen o o o o
Er zijn weinig mensen die daarom in een relatie stappen Waarom stappen en blijven mensen in een relatie? Omdat de partner ons het gevoel geeft van: ‘ik ben er voor jou als je het lastig hebt’ Dus naast het conflict dat ook wel belangrijk is, is die sociale steun ook van belang Maar dat heeft voor 1998 geen onderzoeksaandacht gekregen
Manier waarop partners elkaar steunen (emotioneel, instrumenteel, etc) bij het omgaan met stress in hun individuele leven is heel belangrijk, en wel een reden om een relatie te starten
Meer sociale steun van partner bij dagdagelijkse en ernstige (acute/chronische) stressoren leidt op KT en LT tot hogere relatiesatisfactie (Bradbury & Karney, 2005)
Partners zijn meest gefrequenteerde bron van steun (Dakof et al, 1990)
Partnersteun is niet vervangbaar (Beach et al., 1993) door steun die je krijgt van een collega, vriendin, … (vervangt partnersteun niet integraal)
Tekort aan steun, onevenwicht in geven/nemen steun, niet ingeloste verwachtingen m.b.t. steun zijn bron van conflict (Gleason et al., 2003; Verhofstadt et al., 2005): wij hebben de impliciete verwachting dat onze partner er is wanneer we hem/haar nodig hebben
Conflict en steungedrag verklaren samen 54% van de variantie in relatiesatisfactie bij koppels steungedrag verklaart evenveel van de variantie als conflictgedrag (wat het belang van steun bevestigt)
Social Learning Theorie (SLT)
45
OTK koppels minder positief/meer negatief reageren tijdens het zoeken/ontvangen/verlenen van steun (observationeel & survey onderzoek; Verhofstadt et al., 2013): zowel emotioneel als instrumenteel en daarvoor hebben we multimethodische evidentie gevonden o
Het is dus belangrijk dat koppels erin slagen om een supportief klimaat in hun relatie te gaan creëren
Positieve verwachtingen
Betreft verwachtingen m.b.t. partnerrelaties
TK hebben positieve verwachtingen over hun partner/relatie
Motiveren pro‐relationship behavior: als jij ervan uitgaat dat je partner en je relatie ok is, ben je ook meer gemotiveerd je op een constructieve manier te gaan gedragen in jouw relatie o o
Als je denkt dat partner te vertrouwen is, zal je meer steun zoeken bij hem/haar, en je tijdens een conflict minder aanvallend gedragen, … Een positieve verwachting is belangrijk (maar: niet excessief positief)
Gematigde verwachtingen
TK hebben gematigde verwachtingen m.b.t. partner/relatie
Positieve maar redelijke verwachtingen/standaarden m.b.t. hun partner en hun relatie
Té hoge standaard: partner kan hieraan niet tegemoet komen, leidt tot ontgoocheling
Reden voor stijgend aantal scheidingen bij jonge koppels?
RBI MEET ONREALISTISCHE (DISFUNCTIONELE, EXCESSIEF HOGE) OPVATTINGEN Voorbeelden van de onrealistische verwachtingen die kunnen gehanteerd worden in partnerrelaties (Vragenlijst: the relationship beliefs inventory, of relationship beliefs scale) MIND READING IS NEEDED
“People who love each other know exactly what each other’s thoughts are without a word ever being said”
“A partner should know what you are thinking or feeling without you having to tell”
DISAGREEMENT IS DESTRUCTIVE
“I take it as a personal insult when my partner disagrees with an important idea of mine”
“I cannot tolerate when my partner argues with me”
“A good sexual partner can get aroused for sex whenever necessary”
…
THE SEXES ARE DIFFERENT
“Men and women will never understand the opposite sex very well”
…
Vaak is het ook in therapie een kwestie van verwachtingen bijstellen: “Change your expectations” (cartoon)
Social Learning Theorie (SLT)
SEXUAL PERFECTIONISM
46
Attention bias
TK verwerken informatie op een manier die het beeld van hun relatie behoudt o o o
Tevreden koppels gedragen zich niet enkel op een bepaalde manier, maar op vlak van informatieverwerking gebeurt er ook onbewust automatisch vanalles Dit is anders bij tevreden koppels dan bij ontevreden koppels Grotendeels gebeurt dit automatisch en onbewust: een gevolg van hoe wij als mens in elkaar zitten
Selectieve aandacht voor informatie die relatiebevorderend is en minder aandacht voor informatie die relatiebedreigend is (Miller, 1997; Ickes et al, 1997; Simpson et al., 2003) o
o
Kijken naar slides van aantrekkelijke alternatieve partners (mannen/vrouwen) hoe hoger de relatietevredenheid, hoe sneller men door de slides gaat (en hoe lager, hoe trager men door de slides gaat) Gemotiveerde inaccuraatheid voor negatieve gedachten en bedreigende informatie we zien dat als we bij tevreden koppels onderzoek doen naar de mate waarin zijn accurate inschattingen kunnen maken van de onuitgesproken gedachten en gevoelens van hun partners, zien we dat tevreden koppels beter zijn in het inschatten van de gevoelens en gedachten van hun partner dan ontevreden koppels Tenzij het gaat over relatiebedreigende informatie Zowel in een naturalistische als experimentele (waarin de relatiebedreigendheid geïnduceerd werd) context Daar zit ergens onbewust een protectief mechanisme dat in gang schiet op het moment dat de relatie onder dreiging komt te staan
Omgekeerd proces bij OTK
Cfr. sociale cognitie: interne representatie van de relatie stuurt informatieverwerking o o
Zorgt ervoor dat wij relatie zo gaan verwerken op die manier dat ze het beeld van onze relatie gaan behouden Is het positief, oké, is het negatief, dan hebben we een probleem (houdt zichzelf in stand en als hulpverlener, samen met het koppel, dan heel veel werk om het schema te gaan wijzigen)
Memory bias Zelfde functie: informatie consistent aan het beeld over onze relatie wordt herinnerd en inconsistente informatie wordt vergeten o
Bv. dagboekonderzoek (Holmberg & Holmes, 1994): hoe vaak had partner schuld aan negatieve dingen (elke dag) vergeleken met herinnering hieraan na 1 maand. Resultaat was functie van de relatietevredenheid We zien dat tevreden koppels aangeven, achteraf, dat hun partner minder schuld had aan hetgeen er gebeurde op dat moment, dan dat moment zelf Opnieuw zien we het protectieve opspelen
Assimilatie: info wordt in bestaand schema gepast/geassimileerd
Omgekeerd proces bij OTK o o
Belangrijk om in het achterhoofd te houden als relatietherapeut, hulpverlener Bv. intake: Start relatie? Hoe verliep trouwdag?
Social Learning Theorie (SLT)
47
o
o
o
Bij koppels die heel erg ontevreden zijn over hun relatie (ook al geven zij aan dat dit nog maar een vrij recent fenomeen is), zien we dat ze bijna hun verleden gaan herschrijven te verklaren door die memory bias Wanneer je geen negatieve dingen hoort over de trouwdag bv., kun je als therapeut gaan stellen dat het verleden hier nog niet herschreven is en dat die impliciete onderbewuste processen nog niet zo sterk geïnstalleerd zijn Belangrijk om die ‘negatieve verhalen’ (herinneringen) te bevragen: kan jou helpen om je een hypothese te geven over: ‘is dit koppel bezig met het vergeten van de mooie dingen en het zich alleen maar herinneren van de slechte dingen?’
Attributies
Indien ongewenste/negatieve info niet kan genegeerd/vergeten worden (dus: de aandachtsbias speelt niet) het negatieve effect op de relatie wordt geminimaliseerd d.m.v. adaptieve attributies (voor het negatieve gedrag dat onze partner stelt)
Attributies: waaraan schrijf ik het gedrag van mijn partner toe? o
TK zien oorzaak van o o o
Positief gedrag van de partner als stabiel + intern (ziet mij graag) Negatief gedrag van de partner als occasioneel + extern (lastige dag op werk) Positief beeld relatie blijft behouden
OTK zien oorzaak van o o o
Negatief gedrag partner als stabiel + intern (egoïst) Positief gedrag partner als occasioneel + extern (moet iets goed maken) Negatief beeld relatie blijft behouden
Zaken die je in je werken met koppels in je hypothesevorming kan opnemen en waar je tijdens je gesprekken met je cliënt(en) naar kan vragen o
Uitspraken/momenten aangrijpen om te bevragen hoe de attributies lopen en dan gaan verbreden (Komt dat overeen met de ander zijn visie? Komt dat overeen met hoe hij naar jou kijkt?)
Shared activities
Het is belangrijk om negativiteit uit de relatie te krijgen: door goed met conflict om te gaan, elkaar te steunen, ze het voordeel van de twijfel te geven (als het niet te extreem is), …
Social Learning Theorie (SLT)
Bv. Partner komt te laat op afspraak: verschillende attributies mogelijk om gedrag te verklaren Binnen de partner (internal) of buiten de partner (external locus of control) Oorzaak stabiel of tijdelijk Intern en stabiel: “mijn partner was te laat omdat hij een egoïstische zak is” Extern en stabiel: “mijn partner was te laat omdat zijn stomme auto opnieuw in panne stond” Intern en tijdelijk: “mijn partner was te laat omdat hij vergeten in zijn agenda kijken was” Extern en tijdelijk: “mijn partner was te laat omdat hij vast zat in het verkeer”
48
Maar daarnaast is het ook belangrijk om positiviteit in de relatie te krijgen
Relaties worden minder verrassend/spannend over de tijd heen = sterke daling na huwelijk tot 2 jaar na huwelijk, dan stagnatie belangrijk om samen leuke en nieuwe (!!!) dingen te doen o o
Belangrijk dat mensen beseffen dat ze actief stappen gaan moeten ondernemen om het niveau van relatietevredenheid op peil te houden Van belang om het samen te doen, maar ook het nieuwe, vernieuwende is van belang
Energie en spanning van begin opwekken kan een boost aan relaties geven
Laat ook toe om nieuwe aspecten van elkaar te leren kennen (Aron et al., 2001, Aron et al., 2000; Reissman et al., 1993)
Capitalization
Positieve ervaringen met partner delen
Op positieve ervaringen van partner ingaan (nieuwe job, promotie op werk, …): niet zomaar negeren (ook al is het voor jou niet zo belangrijk)
Via dagdagelijkse capitalisatie wordt positiviteit (die kleine positieve dingen) deel van het weefsel van de relatie (Gable et al, 2004, Gable et al. 2006, Tesser 2000, Langston, 1994.) o
Als je in therapie met mensen die kleine micro-veranderingen kan bewerkstelligen, geef je hen de kans kleine micro-ervaringen op te doen, waardoor het (negatieve) mechanisme dat in stand gehouden wordt, doorbroken kan worden
GABLE ET AL, 2006 Wat wordt juist bedoeld met die ‘capitalization’? Voorbeeld: Maria comes home from her job as an associate in a law firm and excitedly tells her husband, Robert, that the senior partners called her into a meeting today and assigned her to be the lead lawyer for an important case filed on behalf of their most prestigious client.
“Wow, this is great news! Your skills and hard work are definitely paying off; I am certain that your goal to make partner will happen in no time. What is the case about?”
A warm smile followed by a simple, “That’s nice, dear.”
“Wow, I bet the case will be complicated; are you sure you can handle it? It sounds like it might be a lot of work; maybe no one else wanted the case. You will probably have to work even longer hours now.” belangrijk om éérst in te voegen en dan pas een maar te laten horen
In therapie: je kan pas veranderen als je eerst hebt ingevoegd! Belangrijk!
“You won’t believe what happened to me today,” or “What do you want to do for dinner?”
Forgiveness
Bij kwetsing en verraad (ontrouw, geheime info verklappen, familie beledigen, …) bedreigen fundamenten van relatie (= transgressies)
Gevoelens van kwetsing, woede worden getransformeerd in “altruïstische oriëntatie”; motivatie tot wraak neemt af, motivatie om relatie te herstellen neemt toe (bij tevreden koppels)
Social Learning Theorie (SLT)
o
49
Intrapersoonlijke (silent forgiveness) + interpersoonlijke vergeving (hollow forgiveness) nodig o
Er moet van beide soorten vergeving sprake zijn (is belangrijk): Intrapersoonlijk: iemand heeft het idee dat hij/zij zijn partner vergeven heeft: zich er cognitief en emotioneel overgezet Intrapersoonlijk wel, maar interpersoonlijk niet: silent forgiveness Interpersoonlijk: het ‘zich erover gezet hebben’ moet gecommuniceerd worden: tonen in het handelen Interpersoonlijk wel, maar intrapersoonlijk niet: hollow forgiveness
Afhankelijk van (mate van vergeving bepaald door): o o
o o
Ernst transgressie Dispositionele empathie van de vergever, emotionele stabiliteit van “gekwetste” hoe sterk hij/zij in zijn schoenen staat + mate van perspectiefname (empathie = cognitieve perspectiefname + medeleven + personal distress) Excuses en uitingen van spijt door kwetser (intra- en interpersoonlijk: het moet gemeend zijn en getoond worden) Als commitment, investment, relatiesatisfactie en afhankelijkheid hoog zijn
Samengevat
“So, in sum, partners have to introduce positive feelings in the relationship (by shared activities, sexuality), elaborate on them (via capitalization), alleviate stress and negative emotion (by dealing with conflict constructively and supporting each other), by neutralizing negative emotions (such as irritations, disappointments, hurts) by making positive attributions, by forgiving our partner’s faults, and by thinking positively about our partner and our relationship.” Bradbury & Karney, 2010
Nog een voorbeeld van een examenvraag: wat vind je van deze stelling en licht deze toe aan de hand van de cursus o
Daar zitten alle elementen in die zonet besproken worden
Nog een voorbeeld: bespreek in detail wat de verschillen zijn tussen tevreden en ontevreden koppels in hun manier van omgaan met conflict (proporties, ratio, sequensen, …)
Sterktes Krachtig perspectief: onderzoeksboost het zit verankerd in zeer sterke theoretische en onderzoekstradities o o
Bv. het behaviorisme, leerpsychologie, … Het heeft echt een onderzoeksboost teweeg gebracht: het gaf duidelijke handvaten aan onderzoekers omtrent wat zij moesten te weten komen, wat zij moesten onderzoeken
Heeft ook geleid tot de ontwikkeling van nieuwe onderzoeksmethodes o o
Voor SLT gebruikte men hoofdzakelijk zelfrapportering En de SLT, juist omdat gedrag moest geobserveerd worden, heeft aanleiding gegeven tot de ontwikkeling van zeer gesofisticeerde observatiemethoden, interactieparadigma’s, gestandaardiseerde protocollen
Social Learning Theorie (SLT)
50
o
Focus op interpersoonlijke i.p.v. intrapersoonlijke/individu belangrijk om de 3 niveaus samen te gaan bestuderen (om de complexiteit van wat er in relaties gebeurt, te kunnen capteren): o o o
Video review tasks: partners na het gefilmde gesprek, vragen om de interactie opnieuw te bekijken en tijdens die opname vragen stellen (Wat dacht/voelde je partner op dit moment, jij? Hoe gesteund, …?) zeer interessant om te gaan linken aan het gedrag dat op dat moment gesteld werd, of aan vragenlijsten die voordien afgenomen werden
Interpersoonlijke niveau Gedragsmatige niveau Cognitieve en affectieve niveau
Definieert een “mechanisme” dat verklaart hoe de visie van partners op elkaar/de relatie kan veranderen (gedrag, cognitie, emotie) o o
Hoe dit groeit, hoe dit stand houdt en kan veranderen ten gevolge van gedrag, cognitie en emotie En daar zijn wij als hulpverlener veel mee: als wij zo’n mechanisme hebben, een proximale determinant van relatietevredenheid daar kunnen wij op werken Bv. vragen om gedrag te veranderen, de betekenisverlening te wijzigen, werken op de emotieregulatie, …
Zwaktes Wat met koppels die ontevreden zijn en toch beter/tevreden worden op zichzelf? Wat met koppels die samenblijven en toch enorme ups en downs in relaties hebben? o
o o
Hoe kun je dit verklaren vanuit een perspectief dat focust op gedrag en wetende dat de communicatieskills en gedrag (de manier van interageren) van koppels bijna niet wijzigt over de tijd heen? Hoe kun je ups en downs in relatietevredenheid verklaren als mensen (nu heel normatief gesproken) zich altijd op dezelfde manier gedragen? Het social learning perspectief heeft het daar moeilijk mee: om verbetering en verslechtering over de tijd heen, in dezelfde relatie, te kunnen verklaren
SLT heeft moeite met verklaren van verbetering/verslechtering over de tijd heen in dezelfde relatie OMDAT communicatieskills relatief stabiel zijn over de tijd heen
Dus nood aan studies van andere variabelen die dit gedrag beïnvloeden zoals individuele verschillen en contextvariabelen (verwaarloosd in SLT) o o
Heel veel tijd en energie gestopt in het micro-analytisch bestuderen van relaties en koppels (van hun cognities en emoties) Maar tegelijkertijd heeft men nagelaten om de context van koppels mee in rekening te brengen: de zogenaamde ecologische niches waarin koppels zitten, met alle protectieve en risicofactoren eigen aan die context
Verplichte literatuur
Managing differences: Conflict and aggression. Bradbury & Karney (2010) geweld is niet te kennen!!)
(stuk rond agressie en
Social Learning Theorie (SLT)
51
52
Social Learning Theorie (SLT)
Sociaal-ecologische theorie laatste les rond partnerrelaties
Situering
Wat met de omgeving van relaties? Worden relaties beïnvloed door iets buiten de relatie zelf?
Niet volgens voorgaande theorieën (social exchange theory, social learning theory) o
SET spreekt wel over alternatieven die we meenemen, maar klemtoon op de partners zelf en niet op de context
Weten wat er binnen en tussen partners omgaat = voldoende om relaties te begrijpen interventies (individuele partners, beleving en wat er tussen hen gebeurt)
SECT benadrukt link relaties en omgeving o
Geheel aan theorieën (sociologie, of binnen de family stress en coping literatuur) o
Vandaar dat het ook noodzakelijk is een integratief en exhaustief beeld te krijgen van relaties Veel minder onderzocht en ontwikkeld binnen de context van partnerrelaties
Elke relatie ontwikkelt in een context = ecologische niche o o o
= Stressoren, beperkingen, resources vanuit de omgeving van het koppel beïnvloeden de manier waarop partners denken, voelen, en doen in hun relatie Bv. veel vrije tijd, inkomen om samen dingen te doen, fysieke of financiële problemen waarmee ze moeten kampen Externe krachten werken op de relatie in
Relatief gedateerd, maar toch nog een zinvolle ordening
Sociaal-ecologische theorie
Welke omgevingsfactoren? Bronfenbrenner, 1979
53
3 grote categorieën van omgevingsfactoren Bv. keurt de familie, de vrienden de relatie goed? microsysteem Mesosysteem: ook van belang o Vaak vergeten door koppels en ook door therapeuten o Doet er wel toe: bv. homoseksualiteit: België vs Texas, Rusland, … Nog meer globale, langzaam veranderende krachten die inwerken op relaties: macrosysteem o Bv. sociologische relaties: de rol van partnerrelaties nu of 50 jaar geleden
Hoe werken ze in?
ABCX‐model (Hill, 1949) o
Psycholoog die tijdens de eerste WO werkte in het leger: observeerde dat er gezinnen waren die er ondanks de oorlog sterker uitkwamen, en anderen die er aan onderdoor gingen
A = stressor, gebeurtenis die gedragsrespons vereist o o
Baby, jobverlies, ziekte, … Iets dat een gedragsrespons van de individuen of van het systeem vereist
B = resources/steunbronnen om met stressor om te gaan (materieel, sociaal, intraindividueel, interpersoonlijk)
C = interpretatie stressor (het zien als een uitdaging, hanteerbaar, catastrofe, …)
Niveau van B verandert ervaring van A die 2 zijn interafhankelijk o o
Onderhoud auto/huis: welstellend vs. arm koppel relatie Geboorte kind: klein vs. groot sociaal netwerk relatie
A,B,C, in interactie, leiden tot X (= mate van crisis) o o
Ernstige A, lage B, negatieve C hoge X, moeilijke coping, negatieve relatie‐outcomes Ernstige A, hoge B, positieve C lagere X, effectievere coping, positievere relatie‐outcomes
MODERATIE: de effecten van de stressor worden gebufferd door B en C op die mate van X Kritiek op ABCX‐model: te statisch, responsen op stress veranderen over tijd heen en hebben impact op toekomstige coping o
Dubbele ABCX‐model (McCubbin & Patterson, 1982): elk element uit ABCX‐model heeft initiële betekenis (Hill) + een betekenis die verandert over de tijd heen (toevoegingen) AA = stress pile‐up o o o o
Statisch: laat geen evolutie van die variabelen over de tijd toe
Het gaat tegen (heel triviale stressoren): heel de dag, heel de week, … Bv. griep (A), over de tijd: met werk achterop, anderen besmet = bijkomende stressoren Bv. kinderkanker en gezinnen (Van Schoors, Verhofstadt & Goubert) Bv. Expatriate assignment & gezinnen (Sterle, Gos…)
BB = resources die koppel ontwikkelt om met stressor om te gaan, over de tijd heen o
Bv. bij ziekte partner, baby: weinig B, maar na een jaar veel BB
Sociaal-ecologische theorie
54
CC = interpretatie door koppel over hun continue coping met C (! dyadic coping !) o
De betekenisverlening en kijk op stress verandert doorheen de tijd
XX = niet enkel outcomes van specifieke crisis (X) maar ook continue proces van adaptatie/coping wat hen dichter bij elkaar brengt of uit elkaar drijft
Dubbele ABCX‐model
ABCX = linkerkant
Onderzoek Hoe kunnen we onderzoek doen naar die factoren? Er zijn verschillende opties:
Ideale design: stressor induceren + vergelijken relatie voor & na stressor = ONETHISCH
Wachten op stressor (andere mogelijkheid) (bv. hartaanval): voor & na = NIET EFFICIENT
Life‐span studies: in elk leven komen er stressoren voor; soms > 50 jaar mensen gevolgd; duur, lang wachten op data
Selectie van samples die stressor reeds hebben meegemaakt: coping relateren aan outcomes
o
Hoe is dit koppel met die specifieke stressor omgegaan (retrospectief) en hoe stellen ze het nu? Bv. geboorte eerste kind: daling in relatiesatisfactie, sterkere daling indien (1) niet gepland; (2) veel hoop, veel dromen (3) onderschatting impact
Onderzoeksvelden:
Impact stressoren o o o
Dagdagelijkse stressoren, dagboekonderzoek: bv. meer werkdruk bij luchtverkeersleiders: meer afzijdig thuis, vrouwen meer steunend, enkel bij TK Relatietevredenheid lager bij hogere niveaus van chronische stress (op het werk, financiële problemen) slecht voor partnerrelaties Impact acute stress op relatietevredenheid groter bij chronische stress (logisch, want de draagkracht van het koppel is weg of ondermijnd)
Sociaal-ecologische theorie
o
55
o
Acute stress versnelt het tempo waarmee relatietevredenheid daalt (via meer conflict, negatieve attributies)
Impact bredere sociale/fysieke omgeving o o
o
o
o
Verhofstadt, L. L., & Weytens, F. (2010). Partnerrelaties in context: Een onderzoeksoverzicht. Systeemtherapie, 22(2), 122‐129. SES VS: opleidingsniveau en raciale afkomst belangrijkste predictor echtscheiding (bv., Orbuch, Veroff, Hassan, & Horrocks, 2002) (VS dus niet zomaar generaliseerbaar naar België) Laag opleidingsniveau, laag inkomen, lage jobkwaliteit, economische instabiliteit, werkeloosheid, blootstelling aan vooroordelen en discriminatie hebben effect op relatiekwaliteit/stabiliteit (Story & Bradbury, 2004) Lage SES = creëert reeks van moeilijke omstandigheden waarover koppels moeten negotiëren, beperkte toegang tot steunbronnen (bv., financiële beperkingen, beperkte opties voor kinderopvang, beperkte tewerkstellingsmogelijkheden, beperkte toegang tot hulpverlening) BEVINDING ZIJN CONSISTENT MAAR CORRELATIONELE DESIGNS GEEN BEWIJS VOOR CAUSALITEIT
Sterktes Verruimen blik op relaties o
Van een micro-analytisch perspectief (zoals SLT) naar een macro-analytisch perspectief
In staat vragen te beantwoorden die andere theorieën over het hoofd zagen o
Bv. tevreden koppels die plots problemen krijgen ook al communiceren ze goed en zijn ze veilig gehecht Vanuit SLT, hechtingsperspectief, … zijn wij niet in staat dat te verklaren Coping = resources + perceptie Bv. het meest stabiele koppel kan onderuit gaan wanneer ze een kind verliezen deze theorieën kunnen daar hypotheses over ontwikkelen Mensen gaan last vaak interpersoonlijk vertalen: mensen zijn vaak blind voor de context context zichtbaar maken
Relaties komen onder druk te staan als demands uit omgeving copingsmogelijkheden koppel overstijgen (bv goed koppel verliest kind)
Als stressoren wegvallen kunnen ze het weer beter doen = UPS & DOWNS relaties o o
Dit model is ook in staat die ups en downs te verklaren Staat ook toe om een hoopvolle boodschap naar koppels toe te formuleren
Zwaktes
Focus op identificeren van stressoren & resources en niet op hoe deze factoren relaties affecteren (te weinig aandacht voor het onderliggend mechanisme) o
Masterproefthema??
