Aap, Noot,.…KIES! Een evaluatieonderzoek naar de voorlichtingscampagne ‘Campagne Alfabetisering’ in de gemeente Hoogezand-Sappemeer
Woorden roepen door elkaar Pak mij dan, als je kan Ik roep: ‘blijf toch staan!’ ‘Wat heb ik jullie aangedaan?’ Deelnemer NT-1 cursus, KAN Amsterdam
Afstudeerscriptie in het kader van de Master Pedagogiek Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
Auteur: Begeleiding:
Tweede Beoordelaar: In samenwerking met: Voorkant: Groningen, oktober 2005
Pauline M.J. Coppens ROC Noorderpoortcollege HoogezandSappemeer, Afdeling Educatie Mevr. J. van der Meulen Mevr. M. Haring Mevr. C. Bleeker Rijksuniversiteit Groningen Prof. Dr. M. van der Kamp Dr. J.J.M. Zeelen ROC Noorderpoortcollege HoogezandSappemeer, Afdeling Educatie Gemeente Hoogezand-Sappemeer Christian Awater
Voorwoord De eerste keer dat ik hoorde dat er in Nederland 1,5 miljoen volwassen functioneel analfabeten zijn was ik met stomheid geslagen. Kunnen lezen en schrijven, dat zo vanzelfsprekend is als ademhalen, is blijkbaar niet zo vanzelfsprekend voor veel mensen. Vanaf het moment dat ik van dit aantal hoorde heeft het me niet meer losgelaten. Wie zijn deze mensen, waarom kunnen ze niet (goed) lezen en schrijven en tegen welke problemen lopen ze aan in het dagelijkse leven? Al snel werd, tijdens het lezen van literatuur en het voeren van gesprekken met docenten, duidelijk dat het een moeilijke opgave is om deze mensen te bereiken; want hoe bereik je mensen zonder het geschreven woord? Natuurlijk is er de televisie en de radio, maar zijn deze informatiebronnen voldoende om de mensen te bereiken? Al jaren wordt er, onder andere, door belangenverenigingen, onderzoekers en NT-1 docenten aandacht gevraagd voor de problematiek rondom functioneel analfabetisme. In 1990 werd in Nederland het startsein gegeven voor het Internationale Jaar van de Alfabetisering, waarbij het doel was dat analfabetisme in het jaar 2000 in Nederland verdwenen moest zijn. Toen eind jaren ’90 duidelijk werd dat het doel nog lang niet was behaald, is er in 2002 het ‘Landelijk Actieplan Alfabetisering Autochtonen’ opgezet. Een initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap waarbij de uitvoering in handen van het CINOP werd gegeven. Het Landelijk Actieplan bevat een meerjarenplan, dat tot 2006 zal lopen, waarin verschillende doelstellingen zijn opgenomen. Een belangrijke doelstelling van het Actieplan, is door de samenwerking van verschillende actoren binnen gemeenten, autochtone (functioneel) analfabeten te bereiken. De gemeente Hoogezand-Sappemeer is één van de gemeenten die hier gehoor aan heeft gegeven. In samenwerking met de afdeling Educatie van het Noorderpoortcollege in deze gemeente, heeft er eind 2004 in het Noorderpoortcollege een startconferentie plaatsgevonden. De startconferentie was het begin van de ‘Campagne Alfabetisering’, met als doel het werven van autochtone functioneel analfabeten in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. In deze afstudeerscriptie wordt het tussentijdse evaluatieonderzoek van de voorlichtingscampagne ‘Campagne Alfabetisering’ gepresenteerd. Een evaluatieonderzoek uitgevoerd bij toeleiders in de gemeente Hoogezand-Sappemeer en deelnemers die een NT-1 cursus volgen bij het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer. Deze afstudeerscriptie is uitgevoerd in het kader van de Master Pedagogiek. In dit voorwoord wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken om een aantal personen te bedanken, allereerst mijn begeleiders vanuit de Rijksuniversiteit Groningen. Prof. dr. Max van der Kamp wil ik bedanken voor zijn begeleiding, het stimuleren van mijn persoonlijke invalshoek en de kennismaking met het werkveld. Dr. Jacques Zeelen voor zijn interesse en het optreden als tweede beoordelaar. Vervolgens wil ik de heer Bersee, werkzaam bij het CINOP in ’s-Hertogenbosch, bedanken voor al het (aanvullende) informatiemateriaal, de inzichtelijke gesprekken over de landelijk aanpak van functioneel analfabetisme en het kritisch lezen van deze afstudeerscriptie. Hank Gronheid, NT-1 docente bij het KAN (Kenniscentrum Alfabetisering Nederlandssprekenden) in Amsterdam wil ik bedanken voor de tijd die ze heeft vrij gemaakt om mij rond te leiden door het KAN. Daarnaast wil ik haar bedanken voor alle informatie en het voorlichtingsmateriaal van het KAN voor verdere verdieping in mijn afstudeerscriptie.
Aap, Noot,….KIES!
1
De gemeente Hoogezand-Sappemeer, in het bijzonder Adine Atzenie, wil ik bedanken voor alle benodigde achtergrondinformatie over (de aanzet tot) de voorlichtingscampagne. Natuurlijk mag ik in dit dankwoord de begeleiding vanuit het Noorderpoortcollege niet vergeten. De afgelopen maanden zijn voor mij een erg leerzame en waardevolle periode geweest waarvoor ik een aantal personen wil bedanken. In de eerste plaats de leidinggevende, Johanna van der Meulen en de NT-1 docenten en in het bijzonder Corien Bleeker en Margriet Haring voor de begeleiding, de steun en het enthousiasme waar ik steeds weer energie voor tien van kreeg. Daarnaast Verder wil ik de toeleiders bedanken voor de inzet en medewerking aan de interviews. Daarnaast de deelnemers die de lange vragenlijst hebben ingevuld. Dank jullie wel voor de tijd en inzet die jullie daarvoor hebben gegeven. Tot slot wil ik jullie bedanken voor de persoonlijke gesprekken en de inzichten die jullie hebben gegeven over hoe het is om niet (goed) te kunnen lezen en schrijven. Functioneel analfabetisme; het onderwerp dat centraal staat in deze afstudeerscriptie. Het schrijven van een afstudeerscriptie over mensen die zelf niet (goed) kunnen lezen en schrijven; een bijzondere gewaarwording. Groningen, september 20005 Pauline M.J. Coppens
Aap, Noot,….KIES!
2
Inhoudsopgave Voorwoord
1
H1
Inleiding
7
H2
Theoretische uitgangspunten
9
2.1 Probleemstelling en onderzoeksvragen 2.1.1 Probleemstelling 2.1.2 Onderzoeksvragen
9 9 9
H3
2.2 (Functioneel) analfabetisme 2.2.1 (functioneel) analfabetisme; wat is dat? 2.2.2 The International Adult Literacy Survey (IALS) 2.2.3 Functioneel analfabeten; over wie hebben we het? 2.2.4 Gevolgen 2.2.5 Eén voor allen en allen voor één?
11 11 12 13 15 16
2.3 Volwasseneducatie 2.3.1 Hoe hoog is de drempel? 2.3.2 Over de drempel? 2.3.3 Basiseducatie in een jasje 2.3.4 NT- 1 onderwijs
20 20 21 23 27
2.4 Voorlichting 2.4.1 Voorlichting?? 2.4.2 Theory of planned behavior 2.4.3 Gedragsverandering 2.4.4 Voorlichting en moeilijk bereikbare doelgroepen
31 31 32 32 34
2.5 Een terugblik
35
Een kijkje in de keuken
36
3.1 Inleiding
36
3.2 Landelijk Actieplan Alfabetisering Autochtonen 3.2.1 Kanttekening vanuit de theorie
36 37
3.3 De regio in actie 3.3.1 ‘Zelf kunnen…’ in de gemeente Amsterdam 3.3.2 ‘Campagne Alfabetisering’ in de gemeente Hoogezand-Sappemeer 3.3.3 Kanttekening vanuit de theorie
38 38 39 40
Aap, Noot,….KIES!
3
H4
H5
Aanpak van het onderzoek
41
4.1 Inleiding
41
4.2 Deelonderzoek Toeleiders
41
4.3 Onderzoeksprocedure 4.3.1 Voorbereiding 4.3.1.1 Het interview 4.3.1.2 De onderzoeksgroep 4.3.2 Het verzamelen van de gegevens 4.3.3 Het analyseren van de gegevens
42 42 42 42 44 44
4.4 Methodologische kwaliteit 4.4.1 Betrouwbaarheid 4.4.2 Validiteit
45 45 45
4.5 Deelonderzoek Deelnemers
46
4.6 Onderzoeksprocedure 4.6.1 Voorbereiding 4.6.1.1 De vragenlijst 4.6.1.2 De onderzoeksgroep 4.6.2 Het verzamelen van de gegevens 4.6.3 Het analyseren van de gegevens
47 47 47 48 49 49
4.7 Methodologische kwaliteit 4.7.1 Betrouwbaarheid 4.7.2 Validiteit
51 51 52
De toeleiders aan het woord
54
5.1 Inleiding
54
5.2 Thema: Bedrijf / Instelling 5.2.1 Bedrijf 5.2.2 Instelling 5.2.3 Bedrijfscultuur
54 54 54 55
5.3 Thema: Voorlichtingscampagne 5.3.1 Nationaal en Regionaal 5.3.2 (Functioneel) analfabetisme 5.3.3 Bekendheid NPC en NT-1
56 56 57 58
5.4 Thema: Awareness 5.4.1 Signalering 5.4.2 Coping
59 59 60
Aap, Noot,….KIES!
4
H6
H7
5.5 Thema: Werving 5.5.1 Verantwoordelijkheid 5.5.2 Bereiken van de doelgroep 5.5.3 Stimulering deelname NT-1 5.5.4 Belangen 5.5.5 Toekomst
62 62 63 64 66 67
5.6 Een overzicht
68
De deelnemers in beeld
70
6.1 Inleiding
70
6.2 Algemene informatie over de deelnemers 6.2.1 Een terugblik
70 73
6.3 Schoolervaringen in het verleden 6.3.1 Een terugblik
74 77
6.4 Voorlichtingscampagne (functioneel) analfabetisme 6.4.1 Een terugblik
78 80
6.5 Deelname NT-1 onderwijs 6.5.1 Een korte terugblik
82 82
6.6 Organisaties 6.6.1 Een korte terugblik
82 83
6.7 Ervaringen Noorderpoortcollege 6.7.1 Een terugblik
84 87
6.8 Coping 6.8.1 Een terugblik
88 91
6.9 Een overzicht
92
Conclusies en aanbevelingen
94
7.1 Inleiding
94
7.2 Onderzoeksvragen Toeleiders
94
7.3 Onderzoeksvragen Deelnemers
97
7.4 Terug naar de Probleemstelling
99
7.5 Aanbevelingen 7.5.1 Inleiding
101 101
Aap, Noot,….KIES!
5
7.5.2 Voorlichtingscampagne 7.5.3 Vervolgonderzoek
101 103
Dankwoord
105
Literatuur
106
Bijlagen Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VI Bijlage VII
Interviewleidraden Schema thema’s toeleiders/schematische weergave resultaten Vragenlijst deelnemers Homogeniteit Kruistabellen Ervaringen Noorderpoortcollege (tabellen) Persoonlijke verhalen van deelnemers
Aap, Noot,….KIES!
6
H 1. Inleiding ‘De zijn er vandaag dag komma vijf één volwassenen miljoen kunnen die lezen niet goed en schrijven. Miljoen een allochtonen en half een autochtonen miljoen in Nederland. Deel een klein slechts deze groep van lees neemt aan deel schrijf en voor groepen volwassenen.’ Heeft u moeite met het lezen van de bovenstaande tekst? Ongeveer 1,5 miljoen volwassenen in Nederland heeft dagelijks moeite met lezen en schrijven van teksten. Dat komt neer op 13 procent van de volwassen Nederlandse bevolking. Het gaat daarbij om een half miljoen volwassenen van allochtone afkomst en een miljoen volwassenen van autochtone afkomst. De meesten van hen hebben wel leren lezen, schrijven en rekenen, maar hun vaardigheden zijn vaak onvoldoende om in het dagelijks leven uit de voeten te kunnen met de voorkomende schrijf-, lees- rekentaken (Bersee & Neuvel, 2004). Als het om deze doelgroep gaat wordt er in verschillende literatuur verwezen naar ‘functionele geletterdheid’, ‘laaggeletterden’, ‘functioneel analfabeten’. Er is niet één vaststaande begripsaanduiding voor deze doelgroep. In deze afstudeerscriptie is zal er gebruik worden gemaakt van het begrip ‘functioneel analfabetisme’ en zal nader worden toegelicht in het volgende hoofdstuk. De bovenstaande uitkomsten zijn afkomstig uit de zogeheten ‘International Adult Literacy Survey’ (IALS). In dit onderzoek, uitgevoerd in zeven landen, wilde men internationaal de spreiding nagaan van lees-en rekenvaardigheden bij volwassenen in relatie tot sociaal demografische gegevens en werk (Bohnenn, e.a., 2004). Na de publicatie van deze uitkomsten in 1995 hebben er nog twee vervolgonderzoeken plaatsgevonden, waarvan de laatste uitkomsten in 2000 gepubliceerd zijn. De uitkomsten uit het eerste IALS onderzoek openden de ogen van velen en leidde ertoe dat er in Nederland een actieve houding betreffende deze problematiek in gang werd gezet. In het volwassenonderwijs worden autochtone functioneel analfabeten en allochtone functioneel analfabeten van elkaar onderscheiden. In deze afstudeerscriptie zal de aandacht gevestigd worden op de autochtone functioneel analfabeten. In 2000 heeft de Stichting ABC de nota ‘Alfabetisering Autochtone Nederlanders 2000+ uitgebracht. Deze nota gaf als belangrijkste aanbeveling: een nieuwe start maken met onderwijs aan volwassen Nederlandstalige analfabeten. Voor deze nieuwe start werd een vijfjarenplan uitgezet; één jaar ter voorbereiding, drie jaar als uitvoering van de campagne en één jaar ter evaluatie, onderzoek en implementatie. Daarna zou vaststelling van nieuw duurzaam beleid moeten volgen. Bij het actieplan ging het vooral om de volgende aspecten: voorlichting, publiciteit, werving, omvang en kwaliteit van het cursusaanbod, deskundigheid van docenten. Een landelijk, professioneel opgezette voorlichting- en wervingscampagne moest de vraag die bij de doelgroep aanwezig is, maar die om verschillende redenen niet gesteld wordt, expliciet maken (Stichting ABC, 2003, 12). Deze nota stond aan de wieg van het ‘Landelijk Actieplan Alfabetisering Autochtone Nederlanders’ die in september 2002 van start is gegaan en nog tot 2006 zal lopen. Bohnenn e.a. (2004, 31) beschrijven de bedoeling van het actieplan als volgt: ‘een duurzame impuls geven aan verhoging van geletterdheid van autochtone Nederlanders en een publiciteitscampagne opzetten die zowel gericht is op het algemene publiek en relevante intermediairs als op de doelgroep zelf en de naaste omgeving. Uit verschillende onderzoeken, waaronder de nota ‘ABC als Deltaplan’ van de Stichting Belangenbehartiging Alfabetisering (ABC) in 2003, blijkt dat de doelgroep zelf nog steeds moeilijk te bereiken is. Bersee en Neuvel (2004) beschrijven de (autochtone) functioneel analfabeten daarnaast als een doelgroep die nauwelijks te motiveren is tot onderwijs. De drempel om deel te nemen is erg hoog. Enkele drempels zijn schaamte, negatieve schoolervaringen en faalangst. Mensen hebben vermijding- en copingstrategieën ontwikkeld
Aap, Noot,….KIES!
7
waarmee ze zich staande kunnen houden in het dagelijks leven. Strategieën waardoor de omgeving niet weet dat iemand functioneel analfabeet is. Daarnaast dragen deze strategieën ertoe bij dat mensen nauwelijks deelnemen aan volwassenonderwijs. Volgens Bersee en Neuvel (2004) vraagt de benadering en bediening van de doelgroep een grote mate van intensieve zorg. Een persoonlijke benadering vanuit Regionale Opleidingcentra (ROC’s), de omgeving, hulpverleners, sociale dienst of werkgever is noodzakelijk. Sinds de hernieuwde aandacht voor de autochtone functioneel analfabeten zijn ook gemeenten zich weer bewust van het probleem. Binnen de Regio Centraal Groningen (RCG) werken acht gemeenten al jaren met elkaar samen voor de beleidsterreinen volwasseneducatie en inburgering. Binnen de regio zijn drie subregio’s te onderscheiden: Groningen/Haren, Westerkwartier (Leek, Grootegast, Marum en Zuidhorn) en HoogezandSappemeer/Slochteren. Voor educatie wordt eens in de vier jaar met de ROC’s een bestedingsplan opgesteld waarin globaal de vraag van de RCG wordt benoemd. In de educatieve vraagbepaling van 2003 wordt vermeld, dat na een gesprek met de wethouder van Onderwijs (de heer Drost) en de beleidsambtenaren Sociale Zaken en Onderwijs van de gemeente Hoogezand-Sappemeer, er onder andere aandacht besteed moet worden aan de doelgroep (functioneel) analfabeten in de gemeente. De afdeling Onderwijs heeft in overleg met het ROC Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer besloten een wervingsplan en, daaruit voort vloeiend, een voorlichtingscampagne op te zetten om de autochtone (functioneel) analfabeten in deze gemeente te bereiken. Het werven van deze doelgroep, om uiteindelijk deel te nemen aan het cursusaanbod om beter te leren lezen en schrijven, is door het Noorderpoortcollege opgepakt en uitgevoerd en wordt ondersteund door de gemeente. In november 2004 heeft er in het Noorderpoortcollege een startconferentie plaatsgevonden, die geopend werd door Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Laurentien van Oranje. Met deze startconferentie werd het startschot gegeven voor de ‘Campagne Alfabetisering’ om autochtone functioneel analfabeten te bereiken. Deze voorlichtingscampagne richt zich voornamelijk op twee doelgroepen: autochtone functioneel analfabeten en toeleiders. De toeleiders zijn instellingen, mensen en bedrijven die, zonder zich daar altijd bewust van te zijn, te maken hebben met autochtone functioneel analfabeten. Om deze twee doelgroepen te bereiken zijn verschillende communicatiemiddelen ingezet. De uitvoering van de voorlichtingscampagne loopt nu enkele maanden en zal tot 2006 voortduren. Nu de voorlichtingscampagne enkele maanden actief is, is het Noorderpoortcollege geïnteresseerd in het verloop van de campagne. Er is daarom vanuit het Noorderpoortcollege voor gekozen om deze voorlichtingscampagne te laten evalueren. Deze afstudeerscriptie is de rapportage van deze tussentijdse evaluatie. Deze afstudeerscriptie is in de eerste plaats geschreven voor het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer. Daarnaast beoogt de scriptie ieder geïnteresseerd persoon in te leiden in de problematiek rondom functioneel analfabetisme en hopelijk, in de toekomst, een kleine bijdrage te kunnen leveren aan het terugbrengen/verminderen van het aantal autochtone functioneel analfabeten, om te beginnen in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. In het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de probleemstelling, de onderzoeksvragen en de theoretische uitgangspunten van het onderzoek. Belangrijke onderwerpen die aan bod zullen komen zijn bijvoorbeeld ‘wat is functioneel analfabetisme nou eigenlijk?’, ‘volwasseneducatie’ en ‘voorlichtingcampagnes’. Hoofdstuk drie zal enkele voorlichting campagnes beschrijven, zowel landelijk als regionale campagnes. In hoofdstuk vier zal de aanpak van het onderzoek aan bod komen waarbij ingegaan wordt op de deelonderzoeken bij de toeleiders en de deelnemers van de cursus om beter te leren lezen en schrijven. De resultaten van het onderzoek worden in hoofdstuk vijf en zes gepresenteerd. Hoofdstuk zeven zal de rij sluiten met de conclusies en aanbevelingen.
Aap, Noot,….KIES!
8
H 2. Theoretische uitgangspunten 2.1 Probleemstelling en onderzoeksvragen 2.1.1 Probleemstelling In het verleden heeft het Noorderpoortcollege enkele middelen en materialen ingezet om autochtone functioneel analfabeten te bereiken, welke in meerdere en mindere mate succesvol waren. Een startconferentie en daaruit voortvloeiende voorlichtingscampagne, met de omvang zoals die nu is ingezet heeft nog niet eerder plaatsgevonden. Het Noorderpoortcollege is geïnteresseerd in hoeverre de voorlichtingscampagne tot nu toe zijn doel heeft bereikt. De probleemstelling van dit evaluatieonderzoek luidt als volgt: In hoeverre heeft de voorlichtingscampagne van het ROC Noorderpoortcollege bijgedragen aan het bereiken van de autochtone functioneel analfabeten in de gemeente HoogezandSappemeer? 2.1.2 Onderzoeksvragen De probleemstelling wordt uitgewerkt in twee deelonderzoeken, verdeeld in een onderzoek bij toeleiders en een onderzoek bij de deelnemers aan het NT-1 onderwijs. NT-1 onderwijs omvat lees-en schrijfcursussen voor Nederlandstalige volwassenen. Er zal in het vervolg van deze afstudeerscriptie de term ‘deelnemers’ gebruikt worden wanneer er verwezen wordt naar de autochtone functioneel analfabeten, die reeds een NT-1 cursus volgen aan het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer. De term ‘toeleiders’, reeds genoemd in de inleiding, verwijst naar instellingen, mensen en bedrijven die, zonder zich daar altijd bewust van te zijn, te maken hebben met autochtone functioneel analfabeten. De onderzoeksvragen die worden uitgewerkt, om een antwoord te kunnen geven op de probleemstelling, zijn verdeeld over de twee deelonderzoeken. Er is gekozen voor de volgende onderzoeksvragen: Onderzoeksvragen Toeleiders 1. In hoeverre zijn de toeleiders op de hoogte van (functioneel) analfabetisme en van de voorlichtingscampagne? 2. In hoeverre heeft de voorlichtingscampagne bijgedragen aan (een vergroting van) de bewustwording van de problematiek rondom functioneel analfabetisme? 3. In hoeverre heeft de voorlichtingscampagne bijgedragen aan de bekendheid van het NT-1 cursusaanbod bij het ROC Noorderpoortcollege? 4. In hoeverre hebben de toeleiders gebruik gemaakt van de voorlichtingscampagne om de doelgroep te bereiken?
Aap, Noot,….KIES!
9
Onderzoeksvragen Deelnemers 1. In hoeverre zijn de deelnemers op de hoogte van de voorlichtingscampagne? 2. Hoe ervaren de deelnemers de NT-1 cursus die hen aangeboden wordt door het Noorderpoortcollege? 3. In hoeverre heeft de NT-1 cursus bijgedragen aan de zelfredzaamheid van de deelnemers? 4. In hoeverre heeft de voorlichtingsbijeenkomst bijgedragen aan de toegankelijkheid van het NT-1 cursusaanbod?
Aap, Noot,….KIES!
10
2.2 (functioneel) analfabetisme Verbazing en ongeloof zijn enkele reacties die regelmatig geuit worden wanneer men voor het eerst verneemt dat Nederland ongeveer 1,5 miljoen functioneel analfabeten telt. Deze reacties worden vaak gevolgd door de vraag hoe dat mogelijk is, aangezien iedereen toch (verplicht) onderwijs heeft genoten. Er wordt vanuit gegaan dat iedereen daarom ook kan lezen en schrijven. Helaas is dat niet het geval. Maar voordat er verder ingegaan kan worden waarom er nog steeds zoveel functioneel analfabeten in Nederland zijn, is het van belang eerst een antwoord te geven op de vraag wat functioneel analfabetisme is. 2.2.1 (Functioneel) analfabetisme; wat is dat? Analfabetisme betekent, niet kunnen lezen en schrijven. Volgens de Stichting Belangenbehartiging Alfabetisering, kortweg ABC, zijn er in Nederland nog ongeveer 250.000 autochtone volwassenen die helemaal niet kunnen lezen en schrijven (ABC, 2003). Wanneer we spreken over functioneel analfabetisme gaat het om andere (grotere) aantallen. Het begrip ‘functioneel analfabetisme’ wordt volgens het ABC (2003) als volgt omschreven: ‘iemand die niet goed genoeg kan lezen, schrijven en rekenen om in staat te zijn op een juiste manier te handelen in het persoonlijke leven, in eigen omgeving en werk of studie, is functioneel analfabeet’. De UNESCO (onderwijsorganisatie van de Verenigde Naties) definieert functionele geletterdheid als ‘de vaardigheid om schriftelijke informatie die functioneel is in het leven van alledag (thuis, op het werk, en in de samenleving) te begrijpen en adequaat te gebruiken’(Bersee & Neuvel, 2004). De definitie van de UNESCO geeft tevens aan wanneer er sprake is van functionele ongeletterdheid. Er is dan sprake van functionele ongeletterdheid wanneer men niet in staat is de vaardigheid om schriftelijke informatie die functioneel is in het leven van alledag (thuis, op het werk en in de samenleving) te begrijpen en adequaat te gebruiken. Een laatste omschrijving voor geletterdheid zoals deze gehanteerd wordt in de IALS is als volgt: ‘De vaardigheid om gedrukte en geschreven informatie te gebruiken om te functioneren in de maatschappij, om persoonlijke doelstellingen te bereiken en de persoonlijke kennis en kunde te ontwikkelen’ (Breg, e.a., 2004). Breg e.a. geven aan dat deze definitie niet alleen opvalt omdat de vaardigheid om informatie te gebruiken wordt genoemd, maar ook het doel van deze vaardigheid: het functioneren in de maatschappij. Uit bovenstaande definities blijkt al dat er wisselend gebruik gemaakt wordt van de begrippen ‘functioneel analfabeet’ en ‘functionele (on)geletterdheid’. In deze afstudeerscriptie zal het begrip ‘functioneel analfabetisme’ aangehouden worden. De voornaamste reden hiervoor is dat het Noorderpoortcollege te Hoogezand-Sappemeer van dit begrip gebruik maakt. De definitie van de IALS zal de grondslag zijn om ‘functioneel analfabetisme’ en ‘functioneel analfabeten’ te omschrijven. Waar ‘(functionele) geletterdheid’ geschreven staat kan ‘(functioneel) analfabetisme’ worden gelezen en andersom. In deze afstudeerscriptie gaat de aandacht zoals gezegd uit naar de autochtone functioneel analfabeten. In verschillende studies zijn definities van het begrip ‘allochtoon’ te vinden, maar het vinden van een definitie voor ‘autochtoon’ bleek lastig te zijn. In ‘Herdefinitie Alfabetisering’ door Bersee e.a. (2002) is de volgende afbakening aangehouden: ‘Iemand is Nederlander en Nederlandstalig’. Autochtone functioneel analfabeten zijn daarnaast 18 jaar en ouder, beheersen lezen en/of schrijven en/of rekenen niet op eindniveau 2 KSE en hebben geen startkwalificatie gehaald. Ik zal verder dit het hoofdstuk nog terugkomen op de laatste twee kenmerken. Belangrijke noot is dat volwassenen die afkomstig zijn uit de voormalige koloniën (de Antillen, Suriname en Aruba) ook regelmatig beschouwd worden als autochtone functioneel analfabeten.