Sociaal-ecologische theorie
56
Welke relatietheorieën bestaan er? Conclusie Theorieën ET – Evolutionaire theorie
Zinvol omdat het een link definieert tussen relaties en de manier waarop we als organisme zijn geëvolueerd; helpt ons sekseverschillen/mating gedrag te verklaren dat eigen is aan de gehele menselijke soort
Link met biologische & historische factoren zeer krachtig perspectief op partnerrelaties: eigen aan de gehele menselijke soort
Proximale oorzaken gedrag? o o o
Zegt weinig over de proximale oorzaken van ons gedrag in partnerrelaties: niets over het hier en nu + bitterweinig aangrijpingspunten voor interventies Helpt ons hooguit bewust te worden van evolutionaire factoren
HT - Hechtingstheorie
Vestigt aandacht op de LT‐gevolgen van vroegste relatie-ervaringen en impact ervan op onze partnerrelaties over de tijd heen
Informeert ons over impact kindertijd op het heden, op onze huidige partnerrelaties (conflicthantering, vergeven, vormgeving aan gezinsrelaties, …)
Ontevreden veilig gehechte koppel? o o
Deze theorie kan dit moeilijk verklaren Vaak ontevreden koppels die nochtans beiden veilig gehecht zijn…
Focust op hoe wij bepalen of we al dan niet tevreden zijn met onze relaties en maakt predicties over onze beslissing om al dan niet in onze relatie te blijven
Belangrijkste verdienste: verschil tussen satisfactie en stabiliteit
Brede range outcomes op een zeer genuanceerde manier over relaties denken
Wat doen koppels om outcomes te bereiken?
SLT – Social Learning theorie
Geeft fijnmazig zicht op de gedragsmatige en cognitieve/affectieve processen die tot relatietevredenheid leiden (conflicthantering, memory bias, attention bias, …) o
Zeer specifiek en ook te ‘manipuleren’ (interveniëren) in het hier en nu
Mechanisme voor verandering
Ups & downs? o o
Kan dit niet verklaren Omdat die communicatieve vaardigheden relatief stabiel zijn over tijd heen
Welke relatietheorieën bestaan er? Conclusie
SET – Social Exchange theorie
57
SECT – Sociaal-ecologische theorie
Benadrukt de link tussen relaties en bredere ecologische niches, omgeving waarin ze zijn ingebed
Mechanismen die impact van stressoren op relatieoutcomes verklaren?
Alle theorieën geleid tot hypothesevorming omtrent (mis)lukken intieme relaties, veel onderzoek, focus op relevante variabelen om relaties te begrijpen
Conclusie Hier komt zeker een vraag over op het examen !!! (verschillende theoretische perspectieven, hoe het anders moet, zou kunnen)
Alle theorieën hebben geleid tot hypothesevorming omtrent (mis)lukken intieme relaties, veel onderzoek, focus op relevante variabelen om relaties te begrijpen
Elke theorie = stukje van de relatiepuzzel = op zich onvoldoende om relaties te begrijpen o o
Dit wil zeggen dat we eigenlijk elk van die perspectieven nodig hebben om intieme relaties, vandaag de dag, te begrijpen Dus: elk van die perspectieven nodig
Allemaal nodig om intieme relaties te begrijpen maar hoe kunnen we dat integreren?? (zie onder)
Bradbury & Karney, 2005 (VERPLICHTE LITERATUUR: nodig om bij de inzichtsvragen onze antwoorden goed te kunnen onderbouwen/argumenteren)
Geen theorie! Wel een theoretisch model, een framework waarbinnen we elk van de theoretische perspectieven en studies een plaats kunnen geven
Binnen elk koppel: dyadische interactie (SLT: Gedragsmatige, Emotionele en Cognitieve processen)
Die dyadische interactie wordt beïnvloed door: o o
De ecologische niches: context, resources Stress/vulnerability (ook wel zo genoemd, maar niet zo goed want wat wel goed gaat zijn de hefbomen voor therapie ook: resilience en strengths model) invloed op die dyadische interactie
Welke relatietheorieën bestaan er? Conclusie
Integratief Model van relationeel functioneren
58
Individuele verschillen (vormen de contouren van een relatie): o o o
Sterktes/zwaktes hechting Ervaringen gezin herkomst: hoe ging men daar met conflict om, traumatisering, misbruik, verslaving, …? Persoonlijkheid (hebben we het niet echt over gehad: er bestaat niet echt een persoonlijkheidsperspectief op partnerrelaties) voornamelijk neuroticisme heeft een impact op onze partnerrelaties
Model van relationeel functioneren als basis voor het werken met koppels Verhofstadt, L. L., De Mol, J., & Buysse, A. (2008). De ups en downs van relaties: Een theoretisch en empirisch overzicht. Tijdschrift voor Klinische Psychologie, 38(4), 247‐258.
Examen 2 reproductievragen o o
1 relatiestudies (5ptn) 1 gezinsstudies (5ptn)
2 inzichtsvragen o 1 relatiestudies (5 ptn) o 1 gezinsstudies (5 ptn)
Welke relatietheorieën bestaan er? Conclusie
59
60
Welke relatietheorieën bestaan er? Conclusie
Attraction & mate selection Laat ons terugkeren naar het prille begin van partnerrelaties. Aantrekkingskracht, verliefdheid, waar heeft dat mee te zien?
Definitie
Attraction = iemand zien als “leuk en aangenaam” (kennis, vriend) (to ‘like’ someone) o
Ruimer dan louter de seksuele aantrekkingskracht
Sexual/romantic attraction = iemand zien als een wenselijke potentiële intieme partner (brede range van mensen over de tijd heen) (to ‘really like’ someone)
Mate selection = starten en uitbouwen relatie (beperkt aantal)
Één manier om de onderzoeksliteratuur te ordenen
Attraction Waarom vinden we anderen leuk? Waarom ben je daar graag bij? POSITIEVE PERSOONLIJKHEID
Tot welke personen voelen wij ons aangetrokken, “wie hebben we graag” Wat zijn hun persoonskenmerken (Anderson, 1968)? o
We vinden die persoon leuk om wie hij/zij IS
Conclusie: we voelen ons aangetrokken tot/hebben graag mensen met positieve persoonlijkheidskenmerken en houden niet van mensen met negatieve persoonlijkheid
Wat is positief en wat is negatief? Studie
Attraction & mate selection
n = 100 studenten; 555 kenmerken beoordelen “Hoe leuk zou je iemand vinden met dit kenmerk”
61
SIMILARITEIT
Opposites attrack OF birds of a feather flock together?
Op alle leeftijden: al veelvuldig onderzocht (bv. zelfs ook bij kleuters)
Mate waarin persoonskenmerken van andere lijken op onze eigen persoonskenmerken (Newcomb, 1961) (lijkt die op mij?)
Gaat vooral over similariteit in waarden, attitudes en achtergrond (Simpson et al., 1994)
Dus geen complementariteit (“opposites attrack”)
Maar beetje verschil wel nodig (novelty; wederzijds zorgen voor)
Zorgt voor wederzijdse validering: geeft idee dat onze eigen waarden/normen gejustifieerd en waardevol zijn, doet ons beter voelen (Byrne & Clore, 1970)
Bevordert wederzijdse omgang, minder meningsverschil/conflict (Davis, 1981)
Voedt veronderstelling dat andere ons ook leuk zal vinden (verwerping) (Condon & Crano, 1988) o
Initiëren van een vriendschap vraagt enigszins dat we ons wat kwetsbaar opstellen, en dit lukt makkelijker bij mensen waarmee we meer gemeenschappelijk hebben
FAMILIARITEIT
We vinden leuk wat we kennen o
o o
Zajonc (1968): stimuli (turkse adjectieven, chinese tekens, gezichten vreemden) die in variërende frequentie (L‐H) getoond werden achteraf vroeg men: ‘welke stimuli vond je nu het leukste?’ Het waren altijd die stimuli die het vaakst aangeboden werden: die waarmee men vertrouwd was Mita et al. (1977): foto vs spiegelbeeld: voorkeur wisselt tussen persoon en vrienden College students: zelfde verdieping > andere verdieping; in hetzelfde studiejaar > ander studiejaar (hooguit “hallo”)
MERE EXPOSURE EFFECT o o
Pure exposure: wat je vaak ziet, daar heb je een voorkeur voor ! Enkel bij neutrale exposure (geen negatieve) Bv. gezicht + onaangename geur: geen exposure effect
We vinden leuk wie aangeeft ons ook leuk te vinden (cf. horen van FB experimentleider) o
We moeten ondervinden dat de ander ook interesse in ons heeft en dat die persoon aangeeft ons ook leuk te vinden
Enkel op voorwaarde dat het gebaseerd is op wat we doen (dus niet zomaar positief indien niet gegrond) (Mettee et al., 1973) oprecht en gemeend
Attraction & mate selection
RECIPROCITEIT
62
Sexual/romantic attraction Van “I like you” naar “I really like you”
Fysieke attractiviteit / Fysiek voorkomen
Veel onderzoek
“Tot wat voel je je aangetrokken in een potentiële intieme partner?” “Met wie wil je afspreken?”
Niet: iemand die we vaak gezien hebben, iemand die op ons lijkt, iemand met hoge studiegraden
Wel (foto) nummer 1 = fysiek voorkomen, uiterlijk, schoonheid (Regan & Berscheid, 1997)
Reden: o o
o o o
Gerechtvaardigde opvatting? o
o o o o o
Men is vriendelijker en positiever t.a.v. mooie mensen (Garcia et al., 1991) (cf. labo, telefoononderzoek na zien van foto) consistent en significant vriendelijker tegen een interactiepartner die er vriendelijker uitziet Men neemt meer contact en ze hebben meer dates (Reis et al., 1980) Meer kans op jobs (Hamermesh & Biddle, 1994) Hoger salaris (Frieze et al., 1991) Worden minder veroordeeld in rechtbank, kortere straffen (Mazzella & Feingold, 1994) Ook nadelen: gezien als ijdel, promiscu, men liegt er vaker tegen over zichzelf (men doet zich beter voor ten aanzien van mensen die er minder aantrekkelijk uitzien)
Voor mannen belangrijker dan voor vrouwen (Buss et al., 1986&1989; Sprecher et al., 1994); cross‐culturele replicatie; over leeftijden heen
Attraction & mate selection
Uiterlijk = direct waarneembaar (vs. intelligentie, waarden, normen: vragen enige investering) Evolutionaire psychologie Seksuele selectie: fysieke attractiviteit heeft daar een rol in gespeeld: Vrouwen: reproductieve kwaliteiten aantonen bv. lage taille‐heup ratio (0,6‐0,7; hoge oestrogeen/lage testosteron ratio); smalle neus, huid zonder veel beharing (jeugdigheid) Mannen: dominantie aantonen dmv fysieke kracht, grootte, …. Nu schoonheid & gezondheid/dominantie/reproductiviteit niet meer gerelateerd maar voorkeur blijft “What is good on the outside is good on the inside”‐opvatting: schoonheid als teken voor andere wenselijke kenmerken van partner Mooie mensen: worden gezien als socialer, liever, interessanter, gelukkiger (zit serieuze bias) Leuk om in hun gezelschap te zijn (voordelen) Men gaat ervan uit dat het samen zijn met mooie mensen een aantal voordelen heeft
63
Als fysiek voorkomen primeert, wat met minder attractieve mensen? MATCHING PHENOMENON (Feingold, 1988; Rosenfeld, 1964) in koppels (daten/trouwen): vergelijkbaar in fysiek voorkomen, schoonheid o
o
We zien binnen koppels, meestal, meer gelijkenissen tussen partners in termen van fysieke attractiviteit, dan tussen die partners en random geselecteerde vreemden We gaan dus ook op zoek naar gelijkenissen in termen van fysieke attractiviteit
Wens van velen: zeer aantrekkelijke partner zoeken; in realiteit: gebeurt niet t.g.v. angst voor verwerping (“out of my league’) en t.g.v. idee dat het toch niet blijft duren; partners kiezen elkaar (vs. kleren kiezen)
Enkel op nummer 1 voor korte‐termijn relaties (voor mannen en vrouwen)
Voor lange‐termijn relaties is ook persoonlijkheid belangrijk (voor mannen en vrouwen) (Buss et al., 1993)
Consensus over “wat mooi is”? o o o o
Individuele variabiliteit; grote sample = zekere consensus Vrouwen: grote ogen, smalle neus, hoge jukbeenderen Mannen: brede glimlach, brede kaken Crosscultureel, reeds bij kinderen
Mate selection Van seksuele aantrekking tot koppelvorming
Fysieke nabijheid
Geldt ook voor vriendschapsrelaties
Mogelijkheid tot interactie met partner psychologische nabijheid Cruciaal voor het uitbouwen van een relatie: nodig voor psychologische nabijheid Met de huidige theorieën zou het kunnen dat dit enigszins achterhaald is, doch hier nog evidentie voor nodig
Relaties meer gevormd met partners die geografisch dicht bij ons wonen
College students: meest populaire: kamer bij ontmoetingsplaatsen (cf. vriendschap)
“Workplace romances” = consensual relationships that entail mutual sexual attraction between two co‐workers o o o o o
Fysieke nabijheid is hier één van de mogelijke verklaringen voor Gaat niet over ongewenste intimiteiten op het werk 40% heeft ooit workplace romance (VS) Proximity familiarity attraction Powell & Foley (1998); Parks (2006); Salvaggio et al (2011)
Internet: geen substituut voor face‐to‐face communicatie maar laat toe psychologisch hecht met iemand om te gaan en relatie uit te bouwen (toename)
Attraction & mate selection
o o
64
Signaleren van beschikbaarheid/interesse
Bij mensen en primaten: consistent sequens van 3 soorten gedrag dat naar voorkomt (vaak studies in bars observeren d.m.v. videocamera’s): o
Gedrag dat aandacht trekt van potentiële partners (lachen, luid spreken, tegen iemand botsen)
o
Gedrag dat aandacht vestigt op de sekse van iemand thesisonderzoek??? Kijk, ik ben een vrouw! Kijk, ik ben een man! Mannen: dominantie: klopjes geven aan vrienden + competentie: winnen met darts, pool Vrouwen: kledij, make‐up, lang haar (aandacht trekken door met haar te zwieren), heupen wiegen
o
Gedrag dat beschikbaarheid en interesse toont Initiatief nemen om te praten (meestal mannen, maar steeds voorafgegaan door non-verbaal gedrag van vrouwen, bv. blik zoeken, blik vasthouden) Dicht staan, aanraken tijdens het lachen, aanraken Behavioral synchrony (Crown, 1991) = onbewust/niet-intentioneel imiteren van elkaars gedrag (voorover leunen, in elkaars ogen kijken) vs. tegenovergestelde gedrag vertonen (oogcontact vermijden, armen kruisen doet men om géén interesse te tonen) Voornamelijk non-verbaal : ambigu, subtiel = veiliger, verwerping Kijken naar iemand veiliger dan bv. praten (kun je niet van zeggen dat het ‘per ongeluk’ was)
Zelf‐onthulling
Uitwisselen van persoonlijke informatie met elkaar
Hoe beter mensen elkaar kennen hoe meer info en hoe intiemer info (Collins & Miller, 1994)
Gaat snel
Impliciete consensus over dosering van self-disclosure (cfr. hechtingsperspectief): niet te veel, niet te snel, niet te weinig, niet te laat o o
Taboes na 1 jaar (Knobloch et al., 2004) uit schrik dat ze de relatie zullen bedreigen (riskant om het daar expliciet over te hebben): o o o o o
Status van de relatie (waar staan we nu?) Typische conflict issues (hij drinkt te veel) Relatienormen (vind je het ok dat ik met een mannelijke collega iets ga drinken?) Vorige relaties (met hoeveel vrouwen heb jij al seks gehad?) Negatieve levenservaringen (hoe ik omging met mijn eetstoornis)
Vooral reciprociteit in zelf‐onthulling is van belang (eerder dan individuele gemiddelden): moet in balans zijn (niet altijd dezelfde die dingen vrijgeeft)
Attraction & mate selection
“Ze spelen hier goede muziek, wat vind jij ervan?” “Welke job heb jij?” “Ik voel me niet goed, mijn ouders zijn net gescheiden. Die van jou ook?”
65
Ontwikkelen van commitment (casual ‐> serious)
Fase‐modellen (Knapp & Vangelisti, 1991) o o o o
o
Initiëren contact Experimenteren (daten) Intensifiëren (personal disclosure) Integreren (gezien worden als koppel door het netwerk) Shift in termen van mentale representatie van 2 individuen, naar een koppel van separateness naar we-ness: koppelidentiteit De mate van we-ness kan gemeten worden door zelfrapportage, maar ook door impliciete maten: het spontaan taalgebruik (meer we-words) Formele binding (huwelijk, ritueel, publieke ceremonie)
Turning points‐modellen (Bullis et al., 1993): wat was nu écht een belangrijk moment in je relatie? o o o
Openlijk praten over hun gevoelens en intenties m.b.t. de relatie Eerste keer als “ik hou van je” gezegd wordt Samenwonen, rekening houden met elkaar bij jobkeuze, huis kopen
Recente review over attraction: Rules of attraction Geen leerstof: ter informative
Voorgaande bevestigd
Nog aantal kleine elementen aangestipt
Who becomes attracted? Wanneer voel je je aangetrokken?
SITUATIONEEL Misattributie van psycho-fysiologische arousal (bv. iets spannends, opwinding, …) van een niet-romantische bron aan romantische automatisch proces o
Niet goed kunnen bepalen van waar die opwinding komt wanneer je dan geconfronteerd wordt met een potentiële partner, krijgt die een significant hogere score dan wanneer men in een niet-opgewonden (fysiek) conditie is
Mood: happy > sad: je valt sneller voor de ander als je blij bent, dan dat je verdrietig bent
Bij schrik t.g.v. een niet-interpersoonlijke stimulus (je bent bang voor iets) en indien men denkt dat contactname de impact van stressor doet dalen heel instrumenteel: wanneer je bang bent, is de kans groot dat je iemand aantrekkelijker vindt
Alcohol (dat is een klassieker)
INDIVIDUELE STABIELE KARAKTERISTIEKEN
Fysiek minder aantrekkelijke perceivers zien anderen sneller als attractief
Lage comparison standard (Wie verdien ik? Wat kan ik krijgen?) hoe lager die comparison standard, hoe sneller je je aangetrokken voelt tot iemand
Attraction & mate selection
66
Mannen meer dan vrouwen (60% vs 50%)
SITUATIONEEL
Familiariteit
Targets die in gunst van perciever proberen komen
Vrouwen die ovuleren o o o
Vrouwen die ovuleren krijgen hogere scores op vlak van attractiviteit Het blijkt zo te zijn dat vrouwen die ovuleren (wel het natuurlijke verloop van een cyclus, niet hormonaal gestimuleerd) zich beter kleden, … Zelfs studies bij lap dancers tonen hetzelfde: vrouwen die ovuleerden kregen significant meer geld toegestopt dan op andere momenten tijdens hun cyclus
INDIVIDUELE STABIELE KARAKTERISTIEKEN
Fysieke attractiviteit
Similariteit
Psychologische kenmerken: te vertrouwen, warm, vitaal, status/resources
Mate waarin men denkt verworpen te worden
Omgevingsfactoren SOCIAAL
Goedkeuring sociaal netwerk (géén Romeo en Julia effect) o
Culturele normen over wie aantrekkelijk is: o o o
Hoe minder het koppel gedragen wordt door de omgeving, hoe moeilijker het is Vrouwen: jong, fysiek aantrekkelijk Mannen: ouder, goed inkomen Impact vermindert bij meer gender equality
Schaarste (cf. bars) o
o
Barmannen: begin avond gevraagd hoe mooi ze de vrouwen vonden hoe later het werd, hoe meer het ochtend werd en er steeds minder vrouwen waren, hoe hoger de score was die ze de vrouwen gaven Hoe minder alternatieven er zijn, hoe hoger diegenen die er zijn gescoord worden
Proximity
Aangenaamheid van de omgeving: o o
Warm, rustig vs druk, heet Leuke vs vervelende muziek
Attraction & mate selection
FYSIEK
67
Dyadische factoren
Reciprociteit van attraction
Onbewuste mimicry (niet-intentionele gedragsmatige synchronisatie)
Lijken op iemand die men kent
Instrumentaliteit (kan ik mijn doelen hiermee bereiken?)