Aap, Noot,….KIES!
11
2.2.2 The International Adult Literacy Survey (IALS) Met de IALS onderzoeken, waaruit blijkt dat in Nederland functioneel analfabetisme nog lang niet is verdwenen, is getracht om het functioneel analfabetisme internationaal te vergelijken. Het functioneel analfabetisme is niet een verschijnsel dat alleen in arme Afrikaanse landen voorkomt, het komt ook voor in westerse landen zoals Canada, Amerika en landen binnen Europa. De IALS onderzoeken hebben steekproefsgewijs plaatsgevonden bij mensen thuis tussen de 16 en 74 jaar oud. Houtkoop (2002, 141) geeft aan dat, met deze vorm van onderzoek directe meting heeft plaatsgevonden. De mensen demonstreren direct, door middel van het uitvoeren van taken of testen dat ze over bepaalde vaardigheden beschikken. In de IALS onderzoeken werden drie domeinen van geletterdheid onderscheiden: 1. Prozageletterdheid: de kennis en vaardigheden die nodig zijn om informatie te begrijpen en te gebruiken uit teksten zoals redactionele artikelen, nieuwsberichten, gedichten en fictie. 2. Documentatiegeletterdheid: de kennis en vaardigheden die nodig zijn om informatie te vinden en te gebruiken in diverse ‘geconcentreerde’ tekstvormen zoals sollicitatiebrieven, loonlijsten, transportschema’s, kaarten, tabellen en grafieken. 3. Kwantitatieve geletterdheid: de kennis en vaardigheden die nodig zijn om losse of opeenvolgende rekenkundige bewerkingen uit te voeren op getallen die veelal zijn ingebed in teksten, zoals het opmaken van de balans van een chequeboekje, het berekenen van een fooi, het invullen van ene bestelformulier of het bepalen van de hoeveelheid rente op het leningsbedrag uit een advertentie (Houtkoop, 2002). In de IALS- rapporten is erop gewezen dat er niet van uitgegaan mag worden dat iemand alleen wél of níet geletterd is. Er zijn verschillende gradaties in geletterdheid aan te brengen. Volgens Houtkoop (2002) gaat het in werkelijkheid zelden om een absolute scheiding; mensen beheersen in verschillende mate het vermogen om teksten te lezen, te begrijpen, toe te passen en te produceren. De uitkomsten van de onderzochten, op de drie verschillende domeinen, werden geschaald op een schaal van 0 tot 500. Deze schaal werd in 5 niveaus verdeeld. Niveau 1 wordt omschreven als het kunnen vinden van de benodigde informatie in een simpele tekst, bijvoorbeeld een eenvoudige instructie op een medicijn lezen. Niveau 2 vraagt verschillende afleiders te herkennen of eenvoudige gevolgen te trekken. Het vraagt bijvoorbeeld om twee of meer stukjes tekst (als het om proza gaat) samen te kunnen voegen of te vergelijken. Bij niveau 3 gaat het om het kunnen combineren en integreren van verschillende typen informatie in een tekst. Een voorbeeld is informatie uit verschillende paragrafen combineren en integreren. Niveau 4 vereist het kunnen vergelijken van verschillende aspecten of het kunnen geven van meer dan één antwoord. Op niveau 5 zijn meer afleiders in een tekst en moet de lezer ingewikkelder conclusies kunnen trekken (Bohnenn, e.a., 2004, 9). Functioneel analfabeten scoren op de schaal van het IALS onderzoek op niveau 1. Op niveau 2 bevinden zich mensen met een verhoogd risico zodra de vaardigheidsvereisten thuis, op het werk, of in de samenleving veranderen (Berg, e.a., 2004). Ondanks dat aangegeven wordt dat functioneel analfabeten scoren op niveau 1 wordt er niet expliciet een norm aangegeven waaronder mensen niet meer zouden kunnen functioneren. Maar in veel IALS publicaties wordt niveau 3 beschouwd als het niveau dat iemand ten minste moet hebben om te kunnen functioneren in de moderne westerse samenleving.
Aap, Noot,….KIES!
12
Nederland Maar hoe heeft men in Nederland ook al weer op deze schaal gescoord? Houtkoop (2002) geeft aan dat, als er gekeken wordt naar de Nederlanders van 16 tot 74 jaar, 13 procent zich bevindt op niveau 1, bijna anderhalf miljoen mensen. Met het gemiddelde van 13 procent Nederlanders op niveau 1 kan er ook iets gezegd worden over de verdeling van dit gemiddelde over verschillende groepen in de samenleving. Een aantal cijfers op een rijtje: 30 procent dat zich op niveau 1 bevindt is niet in Nederland geboren, 34 procent is gepensioneerd en 23 procent is huisvrouw of huisman. 32 procent van de mensen bevindt zich in de laagste inkomenscategorie. Tot slot nog, van de mensen zonder lagere school en de laag opgeleiden scoort 36 procent op niveau 1, en van de mensen met niet meer dan lagere school scoort 42 procent. Er zijn in Nederland dus erg veel functioneel analfabeten, schrijnend genoeg scoort Nederland nog relatief laag; ter vergelijking; in België bevindt 16,8 procent van de bevolking zich op niveau 1 en 25,1 procent op niveau 2 (Nederland 27,1 procent). In de Verenigde Staten bevindt bijna 25 procent van de bevolking zich op niveau 1, wat ook geldt voor Engeland. Polen spant hier met meer dan 45 procent de kroon. Hoogezand-Sappemeer Ik wil nog even terug naar het aantal functioneel analfabeten in Nederland en specifiek naar het aantal autochtone functioneel analfabeten in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Eerder heb ik al aangegeven dat er in Nederland ongeveer 1 miljoen autochtone volwassenen, functioneel analfabeet zijn. Er wordt daarbij uitgegaan van ongeveer 16 miljoen Nederlanders. De gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft per 1 januari 2005, 34363 inwoners, waarvan 28590 autochtoon en 5773 allochtoon (Statistisch jaaroverzicht, 2004). In de gemeente zijn 26306 volwassenen, daarbij geen onderscheid is gemaakt in allochtoon of autochtoon. Volgens ruwe schattingen wonen er in deze gemeente ongeveer 3000 volwassen autochtone functioneel analfabeten; iets meer dan tien procent van de volwassen inwoners. Met al deze cijfers rijst de vraag wie deze mensen zijn en waar zij zich in de samenleving bevinden. 2.2.3 Functioneel analfabeten; over wie hebben we het? Dat het aantal autochtone functioneel analfabeten in Nederland groot is zal inmiddels duidelijk zijn, maar over wie praten we en hoe is het functioneel analfabetisme in de samenleving verdeeld? In de nota ‘ABC als deltaplan’ wordt aan de hand van de uitkomsten van de IALS aangegeven dat de verdeling van functioneel analfabeten over de verschillende leeftijdsgroepen niet gelijk is. Verreweg de meesten zijn ouderen vanaf 50 jaar. Om een voorbeeld te geven: 16,7 procent van de ouderen tussen 50 en 54 jaar zijn functioneel analfabeet. Maar ook onder jongeren (18-25) komt functioneel analfabetisme voor. Bij hen gaat het om 7 à 8 procent. Het gaat meestal om jongeren met een onafgemaakte opleiding na het lager onderwijs of hoogstens een mavo-opleiding (Houtkoop, 2002). Er kan gezegd worden dat functioneel analfabetisme geen leeftijdsgrenzen kent en daarnaast ongelijk verdeeld is onder de Nederlandse samenleving. Het komt relatief veel voor onder allochtonen, ouderen, mensen met weinig opleiding en een laag inkomen, mensen zonder betaalde arbeid en die voor hun inkomen afhankelijk zijn van kostwinner, bijstand, WW, WAO, AOW of pensioen (Bersee & Neuvel, 2004, 2). Er kan afgevraagd worden waarom juist deze mensen functioneel analfabeet zijn of het risico lopen onvoldoende te functioneren in de samenleving. Bohnenn e.a. (2004) geven aan dat de functioneel analfabeten in twee groepen te verdelen zijn, volwassenen die niet of nauwelijks primair onderwijs hebben gevolgd en volwassenen die, ondanks een voldoende aantal jaren onderwijs in Nederland, (inmiddels) veel moeite hebben met schriftelijke taken. Bersee e.a. (2002) verwijzen naar Hammink (1987, 1990, 17) als het gaat om factoren die bijdragen aan
Aap, Noot,….KIES!
13
functioneel analfabetisme. Hammink geeft vier clusters aan van oorzaken: 1) de sociaaleconomische situatie van de betrokkenen. Een lage sociaal-economische positie geeft meer aanleiding tot analfabetisme dan een hogere. 2) de sociaal-culturele situatie van de betrokkenen. In bepaalde ‘cultuurkringen’ komt analfabetisme vaker voor dan in andere. 3) de onderwijssituatie. Veel analfabeten geven aan dat ze ‘slecht onderwijs’ hebben gehad. 4) De individuele situatie. Dikwijls begrepen als een complex van individuele problemen en aspecten uit de drie eerder genoemde clusters. Ik zal op deze vier clusters nog wat dieper ingaan. Sociaal- economische situatie en sociaal-culturele situatie De eerste twee clusters heb ik samengevoegd omdat deze, naar mijn mening, veel met elkaar te maken hebben en op elkaar van invloed kunnen zijn. Een groot aantal functioneel analfabeten blijkt opgegroeid te zijn in gezinnen met een laag inkomen en/of weinig opleiding. Vooral veel mensen uit generaties voor de oorlog (‘40-’45) hebben weinig onderwijskansen gehad en moesten jong aan het werk om een bijdrage te leveren aan het inkomen, om als gezin van rond te komen. Keesom en Swankhuis (1990) leggen verder uit dat niet alleen generaties van voor deze oorlog, maar ook tijdens de oorlog, veel kinderen helemaal geen, of slecht bij vlagen onderwijs genoten. Na de oorlog moest er gewerkt worden en diploma’s telden toen nog niet zo zwaar als nu. Maar toch is het wat simpel gesteld dat alleen generaties van voor en tijdens de oorlog minder kans liepen aan onderwijs deel te nemen. Ook generaties na de oorlog en jongeren nu krijgen niet altijd de kans om het onderwijs te volgen waar ze recht op hebben. Meehelpen in het huishouden, werken om het gezin te onderhouden en ziekte in het gezin zijn nog maar enkele factoren die door generaties heen van invloed zijn. Daarnaast spelen waarden en normen ook een rol. In een huishouden waar weinig waarde wordt gehecht aan lezen en studeren, een zogehete ‘leescultuur’, om zichzelf verder te ontwikkelen, kan een achterstand worden ontwikkeld op het gebied van lezen en schrijven. Er kan dan een stimulans ontbreken, bijvoorbeeld voorlezen aan de kinderen of samen oefenen met schoolmateriaal. Het blijkt dat in gezinnen waar de ouders hoog zijn opgeleid, de kinderen vaker gestimuleerd worden om verder te leren. Tevens blijken deze ouders ook sneller aan de bel te trekken wanneer zij het vermoeden hebben dat hun kind blokkeert in zijn leren (Keesom & Swankhuis, 1990). Een laatste factor kan zijn wanneer er in het gezin een dialect wordt gesproken. Soms is het verschil van het gebruik van taal thuis en op school zo groot dat een kind de eigen Nederlandse taal op school niet begrijpt. Onderwijssituatie Uit onderzoeken blijkt dat veel functioneel analfabeten in het verleden de school niet hebben afgemaakt of helemaal niet naar school zijn geweest. De mensen die naar school zijn geweest zaten, vooral vroeger, in grote klassen van soms wel veertig leerlingen. Voor docenten was het niet altijd gemakkelijk om ieder kind evenveel aandacht te schenken. Vaak werden kinderen die minder goed meekwamen achter in de klas geplaatst of kregen soms zelfs andere taken, zoals de zorg voor de planten of klusjes in het schoolgebouw. Kinderen die dus meer aandacht nodig hadden met leren lezen en schrijven vielen op deze wijze buiten de boot. Helaas resulteerde dit geregeld tot blijven zitten en soms het verlaten van school om lager onderwijs te volgen of te gaan werken. Tot slot kan de manier van lesgeven nog een rol spelen. Klassikaal onderwijs, waarbij een bepaald lestempo wordt aangehouden kan problemen opleveren. Kinderen die het tempo van de lessen niet kunnen bijbenen, om wat voor reden dan ook, raken steeds meer achter, met soms alle gevolgen van dien.
Aap, Noot,….KIES!
14
Individuele situatie Het zou onjuist zijn om de conclusie te trekken dat alle mensen die met één van bovenstaande factoren te maken hebben (gehad) functioneel analfabeet zijn. Vaak heeft het te maken met een combinatie van verschillende factoren. Bovendien is ieder mens uniek waardoor individuele factoren ook een rol spelen. Er wordt in de literatuur aangegeven dat er in het verleden sprake kan zijn geweest van dyslexie, ‘rekenblind’, leer- en/of gedragsproblemen. Deze factoren kunnen zeker een rol hebben gespeeld, net als concentratiestoornissen en faalangst. Het is moeilijk om aan te geven in hoeverre al deze factoren een rol hebben gespeeld omdat ze niet allemaal te meten zijn. Iemand die functioneel analfabeet is, is er misschien één van de 1,5 miljoen in Nederland, maar ook één met zijn eigen verhaal en geschiedenis. 2.2.4 Gevolgen Niet alleen de oorzaken van functioneel analfabetisme zijn verschillend, ook de gevolgen kunnen verschillend zijn. Maar ondanks dat de gevolgen voor ieder individu anders kunnen zijn, is er toch een aantal veel voorkomende gevolgen te noemen. Niet (goed) kunnen lezen en schrijven brengt bij veel mensen een gevoel van schaamte met zich mee aangezien er vanuit wordt gegaan dat iedereen kan lezen en schrijven. Mensen die niet (goed) kunnen lezen en schrijven hebben vaak het gevoel dat ze dom zijn, ze zijn bang dat anderen hen achterlijk vinden, dat ze niet echt meetellen en krijgen vaak te horen dat het hun eigen schuld is. Om de reacties van anderen te voorkomen probeert men het op allerlei manieren te verbergen. Smoesjes als ‘ik ben mijn bril vergeten’ of ‘ik heb zo’n hoofdpijn, ik vul de papieren thuis wel in’, zijn manieren om aan situaties te ontsnappen waar ontdekt kan worden dat men niet (goed) kan lezen en schrijven. Er kan een constant ‘gevecht’ met zichzelf plaatsvinden om het functioneel analfabetisme geheim te houden. Een ‘gevecht’ dat veel spanning kan opleveren en energie kan kosten. Een functioneel analfabeet is vaak constant bezig met het verbergen van zijn ‘eigen ik’. Copingstrategieën Door het niet (goed) kunnen lezen en schrijven zijn functioneel analfabeten vaak afhankelijk van de omgeving. Familie, vrienden en collega’s zijn een belangrijke steun en een ‘rots in de branding’. Dagelijkse handelingen zoals boodschappen halen en de administratie op orde houden, lijken voor bijna iedereen handelingen die zonder problemen worden uitgevoerd, maar niet voor degenen die moeite hebben met lezen en schrijven. Een echtgenoot die wel kan lezen en schrijven houdt de administratie bij en de post wordt bijvoorbeeld door vrienden voorgelezen. Maar wat gebeurt er wanneer deze ‘rots in de branding’ wegvalt? Het wordt voor een functioneel analfabeet dan een hele worsteling om zich staande te houden in deze samenleving. De handelingen die veel functioneel analfabeten hebben ontwikkeld zorgen ervoor dat zij zich staande houden in het dagelijks leven. Handelingen waardoor ze, zoveel mogelijk, proberen te verbergen dat ze niet (goed) kunnen lezen en schrijven. Deze handelingen worden door Van der Kamp en Scheeren (1996) ook wel copingstrategieën genoemd. Het erin betrekken van de omgeving is één strategie, maar wanneer de omgeving wegvalt of niet op de hoogte is zal er iets anders bedacht moeten worden. Het onthouden van kleuren van etiketten op producten in de winkel is een copingstrategie. Maar ook telefoneren met een instantie in plaats van er naar toe gaan en het risico lopen daar papieren in te moeten vullen. Een treinkaartje aan het loket kopen, zolang dat nog kan, in plaats van gebruik te maken van de kaartautomaten. Zo zijn er nog tal van voorbeelden te noemen. Allemaal (creatieve) copingstrategieën waarmee het functioneel analfabetisme gecompenseerd wordt.
Aap, Noot,….KIES!
15
2.2.5 Eén voor allen en allen voor één? Functioneel analfabeten hebben vaak het gevoel dat ze de enige zijn die met dit probleem te maken hebben. Er wordt niet over gesproken en door het te verbergen komt er ook geen ‘opening’ om verandering aan te brengen in de leefsituatie. Gevoelens van eenzaamheid en isolement zijn vaak niet vreemd voor deze mensen. Het gevaar van deze eenzaamheid en isolement is dat men door de samenleving wordt uitgesloten (Keesom & Swankhuisen, 1990). Ik ben ik De samenleving waar we ons momenteel in bevinden wordt door Beck (2002) de tweede moderniteit genoemd, ook wel reflexieve modernisatie. De tijd van ‘ik denk dus ik besta’ is voorbij, tegenwoordig is het ‘ik ben ik’. In de tijd van ‘ik denk dus ik besta’ had men de tijd om na te denken over zichzelf en over de keuzes die men maakte. De reflexieve modernisatie (‘ik ben ik’) komt voort uit de afname van klassieke instituten: afname van klassen, kerngezinnen, etnische groepen etc. Het individu is nu degene die beslissingen voor zichzelf moet nemen en omdat alles zo snel gaat moeten deze beslissingen in een seconde worden genomen. Dit heeft tot gevolg dat het individu nu zelf moet bepalen wat goed voor hem is. Beck geeft aan dat in deze reflexieve modernisatie sprake is van individualisering. Individualisering heeft een verandering in gang gezet van een identiteit die je gegeven wordt bij je geboorte naar een identiteit die je vorm moet geven gedurende je leven. Beck geeft hierbij aan dat we nu onze eigen biografie schrijven doordat we zelf vorm moeten geven aan onze identiteit. We zijn zelf verantwoordelijk voor ons eigen leven, onze gezondheid, carrière etc. Wanneer je niet slaagt op een van deze gebieden dan wordt voorgehouden dat dit onze eigen schuld is. De sociaal en politiek denker Tocqueville heeft eens geschreven ‘de grootste vijand van individuen zijn zijzelf’. Doordat wij in een tijd leven waarin snelheid en eigen verantwoordelijkheid een belangrijke rol spelen worden wij volgens Beck ‘gedwongen’ om meer naar onszelf te kijken, juist vanwege deze eigen verantwoordelijkheid en snelheid. Men vult tegenwoordig het eigen leven in zonder afhankelijk te zijn van anderen, maar Beck vraagt zich ook af of we eigenlijk wel zo onafhankelijk zijn als we denken. En ik dan? Een samenleving waar iedereen verantwoordelijk is voor het eigen leven, keuzes en mogelijkheden. Is dit wel voor iedereen weggelegd? Amerika bijvoorbeeld is een liberaal land, waarin rechten van het individu voorop staan. De gedachte is dat vrijheid tot stand komt in onze mogelijkheid om te kiezen, het land waar je al je dromen waar kan maken. Wanneer je hard genoeg werkt is er niets of niemand die je tegenhoudt (Eberly, e.a., 2000). Een mooie visie en deze klinkt hoopvol. Het lijkt dat niemand tegen gehouden hoeft te worden om zijn dromen waar te maken, behalve de persoon zelf. Maar is dit waar als we kijken naar de realiteit? In Amerika is er een grote scheiding tussen rijk en arm en de recente natuurramp in New Orleans laat zien dat de mogelijkheid om te kiezen en daarmee je dromen uit te laten komen, niet voor iedereen is weggelegd. In hoeverre geldt de Amerikaanse gedachte en visie in Nederland? De gedachte dat vrijheid tot stand komt door onze mogelijkheid om te kiezen is een mooi goed. Lezen en schrijven zijn naar mijn mening vaardigheden die bijdragen aan vrijheid om te kiezen. Ligt deze mogelijkheid tot kiezen en vrijheid wel in de handen van iedere Nederlander? Heeft iedere Nederlander wel alle ‘ingrediënten’ in handen om zijn dromen uit te laten komen en gebruik te maken van zijn recht om te kiezen? Achtergrond, opvoeding en sociaal-economische omstandigheden, zoals armoede, een lage opleiding en weinig inkomen zijn factoren die de mogelijkheid om te kiezen moeilijk maken. Leven in een samenleving die steeds meer
Aap, Noot,….KIES!
16
geautomatiseerd raakt, hoge verwachtingen heeft van de flexibiliteit van mensen en de eigen verantwoordelijkheid hoog in het vaandel heeft staan, is voor mensen die niet (goed) kunnen lezen en schrijven een zware opgave. Niet mee kunnen komen, schaamte, angst en onzekerheid dragen bij aan het zich terugtrekken in een eigen leefwereld. ‘Laaggeletterdheid werkt sociale uitsluiting in de hand en dat kan een voedingsbron zijn van maatschappelijk onbehagen en sociale spanningen’ (UNESCO, 2001; Bohnenn e.a., 2004; Bersee & Neuvel, 2004) De vraag mag dan ook gesteld worden in hoeverre de samenleving verantwoordelijk is voor functioneel analfabeten. Hopelijk geeft het woord ‘samenleving’ het antwoord; samen leven. Individuen Voor veel functioneel analfabeten is het een probleem dat de eisen aan geletterdheid sterk zijn gestegen. Vaak zijn zij jong begonnen met werken en velen zijn ‘iets met de handen gaan doen’ (Bohnenn, e.a. 2004). Functioneel analfabeten zijn vaak uitstekende vaklieden. Maar vakdiploma’s zijn meestal een vereiste en veel functioneel analfabeten zijn niet in staat deze te halen. Daardoor doet volgens Keesom en Swankhuisen (1990) het gros van de mensen jarenlang hetzelfde eentonige en vaak lichamelijk zware arbeid. Tevens geven Keesom en Swankhuisen aan dat functioneel analfabeten meestal erg loyale werknemers zijn. Ze blijven hetzelfde werk bij dezelfde werkgever uitvoeren, soms jarenlang, zonder eisen te stellen. Bang om niet meer aan werk te komen wanneer ze hun huidige baan verliezen. Maar tijden veranderen. De technologie blijft zich ontwikkelen en functioneel analfabeten worden door deze ontwikkeling ingehaald. Volgens de OECD, beschreven in Van der Kamp en Scheeren (1996) beperkt het probleem van ongeletterdheid in geïndustrialiseerde landen zich niet meer tot de kansarmen, de immigranten en de voortijdige schoolverlaters, maar heeft het ook betrekking op grote groepen van vooral oudere werknemers. Volgens de OECD heeft dit vergaande consequenties: ‘De oplossing van het probleem van ongeletterdheid kan niet alleen gevonden worden in een herstructurering van het secundaire onderwijs om zodoende de aantallen voortijdige schoolverlaters te verminderen, maar moet zich uitstrekken tot compensatieprogramma’s voor de volwassen bevolking waaronder een aanzienlijk deel van de werkende beroepsbevolking’ (Van der Kamp & Scheeren, 1996, 13). In 1999 is gebleken dat ongeveer 2,5 miljoen mensen reeds een achterstand hebben ten opzichte van de rest van de Nederlandse beroepsbevolking. Zij hebben een gebrek aan een zogenaamde startkwalificatie. De startkwalificatie wordt gezien als het minimale benodigde niveau om een volwaardige plaats op de arbeidsmarkt te bemachtigen (Breg, e.a., 2004, 13). De Nederlandse overheid en het onderwijs willen dat leerlingen minimaal met een startkwalificatie van school gaan, dat wil zeggen met minimaal niveau 4 KSE (een diploma op MBO niveau 2). Dit niveau is globaal vergelijkbaar met IALS niveau 3 (Bersee, e.a., 2002, 13). Functioneel analfabeten functioneren hooguit op niveau 1 en 2 KSE. Vergeleken met de niveaus van de IALS en de startkwalificatie kan voorzichtig gesteld worden dat zij niet in staat zijn om in de kenniseconomie en de moderne westerse samenleving adequaat te functioneren. Bohnenn e.a. (2004, 11) stellen dat, wanneer IALS niveau 3 een voorwaarde is om mee te kunnen draaien in en bij te kunnen dragen aan de kenniseconomie, functioneel analfabeten op voorhand zijn uitgesloten. Volgens Houtkoop, in Breg e.a. (2004) houdt dit in dat ongeveer 35 tot 40 procent van de Nederlandse beroepsbevolking hier niet aan voldoet. De arbeidsmarkt De IALS onderzoeken wijzen op een samenhang tussen laaggeletterdheid en deelname aan de arbeidsmarkt. In Nederland functioneert 45,3 procent van de werklozen op IALS niveau 1 en
Aap, Noot,….KIES!
17
2. Van de Nederlanders in de WAO (Wet op Arbeidsongeschiktheid) functioneert 25 procent op IALS niveau 1 (Bohnenn, e.a., 2004, 11). Bohnenn e.a. stellen dat het erg moeilijk is om relaties te leggen tussen laaggeletterdheid en werkloosheid, maar wie geen werk heeft loopt een groter risico zijn lees-en schrijfvaardigheid niet te (kunnen) onderhouden of verder te (kunnen) ontwikkelen. De 35 tot 40 procent van Nederlandse beroepsbevolking, die volgens Houtkoop niet voldoet aan de minimale eisen om te kunnen deelnemen en bijdragen aan de kenniseconomie, loopt het risico zijn plek op de arbeidsmarkt te verliezen. Verder bleek al dat 32 procent van de mensen in de laagste inkomenscategorie laaggeletterd is. Zij zijn zeer in het nadeel op de arbeidsmarkt. Ze zijn veelal aangewezen op onaantrekkelijk laagbetaald werk zonder een loopbaanperspectief. Daarnaast zijn relatief veel laaggeletterden werkzaam in gesubsidieerde arbeid, bijvoorbeeld sociale werkplaatsen (Bersee, e.a., 2005). Aan het niveau van lezen en schrijven en rekenen/wiskunde worden steeds hogere eisen gesteld, ook op de arbeidsmarkt. Niet alleen omdat de uitvoering van werkzaamheden dit vereist, maar omdat de werknemers anders niet deel kunnen nemen aan de noodzakelijke opleidingen, waardoor hun werkperspectief steeds minder wordt of zelfs verlies van werk dreigt. Leren is noodzakelijk. Niet alleen meer om ‘hogerop’ te komen, maar net zo hard om werk te behouden (Bersee, e.a., 2002, 12). Bedrijven Veel bedrijven hebben in de jaren zeventig en tachtig veranderingen aangebracht in hun productieorganisatie met een sterke nadruk op kwaliteit, diversificatie, maatwerk, snellere reacties op marktsignalen en klantgerichtheid. Deze veranderingen waren een reactie op sterk concurrerende, gefragmenteerde en instabiele markten (Van der Kamp & Scheeren, 1996, 13). Kwaliteit werd erg belangrijk en een gevolg is dat bedrijven het vaardigheidsniveau van hun werknemers op peil moeten houden en verbeteren. Het opleidingsniveau van medewerkers moet met een behoorlijke regelmaat worden aangepast (Bersee, e.a., 2002). Van medewerkers wordt verwacht dat zij aan deze veranderingen deel kunnen nemen, waarbij ze actief cursussen en trainingen volgen om hier aan te voldoen. Veel bedrijven verzorgen voor hun werknemers intern opleidingen of bieden mogelijkheden aan extern opleidingen te volgen. In 1990 namen volgens schattingen 800.000 werknemers deel aan bedrijfsopleidingen. Het ging vooral om jonge mannen met een hoge opleiding. Cramer en Van der Kamp (1990) verwijzen naar een onderzoek van Warmerdam e.a. waaruit blijkt dat slechts 14 procent, van werknemers van 51 jaar en ouder, deelnamen aan bedrijfsopleidingen. Deze resultaten zijn vijftien jaar gelden gemeten. In de tussentijd hebben de ontwikkelingen op technologisch gebied niet stil gestaan en zijn bedrijven genoodzaakt met deze technologie mee te gaan, willen ze een (goede) positie op de markt behouden. Werknemers zullen steeds vaker met kwaliteitseisen te maken krijgen waar bijscholing van het opleidingsniveau essentieel is. Daarnaast werken mensen steeds langer door en hebben we te maken met een vergrijzing in de samenleving. Ook van oudere werknemers wordt verwacht dat zij meegaan met de ontwikkelingen in het bedrijf. Deelname aan bedrijfsopleidingen zijn, ook voor hen belangrijk om aan het werk te blijven. Werk stelt steeds hogere eisen aan mensen, ook als het gaat om lagere functies in organisaties. Vaardigheden als lezen, schrijven en rekenen kunnen gezien worden als basisvaardigheden om te kunnen functioneren op het werk. Functioneel analfabeten lopen het risico de ontwikkelingen, in de organisaties waar zij werkzaam zijn, niet bij te kunnen houden. Wanneer bedrijven niet op de hoogte zijn van de aanwezigheid van werknemers die niet (goed) kunnen lezen en schrijven, zijn zij ook niet in staat hier verandering in aan te brengen.
Aap, Noot,….KIES!
18
Bij de laatste opmerking kan afgevraagd worden in hoeverre bedrijven zich verantwoordelijk voelen en het belang inzien, om een rol te spelen in de verandering van de situatie, van werknemers die niet (goed) kunnen lezen en schrijven. Hier zal in paragraaf 2.3.2 verder op in worden gegaan. Zorg en Welzijn Eerder is gebleken dat functioneel analfabetisme een complex verschijnsel is. Er zijn vaak meerdere oorzaken en gevolgen die om de hoek komen kijken; er is niet alleen sprake van het niet (goed) kunnen lezen, schrijven en/of rekenen. Bersee e.a. (2005) leggen uit dat ‘leren’ een complex fenomeen is waarbij sociale, culturele, economische en individuele omstandigheden een rol spelen. Ze gaan samen, beïnvloeden en versterken elkaar. Het is goed mogelijk dat functioneel analfabetisme schuil gaat achter andere hulpvragen. Organisaties binnen ‘zorg’ en ‘welzijn’ kunnen regelmatig te maken hebben met mensen die niet in staat zijn iets te lezen of te schrijven. Door de sterk ontwikkelde vermijding- en copingstrategieën zal het functioneel analfabetisme verborgen blijven. Het vraagt van medewerkers in zorg- en welzijnorganisaties dit verborgen verschijnsel naar voren te brengen, aangezien functioneel analfabeten er zelf niet snel mee voor de dag (durven) komen. Om functioneel analfabetisme ‘aan het licht te brengen’ is het van belang dat organisaties binnen zorg en welzijn op de hoogte zijn van de mogelijke signalen van functioneel analfabetisme. Openbare Bibliotheken De vraag in hoeverre de samenleving verantwoordelijk is voor functioneel analfabeten zal mogelijk verschillende antwoorden krijgen. Het individu, de arbeidsmarkt, bedrijven en organisaties binnen zorg en welzijn zouden genoemd kunnen worden. Een verantwoordelijkheid bij bibliotheken zal waarschijnlijk minder snel bedacht worden. Bibliotheken komen toch pas aan bod wanneer men kan lezen. Bibliotheken vervullen wel is waar al zeer lange tijd een rol bij het leren lezen van kinderen. Rondleidingen op de bibliotheek, aparte hoekjes waar kinderen spelenderwijs leren lezen en gratis lidmaatschap tot een bepaalde leeftijd. Allemaal manieren om kinderen te stimuleren tot lezen. Bij enkele bibliotheken bestaan er sinds kort ook ‘makkelijk leren lezen punten’. Kinderen die moeilijkheden hebben met lezen (bv. dyslexie) kunnen daar terecht voor speciale leesboeken en audiomateriaal, dat hen helpt om beter te leren lezen. De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) houdt zich al langere tijd bezig met leesbevordering, zoals het ‘makkelijk leren lezen punt’. Niet alleen boeken hebben de aandacht maar ook computerlessen, de digitale bibliotheek en audiovisuele materialen. De VOB is zich momenteel aan het beraden over een actieve rol in de volwasseneducatie. Zo is er in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam, voor functioneel analfabeten die al wat meer gevorderd zijn in de taal, een taalleerprogramma beschikbaar (Van Lankevelt, 2005). Tijdens een bijeenkomst in mei 2005 hebben vertegenwoordigers van de wetenschap en de bibliotheekwereld een overleg gehad over de mogelijke rol van bibliotheken in het alfabetiseringsproces. Bibliotheken kunnen een aantrekkelijke leeromgeving bieden voor mensen die niet goed kunnen lezen en schrijven. De bibliotheek is een open plek en leeromgeving van kennis waar mensen zelf hun weg kunnen vinden. Wanneer bibliotheken meer aandacht hebben voor functioneel analfabetisme, zijn zij ook beter in staat mensen te begeleiden die moeite hebben met het vinden van hun weg in de bibliotheek. Waardoor mogelijk, de bibliotheek niet meer een plek is die wordt vermeden maar juist wordt opgezocht om beter te leren lezen.
Aap, Noot,….KIES!
19
2.3 Volwasseneducatie Veel mensen die functioneel analfabeet zijn ondervinden moeilijkheden om alsnog deel te nemen aan het onderwijs. Volgens Bohnenn e.a. (2004) volgt in Nederland minder dan 2 procent van de autochtone functioneel analfabeten onderwijs. Dat zijn ongeveer 5000 volwassenen. Zij volgen een NT-1 cursus waar ze (beter) leren lezen, schrijven en/of rekenen. De stap om (weer) naar school te gaan en te leren kan volgens Van der Kamp (in Glastra & Meijers, 2000) gezien worden als een risicovolle onderneming. De kans bestaat dat men (weer) faalt en daarmee in de ogen van de buitenwereld en zichzelf niet voldoet aan de eisen van een lerende samenleving (The Hybrid workgroup, 2002). In de volgende paragraaf zal worden uitgelegd welke drempels functioneel analfabeten vaak moeten overwinnen om deel te nemen aan een NT-1 cursus. Vervolgens zal worden ingegaan wat voor barrières zij hierbij tegen kunnen komen en mogelijke manieren waarop de knoop wordt doorgehakt om uiteindelijk wel of niet deel te nemen aan een cursus. Daarna zal de basiseducatie en het NT-1 onderwijs aan bod komen. 2.3.1 Hoe hoog is de drempel? Eerder in dit hoofdstuk is aangegeven wat de mogelijke oorzaken en gevolgen zijn van functioneel analfabetisme. De gevolgen die zijn genoemd maken het voor een functioneel analfabeet niet gemakkelijk om over de drempel naar onderwijs te stappen. Schaamte, negatieve schoolervaringen en faalangst zijn factoren die van grote invloed zijn. Deze factoren kunnen de gedachten en keuzes van een persoon domineren en weerhouden om terug te keren naar de schoolbanken. Daarnaast hebben veel functioneel analfabeten copingstrategieën ontwikkeld om toch zoveel mogelijk op een ‘normale’ wijze in de samenleving te functioneren. Door deze strategieën is een functioneel analfabeet in staat lezen en schrijven zoveel mogelijk te vermijden. Hierdoor kan de drempel om onderwijs te volgen nog groter zijn. Want waarom zou je les nemen als je in het dagelijkse leven strategieën hebt ontwikkeld om lezen en schrijven uit de weg te gaan. Strategieën die al jaren ‘werken’ en die eigen zijn gemaakt. Barrières
Er zijn enkele factoren genoemd die het voor een functioneel analfabeet moeilijk maken om deel te nemen aan onderwijs. In de literatuur wordt gesproken over mogelijke barrières tot deelname aan educatie. Cross (1981) noemt de volgende drie barrières: situationele, institutionele en dispositionele barrières. Situationele barrières hebben betrekking op persoonlijke omstandigheden die deelname belemmeren, zoals verplichtingen thuis of op het werk, kosten van deelname, geen plek om huiswerk te maken en vrienden/familie die deelname aan een cursus geen goed idee vinden. Institutionele barrières omvatten alle kenmerken van het programma-aanbod die volwassenen uitsluiten van deelname of participatie ontmoedigen Voorbeelden zijn, ouderen niet expliciet als doelgroep onderkennen, toelatingseisen waar ouderen niet aan kunnen voldoen, onhandige lestijden of lastig bereikbare locaties, verplichte presentie (Cramer & Van der Kamp, 1990, 35). Dispositionele situaties zijn belemmeringen die te maken hebben met het zelfbeeld van iemand en hoe iemand naar zichzelf kijkt als leerling. Bijvoorbeeld zichzelf te oud vinden om nog naar school te gaan, weinig zelfvertrouwen in het behalen van goede resultaten door negatieve schoolresultaten in het verleden, afkeer van school en leren. De eerste twee barrières hebben betrekking op omstandigheden die buiten de persoon zelf om gaan. De derde barrière heeft te maken met de intrinsieke omstandigheden van een persoon en is daardoor erg moeilijk te veranderen.
Aap, Noot,….KIES!
20
Theory of Planned Behavior Ajzen en Fishbein (1980) gaan hier nog verder op in. Zij zijn van menig dat een persoon niet zomaar een beslissing neemt. Zij gaan ervan uit dat mensen de gevolgen van hun handelen afwegen voordat zij beslissen om wel of niet naar bepaald gedrag te handelen. Om het gedrag en handelen van een persoon te begrijpen en mogelijk te kunnen voorspellen, zijn er een aantal stappen die, volgens Ajzen en Fishbein worden genomen. Deze stappen kunnen gezien worden als diverse afwegingen in een besluitvormingsproces. De weg van een mogelijke educatieve behoefte tot daadwerkelijke deelname aan een NT-1 cursus. Ik zal de stappen beschrijven aan de hand van de mogelijke educatieve behoefte van een functioneel analfabeet. De drie stappen die ik zal beschrijven vormen samen de intentie die een functioneel analfabeet heeft om deel te nemen aan een NT-1 cursus. Als eerste zal een afweging worden gemaakt van de voor-en nadelen ten aanzien van de keuze om deel te nemen aan een NT-1 cursus. Deze afweging komt voort uit de attitude die men heeft ten opzichte van onderwijs en deelname aan onderwijs. De tweede stap heeft te maken met de subjectieve norm. Dit wil zeggen dat iemand in zijn beslissing tot deelname, de heersende sociale normen van de omgeving laat meespelen, zoals deze door de persoon wordt waargenomen. Wanneer bijvoorbeeld vrienden en familie negatief tegenover deelname aan onderwijs staan zal de betreffende persoon deze houding een rol laten spelen in zijn beslissing. Het kan dan zijn dat hij er voor kiest om niet deel te nemen aan een NT-1 cursus. Het omgekeerde is ook mogelijk. Wanneer de omgeving positief reageert doordat zij bijvoorbeeld zelf deelnemen aan een cursus, heeft dit invloed op de beslissing van de persoon. Het kan de beslissing tot deelname misschien zelfs makkelijker maken wanneer iemand in de omgeving reeds deelneemt aan een cursus. De derde stap heeft invloed op de eerste twee stappen en gaat over de achterliggende overtuigingen die iemand heeft. Overtuigingen ten aanzien van de uiteindelijk keuze om wel of niet deel te nemen aan een NT-1 cursus. Is iemand er van overtuigd dat hij in staat is deel te nemen aan deze cursus en dat deelname aan een cursus positieve gevolgen kan hebben, dan zal dat invloed hebben op zijn attitude en op de invloed van de subjectieve norm. Want wanneer de attitude ten aanzien van onderwijs negatief is en de omgeving negatief reageert, hoeft dit niet te betekenen dat een functioneel analfabeet de beslissing neemt om dan niet aan een cursus deel te nemen. Als hij de overtuiging heeft dat hij in staat is om deel te nemen, kan de intentie tot deelname positief zijn. Dus geloven in je ‘eigen kunnen’ is een belangrijke determinant van iemands intentie, en om deel te nemen aan een cursus om (beter) te leren lezen en schrijven. De intentie die een functioneel analfabeet heeft om deel te nemen aan een cursus is veelbepalend. Hoe meer er de intentie is om deel te nemen, hoe waarschijnlijker het is dat deze persoon ook daadwerkelijk zal deelnemen aan een cursus. Maar het is niet allesbepalend. Er zijn altijd nog externe factoren, zoals beschreven door Cross, waardoor iemand wel of niet deel zal nemen aan een cursus. Het blijft daarom altijd moeilijk om het daadwerkelijke gedrag van iemand te voorspellen. 2.3.2 Over de drempel? De beslissing om deel te nemen aan een cursus om (beter) te leren lezen en schrijven komt tot stand door de verschillende afwegingen die een functioneel analfabeet maakt. Hierboven is aan de hand van het model van Ajzen en Fishbein beschreven volgens welke afwegingen een persoon kan besluiten wel of niet deel te nemen aan een NT-1 cursus. In het model van Ritzen, beschreven in Cramer en Van der Kamp (1990), wordt uitgelegd wat de deelname aan volwasseneducatie kan opleveren. Het besluit om deel te nemen aan een NT-1 cursus kan worden beïnvloed door de resultaten die deelname mogelijk oplevert. Deze mogelijke
Aap, Noot,….KIES!
21
resultaten kunnen in overweging worden genomen en vanuit verschillende oogpunten worden gezien. Er kan bijvoorbeeld naar het model gekeken worden door de ogen van functioneel analfabeten, waar mijn aandacht voornamelijk naar uitgaat. De vraag is dan wat deelname aan volwasseneducatie voor functioneel analfabeten zelf oplevert. Er kan echter ook worden gekeken door de ogen van werkgevers, de bedrijven. Wat levert het voor bedrijven op wanneer werknemers deel zouden nemen aan volwassenonderwijs; in dit geval deelname aan een cursus om beter te leren lezen en schrijven. Vanuit deze verschillende oogpunten gezien, kan het besluit tot deelname aan volwasseneducatie verschillend zijn, afhankelijk van de resultaten die deelname mogelijk oplevert. Ritzen beschrijft deze verschillende oogpunten aan de hand van een matrix die uit twee kenmerken bestaat. Het eerste kenmerk is de mate waarin er voornamelijk sprake is van een maatschappelijk voordeel of individueel voordeel op korte of langere termijn van educatie voor de individuele deelnemer dan wel de samenleving. Het tweede kenmerk betreft de mate waarin er meer of minder sprake is van consumptieve of investeringsactiviteiten in educatie. Ritzen onderscheidt vier categorieën: 1) Volwasseneducatie als investering, waarvan de voordelen bij het bedrijf of instelling waar men werkt terugkomen. Dit wordt wel ‘specifieke training’ genoemd. De werknemer kan deze investering uitsluitend gebruiken in het specifieke bedrijf en kan zich de behaalde voordelen van de investering niet toeëigenen door van baan te veranderen; 2) Volwasseneducatie als investering waar de werknemer de vruchten van plukt. Dit wordt wel de ‘algemene training’ genoemd. Omdat de training bij veel verschillende bedrijven te gebruiken is, kan de werknemer zich de behaalde voordelen van de training toeëigenen; 3) Volwasseneducatie, die niet of niet direct winst op de arbeidsmarkt oplevert, maar waarvan de voordelen voor een belangrijk deel bij de samenleving terecht komen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij functioneel analfabeten. Cramer e.a. geven aan dat er gediscussieerd kan worden over de mate waarin de voordelen van alfabetisering bij de deelnemer, dan wel bij de samenleving terechtkomen. 4) Volwasseneducatie, die geen winst op de arbeidsmarkt oplevert, maar waar alleen degenen die deelnemen voordeel van genieten (Cramer & Van der Kamp, 1990, 15). De derde en vierde categorie zouden van toepassing kunnen zijn op een cursus om (beter) te leren lezen en schrijven. Cramer en Van der Kamp geven al aan dat er bij de derde categorie gediscussieerd kan worden over de mate waarin de voordelen van een alfabetiseringscursus bij de deelnemer, dan wel bij samenleving terechtkomen. Ze laten zelf weten dat het voor hen een uitgemaakte zaak is, dat het voordeel van dergelijke cursussen ook bij anderen dan de deelnemers terechtkomt. Met de vraag voor wie het voordeel is weggelegd kan ook de vraag worden gesteld wie er dan verantwoordelijk is voor de alfabetisering. Is het de verantwoordelijkheid van de functioneel analfabeet, de werkgever of de samenleving. Misschien is het wel een gedeelde verantwoordelijkheid, waardoor ook de tweede categorie van toepassing zou kunnen zijn op een cursus om (beter) te leren lezen en schrijven. Want als het een gedeelde verantwoordelijkheid is, zou alfabetisering dan ook niet in verschillende bedrijven, in de vorm van een algemene training, op de agenda behoren te staan? Er zou misschien zelfs gesuggereerd kunnen worden dat ook de eerste categorie van toepassing is. Als er nogmaals gekeken wordt naar de vraag voor wie het voordeel van deelname aan een cursus is weggelegd, dan zou er een voordeel voor bedrijven kunnen zijn. Deelname aan een cursus om beter te leren lezen en schrijven als investering, waarvan de voordelen bij het bedrijf terugkomen. In de interviews met de toeleiders is getracht hier een antwoord op te
Aap, Noot,….KIES!
22
geven. In de hoofdstukken vijf en zes, waar de resultaten en conclusies worden beschreven, zal ik daar op terugkomen. Het besluit om deel te nemen aan een NT-1 cursus is dus afhankelijk van veel verschillende factoren. De barrières van Cross zijn beschreven, het sociaal psychologisch model van Ajzen en Fishbein is genoemd en het economische model van Ritzen is uiteen gezet. Allemaal manieren om erachter te kunnen komen hoe een functioneel analfabeet mogelijk besluit om deel te nemen aan het NT-1 onderwijs en welke afwegingen hierbij worden gemaakt. Het is van belang om hier stil bij te staan zodat er, onder andere, onderzocht kan worden hoe de drempel om deel te nemen aan een NT-1 cursus verlaagd kan worden, en meer functioneel analfabeten gemotiveerd zouden kunnen raken om aan het NT-1 onderwijs deel te nemen. Motieven om deel te nemen Er is aan functioneel analfabeten, die reeds deelnemen aan een NT-1 cursus, gevraagd waardoor zij uiteindelijk hebben besloten om een cursus te volgen. Bersee en Neuvel (2004) beschrijven een aantal motieven van functioneel analfabeten om alsnog te gaan leren. Een eerste motief heeft te maken met kinderen of kleinkinderen. De deelnemers willen goede ouders zijn voor hun kinderen. Wat onder andere inhoudt dat zij hen willen helpen met het nakijken van huiswerk en voorlezen. Maar ook nog voordat er kinderen zijn kan er besloten worden deel te nemen aan een cursus. Het hebben van een kinderwens is dan een motief. Voor grootouders gelden overeenkomstige motieven, zoals het helpen bij het huiswerk en voorlezen. Het lezen en schrijven kan dan helpen om de band met de kleinkinderen te versterken. Een tweede motief is het wegvallen van de partner. Wanneer de partner wegvalt staat men er alleen voor. Als de wegvallende partner de lees- en schrijftaken op zich nam in het huishouden, zoals de administratie, dan kan er een probleem ontstaan als het niet mogelijk is om op de steun van anderen te rekenen. Een cursus lezen en schrijven is dan noodzaak. Handhaving of positieverbetering op de arbeidsmarkt is een derde motief. Eerder is al beschreven dat veranderingen op de arbeidsmarkt bij kunnen dragen aan functioneel analfabetisme. Voor de meeste banen is het nodig om enigszins te kunnen lezen en schrijven. Daarnaast vragen de veranderingen van productietechnieken om bijscholing van werknemers. Om mee te kunnen komen met deze veranderingen in een bedrijf dient men te kunnen lezen en schrijven. Een gerelateerd motief om deel te nemen aan het onderwijs is het vinden van werk. Vacatures in de krant lezen, het schrijven van een sollicitatiebrief en uiteindelijk het functioneren op de werkvloer vragen om vaardigheden als lezen en schrijven. Een laatste motief dat door Bersee en Neuvel wordt beschreven is ‘tijd en gelegenheid’. Veel deelnemers zijn werkloos, arbeidsongeschikt of gepensioneerd. Na jaren gewerkt te hebben is er nu tijd om deel te nemen aan het onderwijs.. 2.3.3 Basiseducatie in een jasje In het verleden werd er door vrijwilligers, sociaal cultureel werkers en soms particulieren, lesgegeven in het leren lezen en schrijven. Met de invoering van de Rijksregeling Basiseducatie in 1987 kwam daar verandering in. In deze paragraaf zal hier verder op worden ingegaan. Vervolgens zal de Wet Educatie en Beroepsonderwijs worden besproken, waarna wordt afgesloten met de bespreking van community-colleges. Rijksregeling Basiseducatie Door de invoering van de Rijksregeling Basiseducatie (RRBE) in 1987, werd de regelgeving aan laaggeschoolde volwassenen vastgelegd. Janssen e.a. (1993) verwijzen naar de
Aap, Noot,….KIES!
23
Handleiding van de RRBE en het ‘Landelijk Overzicht Basiseducatie’ als het gaat om de beschrijving van de doelgroep. In het Landelijk Overzicht Basiseducatie van 1989 wordt de doelgroep als volgt omschreven: ‘personen die verkeren in educatieve achterstandssituaties en die als volgt van maatschappelijke, sociaal-economische en technologische ontwikkelingen steeds meer achterop raken en zich nauwelijks meer weerbaar kunnen opstellen’. In deze omschrijving wordt duidelijk dat het niet alleen gaat om een educatieve achterstand, maar ook de problemen die men daardoor in het dagelijks leven ondervindt. De doelstelling van de RRBE is om deze mensen in staat te stellen kennis, houdingen en vaardigheden te verwerven die tenminste nodig zijn om persoonlijk en in het maatschappelijk verkeer te kunnen functioneren (Janssen, e.a., 1993, 3). Om deze doelstelling te kunnen behalen heeft de RRBE een aantal randvoorwaarden opgesteld, deze zijn: - de programmering van het educatieve aanbod dient op plaatselijk en regionaal niveau aangeboden te worden; - de verzorging van een samenhangend aanbod op plaatselijk en regionaal niveau; - uitvoering van het aanbod dient door betaalde professionele werkers te gebeuren en waar mogelijk, ondersteund te worden door vrijwilligers; - de uitvoering van het aanbod behoort plaats te vinden binnen instellingen voor basiseducatie (Janssen, e.a., 1993). In de Handleiding van de RRBE worden drie hoofdelementen onderscheiden ten aanzien van de inhoud van het educatieve aanbod zijnde, taal, rekenen en sociale vaardigheden. Janssen e.a. (1993) geven aan dat in de Handleiding niet precies omschreven staat op welke wijze aan deze drie hoofdelementen invulling moet worden gegeven. Door het Landelijke Studie- en Ontwikkelingscentrum Volwasseneducatie (SVE) is getracht de hoofdelementen om te zetten in concreet uitvoerbare leerdoelen. Voor de instellingen voor basiseducatie blijft het echter een taak om de uitvoerbare leerdoelen aan te laten sluiten bij het persoonlijk en maatschappelijk functioneren van de doelgroep. Naast de drie hoofdelementen moet het programma-aanbod toeleidingsmogelijkheden bevatten voor diegenen voor wie de drempel anders te hoog zou zijn en de mogelijkheid bieden om zich binnen de genoemde hoofdelementen voor te bereiden op doorstroming naar vervolgeducatie of andere maatschappelijke activiteiten (Janssen, e.a., 1993, 16). Tenslotte omvatten activiteiten als activering en werving van de doelgroep, werkzaamheden van iedere instelling voor basiseducatie. Wet Educatie en Beroepsonderwijs In 1996 werd de basiseducatie in Nederland ondergebracht in nieuwe wetgeving; de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). De WEB verzamelde de voorheen gescheiden sectoren van de basiseducatie, voortgezet algemeen vormend volwassenonderwijs (VAVO) en beroepsonderwijs op MBO-niveau. Met deze nieuwe wetgeving werden de Regionale Opleidingscentra (ROC) opgericht. Een van de doelen van de WEB was meer samenhang aan te brengen in het onderwijs en de doorstroom van educatie naar beroepsonderwijs te bevorderen (Bohnenn, e.a., 2004, 31). Door de ROC’s in het leven te roepen kon er beter aan de randvoorwaarden van de RRBE worden voldaan. De ROC’s boden basiseducatie aan op plaatselijk en regionaal niveau. Daarnaast vond de uitvoering door professionele werkers (docenten) plaats, waar mogelijk ondersteund door vrijwilligers. Door deze laatste randvoorwaarde veranderde het één en ander in het aanbod van de basiseducatie. Voorheen werd er vaak door het sociaal cultureel werk of vrijwilligers, in bijvoorbeeld buurthuizen, les gegeven. Invulling van de lessen en omgang
Aap, Noot,….KIES!