Similariteit Attitudes Demografisch Persoonlijkheid
Attraction & mate selection
o o o
68
Attraction & mate selection
Partim Gezinsrelaties
69
70
Attraction & mate selection
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen Inleiding Hoe kijken we tegenwoordig naar de invloed van ouders op kinderen, van kinderen op ouders, relaties, enz.? We willen individueel gedrag verklaren o
Wij mensen: 70% van de tijd in interactie met elkaar o o o o o
Niet onverstandig om ook te veronderstellen dat gedrag van een individu zal beïnvloed worden door de interacties waarin dat individu verzeild geraakt De specifieke interactie is een grote verklarende factor voor ons individueel gedrag Sommige interacties (ouder-kind, tussen partners, …), meer dan andere, zullen ons gedrag méér bepalen dan andere: zijn cruciaal Ons gedrag is ingebed in relaties, en die relaties zijn meer dan louter de som van onze interacties (een reeks interacties betekent niet dat er een relatie is) Wij bestuderen de relaties tussen ouders en kinderen, en die tussen partners, omdat die een grote, beduidende impact hebben op ons gedrag
Wij gaan ons focussen op 3 niveaus: o o o
Intra-psychisch onderzoek: meeste psychologen doen dit
Relaties Interacties Het individu
Er zijn nog twee niveaus boven relaties: o
Groepen (studenten, docenten, SES, autochtonen, …): die groepen zullen een impact hebben op hoe onze relaties en interacties vorm krijgen en op ons gedrag o Die groepen maken deel uit van de maatschappij (Belgische maatschappij): dit heeft ook een invloed op de onderliggende niveaus Meer het terrein van de sociologie
Beïnvloedingsprocessen in gezinnen ook transfereerbaar naar groepen
Leerstof
Cursusmateriaal: o
o o
Slides + lessen daarmee kun je perfect door het examen geraken (dus artikels lezen indien interesse): ze vraagt vooral zaken uit de slides en ook enkele zaken die ze zegt in de les De Mol, J., & Buysse, A. (2008). The Phenomenology of Children’s Influence on Parents. Journal of Family Therapy. De Mol, J., & Buysse, A. (2008). Understandings of Children’s Influence in ParentChild Relationships: A Q-Methodological Study.
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
71
o
Kuczynski, 2003
Ouder-kind relatie Lange traditie van onderzoek o
Hoe moet je een kind opvoeden? Wat is goede opvoeding? Vaak gezegd in opvoedingsboeken: je moet consequent zijn wat is er eigenaardig aan die redenering? Je weet dat beïnvloeding bi-directioneel is Maar in de opvoedingsliteratuur is dat principe nog lang niet doorgebroken Literatuur gaat vooral uit van de idee dat ouders kinderen beïnvloeden, maar veel minder van het feit dat kinderen ouders beïnvloeden Als je een gehoorzaam kind hebt, is het mogelijk om consequent op te voeden maar: je ‘temperamentsvol’ kind lokt bij jou nietconsequent gedrag uit De redenering ‘consequent opvoedingsgedrag lokt gehoorzaamheid uit’ is ook om te draaien maar ook die redenering is ook unidirectioneel De clou is dat men in opvoedingsliteratuur heel lang enkel de impact van ouders op kinderen gezien heeft weerspiegelt zich in ons taalgebruik: o Invloed van ouders op kinderen: opvoeding o Invloed van kinderen op ouders: filiating (Engels probeersel, er bestaat zelfs geen woord voor in het Nederlands)
Twee grote onderzoekslijnen: o
Breekpunt was de introductie van bidirectionaliteit: het besef dat kinderen mee partner zijn in de opvoeding (en niet zomaar passieve ontvangers)
Voor de introductie van bidirectionaliteit: unidirectionele benadering
Onderzoek vanuit een unidirectionele benadering
Twee richtingen: o
Top-down benadering: ouders ‘maken’ hun kinderen
Je moet als ouder meer structuur bieden, strenger zijn, … Voornamelijk onderzoek naar opvoeding wat doet de ouder en welk effect heeft dat op het gedrag van het kind? Interactie vanuit één richting bekeken: ouder naar kind Link tussen opvoeding en adaptatie bij kinderen, bvb. internaliseren van waarden, gehoorzaamheid, agressie, competenties,... Zeer weinig aandacht voor interactie tussen ouders en kinderen, cognities hieromtrent van ouders en kinderen, context Fundamentele kritiek op deze benadering: enkel matige en inconsistente correlaties tussen opvoeding en outcome variabelen Tegenreactie: eigenlijk kun je alles omkeren (bottom-up)
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
72
o
Ook genetisch onderzoek en genetische overdracht; theoretisch ook in te passen in bidirectionele theorievorming, maar in onderzoek vaak unidirectioneel
Bottom-up benadering: kind-effecten
Onderzoek vanuit omgekeerde richting Alle redeneringen kun je omdraaien; bv. scheiding van ouders zorgt voor problemen bij kinderen moeilijke kinderen veroorzaken problemen bij de ouders Capaciteit en macht van kinderen om gedrag van ouders te sturen Alle verbanden kunnen ook omgekeerd geïnterpreteerd worden Kinderen produceren hun eigen omgeving, door specifiek oudergedrag uit te lokken: intentionele invloed Kinderen beseffen dat ook dat ze invloed hebben (zie eerder; geciteerde doctoraatsstudie) Maar: nog zeer weinig gedocumenteerd Kritiek op deze onderzoekslijn: kind-effecten zijn divergent en verwarrend, is even unidirectioneel als top-down benadering Gaf wel aanleiding tot evolutie naar bidirectioneel onderzoek
Introductie van bidirectionaliteit
Lollis, Kuczynski, Parke, Cook, ..., introduceren volledig andere visie ouder-kind relatie bilaterale modellen
Kenmerken: aandacht voor o Complexe causaliteit o Proces o Macht o Context
Traditioneel:
ouder -----> kind
Nieuwer:
kind -----> ouder
We mogen niet zo unidirectioneel causaal redeneren Er zijn verschillende modellen van causaliteit:
Transactionele causaliteit o
o
In plaats van oorzaak toe te schrijven aan bepaald gedrag of stabiele kenmerken, causaliteit leggen bij zich herhalende wederkerige interacties tussen ouders en kinderen over de tijd Dus: beter: tijdslijn: kind --> ouder --> kind --> ouder --> kind --> ouder Beginpunt is arbitrair: het is een keuze We kunnen daar geen beginpunt op zetten, en als we dat doen, dan is het een keuze, een arbitraire keuze Het tijdsaspect is heel belangrijk in ouder-kind relaties: gemeenschappelijke geschiedenis én gemeenschappelijke toekomst
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
BILATERAAL MODEL: CAUSALITEIT
73
o o o
Circulaire causaliteit o o o
o o
o
Fit (co-evolutie) o o o o o
o
Het ‘impact hebben op elkaar’ in de interacties Oorzaken en gevolgen zijn recursief en niet gedetermineerd Ouders en kinderen engageren zich in zich herhalende interactiepatronen waar er geen begin en geen einde aan is (elke interpunctie is arbitrair: doet er niet toe waar je begint) Oorzaak en gevolg kunnen niet van elkaar onderscheiden worden, tenzij door een arbitraire interpunctie Voorspelling van uitkomsten en gevolgen is moeilijk door de complexiteit van zich herhalende sociale en biologische systemen waarbinnen het gezin is ingebed Niet echt onderbouwd met onderzoek (nu wel meer) t.o.v. bv. de gedragstherapie Moeilijk om onderzoekshypotheses te ontwikkelen (nu doet men dat wel) het echt strikte systeemdenken en de meer experimentele onderzoekstechnieken gaan niet goed samen omdat het voorspellen van uitkomsten zeer moeilijk is (alles hangt met alles samen) Ouder-kind communicatie: vicieuze cirkels oorzaken en gevolgen, bvb. Coërcieve strategieën Goed aan te duiden met het ying-yang symbool Aandacht voor gevolgen van het samen leven op lange termijn Ouders en kinderen beïnvloeden elkaar niet enkel gedurende één interactie, maar zijn samen ingebed in een interafhankelijke structuur Causaliteit is inherent aan de structuur van interagerende organismen eerder dan aan de participanten in een interactie Concept ‘goodness of fit’: sommige temperamenten en persoonlijkheden van ouders en kinderen passen beter bij elkaar Moeilijk om over te praten, maar het is wel degelijk zo Ook daar zit de complexiteit in de causaliteit Voorbeeld: kinderen met moeilijk temperament: succesvol functioneren hangt samen met de mate waarin hun persoonlijkheid aangevuld wordt of ondersteund wordt door de context waarin ze leven
Systemische causaliteit o o
Integratie van vorige modellen Bidirectionaliteit ouder-kind dyade plaatsen binnen een complex systeem van wederkerige invloeden tussen personen en andere elementen van de omgeving binnen en buiten het gezin Ouder-kind interacties zijn ook beïnvloed door wat men in de maatschappij denkt (bv. ‘een scheiding is niet goed voor de kinderen’)
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
Soms kies je ervoor om een bepaalde interactie (bv. huiswerk monitoren) niet aan te gaan of om niets te doen, met het oog op de toekomst, om conflicten te vermijden en de toekomstige relatie ‘veilig te stellen’ Je mag interacties nooit isoleren van het verleden en de toekomst Kind en ouder veranderen voortdurend door gedrag van de andere Elk gedrag wordt stimulus voor de andere Dus niet lineair en niet stabiele kenmerken, maar steeds veranderend proces over de tijd
74
o
Sociale perspectieven spelen een belangrijke rol! Ook aandacht voor invloed siblings, grootouders, andere leden in gezin, school, gemeenschap, werk, …, op de ouder-kind relatie
Dialectische causaliteit o
o
o o
Ook aandacht voor inherente contradicties/conflicten die er bestaan binnen individuen en tussen individuen en de kwalitatieve transformaties die het resultaat hiervan zijn Wat ouders willen en wat kinderen willen, kan anders zijn Er zijn verschillende perspectieven op: daar moet je rekening mee houden binnen die causaliteit Wat ouders voor ogen hebben (‘maakbaarheid’) zijn sterk daardoor beïnvloed Vaak inconsistenties of conflicts of interest goed: daaruit groeien nieuwe evenwichten Een continu proces van verandering waarin interactiepartners altijd veranderen ten aanzien van elkaar en waarin nieuwe uitkomsten samen geco-construeerd worden We beïnvloeden elkaar zo eindeloos, dat elk beginpunt niet hét beginpunt is Zeer bevrijdend in therapie: ontkrachten van de ‘zogenaamde causaliteit’: “ik heb dat gedaan omdat jij…”, “ja, maar ik heb dat gedaan omdat jij…” enzovoort het is bevrijdend omdat de schuldvraag niet aan de orde is Maar: het maakt het moeilijk naar onderzoek en het maakt het zeer complex Contradicties die ontstaan tijdens perioden van destabilisatie en conflict, zijn een noodzakelijke conditie om tot nieuwe uitkomsten te komen (te groeien) Aanpassing aan verandering is een essentieel kenmerk van succesvol opvoeden
Focus op proces, eerder dan op uitkomst o
o
Waar de traditionele manier van opvoeding en van kijken naar ouder-kind relaties vooral focust op de uitkomst, gaan wij veel meer aandacht hebben voor het proces Wat doet dat met ouders en kinderen? Als je op uitkomst focust, heb je ‘controlekinderen’ nodig als vergelijkingspunt Maar: wie vergelijk je dan met wie? Als je uitkomstenonderzoek doet, ga je uit van de idee dat er ergens een normaal gelukkig kind is binnen een normaal gelukkig gezin MAAR: wat is dat? De complexiteit van gezinssituaties is zo groot op dit moment in onze maatschappij (scheidingen, homoseksuele ouderparen, mogelijkheden tot adoptie, psychiatrische problemen, …) en de kans dat die ‘speciale gevallen’ in onze controlegroep zullen terecht komen, is zeer klein De grote vraag is: wie vergelijk je met wie? Uitkomstenonderzoek is zeer sterk gekleurd door de idee van de onderzoeker over wat nu net de controlegroep is, met wie je vergelijkt…
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
BILATERAAL MODEL: PROCES
75
Uitkomstenonderzoek is zeer gebiased, zeer gekleurd prof is daar niet zo’n voorstander van Conclusie: wees zeer voorzichtig met uitkomstenonderzoek en vergelijkend onderzoek
Ontwikkelingsperspectief met aandacht voor verandering in ouders, kinderen en de ouderkind relatie
BILATERAAL MODEL: MACHT Aandacht voor macht: van ouders hebben meer macht dan kinderen, naar aandacht voor de complexe dynamiek in de asymmetrische ouder-kind relatie o o
Macht gaat over: heb je toegang tot welke hulpbron? Ouders hebben meer macht dan kinderen: geld, fysieke kracht, … niet meer invloed, wel meer macht (dat zijn verschillende concepten) Want: het is onmogelijk om geen invloed te hebben even agentics (evenveel agency) kinderen en ouders hebben evenveel invloed
Assumptie dat macht tussen ouders en kinderen ongelijk is of asymmetrisch is fundamenteel in het begrijpen van de ouder-kind relatie (én de invloed is gelijk!)
Ouders hebben meer macht door: o o
Meer kennis, toegang tot hulpbronnen, meer fysieke kracht, dat ze dingen van hun kinderen kunnen eisen, gehoorzaamheid en discipline verwachten Kinderen hebben sterke behoefte aan affectie en goedkeuring door de ouders (klopt niet volledig; ouders hebben daar ook veel nood aan)
Perceptie van asymmetrie vooral tot adolescentie o
Vanaf dan meer fysiek, meer kennis, … bij het kind
In klassieke (unilaterale) visie: statische opvatting over macht in ouder-kind relatie: ouders hebben meer macht, unidimensioneel, vooral door meer coërcieve strategieën
Bilaterale visie: machtsongelijkheid = interafhankelijke asymmeterie in macht o Zowel ouders als kinderen hebben hulpbronnen in de relatie, onafhankelijk van de absolute verschillen in macht o Macht heeft verschillende facetten, met individuele, relationele en culturele hulpbronnen o Relatie tussen macht en causaliteit is dialectisch, eerder dan lineair (evenveel invloed, maar minder macht) o Dus: interacties tussen verschillende hulpbronnen in ouder-kind relatie creëert nieuwe synthese waarin zelfs jonge kinderen ‘empowered’ worden in de interacties met ouders
BILATERAAL MODEL: CONTEXT
Aandacht voor context als moderator en mediator in de ontwikkeling van de ouder-kind relatie (zie ook model van Hinde) o o o
De relatie is de context van de interactie En de interactie gebeurt in de context van de relatie, die een geschiedenis en een toekomst heeft De context van de ouder-kind relatie is zeer belangrijk
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
76
Daarom is de interactie tussen ouder en kind anders dan die tussen iemand en vreemden, omwille van die context
Relatie als context: relaties vormen de context voor menselijke ontwikkeling
Zowel ouder kind als kind ouder beïnvloeding vindt plaats in de context van een ouderkind relatie (tegenstelling tot interacties tussen vreemden)
Kenmerken ouder-kind relatie (anders dan volwassene-kind relatie) o o
o o
o
Dynamiek in de ouder-kind relatie o
o
o
Feed-back: gemeenschappelijk verleden leidt tot ontwikkelen van relatieverwachtingen. Interacties niet enkel op basis van de onmiddellijke stimuli, maar ook op basis van predicties en verwachtingen Feed-forward: verwachting dat de relatie blijft duren, dus ouders en kinderen gedragen zich met aandacht voor lange-termijn doelstellingen (intimiteit, vriendschappelijkheid, ...) cruciaal gegeven Anderzijds toekomst van de relatie is er sowieso (moeilijk om uit de ouder-kind relatie te stappen), dus coërceive strategieën komen voor Zorgt ervoor dat kinderen zich t.o.v. hun ouders vaak heel veel kunnen permitteren, want het blijven toch hun ouders Je kunt al eens dingen uitproberen binnen die relatie (wel niet overdrijven)
BILATERAAL MODEL: AGENCY Dit is de clou van het verhaal: centraal begrip: agency (“beïnvloedingsbesef”) o o o
In welke mate beseffen mensen dat de manier waarop ze zijn (al dan niet bewust en gewenst), ze altijd invloed hebben? Wie je bent en de context altijd heb je invloed, ook al wil je dat niet Je moet beseffen welk effect je hebt op mensen en hoe je daar zicht op krijgt
Agency = individuen beschouwen als actors die in staat zijn om o o o
betekenis te geven aan de omgeving (je bent een denkend wezen), verandering te initiëren (je hebt invloed), en keuzes te maken
Ouders en kinderen zien als even ‘agentic’ = kinderen zien als beïnvloedende wezens
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
Opeenvolging van verschillende interacties (gemeenschappelijk verleden) Niet vrijwillig karakter van de relatie: je kunt je ouders niet kiezen en als ouder kun je ook niet kiezen welk kind je hebt je kunt er niet van uit: je blijft ouder en kind en je blijft op elkaar impact hebben Bv. schatplichtigheid, zelfs wanneer ouders overleden Ook belangrijk tussen brussen/siblings: je kiest je broers of zussen niet, wat die relatie heel speciaal maakt Interafhankelijkheid van gedrag, emoties, behoeften, doelstellingen (hechting) Elke ouder-kind relatie in een gezin is anders omdat de geschiedenis van elke dyade anders is Kinderen kunnen heel verschillend zijn, wat een invloed heeft op de relatie en interacties Complex doordat er verschillende functies/doelstellingen zijn: autoriteit, veiligheid, zorg dragen, intimiteit, ... een zeer interessante en intrigerende relatie
77
Agency: drie centrale begrippen o
o
o
Een belangrijke assumptie van bilaterale/bidirectionele modellen is dat ouders en kinderen even ‘agentic’ zijn in de ouder-kind relatie (zie Kuczynski, 2003) o
o o
Autonomie Zelfdeterminatie: motivatie om controle uit te oefenen over je interacties met de omgeving; belangrijk voor gevoel van competentie en welzijn Zelfbescherming: motivatie om zelf te beschermen van externe determinatie door anderen Constructie Cognitieve aspect Mogelijkheid tot betekenisverlening vanuit interacties met omgeving Wat denken kinderen van autoriteit, conflict, echtscheiding, ..., en hoe creëert dit voor hen nieuwe manieren om te denken en handelen Actie Expressie van agency Mogelijkheid om tussen te komen of om er van af te zien (het niet te doen) met als effect een specifiek proces of toestand te beïnvloeden Je kunt ook bewust kiezen om niets te doen: dit vanuit een gevoel van agency (“ik weet dat ik invloed heb, maar ik ga nu niets doen”)
Idee gaat in tegen traditionele visie op opvoeding waarbij ouders meer actieve ‘agents’ zijn en kinderen gezien worden als passieve ontvangers van de invloed van ouders Relatief weinig theoretische en empirische aandacht voor agency van kinderen in de ouder-kind relatie: er is nog niet zoveel onderzoek naar gebeurd Introductie van de term ‘filiating’ als tegenhanger van ‘parenting’ door Valsiner (1997): ouders voeden hun kinderen op en kinderen voeden hun ouders op idee dat ze beiden actieve partners zijn
Agency: filiating o o o
Refereert naar de actieve tegenhanger van opvoeding Parents are ‘parenting’ their children, children are ‘filiating’ their parents In een dialectisch perspectief geeft de notie filiating erkenning aan de ambivalente eigenschappen in de ontwikkeling van de ouder-kind relatie (ouders en kinderen hebben vaak andere - soms tegengestelde - doelstellingen in de relatie)
Complex begrip met verschillende betekenissen
Bestudeerd vanuit psychologie en sociologie
Moeilijk te vertalen: ‘beïnvloedingsbesef’
Agency: intentionaliteit o
Psychologische betekenis: ‘Considering individuals as actors with the ability to make sense of the environment, initiate change, and make choices (Kuczynski, 2003, p. 9) Ouders en kinderen engageren zich in ‘meaning construction’ en handelen op een intentionele en doelbewuste manier intentioneel Maar: er bestaat ook een niet-intentionele vorm van agency: een invloed hebben gewoon door er te zijn…
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
78
o
o
Agency: wenselijkheid – controle o
Verschil tussen agency en macht: Ouders en kinderen zijn even ‘agentic’ in een asymmetrische machtsrelatie Verschil tussen ‘Exercise of agency’: invloed uitoefenen, gedrag en (intentionele) acties van ouders en kinderen ‘Sense of agency’: gevoel of overtuiging van ouders en kinderen invloed te hebben, beïnvloedingsbesef, gepercipieerde mogelijkheid om iemand (in een gewenste richting) te beïnvloeden Actie en beïnvloedingsbesef kunnen onafhankelijk van elkaar bestaan
BESLUIT Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
Sociologische betekenis: ‘Agency refers not to the intentions people have in doing things, but to their capability of doing those things’ Agency als de capaciteit om te handelen (Morrow, 2003), door te handelen maakt men verschil t.a.v. situatie ervoor Betekenis voor ouder-kind relatie: Kinderen worden gezien als ‘beings’ eerder dan ‘becomings’ (dit t.o.v. de traditionele opvatting) We zien ze als beings, die ook als ze kind zijn kunnen denken, een invloed hebben, … Kinderen zijn actoren, beïnvloeden hun omgeving en zijn betrokken in het creëren van hun sociale wereld en hun ontwikkeling = actieve participanten Beïnvloeding kan door intentionele actie en betekenisverlening en door de pure act op zich, los van intentionaliteit
79
HANDVATEN VOOR INTERVENTIES Wat doen we met kinderen en ouders als we in oudertrainingen als doelstelling nemen ‘meer gehoorzaamheid van kinderen’ (unidirectionaliteit) klassieke interventies: o o o o
Focus op onmiddellijke doelstellingen (hier en nu) Focus op individuen in interacties (niet relatie) Focus op macht vanuit unilateraal perspectief Geen aandacht voor agency kinderen (en ouders)
Vanzelfsprekend ouders nooit aanmoedigen antisociaal gedrag van hun kinderen te bekrachtigen
Wel: positieve reciprociteit tussen ouders en kinderen aanmoedigen ander perspectief, andere soort interventie/tussenkomst o o o o o
Ratio positief en negatief gedrag veranderen Kinderen een gevoel van ‘belonging’ in het gezin geven Ouders op lange-termijn doelstellingen laten focussen Kinderen aanspreken op hun rol in het socialisatieproces binnen gezinnen Agency bij ouders aanspreken (vaak gevoel dat ze geen vat meer hebben op hun kind: dat idee herstellen dat ze wel invloed hebben) Andere manier om tussen te komen in het leven van ouders en kinderen
Ouder-kind relatie: beïnvloedingsprocessen in gezinnen
80
Ouderconflict en kindproblemen Inleiding - achtergrond
Link tussen ouderconflict en o o o
Agressie Conduct disorder Angst
Wanneer ouders conflicten hebben, hebben de kinderen daar last van (vooral beschreven als externaliserende problematieken) Bij scheiding: niet de fysieke separatie op zich, niet het gescheiden wonen, maar wel het conflict dat daarmee gepaard gaat, zorgt voor problemen (althans; dat is de hypothese) o
o o
o o o
o
Dus: in sommige gevallen kan scheiding iets heel goed zijn voor kinderen: wanneer veel ruzie en het uit elkaar gaan ervoor zorgt dat de conflicten stoppen, de ruzies verminderen Scheiding is iets stoppen dat niet werkt, en is ook zeer moeilijk veel moed voor nodig Soms zegt men: ‘het wordt te gemakkelijk gemaakt om te scheiden’ maar is juist positief, eenmaal men die moeilijke knoop doorgehakt is, moeten mensen het niet te moeilijk gemaakt worden, want de kinderen zijn daar dan de dupe van We moeten nadenken over die ‘idee van samenwonen’ De hedendaagse realiteit is dat ondanks dat men samenleeft, men elkaar dagelijks niet zoveel ziet: het gaat soms over slechts minuten dat men samen is Betekent ‘samen leven’, ‘samen wonen’, per definitie ook een goede relatie met elkaar? Eigenlijk moeten we ons afvragen of dat fysiek samen zijn wel écht zo belangrijk is? Er zijn zoveel manieren om met elkaar in contact te komen Dikwijls is het fysiek samenzijn niet perse het met elkaar in interactie zijn Voorbeeld van met kinderen bellen als ze net van school komen, want 2u later zijn ze het toch al ‘vergeten’
Naar schatting 40% van de kinderen maakt scheiding mee, nog meer leven in intacte gezinnen met conflict
19 studies rond relatie ouderconflict en kindproblemen o o o
Matige, maar consistente link tussen ouderconflict en kindproblemen o o
Evidentie voor link in 7 op 8 studies met gescheiden gezinnen Evidentie voor link in 2 op 3 studies met klinische populatie Evidentie voor link in 6 op 8 studies met intacte gezinnen Opvallend: het komt in ALLE soorten gezinnen voor! Die link is bidirectioneel Nu gaan we kijken naar de onderliggende mechanismen en kijken hoe bidirectioneel dit nu is
Sommige studies gebruiken ratings van leerkrachten en/of ratings van ouderconflict door de kinderen zelf o
Meer objectieve informatie door multi-informant tewerk te gaan
Ouderconflict en kindproblemen
81
o
Want: sommige kinderen zijn meer gevoelig voor conflicten dan andere kinderen en dan gaan ze ook makkelijker conflicten rapporteren
Link is geen artefact van relatieontevredenheid
Multidimensionaliteit Zowel ouderconflict als kindproblemen zijn multidimensionele constructen o o o
Conflict is inherent aan partnerrelaties het is absoluut normaal dat ruzie maken en dat kinderen dus geconfronteerd worden met conflicten tussen hun ouders Meer nog: het kan ook positief zijn: het is normaal en dat raakt ook opgelost Nu gaan we kijken: welk soort conflict hangt samen met welk soort problemen van kinderen??
Ouderconflict (verschillende mogelijkheden, hypotheses): Frequentie hoe meer conflict, hoe erger Intensiteit vooral de hevige vormen van conflict hebben een impact Inhoud over bv. de opvoeding of over de kleur van de keukenmuren Oplossing? een conflict dat nooit opgelost geraakt is misschien erger dan een conflict dat wel opgelost geraakt o Open/verdoken kan het kind het conflict zien/horen, of heeft het er geen weet van? Alle partnerrelaties worden gekenmerkt door conflict, niet elk conflict is ontredderend voor kinderen o o o o
Conflict kan ook positief zijn: oplossingen zien
Ook kindproblemen is multidimensioneel construct o o o o o
Gedragsproblemen (deze zijn het best gedocumenteerd) Emotioneel welzijn Zelfbeeld Relaties met leeftijdgenoten en volwassenen (Schoolse) vorderingen
Tot nu toe vooral link met gedragsproblemen
Belangrijk om impact op andere domeinen te bestuderen
Link duidelijk gedocumenteerd, maar onderliggende mechanismen minder duidelijk
Link voornamelijk in de richting ouderconflict kindproblemen o o
Dat is de dominante link, de dominante richting We moeten ons de vraag stellen, als die aan elkaar gelinkt zijn, wat het onderliggend mechanisme is Leiden kinderen met problemen tot conflicten tussen de ouders? Onderzoek: o Meer scheidingen bij ouders van kinderen met ADHD o Ook bij autisme, … Bv.: vrouw gaat zich sterk documenteren en informeren/specialiseren, wat voor ‘afstand’ kan zorgen tussen beide partners (+ diagnose van kind kan ook zorgen voor ‘herkenning’ van symptomen van autisme bij zichzelf)
Ouderconflict en kindproblemen
82
Of leiden conflicten tussen ouders tot problemen bij de kinderen? Allebei heel aannemelijk
Kan ook omgekeerd, is wellicht bidirectioneel zal wel een wisselwerking zijn tussen de 2 (soort vicieuze cirkel: eindeloze ketting van oorzaak-gevolg, waarbij elke interpunctie daarin arbitrair is)
Dimensies van ouderconflict FREQUENTIE
Theoretisch 2 hypothesen: meer frequent conflict geeft aanleiding tot desensitisatie of tot sensitisatie o
In de literatuur vooral evidentie voor sensitisatie: hoe meer conflict, hoe meer problemen
Empirische evidentie voor positief verband tussen meer frequent open conflict en meer problemen bij kinderen
Verminderen van conflict gaat samen met minder kindproblemen o o o
o
Dus wanneer fysieke separatie zorgt dat er minder conflicten zijn, dan zie je ook dat de problemen bij de kinderen gaan verminderen Dus nogmaals: scheiding hoeft helemaal niet negatief te zijn voor kinderen Het feit dat we langer leven maakt het mogelijk/normaal dat we met verschillende partners kunnen leven we beginnen anders denken over scheiding (bv. scheiding als ‘bewust ontkoppelen’) MAAR: als scheiding het probleem niet oplost, dan wordt het nog erger (daarvoor bestaat er bv. een scheidingsschool, bemiddeling)
INTENSITEIT
Van kalme discussie tot fysiek geweld
Conflict met fysieke agressie is meer ontredderend voor kinderen en is meer gelinkt aan kindproblemen
Verder van belang zijn mate van negatief affect en vijandigheid
INHOUD Vanaf 2 jaar zijn kinderen sensitief voor inhoud conflict o
Aan de hand van de affectieve toon kunnen kinderen al heel vlug uitmaken of het over iets fundamenteel of over iets banaals gaat
Conflict rond het kind is meer ontredderend
OPLOSSING
Succesvol oplossen van conflict is positief rolmodel, wat kan leiden tot meer sociale competentie en coping vaardigheden bij kinderen
Niet succesvol oplossen van conflict gaat gepaard met continue spanning in gezin en meer frequent conflict
Ouderconflict en kindproblemen
83
OPEN OF VERDOKEN CONFLICT
Open conflict is meer ontredderend o De meeste kinderen zijn heel goed op de hoogte van het feit dat er veel ruzies zijn o De meesten weten ook dat hun ouders moeite doen dat wat te ‘verstoppen’ o Die conflicten zijn het meest gelinkt aan problemen bij kinderen
Kind is getuige van het conflict ontredderend en geeft aanleiding tot problemen
2 hypothesen
Directe effecten van ouderconflict
o Modeling o Stress Indirecte link: mediatie via ouder-kind relatie o o
Ouder-kind interactie Discipline
Dit vindt men in de literatuur terug
DIRECT EFFECT: MODELING
Gedrag: o o
Beliefs: o
o
Imitatie van ouders door kinderen (vijandig gedrag, …: nadoen) heel eenvoudige, maar potentieel mogelijke link tussen de 2 Ouders belangrijk rolmodel Opvatting dat bvb. agressie aanvaardbaar gedrag is tijdens conflict dus niet zozeer nadoen, maar in hun hoofd is dat gewoon gedrag (het is eigenlijk ook een beetje indirect ‘toestemming’ geven dat je dat mag doen, bv. zoals bij roken) Vertalen naar leeftijdsadequaat gedrag
Disinhibitorisch effect: o
‘Toestemming’ geven om agressief te zijn
Hypotheses van A naar B
Veel oudercontact stress in het gezin kinderen gaan daarop reageren: meer geïriteerd, uitschieten, … Deze hypothese kan zowel van A naar B als van B naar A
Zelfs 1 en 2-jarigen vertonen stressreacties bij ouderconflict
Belangrijk om coping stijlen na te gaan
‘Appraisals’ van stressvolle gebeurtenissen
Ouderconflict en kindproblemen
DIRECT EFFECT: OUDERCONFLICT ALS STRESSVOLLE GEBEURTENIS
84
INDIRECT EFFECT: OUDER-KIND RELATIES
Via de minder goede ouder-kind relatie (minder warm, minder gedisciplineerd), gaan kinderen zich ook minder goed voelen, wat allerlei problemen bij de kinderen teweeg brengt
Ouderconflict kan leiden tot minder goede ouder-kind relatie o o
Ouders trekken zich terug of zijn vijandig, ook tegen de kinderen Ouders proberen met de kinderen een coalitie tegen andere ouder te smeden (loyaliteitsconflicten) o Kinderen worden actief betrokken in het conflict o Minder discipline (inconsistente opvoeding) Kinderen worden hier niet gezien als een agentic being o o
Men gaat ervan uit dat kinderen de ontvangers zijn van de stress, de conflicten die de ouders veroorzaken, de minder goede ouder-kind relatie, … Er wordt veel minder aandacht gegeven als het kind als denkend wezen, als betekenisverlener, als iemand die kan tussenkomen en wel degelijk keuzes kan maken
Evidentie voor onafhankelijke beïnvloeding conflict, naast kwaliteit van de relatie?
Ene kant: ouderkant = stressor o o o o
Frequentie Intensiteit Inhoud Oplossing
Andere kant: hoe kinderen ermee omgaan
Ouderconflict en kindproblemen
Een geïntegreerd model
85
Pijl daartussen: die link wordt geobserveerd o
Cruciale vraag: als we het kind als agentic zien, wat gaat er in het hoofd en hart van het kind om? Zodanig dat we kunnen verklaren waarom een kind op een bepaald moment bepaalde problemen zal krijgen
Daar zitten 2 soorten processingstypes tussen: o
Ouderconflict wordt geconceptualiseerd als een stressvolle gebeurtenis
Stressvolle gebeurtenis wordt gevolgd door poging om te begrijpen en ermee om te gaan
Cognitie en affect spelen een rol, met name beiden hebben een appraisal functie die de coping stuurt
Primaire processing: kind is zich bewust van stressvolle gebeurtenis en heeft initiële affectieve reactie
Vooral perceptie van bedreiging is belangrijk
Kenmerken van conflict episode en context beïnvloeden deze primaire processing
Primaire processing leidt dan tot secundaire processing; hier gaat kind een attributie maken rond oorzaak van de gebeurtenis o o
Verantwoordelijkheid en schuld spelen cruciale rol Verwachtingen voor effectiviteit van coping responsen
Secundaire processing wordt beïnvloed door context en kenmerken conflict episode en door primaire processing en initieel affect (emotionele arousal)
Coping is bedoeld om arousal te reguleren o
Problem-focused: situatie veranderen, bvb. door tussen te komen
Ouderconflict en kindproblemen
Primaire processing/inschatting: gaat over de mate van bedreiging Dat gaat samen met een zeker affect, arousal Wanneer wel mate van bedreiging secundaire processing o Secundaire processing/schatting: wat kan ik doen, wat is mijn verantwoordelijkheid? Dat gaat samen met een secundair affect o Hoe dan ook, die twee zorgen ervoor dat je iets gaat doen Voor ouderconflict: dat is een algemeen model dat je op heel veel zaken kan toepassen o Als we dat nu gaan toepassen op ouderconflict, is dat het kind zien als agentic Kinderen als denkende wezens die de situatie kunnen inschatten Voor kind is de secundaire processing cruciaal: zij gaan ook denken: wat is mijn SCHULD? Belangrijk mee te geven aan ouders (bv. in therapie): zeg je kind dat het zijn/haar schuld niet is Tweede belangrijke: uitleggen waarom je uit elkaar gaat (als ze het niet weten, fantaseren ze, en dan fantaseren ze over zichzelf, omdat ze enkel zichzelf kennen) De mate van self-blaming maakt het verschil tussen diegene die er positief mee omgaan (coping) en diegene die er serieus problemen mee hebben o Kinderen als agentic: zijn in staat om er betekenis aan te geven moeten we hen vragen: wat betekent ruzie voor jou? Wat betekent scheiding voor jou? Appraisals: hoe zit dat hier met jouw betekenisverlening?
86
o
Emotion-focused: eigen emotie reguleren, bvb. cognitief herstructureren (! leeftijd kind)
Onderzoek
Zeer weinig vanuit kindperspectief het meeste onderzoek gaat voorbij aan dat perspectief
Voornamelijk wat psychologen denken dat bedreigend/belangrijk is voor kinderen
Nood aan bevraging van kinderen zelf
Probleem is loyaliteit en sociale wenselijkheid in het vragen naar kenmerken van ouders o o
o
Kinderen bijna altijd positief over ouders omwille van loyaliteit ‘Fairheid’ (evenwicht geven-nemen) is heel belangrijk in relaties MAAR: we zitten met een fundamenteel onevenwicht in de ouderkindrelatie Betekent dat volwassenen jarenlang emotioneel, financieel, … moeten investeren omdat de volgende generatie min of meer op eigen benen zou kunnen staan onevenwicht: je kunt onmogelijk je ouders teruggeven wat ze allemaal voor jou gedaan hebben Vandaar dat mensen zich enorm schatplichtig voelen t.o.v. hun ouders Door die loyaliteit is het heel moeilijk om negatief te zijn over je ouders Meer creatieve technieken nodig dan het louter bevragen van kinderen (want toch altijd positief)
Welk conflict is ontredderend en waarom?
Antwoord hierop vanuit een sociaal cognitief perspectief
Relatieschema’s (Baldwin, 1992) We hebben een soort structuur, schema, om over zaken/relaties te denken op basis daarvan kun je het een en ander in kaart proberen brengen van de betekenisverlening die kinderen hebben over ouders
Partneronderzoek (Buysse e.a., 2000): conflict leidt tot ontreddering wanneer het betekenissen genereert die incompatibel zijn met het relatieschema (conflict rond wantrouwen, afstand, etc.)
Verwachting bij kinderen: ouderconflict leidt tot ontreddering bij kinderen wanneer het cognities genereert die incompatibel zijn met hun relatieschema
RELATIESCHEMA’S
Cognitieve representaties omtrent hun relatie met hun ouders, zie Peene & Buysse (ingediend)
Wat zijn de constructen in het relatieschema bij kinderen? o
Wat zijn de meest schema-consistente en –inconsistente constructen? o
Focusgroepen Card-sorting test
Wat is de valentie van het schema?
Ouderconflict en kindproblemen
o
87
o
Level-Of-Processing Task
ENKELE RESULTATEN UIT PEENE & BUYSSE (INGEDIEND)
Ouderconflict en kindproblemen
Tabellen niet kennen! !
88
Wat is een moeder/vader? o
o
Alle kinderen (op één na) zijn positief over hun vader of moeder (expliciet positief schema) Mama: geeft mij eten Papa: is groter dan mij Nood aan andere technieken
Ouderconflict en kindproblemen
89
Lop taak o o
o
o
o
De 10 meest positieve woorden en de 10 meest negatieve woorden genomen die gebruikt werden in de omschrijving van de moeders/vaders Dan hebben ze een computertaak gemaakt met 2 opdrachten: De helft van de woorden stond in hoofdletters en de helft in kleine letters 2 x 2 design Hoofdletter vs kleine letter Positief vs negatief woord Is het een hoofdletter? (structureel: ja/neen antwoorden, vraagt geen diepe processing en gaat dus sneller) OF: is het kenmerkend voor mijn mama/papa? (oudergerefereerd: ja/neen antwoorden, moest men meer over nadenken) Na die taak: zoveel mogelijk woorden opschrijven die zich men herinnerde Men herinnerde zich veel meer (17) woorden als het ging over de vraag m.b.t. hun ouder, dan de vraag m.b.t. het soort letter (11) Kijken hoeveel positieve woorden ze zich herinnerden t.o.v. de negatieve Vooral positieve woorden herinnerd: kinderen van wie het concept moeder het dichtst ligt bij die positieve woorden Vooral negatieve woorden: concept moeder gelinkt aan meer negatieve concepten Voor elk kind de ratio positief/negatief berekend Dit was een manier om die manier van betekenisverlening te linken aan ouderconflict
Jongens en meisjes met een negatief ouderschema (zowel vader als moeder) geven significant meer ouderconflict aan
Ouderconflict en kindproblemen
90
Jongens en meisjes met een negatief ouderschema (zowel vader als moeder) geven significant groter gevoel van bedreiging aan (primaire appraisal)
Geen verschillen qua self-blame
Ouderconflict en kindproblemen
91
92
Ouderconflict en kindproblemen
Ouderconflict en kindproblemen
AL DIE TABELLEN ZIJN NIET TE KENNEN (heb ik laten staan ter illustratie)
93
Implicaties Risico op kindproblemen in intacte en kerngezinnen o
Bilocatie en co-ouderschap o
o o
Wij hebben in België al heel lang een wet op co-ouderschap (het gezagscoouderschap): betekent dat wanneer ouders uit elkaar gaan, ze allebei akkoord moeten gaan over 3 belangrijke dingen in het leven van een kind: Schoolkeuze Levensbeschouwelijke keuze Belangrijke medische ingrepen Altijd consent nodig van beide ouders (dus geen eenzijdige beslissing mogelijk) Per uitzondering: als je je burgerrechten kwijt bent, geldt dat niet Een aantal jaar geleden hebben we een wet gehad op het verblijfsco-ouderschap (bilocatie): ouders mogen gelijk welke regeling uitwerken voor waar het kind woont voor hun twee (zolang ze beiden akkoord zijn) Maar: als de ouders het er niet over eens geraken, dan zal de rechter bij voorkeur de voorkeur de bilocatie of het verblijfsco-ouderschap uitspreken (even veel bij mama als papa) uitspreken, tenzij er tegenindicaties zijn (zeer klein kind, of ver uit elkaar wonen, of ouders zeer veel ruzie) Waarom is die wet zo belangrijk? Omdat mensen nu weten dat als ze bv. in bemiddeling of bij een advocaat gaan, en ze er niet uit geraken, ze dan toch verblijfsco-ouderschap krijgen (dus voordeel voor de ouder die de kinderen even veel wil als de ander) Dus: de machtsposities zijn veranderd Vroeger: elke rechter besliste in eer en geweten zelf (op basis van arbitraire dingen) Waarom is er daar verzet tegen geweest? Omdat je daarmee het beeld geeft, de norm stelt dat verblijfsco-ouderschap het beste is (maar: de meest op maat gemaakte regel is eigenlijk de beste)
Fysieke scheiding en conflict o
Want: conflicten zijn overal mogelijk, komen overal voor
Het gaat niet om het fysieke, maar om het conflict, de ruzie tussen ouders
Rol van bemiddelaars o
o
Ouders kunnen in aanwezigheid van een bemiddelaar afspreken wat ze willen, en dat heeft evenveel rechtsgrond als een uitspraak van een rechter Er is één neutrale bemiddelaar die zich weinig zal richten op de inhoud Expert van het hele behandelingsproces: helpt mensen tot zo creatief mogelijke oplossingen te komen door de onderhandelingen zo goed mogelijk te laten verlopen Bedoeling dat de mensen zelf hun leven/scheiding in handen nemen (1 op 5 regelt alles zelf zonder enige tussenkomst, en die blijken de beste levenskwaliteit te hebben en dan kan je naar een rechter stappen en gewoon vragen om dat te bekrachtiging) Dit is dus een alternatieve strategie in plaats van direct naar een rechter te stappen
Ouderconflict en kindproblemen
94
o
Het grote voordeel is dat bemiddeling een manier is om ouderconflict te kanaliseren: je kan ouders helpen om hun ouderconflict bij jou uit te vechten, bij jou als derde partij uit te vechten (iemand die met allebei even begaan is) Door het feit dat ze bij een neutrale bemiddelaar hun conflicten kunnen kanaliseren en tot constructieve oplossingen kunnen komen, zorgt ervoor dat er thuis minder conflict is en dit dan ook een positieve invloed heeft op de kinderen
Kinderen en scheiding - Een onderzoek (UGent en KRC) KRC = kinderrechtencommissariaat
Dit is een onderzoek dat volledig uitgaat van het kinder agency perspectief Wat betekent dat nu voor jou, een scheiding?
Conceptueel kader
Bi - directionele visie op ouder - kind relatie o
Opvoeden versus ?
Complexe causaliteit waarin ouders en kinderen elkaar wederzijds en onophoudelijk beïnvloeden
Kinderen zijn ‘agentic’ en kunnen o o o
Betekenis verlenen Het verschil maken Keuzes maken
Onderzoeksvraag Hoe beleven kinderen een scheiding?
Wat is hun visie op het proces van verandering bij henzelf, hun ouders en de relatie die ze met hun ouders hebben, geïnduceerd door de scheiding
Beleving en betekenisverlening rond ouders en kinderen in scheidingsproces
Methode 4 focusgroepen met in totaal 22 kinderen o o o o
11-jarige meisjes: 5 deelnemers, tijd tussen scheiding en onderzoek: 9, 7 (voor 3) en 1 jaar 11-jarige jongens: 6 deelnemers, tijd tussen scheiding en onderzoek: 9, 6, 4 (voor 3) en 2 jaar 14 jarige meisjes: 5 deelnemers, tijd tussen scheiding en onderzoek: 11, 5, 4, 2 en 1 jaar 14-jarige jongens: 6 deelnemers, tijd tussen scheiding en onderzoek: 11, 10, 7, 4, 2 en 1 jaar
Homogeniteit zodat ze met elkaar kunnen babbelen, heterogeniteit op het vlak van ervaringen met een scheiding
Ouderconflict en kindproblemen
95
Introductie doelstelling en modaliteiten (hele procedure uitgelegd: sfeer gecreëerd waarbij ze zich op hun gemak voelen)
Introductie door deelnemers (in kwalitatief onderzoek ook heel belangrijk dat je jezelf introduceert: belangrijk dat zij dat weten)
Vragen en groepsgesprek o o
Gestandaardiseerd schema (wat dacht en voelde je toen je ouders uit elkaar gingen, wat begreep je wel en niet, mirakelvraag) Zelfonthulling en perspectief buitenstaander
Samenvatting (begrijp ik het goed dat jullie eigenlijk aan mij willen zeggen dat …? voor zorgen dat je zeker goed begrepen hebt wat ze willen zeggen)
Stellingenspel
De-briefing ==> Gesprekken uitgeschreven en gecodeerd
Resultaten Hebben kinderen het gevoel dat ze er toe doen bij de scheiding van hun ouders?