24
met de doelgroep was vaak gebaseerd op jarenlange praktijkervaring. Een gerichte opleiding bestond er niet. Met de komst van de RRBE kregen deze praktijkdeskundigen een andere positie, aangezien betaalde professionals het aanbod moesten gaan aansturen en uitvoeren. Donkere wolken aan de horizon Volgens de Stichting ABC heeft de invoering van RRBE meer kwaad dan goed gedaan voor de basiscursussen lezen en schrijven. ‘De cursussen voor functioneel analfabeten stellen inhoudelijk en financieel de hoogste eisen en komen bij ‘stroomlijning’ van een educatieve organisatie het eerst aan de beurt om te verdwijnen. In een tijd van oriëntatie op de arbeidsmarkt werd ook in de cursussen alfabetisering die nog wel gegeven werden, voorrang verleend aan mensen die konden doorstromen naar het beroepsonderwijs of direct naar een baan. Heel veel andere cursisten met specifieke problemen konden niet meer terecht en raakten totaal uit beeld’ (Stichting ABC, 2003, 10). Daarnaast geeft de Stichting ABC aan dat de invoering van de WEB de positie van de functioneel analfabeten in de basiseducatie verder verslechterd heeft. De ROC ’s werden opgericht en de verzwakte positie van de basiseducatie was er de oorzaak van dat deze tak van onderwijs nauwelijks in de bestuurscolleges van de ROC ’s is terug te vinden. Bovendien kregen de gemeenten de beschikking over het budget voor basiseducatie. Volgens de Stichting ABC hadden gemeenten weinig andere keus dan het bij ROC’s inkopen van cursussen en bijscholing die op korte termijn tot banen voor de cursisten zouden kunnen leiden. Alfabetiseringsgroepen vallen hierdoor buiten de boot. Deze cursussen vergen veel investering, zowel financieel als inhoudelijk. Een laatste punt van aandacht waar de Stichting ABC nog op wijst is dat door de invoering van de WEB veel vrijwilligers en andere deskundigen werden losgemaakt van de doelgroep, zoals hier boven beschreven. De Stichting ABC geeft nog aan dat naast de afschaffing van het vrijwilligerswerk, de professionals in werden gezet op andere doelgroepen, met name deelnemers aan NT-2 cursussen; taalondersteuning en inburgeringlessen voor allochtonen. De aandacht werd verschoven van NT-1 naar NT-2 onderwijs. In 2000 moest worden geconstateerd dat de problematiek nog altijd even groot was als in 1990. In 1992 namen 64.839 autochtone cursisten deel aan de basiseducatie. In 1998 was dit aantal drastisch gezakt naar 22.938 autochtone cursisten (Stichting ABC, 2003). De Stichting ABC plaatst hier nog een kanttekening bij; van de 22.938 cursisten was een groot deel al ver gevorderd en behoorde niet meer tot de groep functioneel analfabeten. Nog maar enkele duizenden van hen volgen de lees- en schrijfcursussen op KSE- niveau 1 en 2. De inhoudelijke betekenis van de KSE-niveaus wordt in de volgende paragraaf uitgelegd. Onder andere door bovenstaande cijfers en de uitkomsten van de IALS onderzoeken in 1995 en 2000 werd duidelijk dat functioneel analfabetisme onder autochtonen nog lang niet verdwenen was. Mede door de nota ‘Alfabetisering Autochtone Nederlanders 2000+ , uitgegeven door de Stichting ABC, kreeg de aandacht voor autochtone functioneel analfabeten een nieuwe impuls. Community-college De basiseducatie moet volgens de RRBE uitgevoerd worden door instellingen voor basiseducatie. In de praktijk hield dit in dat bestaande instellingen werden opgeheven, samen werden gevoegd of geheel nieuwe instellingen werden opgericht. De ROC’s werden in het leven geroepen. Volgens Janssen e.a. (1993, 14) is het eindperspectief grote scholengemeenschappen die alle deelterreinen van het secundaire beroepsonderwijs en de volwasseneducatie zullen omvatten. Deze scholengemeenschappen kunnen dan gezien worden als ‘community-colleges’. Een ‘community-college’ is een school die in de gemeenschap staat. Dat wil zeggen dat de school gezien kan worden als een ontmoetingsplek
Aap, Noot,….KIES!
25
voor de inwoners waar de gedeelde factor ‘het volgen van onderwijs’ is. Door deze gedachtegang uit te dragen is tevens getracht om onderwijs toegankelijker te maken. Veel functioneel analfabeten hebben nare herinneringen aan de schoolperiode. In een community-college tracht men de drempel tot deelname aan het onderwijs te verlagen door een open sfeer te creëren. De schooldeur staat altijd open en iedereen is welkom om binnen te komen en eens rond te kijken. Een kopje koffie te drinken en docenten en deelnemers aan te spreken. Een intake om mogelijk deel te nemen aan een cursus wordt vaak door één of twee vaste docenten afgenomen. Zij blijven een aanspreekpunt voor de deelnemers waardoor de school een persoonlijk en vertrouwd gezicht krijgt. Daarnaast zijn de docenten bekend met de omgeving, waar de community-college is gevestigd. Ze zijn op de hoogte van wat er in de omgeving speelt en zijn in staat daar op in te springen wanneer de deelnemers daar behoefte aan hebben. Community college onder druk? Eerder is al aangegeven dat de invoering van de WEB volgens de Stichting ABC de positie van autochtone functioneel analfabeten in de basiseducatie heeft verslechterd. Een van de punten die de Stichting hierbij noemt is de verschuiving van de aandacht van het NT-1 onderwijs naar het NT-2 onderwijs. Met de invoering van de WIN (Wet Inburgering Nieuwkomers) in 1998 werden nieuwkomers, die een geldige verblijfsvergunning hebben, verplicht een inburgeringcursus te volgen. De inburgeringcursus bestaat onder andere uit deelname aan het NT-2 onderwijs. De uitvoering van de WIN is in handen van de gemeenten. In verschillende gemeenten is het NT-2 onderwijs ondergebracht bij de ROC’s. De ROC’ die gezien kunnen worden als communitycolleges voor alle inwoners van een gemeente, waarbij de gedeelde factor onderwijs is. Bijna vijf jaar na de invoering van de WEB waren er kritische geluiden te horen, onder andere vanuit de Inspectie van Onderwijs en de stuurgroep evaluatie WEB, ten aanzien van het educatieve aanbod van de ROC’s. Zo geeft de stuurgroep evaluatie WEB aan dat de prioriteit van het gemeentelijk beleid vooral uitging naar de nieuwkomers (WIN) en naar de werkzoekenden. ‘Deze prioriteitstelling resulteert in verdringing van andere groepen, waarbij met name oudkomers en laagopgeleide autochtonen worden genoemd’ (Van der Kamp; CINOP, 2002, 17). Ook de Inspectie van Onderwijs geeft aan dat deze prioriteitstelling van de gemeenten leidt tot verdringing van andere groepen waaronder autochtone functioneel analfabeten. Het eindperspectief van de ROC’s als scholengemeenschappen, die alle deelterreinen van het secundaire beroepsonderwijs en de volwasseneducatie zullen omvatten, volgens Janssen e.a. (1993) komt hiermee in het gedrang. Waar blijft een community college wanneer er sprake is van prioriteitstelling van de ene groep en verdringing van andere groepen? Daarnaast rommelt er het een en ander in politiek Den Haag. Met de komst van Minister Verdonk van Vreemdelingen Zaken en Integratie in 2003 is het nieuwkomerbeleid flink aangescherpt waardoor de toestroom naar het NT-2 onderwijs langzaam aan het afnemen is. De vraag die gesteld kan worden is op welke wijze gemeenten de educatieve vraagbepaling, die in de Regio Centraal Groningen eens in de vier jaar plaatsvindt, in de toekomst gaan invullen. Zal er verandering plaatsvinden in de prioriteitstelling waarbij het gemeentelijk beleid vooral uitging naar nieuwkomers? Zal bij de educatieve vraagbepaling de aandacht meer verschuiven richting andere groepen zoals autochtone functioneel analfabeten? Misschien dat het streven naar een community-college, waarbij alle deelterreinen van het secundaire beroepsonderwijs en de volwasseneducatie omvat worden, spreiding kan brengen in de prioriteitbepaling?
Aap, Noot,….KIES!
26
2.3.4 NT-1 onderwijs De lees-en schrijfcursussen voor Nederlandse volwassenen (NT-1) worden gegeven door de afdelingen basiseducatie van de ROC’s. In deze paragraaf zal er worden uitgelegd wat het NT-1 onderwijs inhoudt. De Blokkendoos In het NT-1 onderwijs wordt gebruik gemaakt van het model van de Nederlandse Kwalificatiestructuur Educatie (KSE). De KSE is een structureringsmodel voor kwalificaties. De inhoud van het model wordt beschreven in termen van doelen, kennis en vaardigheden. De KSE dient als basis voor toetsontwikkeling, programmaontwikkeling en materiaalontwikkeling. De KSE wordt als volgt gekenmerkt: - Het gaat om een indeling van traditionele vakken, zoals Nederlands, Rekenen/Wiskunde, Engels, NT-2 (Nederlands als tweede taal), sleutelvaardigheden; - binnen deze vakken worden onderwijzenden onderscheiden van niveau o tot en met niveau 6; - er worden begintermen en eindtermen in beschreven; - de onderwijseenheden zijn beschreven in functionele termen en zijn uitgewerkt in domeinspecifieke kennis en vaardigheden; - er wordt aangegeven welke onderwijseenheden binnen het vak, een logisch vervolg zijn, en welke voorwaardelijk zijn voor onderwijseenheden op hogere niveaus (Bersee, e.a. 2002, 28). De KSE biedt de mogelijkheid om voor iedere deelnemer een traject op maat aan te bieden. Tijdens de intake met een toekomstige deelnemer wordt er gekeken over welke kennis en vaardigheden deze persoon al beschikt en welke nog geleerd moeten worden om zijn doel te behalen. Op basis daarvan wordt een programma samengesteld bestaande uit verschillende onderwijseenheden uit de blokkendoos. KSE en IALS Zoals eerder beschreven bestaat de KSE uit verschillende niveaus. In de omschrijving van Bersee e.a. (2002), is een autochtone functioneel analfabeet iemand die het eindniveau 2 KSE, van lezen, schrijven en/of rekenen, niet beheerst. KSE niveau 1 en 2 komen overeen met niveau 1 van de IALS. Er wordt in verschillende studies (Bersee, e.a., 2002, Bohnenn, e.a., 2004, Breg, e.a., 2004) gediscussieerd over de toeschrijving van de niveaus aan functioneel analfabetisme. In de beschrijving van functioneel analfabeten geven Breg, e.a. aan dat er sprake is van functioneel analfabetisme wanneer iemand zich op niveau 1 of 2 van de IALS bevindt. Het gaat dan om niveau 1,2 en 3 van de KSE. Bersee e.a. kiezen ervoor om niveau 1 en 2 van de KSE als afbakening aan te houden, wat, zoals eerder beschreven, gelijk staat aan niveau 1 van de IALS. De keuze voor het omschrijven van functioneel analfabetisme, aan de hand van de bestaande niveaus is dus verschillend. Dit kan te maken hebben met de invulling die ieder geeft aan het woord ‘functioneel’. Want wanneer functioneert iemand voldoende om zich staande te houden in het persoonlijke en maatschappelijke leven? Deze invulling kan afhankelijk zijn van de verschillende waarden die worden toegekend aan functioneren. De definitie van Bersee e.a. (2002), eerder beschreven in paragraaf 2.2.1, wordt in deze afstudeerscriptie gehanteerd. Maar de risicogroep, die zich op 3 KSE en niveau 2 in de IALS bevindt, wordt niet vergeten en zal, waar nodig belicht worden.
Aap, Noot,….KIES!
27
KSE niveau 0, 1 en 2 Duidelijk is dat functioneel analfabeten zich in ieder geval bevinden op niveau 1 en 2 van de KSE. Het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer maakt voor de onderdelen van de basiseducatie gebruik van de begin- en eindtermen, beschreven volgens de Stichting Ibis. De stichting Ibis is een voormalige instelling voor basiseducatie in de stad Groningen. In de begin- en eindtermen van de onderdelen van de basiseducatie wordt niet alleen gesproken van niveau 1 en 2, maar ook van niveau alfa, ook wel niveau 0. De deelnemers van de cursus ‘beter leren lezen en schrijven’ aan het Noorderpoortcollege zijn volgens deze drie niveaus ingedeeld. Niveau 0,1 en 2 worden, aan de hand van verschillende onderdelen, als volgt door Ibis (1994) omschreven: Niveau 0 Lezen: de cursisten kunnen teksten, waarmee ze in het dagelijks leven worden geconfronteerd (bv. kassabonnen, aanwijsborden), zodanig herkennen dat ze gericht hulp vragen. Schrijven: de cursisten kunnen een zeer beperkt aantal schrijfhandelingen uitvoeren (bv. eigen naam schrijven) en hoeven niet persé te leren schrijven om te leren lezen. Spreken en luisteren: de cursisten hebben een basiswoordenschat en kunnen korte grammaticale zinnen formuleren en kunnen iets over zichzelf vertellen, bijvoorbeeld schoolachtergrond, motivatie. Sociale kennis en vaardigheden: de cursisten: vergroten de redzaamheid, vergroten het zelfvertrouwen, durven initiatieven te nemen, kunnen luisteren, komen voor de eigen mening op, verhelderen het zelfbeeld. Taalbeschouwing: de cursisten hebben inzicht in de maatschappelijke en culturele aspecten van taal en taalgebruik. Zij beschikken over begrippen, die het hen mogelijk maken over taal na te denken en te gebruiken. Niveau 1 Lezen: de cursisten kunnen teksten, waarmee ze in hun dagelijks leven worden geconfronteerd, zodanig herkennen en lezen dat ze de globale inhoud ervan begrijpen (bv. reclame, lesrooster). De cursisten kunnen erop reageren en gericht hulp vragen. Schrijven: de cursisten kunnen een beperkt aantal schrijfhandelingen zodanig uitvoeren, dat zij gevraagde gegevens en hun eigen gedachten en bedoelingen begrijpelijk en duidelijk over kunnen brengen (bv. werkbriefje, aanmeldingsformulier). Zij kunnen hulp vragen. Spelling: de cursisten kunnen in geschreven teksten, waar nodig of wenselijk, een aantal zeer eenvoudige spellingsregels correct toepassen. Spreken en luisteren: de cursisten kunnen in situaties, waarmee ze in het dagelijks leven veelvuldig worden geconfronteerd en waarin zij zelf direct betrokken zijn, op een zodanige wijze spreken en luisteren dat zij zich er een oordeel over kunnen vormen, dienovereenkomstig kunnen reageren en hun eigen gedachten en bedoelingen duidelijk maken en begrijpelijk kunnen overbrengen. Sociale kennis en vaardigheden: zie niveau 0 Taalbeschouwing: zie niveau 0. Niveau 2 Lezen: de cursisten kunnen teksten, waarmee ze in het dagelijks leven worden geconfronteerd zodanig herkennen en lezen dat ze de inhoud ervan begrijpen. Ze kunnen door een tekst nauwkeurig te lezen zelf reageren en daarbij zonodig hulp vragen. Schrijven: de cursisten kunnen een aantal, in het maatschappelijk verkeer, dagelijks voorkomende schrijfhandelingen zodanig uitvoeren, dat ze de gevraagde gegevens en eigen gedachten en bedoelingen begrijpelijk en duidelijk kunnen opschrijven.
Aap, Noot,….KIES!
28
Spelling: de cursisten kunnen in geschreven teksten, waar nodig of wenselijk een aantal eenvoudige spellingregelingen correct toepassen. Spreken en luisteren: zie niveau 1 Sociale kennis en vaardigheden: zie niveau 0 en 1 Taalbeschouwing: zie niveau 0 en 1. Rekenen De begin- en eindtermen voor rekenen zijn ook beschreven door Ibis. Deze zijn in drie niveaus ingedeeld, zijnde rekenen I. II en III. De inhoud van deze niveaus ziet er als volgt uit: cijferen, zakrekenmachine, verhoudingen, procenten, breuken, kommagetallen, meten en meetkunde. Ieder niveau vraagt om meer kennis en vaardigheden van de deelnemer. Rekenen valt onder het NT-1 onderwijs, naast onderdelen als lezen en schrijven. In sommige instellingen voor basiseducatie wordt rekenen apart van de andere onderdelen aangeboden. Deelname aan het NT-1 onderwijs Leren lezen en schrijven kost tijd. Kinderen zijn daar een groot deel van hun schoolperiode mee bezig. Wanneer een volwassene weer de schoolbanken ingaat kan er vanuit worden gegaan dat er veel tijd, moeite en energie voor nodig is om (beter) te kunnen lezen en schrijven. In de vervolgmeting van 2003-2004, uitgevoerd door het CINOP, wordt aangegeven dat ongeveer 90 procent van de NT-1 cursussen in beide jaren, een duur heeft van ten minste 1 jaar. CINOP is het Centrum voor Innovatie van Opleidingen. Het uitvoeren van een jaarlijkse monitor naar het aantal cursisten op 0-2 KSE niveau, naar aanleiding van het Landelijk Actieplan, is één van de functies van het CINOP. Naast het feit dat de NT-1 cursussen doorgaans een duur hebben van ten minste 1 jaar, beslaan de cursussen over het algemeen één of twee bijeenkomsten van twee à drie uur per week. Intensievere cursussen zijn er nauwelijks (Bohnenn, e.a., 2004). Deelnemers aan een NT-1 cursus hebben hierdoor niet de gelegenheid om, zoals kinderen, iedere dag onderwijs te volgen. Daarnaast kunnen factoren als een baan en een gezin het moeilijk maken intensief deel te nemen aan het onderwijs. In de jaarlijkse monitor komt naar voren dat tijdens de nulmeting (cursusjaar 2001-2002) 5000 cursisten over 32 ROC’s deelnamen aan het NT-1 onderwijs. In de vervolgmeting van cursusjaar 2002-2003 namen 5600 functioneel analfabeten deel, verspreid over ongeveer 35 ROC’s . Uit de tweede vervolgmeting van cursusjaar 2003-2004 komt naar voren dat 5300 cursisten, verspreid over 32 ROC’s aan het NT-1 onderwijs deelnamen. Kijkend naar de laatste meting is er sprake van een daling van het aantal cursisten. Een aantal opmerkingen zijn hier op zijn plaats. Ten eerste is er tijdens de nulmeting geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen autochtone functioneel analfabeten en oudkomers; volwassenen die elders geboren zijn, maar soms al meer dan 20 tot 30 jaar hier wonen en redelijk tot goed Nederlands spreken (Neuvel & Bersee, 2005, 7). Veel ROC’s blijken namelijk, zowel uit pragmatisch als principieel oogpunt, oudkomers binnen het NT-1 onderwijs te plaatsen. Zo wordt het voor ROC’s steeds moeilijker om onderscheid te maken tussen volwassenen die hier geboren zijn en oudkomers. Daarnaast leidt het, soms geringe, aantal deelnemers ertoe dat verschillende onderwijsgroepen bij elkaar worden gezet. In de tweede vervolgmeting is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen autochtone functioneel analfabeten en oudkomers. Dit kan een bijdrage hebben geleverd aan de daling van het aantal cursisten dat aan het NT-1 onderwijs deelnam.
Aap, Noot,….KIES!
29
Ondanks de opmerkingen die geplaatst kunnen worden bij de daling van het aantal cursisten neemt het niet weg dat ongeveer één op de zeven cursisten voortijdig stopt met de NT-1 cursus. Uit de vervolgmeting blijkt niet hoe lang de cursisten gemiddeld aan het NT-1 onderwijs hebben deelgenomen, in welke mate ze de minimum doelstellingen voor lezen en schrijven (beheersing op niveau KSE-2) hebben gehaald en waarom ze zijn uitgevallen (Neuvel & Bersee. 2005, 17). Er kan wel rekening worden gehouden met het feit dat de tijd en inspanning die zijn vereist om aan een cursus deel te nemen, kan leiden tot demotivatie en uiteindelijk tot het besluit met de cursus te stoppen. Gebleken is dat een klein deel de weg naar school vindt, maar een veel groter deel thuis blijft of ‘verborgen’ blijft. Het is een gegeven dat deze mensen erg goed zijn in het verbergen van het feit dat ze niet (goed) kunnen lezen en schrijven. Daarnaast zijn ze in staat veelal situaties te vermijden waarin ze geconfronteerd kunnen worden met het niet (goed) kunnen lezen en schrijven. In 2002 is er officieel een start gemaakt met het Landelijk Actieplan Alfabetisering Autochtonen; een initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In 2003 blijkt uit een nota van de Stichting ABC dat het moeilijk blijft om de doelgroep te bereiken. De vraag blijft hoe autochtone functioneel analfabeten bereikt kunnen worden. In de volgende paragrafen zal op deze vraag verder worden ingegaan.
Aap, Noot,….KIES!
30
2.4 Voorlichting De beslissing om deel te nemen aan een NT-1 cursus wordt niet zomaar genomen. Er zijn verschillende barrières die overwonnen moeten worden, waarbij voor- en nadelen worden afgewogen. Maar nog voordat er besloten wordt, wel of niet aan een NT-1 cursus deel te nemen moet iemand in eerste instantie op de hoogte zijn van het bestaan van de cursus. Om mensen te laten weten dat er cursussen bestaan om (beter) te leren lezen en hen te motiveren om deel te nemen, kan er gebruik worden gemaakt van voorlichting. In de volgende paragrafen zal ingegaan worden op de vraag wat voorlichting inhoudt en zal nogmaals ingegaan worden op het model van Ajzen en Fishbein, ‘the theory of planned behavior’. Daarna zal bekeken worden op welke wijze mogelijke attitude- en gedragsverandering van de doelgroep kan plaatsvinden. Vervolgens zal ingegaan worden op voorlichting aan moeilijk bereikbare doelgroepen. Waarna afgesloten zal worden met enkele voorlichtingscampagnes in de praktijk, zowel landelijk als regionaal. 2.4.1 Voorlichting ?? Er is geen vaststaande definitie van voorlichting. Katus (in Van Gent, e.a., 2000, 132) geeft aan dat er geen sprake is van wat voorlichting is, maar wat men in een bepaald tijdsgewricht eronder wil verstaan. Door de jaren heen veranderde de invulling van voorlichting. Zo werd, bijvoorbeeld in de jaren na de Tweede Wereldoorlog ‘overheidsvoorlichting’ vooral gezien als verduidelijking. Burgers waren in die tijd erg meegaand met de politiek. In de jaren zestig kwam hier verandering in. Burgers namen niet meer zomaar alles aan van de overheid. Voorlichting was niet meer alleen voor verduidelijking, maar ook openbaarmaking, toelichting en verklaring. De invulling aan voorlichting verandert met de tijdsgeest mee. Maar voorlichting komt niet alleen vanuit de overheid, we worden door vele verschillende instanties, op alle mogelijke manieren voorgelicht. De invulling die aan voorlichting wordt gegeven is afhankelijk van het doel van de voorlichters. Ondanks dat er geen vaststaande definitie is van voorlichting worden er verschillende pogingen gedaan om voorlichting te omschrijven, waarvan hier twee worden beschreven. Volgens Nillesen (in Van Gent, e.a., 2000, 60) wordt voorlichting gekenmerkt door een offerte. Een zender wil iets mededelen en dat wordt de beoogde ontvanger in de vorm van een boodschap aangeboden. Voorlichting kan gezien worden als een poging tot (cognitieve) beïnvloeding, door het aanbieden van boodschappen. Dienstverlening staat voorop, maar waar het doel noodzakelijkerwijze verder gaat dan alleen kennisname van de boodschap. De ontvanger wordt immers geacht te denken/handelen in overeenstemming met de bedoelingen van de zender. Weenig (in Van Gent, e.a., 2000, 78) is van mening dat het organiseren van voorlichtingscampagnes een veel gebruikte methode is om individuen te informeren en/of te beïnvloeden in hun mening- of besluitvorming. De meeste van dergelijke campagnes zijn gericht op het informeren van de doelgroep en het vermeerderen van kennis, hoewel vele tevens zijn gericht op het veranderen van meningen (‘attitudes’) en gedrag, direct dan wel indirect. Een voorlichtingscampagne kan dan ook worden gedefinieerd als ‘een opzettelijke poging tot het beïnvloeden van cognities, attitudes en/of gedrag van een -doorgaans- grote doelgroep via een georganiseerde set van overredende boodschappen’. Beide omschrijvingen van voorlichting omvatten zowel het informeren van individuen als de poging om hen te beïnvloeden in hun mening- of besluitvorming. Wanneer voorlichting deze beide functies omvat is er sprake van persuasieve voorlichting (Katus, in Van Gent, e.a.,
Aap, Noot,….KIES!
31
2000). Het gaat erom argumenten aan te dragen, waardoor de voorgelichte van opvatting en het liefst ook van gedrag verandert. 2.4.2 Theory of planned behavior Wanneer voorlichting niet alleen gaat om het overdragen van kennis, maar ook getracht wordt individuen te beïnvloeden in hun mening- of besluitvorming, is het voor een voorlichter van belang om enkele factoren van te voren in te kunnen schatten. Zo is het voor een voorlichter nuttig om van te voren te weten hoe zijn publiek denkt over het onderwerp van de voorlichting. Hoe staan autochtone functioneel analfabeten bijvoorbeeld ten opzichte van deelname aan een NT-1 cursus? Er wordt dan onderzocht wat de attitude (houding) is van de doelgroep. Om de attitude van de doelgroep zoveel mogelijk in te kunnen schatten wordt geregeld verwezen naar het model van Ajzen en Fishbein. Kort gezegd gaan Ajzen en Fishbein ervan uit dat een attitude het resultaat is van een afwegingsproces (Kok, e.a., 1992). Tijdens het afwegingsproces wordt de intentie van een individu bepaald om deel te nemen aan een NT-1 cursus. De intentie van een individu is op haar beurt weer afhankelijk van twee verschillende determinanten, een persoonlijke en een sociale determinant. De intentie en de twee verschillende determinanten leiden tot gedrag. Gedrag wil in dit geval zeggen dat een functioneel analfabeet, uiteindelijk, besluit wel of niet deel te nemen aan een NT-1 cursus. Kok, e.a. (1992) geven aan dat naast een intentie, een persoonlijke en sociale determinant, met twee andere determinanten rekening moet worden gehouden. Zij geven aan dat in de ‘theory of reasoned action’ (het eerste model van Ajzen en Fishbein) ‘gewoontes’ geen rol spelen. Maar volgens hen zijn er echter aanwijzingen dat deze determinant van invloed kan zijn. Kok e.a. verwijzen hierbij naar een onderzoek van Fredericks en Dossett. De resultaten uit hun onderzoek impliceren dat gewoontes een belemmering kunnen vormen voor verandering van intentie en gedrag. Verandering van attitude en sociale norm is vaak niet voldoende. Er moet ook gelegenheid worden geboden om oude gewoontes af te leren en die stelselmatig door nieuwe te vervangen (Kok, e.a., 1992, 53). Daarnaast verwijzen Kok e.a. naar een onderzoek van Ajzen en Madden, die een belangrijke determinant aan de theorie van ‘reasoned action’ hebben toegevoegd, namelijk de ‘waargenomen gedragscontrole’: het gaat daarbij om iemands inschatting over hoe gemakkelijk of moeilijk het gedrag zelf zal zijn. De ‘waargenomen gedragscontrole’ komt terug in het werk van de Amerikaanse psycholoog Bandura. Bandura spreekt over ‘self-efficacy’. Self-efficacy is de overtuiging over het vermogen van bekwaamheden en het vermogen om bepaalde doelen in bepaalde domeinen en omstandigheden te benaderen, te coördineren (Driscoll, 1999). Het gaat om de overtuiging dat je ergens toe in staat bent; het geloof in je ‘eigen kunnen’. De toevoeging van de determinanten ‘gewoontes’ en ‘waargenomen gedragscontrole’ aan het eerste model van Ajzen en Fishbein, de ‘theory of reasoned action’, resulteren in de ‘theory of planned behavior’ (tevens beschreven in paragraaf 2.3.1). 2.4.3 Gedragsverandering Om te achterhalen wat de attitude van autochtone functioneel analfabeten kan zijn ten opzichte van deelname aan een NT-1 cursus is ingegaan op het model van Ajzen en Fishbein. Wanneer voorlichters onderzoek hebben gedaan naar de mogelijke attitude ten opzichte van deelname aan een NT-1 cursus, is de vraag op welke wijze voorlichting attitudeverandering en daarbij gedragsverandering kan laten plaatsvinden. Let wel, er is sprake van deze vraag wanneer blijkt dat de attitude negatief is ten opzichte van deelname aan een cursus. Een positieve attitude hoeft in dit geval niet veranderd te worden, hooguit (meer) gemotiveerd te worden om daadwerkelijk het gedrag uit te voeren.