Met betrekking tot de act op zich niet (de beslissing om te scheiden op zich) o
De pure beslissing om uit elkaar te gaan, voelt aan als compleet geen rekening houden met
Met betrekking tot de verblijfsregeling wel (andere regelingen die daarop volgen)
2 compleet verschillende zaken Beslissing om te scheiden: de act op zich Is fundamenteel geen rekening houden met hen o o
Kinderen hebben liever dat ouders bij elkaar blijven Geen rekening met me gehouden want gescheiden
In de inspanning van ouders om bij elkaar te blijven, zien ze signaal dat er met hen rekening wordt gehouden
Ouders en kinderen hebben in hun wederzijdse beïnvloeding verschillende doelstellingen
In tegenstelling tot unidirectionele benadering niet geïnteresseerd in effect van scheiding op kinderen, maar wel in proces van verandering bij ouders, kinderen en ouder - kind relatie, geïnduceerd door scheiding
Betekenisverlening act, beslissing scheiden (appraisal)
Opvallend veel verwijzingen naar specifieke tijdstip van de scheiding o
Anderhalve maand voor verjaardag broer, tijdens examens, rond kerstmis, ... scheiding is ingrijpende en fundamenteel oneerlijke gebeurtenis (goede indicatie dat dit zo ervaren wordt)
Meeste hadden een idee dat het zou komen
Ouderconflict en kindproblemen
96
Signaal bij uitstek is meestal ruzie/conflict
Andere signalen = impliciete of expliciete boodschappen van één van de ouders o o
Begrijpen dat scheiding op komst is, ‘aanvoelen’ ≠ oorzaak begrijpen o o o
Het voelen dat er iets op til is, het aanvoelen, is nog niet hetzelfde als het begrijpen waarom De act op zich is fundamenteel oneerlijk Kinderen willen begrijpen waarom: kind als agentic Verachten van hun ouders een goed en vooral ook coherent verhaal
Begrijpen waarom is heel belangrijk
Ze zijn er veel mee bezig
Verwachten van ouders een coherent verhaal
Als oorzaak zien ze nieuwe partner van één van de ouders of feit dat ze niet meer bij elkaar passen (laatste is makkelijker te aanvaarden) o o
o o o o
Nu blijken dat ook de twee belangrijkste redenen waarom iemand uit elkaar gaan: het gaat niet meer vs nieuwe partner dat zijn de zaken dat kinderen begrijpen Als ze daarover een coherent verhaal krijgen van hun ouders, kunnen ze daar mee om wanneer ze dat niet krijgen, is dat echt heel erg (dan voelen ze zich bv. niet au serieux genomen, wat ingaat tegen zijn agency) Het verhaal dat je vertelt, moet wel een WAAR verhaal zijn en moet gedeeld worden door beide ouders Het moet een gezinsverhaal, een narratief zijn waar iedereen mee kan leven: een verhaal dat kinderen begrijpen en waarvan ze kunnen zien ‘ok, this makes sense’ Kinderen willen écht vat krijgen op wat er gebeurt is met hun ouders: zoektocht naar een verhaal, een reden, een betekenis, een secundaire processing Hetzelfde geldt trouwens bij rouw
Sommige kinderen hadden nog altijd geen idee en hadden daar veel last van
Begrip omtrent oorzaak of reden helpt kinderen om scheiding te verwerken
Hun loyaliteit naar hun ouders speelt hierin een belangrijke rol: zien en begrijpen dat het voor hun ouders beter is, dat ouders minder ruzie maken, gelukkiger zijn, helpt hen om over hun eigen verdriet heen te raken
Nochtans herinneren kinderen zich eerder weinig gedachten en gevoelens rond scheiding
Wel wanneer, dat ze initieel boos en verdrietig waren en wilden begrijpen waarom
Maar naast zoektocht naar betekenis, reden scheiding geven ze geen analyse van eigen gedachten / gevoelens
Want ze hebben niet idee dat ze er toe deden in de beslissing en dat is positief
Belangrijk dat ouders zeggen dat het hun schuld niet is doet deugd als dat nog eens expliciet gezegd wordt door de ouders
Want gevoel bedreiging en verantwoordelijkheid nefast
Ouderconflict en kindproblemen
Bv. samen met papa film kijken over jongen waarvan ouders uit elkaar gingen Typeert de onwennigheid/stunteligheid van ouders
97
Verblijfsregeling
Moet onderscheiden worden van de beslissing om te scheiden (is een totaal ander aspect) Meeste herinneringen, gedachten, gevoelens (weten zeer goed dat er daarover gesproken is en van gedachten uitgewisseld is, …)
Grote variabiliteit aan antwoorden rond in welke mate ouders rekening houden met kinderen
Nodig om onderscheid te maken tussen kinderen die tevreden zijn met regeling en zij die niet tevreden zijn
Tevreden met verblijfsregeling: o o
o
o =>
o o o o
Ontevreden over verblijfsregeling: o o o
o o
Meeste scheidingen verlopen goed, maar zo’n 11% van de scheidingen verloopt heel slecht (cfr. ‘vechtscheidingen’) Helemaal ander verhaal!! Niet positief… Veel ruzie voor scheiding blijft zo: scheiding heeft de ruzies niet opgelost, of ze houden nog altijd geen rekening met mij Zeer slecht gevoel voor de kinderen: de scheiding heeft niets opgelost (vaak heel indringende verhalen) Als het fout loopt, loopt het dikwijls wel écht fout Niet gevoel dat er naar hen geluisterd werd Vaak een derde ‘professionele partij’ betrokken die soms luistert, soms niet (bv. rechter, bemiddeling, …)
Ouderconflict en kindproblemen
Heel belangrijk: het gevoel krijgen ertoe te doen + rekening mee gehouden worden Als ouders beslissing voorleggen waar een zekere flexibiliteit in is Het gaat om zeer kleine dingen die voor kinderen het idee geven van: ik ben belangrijk, ik doe ertoe en er wordt met mij rekening gehouden Goede regeling voor het kind zelf: regeling waarbij de ouders tonen dat ze weten/begrijpen wat voor het kind heel belangrijk is (bv. voetbal, scouts, hond, …) Niet nodig om kinderen zelf in bemiddeling te nemen, maar je kunt wel ouders leren kijken door de ogen van hun kinderen zeer positief: zo krijgen kinderen het gevoel van ‘ik doe ertoe’ Aangeven rekening met hen te houden (niet zelf laten beslissen, denk maar aan loyaliteit, maar wel rekening houden met: kan subtiel zijn, bv. rekening houden met een tv-programma) Ruimte geven voor opmerkingen / aanvullingen Als kinderen gevoel hebben dat er rekening met hen is gehouden, dat ze voor hun ouders het verschil maken, hebben ze minder problemen met de scheiding/regeling Sommige hebben dan zelfs positieve gedachten Minder ruzie, praktische voordelen (2x Sinterklaas, …) Relatie met ouders verloopt beter Constructieve relatie tussen ouders helpt om hen goed te voelen en situatie te aanvaarden Negatieve reacties omvatten vaak spijt om wat ze niet meer samen doen (hond minder zien, niet meer samen op vakantie, …) en praktische nadelen omdat ze niet altijd op dezelfde plek wonen
98
o o o o o o o o
Ook daarbij het gevoel dat er niet naar hen geluisterd wordt, dat ze niet gehoord worden Zeer delicaat voor hen: het gevoel hebben van een ‘stem te hebben’, naar hen geluisterd worden ze verdwijnen gewoon in de situatie Gevoel rond ‘verschil maken’ en ‘stem krijgen’ is helemaal anders Link tussen gevoel hebben beluisterd te worden en meewegen op beslissing is delicater Gevoel dat minstens één ouder niet luistert Uiten duidelijke voorkeur voor één ouder, meestal moeder Blijvende conflict tussen ouders, ook na scheiding, is negatief Hebben niet ervaring dat scheiding ruzies vermindert ‘Ze zijn nu wel gescheiden, maar problemen zijn niet opgelost’ ‘Perverse kant’ aan verblijfsco-ouderschap: er moet geen alimentatie betaald worden (maar kan een motivator zijn om zo’n regeling te maken, maar is dan bv. enkel om het geld te doen en kinderen worden dan bij bv. grootouders gedropt)
Veranderingen in gezinsrelaties
Als het fout loopt, vaker in vader - kind relatie
Problemen in moeder - kind relatie niet typisch voor de scheiding o o
Ook veel aandacht aan stiefouder - kind relatie o
Dus eigenlijk ook dingen die in situaties voorkomen waarbij de ouders niet gescheiden zijn Bv. pubers/adolescenten die klagen over overbezorgde moeders, of dat alles doorgezegd wordt aan de rest van de familie, … Zeer ambivalent over: enerzijds nadelen/ergernissen (emotioneel afwachtend), maar anderzijds ook voordelen aan verbonden
vaker
Door scheiding meer familie, inclusief stiefouders en stiefbroers en zussen is voor sommigen positief, voor anderen negatief o o
Zorgt soms voor ‘moeilijke posities’ kan zeer ingewikkeld zijn Zijn daar dikwijls mee in de knoei: wat kun je verwachten van grootouders, …
Hele reeks strategieën om om te gaan met emoties rond scheiding (en andere)
Functionele strategieën: delen van gedachten en gevoelens met anderen door erover te praten of te schrijven, gedachten verzetten door iets leuk te doen of te sporten o
Praten is het belangrijkste MAAR: gedoseerd (bv. niet praten om leuke momenten niet te ‘verpesten’, bv. met vrienden)
Praten is belangrijkste o
o o
Maar soms is alleen zijn met verdriet beter (bv. in kast verstoppen, …) Soms moeilijk om ermee geconfronteerd te worden Soms willen ze gewoon even alleen zijn Soms dagboeken schrijven, voor zichzelf Praten met ouders, vrienden, ruimere familie en juf Tegenargumenten ouders: niet beschikbaar omwille van eigen verdriet, (over)bezorgdheid en schrik
Ouderconflict en kindproblemen
Hantering/coping
99
o o
o
Tegenargument vrienden: zelf nog niet meegemaakt, vrienden zijn er voor leuke dingen ‘Maakt niet zoveel uit; je moet weten wat je zegt tegen je ouders en wat tegen je vrienden’ bij vrienden doseren en bij ouders doseren Praten met broers, zussen en ruimere familie heeft voordeel dat ze kind en situatie kennen Ook nichten en neven zijn belangrijk: gemeenschappelijke geschiedenis, … Professionals: vooral juf, soms ook psycholoog
Gedachten en gevoelens delen niet enkel door praten
Ook dagboek bijhouden, gedichten schrijven
Emoties van zich af schrijven o o
Controversiële evidentie voor wat daar het belang van is “Get it off the chest”: je moet je emoties kunnen uiten, niet opkroppen dominant idee dat wij hebben (terwijl niet zoveel evidentie voor) Onderzoek naar: niet enkel naar individuele intenties/emoties, maar bv. ook landen die te maken kregen met oorlog/genocides/rampen Dus: bij zeer emotionele gebeurtenissen waarbij veel mensen zich aangesproken voelen: manifestaties (witte mars, …) tendens om die emoties te uiten Onderzocht wat daar exact de waarde van is? Gaat niet zozeer om ‘getting it off the chest’, maar: elke keer je over die emoties babbelt, herbeleef je dat weer en word je verdrietig Dus geen opluchting of idee dat het weg is Dus gaat niet om: het moet er uit Wel te maken met: op die manier creëer je emotionele betrokkenheid/verbondenheid (meeleven, solidariteit, steun, …) o Daarmee geef je de boodschap: “jij bent voor mij zo belangrijk dat ik het met jou wil delen” o Dus: die kinderen vertellen gedoseerd, maar niet te veel
Soms dagboek verbranden
Soms om stem te krijgen (uitgeven)
Minder functioneel: o o
Agressief zijn (14-jarige jongens) Bv. gsm kapot kloppen omdat ouders mij niet au sérieux namen Fantaseren dat ouders weer bij elkaar zijn Dubbel: Goede relatie tussen ouders helpt hen om het te verwerken, minder ruzie is goed MAAR: ouders die goed overeen komen kan ook lastig zijn (komt ‘raar’ over naar de buitenwereld toe, ook verlangen dat ouders weer samen zouden zijn, …) Goed overeenkomen is belangrijk, maar té goed overeenkomen is verwarrend!
Ouderconflict en kindproblemen
o
100
Best scenario In beste scenario gaan ouders: o o o o o o o
In beste scenario gaan ouders t.a.v. kind: o o o o o o o
Scheidingsproces kort houden Elkaar niet tegenwerken Geen ruzie maken Niet roepen tegen elkaar Een duidelijke reden geven Flexibel zijn Allebei toegevingen doen Reden scheiding open en duidelijk aangeven (opnieuw verwijzing naar agency) Uitleg of verhaal mag geen schijn zijn Samen vertellen op moment dat er tijd is Op een rustige manier Zonder te roepen, eerst overleggen (hoe gaan we dat aan onze kinderen uitleggen?) Allebei gewoon praten Ze moeten dat kunnen, ze zijn tenslotte getrouwd, hebben van elkaar gehouden en hebben samen kinderen (kinderen waren redelijk streng voor hun ouders)
Naast verhaal over scheiding, moet er van alles geregeld worden rond geld, verblijf, ... o
Kinderen zeggen: ze zouden dat beter op een ander moment zeggen (de regeling, …)
Ook hier splitsen kinderen dit stuk af van scheidingsact op zich
Kan beter de dag daarna met kinderen besproken worden, eerst bekomen
Beste scenario: verblijfsregeling: o o
o o o
Kind moet inspraak hebben waar het verblijft en hoeveel keer het naar ene en andere ouder mag Kind moet een beetje kunnen kiezen, niet teveel Ouders moeten zelf die regeling maken, het kind mag niet kiezen! Ouders moeten wel aantonen dat ze met hun regeling rekening houden met wat voor het kind belangrijk is DUS: niet vragen als ouder: “wat zou je nu willen?” Belangrijk dat kinderen niet het gevoel krijgen dat ze moeten kiezen (tussen ouders, …) Ouders stellen best zelf iets voor (maar waar eventueel nog aan te sleutelen is) Ouders mogen niet te ver van elkaar wonen En rekening houden met praktische zaken (bv. niet met 3 kinderen op een appartement gaan wonen) Ouders moeten flexibel omgaan met verblijf Bv. in de week van de papa, naar de mama willen bellen Belangrijk: de vrijheid krijgen om ook naar de ander te bellen Er zijn nu eenmaal dingen die je liever aan je mama of aan je papa vertelt ouders moeten zich daardoor niet gediskwalificeerd voelen (zien als logisch en normaal) Belangrijk: kunnen bellen, sms’en, chatten, …
Ouderconflict en kindproblemen
101
o
Beste scenario: o o o o o o o o o o o o
Gedurende hele scheidingsproces, moeten ouders attent zijn voor kinderen want die hebben het moeilijk Ouders mogen kind niet in moeilijk parket brengen door andere af te vallen Best als kinderen nog jong zijn of na de ‘kwade jaren’ (dat geven die kinderen zelf aan!) Niet onmiddellijk confronteren met nieuwe partner Maar nieuwe partner kan wel voordeel zijn Nieuwe partner moet met kinderen overweg kunnen Kinderen mogen nooit kant kiezen Moeten altijd respect tonen voor ouders Kinderen moeten eraan denken dat ouders het ook moeilijk hebben Rechters moeten het kind geloven Rechters mogen geen domme vragen stellen die er niets mee te maken hebben Bv. ‘Je hebt daar toch een tuin en dieren?’ Rechters mogen niet zeggen dat mama of papa woorden in de mond van het kind hebben gelegd
Ouderconflict en kindproblemen
Als kind ruzie heeft met één ouder, moet het bvb. telefonisch contact kunnen hebben met de andere ouder
102
Nieuw samengestelde gezinnen Inleiding Dag van vandaag: maakbare mens, doe-het-zelf gezin o
o
o
Je kan tegenwoordig je gezin samenstellen zoals je het zelf wilt (adoptie, homohuwelijk, adoptie door homopaar, medisch geassisteerde voortplanting die terugbetaald wordt, scheidingen) allemaal juridisch geregeld Je kan eigenlijk je gezin op heel veel manieren samenstellen, en dat is ook allemaal juridisch verankerd zo geregeld in onze maatschappij dat dat voor niet te veel moeilijkheden zorgt Twee ‘maren’ bij: Vroeger (aantal generaties geleden) waren er evenveel nieuw samengestelde gezinnen als nu Wat is wel het grote verschil? De grote MAAR is dat we het nu zien als een soort keuze, terwijl het vroeger eerder een noodzaak was, een soort economische realiteit Nadien, met het soort burgergezin, is de idee gekomen dat het ook met emoties, romantiek, … zou te maken hebben In een economische verbintenis heb je een soort specialisatie, een soort functiespecialisatie van de partners (bv. geld binnen brengen vs. zorg dragen voor de kinderen als ze daar zeer goed in zijn, loont dat het meeste) Vroeger was het een noodzaak, nu is het een “keuze” o Zich beginnen afvragen: wat doet dat met die mensen? Is dat wel goed? Wat doet dat met die kinderen? Wat doet dat met de mens Vroeger was het zeer normbepalend door de kerk en de staat, terwijl we nu zelf veel meer onze eigen normen bepalen Meer los van kerk en staat, maar die normen zijn toch enigszins geïnternaliseerd (bv. kerngezin als dé norm) We zijn tolerant en zien dat ook als voordeel, maar eigenlijk is het toch maar ‘second best’ komt dat wij al die normen en waarden wat geïnternaliseerd hebben (niet meer zo bepalend, maar spelen wel nog altijd mee)
Dit is de context waarbinnen we gaan spreken over nieuw samengestelde gezinnen
Moeilijkheden Onderzoek waaraan de prof meegewerkt heeft voor de gezinsbond o o
Bij vaders, moeders, kerngezin en nieuw samengestelde gezinnen Combinatie tussen ouderschap en partnerschap niet zo evident: uit zich zowel in kerngezinnen als in nieuw samengestelde gezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
103
Onverwerkte partnerscheiding
De restanten van een onverwerkte partnerscheiding
Ex-partners blijven strijden, openlijk of subtiel o o
Bv. ongewenst intrusief gedrag: jaloezie Bv. mails sturen, dingen via kinderen doorgeven, …
Emotioneel, juridisch, financieel en/of materieel niet loskomen van elkaar
Reorganisatie van het ouderschap
Bezoekregeling, financiën, vakantie, grootouders...
Vraagt onderhandelingsvaardigheden o o
Verblijfsco-ouderschap niet altijd goeie regeling, toch niet als ouders nog altijd zeer intense ruzies hebben Dan is bemiddeling wel goed
Verwarring tussen partner en ouderschap
Ouderrol en (ex)partnerrol
Vraagt specifiek rolgedrag o Bv. tweeling van 9 jaar met lange blonde krullen papa komt met de meisjes toe bij de mama, met de haren kort geknipt (mama razend, nieuwe partner van papa is kapster) o Conflicten, voorbeelden: Wie tekent de agenda (niet de stiefouder, maar; het moet tegen morgen en …) Wie gaat om de kleren voor de communie? o Zeer moeilijk: de verwarring tussen ouderschap en partnerschap
Snel verward o o
Enkel in te nemen als er identiteit is (gescheiden mensen voelen zich vaak niemand meer) o
Nieuwe relatie: veel tijd in investeren wat mensen vaak doen: partners worden door samen ouder te zijn (bv. samen naar de panda’s gaan) Via het ouderschap, het partnerschap proberen Zeer attractief, maar je bouwt zo aan je partnerschap via het ouderschap Maar: tricky, want grotere kans dat je in de knoop geraakt
Onduidelijkheid in de verschillende gezinsposities
Verschillende soorten posities: bloedbanden, stiefbanden, halfbloedbanden, schoonfamilie en ex-schoonfamiliebanden
Rolonzekerheid en verschillend gedrag dat bij elke positie hoort (!stamboom, genogram)
Nieuw samengestelde gezinnen
Probeert men in bemiddeling ook zeer goed te bewaken om dat uit elkaar te houden Rolverwarring vaak bij stiefmoeders: je kan niet ‘niet moeder zijn’ (je kunt moeilijk zeggen: daarvoor kook ik niet, of daarvoor strijk ik niet, …) je zit al snel in die moederrol, waardoor de kans groter is dat je te ver gaat
104
o o o
Vaak gewerkt met stambomen, genogrammen: wie behoort er wel en niet tot het gezin? Hoe zit dat in elkaar? Hoe verhoud je je dan nog tgo. …? Dat is soms zoeken: een beetje pionieren (geeft rolonzekerheid) Ook nog altijd geen goede termen daarvoor: stiefouder klinkt niet goed, plusouder heeft nooit echt ingang gevonden, … er bestaan niet echt standaarden voor, wat soms wel onzekerheid geeft
Spanningen binnen bredere/ruimere maatschappelijke context Invloeden buiten het gezin: werk, school, buurt o o o
o
o
Gezinsfasen zijn belangrijk o o
Soort ontwikkelingscyclus van een gezin: samen wonen, kinderen, kinderen in lager onderwijs, adolescente kinderen, kinderen huis uit In elke fase is een scheiding anders: wordt anders ervaren
Druk omdat gezin afwijkt van een goed, normaal gezin = druk om zo snel mogelijk een ‘normaal’ gezin te zijn, maar dat doet afbreuk aan de complexiteit o o o
Context: hoe kijkt de maatschappij naar stiefgezinnen, naar nieuw samengestelde gezinnen, …? Sociale perspectieven: hoe denken mensen in de brede maatschappij over …? Daar hebben wij (psychologen, hulpverleners) een belangrijke rol in te vervullen: m.b.t. het soort onderzoek dat wij doen, hoe wij zelf daarnaar kijken, … dat is een heel belangrijke maatschappelijke kijk Enorme verantwoordelijkheid van ons: zolang wij focussen op individuele verantwoordelijkheid, focussen wij ook op individueel falen (en geven we mensen het idee: het is toch maar ‘second best’ Vs. maatschappelijke kijk en solidariteit: compleet andere maatschappij Weegt heel zwaar op die mensen die leven in ‘andere’ gezinnen Gaat om de sociale perspectieven die daar op zitten
Met wie ga je vergelijken? Wat is een normaal gezin? Er zijn zeer veel soorten gezinnen die allemaal niet voldoen aan het idee van het ‘ideale gezin’ Onder meer door de sociale media, …: druk om te leven zoals een ‘normaal gezin’ vraagt een ander model + de soepelheid en maatschappelijke visie om tolerant met elkaar om te gaan
2 mythes: ‘slechte stiefouder’ en ‘familie Trapp’ of ‘instant intimiteit’ (neem een man, een vrouw en een kind en je hebt een gezin) o o o
o
o
De bloedband wordt als zeer belangrijk gezien Sprookjes: vol met slechte stiefmoeders, Je hebt ook de familie van Trapp (sound of Music): film over man met 7 kinderen die weduwnaar wordt en jong meisje uit klooster haalt om voor zijn kinderen te zorgen mythe over een soort ‘instant intimiteit’ Project over ‘doing family’: hoe kom je tot een gezin, hoe word je een gezin, als je zelf geen gemeenschappelijke geschiedenis hebt? Je moet daar veel in investeren: een gemeenschappelijke geschiedenis opbouwen, enzovoort Perspectieven die een impact hebben op het individuele gedrag dat mensen stellen
Nieuw samengestelde gezinnen
105
Meer specifiek... OUDERSCHAPSSYSTEEM IS MEEST STABIELE
Wordt juridisch bevestigd o o
Je bent een ouder als je een kind bij de geboorte aanvaardt Je kan niet terugkrabbelen eens je zegt dat dat je zoon/dochter is Je blijft juridisch altijd ouder Één uitzondering: kind afstaan voor adoptie
Makkelijk hertrouwen, maar daardoor ben je nog geen ouder: mee-ouderschap is geen evidentie
Partners zijn vervangbaar, ouders niet
Bloedbanden hebben voorrang op echtelijke banden
STIEFOUDERS KUNNEN GEEN OUDER VAN DE KINDEREN WORDEN
Wel verplicht financiële lasten te dragen o o o
Het is niet omdat je geen ouder wordt, dat je geen plichten hebt dat is een beetje eigenaardig aan ons systeem Stiefouders moeten financieel bijdragen tot het gezinsinkomen Ook al hebben ze juridisch geen enkele vorm van ouderschap
Ouder is en blijft solo-ouder
Samen onder één dak partners, niet ouders
MEER POSITIES DAN IN GEWOON GEZIN COMPLEXER
Partner/week ouder
Partner/weekend ouder
Partner/week stiefouder
Partner/weekend stiefouder
PLAATS PARTNER- EN OUDERSCHAP Partnerschap nog onontwikkeld In een normale/doorsnee gezinsontwikkelingscyclus: o o
o
o
Elkaar leren kennen, daten Transitie naar samenwonen Problemen in alle transities mogelijk: Over taakverdeling of over geld meestal Geboorte eerste kind Hier: risico dat er een meer traditionele taakverdeling ontstaat doordat de moeder tijdje thuis is Ook: job uitbouwen, huis bouwen, … veel dingen komen samen in je leven Kinderen lager onderwijs Voor de meeste mensen een gelukkige fase: gaat vrij ‘smooth’
Nieuw samengestelde gezinnen
106
o
o
Adolescente kinderen Nog serieus op kinderen inzetten: monitoren Maar ook de ouders vragen wat zorg Lege nest fase terug koppel (sinds lange tijd) En ook met eigen gezondheid soms al wat last Ook pensioen, dat een invulling moet krijgen Veel zingevingsproblematieken
In een nieuw samengesteld gezin, wordt dat helemaal door elkaar gehaald o
Die gezinsknoop verwijst naar de moeilijkheid om een fase te combineren met de eerste fase: je verspringt m.a.w. van fase
Door meer ouderschap, meer partnerschap, maar is onmogelijk
Geen fase van partnerschap alleen = gezinsknoop (men kan onmogelijk tegelijkertijd aan de eisen van pril partnerschap en ontwikkeld ouderschap voldoen) o o o
Er is geen fase waarin je alleen maar partner bent Want ook: ouder van biologisch kind of stiefkind Dus: het is daar dat mensen vaak dan de ‘fout’ maken of het risico lopen om hun partnerschap uit te bouwen op basis van ouderschap Geeft aanleiding tot de verwarring van partnerschap en ouderschap Die beide fasen vragen heel veel energie
DUS …
Leden van een nieuw samengesteld gezin moeten leren (beseffen) dat hun gezin nooit zal worden zoals het vroegere kerngezin. Dat ligt niet aan hen persoonlijk, maar aan het feit dat de maatschappelijke ordening achterloopt, niet aangepast is aan snel evoluerende gezinsvormen...
Gezien vanuit het kind... Bij scheiding worden moeilijkheden bij het kind toegeschreven aan “niet verwerkte scheiding” o o
Belang van perspectief ‘kerngezin als basis voor veiligheid’ Kind groeit niet op in kerngezin, dus minder sociale waardering, dus stress bij het kind
Denken in termen van rechten
Door biologische afstamming verwerf je rechten
Door een zorgband op te bouwen, verwerf je geen rechten (wel plichten)
Zorg is geen voorwaarde voor het verkrijgen van ouderrechten (bloedband is een zeer belangrijk ordenend principe) o
Geen juridisch systeem dat meer geënt is op het zorg dragen voor elkaar
Impliciet: familiebanden impliceren automatisch wederkerige genegenheidsbanden
Nieuw samengestelde gezinnen
107
Het belang van het kind
Staat centraal, iedereen is het daarover eens
Wat is het?
Geen rechtsbeginsel, maar blanco begrip (voor juristen) o o
Zeer moeilijk om het belang van het kind, zelfs in termen van rechten, te operationaliseren Vaak aan psychologen gevraagd om dat in te vullen, MAAR: is zeer moeilijk
Is moeilijk te weten
Kind is betekenisverlenend wezen o o o o
Enige antwoord: ouders aanmoedigen om te kijken door de ogen van hun kind en de vraag stellen: ‘wat is voor jouw kind belangrijk?’ Probeer dat te vrijwaren en dan heb je echt in het belang van het kind gehandeld Hanteer geen algemene principes! (dus niet: evenveel tijd bij beide ouders is belangrijk) Belangrijk de literatuur te nuanceren: vaak Amerikaans onderzoek en daar wordt veel beïnvloed door de regionale afstanden (bv. 400 km) bij ons als klein land is dat een heel andere situatie
Kinderen willen een gewoon gezin, met beide ouders (is hun ideaal) Als dit niet lukt, begrijpen ze niet waarom o o o
o
Kinderen zien partnerschap niet Verzinnen dan: en gaat vaak over henzelf Kinderen willen datgeen dat ze kennen (dus: liefst in het kerngezin blijven wonen) Kinderen verkiezen hetgeen dat het meest lijkt op de situatie zoals ze vroeger was Maar: nogmaals: het is zeer belangrijk om kinderen niet te laten kiezen Opnieuw: heel belangrijk om een verhaal te hebben Ook belangrijk: jonge kinderen zien het verschil niet tussen ouderschap en partnerschap
Is verlieservaring: o o o o o
Emotioneel: bepaald door band met ouders Praktisch: alles dubbel, soorten gezinnen Nieuwe gezin, zij kiezen er niet voor Conflict tussen de ouders Maar: we mogen kinderen die verlieservaring niet afnemen Hun spijt moeten we honoreren Want nog altijd gevoel van fundamentele oneerlijkheid Hebben recht om boos te zijn, spijt te hebben, … we moeten hen daarin laten bestaan (ook op praktisch vlak) en hen daarin herkennen
Centrale vraag is: hoe weerbaar is het kind?
Kinderen zien complexiteit niet
Gaan het aan zichzelf toeschrijven (we moeten hen een verhaal geven)
Of kiezen voor eenvoudige oplossing, bvb. kiezen voor één ouder, andere niet willen zien
Nieuw samengestelde gezinnen
108
We moeten hen tools geven om daarmee om te gaan
KINDEREN WEERBAAR MAKEN
Complexiteit tonen: familiebanden, partnerschap, ouderschap, biologische vader, stiefvader, ...
Hiervoor kinderen een taal geven: hoe noem je de verschillende personen?
Kind benadeling en gevoelens niet afnemen
Invloeden van buitenaf tonen: zie moeilijkheden (sociale perspectieven)
En eigen invloed tonen: agentic (tonen dat ze niet verdwijnen in die situatie, dat ze ertoe doen)
Invloed van kinderen
Wie kinderen aanspreekt op hun verlangen en vermogen rekening te houden met beide ouders, wie hen steunt om hun ouders en anderen te begrijpen in hun bedoelingen en wie hen wijst op hun eigen invloed in de gang van zaken maakt kinderen weerbaar
Ze voelen zich niet langer de speelbal van de omstandigheden
Beschikbare steunbronnen Stilstaan bij benadeling (tonen dat ze daar recht op hebben) o o o o o
Emotioneel: wel boos (kerngezin is ideaal) en machteloos, niet schuld en bedreiging In pogingen om ouders bij elkaar te brengen Financiële benadeling Verhuis Verlies grootouders of andere familiebanden
Pas als kinderen zich erkend weten in hun benadeling, ontdekken ze dat ze niet vernietigd worden...
Als kind verlies je geen ouder o o
Er zijn vele variaties van ouderschap na scheiding o o o o
Er is een enorme diversiteit: multidiversiteit (multidiverse samenleving) knooppuntbenadering i.p.v. categoriale benadering Stereotiep beide ouders Wat is betekenis van het contact voor het kind? Is continu proces, kan en zal nog veranderen (bvb. leeftijd kind, andere relaties, veranderen school, nieuwe kinderen bij ouders, ...
Leren onderscheid maken tussen posities en contexten o
Verschil ouder en partner Anders organiseren is lasting
Ouders blijven ouders, ook al kunnen ze (tijdelijk) de functie niet opnemen
Kinderen worden door veel meer dan alleen door hun ouders beïnvloed o o
Verbreden van de referentiegroep als steunbron Problemen kunnen ook met school, vrienden, leeftijd, ... te maken hebben
Nieuw samengestelde gezinnen
109
110
Nieuw samengestelde gezinnen
Praten met kinderen rond misbruik Inleiding Hoe praat je met kinderen en wat zijn de moeilijkheden daarbij? o o
Hoe makkelijk of moeilijk is het om waarheidsgetrouw over moeilijke dingen met kinderen te praten? Daarom wat gefocust op het thema van misbruik Bv. soms in context van scheiding: (al dan niet valselijk) beschuldigen van de andere ouder Dan is er iemand die moet kijken, beslissen of dit een gerechtvaardigd, eerlijk verzoek is of niet
MISBRUIK: o
Er zijn twee soorten van misbruik: Mishandeling: gedrag stellen dat niet kan Verwaarlozing: het omgekeerde: onthouden van iets dat ethisch wel noodzakelijk is (bv. een goede medische behandeling, …)
o
Fysieke mishandeling: slaan, door elkaar schudden, ... met pijn als gevolg, vaak ook letsels Seksuele mishandeling: commentaar, daad Fysieke verwaarlozing: niet genoeg voedsel, kleding, medische aandacht of supervisie Emotionele verwaarlozing: niet voldoen aan de nood van kinderen aan emotionele en affectieve steun Psychologische mishandeling: vernederingen, terreur, ... Schade berokkenen aan het cognitief, emotioneel of sociaal functioneren van het kind Moeilijk hiervoor een definitie te bepalen Vaak: als het zo door de persoon in kwestie ervaren wordt, of als het zo door de dader bedoeld is dat is een groot verschil (men kan zich vernederd voelen zonder dat de ander dat zo heeft bedoeld)
o o o o
Ouder kenmerken: o
Psychologisch moeilijk hebben, alcohol en/of druggebruik, misbruik als kind, geloven in hard gedisciplineerd ouderschap, eigen behoeften bevredigen via kind, onrealistische verwachtingen ten aanzien van het kind, leeftijd (jong), opleidingsniveau (laag) het heeft niet altijd te maken met het ‘klassieke verwaarlozen’, bv. slaan
Kind kenmerken: o
Prematuur of heel zieke baby, moeilijk temperament, aandachtsproblemen, hyperactiviteit, ontwikkelingsproblemen
Praten met kinderen rond misbruik
Factoren gerelateerd aan misbruik (risicofactoren)
111
Gezinskenmerken: o
Gemeenschapskenmerken: o
Laag inkomen, armoede, instabiliteit van de partnerrelatie, sociale isolatie, misbruik van man op vrouw, frequent verhuizen, grote gezinnen, overbevolkte huizen, gedesorganiseerd huishouden, geen vast inkomen
Cultuur: o o
Weinig plaatsen voor kinderen om te spelen, weinig ondersteuning voor gezinnen (speelplaatsen, opvang, ...), gewelddadige omgeving Goedkeuren van fysiek geweld als een manier om problemen op te lossen Cfr.: discussie over de ‘pedagogische tik’ evolutie naar steeds minder tolerantie t.a.v. misbruik
Gevolgen van misbruik voor kinderen Niet te onderschatten
Lage zelfwaarde
Angst
Depressie
Volwassenen niet vertrouwen
Zichzelf schuld geven
Oppositie
Agressie
Vage klachten (hoofdpijn, slaapproblemen, ...)
Problemen met discipline op school
Praten over misbruik Vermeend misbruik: met een heleboel zaken rekening houden: Misbruik is zeer stressvolle gebeurtenis die in het praten erover herbeleefd wordt, of net niet (dissociatie: volledig gedissocieerd van enige emoties) o
o o
Typisch als mensen praten over een heel emotionele gebeurtenis: men gaat zichzelf dissociëren: zichzelf afsluiten van de emotionaliteit van de beleving en dan vertellen op een schijnbaar niet-emotionele manier De getoonde emoties zijn dus geen goede indicator Dissociëren is zelfs een gezonde reflex
Praten over ‘slechte’ ouder die ze genegen zijn of loyaal zijn o o
Ook dat maakt dat het niet zo makkelijk is voor kinderen om daarover te praten Bang voor de gevolgen voor hun ouders
Angst voor ‘vergelding’ van gezinsleden goed anonimiteit bewaken, duidelijk maken dat er niets zal doorverteld worden
Angst voor nieuwe situatie waarin verhaal moet worden verteld o
De omgeving waarin je met kinderen praat, is enorm belangrijk!
Praten met kinderen rond misbruik
112
o o o
Voorbeeld van vrouwelijke rechter die bij de kinderen thuis ging en op de speelmat meespeelde terwijl ze haar vragen stelde Maar: de meeste hulpverleners of deskundigen hebben niet die reflex Belangrijk dat het een omgeving is waar het kind zich genoeg thuis voelt
Leeftijd van het kind Historisch vanaf 6 jaar, vanaf 10 jaar ‘competent’ o
o o
Nu soms al vanaf 3 jaar o o
o
Hoe ouder het kind is, hoe vaker dat ze gaan zaken die ze erbij fantaseren, en als je hen daarop wijst, gaan ze dat erkennen
Hoe jonger het kind, hoe meer kans dat het kind de vraag niet begrijpt (kind zal het vaak niet laten merken, of zelf niet weten en toch antwoorden) o o o
o
Bv. zelfevaluatie op school (Hoe scoor je? Hoe presteer je? Ik kan goed luisteren naar anderen…) Kinderen kunnen zichzelf heel accuraat inschatten: als ze daarin geoefend worden, als hen gevraagd wordt dat te doen
Lagere schoolkinderen (en ouder) zullen herinneringen die door een volwassene als ‘onmogelijk’ bestempeld worden, opgeven o
Cfr.: ouderconflict: vanaf 2 jaar zijn kinderen gevoelig voor de emotionele toon, gevoelig voor conflicten Belangrijk: je kan met hen praten, maar op een goede manier!
Lagere schoolkinderen kunnen ‘accurate’ gedetailleerde beschrijvingen geven van gebeurtenissen en ‘correcte’ interferenties maken van de motieven en intenties van anderen o
Meeste vragenlijsten in onderzoek: gaan uit vanaf 11 jaar (gebruikelijk idee dat men dan competent genoeg is om over zichzelf te vertellen, interne belevingen te uiten, enzovoort) Maar er is eigenlijk niet zoveel onderzoek naar (is daar ergens een soort cesuur?) Het gebeurt nu dat men al vanaf 3 jaar met kinderen spreekt
Heel belangrijk: kinderen gaan er altijd vanuit dat de volwassene enkel intelligente vragen stelt, en dat die alles weet Ze gaan dus niet de reflex hebben om te denken dat het een domme vraag is, of dat ze die vraag niet begrijpen Zeer belangrijk om goed te toetsen of een kind een vraag wel begrijpt (want zij kunnen vaak in een gelijkaardige context bepaalde woorden gebruiken, zonder dat ze de betekenis hiervan weten) dus: kinderen doen alsof ze een vraag begrijpen Tip: eerst over iets anders spreken (school, verjaardagsfeestje) om op voorhand in te schatten wat het verbale en intellectuele niveau is van dat kind
Hoe jonger het kind, hoe meer kans dat het kind op specifieke vragen (bv. had hij een schroevendraaier in de hand) gaat antwoorden, ook al weten ze het niet (vanuit verlangen om het goed te doen) o o
Hoe gedetailleerder je vraag, hoe meer kans dat ze bevestigend/affirmatief antwoorden (want waarom zou je anders die vraag stellen?) Zie ook medisch schooltoezicht (heeft de dokter gevraagd om je onderbroek uit te doen?)
Praten met kinderen rond misbruik
113
o
Hoe jonger het kind, hoe moeilijker een kind kan detecteren waarvan ze de informatie haalden (source-monitoring), dus vaak verwarring tussen wat ze horen en wat er gebeurde o o o
o
Belangrijk: beginnen met open vragen en de gedetailleerde vragen tot op het einde houden
Source monitoring: betreft dat je weet van waar/wie dat de informatie komt Bij kinderen heb je heel weinig source monitoring: zelfde waarde van iets dat ze op tv gezien hebben, en iets dat ze zelf meegemaakt hebben Gevolg: gestelde vragen kunnen interfereren met ‘herinneringen’ je kan makkelijk dingen in de mond van kinderen leggen, gewoon door dat herhaaldelijk te vragen en hen daar affirmatief op te laten antwoorden Dat is iets dat iedereen heeft (in meer en mindere mate), maar dit is iets dat heel vaak bij jonge kinderen voorkomt
Hoe jonger het kind, hoe minder gesofisticeerd het geheugen o
o
o
Mensen gaan in hun verhaal ‘irrelevante’ zaken weglaten (met het oog op wat voor de ander relevant is), maar het belangrijkste is dat de meesten een soort autobiografische structuur, chronologie hebben Terwijl: kinderen gaan er bijvoorbeeld één iets uitpikken (dat in hun hoofd schiet), en dat is niet noodzakelijk het meest relevante kinderen hebben niet zo’n narratieve structuur, vertellen niet zo systematisch Dus: begin met open vragen en help hen dan dingen structureren
Hoe jonger het kind, hoe minder ze gebruik maken van een narratieve structuur om autobiografische herinneringen systematisch en volledig te vertellen (informatie die ze wel weten zullen ze weglaten)
Toch is het vanaf 3 jaar mogelijk
Herinneringen bij kinderen Verschillende fasen: o o o
Coderen van informatie Het opslaan van informatie Het ophalen van informatie maar een fractie van de informatie kun je later terug ophalen
Afhankelijk van: o
o
o
Voorafgaande kennis (ervaringswereld van jonge kinderen is beperkt, maar seksuele activiteit heel verschillend) Als ze seksualiteit nog niet kennen, gaan ze ook die handelingen niet zo makkelijk herkennen en als dusdanig herinneren Belangrijk na te gaan wat een kind al kan, al weet, wat zijn/haar ervaringswereld is Voldoende voorafgaande kennis nodig alvorens men iets kan herinneren Type van informatie: activiteiten, volgorde, timing, uiterlijke kenmerken persoon, andere facetten dan volwassenen Kinderen zien andere dingen en hebben oog voor andere soorten informatie dan volwassenen Impact van stress Grote impact op het ophalen van informatie (bv. mondeling examen) Je weet iets, maar op dat moment weet je het niet meer
Praten met kinderen rond misbruik
114
o
o
Repetitie (werkt versterkend, !! Herhaald verhoor) Herhaling is heel belangrijk (cfr. gebrek aan source monitoring) Als je iets een aantal keer vraagt, is het net alsof dat echt is geweest Onderschat dat niet! De insinuaties van iemand die iets vertelt die potentieel mogelijk zou kunnen zijn, zijn zeer krachtig Vrije reproductie (beste) t.a.v. herinneren, herkennen, ...
o o
o o
Altijd het beste om te beginnen met vrije reproductie, zonder zelf dingen te insinueren, wetende dat ze minder zullen vertellen dan een volwassene, maar het zal zeker even correct zijn (maar ook veel weglatingen) De graad van accuraatheid zal zeer goed zijn bij vrije reproductie, maar details gaan weggelaten worden Daarna naar details vragen, op zo’n manier dat je hen zo weinig mogelijk zaken in de mond legt Vertel alles wat er gebeurde geeft t.a.v. volwassenen minder gegevens, maar wel accurate gegevens Kinderen maken andere ‘fouten’ dan volwassenen Voorbeeld: dokter luistert naar longen ‘Wat heeft hij gedaan?’: ‘een longonderzoek’ (dit is een toevoeging) Kind zal bijvoorbeeld zeggen: ‘hij heeft een marsmannetje over mijn buik laten lopen’ Voegen eerder vreemde en ongeloofwaarde info toe (volwassenen eerder info gebaseerd op foute maar wel plausibele conclusies) omdat ze dingen niet kennen Kinderen kennen minder zaken, en maken aldus andere interpretaties Toevoegingen, veranderingen, weglatingen zijn normale kenmerken van de geheugenprestaties van zowel volwassenen als kinderen Suggestieve vragen vermijden
VERVALSEN VAN HERINNERINGEN Het is mogelijk om (als volwassenen bij kinderen) herinneringen te vervalsen o
o o o
Suggestie van niet gebeurde feiten (hij heeft je hier aangeraakt, hé?) verhoogt de kans dat er inaccurate rapportage is door het kind (doordat bv. een volwassene inpraat op een kind) Studie: doktersbezoek en dan suggestieve vragen (dokter gevraagd om onderbroek uit te doen?) Langere tijd tussen misbruik en ondervraging meer kans op inaccuraatheid (meer vergeten, …) Als kinderen ‘gevolgen’ zien, geconfronteerd worden met de gevolgen (hij is in de gevangenis omdat hij dat deed, hij is weg ...) verhoogt ook de kans dat het kind daar affirmatief op gaan antwoorden
Praten met kinderen
Een beangstigende, nieuwe omgeving vergroot de kans op inaccurate rapportage o o
Spreken met kinderen: op de hoogte van kinderen, kleine stoelen, lage tafel, liefst omgeving met veel speelgoed, waar ze zien dat er nog kinderen geweest zijn, … Bv. kind laten spelen met stift terwijl hij/zij antwoordt ( volwassenen: nood aan oogcontact terwijl ze met iemand spreken): face-to-face contact met kind heel
Praten met kinderen rond misbruik
115
o
Een beangstigende, nieuwe ondervrager vergroot de kans op inaccurate rapportage o o o o
onnatuurlijk kinderen hebben geen oogcontact nodig, integendeel: zij praten eigenlijk liever als er geen oogcontact is Het gaat om kleine zaken die veel vertrouwen scheppen Belangrijk om uit te leggen wie (en wat) je zelf bent en wat je met de informatie gaat doen Voorbeeld van een psycholoog: ‘is dat dan iemand die van niets bang is?’ Belangrijk een zekere introductie te hebben, waarbij je over jezelf vertelt en hen stimuleert zoveel mogelijk en zo authentiek mogelijk te vertellen Wat ook belangrijk is om te vertellen: ‘ik weet niets van jouw situatie’
Kinderen zullen ‘gaten’ ook opvullen met wat ze horen, weten uit andere situaties
Mogelijkheden (hulpmiddelen)
Anatomisch correcte poppen gebruiken (kan meer details opleveren, meer verhoogt ook suggestie, vooral bij jonge kinderen) o
Context heel concreet uitleggen: ruimte, persoon, wat met de informatie gedaan wordt, dat het kan dat ze sommige vragen niet weten en dat ook mogen zeggen, ... o
Om informatie te verkrijgen over wat het kind al kent, maar ook om meer accurate informatie te bekomen Maar: let op: het kan zijn dat je daar ook zaken mee suggereert (bv. naakte pop suggereert misschien van ‘iemand heeft je naakt aangeraakt’)
Kinderen hebben het recht om te weten wat er met de bekomen informatie zal gebeuren, dus je moet daar heel duidelijk en eerlijk in zijn
Risico op suggestie zo klein mogelijk houden Niet vaak dezelfde vraagprocedure herhalen (herhaling): probeer zo weinig mogelijk met kinderen te praten en zoveel mogelijk met de ouders en hen te forceren te kijken door de ogen van de kinderen (want: herhaling werkt zeer suggestief en kans op inaccurate rapportage) o Vragen stellen op een niet-suggestieve manier o Warme toon (angst wegnemen) o Ondersteunende houding o Veiligheid (angst voor straf) Goede relatie met het kind is belangrijk: het kind moet zich zo veilig mogelijk voelen
Rol van de ondervrager
Ondervrager = autoriteit o
‘Iemand die alles weet’ dus: zéker zeggen dat je niets weet en dat je minder goede vragen kunt stellen
Weet alles
Geen details nodig
Stelt geen onzinnige vragen o
Belangrijk het bovenstaande onderuit te halen!!