Aap, Noot,….KIES!
32
Kok e.a. (1992) wijzen op verschillende fasemodellen van verandering. Ze bespreken twee modellen die een belangrijke aanvulling geven op het model van Ajzen en Fishbein, het model van McGuire en het model van Rogers. Het model van McGuire voegt twee fasen toe, die voorafgaan aan attitudeverandering, namelijk ‘aandacht’ en begrip’. Rogers voegt in zijn model een fase toe na de attitudeverandering, waarbij de nadruk ligt op het behoud van de gedragsverandering. Het volledige model zal toegelicht worden aan de hand van de voorlichting over NT-1 cursussen voor autochtone functioneel analfabeten. Aandacht: Voorlichting kan slechts effect hebben wanneer de ontvanger eraan blootgesteld wordt. Het materiaal dat wordt gebruikt voor de voorlichting dient goed afgestemd te worden op de beoogde doelgroep. Alleen materiaal dat gelezen kan worden heeft bijvoorbeeld weinig effect wanneer het gaat om het bereiken van autochtone functioneel analfabeten. Begrip: Voorlichting kan slechts effect hebben wanneer de ontvanger het begrijpt. De voorlichting moet aansluiten bij de doelgroep. Geen moeilijke woorden, zinnen en taalgebruik. Kort en krachtig is waarschijnlijk meer op zijn plaats. Om er zeker van te zijn dat de voorlichting aansluit bij de doelgroep kan er gebruik worden gemaakt van het zogenaamde ‘pre-testen’. Het voorlichtingsmateriaal wordt aan de betreffende doelgroep voorgelegd om na te gaan of het voorlichtingsbericht begrijpelijk is. Attitudeverandering: Op basis van de overwegingen en de waarderingen van de doelgroep probeert de voorlichting de afweging van voor- en nadelen te beïnvloeden. Dit is waarschijnlijk een van de moeilijkste fasen uit het model. Het beïnvloeden van iemands afwegingsproces om wel of niet aan een NT-1 cursus deel te nemen, vraagt om herstructurering van het cognitieve proces. Enkele variabelen die van invloed kunnen zijn op een attitudeverandering zijn: geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en aantrekkelijkheid van de voorlichting. Als de doelgroep deze variabelen positief inschat is de kans groot dat men zich laat overtuigen door de boodschap van de voorlichting. Intentieverandering: Bij voorlichting moet rekening worden gehouden met de heersende sociale normen van de omgeving, die de individuen uit de doelgroep mee laten spelen in hun beslissing wel of niet deel te nemen aan een cursus. De voorlichting kan zich daardoor mede richten op de omgeving, bijvoorbeeld vrienden, familie, werk en collega’s. Wanneer de omgeving positief is ten opzichte van deelname aan een cursus kan een functioneel analfabeet hierdoor positief beïnvloed worden en besluiten tot deelname. Daarnaast kan de voorlichting proberen de doelgroep weerbaar te maken tegen een omgeving die niet zo positief is over deelname aan het onderwijs. Gedragsverandering: Het is niet altijd vanzelfsprekend dat mensen die de intentie hebben om hun gedrag te veranderen, ook daadwerkelijk in staat zijn verandering door te zetten. Voorlichting zal hier ondersteuning in kunnen bieden. Als iemand een cursus wil volgen, dient deze persoon dan ook de mogelijkheden te krijgen aangereikt om zich aan te melden voor een cursus. Dus niet alleen de informatie overbrengen dat er cursussen worden gegeven. Maar ook uitleggen op welke wijze en waar iemand zich kan inschrijven. Afhankelijk van de vorm van de voorlichting kan er voor gekozen worden om de doelgroep nog verder te begeleiden. Gedragsbehoud: Mensen die, als gevolg van de voorlichting, hun gedrag veranderd hebben moeten ook kunnen constateren dat het nieuwe gedrag de verwachte voordelen oplevert. De
Aap, Noot,….KIES!
33
voorlichter moet dan zorgen voor feedback; informatie geven over het effect. De doelgroep moet een reëel beeld krijgen van de gunstige en ongunstige effecten op korte en lange termijn, die de gedragsverandering met zich mee brengt (Kok, e.a., 1992, 70). 2.4.4 Voorlichting en moeilijk bereikbare doelgroepen In de vorige paragrafen is uitgelegd wat voorlichting inhoudt en waar voorlichters rekening mee moeten houden wanneer zij voorlichting in de praktijk willen uitvoeren. Er wordt hier voornamelijk uitgegaan van voorlichting aan zeer grote groepen, ook wel grootschalige massamediale voorlichtingscampagnes genoemd (Van Gent, e.a., 2002). Weenig (in Van Gent, e.a., 2002) geeft aan dat de massamediale voorlichtingscampagnes betrekkelijk weinig effectief zijn in het bewerkstelligen van attitude- en gedragsveranderingen. Maar dat ze wel effectief kunnen zijn in het creëren of vergroten van het probleembesef bij een breed publiek. Dat de massamediale voorlichtingscampagnes weinig effectief zijn, omtrent attitude- en gedragsverandering, heeft te maken met het optreden van barrières tijdens de fasen van het voorlichtingsproces. De eerste twee fasen van het voorlichtingsproces, aandacht en begrip, zijn volgens Weenig voorwaarden voor het slagen van de voorlichting. Wanneer deze twee fasen niet met succes doorlopen worden, is de kans van slagen klein. Weenig legt verder uit dat massamediale voorlichtingscampagnes doorgaans niet in staat zijn om aan alle fasen en de eisen die daaraan verbonden zijn, te voldoen. Het blijkt dat de barrières in het voorlichtingsproces, bij massamediale voorlichtingscampagnes, vooral optreden bij de zogenaamde ‘achterstandsgroepen’, dat wil zeggen mensen die een sociaal-economische achterstand hebben ten opzichte van de rest van de samenleving (Weenig; Van Gent, e.a., 2000, 81). Het gaat vooral om laag- of ongeschoolden, werklozen en etnische minderheden. Ze worden vaak gekenmerkt door een combinatie van onder andere een laag opleidings- en inkomensniveau en een slechte taalbeheersing. Het blijkt dat deze groep vaak nauwelijks op de hoogte is van voorlichtingsmateriaal. Wanneer men wel op de hoogte is neemt men dit materiaal over het algemeen minder op dan gemiddeld. Weenig verwijst hier naar het begrip ‘Knowledge Gaphypothese’. Kort gezegd gaat het erom dat mensen uit de onderste lagen van de samenleving qua kennisniveau steeds verder achter raken bij de andere segmenten van de samenleving, doordat zij minder kennis nemen van het informatieaanbod van de massamedia. Weenig leidt hieruit af dat mensen in een achterstandspositie, maatschappelijk gezien, nog verder achterop raken, steeds minder kunnen deelnemen aan de maatschappij waardoor naar mijn mening het gevaar van sociale uitsluiting dreigt. Kijkend naar de kenmerken van deze achterstandsgroepen kan voorzichtig worden gesteld dat een groot aantal van deze kenmerken gerelateerd kunnen worden aan functioneel analfabetisme, zoals het lage opleidings- en inkomensniveau. Daarnaast hebben functioneel analfabeten, begrijpelijk, grote moeite met lezen, waardoor voorlichtingsmateriaal ongelezen blijft, het kennisniveau achterblijft en het gevaar van sociale uitsluiting dreigt. Community interventie Als tegenwicht op de massamediale voorlichtingcampagnes werd eind jaren zeventig de zogenaamde ‘community interventie’ in het leven geroepen (Weenig; Van Gent, e.a., 2000). In eerste instantie werd dit toegepast op het gebied van gezondheids- en opvoedingsvoorlichting. Later is het bij meerdere voorlichtingsgebieden ingezet. Community interventie richt zich op een afgebakend geografisch gebied, meestal in omvang van een gewest of provincie. Enkele belangrijke uitgangspunten zijn dat kennisvermeerdering of attitude- en gedragsverandering, als gevolg van voorlichting, meer resultaat boekt naarmate
Aap, Noot,….KIES!
34
de informatie meer wordt toegespitst op de doelgroep. Waarbij de doelgroep de informatiebronnen meer vertrouwt en de gegeven informatie meer het onderwerp van gesprek wordt. Om community interventie mogelijk te maken wordt vaak gebruik gemaakt van de lokale massamedia, bijvoorbeeld de lokale radio en televisie. Daarnaast worden lokaal bekende personen (bijvoorbeeld toeleiders) ingeschakeld om formele handelingen uit te voeren en om mensen tot deelname aan de voorlichtingsactiviteiten, of het gewenst gedrag op te roepen. Er wordt vaak getracht, door lokale autoriteiten en vrijwilligers erin te betrekken, de voorlichting meer betrouwbaar en bekend te maken. Belangrijk is nog dat bij het uitvoeren van een community interventie lokale overheden (gemeenten) en bedrijven betrokken worden, om zo betere gedragsalternatieven te creëren, zodat het gemakkelijker wordt om het gewenste gedrag uit te voeren. Weenig wijst hierbij bijvoorbeeld op subsidies of projectkortingen. Zowel Weenig (in Van Gent, e.a., 2000) als Kok e.a. (1992) geven aan dat community interventie bijzonder effectief is gebleken bij de voorlichting aan achterstandsgroepen of moeilijk bereikbare groepen. 2.5 Een terugblik In dit hoofdstuk is een aantal verschillende theoretische uitgangspunten belicht. In de eerste plaats is er aandacht besteed aan het begrip ‘functioneel analfabetisme’. Wat houdt functioneel analfabetisme in, over wie spreken we en welke plaats neemt functioneel analfabetisme in onze samenleving in. Vervolgens zijn er verschillende factoren genoemd die het voor functioneel analfabeten moeilijk kunnen maken om deel te nemen aan NT-1 onderwijs. Er zijn hier zowel externe als interne factoren belicht. Daarnaast is er nog wat verder ingegaan op volwasseneducatie. Er is aandacht besteed aan de basiseducatie en de inhoud van het NT-1 onderwijs. Ten slotte is de vraag gesteld op welke wijze functioneel analfabeten bereikt kunnen worden om deel te nemen aan een cursus om beter te leren lezen en schrijven. Gebleken is dat het moeilijk blijft om deze doelgroep te bereiken. Er zijn zowel landelijk als regionaal voorlichtingscampagnes ingezet. Iedere voorlichtingscampagne kan weer anders worden opgezet om de gewenste doelgroep te benaderen. Na de bespreking van verschillende aandachtspunten voor voorlichtingscampagnes, zal in het volgende hoofdstuk een duik worden genomen in de empirie. Drie voorlichtingscampagnes zullen worden besproken die allen tot doel hebben autochtone functioneel analfabeten te bereiken en hen, hopelijk deel te laten nemen aan een cursus om beter te leren lezen en schrijven.
Aap, Noot,….KIES!
35
H 3. Een kijkje in de keuken 3.1 Inleiding In de volgende paragrafen zal de aandacht uitgaan naar verschillende voorlichtingscampagnes, gericht op autochtone functioneel analfabeten, een moeilijk bereikbare doelgroep. Als eerste zal er ingegaan worden op het Landelijke Actieplan waarna vervolgens terug wordt geblikt op de theorie. Als tweede zal aandacht worden besteed aan twee regionale voorlichtingscampagnes, zijnde ‘Zelf kunnen…’ in de gemeente Amsterdam en ‘Campagne Alfabetisering’ in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Ook bij deze beide voorlichtingscampagnes zal terug worden gekeken naar de theorie. 3.2 Landelijk Actieplan Alfabetisering Autochtonen Het is bekend dat functioneel analfabeten vaak moeite hebben om in het dagelijks leven optimaal te functioneren, naar de maatstaven van de huidige samenleving. Algemeen heerst het gevoel dat het probleem van analfabetisme onder autochtonen onacceptabel is. De overheid heeft enkele algemene doelstellingen, zoals de bestrijding van sociale uitsluiting en de stimulering van een leven lang leren en actieve deelname aan de samenleving. Wanneer deze doelstellingen naast (de problematiek van) functioneel analfabetisme worden gelegd vraagt dit om actie. Zoals eerder beschreven is in 2002 officieel het startsein gegeven voor het Landelijk Actieplan Alfabetisering Autochtonen. Een initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap waarbij de uitvoering in handen van het CINOP werd gegeven. In het Landelijk Actieplan staat het meerjarenplan voor de campagne alfabetisering centraal. Dit plan richt zich op het bereiken van de volgende doelen: 1) Stimulering van de werving van deelnemers voor alfabetiseringsopleidingen 2) Draagvlak voor de activiteiten in het kader van het Actieplan Alfabetisering en intensieve dialoog tussen alle partners in het proces van alfabetisering. 3) Vergroting van de vraag door gemeente en bedrijfsleven naar onderwijsvoorzieningen voor functioneel analfabeten bij ROC’s en bedrijfsopleidingen. 4) Vergroting van het aanbod van cursussen/opleidingen bij ROC’s en bedrijfsopleiders. 5) Een positieve oplossingsgerichte houding bij de meest relevante intermediairs (gemeente, welzijnsinstellingen, ROC’s, bedrijfsleven en politiek). 6) Kennis van het probleem, de omvang en de mogelijke oplossingen (cursussen, scholing) bij het grote publiek en de directe omgeving van de analfabeten (De Haas, 2002, 5). Het Landelijk Actieplan richt zich daarnaast op twee communicatietrajecten om de aanpak van het functioneel analfabetisme zo optimaal mogelijk te maken. In de eerste plaats gaat het hierbij om communicatie gericht op de bewustwording en activering van de functioneel analfabeet en zijn directe omgeving. In de tweede plaats gaat het om communicatie gericht op de realisatie van de randvoorwaarden en blijvende aandacht voor alfabetisering. Voor het slagen van de campagne is het van belang alle noodzakelijke krachten te bundelen. Met regelmaat worden daarom speciale bijeenkomsten georganiseerd, waarin geplande acties
Aap, Noot,….KIES!
36
en activiteiten aan direct betrokkenen en inhoudelijk deskundigen uit het veld worden gepresenteerd en om feedback worden gevraagd (De Haas, 2002). In de praktijk komt de campagne neer op verschillende activiteiten en communicatiemiddelen. Er zullen kort enkele voorbeelden worden gegeven die zijn ingezet. Dag van de Alfabetisering Op 8 september, de UNESCO internationale Dag van de Alfabetisering, is er jaarlijks een bijeenkomst over alfabetisering. De dag staat vooral in het teken van wervingsmethoden voor nieuwe cursisten en de realisatie van de noodzakelijke randvoorwaarden in de gemeenten en regio’s. In Nederland is in 1990 voor het eerst het startsein gegeven voor deze dag. Ambassadeurs Daarnaast worden ambassadeurs ingezet. (Oud) cursisten die ervaringsdeskundigen zijn op het gebied van alfabetisering en die in staat zijn voorlichting te geven aan potentiële cursisten en aan de media (projectbeschrijving ‘Zeg het voort!’). Zij kunnen als geen ander aangeven wat analfabetisme betekent en wat de cursussen hun opleveren. Radio- en tv-spots Slogans als ‘Moeite met lezen en schrijven? Doe er wat aan!’, waarbij een landelijk telefoonnummer wordt genoemd voor informatie over NT-1 cursussen in de regio’s, worden ingezet. Op televisie kwamen reclamespotjes als ‘wie dit niet kan lezen is niet gek’. Mensen worden op deze wijze geïnformeerd over het bestaan van functioneel analfabetisme en gemotiveerd om actie te ondernemen. 3.2.1 Kanttekening vanuit de theorie
Het Landelijk Actieplan omvat een aantal doelstellingen die door middel van verschillende activiteiten en communicatiemiddelen getracht worden te behalen. Weenig ( in Van Gent, e.a., 2000) heeft aangegeven dat grootschalige voorlichtingscampagnes, zoals radio- en televisiespots, betrekkelijk weinig effectief zijn in het bewerkstelligen van attitude- en gedragsveranderingen. Maar deze voorlichtingscampagnes kunnen wel effectief zijn in het creëren of vergroten van het probleembesef bij een breed publiek. Een van de communicatietrajecten van het Landelijke Actieplan sluit hier bij aan: communicatie gericht op de bewustwording van de omgeving. Daarnaast zal de blijvende aandacht voor alfabetisering gerealiseerd kunnen worden wanneer de grootschalige voorlichtingscampagne steeds herhaald wordt. De vraag is of deze grootschalige voorlichtingscampagne ook effect heeft op de communicatie naar functioneel analfabeten. Volgens Weenig is gebleken dat bij grootschalige voorlichtingscampagnes barrières op kunnen treden, vooral bij de zogenaamde ‘achterstandsgroepen’. Het blijkt dat deze groep vaak nauwelijks op de hoogte is van voorlichtingsmateriaal doordat zij geen aandacht hebben voor het voorlichtingsmateriaal en/of het voorlichtingsmateriaal niet begrijpen. De kans is groot dat de grootschalige voorlichtingscampagne meer effect heeft op de omgeving dan op de functioneel analfabeet zelf. Maar het Landelijk Actieplan omvat meer dan alleen de Dag van de Alfabetisering en radioen televisiespots. Aangezien functioneel analfabetisme een breed maatschappelijk probleem is, is er besloten om de campagne integraal aan te pakken. De Haas (2002, 19) stelt bijvoorbeeld dat gemeenten vanuit hun regeringsfuncties moeten overwegen in hoeverre relevante actoren als Centra voor Werk en Inkomen (CWI), reïntegratiebureaus, ROC’s, bedrijven uit de regio, verzorgingsinstellingen, welzijnsinstellingen en verenigingen voor
Aap, Noot,….KIES!
37
vrijwilligerswerk betrokken kunnen worden bij een meer integrale benadering. Vanuit verschillende gemeenten is daar gehoor aan gegeven. De gemeenten Amsterdam en Hoogezand-Sappemeer zullen worden belicht. 3.3. De regio in actie 3.3.1 ‘Zelf kunnen…’ in de gemeente Amsterdam De gemeente Amsterdam heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid bestaat uit het leveren van een bijdrage aan de verbetering van het kennis- en welzijnsniveau, van grote groepen laagopgeleiden in Amsterdam. Aangezien het ROC van Amsterdam deze verantwoordelijkheid deelt is er in 2004 een start gemaakt met een eigen wervingscampagne, genaamd ‘Zelf kunnen…’. Deze wervingscampagne streeft de volgende twee doelstellingen na: 1) Een wezenlijke toename van het aantal deelnemers aan alfabetiseringstrajecten. 2) bewustwording onder de Amsterdamse bevolking van de omvang, de ernst van het probleem en de negatieve effecten die analfabetisme heeft op de persoonlijke levenssfeer van de analfabeet zelf en op de maatschappelijk ontwikkelingen in de regio zelf (ROC Amsterdam, 2005, 3). Ten tijde van de wervingscampagne worden twee doelgroepen onderscheiden en benaderd, de (functioneel) analfabeet zelf en de toeleiders, zoals het CWI, schuldhulpverlening, maatschappelijk werk, Sociale Zaken en Werk etc. Voor de wervingscampagne maakt het ROC in Amsterdam gebruik van verschillende communicatiemiddelen zoals, folders, affiches, leeswijzers, advertenties in het Parool, persberichten, een eigen televisieserie genaamd ‘Van A tot Z’, face-to-face voorlichting waarbij ambassadeurs worden ingezet, etc. Er kan gesteld worden dat het ROC in Amsterdam zeer actief is met betrekking tot het werven van autochtone functioneel analfabeten. Niet alleen de communicatiemiddelen die worden gebruikt, maar ook het feit dat er een NT-1 docent twee jaar vrij geroosterd heeft gekregen om zich hier op te storten, wijzen op een zeer actief wervingsbeleid. Daarnaast beschikt het ROC in Amsterdam over een training om ambassadeurs op te leiden. (Oud) cursisten volgen een intensieve training waarbij ze opgeleid worden tot ambassadeurs en bijdragen aan het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten. Ze geven bijvoorbeeld voorlichting aan groepen en individuen over het belang van leren lezen en schrijven, waarbij ze zichzelf als voorbeeld nemen. Opvallend is dat het ROC in Amsterdam sinds eind september 2004 een aparte locatie heeft waar NT- 1 onderwijs wordt gegeven aan ongeveer 107 deelnemers. De missie van het KAN (Kenniscentrum Alfabetisering voor Nederlandssprekenden) bestaat uit acht peilers, deze zijn: 1) Meer dan aandacht 2) Het KAN overal 3) Kenniscentrum 4) Jij bent niet de enige 5) Samen leren 6) Even een uurtje oefenen 7) Leren door te doen 8) Iedereen naar school
Aap, Noot,….KIES!
38
De ambitie van het KAN is dat het KAN zal uitgroeien tot een stedelijke voorziening met specialistische kennis, het centrum van een netwerk van organisaties in de regio en in het land op gebied van alfabetisering. Vanuit dit centrum zullen initiatieven worden opgezet om analfabetisme op nieuwe, succesvolle manieren te bestrijden (ROC Amsterdam, 2005, 10). 3.3.2 ‘Campagne Alfabetisering’ in Hoogezand-Sappemeer In de inleiding van deze afstudeerscriptie is al kort ingegaan op de voorlichtingscampagne van het ROC Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer. Met het risico enigszins in herhaling te vervallen zal de start van deze campagne nogmaals uiteen worden gezet. Naar aanleiding van het Landelijke Actieplan Alfabetisering Autochtonen en de educatieve vraagbepaling van 2003, in de Regio Centraal Groningen, is er een actief wervingsplan in gang gezet. In de gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft de afdeling Onderwijs (van de gemeente) samen met het ROC Noorderpoortcollege dit wervingsplan opgepakt. Momenteel nemen ongeveer 80 mensen deel aan het NT-1 onderwijs. In november 2004 heeft er op het Noorderpoortcollege een startconferentie plaatsgevonden, die werd geopend door Prinses Laurentien. Op deze startconferentie werden toeleiders, zoals bedrijven en welzijnorganisaties, uit de gemeente Hoogezand-Sappemeer uitgenodigd. Daarnaast is de lokale media (krant, radio) uitgenodigd om de startconferentie en de doelstelling daarvan, onder de aandacht te brengen bij de inwoners van de gemeente. Met deze startconferentie werd bewustwording, onder de toeleiders, van de omvang en ernst van het probleem beoogd. Daarnaast bood de startconferentie de gelegenheid om toeleiders op de hoogte te brengen van het bestaan van de NT-1 cursussen en zo potentiële deelnemers naar de cursussen te begeleiden. De startconferentie vond plaats op het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer. Door de startconferentie op de school zelf te laten plaatsvinden kregen de toeleiders en de lokale media de gelegenheid kennis te maken met de omgeving waar de NT-1 cursussen worden gegeven. Een kennismaking met het Noorderpoortcollege als een omgeving die in de gemeenschap staat en een ontmoetingsplek is voor de inwoners, waarbij ‘het volgen van onderwijs’ de gedeelde factor is. Tijdens deze conferentie gaven NT-1 docenten uitleg over de inhoud van de lessen. Verder vertelden enkele deelnemers over hun functioneren in de samenleving. Ze gaven uitleg over hoe het was toen ze niet (goed) konden lezen en schrijven en wat voor invloed deelname aan de NT-1 cursus heeft (gehad). De startconferentie was het begin van de ‘Campagne Alfabetisering’, met als doel het werven van autochtone functioneel analfabeten in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Deze voorlichtingscampagne zal tot 2006 lopen. Deze voorlichtingscampagne richt zich op twee doelgroepen, zijnde toeleiders en autochtone functioneel analfabeten. Er zijn verschillende communicatiemiddelen ingezet om de voorlichtingscampagne, zoals folders, posters en herkenningswijzers. Daarnaast hebben er enkele lokale radio-interviews plaatsgevonden met NT-1 docenten en deelnemers, over de cursus en het belang van leren lezen en schrijven. Deze communicatiemiddelen zullen tot het einde van de campagne worden ingezet. Als onderdeel van de campagne worden de kosten voor deelname aan een NT- 1 cursus betaald door de gemeente Hoogezand-Sappemeer.
Aap, Noot,….KIES!
39
Aan de start van de voorlichtingscampagne zijn er vanuit de gemeente acht uur aan het Noorderpoortcollege gegeven voor besteding aan de Pr en werving. Inmiddels zijn deze uren verdubbeld en zullen vanaf september 2005 ingezet worden. 3.3.3 Kanttekening vanuit de theorie De voorlichtingscampagnes van zowel het KAN in Amsterdam als het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer richten zich op een afgebakend geografisch gebied. Het streven is om de inwoners van beide gemeenten bewust te maken van de problematiek. De aandacht in dit streven gaat daarnaast vooral uit naar de toeleiders, functioneel analfabeten en de omgeving. Maar niet alleen bewustwording wordt beoogd, ook werven van functioneel analfabeten om deel te nemen aan NT-1 onderwijs. Weenig (in Van Gent, e.a., 2000) en Kok (1992) hebben aangegeven dat community interventie bijzonder effectief is gebleken bij de voorlichting aan moeilijk bereikbare groepen. Door de ‘community’ te betrekken is er een grote kans van slagen met betrekking tot het beoogde doel van de voorlichtingcampagne. Zowel het KAN als het Noorderpoortcollege betrekken de community in hun voorlichtingscampagnes. Er wordt gebruik gemaakt van de lokale media (radio, televisie). Daarnaast worden lokale toeleiders betrokken; zij worden geïnformeerd over de problematiek van functioneel analfabetisme en de belangrijke rol die zij kunnen spelen in het verwijzen van functioneel analfabeten naar het NT- 1 onderwijs. Een ander belangrijk onderdeel is het inzetten van ambassadeurs. Ambassadeurs zijn ervaringsdeskundigen op het gebied van alfabetisering. Gebleken is dat wanneer de beoogde doelgroep de informatiebronnen meer geloofwaardig en betrouwbaar acht, er eerder een positieve attitudeverandering plaatsvindt. Attitudeverandering van een negatieve attitude naar een positieve attitude, ten opzichte van deelname aan het NT-1 onderwijs, kan tot een positieve gedragverandering leiden. Een community college kan ook gezien worden als een onderdeel van een community interventie. De school als ontmoetingsplek, waar de drempel om deel te nemen aan onderwijs wordt verlaagd door het streven naar een open en veilige leeromgeving voor deelnemers. Daarnaast zijn de docenten op de hoogte van wat er in de omgeving speelt en zijn in staat daarop in te springen in de school en tijdens de lessen. Er kan gesteld worden dat zowel het KAN als het Noorderpoortcollege ernaar streven om een community-college te zijn. De ambitie van het KAN is dat het KAN zal uitgroeien tot een stedelijke voorziening met specialistische kennis, het centrum van een netwerk van organisaties in de regio en in het land op gebied van alfabetisering. Het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer is een voorziening waar zowel NT-1 als NT-2 onderwijs wordt gegeven, naast andere vormen van volwassenonderwijs. De school als ontmoetingsplek voor volwassenen die niet alleen willen leren van docenten maar ook van elkaar. Voor het slagen van een voorlichtingscampagne om functioneel analfabeten te bereiken is het, zoals het Landelijk Actieplan aangeeft, van belang krachten te bundelen, ieders expertise te benutten en van elkaar te leren. Bovenstaande voorlichtingscampagnes zouden daar een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren.