Praten met kinderen rond misbruik
o
116
Belang van mogelijkheid ‘ik weet het niet’!!
Plezier doen
Belang van vooronderstellingen !! (m.b.t. een psycholoog, rechter, …)
Vorm en stijl van praten met kinderen VORM
Semi-gestructureerd: goede voorbereiding van het gesprek
Fasen: o o o o
Openingsfase Inleidende conversatie Eigenlijke interview Afsluiting
Openingsfase
Kind op gemak stellen o
Vertrouwensrelatie installeren o o
Komt misschien met tegenzin, is angstig, weet niet waarom het komt, verwachtingen (denken bv. dat ze het nu eens allemaal zullen kunnen regelen), ... Kind moet kunnen ontspannen Eens rond kijken wat er allemaal is
Uitleg rond professionele rol interviewer o o o o
Voorstellen, werkzaamheden Wat er gaat gebeuren ‘Ik weet het niet’ toelaten Aangeven dat interviewer niet veel weet
Inleidende conversatie Alles kan besproken worden waar het kind belangstelling voor heeft (bv. verjaardag, feestje, hobby’s, …) o
Ook goed als er al zaken (bv. speelgoed, …) in je spreekkamer liggen, ook goed dat je samen bezig bent (bv. tekening maken), …
Samen spelen of tekenen, praten over school, vrije tijd, aangename gebeurtenissen zoals schoolreis of verjaardag
Indruk rond functioneren kind (bv. introvert, verlegen, …), sociale en taalvaardigheden, soort vragen waarop kind reageert Eigenlijke interview
Op voorhand goed voorbereiden
Suggesties o o
Stapsgewijze interview Cognitief interview
Eventueel a.d.h.v. tekeningen, poppen
Praten met kinderen rond misbruik
117
Afsluiten
Samenvatten van de informatie (debriefing): heb ik het nu goed begrepen?
Inlichten over verdere gang van zaken
Wat met informatie doen? (+ ben je daarmee akkoord?)
Contactadres
Bedanken
STIJL
Grondhoudingen o o o o
Echtheid Empathie Onvoorwaardelijke aanvaarding Respect
Stapsgewijze interview
Yule: specialist die werkt in King’s College, heeft ooit de ramp met Harrold of Free Enterprise meegemaakt (heeft toen alle overlevende kinderen begeleid, bv. met PTSS) heeft dus zo’n interview ontwikkeld
Stappen van algemeen naar specifiek:
o
Eerst kind kans geven vrijuit te spreken (bvb. wat gebeurde er?): eerst beginnen met heel open vragen Dan specifieke vraagstelling
Zoveel mogelijk stimuleren tot vrije reproductie
Specifieke vraagstelling o o o o o o o o
Open vragen Één vraag per keer Eenvoudige zinsconstructie In de taal van het kind (dus: goed het niveau proberen inschatten) Dubbele negaties vermijden Waarom vragen vermijden (zeer slechte vragen, schuld inducerend) Herhalen van vragen die al zijn beantwoord vermijden Onderbreken van het kind vermijden (anders idee dat ze zaken vertellen die niet interessant zijn)
COGNITIEF INTERVIEW
4 belangrijke geheugentechnieken o o
Herbeleven van de context (in gedachten voorstelling van omgeving en context): hoe dichter het kind in de context zit, hoe meer kans op accurate beleving Alles vertellen, ongeacht veronderstelde belang van de informatie (eventueel met geheugenkaarten: situatie, mensen, handelingen, gevolgen, interne reacties)
Praten met kinderen rond misbruik
o
118
o
o
Gebeurtenissen in verschillende volgorde vertellen (bvb. in omgekeerde volgorde ‘wat gebeurde er juist voor’, hierdoor andere ‘oproeptechnieken’: soms kom je dan op nog andere dingen uit) structuur en systematiek aanbrengen Gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven vertellen (dader, observator, voorbijganger, ... bv. als iemand het gefilmd heeft, of voorbij fietst) opletten voor verzinsels! Wel opletten met risico op confabulaties wanneer kinderen zich nog niet goed kunnen inleven
Hulpmiddelen ANATOMISCHE POPPEN BIJ MISBRUIK
IJsbreker
Anatomisch model
Geheugen stimulus
Diagnostiek (wat weet kind, ...)
Enkel indien noodzakelijk
Kan suggestief zijn
TEKENINGEN 2 functies:
Afleiding tijdens gesprek o
Iets doen en ondertussen praten, ijsbreker, ... zeer goed!
Via tekeningen iets zeggen (hulpmiddelen tot geheugen) o
o
Achterliggend idee: tekeningen van kinderen met emotionele problemen zijn anders (bv. grote handen = misbruik, maar daar is geen enkele wetenschappelijke evidentie voor!) niet diagnostisch gebruiken! Kenmerken in de tekeningen dienen als signaal (bvb. verdrietige gezichten, angstige taferelen, ...)
Maak tekening van jezelf (hoe oud, wat ben je aan het doen, wat denk je, wat voel je), van jezelf als je jonger was
Teken je gezin dat iets samen doet (wie behoort tot het gezin, wat denken ze, wat voelen ze, wie helpt wie, ...)
Teken een huis (wie leeft erin, hoe is het om erin te leven, ...)
Praten met kinderen
Communicatieproblemen tussen volwassenen en kinderen
Volwassenen veronderstellen ten onrechte dat: o o o
Als kind een woord gebruikt, hij of zij de betekenis ervan begrijpt Als ze een complexe vraag stellen, het kind daarop kan antwoorden Als het kind iets niet begrijpt, het dat zal zeggen
Praten met kinderen rond misbruik
Bijvoorbeeld:
119
120
Praten met kinderen rond misbruik
Algemene Systemen Theorie Bertalanffy) / Cybernetica
(Leon
Von
Inleiding AST: waarom is een gezin meer dan de som van de delen? o o o o
Basis van de relatie- en gezinstherapie: opstap naar een psychotherapeutisch kader om te werken met gezinnen Gegevensverzameling hypothesen therapeutisch kader nodig om met die hypothesen om te gaan Interessante: is geen puur psychologische theorie: ontwikkeld door een bioloog (Bertalanffy) Wetenschappers hebben zich over twee vragen gebogen: Waarom is het geheel meer dan de som van de delen? Zinsnede uit de Gestalt theorie Maar: wat is dat dan, dat ‘meer’? Voorbeeld: de 3e-4e keer seks zonder condoom (en het is dat méér dat ervoor zorgt dat mensen vanaf dat moment zonder condoom vrijen) het betreft interpersoonlijke dynamieken (en niet louter kennis) Hoe blijven gezinnen functioneren? Feedbackmechanismen: relaties blijven hetzelfde, maar veranderen toch net zoals individuen ontwikkelen, ontwikkelen ook relaties zich (ze blijven hetzelfde, maar toch veranderen ze ook) Hoe blijven relaties stabiel en gaan ze toch ontwikkelen?
Cybernetica: hoe gebruiken gezinnen feedback om stabiel te blijven of te veranderen?
Kader om na te denken over: wat gebeurt er tussen mensen, wat is er tussen mensen dat meer is dan het individu? o o
o o
Intra-individueel perspectief Maar ook: interindividueel perspectief (want mensen zijn 70% van hun leven in interacties met andere mensen) dus: een heel stuk van ons individueel gedrag is ook te verklaren vanuit de interacties Belangrijk: interacties (~ Watzlawick) en relaties (~ AST) Deze theorie is heel compatibel met andere theorieën, zoals de psychodynamische, gedragstherapeutische en ontwikkelingsgerichte theorieën
De communicatietheorie van Watzlawick, P. (1967) Inleiding
‘Communicatie’ tegen de achtergrond van de algemene systeemtheorie (AST)
Communicatietheorie: ter verklaring van datgene wat tussen mensen gebeurt
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
121
Via communicatie geven mensen informatie door aan elkaar, over: o o o
Zichzelf Elkaar De wijze waarop men iets met elkaar wil te maken hebben
Communicatietheorie van Watzlawick: geeft een beeld over deze communicatie
Voorbeeld: “Alle vrouwen zijn leugenaars”, gezegd door een vrouw o
Wanneer je een uitspraak doet over een categorie waartoe je zelf behoort, dan is er een grote kans dat je in een ‘logische paradox’ zit
Watzlawick ontdekte de ‘logische paradoxen’ o o
o
Bv. je zit op een boot met soldaten en je zegt tegen de soldaat barbier: “Scheer alle soldaten die zichzelf niet scheren” Hij ontdekte dat er in onze communicatie paradoxen zitten die ervoor zorgen dat wij per definitie misverstanden gaan hebben, dat er tussen mensen altijd dingen gaan zijn die tot misverstanden gaan leiden Dus: wij moeten in de communicatie axioma’s invoeren, wetmatigheden die ons zullen helpen om daarmee om te gaan, om dat te begrijpen
Axioma 1: Men kan niet niet communiceren/beïnvloeden (Alle gedrag is communicatie) Invloedsaxioma (al naar verwezen bij agency: het voorbeeld van de bus)
Het is onmogelijk om niet te communiceren o o o
Je stuurt een hele reeks communicatiesignalen uit, ook al wil je dat niet Ander voorbeeld: rollenspel in les: meesten gaan naar beneden kijken Bewust communiceren of wederzijds begrip is niet nodig Al wat je doet, is op een of andere manier communicatie In een groep gaan mensen er vaak vanuit dat hun gedrag ‘er niet toe doet’ Maar: elk gedrag dat je stelt, beïnvloedt altijd andere mensen en is altijd een communicatie naar anderen
Het is onmogelijk om geen invloed op elkaar te hebben o o o o
Want: niet-gedrag bestaat niet Gedrag heeft altijd een invloed Cfr. agency: invloed is oneindig (iedereen heeft evenveel invloed, maar niet evenveel macht) Belangrijk: wat je communiceert, is niet altijd wat je bedoelt te communiceren Persoon: Binnenkant: bedoelingen (bv. ‘ik ga mijn kwaadheid niet tonen’) Buitenkant: de bedoelingen sijpelen door naar de buitenkant o De buitenkant wordt constant gezien door anderen, en wordt geïnterpreteerd Overkant: worden opgepikt door iemand anders o De bedoeling van iemand, kan bij iemand anders heel anders overkomen! o Cfr. therapie: sommige dingen aan de buitenkant (gedrag, bv. huilen) kan je storen, ergernis opwekken je leest als therapeut de bedoeling van die vrouw
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
o o
122
o
Psychotherapie: proberen om véél bedoelingen te koppelen aan die buitenkant van het wenen Kijken: welke bedoelingen kunnen nog dat effect hebben? Het effect enorm verschil tussen bedoelingen en effecten
Zeer interessant axioma om na te gaan wat het verschil is tussen wat je ziet (gedrag), en wat er achter ligt (bedoeling)
Je hebt altijd invloed, overal, je communiceert altijd, en mensen zijn altijd mee verantwoordelijk voor wat er gebeurt
Fouten tegen het eerste axioma:
o
Pogingen om niet te communiceren, zich gedragen alsof men niet betrokken is Ervan uitgaan dat het mogelijk is om niet te communiceren Bv. presenteren van een symptoom, nonsens vertellen, veranderen van onderwerp = zelfdiskwalificatie (proberen de eigen communicatie teniet te doen) Bv. jezelf wegsteken = negatie (doen alsof je het niet gezien hebt, alsof je er niet bij bent in de communicatie) Ontkennen van de communicatie van de ander: negatie en diskwalificatie Door niet te luisteren, communiceer je ook dat je niet wilt luisteren Doen alsof de communicatie van de ander, geen waarde geeft = diskwalificatie van de ander Bv. zeggen: ‘Je moet niet naar mijn vrouw luisteren, ze is volledig getikt’
WAT IS GEDRAG?
Onze ‘buitenkant’
Het geheel van waarneembare handelingen in een bepaalde situatie o o
Uitspraken, houding, mimiek, intonatie, … Bv. een hulpverlener die op een norse manier goedemorgen zegt in het passeren
WAT IS ‘INVLOED’?
Gedrag roept steeds iets op bij de anderen die het gedrag waarnemen effect op anderen o
Bv. de cliënt vraagt zich af wat er aan de hand is met de hulpverlener
WAT IS DE BEDOELING VAN GEDRAG?
Onze ‘binnenkant’: speelt zich af in ons binnenste
Opvattingen, gedachten, gevoelens, veranderingswensen, …
Niet rechtstreeks waarneembaar voor anderen o
Bv. de hulpverlener is met zijn gedachten bij zijn vader in het ziekenhuis
BETROKKENHEID
Hoe meer mensen in elkaar investeren (heden of verleden), hoe groter de betrokkenheid en hoe sterker de emotionele banden betekenis van wederzijdse beïnvloeding belangrijk
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
o
123
Onmogelijk om geen invloed op elkaar te hebben
Axioma 2: Elke communicatie is gelaagd: omvat een inhouds- en betrekkingsaspect (Als ik wat zeg, zeg ik iets over hoe ik wil dat de ander met mij omgaat) Communicatie geeft niet enkel informatie, maar definieert ook de relatie tussen wie communiceert o
o o o
Stel in een gezin: de broer van de man heeft financiële problemen door een tegenslag, en de broer zegt tegen zijn vrouw: “ik ga mijn broer 50 000 euro lenen”. Die 50 000 euro vormen op zich geen probleem, men heeft voldoende middelen, maar de vrouw zegt neen. Na verloop van tijd komt het erop uit dat de vrouw evenzeer bereid is dat geld te lenen, maar dat ze er tegen is, omdat de man niet met haar gecommuniceerd heeft erover en niet overlegd heeft, haar mening niet gevraagd heeft, hij deelde het gewoon mee De inhoud in se is dus niet zo belangrijk betrekkingsblindheid als je dat niet ziet Inhoud = WAT je zegt Betrekking = HOE je iets zegt betreft de relatie tussen mensen In psychotherapie is dit heel belangrijk: het probleem betreft meestal niet de inhoud, maar wel het betrekkingsniveau (de relatie, de manier waarop iets gezegd wordt): wat gezegd wordt, zegt ook iets over hoe mensen ten aanzien van elkaar staan Bv. bij scheiding, regeling met kinderen, …: men maakt ruzie over de inhoud, maar eigenlijk gaat het over ‘hoe definiëren wij ons ten opzichte van elkaar?’ In psychotherapie dus belangrijk om een onderscheid te maken tussen het wat (inhoud) en het hoe (relatie): het over beide zaken hebben in de therapie
Fouten tegen het tweede axioma: o
Negeren van het betrekkingsaspect: betrekkingsblindheid Wanneer mensen niet doorhebben dat de manier waarop ze communiceren (niet wat ze zeggen, maar hoe ze het zeggen), eigenlijk moeilijk te aanvaarden is, of iets zegt over de relatie, die niet zo positief is Kan bv. zijn vanuit een dominant perspectief, maar ook vanuit een submissief (underdog) perspectief Niet doorhebben dat de manier waarop je iets zegt, effecten heeft bij anderen: iets zegt over de relatie en over hoe je je verhoudt t.o.v. andere mensen
Communicatie verloopt op verschillende niveaus en brengt niet enkel informatie over, maar legt gelijktijdig gedrag op
Verschillende niveaus: o o o
Rapportaspecten of inhoudelijke boodschappen: uitwisseling van informatie (wat letterlijk gezegd wordt) Contextboodschappen: bepaalt mee de betekenis van de boodschap Betrekkingsboodschappen of relatievoorschriften: boodschappen over hoe de inhoud moet begrepen worden die via analoge taal wordt overgebracht ‘Binnenkantinformatie’ die mensen tussen de regels doorgeven
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
124
Komen tot stand door perspectieven: De kijk die mensen op zichzelf en anderen hebben, gekoppeld aan alle soorten regels in hun context, en de uiteindelijke beïnvloeding De indruk over, een ervaren van, een kijk op, een denken over, … eigen zienswijze 3 soorten perspectieven: Rechtstreekse perspectieven: de kijk op zichzelf en op de ander vanuit eigen ogen Meta-perspectieven: de kijk die ik denk dat anderen hebben van mij en van zichzelf Sociale perspectieven: de kijk dien men heeft, niet vast te knopen aan een persoon (bv. wat is goed en wat niet)
Relatievoorstel: zelfomschrijving + omschrijving van hoe we de ander zien o
Zelfomschrijving: voorstel naar de andere om je op een bepaalde manier te zien reactie hierop: Bevestigen (erkennen en al dan niet akkoord gaan) Verwerpen (aandacht aan schenken maar niet akkoord gaan) Of negeren (geen aandacht aan schenken: maakt mensen onzeker omdat ze niet weten wat het effect van hun gedrag is)
WAT BETEKENT DIT IN DE BEROEPSRELATIE? Hulpverlener: kijkt toe van aan de zijkant naar individuen en groepen o o
Maar tegelijkertijd: bewust zijn dat hij/zij samen met het gezin een nieuw systeem vormt Dus: luisteren naar de eigen gevoelens en kijken hoe een communicatie zich recent heeft afgespeeld dreigende relatieconflicten vermijden
Axioma 3: Elke interpunctie is arbitrair: de relatie tussen twee of meer interactiepartners wordt bepaald door hun interpunctie (Wat ik bedoel, is niet perse waar voor een ander) Waarheidsaxioma
Stel dat je met je vriend/vriendin naar een feestje gaat en hij/zij kan het nogal goed vinden met iemand anders, en jij zit het grootste deel van de avond alleen. Je komt ’s avonds thuis en er is grote ruzie. Je zegt: “Waarom moest je nu de hele avond flirten met die ander?”. De ander zegt: “Ik kon bijna niet anders, want jij zat de hele avond alleen”…
“Waarom moet jij nu zo streng zijn met onze kinderen?” antwoord: “Ik kan bijna niet anders, want wie leert hen anders hoe de wereld in elkaar zit?” of: “Ik geef bijna nooit toe, aangezien ze van jou alles mogen”
De ene verklaart z’n gedrag op basis van de ander z’n gedrag (je kunt er altijd nog aan vooraf gaan)
Of: elke interpunctie is arbitrair o o o o
Iedereen denkt dat zijn interpunctie de juiste is Invloed is oneindig: A B A B A (beginpunt = interpunctie = arbitrair!) Bv. bij een scheiding: ‘Waarom zijn jullie uit elkaar gegaan?’ Je kunt altijd een stap verder gaan
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
125
o
Fouten tegen het derde axioma: o o o
Ontkennen van de relativiteit van de interpunctie: niet zien dat je interpunctie arbitrair is “Mijn waarheid is dé waarheid, en ik stap daar niet van af” Hoe opener de psycholoog, de bemiddelaar is in het naast elkaar leggen van al die waarheden, hoe meer mensen daar ook in zullen meegaan (bv. zeer werkbaar in scheidingen)
Waarheid: ontstaat op basis van waarneming en hoe we die interpreteren en selecteren
Enkele vaststellingen: o o o o
Mijn waarheid is niet de waarheid De waarheid bestaat niet De waarheid is relatief Het ordenen van de werkelijkheid kan op verschillende manieren
Mensen nemen een bepaald standpunt in (als ze iets zeggen, denken over iets of iemand, …) o o
o
Vanuit de eigen positie ziet de ene persoon iets anders, op een andere manier, dan de andere Verschillende factoren spelen daarbij mee: Eigen levensgeschiedenis De huidige context De omgangsvormen binnen de verschillende systemen Zintuiglijke selectie Meningsverschillen en conflicten: ontstaan wanneer er slechts één mening mogelijk is en men tracht elkaar te overtuigen van de eigen mening, het eigen gelijk Dit betreft altijd inhoudelijke verschillen
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
Belangrijk in psychotherapie: het is niet omdat het arbitrair is, dat je geen recht hebt om een interpunctie te leggen Belangrijk te zeggen dat je dit begrijpt en dat allebei de interpuncties evenwaardig zijn (vele mensen streven naar de waarheid) Werkt bevrijdend om te zeggen dat iedereen, elk gezinslid, recht heeft op zijn eigen interpunctie, zijn eigen waarheid geen strijd voeren om de waarheid (de waarheid wordt niet ontdekt, maar wordt geconstrueerd) Als psycholoog/therapeut werk je voor iedereen die voor je zit, even veel en even goed belangrijk dat je elk van de waarheden erkent, beluistert, verwoordt, naast elkaar legt en even veel gewicht geeft Iedereen moet zich erkend weten/voelen in zijn/haar eigen waarheid Komt ook voort uit het eerste axioma Meervoudige partijdigheid: je moet met iedereen partijdig kunnen zijn, met iedereen kunnen solidariseren Opleiding: daarmee aan de slag gaan: met wel soort mensen heb ik het moeilijk om partijdig te zijn? zelf in leertherapie gaan, leren mee omgaan Truc: je hoeft geen vrienden te zijn met je cliënt, maar wil niet zeggen dat je niet mee kan gaan in de ander zijn redenering, en partijdig en begrijpend kan zijn Zeer werkbaar axioma met grote effecten in therapie!
126
WAT BETEKENT DIT IN DE BEROEPSRELATIE?
Noodzakelijk om op de hoogte te zijn van de levensgeschiedenis en de vroegere context waarin mensen leefden inzicht in de manier waarop mensen binnen hun systeem met elkaar omgaan en wat hun beleving en visie is over bepaalde situaties en toestanden o
o o
In cliëntgerichte communicatie rekening mee houden: zo kunnen onnodige conflicten voorkomen worden en kunnen waarheden geplaatst worden binnen de context van de cliënt Waarheden kunnen vanuit het contextuele van de cliënt omgebogen worden naar een eventueel meer realistische visie Belangrijk: geen standpunt innemen in familiale conflicten (cfr. meervoudige partijdigheid)
Digitaal = gesproken of geschreven woorden
Analoog = bijna alle non-verbale aspecten
Voorbeeld: “Ik vind het echt heel leuk om hier vanmiddag aan jullie les te geven” op een sombere, niet-enthousiaste manier gezegd axioma 4 en axioma 2 met elkaar verbonden o o
o
Communicatie voor de inhoud (wat) en voor het betrekkingsniveau (hoe) Dit voorbeeld: incongruentie tussen analoge en digitale communicatie wat er gezegd wordt, en de manier waarop, is niet congruent Dan is de kans zeer groot dat de non-verbale communicatie het haalt Ongeveer 2/3 van de communicatiewaarde wordt doorgegeven op een non-verbale manier: hoe je iets zegt is dus het belangrijkst Ander voorbeeld: meer en meer communicatie via geschreven teksten (sms’en, tweets): naast de woorden die we gebruiken, heb je ook nog al die andere tekens (smiley’s) communicatie die de inhoud kwalificeert
Mensen hebben in hun communicatie niet enkel nood aan inhoud, woorden, taal, …, maar ook aan een soort andere taal die bij het gesprokene het non-verbale is, en bij het geschrevene een soort alternatieve reeks symbolen zijn, die de inhoud gaan kwalificeren
Heel belangrijk dat die twee soorten communicatie er zijn!