Aap, Noot,….KIES!
40
H 4. Aanpak van het Onderzoek 4.1 Inleiding Het Noorderpoortcollege vraagt zich af in hoeverre de voorlichtingsbijeenkomst heeft bijgedragen aan het bereiken van autochtone functioneel analfabeten in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Er kan hier gesproken worden over een casestudy waarbij een specifieke situatie geëvalueerd wordt (Wester, e.a. 2000). De probleemstelling is gericht op een concreet onderzoeksgeval dat tijdens zijn natuurlijk functioneren wordt onderzocht. Het onderzoek vindt plaats bij elementen van de case, in dit geval toeleiders en de deelnemers. Volgens Swanborn (2003) zijn er naast de natuurlijke omgeving en enkele dragers (het Noorderpoortcollege, de toeleiders en de deelnemers) nog een aantal eigenschappen die toegedicht kunnen worden aan een casestudy. Zo vindt een casestudy over een bepaalde periode plaats, dan wel achteraf. In het geval van dit onderzoek wordt de case, zijnde de voorlichtingscampagne in Hoogezand-Sappemeer, over een bepaalde periode geëvalueerd. Verder geeft Swanborn aan dat er meestal diverse databronnen worden gebruikt, wat ook geldt voor dit onderzoek. Deze databronnen zullen in dit hoofdstuk toegelicht worden. Een ander (belangrijk) kenmerk van een casestudy is de aandacht voor (uiteenlopende) percepties. De voorlichtingscampagne is opgezet met, onder andere, als doel (meer) bekendheid te geven aan de NT-1 cursussen die aangeboden worden bij het Noorderpoortcollege. Deze bekendheid is op verschillende (doel)groepen gericht. Er wordt in dit onderzoek bij twee doelgroepen onderzocht in hoeverre de voorlichtingsbijeenkomst heeft bijgedragen aan de bekendheid van het cursusaanbod. Er wordt daardoor aandacht besteed aan (uiteenlopende) percepties. De twee doelgroepen die in dit onderzoek aandacht krijgen worden apart van elkaar onderzocht. De twee deelonderzoeken vragen ieder een andere aanpak. Er worden interviews met de betrokken toeleiders gehouden en vragenlijsten afgenomen bij de deelnemers. De twee deelonderzoeken zullen apart worden beschreven. 4.2 Deelonderzoek Toeleiders Er is gekozen voor twee deelonderzoeken om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag. Voor een rijke gegevensverzameling bij de toeleiders is gekozen voor het afnemen van interviews. Deze keuze biedt mij de gelegenheid inzicht te krijgen in het handelen van de toeleiders als het gaat om functioneel analfabetisme. Miles en Huberman (1994) stellen dat het bij kwalitatief onderzoek niet zozeer gaat over ‘gedrag’ als wel over handelingen. Deze handelingen bevatten bedoelingen en betekenissen die tot consequenties leiden; op welke wijze gaan organisaties om met functioneel analfabetisme en leiden de handelingen van de organisaties tot consequenties waar het Noorderpoortcollege bij betrokken wordt. Daarnaast geven Miles en Huberman aan dat een sterke waarde van kwalitatief onderzoek is, dat deze zich richt op de gebeurtenissen in hun natuurlijke omgeving. De gegevens worden verzameld in een specifieke situatie, waarbij de nadruk ligt op een specifieke case, begrensd in zijn verband. De mogelijkheid om latente, onderliggende of niet voor de hand liggende onderwerpen te begrijpen is hierbij groot. Dit sluit goed aan bij het afnemen van de interviews. Door de organisaties te interviewen in hun natuurlijke omgeving biedt dit mij de gelegenheid om hun handelen en de consequenties daarvan te begrijpen en te analyseren. Aap, Noot,….KIES!
41
4.3 Onderzoeksprocedure Er zal uitvoerig ingegaan worden op de stappen die zijn ondernomen voor dit deelonderzoek en de weg die daarmee is bewandeld. In de eerste plaats worden de voorbereiding van dit deelonderzoek besproken. Daarna zal verder worden ingegaan op welke wijze de gegevens verzameld zijn. Ten slotte zal uiteen worden gezet op hoe de gegevens geanalyseerd zijn. 4.3.1 Voorbereiding Het onderzoek is gestart met een keuze te maken voor een onderzoekstechniek. Vervolgens is de onderzoeksgroep samengesteld, waarna met hen contact is opgenomen. Een proefinterview heeft plaatsgevonden als voorbereiding op de verdere interviews. Op deze stappen zal verder worden in gegaan. 4.3.1.1 Het interview Om de gegevens te verzamelen is gekozen voor half gestructureerde interviews (Baarda e.a., 1995). Aan de hand van een aantal tevoren vastgestelde onderwerpen is een interviewleidraad opgezet. Ieder onderwerp is ingeleid met enkele beginvragen waarna de toeleider zoveel mogelijk zelf invulling aan het onderwerp kon geven. Er is gebruik gemaakt van een viertal verschillende interviewleidraden (bijlage I) waarbij dezelfde tevoren vastgestelde onderwerpen gehandhaafd zijn, maar waarbij de vragen (zo nodig) aangepast zijn aan de betreffende sector. De betreffende sectoren zijn: bedrijven, welzijn, een belangenorganisatie en de bibliotheek. De tevoren vastgestelde onderwerpen bieden de mogelijkheid structuur in de interviews aan te brengen en de interviews naast elkaar te kunnen leggen, om de verzamelde gegevens te analyseren. De verschillende interviewleidraden hebben dezelfde opbouw. In de eerste plaats is er sprake van een kennismaking, waarna geïnventariseerd wordt in hoeverre de toeleider op de hoogte is van de landelijke- en regionale voorlichtingscampagne. Daarna komen de volgende onderwerpen aan de orde: analfabetisme, bewustzijn, bekendheid Noorderpoortcollege, stimulering, werving, verantwoordelijkheid, belangen, positie in de samenleving en toekomst. Ieder onderwerp is ingeleid met een aantal vragen om de toeleider de ruimte te geven open en spontaan te antwoorden. Daarnaast is bij de onderwerpen, zo mogelijk, gevraagd naar de houding van de toeleiders voor en na de regionale voorlichtingscampagne. 4.3.1.2 De onderzoeksgroep Het Noorderpoortcollege heeft na de startconferentie in november 2004 een jaarplanning opgezet. In deze jaarplanning staat aangegeven in welke maanden van het jaar, welke toeleiders met, onder andere, voorlichtingsmateriaal benaderd dienen te worden. Voor dit onderzoek is het van belang deels uit te zoeken, in hoeverre de voorlichtingscampagne heeft bijgedragen aan de bekendheid van de NT-1 cursussen. Een belangrijk criterium voor het samenstellen van de onderzoeksgroep is daarom ook, dat de toeleider bij de startconferentie in november 2004 is geweest of in aanraking is geweest met het voorlichtingsmateriaal. Een tweede criterium voor het samenstellen van de onderzoeksgroep is dat de toeleiders in Hoogezand-Sappemeer gevestigd zijn, omdat de startconferentie en de voorlichtingscampagne gericht zijn op de toeleiders en inwoners van Hoogezand-Sappemeer. Bij de keuze van de te benaderen bedrijven is er één uitzondering gemaakt. Eén bedrijf uit de onderzoeksgroep is gevestigd in Groningen. De keuze voor dit bedrijf heeft ermee te maken dat dit bedrijf een werknemer alle mogelijkheden heeft geboden, deel te nemen aan een cursus NT-1, zoals deelname onder werktijd. Het Noorderpoortcollege is geïnteresseerd in de vraag waardoor dit bedrijf deze mogelijkheden aan de werknemer aanbiedt, ze hebben daarom
Aap, Noot,….KIES!
42
gevraagd dit bedrijf te betrekken in de onderzoeksgroep. Ook de keuze voor de andere toeleiders is in overleg met twee betrokken docenten van het Noorderpoortcollege gemaakt. De onderzoeksgroep is, zoals eerder aangegeven, verdeeld in een aantal sectoren. Hiervoor is gekozen om zo een breed beeld te krijgen van het effect van de startconferentie en de voorlichtingscampagne. Door meerdere sectoren te betrekken krijg ik de gelegenheid om deze sectoren naast elkaar te leggen en een vergelijking te maken. Dit biedt de mogelijkheid te achterhalen, in hoeverre er een verschil bestaat in het benaderen en voorlichten van verschillende sectoren. Als laatste is er, bij het samenstellen van de onderzoeksgroep, rekening gehouden met de functie van de toeleiders. Er is getracht om toeleiders te benaderen die, binnen de organisatie, redelijk dicht bij de werknemer/cliënt staan, zoals een opleidingsadviseur, personeelsfunctionaris of trajectbegeleider. Doordat het contact met de werknemer/cliënt een onderdeel van de functie is, zou er vanuit gegaan kunnen worden dat de toeleiders zicht hebben op de levenssituatie van de werknemers/cliënten. Contacteren van de toeleiders Zoals eerder beschreven is de samenstelling van de onderzoeksgroep tot stand gekomen in overleg met twee docenten van het Noorderpoortcollege. Eén van deze docenten heeft mede de startconferentie in gang gezet. Zij is op de hoogte van de toeleiders die aanwezig zijn geweest bij deze startconferentie en heeft daardoor een bijdrage kunnen leveren in de beslissing welke toeleiders benaderd dienden te worden voor het onderzoek. Daarnaast konden de docenten mij voorzien van de namen en adressen van de toeleiders. In eerste instantie was het de bedoeling zes bedrijven en zes welzijnsinstellingen te benaderen. Doordat duidelijk werd dat er niet voldaan kon worden aan de benadering van zes welzijnsinstellingen, is er een verandering aangebracht in de te benaderen toeleiders. Er kon niet aan het aantal worden voldaan, omdat niet zeker was of alle welzijnsinstellingen aanwezig waren geweest bij de startconferentie of voorlichtingsmateriaal hadden ontvangen. Er is daarom gekozen voor vijf bedrijven en vijf welzijnsinstellingen waarvan bekend was dat zij aanwezig zijn geweest bij de startconferentie of het voorlichtingsmateriaal toegestuurd hadden gekregen. De bedrijven en welzijnsinstellingen zijn via de telefoon op de hoogte gebracht van de doelstellingen van het onderzoek en mijn verwachtingen. Daarnaast is gevraagd of ze bereid waren mee te werken aan het onderzoek. Van de vijf bedrijven hebben er drie positief gereageerd en wilden meewerken aan het interview, de twee andere bedrijven waren niet in de gelegenheid om voor het interview tijd vrij te maken. Doordat er lange tijd verstreek voordat de bedrijven helaas informeerden toch niet te kunnen deelnemen aan het interview, is er vanwege tijdgebrek, geen gelegenheid geweest om andere bedrijven te benaderen. Tevens bleek tijdens de telefonische contacten dat toch niet alle bedrijven op de hoogte waren van de startconferentie en de voorlichtingscampagne. Na overleg met de begeleidende docent is besloten om andere toeleiders te benaderen. Er is toen gekozen voor Sociale Zaken en Werk binnen de gemeente Hoogezand-Sappemeer en voor de bibliotheek. Beide reageerden enthousiast en wilden deelnemen aan het interview. Daarnaast zijn er vijf welzijnsinstellingen benaderd. Drie instellingen reageerden positief en waren bereid aan het interview mee te werken. Naast de drie welzijnsinstellingen is er gekozen voor een belangenorganisatie. Deze organisatie wordt onder de welzijninstellingen geplaatst vanwege zijn doelstelling, op te komen voor de belangen en het welzijn van zijn leden. Eén instelling gaf direct aan de telefoon aan geen relevante bijdrage te kunnen leveren. Er is toen gekozen voor de afdeling Onderwijs binnen de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Deze vervult een enigszins aparte rol in het onderzoek omdat zij de voorlichtingscampagne en
Aap, Noot,….KIES!
43
startconferentie, in samenwerking met het Noorderpoortcollege in gang heeft gezet. De toeleider zal daarom niet direct in de resultaten betrokken worden. Uiteindelijk zijn de volgende toeleiders geïnterviewd: Trio Bedrijven, Kappa Graphic Board, Bedrijf X (anoniem), Humanitas, Prisma, Stichting Noordermaat, Openbare Bibliotheek, ANBO, Afdeling Onderwijs en Sociale Zaken en Werk van de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Proefinterview Als voorbereiding op de interviews is er één proefinterview afgenomen. De toeleider was zowel op de hoogte van de startconferentie als de voorlichtingscampagne. Tevens was reeds bekend dat een aantal werknemers van het bedrijf waar de toeleider werkzaam is, deelnemen aan de NT-1 cursus. De toeleider is voorafgaand aan het interview ingelicht over de werking van het interview en reageerde positief. Na afloop van het interview is afgesproken dat er contact mocht worden opgenomen, wanneer er nog vragen onbeantwoord bleven en de interviewleidraad aangepast moest worden. Na het proefinterview zijn er enkele kleine veranderingen aangebracht in de interviewleidraad waardoor de volgende interviews soepeler zouden kunnen verlopen. 4.3.2 Het verzamelen van de gegevens De interviews hebben, behalve twee, plaatsgevonden op het werk van de toeleider. Eén interview heeft bij de toeleider thuis plaatsgevonden, aangezien deze persoon vanuit thuis werkt en één interview in mijn huis. Bij ieder interview is ervoor gezorgd dat er een rustige ruimte was waar het interview kon plaatsvinden zonder dat er teveel gestoord kon worden. De duur van de interviews verschilde niet veel. Gemiddeld namen ze een uur in beslag. Voordat het interview begon vond er eerst een informeel gesprek plaats. Daarnaast werden de doelstellingen van het onderzoek en het verloop van het interview uitgelegd. De toeleiders kregen de gelegenheid ervoor te kiezen om anoniem te blijven. Eén toeleider heeft hiervoor gekozen. Voordat het interview van start ging is eerst gevraagd of het gesprek op band opgenomen mocht worden zodat er geen gegevens verloren zouden gaan. Tevens gaf dit de mogelijkheid het gesprek nogmaals te beluisteren en contact met de toeleider op te nemen wanneer niet alle vragen beantwoord zouden zijn. De interviews verliepen over het algemeen erg positief. Het bleek dat niet alle toeleiders op de hoogte waren van de startconferentie en de voorlichtingscampagne. Wanneer men niet op de hoogte bleek te zijn, was men wel erg geïnteresseerd en vroeg men om meer informatie. Eén toeleider was zo attent dat ik van en naar het station werd gebracht en zelfs een rondleiding door het bedrijf kreeg. Tijdens het nalezen van de interviews bleek dat bij een enkele toeleider nog vragen onbeantwoord waren. Aangezien ik met alle toeleiders had afgesproken nog telefonisch contact op te mogen nemen, wanneer ik nog vragen had, heb ik daar gebruik van gemaakt. 4.3.3 Het analyseren van de gegevens Het analyseren van de gegevens bestond uit verschillende fasen. In de eerste plaats heb ik tijdens de voorbereidingen en het verzamelen van de gegevens een logboek bijgehouden. Na het verzamelen van de gegevens zijn de interviews letterlijk uitgetypt. Onderwerpen Na het uittypen van de interviews zijn de interviewleidraden opnieuw geraadpleegd. Aan de hand van de interviewleidraden zijn de tevoren vastgestelde onderwerpen langs gegaan. In de
Aap, Noot,….KIES!
44
uitgetypte interviews is aangegeven waar de onderwerpen terugkomen. Daarna zijn, op volgorde van de onderwerpen, de interviews samengevat. De samenvattingen van de interviews zijn vervolgens, volgens afspraak, naar de toeleiders gestuurd. De toeleiders kregen hierdoor de gelegenheid nog op- of aanmerkingen te plaatsen. Enkele toeleiders hebben hier ook gebruik van gemaakt. De samenvattingen zijn daar weer op afgesteld. De onderwerpen zijn vervolgens, voor de analyse, in thema’s onder gebracht, zijnde: voorlichtingscampagnes, instelling/bedrijf, awareness (bewustzijn) en werving (bijlage II). 4.4 Methodologische kwaliteit 4.4.1 Betrouwbaarheid Als eerste is er tijdens het afnemen van de interviews voor gezorgd dat deze plaatsvonden in een rustige ruimte zonder dat de interviewer en de toeleider al te veel gestoord werden. Door een rustige plek op te zoeken werden de onderzoeker en de toeleider niet afgeleid en kon het interview in uiterste concentratie plaatsvinden (Baarda & De Goede, 2001). Ten tweede zijn de interviewleidraden en de schematische weergave van de thema’s in de bijlage toegevoegd. Een andere onderzoeker kan hierdoor het onderzoeksproces herhalen. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan de herhaalbaarheid van het onderzoeksproces langs dezelfde weg (Hutjes & Van Buren, 1992). 4.4.2 Validiteit In de eerste plaats is er sprake van begripvaliditeit (Baarda & De Goede, 2001). De onderwerpen en begrippen die de basis vormen van de data-analyse zijn naast andere theorieën en eerdere onderzoeken geplaatst. Voorafgaand aan de interviews is vastgesteld welke invulling aan de begrippen en onderwerpen werd gegeven. Tijdens de interviews is nagegaan in hoeverre de toeleiders dezelfde invulling gaven aan de begrippen en onderwerpen. Wel moet worden aangegeven dat er tijdens het deelonderzoek een blijvende wisselwerking heeft plaatsgevonden tussen de theorie en de praktijk. In de tweede plaats zijn de interviews aan de hand van interviewleidraden afgenomen. Deze interviewleidraden bevatten open vragen waardoor de toeleider de mogelijkheid kreeg om zijn verhaal volledig vrij en spontaan te vertellen. De interviews zijn op band opgenomen en letterlijk uitgetypt waardoor bij het verhaal van de toeleider is gebleven. In de derde plaats heeft de onderzoekssituatie zoveel mogelijk in de natuurlijke omgeving plaatsgevonden. De toeleiders zijn, op twee na, allemaal geïnterviewd binnen de organisatie waar de toeleider werkzaam is. Op deze manier is er naar gestreefd om de onderzoekssituatie zo representatief mogelijk te laten zijn. Vervolgens is het lastig om aan te geven in hoeverre dit deelonderzoek generaliseerbaar is. De onderzoeksvraag is gericht op de voorlichtingscampagne van het ROC Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer; een op zichzelf staande case. Wanneer er alleen naar dit kenmerk wordt gekeken kan gezegd worden dat het onderzoek niet generaliseerbaar is. Aan de andere kant vinden er in Nederland bij meerdere ROC’s voorlichtingscampagnes plaats, met als doel het bereiken van autochtone functioneel analfabeten. Vanuit dit oogpunt gezien zou er gesproken kunnen worden van generaliseerbaarheid. De voorlichtingscampagne van het ROC Noorderpoortcollege is exemplarisch voor andere ROC’s die
Aap, Noot,….KIES!
45
voorlichtingscampagnes op (gaan) zetten. Dit deelonderzoek kan leiden tot meer inzicht in de praktijk en toepassingsmogelijkheden voor andere voorlichtingscampagnes. Echter dient men hier wel voorzichtig in te zijn en zou men bij vervolgonderzoek of (volgende) voorlichtingscampagnes dit deelonderzoek enkel als aandachtspunt mee kunnen nemen. Wanneer onderzoek zou plaatsvinden bij deze ROC’s en er gebruik wordt gemaakt van de interviewleidraden uit de bijlage, overeenkomende toeleiders en theorie, dan zou er sprake kunnen zijn van generaliseerbaarheid. Daarnaast wijst Yin erop, beschreven door Wester (2000), dat in een casestudy het niet gaat om statistische generalisaties. Zover het probleem van de generaliseerbaarheid speelt, gaat het om analytische of theoretische generaliseerbaarheid. Als laatste is het van belang stil te staan bij de vraag of er sprake is van sociaal wenselijke antwoorden door de toeleiders. De toeleiders kwamen over het algemeen makkelijk op gang in hun verhaal en redelijk snel tot de kern in het beantwoorden van de vragen. Ze kregen de gelegenheid, na het interview aan te geven of de organisatie waarbinnen zij werkzaam zijn, anoniem te laten in het onderzoek. De reden om de vraag van anonimiteit na het interview te stellen, is dat er op deze manier getracht is sociaal wenselijke antwoorden te vermijden. Om de toeleiders niet het gevoel te geven dat ze er ‘ingetuind’ zijn door deze vraag aan het einde te stellen, is er nog een samenvatting van het gesprek naar de toeleiders gestuurd. Zij kregen hierdoor de gelegenheid nog op- of aanmerkingen te maken. Er kan niet met zekerheid gesteld worden dat er geen sociaal wenselijke antwoorden gegeven zijn. De toeleiders spraken namens zichzelf, maar wel in functie van de organisatie waar zij werkzaam zijn. 4.5 Deelonderzoek Deelnemers Om een onderzoek uit te voeren bij mensen die niet (goed) kunnen lezen en schrijven zijn er een aantal aandachtspunten. Het eerste punt van aandacht is de benadering van de onderzoeksgroep. Schaamte speelt bij veel mensen een rol. De deelnemers van de NT-1 cursus hebben de stap genomen om beter te leren lezen en schrijven. Tijdens de cursus ervaren ze de verhalen van andere deelnemers en het feit dat ze niet de enige zijn die zich in deze situatie bevinden. Erkenning en herkenning spelen hierbij een grote rol. Hierdoor neemt het gevoel van schaamte langzaam af. Om de onderzoeksgroep te benaderen is het van belang, zover mogelijk, een vertrouwensband op te bouwen. De deelnemers het gevoel geven dat ze zowel erkend, herkend als serieus genomen worden. Door, onder andere, het gevoel van schaamte treden de deelnemers niet graag op de voorgrond. De keuze om interviews af te nemen met enkele deelnemers is daarom verworpen. Door de interviews zouden de deelnemers een positie op de voorgrond in kunnen nemen. De vraag die dan rijst is in hoeverre de gekozen deelnemers zich vrij zouden voelen om hun verhaal te vertellen. De moeilijkheid die het verwerpen van interviews met zich meebrengt, is op welke wijze de gegevens dan verzameld kan worden. Dit is tevens het tweede aandachtspunt. De deelnemers kunnen niet (goed) lezen en schrijven en het invullen van een vragenlijst kan dan een hele opgave zijn. Toch is hiervoor gekozen en wel om een aantal redenen. De vragenlijst biedt de mogelijkheid anoniem ingevuld te worden. Alle deelnemers van de cursus worden gevraagd mee te werken waardoor er niemand op de voorgrond treedt. Doordat de vragenlijst anoniem wordt ingevuld, krijgt de deelnemer de ruimte om open en zonder schaamte de vragen te beantwoorden.
Aap, Noot,….KIES!
46
Een ander, praktisch punt, waarom er gekozen is voor het afnemen van een vragenlijst heeft met een deelvraag vanuit het Noorderpoortcollege te maken, waar men is geïnteresseerd in de vraag hoeveel deelnemers naar aanleiding van de startconferentie en/of de voorlichtingscampagne deel zijn gaan nemen aan de cursus. Het afnemen van een vragenlijst biedt de mogelijkheid om deze gegevens te verzamelen bij een groot aantal deelnemers en deze gegevens te analyseren. 4.6 Onderzoeksprocedure Ten eerste zullen de voorbereidingen voor dit gedeelte van het onderzoek worden besproken. Als tweede zal beschreven worden op welke wijze de gegevens zijn verzameld en ten slotte zal aangegeven worden op welke wijze de gegevens geanalyseerd zijn. 4.6.1 Voorbereiding Aan het begin van dit deelonderzoek is een passende onderzoekstechniek gekozen. Vervolgens is er een onderzoeksgroep samengesteld, waarna met hen contact is gelegd. Daarnaast is er een proefvragenlijst afgenomen als voorbereiding op verdere afname van de vragenlijsten. Op deze stappen zal verder worden in gegaan. 4.6.1.1 De vragenlijst Om de gegevens te verzamelen, voor dit deel van het onderzoek, is gekozen voor het afnemen van een vragenlijst (bijlage III). Om een vragenlijst af te nemen bij mensen die niet (goed) kunnen lezen en schrijven dient er met een aantal elementen rekening gehouden te worden. Zo moet de vragenlijst begrijpelijk zijn en moet de vragenlijst aansluiten bij het referentiekader van de deelnemer. In principe zijn dit handvatten waar iedere vragenlijst aan dient te voldoen. In het geval van de mensen die niet (goed) kunnen lezen en schrijven is het van belang rekening te houden met het waarschijnlijke opleidingsniveau van de deelnemers. Om aan te sluiten bij de deelnemers is het TAP-paradigma van Foddy toegepast (Segers, 2002). TAP staat voor Topic, Applicability en Perspective. ‘Topic’ verwijst naar de begrijpelijkheid van de vraag; hierbij dient de doelgroep goed in het oog gehouden te worden. De zinsbouw in de vragenlijst draagt bij aan de begrijpelijkheid van de vragen. Van belang is rekening te houden met het aantal woorden in een zin. Zo kan de volgende vuistregel gehanteerd worden: ‘een zin van 10 woorden is begrijpelijk voor respondenten met een lagere schoolopleiding ( 6-jaar onderwijs); een zin van ongeveer 16 woorden vereist ten minste 9 jaar opleiding’ (LTS, Mavo, e.d.) Ieder woord meer vereist ook een jaar meer opleiding (Segers, 2002, 176). Na een mondelinge inventarisatie bij de docenten die lesgeven aan de deelnemers van de NT1 cursus, bleek al snel dat de grootste groep deelnemers laag tot zeer laag is opgeleid. De vragenlijst is daarom zo opgezet dat deze begrijpelijk is voor iedere deelnemer van de NT-1 cursus die enigszins kan lezen en schrijven. ‘Applicability’ staat voor vragen die van toepassing zijn. Bij het opstellen van de vragen is iedere keer gekeken of de vraag van toepassing is voor de onderzoeksgroep. Als laatste verwijst ‘Perspective’ naar het referentiekader dat de deelnemer hanteert bij het beantwoorden van de vragen. Bij het opstellen van de vragen is in de gaten gehouden of er door de verwoording van de vragen geen onbedoeld referentiekader aan de deelnemer is gegeven.
Aap, Noot,….KIES!