Fouten tegen het vierde axioma: o
o
Meerduidigheid van analoge communicatie Bv. tranen, vuist,….. Bv. iemand agressief, maar ook Kim Clijsters: trots, ze wil de set binnenhalen Incongruentie tussen digitaal en analoog
DIGITALE TAAL
Afspraken: overeengekomen woorden en tekens om zaken en feiten te benoemen
Verbale taal: overwegend digitaal
Ook niet-verbale signalen kunnen digitaal zijn (bv. verkeerstekens)
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
Axioma 4: Mensen communiceren zowel digitaal als analoog (Mensen beïnvloeden met woorden en vooral zonder woorden)
127
ANALOGE TAAL
Praktisch alle niet-verbale communicatie
Taal die de digitale begeleidt en waarvoor geen eensluidende overeenkomsten bestaan
Erg veel invloed: de manier om digitale taal te ondersteunen, duidelijker of onduidelijker te maken
De wijze van iets overbrengen (analoge taal) kan informatie geven over hoe de boodschap (digitale taal) geïnterpreteerd dient te worden
WAT BETEKENT DIT IN DE BEROEPSRELATIE?
Eerste axioma: grote belangrijkheid in het omgaan met mensen (zeker binnen de beroepsrelatie)
Tweede axioma: leunt daar sterk bij aan soort ‘verlengde’
Alle gedragingen (verbale en non-verbale boodschappen) brengen informatie over noodzakelijk met deze gegevens rekening te houden bij het observeren van mensen
o
Niet voldoende enkel rekening te houden met het inhoudelijke van een boodschap Ook rekening houden met het gedrag of de gedragingen die deze boodschap begeleiden (bv. discrepantie verbaal en non-verbaal gedrag)
Ook rekening houden met het effect dat bepaalde gedragingen hebben op de ander (een boodschap overgebracht door gedrag kan verkeerd geïnterpreteerd worden) geldt niet enkel voor de cliënt, maar ook voor de hulpverlener zelf!
Dus: niet enkel gedragingen observeren, maar ook proberen te achterhalen wat de bedoeling ervan is o o
Regelmatig het effect benoemen dat een bepaald gedrag op ons heeft De bedoeling ervan rechtstreeks of via hypotheses proberen te achterhalen
Alle gedrag heeft een invloed op de ander niet enkel bewust zijn van de gedragingen van de ander, maar ook van onze eigen gedragingen o
Ons gedrag als hulpverlener kan een sterke invloed hebben op hoe de cliënt zich opstelt: afhankelijk, aandachtsvragend gedrag, wel zelfstandig, …
Axioma 5: Elke uitwisseling van communicatie is ofwel symmetrisch ofwel complementair (Wie heeft het voor het zeggen, wie laat het voor het zeggen?)
Gaan we vaak aanduiden met pijltjes o o
Ofwel: Ofwel:
= complementair = symmetrisch
gebaseerd op verschil (leiden – volgen) gebaseerd op gelijkheid (spiegelbeeld)
In communicatie kun je twee posities aannemen: o One-up: initiatief nemen, leiden o One-down: volgen Complementaire communicatie
Maar je hebt ook nog one-up – one-up (of one-down – one down) communicatie: symmetrische communicatie
Alle soorten communicatie, kunnen hierin ingedeeld worden
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
o
128
Op zich is symmetrische en complementaire communicatie altijd goed, zolang er afwisseling is tussen alle (vier) verschillende soorten
Een relatie wordt gekenmerkt door zowel symmetrische als complementaire uitwisselingen o
Fouten tegen vijfde axioma: o
Metacomplementair: ene persoon zorgt dat de andere de leiding neemt, dat de anderen zich complementair opstellen naar elkaar toe Positie van waaruit bemiddelaars of therapeuten vaak werken: de complementariteit tussen de twee anderen stimuleren (positieve vorm) Of moeder die zegt tegen haar zoon: ‘Je moet je niet altijd laten doen door andere mensen! (negatieve vorm, paradox) Er moet een goede afwisseling zijn tussen beide, anders: Symmetrische escalatie / escalerende symmetrie Wanneer beide partners het telkens beter weten (beide communicatiepartners in de one-up kunnen zich nooit in de onedown zetten) Kan voor problemen zorgen binnen partnerrelaties Starre complementariteit Wanneer telkens en constant dezelfde persoon de zaken bepaalt (telkens dezelfde persoon in de one-up en in de one-down)
Elke uitwisseling van communicatie: symmetrisch (gebaseerd op gelijkheid) of complementair (gebaseerd op verschil) betreft het betrekkingsniveau/relatievoorstel Complementaire relatie: hulpverlener neemt bemoederende rol aan, cliënt laat zich verzorgen o Symmetrische relatie: hulpverlener streeft naar autonoom en zelfstandig functioneren van de cliënt Beide vormen wisselen elkaar voortdurend af in het verloop van communicatie tussen twee of meerdere personen (doet zich bv. ook voor in teams)
WAT BETEKENT DIT IN DE BEROEPSRELATIE?
Observeren van de relatiepatronen van het cliëntsysteem: meer zicht krijgen op de regels en loyaliteiten
Aandacht voor deze indeling van communicatie: niet enkel relevant voor het analyseren van het cliëntensysteem, maar ook voor de relatie cliënt-hulpverlener
Algemene Systemen Theorie Inleiding
Bioloog Von Bertalanffy ontwikkelde vanaf 1928 enkele concepten: was geen psycholoog AST = inter/multidisciplinaire richting o
o o
Systeemtherapeuten hebben de neiging zich open te stellen naar veel andere richtingen en disciplines: alles hangt met alles samen, en alles is relevant Maakt het soms ook moeilijk om aan onderzoek te doen Onderzoek is een systematische kijk naar de wereld 2 cruciale vragen:
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
o
129
Waarom is een systeem meer dan de som van de delen? Hoe komt het dat een systeem hetzelfde blijft, maar tegelijkertijd ook verandert? Hoe blijf je gelijk en verander je toch? Welke mechanismen gebruiken systemen om gelijk te blijven en zichzelf te veranderen?
Sprak in 1945 voor het eerst over General Systems Theory lag aan de basis van de AST
Systeemvisie brak na de oorlog goed door, versterkt door bijdragen uit de cybernetica en de informatietheorie
Systeembenadering vond toepassingen in diverse gebieden zoals computerwetenschap, bedrijfspsychologie, ‘community planning’...
Antropoloog Bateson (antropoloog) was de eerste die het systeembegrip toepaste om gestoord gedrag van mensen in groepsverband (bv. gezin) te begrijpen
In de systeemtheorie wordt individueel ongewenst gedrag opgevat als uitdrukkingsvorm van stoornissen in de onderlinge relaties van het systeem waarvan de persoon die dit ongewenste gedrag vertoont, deel uitmaakt o
Psychologen: geïnteresseerd in individueel gedrag mensen komen met dit gedrag in therapie o o o
Bv. exceptioneel angstig, depressief, suïcidaal, geobsedeerd door iets, … De psychologie: proberen dat gedrag te verklaren, voorspellen en behandelen Verschillende manieren: Kijken wat zich afspeelt binnen de persoon (intrapsychische processen) en die een groot stuk kan verklaren waarom iemand een bepaald gedrag stelt, of waarom het fout loopt Kijken naar de interacties die mensen hebben en die het gedrag van die persoon ook beïnvloeden in therapie: werken aan die interacties (interpersoonlijke verbondenheid) ~ Axioma’s van Watzlawick Wat gebeurt tussen mensen: belangrijke impact op het individu Problemen kunnen we via de interacties begrijpen, verklaren en ook behandelen, veranderen Volgend jaar: hoe kan je daar concreet mee gaan werken, vertalen in hypothesen? Maar: interacties staan niet op zich: zijn ook deel van relaties Belangrijk: verband tussen relaties en gedrag AST o Relaties zien als systemen o Niet nodig om het hele gezin in therapie te hebben, om aan gezinstherapie te doen o Omgekeerd kan ook: je kan perfect psychoanalytisch of gedragstherapeutisch te werk gaan en daarbij de partner of het gezin betrekken o Relatie- en gezinstherapie betreft niet per se wie in therapie komt, waar wel op wat je precies focust in die
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
Er loopt binnen een gezin, een groep, een bepaald systeem, iets fout in het onderlinge functioneren en als gevolg daarvan is er één daarvan die een stoornis/probleem gaat vertonen. Binnen die visie is het niet zo belangrijk wie dat is. Er is ook risico op een symptoomverschuiving waarbij een ander persoon die symptomen gaat vertonen
130
therapie (intrapsychische processen vs interpersoonlijke verbondenheid)
Principes Gezin is een systeem met grenzen en georganiseerd in subsystemen (1) o
o
o o
Er zit een bepaalde grens rond het systeem: competenties, kenmerken, eigenschappen, middelen, interesses, … nodig niet iedereen komt er zomaar binnen Interessant: over die grenzen kan er vanalles gezegd worden die grens kan 3 verschillende vormen aannemen: Gesloten (moeilijk informatie/mensen binnen of buiten) Open (iedereen/informatie kan zomaar binnen of buiten) Halfopen semi-permeabel (openheid en flexibiliteit, geen rigiditeit) Een systeem bestaat uit subsystemen, die zelf ook uit subsystemen kunnen bestaan (bv. een gezin met grenzen, dat bestaat uit subsystemen) Functionele en dysfunctionele gezinsstructuren Relatief gegeven: eigenlijk kun je dat niet zo direct zeggen rekening houden met: Context Ontwikkelingsfase gezin Maar toch… criteria voor functioneel gezin: Grenzen t.o.v. buitenwereld, maar tegelijkertijd ook contact/openheid Differentiatie: subsysteem ouders moet duidelijk onderscheiden worden van dat van de kinderen Betrokkenheid: onderlinge cohesie, contact Aanpassing: een gezin moet zich enerzijds kunnen aanpassen aan veranderingen, maar mag zich ook niet teveel aanpassen, anders: chaos Voorbeelden van disfunctionele systemen
Kluwen: “nee, wij doen alles samen. Wij hebben zo’n goede band dat U ons altijd als gezin zult aantreffen” Los-zand: “Ieder van ons is zo’n beetje eigen baas in huis. Zelfstandigheid is voor ons belangrijk. Wij leggen aan elkaar geen verantwoording af. Als ieder maar ‘s avonds thuiskomt om te slapen” Deze 2 voldoen niet aan grenzen en betrokkenheid Maar dat is een continuüm: veel gezinnen bevinden zich in het midden
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
131
o
Grens rond het gezin onderscheidt het van het sociale systeem waarin het is ingebed (2) o
o
De grens rond gezin moet semi-permeabel zijn voor adaptatie en overleven (3) o o
Zowel barrières als openheid: beste manier voor het overleven van het systeem Bertalanffy (bioloog): voorbeeld van een vijver Grens rond nodig: hier stopt het bos of begint de weide Ook interactie nodig tussen het bos en de vijver of het bos en de vijver Wil je overleven, dan moet je op een semi-permeabele manier in interactie staan met je omgeving
Gedrag van elk gezinslid is bepaald door interactiepatronen die alle leden binden (iedereen verbonden met iedereen / verandering in 1 iets/iemand heeft effect op allen) (4) o o
o o
Alles hangt met alles samen: dus ook geïnteresseerd in de sociale context, het sociale systeem waar het gezinssysteem deel van uitmaakt (welke vrienden/kenniskring, school, …) Alles, iedereen is normatief invloed van de sociale context
~ Watzlawick Interessant: mensen komen vaak in therapie met de idee om de rest van de wereld (en niet zichzelf) te veranderen mensen leren: door zelf iets (niet) te doen, kun je een enorm effect hebben Zeer hoopvol: als ik iets verander, verandert iedereen met mij mee Je kan dus wel degelijk met één individu relatie- en gezinstherapie geven: je kan zeer goed met één individu zeer veel veranderen in de relaties, interacties en betrokkenheid dat dat individu heeft met anderen
Patronen in gezinsinteracties zijn regelgestuurd en recursief. Regels kunnen worden geïnfereerd door het observeren van zich herhalende episodes van gezinsinteracties. (5) o o o
o
Waarover moet je het hebben? Patronen in interactie, gaan zich in verschillende inhoudsgebieden herhalen Interacties zijn recursief: ze herhalen zich in verschillende inhoudsdomeinen Inhoud van een conflict is ondergeschikt aan de manier waarop het zich voordoet Dus: waarover je het hebt, is niet zo belangrijk (voorbeeld: telefoongesprek over Thuis) Interacties zijn regelgestuurd: er zitten bepaalde regels achter Bv. waar zit iedereen aan tafel, wie zet de vuilbakzakken buiten, … Veel van die regels worden niet onderhandeld of geëxpliciteerd: het zijn dingen die wij weten, regels en afspraken onder mensen Sommige regels zijn duidelijk en expliciet, andere regels zijn impliciet Relaties/interacties én gedrag zijn contextafhankelijk (school vs gezin vs partnerrelatie)
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
Wat zorgt ervoor dat een gezin als systeem, meer is dan de som van de delen? De organisatie: met grenzen, subsystemen Relatie- en gezinstherapie: kijken naar de grenzen, wie doet wat met wie, wat is de sociale context waarin dat gezin zit ingebed, welke informatie gaat waar/naar binnen/buiten, …? Allerlei manieren: niet enkel verbaal, maar ook niet-verbaal Bv. hoe mensen gaan zitten Je kan al veel vragen verzinnen, alleen al op basis wat je daar ziet
132
A --> B --> C --> A --> B … idee van circulaire causaliteit bij beschrijven en verklaren gezinsinteracties o
o
o
Schuldvraag is niet aan de orde: nooit zoeken naar ‘Waarom’ (= schuldinducerend), maar wel ‘Waarvoor’ Eindeloze invloed, elke interpunctie is arbitrair (~ Watzlawick) Uitzondering misbruik en geweld Verkrachting, partnergeweld, … daar geldt die regel niet (dat iedereen recht heeft op een eigen interpunctie) Want: ethisch niet verantwoord: het syteemdenken heeft een limiet (die regel geldt alleen wanneer het gaat om ethisch aanvaardbaar gedrag!!) ! Hiërarchie (6)
In een gezin zijn er zowel processen die veranderingen tegengaan (morfostase of homeostase) als promoten (morfogenese) (7) o
o
o
Een gezin moet gelijk blijven, maar ook continu veranderen (want: er kan vanalles gebeuren) daar zijn systemen voor Veranderen = morfogenese Gelijk/stabiel blijven = morfostase/homeostase Beide mechanismen zijn aanwezig en moeten ook aanwezig zijn In therapie komen er bv. mensen die worstelen met verandering Gezin moet overleven als coherent systeem stabiliteit behouden door homeostase Recursieve patronen met stabiele rollen, routines, regels, … voorspelbaar: zorgen ervoor dat zaken hetzelfde blijven, en die stabiliteit is heel belangrijk Geven ons informatie dat het leven ‘nog altijd hetzelfde is’ Bv. elke dag vragen “Hoe gaat het? Hoe was het op je werk?”, of elke vrijdagavond frietjes met kip eten, of iedereen heeft zijn vaste plaats aan tafel, … Kleine, ‘banale’ zaken hebben een belangrijke rol/waarde: signaleren stabiliteit Gezin moet groeien in ontwikkelings-cyclus mechanismen voor transisties en onverwachte gebeurtenissen Ingewikkeld
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
Heel veel van het werk in de relatie- en gezinstherapie gaat over impliciete regels, over verwarring omtrent regels Heel veel van het gedrag en moeilijkheden, hebben te maken met te weinig expliciete regels, of verschillende interpretaties van regels, of andere regels die mensen in hun hoofd hebben Er zit altijd íets achter gedrag en interacties: het gedrag van mensen is niet dom, mensen doen altijd iets vanuit de idee van een regel (voorbeeld agency – kinderen met gescheurde/verfrommelde kleren naar school) Het is zo belangrijk om ervan uit te gaan dat mensen dingen doen, omdat ze dat zo bedacht hebben belangrijk om zich bewust te zijn van de achterliggende regels Een psycholoog mag daarin naïef zijn: aan de mensen zelf vragen (soms weten ze het ook niet, dan moet je zelf op zoek gaan) Gedrag heeft altijd betekenis: is regelgestuurd en recursief
133
Binnen een gezin kan iemand (IP) problematisch gedrag ontwikkelen bij gebrek aan bronnen voor morfogenese (8) o o
Negatieve feedback = afwijking reducerende feedback behoudt homeostase en dient de morfostase (9) o o
o
o
Kleine stappen zijn belangrijk Soms zijn veranderingen wel discontinu Mogelijk runaway of sneeuwbal effect
Individuen en subsystemen binnen een gezin kunnen zowel complementaire gedragspatronen vertonen (11) o o o
Reactie gezinsleden op verminderen symptoom Metafoor van een thermostaat: mechanisme (sensor) gevoelig voor de omgevingstemperatuur, dat 2 soorten informatie kan krijgen: de toestand is goed (er gebeurt niets), of de toestand is niet goed (verandering) Mensen: krijgen 2 soorten informatie: negatieve (het is goed zoals het is; dient de morfostase) en positieve (het is niet goed zoals het is; dient de morfogenese) feedback deze informatie heeft niets met de valentie te maken Men is continu sensitief voor informatie
Positieve feedback = afwijking versterkende feedback, dient de morfogenese (10) o
Het symptoom heeft de positieve functie om homeostase te behouden Gezinnen komen vaak in therapie, als er geen bronnen zijn voor morfogenese, als ze niet kunnen veranderen
symmetrische als
Symmetrisch: gedrag van 1 gezinslid lokt onveranderlijk eenzelfde type gedrag uit bij ander gezinslid Complementair: meer dominant gedrag bij 1 lid lokt meer submissief gedrag uit bij ander gezinslid, en omgekeerd ! Therapeut in one-down Cfr. Watzlawick, 5e axioma
Positieve en negatieve feedback is nieuwe informatie en dit impliceert verschil (12) o
o
o
Beide soorten informatie: even belangrijk ook in therapie veel mee werken Hoe communiceer je aan elkaar dat dingen oké zijn of moeten veranderen, hoe sensitief ben je daarvoor, hoe ga je daarmee om, …? Difference that makes the difference: Die twee soorten informatie: het verschil dat het verschil maakt Beide soorten informatie maken het verschil, ze doen iets, ze zeggen iets Iets blijft hetzelfde of gaat veranderen Circulaire vragen (in therapie) om verschil te maken: wat maakt het verschil? Voor wie maakt een verandering het meeste verschil? Wie zou daar het heftigst op reageren? Wie zou wat kunnen doen dat er al één stap vooruit wordt gegaan? Bv. bij een koppel: elkaars zinnen laten zeggen (welke informatie delen ze?)
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
Morfogenese: nodig voor 2 redenen: De natuurlijke groei Groei voor meer onverwachte zaken (bv. ernstig ziekte, handicap, …)
134
In een gezin kan verschil worden gemaakt tussen verandering van eerste en tweede orde (13) o
o o
Binnen systeemtheorie kan onderscheid worden gemaakt tussen eerste en tweede orde cybernetica (14) o
o
1e orde: regels blijven, andere toepassing/modaliteit/interactie (bv. om kwart voor 9, i.p.v. om half 9 slapen moeder beslist nog steeds wanneer het kind gaat slapen) 2e orde: regels veranderen, discontinu, ! in ontwikkelingscyclus en therapie (bv. kind mag zelf beslissen wanneer het gaat slapen tussen 8 en 9u) In therapie: vaak mensen die geen tools hebben voor morfogenese, die niet kunnen veranderen (niet sensitief, of een rigide systeem, …) belangrijk dat er genoeg verandering is van 2e orde (niet alleen de interactie verandert, maar ook de regels erachter): morfogenese vraagt genoeg verandering van 2e orde
1e orde: therapeut kan observeren, assessment doen, hypothesen maken en interveniëren zonder deel te worden van het nieuw geheel (structureel, strategisch, MRI) 2e orde: relatie en gezinstherapeut altijd deel van nieuw geheel (systeem + therapeut). Hier ook morfostase en morfogenese (sociaal constructionisme) Als we het systeemdenken serieus nemen, klopt de redenering bij 1e orde cybernetica niet: want, als psycholoog ben je deel van het systeem Voorbeeld: jouw aanwezigheid als therapeut kan leiden tot sociale wenselijkheid en dus een invloed hebben op het gedrag (bv. op de manier waarop men gaat zitten) Je maakt als psycholoog deel uit van de morfostase en morfogenese, de psycholoog kan zelfs een stabiliserende factor zijn in het systeem, deel zijn van de stabiliteit (en dan verandert er eigenlijk niks) Daar hoeft wel niet altijd iets aan gedaan te worden Verschil tussen een meer modernistische-positivistische visie op psychotherapie en een meer postmodernistische visie op psychologie o Je wordt als psycholoog mee deel van het systeem
Binnen sociale systemen worden recursieve patronen die aanwezig zijn in één deel van het systeem herhaald in andere delen van het systeem (15) o o
o o o
Genogrammen, stambomen, intergenerationale overdracht: je wordt niet geboren in een vacuüm, maar in een geschiedenis en context, in generaties voor jou, … Zeer interessant om met mensen (en ook voor jezelf) een genogram, stamboom te maken: van waar kom ik en wat weet ik van mijn familie? Gaat om het intergenerationele, de relaties Intergenerationeel (misbruik, alcohol) Triades in gezin gerepliceerd in therapie met therapeut in ouderrol Triades in gezin gerepliceerd in relatie met school
Samenvattend GRENZEN 1.
Gezin met grenzen en subsystemen
2. Grens met sociaal systeem
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
135
3. Semipermeabele grens
PATRONEN 4. Gedrag elk gezinslid afhankelijk van patronen die alle leden binden 5. Interacties = regelgestuurd en recursief 6. Circulaire causaliteit
STABILITEIT / VERANDERING 7. Morfostase en morfogenese Stabiliteit 8. IP bij gebrek aan morfogenese 9. Negatieve feedback dient morfostase Verandering 10. Positieve feedback dient morfogenese 11. Symmetrisch en complementair gedrag 12. Positieve en pi (??) feedback is nieuwe info 13. Verandering van eerste en tweede orde
14. Cybernetica van eerste en tweede orde 15. Isomorphysmen
Algemene Systemen Theorie (Leon Von Bertalanffy) / Cybernetica
COMPLEMENTARITEIT
136