47
De vragenlijst bestaat uit verschillende vraagvormen. Er wordt gebruik gemaakt van gesloten vragen met niet-geordende antwoordcategorieën, gesloten vragen met geordende antwoordcategorieën, enkele korte concrete open vragen en combinatievragen (Segers, 2002). Bij het opstellen van de vragenlijst is ervoor gekozen het aantal open vragen tot het minimum te beperken. De deelnemers bevinden zich op verschillende lees- en schrijfniveaus. Een groot aantal van de deelnemers is nog niet in staat om zelfstandig goed te schrijven waardoor open vragen non-respons kan opleveren. Een punt waar verder zoveel mogelijk rekening mee is gehouden, is het aantal vragen. Door enkele vragen gesloten, met geordende antwoordcategorieën, te stellen konden vragen bij elkaar worden gevoegd. De vragenlijst bevat uiteindelijk 44 vragen. Dit is nog steeds een groot aantal, maar om een antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen is besloten bij dit aantal te blijven. 4.6.1.2 De onderzoeksgroep Het Noorderpoortcollege biedt op maandagavond en woensdagmiddag de NT-1 cursus aan. Deze cursus is voor autochtone (functioneel) analfabeten in en rond de gemeente HoogezandSappemeer. De deelnemers kunnen zelf aangeven welk dagdeel ze deelnemen aan de cursus. Het is mogelijk de cursus op beide dagdelen te volgen. Meerdere deelnemers maken van deze mogelijkheid gebruik. Aan het begin van de afname van de vragenlijsten, zijnde 18 mei, namen er 88 mensen deel aan deze cursus. In één van de klassen wordt alleen les gegeven in rekenen. Gelegenheidssteekproef Ik heb ervoor gekozen om gebruik te maken van een gelegenheidssteekproef (Den Boer, e.a., 1994). Hier zijn een aantal redenen voor. Ten eerste is de populatie niet erg groot. Een tweede belangrijke reden, die ook van invloed is op de eerste reden, is dat veel deelnemers van de cursus beter leren lezen en schrijven een sterk wisselde aanwezigheid vertonen. Voorafgaand aan de afname van de vragenlijsten gaven enkele docenten te kennen dat een gedeelte van de deelnemers zeer trouw aanwezig is, maar dat er ook een gedeelte van de deelnemers sterk wisselt in de aanwezigheid in de lessen. De docenten gaven hier meerdere redenen voor; zoals ziekte en onverwachte tussenkomsten. Door de wisselende aanwezigheid van de deelnemers en gezien de omvang van de populatie, is ervoor gekozen deelnemers te benaderen die aanwezig waren in de lessen en makkelijk te bereiken waren. Contacteren van de onderzoeksgroep Om in contact te komen met de onderzoeksgroep heb ik aan een aantal lessen deelgenomen in de verschillende klassen. Op deze manier kreeg ik de gelegenheid om te observeren in hoeverre de deelnemers konden lezen en schrijven. Baarda en De Goede (2001) noemen dit ook wel participerende observatie. Een andere belangrijke reden is dat de deelnemers vertrouwd raakten met mijn aanwezigheid. De docenten gaven van te voren te kennen dat het voor enkele deelnemers van de cursus ongemakkelijk zou kunnen zijn wanneer er een student van de universiteit langs zou komen en vragenlijsten af zou komen nemen. Gevoelens van schaamte en minderwaardigheid zouden dan een rol kunnen spelen. Door een aantal keer deel te nemen aan de lessen en contacten te leggen in de pauzes zouden deze gevoelens (deels) weg genomen kunnen worden. De contacten met de deelnemers verliepen over het algemeen erg positief. De deelnemers waren benieuwd naar de reden van mijn aanwezigheid en kwamen regelmatig uit zichzelf een praatje maken.
Aap, Noot,….KIES!
48
Het afnemen van de vragenlijsten is, mede door mijn aanwezigheid in de lessen, van te voren aangegeven bij de deelnemers. In iedere les heb ik het doel van mijn onderzoek en de vragenlijst uitgelegd. Proefvragenlijst Als voorbereiding op de afname van de vragenlijsten heb ik eerst met één cursist een proefvragenlijst doorgenomen. Er is een willekeurige deelnemer gekozen die vrijwillig mee wilde werken. Deze deelnemer kon wel lezen maar niet schrijven. Samen met de deelnemer heb ik de vragenlijst ingevuld. Deze proefafname gaf mij de gelegenheid te bekijken in hoeverre de vragenlijst voldeed aan het TAP-paradigma. Naar aanleiding van deze proefafname zijn nog enkele vragen aangepast. 4.6.2 Het verzamelen van de gegevens Zoals al eerder beschreven, is het afnemen van de vragenlijsten van te voren aangekondigd bij de deelnemers. Velen waren al op de hoogte doordat ik een aantal lessen bij hen had gevolgd. Daarnaast hebben de docenten het nog eens aangekondigd in de lessen. In iedere les is het doel van het onderzoek en de vragenlijst uitgelegd, waarbij nadrukkelijk is gewezen op de anonimiteit van de deelnemers. Tevens is uitgelegd dat men niet verplicht was de vragenlijst in te vullen. Vanwege het korte tijdsbestek is ervoor gekozen om tijdens iedere les twee groepen te benaderen voor het invullen van de vragenlijst. In de lessen waar de deelnemers over het algemeen KSE-niveau 2 en 3 hebben, waren de meeste deelnemers in staat de vragenlijst zelf in te vullen. Sommige deelnemers werden in groepjes van 2 of drie geplaatst zodat ze elkaar konden helpen wanneer nodig. Zowel de docent als ik liepen rond om vragen van de deelnemers te kunnen beantwoorden. De klassen waar de deelnemers niveau 2 en lager hadden, werden dan wel individueel of in groepjes van twee door mij apart genomen om de vragenlijst in te vullen. Het afnemen van de vragenlijsten verliep over het algemeen positief. De deelnemers van de cursus die aanwezig waren werkten vrijwillig mee. De deelnemers die de vragenlijst niet hebben ingevuld waren gedurende de onderzoeksperiode niet aanwezig in de lessen. Redenen voor afwezigheid waren vooral ziekte, te druk en familieomstandigheden waardoor men niet naar de les kon komen. Bij het doornemen van de vragenlijsten, nadat deze waren ingevuld door de deelnemers, bleek dat alle vragenlijsten geschikt waren voor analyse. Enkele vragenlijsten misten een paar antwoorden maar bevatten nog steeds ruim voldoende gegevens om te analyseren. 4.6.3 Het analyseren van de gegevens Het analyseren van de gegevens bestond uit verschillende fasen. Allereerst is tijdens de voorbereidingen en het verzamelen van de gegevens een logboek bijgehouden. Ten tweede is de vragenlijst ingevoerd in het statistische verwerkingsprogramma SPSS. Vervolgens zijn de afgenomen vragenlijsten in SPSS ingevoerd en ten slotte zijn aan de hand van de ingevoerde gegevens, analyses uitgevoerd. De vragenlijsten zijn stuk voor stuk ingevoerd in het SPSS bestand. Iedere vragenlijst kreeg een volgnummer en iedere deelnemer kreeg nog een extra nummer op de vragenlijst. Hierdoor kon ik als onderzoeker bijhouden welke deelnemer reeds een vragenlijst had ingevuld. De extra nummers op de vragenlijst zijn voor het verdere onderzoek niet van belang en de deelnemers blijven anoniem.
Aap, Noot,….KIES!
49
Daarnaast heb ik een codeboek bijgehouden om een overzicht te houden van alle vragen met de antwoordcategorieën en –mogelijkheden en de daarbij behorende codes (Jansen & Joosten, 1998). Door de hoeveelheid variabelen bleek het een aardige klus te zijn om alle vragenlijsten in te voeren. Na het invoeren van de vragenlijst is een uitdraai van de frequentieverdeling, van alle variabelen gemaakt, om te controleren of er fouten zijn gemaakt tijdens het invoeren van de gegevens. Na deze controle zijn er een aantal aanpassingen gemaakt waarna nogmaals een uitdraai is gemaakt. Om de gegevens te analyseren zijn eerst de vragen ingedeeld in verschillende onderwerpen. De onderwerpen aan de hand van de vragenlijst zijn als volgt: Algemene informatie over de deelnemers (vraag 1 t/m 13) In dit deel zijn de vragen opgenomen over de algemene kenmerken van de deelnemers: sekse, leeftijd, woonplaats, opvoeding, burgerlijke staat, werk en inkomen. Schoolervaring in het verleden (vraag 14 t/m 20) Het doel van deze vragen is om vast te stellen in hoeverre de deelnemers onderwijs hebben gevolgd en hoe de deelnemers de schooltijd hebben beleefd. Voorlichtingcampagnes (functioneel) analfabetisme (vraag 21 t/m 25 en vraag 42) De startconferentie in november en de daarop volgende voorlichtingscampagne hebben in Hoogezand-Sappemeer plaatsgevonden. Daarnaast hebben er landelijke campagnes plaatsgevonden. Met deze vragen kan gemeten worden in welke mate de deelnemers op de hoogte zijn van de startconferentie en de verschillende voorlichtingcampagnes. Tevens is aan de deelnemers gevraagd hoe zij denken dat andere mensen bereikt kunnen worden om deel te nemen aan een NT-1 cursus. Deelname aan NT-1 onderwijs (vraag 26) Er is een moment geweest waardoor de deelnemer heeft besloten om deel te nemen aan een cursus om beter te leren lezen en schrijven. Met deze vraag wordt bekeken waardoor de deelnemer uiteindelijk heeft besloten deel te nemen aan het NT-1 onderwijs. Organisaties (vraag 27) In het eerste gedeelte van het onderzoek is gebruik gemaakt van interviews met verschillende organisaties. Deze, en een aantal andere organisaties, zijn in de vragenlijst voor de deelnemers opgenomen. De deelnemer is gevraagd om de organisaties aan te kruisen waar zij wel eens geweest zijn in de laatste twee jaar. De reden om deze organisaties aan de deelnemers voor te leggen, heeft ermee te maken dat er tijdens de beide data-analyses een vergelijking gemaakt kan worden. Een vergelijking om te bekijken in hoeverre de deelnemers en de organisaties met elkaar te maken krijgen. Ervaring Noorderpoortcollege (vraag 28 t/m 32) Deze vragen zijn opgenomen om te onderzoeken hoe de deelnemers de verschillende elementen die bij school horen ervaren. Er wordt gevraagd naar de ervaring met betrekking tot de school zelf, de klas en de klasgenoten. Tevens wordt er gevraagd naar de ervaring van de lestijden en de kosten van de cursus. De laatste vragen die betrekking hebben op de kosten van de cursus worden met de volgende achterliggende gedachte gesteld. Zoals eerder aangegeven wordt de cursus op dit moment gratis aangeboden en dat zal waarschijnlijk tot januari 2006 het geval zijn. De kans is
Aap, Noot,….KIES!
50
aanwezig dat de kosten, na het verstrijken van deze datum, weer voor de rekening van de deelnemers van de cursus zijn. Het Noorderpoortcollege is geïnteresseerd in de vraag in hoeverre de deelnemers in de gelegenheid zijn en bereidwillig zijn om deze kosten dan zelf te dragen. Coping (vraag 33 t/m 41) De deelnemers die les krijgen om beter te leren lezen en schrijven zijn volwassenen. Gedurende hun leven hebben deze mensen manieren gevonden om te kunnen functioneren zonder dat zij (goed) konden lezen en schrijven. De vragen die hier zijn opgenomen bevatten een aantal verwante onderwerpen. In de eerste plaats wordt er gevraagd of familie, vrienden en het werk op de hoogte zijn van het feit dat de respondent deelneemt aan een cursus om beter te leren lezen en schrijven. Daarnaast wordt er gevraagd hoe de deelnemer omging met het feit dat hij niet (goed) kon lezen en schrijven. Tevens wordt daarbij gevraagd in hoeverre familie, vrienden en het werk hiervan op de hoogte waren. Tot besluit wordt er nog gevraagd hoe de deelnemer zich buitenshuis staande hield. Deze vragen zijn zowel gesteld over het verleden als heden. 4.7 Methodologische kwaliteit. 4.7.1 Betrouwbaarheid In de eerste plaats is er getracht om de vragenlijsten af te nemen in een zo rustig mogelijke omgeving zodat de deelnemers niet geïrriteerd hoefden te raken en hun concentratie zouden verliezen. Een vragenlijst kan namelijk anders worden ingevuld wanneer iemand niet ontspannen en/of uit zijn doen is. Er moet hier wel de volgende kanttekening bij worden gemaakt. Een aantal vragenlijsten zijn in de klas door de deelnemers ingevuld. Er is op gelet dat de rust in de klas bewaard werd maar enig rumoer kan niet uitgesloten worden. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat deelnemers de vragenlijst in mindere concentratie hebben ingevuld. Wanneer de vragenlijst samen de onderzoeker werd ingevuld, is er een aparte en rustige plek opgezocht. De rol van de onderzoeker kan ook van invloed zijn op de wijze waarop de deelnemer de vragenlijst invult. Tijdens de momenten dat de deelnemer begeleiding nodig had bij het invullen van de vragenlijst behield de begeleider een neutrale rol. Dit wil zeggen dat er niet getracht werd de deelnemer te beïnvloeden in het geven van antwoorden. De vragenlijst werd door de begeleider voorgelezen en, wanneer nodig, werden begrippen uitgelegd. Bij het opstellen van de vragenlijst is er veel aandacht besteed aan de formulering van woorden en zinnen. Voordat de gegevens werden verzameld waren een aantal kenmerken van de onderzoeksgroep bekend, waar rekening mee gehouden moest worden. Eén van deze kenmerken is het opleidingsniveau van de onderzoeksgroep. Over het algemeen was bekend dat de mensen die deelnemen aan de NT-1 cursus laag tot zeer laag opgeleid zijn. Door globaal de mogelijke opleidingsniveaus naast het TAP paradigma te leggen kon in zekere zin de moeilijkheid van de vragenlijst bepaald worden. Door woorden en begrippen aan te passen aan het niveau van de onderzoeksgroep is getracht verkeerde interpretaties zoveel mogelijk te vermeiden. Om er verder zeker van te zijn dat de vragenlijst door de onderzoeksgroep geïnterpreteerd zou worden zoals deze werd beoogd, hebben een aantal docenten de vragenlijst meerdere malen doorgenomen. Zij hebben ervaring in het afnemen van vragenlijsten bij de deelnemers. Er is tevens er een proefvragenlijst ingevuld door een
Aap, Noot,….KIES!
51
deelnemer om na te gaan of interpretatie van de begrippen en zinnen overeenkwam met die van de onderzoeker. Daarnaast is in de vragenlijst aan de deelnemers gevraagd hoe ze de vragenlijst hebben ervaren. De resultaten zijn in onderstaande tabel uiteengezet. Tabel 1. Ervaring vragenlijst n % Heel moeilijk 1 2,0 Moeilijk 7 14,0 Niet moeilijk/niet makkelijk 32 64,0 Makkelijk 8 16,0 Heel makkelijk 2 4,0 Totaal 50 100,0
Uit tabel 27 blijkt dat 32 deelnemers (64%) de vragenlijst ‘niet moeilijk/niet makkelijk’ vonden. Verder blijkt dat 1 deelnemer de vragenlijst heel erg moeilijk vond en 7 deelnemers vonden de vragenlijst moeilijk. Ten slotte geven 2 deelnemers aan dat zij de vragenlijst heel erg makkelijk vonden. Tot slot is er aandacht aan de kwaliteit van de vragenlijst besteed; er kan overlapping zijn van vragen maar ook kunnen vragen onderling tegenstrijdig zijn. Naar mate de vragen meer homogeen zijn, dus niet elkaar overlappen of tegenstrijdig zijn, is er sprake van een hogere kwaliteit van de vragenlijst. In de theorie wordt dan gesproken over de homogeniteit van de variabelen in de vragenlijst (Baarda, e.a., 2003). De mate waarin de vragen homogeen zijn kan uitgedrukt worden in een getal; de homogeniteitcoëfficiënt alpha. Van de totale vragenlijst komt slechts één vraag in aanmerking om daarvan de homogeniteit te bepalen. Deze vraag (vraag 28) voldoet aan het criterium. Dit criterium is: alle variabelen moeten op dezelfde wijze geschaald zijn. Vraag 28 bestaat uit 11 stellingen waarbij de respondenten een score kunnen geven van ‘helemaal mee eens’ tot ‘helemaal mee oneens’. Alle overige vragen voldoen niet aan het bovenstaande criterium. Het resultaat van de homogeniteit bij vraag 28 is 0.88. Dit wil zeggen dat er een grote samenhang bestaat tussen de variabelen uit vraag 28. Voor de statistische weergave zie bijlage IV. 4.7.2 Validiteit Door middel van theorie en eerdere onderzoeken is na gegaan of er sprake is van begripsvaliditeit. Gedurende het onderzoek heeft er een constante verdieping plaatsgevonden in zowel de theorie als de empirie. De verschillende vormen die zijn gekozen om de vragenlijst af te nemen, dragen het risico met zich mee dat de deelnemers sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven. De vragenlijst werd zowel individueel als in kleine groepjes ingevuld. Wanneer deelnemers vragen hadden over de betekenis van bepaalde woorden of de wijze waarop de vraag beantwoord moest worden, werden deze vragen soms aan elkaar, aan de docent of aan mij gesteld. Doordat de deelnemers niet allemaal even goed konden lezen en schrijven bleek het toch nodig te zijn, velen van hen individueel te begeleiden. Er is nauwlettend in de gaten gehouden dat er geen invloed is uitgeoefend op de deelnemers. Maar enige vertekening kan helaas niet worden uitgesloten. Wel heb ik de indruk dat de deelnemers er naar gestreefd hebben de vragenlijst naar waarheid te hebben ingevuld ondanks de begeleiding die soms noodzakelijk was.
Aap, Noot,….KIES!
52
De herhaalbaarheid en de generaliseerbaarheid van het onderzoek zijn mogelijk wanneer de vragenlijst bij andere ROC’s wordt afgenomen tijdens de NT-1 lessen. De randvoorwaarden van NT-1 onderwijs zijn landelijk bepaald en zo ook de doelstellingen van de ROC’s. Er mag vanuit worden gegaan dat deze randvoorwaarden en doelstellingen binnen alle ROC’s worden uitgedragen. In dit onderzoek betreft het de voorlichtingscampagnes in HoogezandSappemeer. Andere ROC’s maken tevens gebruik van voorlichtingcampagnes om meer functioneel analfabeten deel te laten nemen aan het NT-1 onderwijs. Men dient wel voorzichtig te zijn om te spreken over generaliseerbaarheid want het onderzoek zal niet volledig identiek zijn aan ander (vervolg)onderzoek.
Aap, Noot,….KIES!
53
H 5. De toeleiders aan het woord 5.1 Inleiding Het onderzoek heeft zich verdeeld in twee deelonderzoeken, waarvan één bij toeleiders en één bij autochtone functioneel analfabeten, die reeds deelnemen aan een NT-1 cursus. In dit hoofdstuk komen, aan de hand van enkele thema’s, de toeleiders aan het woord. Bij ieder thema zal aangegeven worden wanneer de bedrijven, dan wel de toeleiders binnen welzijn aan het woord komen. Eén bedrijf heeft ervoor gekozen om anoniem te blijven; deze zal ‘Bedrijf X’ worden genoemd. De schematische weergave van de resultaten is in bijlage II toegevoegd.
5.2 Thema: Bedrijf / Instelling 5.2.1 Bedrijf Trio Bedrijven is een werkvoorzieningschap die opereert op het gebied van aanleg/onderhoud van groenvoorzieningen en uiteenlopende industriële werkzaamheden. Trio Bedrijven biedt mensen met lichamelijke, verstandelijke en psychische beperkingen de mogelijkheid te werken en te leren. Bij Trio Bedrijven bestaan veel werkzaamheden uit handwerk. De werknemers zijn over het algemeen laag opgeleid; voornamelijk LBO, VSO en ZMLK. Daarnaast is er nog een grote groep werkzaam zonder een afgeronde opleiding. Kappa Graphic Board is een groot karton producerend bedrijf. Een groot aantal werknemers is werkzaam in de productie. Er is zowel sprake van handwerk als geautomatiseerde werkzaamheden. De werknemers hebben over het algemeen een LBO of LBO plus opleiding afgerond. Bedrijf X is een groot zuivelbedrijf. Sinds twee jaar zijn de werkzaamheden geautomatiseerd en zelfsturend. De werknemers hebben over het algemeen LBO en LBO plus. Daarnaast zijn er nog enkele werknemers zonder een afgeronde opleiding. Alle drie de bedrijven geven aan dat de werknemers over het algemeen laag opgeleid zijn. Daarnaast geven Trio Bedrijven en Kappa Graphic Board aan dat werknemers vaak meerdere problemen hebben, maar Kappa Graphic Board geeft te kennen dat dit niet overheersend is. Trio Bedrijven legt uit dat, doordat zij werkgelegenheid bieden aan mensen met lichamelijke, verstandelijke en psychische beperkingen, werknemers vaak met meerdere problemen kampen. Ze hebben daarnaast vaak weinig ambities en een lager bevattingsvermogen. Bedrijf X geeft aan niet op de hoogte te zijn van leefomstandigheden van de werknemers 5.2.2 Instelling Prisma is een lokale welzijnsinstelling, werkzaam op verschillende terreinen zoals jeugdwerk, ondersteuning van hulpverleningsnetwerken, wijkgericht werken en de ondersteuning van zelforganisaties van allochtonen. De sociale achtergrond van de cliënten is heel erg divers, wel veel te maken met lagere sociaal economische groepen. Prisma: ‘ Wij zitten nooit waar het goed gaat; dan trekken we ons weer terug en houden we ons met andere dingen bezig. Dat is een kenmerk van onze organisatie’. Humanitas is een maatschappelijke instelling die zich als doel heeft gesteld om iedereen, zonder verschil in kleur, ras of wat voor onderscheid er ook gemaakt kan worden, ten dienste te zijn. Humanitas geeft aan vooral te maken te hebben met allochtone cliënten, onder andere bij inburgeringtrajecten. Daarnaast veel cliënten die komen voor schuldsanering, zowel allochtonen als autochtonen. Ten slotte geeft Humanitas nog aan dat wanneer zij met
Aap, Noot,….KIES!
54
autochtonen te maken hebben, het vooral laagopgeleide mensen zijn die van een minimum moeten leven. Stichting Noordermaat is een Algemeen Maatschappelijk Werk instelling. Een groot deel van de cliënten is afhankelijk van uitkeringen: ‘We hebben net uitdraaien gehad van het eerste kwartaal. Dan zie je toch dat 20-25 procent afhankelijk is van een bijstandsuitkering. Daarnaast zijn er cliënten van boven de 65 jaar met een AOW uitkering en cliënten met een WAO of Wajong uitkering. De grootste groep die daarna komt is werkzaam in loondienst of zelfstandig werkend’. De problematiek waarmee cliënten naar Stichting Noordermaat komt is erg divers. De ANBO (Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen) is een belangenvereniging voor en door ouderen vanaf 50 jaar. De leden van de ANBO hebben verschillende sociaal economische achtergronden. De ANBO geeft wel aan dat het grootste deel van de leden zich waarschijnlijk in de midden tot hogere sociaal economische groepen bevinden. Sociale Zaken en Werk is een afdeling binnen de gemeente. De primaire taak van deze afdeling is mensen weer zo snel mogelijk een rol te laten vervullen in de samenleving. Daarbij kan werk gezien worden als een goede manier van integreren en deel te nemen aan de samenleving. De cliënten bevinden zich in uiteenlopende sociaal economische achtergronden; overeenkomstig is dat ze allen een uitkering ontvangen. Ongeveer 30 procent van de inwoners van de gemeente Hoogezand-Sappemeer is lid van de Openbare Bibliotheek (OB). OB over de achtergrond van de leden: ‘het zit toch onderaan de middenklasse en de middenklasse is niet zo heel groot hier, denk ik’. 5.2.3 Bedrijfscultuur Alle drie de bedrijven geven aan dat zowel productontwikkeling als persoonsontwikkeling hoog in het vaandel staan. Kappa Graphic Board geeft aan dat wanneer zij (nieuwe) klanten wil behouden, zij leidend moet zijn in kennis en kwaliteit. Om dit te bereiken moet een bedrijf zijn werknemers opleiden. Dit houdt in dat de werknemers opgeleid moeten worden tot mensen die hun vak verstaan maar ook verder kijken dan alleen het uitvoeren van hun werk. Kappa: ‘Werknemers mee laten denken over de ontwikkelingen in het bedrijf; ontwikkelingen die het werkproces aangaan, maar ook persoonlijke ontwikkelingen die betrekking hebben op de werknemer zelf’. Trio Bedrijven: ‘We hebben in feite een tweeledige opdracht vanuit de overheid; aangepast werk bieden en daarnaast de mensen proberen te ontwikkelen. De opdracht om mensen te scholen, te vormen en te ontplooien naar een hoger niveau; tot zij kunnen uitstromen naar de vrije markt. Onze insteek is in het kader van opleiding heel breed’. Bij alle drie de bedrijven wordt gebruik gemaakt van Persoonlijke Ontwikkelings Plannen (P.O.P.) en functioneringsgesprekken om helder te krijgen hoe het met de werknemers gaat en waar zij zich nog in zouden willen ontwikkelen. Werknemers krijgen de gelegenheid om zich vakinhoudelijk bij te scholen wanneer daar behoefte aan in. Kappa Graphic Board en Trio Bedrijven geven aan dat de manier waarop men met elkaar omgaat op de werkvloer redelijk direct kan zijn. Kappa: ‘De sfeer is goed maar het zijn echte Groningers. Nou wordt er niet meer gemept zoals vroeger nog wel eens gebeurde. Maar het is wel eens hard en op zijn Gronings bot, dat loopt zo. De kartonwereld is een harde wereld, nog harder dan op een scheepswerf’. Bedrijf X vertelt dat enkele jaren geleden het één en ander veranderd is in het uitvoerende werk. In 2001 is er gestart met een traject tot zelfsturing. Dit houdt, onder andere, in dat er geen leidinggevenden meer op de werkvloer zijn, op twee na. De werknemers zijn zelf in staat het werk in gang te houden en zijn zelf verantwoordelijk voor de werkzaamheden. Door deze
Aap, Noot,….KIES!
55
verandering hebben alle werknemers bijscholingscursussen moeten volgen. Mede hierdoor is het een normale gang van zaken wanneer iemand een cursus volgt. Tevens heeft deze verandering eraan bij gedragen dat werknemers in staat zijn elkaar feedback te geven op het werkproces en aan elkaar ondersteuning te vragen wanneer nodig. In alle drie de bedrijven is het volgen van cursussen niet vreemd. Er is echter wel een verschil in de manier waarop werknemers met elkaar omgaan als het gaat om een cursus om beter te leren lezen en schrijven. Bedrijf X geeft aan dat de werknemer die momenteel NT-1 cursus volgt daar op het werk nooit een geheim van heeft gemaakt. Hij heeft altijd hulp gevraagd aan collega’s en leidinggevenden wanneer dat nodig was: ‘Ik heb nooit gemerkt dat hij daardoor anders werd behandeld en hij heeft zelf dat gevoel ook niet’. In het verleden is er vanuit het bedrijf zelf een cursus aangeboden aan de werknemers. Deze cursus werd aangeboden naar aanleiding van enkele P.O.P. gesprekken met werknemers. Zij gaven uit zichzelf te kennen dat zij graag beter wilde leren lezen en schrijven. Zowel Kappa Graphic Board als Trio Bedrijven geven aan dat, onder andere, doordat de omgang op de werkvloer redelijk direct kan zijn en soms bot, een werknemer niet snel zal aangeven niet goed te kunnen lezen en/of schrijven. Kappa: ‘Ze zeggen het niet. Dat is gewoon een bepaalde schaamte’. 5.3 Thema: Voorlichtingscampagne 5.3.1 Nationaal en Regionaal Bedrijven (Nationaal) Trio Bedrijven en Kappa Graphic Board geven aan op de hoogte te zijn van de landelijke voorlichtingscampagne. Het gaat hier om de televisiespot ‘Wie dit niet kan lezen is niet gek’ en het landelijk telefoonnummer dat gebeld kan worden voor informatie over het NT-1 cursusaanbod in de regio’s. Daarnaast geven beide bedrijven aan dat ze wel op de hoogte zijn van deze campagne maar dat deze niet heel helder voor de geest staat. Bedrijf X heeft aangegeven waarschijnlijk niet bekend te zijn met de landelijke voorlichtingscampagne: ‘nee dat is niet bij mij overgekomen en ook niet zo dat ik dacht daar moet ik iets mee doen. Ik denk dat bedrijven ook veel meer gerichte informatie willen krijgen’. Bedrijven (Regionaal) Trio Bedrijven en Kappa Graphic Board geven te kennen bekend te zijn met de startconferentie, waarvan Trio Bedrijven ook aanwezig is geweest bij deze startconferentie. Trio Bedrijven is tevens op de hoogte van het voorlichtingsmateriaal zoals de posters. Kappa Graphic Board is door een regionale krantenartikel van het bestaan op de hoogte gesteld. Tevens geeft Kappa Graphic Board aan niet op de hoogte te zijn van een mogelijke uitnodiging voor de startconferentie. Een verklaring voor bedrijf X dat niet op de hoogte is van de startconferentie, is dat dit bedrijf in Groningen is gevestigd en daardoor niet uitgenodigd is. Welzijn (Nationaal) Prisma, Stichting Noordermaat, Sociale Zaken en Werk en de ANBO geven aan op de hoogte te zijn van de landelijke voorlichtingscampagne. Humanitas en de OB geven aan niet op de hoogte te zijn van de landelijke voorlichtingcampagne. De OB legt uit: ‘het is natuurlijk ook niet iets waardoor je zelf geactiveerd wordt omdat je daar zelf niet mee te maken hebt’.
Aap, Noot,….KIES!
56
Welzijn (Regionaal) Prisma, Stichting Noordermaat en Sociale Zaken en Werk zijn op de hoogte van de startconferentie maar zijn hier niet aanwezig geweest. Prisma en Sociale Zaken en Werk geven aan dat ten tijde van de startconferentie er een keuze moest worden gemaakt ten aanzien van het belang van deze conferentie. Zo legt Prisma uit: ‘Dat zijn toch dingen waar we kritisch naar moeten kijken want we worden doodgegooid met uitnodigingen voor allerlei bijeenkomsten. Er moet dan gewoon een directe relatie liggen met het werk’. Sociale Zaken en Werk geeft aan dat ten tijde van de startconferentie interne veranderingen plaatsvonden waardoor enkele uitnodigingen op stapel bleven liggen, waaronder de startconferentie. Stichting Noordermaat geeft aan inderdaad wel op de hoogte te zijn maar: ‘ik weet niet goed of iemand is uitgenodigd. (..) Het is dan ook de vraag wat de prioriteit krijgt. We zijn hier vrij goed op de hoogte omdat een andere collega in een project heeft mee gedaan. Zij zat twee dagen in de week op het Noorderpoortcollege, dus door haar zijn we op de hoogte van de ontwikkelingen’. Verder zijn Prisma en Sociale Zaken en Werk bekend met het voorlichtingsmateriaal. Op deze instellingen ligt foldermateriaal met informatie over een cursus om beter te leren lezen en schrijven op het Noorderpoortcollege. Humanitas, ANBO en de OB zijn aanwezig geweest bij de startconferentie. Humanitas en de OB zijn op uitnodiging aanwezig geweest. De ANBO is samen met een afgevaardigde van de KBO (Katholieke Bond voor Ouderen) aanwezig geweest, die wel een uitnodiging had ontvangen. Door de aanwezigheid op de startconferentie zijn zij bekend met het voorlichtingsmateriaal, wat daar werd aangeboden. De OB heeft een poster in het gebouw hangen en Humanitas heeft foldermateriaal met informatie over een NT-1 cursus in de instelling liggen. Verder gaven alle drie aan erg onder de indruk te zijn geweest van de startconferentie, met name de persoonlijke verhalen van de deelnemers. Zo vertelt de ANBO: ‘en die deelnemer moest dan een stukje vertellen (..) en hij vertelde ineens dat hij voorzitter was van een club. Je vraagt je af hoe het mogelijk is, ongelooflijk’. 5.3.2 (Functioneel) analfabetisme Bedrijven Zowel Trio Bedrijven, Kappa Graphic Board als Bedrijf X geven aan bekend te zijn met analfabetisme. Er is tijdens de interviews niet direct op het begrip ‘functioneel analfabetisme’ ingegaan. De bedrijven gaven voorbeelden uit de praktijk waarbij sprake was van zowel functioneel analfabetisme als analfabetisme. Kappa: ‘ Toen ik nog ploegleider was had ik een team van 25 mensen onder me die produceerden. Mensen moesten toen nog werkbriefjes invullen. Nou dat kreeg ik in diverse handschriften en kleuren en stijlen terug. En dan klopt er wel eens iets niet want dan werd het ingevuld door een ander, weet ik dan achteraf’. Trio Bedrijven geeft aan dat het bekend is dat er werknemers zijn die analfabeet zijn: ‘Ik heb hier mensen die kunnen geen krant lezen, die kunnen niet schrijven’. Verder in het interview: ‘Je ziet hier toch bepaalde mensen die kunnen mailen. Dat kan dan weer wel, internet, e-mail dat heeft men natuurlijk allemaal in huis staan. Daar maakt men ook veel gebruik van. Maar als je dan die briefjes leest dan kun je toch wel zien dat er een bepaalde achterstand is’. Nog wat verder: ‘Die werkt in onze onderhoudsgarage en kan alles maken; wat hij ziet maakt hij. Maar geef je hem een formulier om in te vullen en een handtekening onder een formulier te zetten, nou dan moet je eens kijken. Dan is het net mijn kleindochter van vier, onvoorstelbaar’.
Aap, Noot,….KIES!
57
Bedrijf X heeft in het verleden eens een cursus Nederlands georganiseerd waar werknemers ondersteuning kregen in het leren lezen en schrijven. Welzijn Alle toeleiders binnen de welzijninstellingen geven aan in mindere of meerdere mate bekend te zijn met (functioneel) analfabetisme. De toeleider van Stichting Noordermaat is sinds de jaren ’80 actief in het opzetten van alfabetiseringsprojecten. Over een cliënt: ‘zijn Nederlands is erg onder de maat, althans in lezen en schrijven. Mensen kunnen wel technisch lezen maar niet begrijpen wat er staat. Dat is ook het verschil tussen analfabeet en functioneel analfabeet. Het is een heel ander verhaal wanneer iemand wel kan lezen maar niet begrijpend kan lezen’. De toeleider van Prisma heeft in het verleden veel te maken gehad met (functioneel) analfabetisme tijdens zijn werkzaamheden in het sociaal cultureel werk. Verder is de toeleider van de ANBO bekend met (functioneel) analfabetisme door haar vroegere werkzaamheden bij de sociale dienst. Humanitas, de OB en Sociale Zaken en Werk zijn in mindere mate bekend met functioneel analfabetisme. Zij zijn op de hoogte van het bestaan van analfabetisme maar waren zich er niet van bewust dat er nog steeds een groot deel van de autochtone bevolking moeite heeft met lezen en schrijven. De toeleider van Sociale Zaken en Werk: ‘Het is ook de vraag wat analfabetisme is. Is dat helemaal niet kunnen lezen en/of schrijven, is dat slecht kunnen lezen en schrijven? Je praat dan over mensen die op heel veel gebieden enorme problemen hebben’. Daarnaast geven Prisma en Humanitas aan dat zij over het algemeen in mindere mate te maken hebben met autochtone cliënten. Zowel Prisma als Stichting Noordermaat benoemen enkele kenmerken en oorzaken van functioneel analfabetisme. Stichting Noordermaat: ‘Het is tamelijk verspreid, maar het komt veel voor bij de plattelandsbevolking, met aan de onderkant de armoedegrens met grote gezinnen. Grote gezinnen, weinig inkomen en dan een zieke vader of moeder waardoor bepaalde kinderen binnen een gezin een rol op zich hebben genomen om mee te helpen in het huishouden. Grootstedelijk zie je het vaak in gezinnen met alcoholisme, seksueel misbruik, in combinatie met weinig gezonde netwerken, waarbinnen kinderen heel jong zijn gaan werken en overleven. Zo van ik ga jong de deur uit, ik red mijzelf en hou mijn kop boven water’. Prisma: ‘Kijk er zijn bepaalde kenmerken zoals mensen met een laag inkomen en een laag opleidingsniveau’. Prisma spreek verder nog over oorzaak en gevolg: ‘Ze (functioneel analfabeten) zijn minima als gevolg van het feit dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven en niet andersom, zoals vaak gedacht wordt’. 5.3.3 Bekendheid NPC en NT-1 Bedrijven Zowel Trio Bedrijven als Kappa Graphic Board zijn bekend met het Noorderpoortcollege en hebben in het verleden wel eens werknemers verwezen naar een NT-1 cursus. Trio Bedrijven: ‘We doen al zaken met het Noorderpoortcollege op het gebied van basiseducatie zoals rekenen, taal en computervaardigheden, maar niet zo uitgebreid als nu. Op zich hebben we in het verleden weinig mensen naar de cursus ‘beter leren en schrijven’ verwezen. Als die startconferentie niet was geweest hadden we niet zo meegedaan’. Bedrijf X is bekend met het Noorderpoortcollege doordat één van de werknemers deelneemt aan een NT-1 cursus. Bedrijf X heeft verder alleen te maken met het Noorderpoortcollege in Groningen waar werknemers computercursussen volgen.
Aap, Noot,….KIES!
58
Welzijn Alle welzijnsinstellingen zijn bekend met het Noorderpoortcollege en het NT-1 cursusaanbod. Prisma, Stichting Noordermaat en de ANBO hebben in het verleden wel eens cliënten verwezen naar een NT-1 cursus. Prisma: ‘Als we het incidenteel tegenkomen dan leiden we mensen gewoon door naar de taallessen’. Humanitas en Sociale Zaken en Werk geven te kennen in het verleden zelden tot nooit cliënten te hebben verwezen naar een NT-1 cursus. De reden hiervoor is dat zij zelden in aanraking zijn geweest met autochtone functioneel analfabeten. Verder hebben Prisma, Humanitas en Stichting Noordermaat in het recente verleden samengewerkt aan een project (project ‘Voorwerk’). De OB geeft, in samenwerking met het Noorderpoortcollege, rondleidingen in de bibliotheek voor deelnemers van de NT-1 cursussen. 5.4 Thema: Awareness 5.4.1 Signalering Bedrijven Al voor de voorlichtingscampagne was er bij alle drie de bedrijven bekend of een vermoeden dat er enkele werknemers moeite hadden met lezen en schrijven. Zowel Trio Bedrijven als Bedrijf X geven aan dat werknemers zelf aangeven wanneer ze problemen hebben met lezen en schrijven. Dit komt voornamelijk naar voren tijdens de P.O.P– of functioneringsgesprekken. Kappa Graphic Board geeft aan dat ze recentelijk ontwikkelingsgesprekken hebben gehad met de werknemers. Deze ontwikkelingsgesprekken zijn gestart naar aanleiding van een melding van één van de productieleiders. Voor de werknemers van de productie werd er namelijk een nieuw opleidingsplan geschreven. De betreffende productieleider gaf te kennen dat, voordat ze met het nieuwe opleidingsplan een start konden maken, er nog een probleem was. Een groot aantal van de werknemers zit ‘onder de waterlijn’ en daar moest eerst wat aan gedaan worden. Er hebben toen ontwikkelingsgesprekken plaatsgevonden:’het zijn één op één gesprekken waarin besproken wordt hoe men in de wereld staat, wat de verwachtingen zijn, hoe de werkzaamheden verlopen en of de werknemers nog ideeën hebben. Dus iemand op zijn gemak stellen zodat die ook zijn geheimen prijs wil geven’. Binnenkort worden deze gesprekken geëvalueerd en de verwachting is dat er werknemers zullen zijn die moeite hebben met lezen en schrijven. Voor de signalering van werknemers die moeite hebben met lezen en schrijven zijn alle drie de bedrijven deels afhankelijk van de leidinggevenden op de werkvloer. Zij hebben vaak een vertrouwensband opgebouwd met de werknemers, waardoor werknemers in eerste instantie op de (direct) leidinggevende afstappen met vragen en problemen. Trio Bedrijven heeft na de startconferentie de mogelijke aanwezigheid van functioneel analfabetisme aangekaart bij de leidinggevenden op de werkvloer. De leidinggevenden zijn gevraagd hier op te letten en het aan te kaarten bij werknemers wanneer zij een vermoeden hebben. Daarnaast zijn alle drie de toeleiders bekend bij de werknemers en bevinden zij zich ook regelmatig op de werkvloer. Bedrijf X geeft nog aan dat er bij twee werknemers een vermoeden is dat zij niet (goed) kunnen lezen en schrijven omdat zij alleen de basisschool hebben voltooid.
Aap, Noot,….KIES!
59
Welzijn Voor de voorlichtingscampagne verwezen zowel Prisma, Humanitas, Stichting Noordermaat als de ANBO cliënten naar een NT-1 cursus. Humanitas geeft aan na de startconferentie wel iets alerter te zijn op de mogelijkheid van functioneel analfabetisme, maar dat deze na verloop van tijd ook weer wat verdwijnt vanwege de verschillende aandachtsgebieden, waar men op moet letten. Daarnaast geeft Humanitas ook aan nog weinig kennis te hebben van de signalen. Zowel Prisma als Stichting Noordermaat geven aan dat functioneel analfabetisme vaak in een andere hulpvraag verborgen zit. Stichting Noordermaat: ‘Slecht kunnen lezen en schrijven ligt soms op een presenteerblaadje voor je en soms weten mensen het goed te verbergen’. Cliënten komen niet zo snel uit zichzelf met deze problematiek. Beide zijn bekend met de mogelijke signalen van functioneel analfabetisme vanwege hun werkzaamheden in het verleden. Daarnaast geeft Prisma aan dat de werknemers bij Prisma in staat zijn functioneel analfabetisme te signaleren. Zij zijn hier niet specifiek alert op maar verwijzen wanneer nodig. Verder legt Prisma uit dat wanneer zij zich specifiek bezig zouden houden met signalering van functioneel analfabetisme, het nuttig zou zijn daar aparte projecten voor op te zetten. Stichting Noordermaat geeft aan dat collega’s op de hoogte zijn van het NT-1 cursusaanbod, maar dat het bij iedere hulpverlener verschillend is in hoeverre deze de mogelijkheid van functioneel analfabetisme ‘op het netvlies heeft zitten’. De ANBO geeft aan zelf op de hoogte te zijn van de signalen, maar komt weinig in contact met haar leden aangezien ze een bestuursfunctie heeft. Ze vraagt zich af of de vrijwilligers die wel contact hebben met de leden bekend zijn met de signalen van functioneel analfabetisme. Sociale Zaken en Werk geeft aan niet echt alert te zijn van de mogelijkheid dat (autochtone) cliënten moeite zouden kunnen hebben met lezen en schrijven. Er wordt door de consulenten niet specifiek op de mogelijkheid van functioneel analfabetisme gelet. Het hangt van de consulent af of er aandacht aan wordt besteed. De OB geeft aan dat er in de bibliotheek alleen mensen komen die kunnen lezen. Wel geeft de OB aan dat het mogelijk is dat ouders die met hun kinderen meekomen moeite zouden kunnen hebben met lezen en schrijven. Verder hebben Humanitas en de ANBO een speciaal spreekuur waarbij cliënten worden geholpen met het invullen van formulieren. De ANBO richt zich tijdens dit spreekuur speciaal op het invullen van de belastingformulieren en is daarom maar enkele maanden per jaar beschikbaar. Humanitas geeft aan dat zij tijdens het spreekuur voornamelijk te maken krijgen met cliënten die hulp nodig hebben met schuldsanering. Zij lopen vast in het papierwerk en weten niet meer wat ze moeten doen. Er komen zowel autochtonen als allochtonen op het spreekuur af. Het aantal autochtonen neemt wel steeds meer toe. Zowel Humanitas als de ANBO geven aan dat het mogelijk is dat cliënten die niet goed kunnen lezen en schrijven gebruik maken van dit spreekuur. 5.4.2 Coping Bedrijven Trio Bedrijven en Kappa Graphic Board geven beide aan dat werknemers erg goed in staat zijn te verbergen dat zij niet (goed) kunnen lezen en schrijven. Vaak komen ze er pas na een aantal jaar achter, soms doordat een werknemer het uit zichzelf vertelt of door toeval. Daarnaast komen ze er soms achter wanneer iemand zich bijvoorbeeld moet bijscholen, waar een schriftelijk examen aan te pas komt. Verder geeft Kappa Graphic Board aan dat enkele werknemers vertelden thuis hulp te krijgen, van bijvoorbeeld een echtgenoot, wanneer
Aap, Noot,….KIES!
60
duidelijk werd dat deze werknemer niet (goed) kon lezen en schrijven. Kappa: ‘een werknemer moest zijn diploma halen om op de heftruck te mogen rijden. Hij nam het spul voor de theorie mee naar huis en dan las zijn vrouw voor. En zo is dat in zijn hoofd blijven zitten’. Een ander voorbeeld van Kappa: ‘Toen had ik een team van 25 mensen onder me die produceerden. Mensen moesten toen nog werkbriefjes invullen. Nou dat kreeg ik in diverse handschriften en kleuren en stijlen kreeg ik dat terug. En dan klopte er wel eens iets niet want hij liet het invullen door een ander, weet ik dan achteraf. En dan zei ik ‘ hé jongen kom nou eens, dat klopt toch niet wat daar staat,dat kan helemaal niet.’ ‘O geef maar even mee dan zal ik het even veranderen’. Dus dat deed hij niet ter plekke, hij nam dat mee en dan liet hij dat door een ander doen. Totdat ik tegen hem zij ‘nee ik moet dat spul nu hier hebben, dat moet je nu veranderen.’ Toen wist ik het nog niet hè. Ze zijn echt heel erg slim’. Een voorbeeld van Trio Bedrijven: ‘die meneer was hier medewerkend voorman, had ook een leidinggevende taak. Tot op één van de laatste werkdagen was van deze man niet bekend dat hij niet kon lezen en schrijven. Hij heeft het steeds verborgen gehouden. Hoe die dat gedaan heeft……. (handen in de lucht). Want hij moest ook lijsten invullen. Tot op een gegeven moment er een cursus werd gegeven voor het middenkader en de medewerkende voormannen. Hij zat toen naast zijn medewerkend voorman, de leidinggevende. Toen moest er wat ingevuld worden en dat ging dus niet. Toen pas heeft de leidinggevende gemerkt dat hij niet kon lezen en schrijven’. Trio Bedrijven geeft verder aan dat het vaak moeilijk is om erachter te komen omdat er veel handmatig werk verricht wordt in het bedrijf. Daar heeft men geen kennis van lezen en schrijven voor nodig. Verder geven zowel Trio Bedrijven als Kappa Graphic Board aan dat werknemers, die veel met elkaar omgaan, elkaar vermoedelijk helpen wanneer er iemand niet (goed) kan lezen en schrijven. Bedrijf X heeft bij twee werknemers het vermoeden dat zij moeite hebben met lezen en schrijven. Dit baseert het bedrijf op het feit dat deze werknemers alleen de basisschool hebben afgerond. Het bedrijf geeft niet aan dat dit vermoeden bestaat door het gebruik van mogelijk copingstrategieën van de werknemers. Welzijn Prisma, Stichting Noordermaat en de ANBO komen alledrie met voorbeelden van copingstrategieën waar zij alert op zijn. Zo spreken zij bijvoorbeeld over smoesjes die worden gebruikt. Stichting Noordermaat: ‘Wat gebeurd is bijvoorbeeld het vermijden van het invullen van formulieren of ook wel smoesjes van ‘ik heb mijn leesbril niet bij me’of ‘die kleine lettertjes…, joh ik moet nog steeds voor mijn ogen…’ of uitstellen, laten liggen, het niet openen van de post’. Naast smoesjes geven Prisma, Stichting Noordermaat en de ANBO aan dat functioneel analfabeten vaak een erg goed geheugen hebben. Prisma: ‘Ik ken een verhaal van een man die uitvoerder was in de bouw. Hij was een kleine aannemer en moest dus alles bijhouden. Dat ging altijd goed, maar wat gebeurde er op een gegeven moment. Die aannemer werd iets groter en ging net over zo’n kritische grens heen van wat hij nog kon onthouden en toen kwam het pas aan het licht’. De ANBO en Stichting Noordermaat geven beide aan dat mensen vaak ook afhankelijk zijn van een partner. Wanneer deze partner dan wegvalt komt de persoon die niet (goed) kan lezen en schrijven in de problemen. Stichting Noordermaat: ‘Soms kom je bij echtscheidingen tegen dat de een van de twee partners erg afhankelijk is geweest van de ander. (..) Een cliënt liet zijn
Aap, Noot,….KIES!
61
werkbriefjes altijd invullen door zijn vrouw. Toen kwam de scheiding, zijn vrouw ging weg en toen moest hij zijn werkbriefje inleveren van vier weken en toen zat hij dus letterlijk in tranen; grote vent van 1 meter 80, ongeveer 110 kilo, zo van o jee nu val ik door de mand’. Humanitas en Sociale Zaken geven aan zich niet bewust te zijn van copingstrategieën bij cliënten. In het interview met de OB is hier niet op in gegaan. 5.5 Thema: Werven 5.5.1 Verantwoordelijkheid Bedrijven Alle drie de bedrijven geven aan dat zij een bepaalde verantwoordelijkheid dragen in het werven van werknemers om deel te nemen aan een NT-1 cursus. De drie bedrijven hebben aangegeven dat ontwikkeling van product en persoon hoog in het vaandel staat. Door werknemers deel te laten nemen aan een NT-1 cursus zal dit bijdragen aan een persoonlijke ontwikkeling van de werknemers en op langer termijn bijdragen aan beter functioneren op de werkvloer. Trio Bedrijven benadrukt dat er sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid. Dit wil zeggen dat zowel het bedrijf als de werknemer een verantwoordelijkheid draagt tot de persoonsontwikkeling. Wanneer een werknemer zich wil ontwikkelen door middel van het volgen van onderwijs dan steunt Trio Bedrijven de werknemer door middel van tijd en financiering. Maar de werknemer draagt ook verantwoordelijkheid door zich in te zetten voor de opleiding. Het volgen van een cursus om beter te leren lezen en schrijven is misschien een iets ander verhaal. Trio Bedrijven geeft aan dat zij het van belang achten dat werknemers zich ontwikkelen, ook op het gebied van beter leren lezen en schrijven. Maar beter leren lezen en schrijven heeft ook betrekking op de privé-situatie van werknemers. Wanneer Trio Bedrijven straks moet gaan betalen voor de cursus, dan zou het kunnen zijn dat de cursuskosten door Trio Bedrijven betaald zullen worden, maar dat werknemers wel in hun eigen tijd naar de cursus moeten gaan. De mensen die werkzaam zijn bij Trio Bedrijven hebben vaak een laag bevattingsvermogen en weinig ambities. Om zichzelf te ontwikkelen zal een werknemer in eerste instantie de cursus in eigen tijd volgen. Trio Bedrijven geeft aan dat de werknemer op deze manier kan laten zien in hoeverre hij gemotiveerd is om zich ook verder te ontwikkelen. Wanneer een werknemer leert leren en schrijven en interesse heeft in verdere ontplooiing binnen het werk, dan zal Trio Bedrijven de werknemer verder begeleiden. Op deze manier wordt de werknemer ook gestimuleerd en gemotiveerd om zelf te werken aan zijn persoonlijke ontwikkeling. Bedrijf X geeft aan: ‘Het is vanuit de bedrijfskant puur eigenbelang. Je hebt behoefte aan mensen die goed kunnen lezen en schrijven en ook begrijpend kunnen lezen. Op het moment dat mensen hier een vaste aanstelling hebben is het deels je verantwoordelijkheid.’ Kappa Graphic Board stelt nog dat wanneer je als bedrijf leidend in kennis en kwaliteit wil zijn het van belang is dat werknemers zich ontwikkelen. Kappa:’Ik vind wel dat we als bedrijf een bepaalde verantwoordelijkheid hebben tot het opleidingsniveau van onze werknemers en zeker waar het gaat om lezen en schrijven’. In het verleden heeft Kappa Graphic Board geregeld dat een werknemer die niet kon lezen en schrijven zijn schriftelijk examen, mondeling mocht afnemen. De werknemer heeft vervolgens een NT-1 cursus gevolgd.
Aap, Noot,….KIES!
62
Welzijn Prisma legt uit geen verantwoordelijkheid te dragen voor het werven van cliënten om deel te nemen aan een NT-1 cursus. Het zou tot hun takenpakket moeten behoren. Prisma werkt namelijk volgens de beleidsgestuurde contractfinanciering. Dit wil zeggen dat zij ingehuurd worden om specifieke opdrachten uit te voeren. Ze zijn verantwoordelijk voor het werven van cliënten om deel te nemen aan een NT-1 cursus wanneer zij daarvoor worden ingehuurd door bijvoorbeeld de gemeente of het Noorderpoortcollege. Prisma geeft aan dat ondanks dat zij momenteel geen verantwoordelijkheid draagt, dat niet wegneemt dat zij cliënten doorverwijst wanneer dat nodig is. De OB en Sociale Zaken leggen uit geen directe verantwoordelijk te dragen. Sociale Zaken geeft wel aan het belang hier van in te zien en geeft te kennen mogelijk een rol te kunnen vervullen in het werven. Verder geeft Sociale Zaken aan dat de verantwoordelijkheid voor het werven van cliënten waarschijnlijk eerder bij de afdeling Onderwijs ligt. De OB geeft aan een tweedelijns voorziening te zijn wanneer het gaat om verantwoordelijkheid. Wanneer mensen eenmaal (enigszins) kunnen lezen en schrijven dragen zij een zorg voor deze mensen door middel van begeleiding in de bibliotheek. De ANBO, Stichting Noordermaat en Humanitas geven aan dat zij een verantwoordelijkheid hebben in het werven van cliënten. Humanitas: ‘Deze instelling speelt in op de maatschappelijke ontwikkelingen en als een maatschappelijke ontwikkeling is dat mensen meer geschoold moeten worden om zelfredzaam te worden, dan moet je daar op inspelen’. De ANBO benadrukt dat zij een belangenvereniging is en daar voor hoort op te komen. Veel ouderen die niet kunnen lezen en schrijven kunnen daardoor in een sociaal isolement raken. De ANBO draagt voor mensen een verantwoordelijkheid om ze te ondersteunen; mogelijk te stimuleren tot deelname aan een NT-1 cursus. Stichting Noordermaat legt uit dat zij als instelling deels verantwoordelijk is voor het signaleren van functioneel analfabetisme en het begeleiden van cliënten naar een NT-1 cursus. Daarnaast draagt de cliënt ook verantwoordelijkheid als het gaat om actieve deelname. Cliënten moeten zelf gemotiveerd zijn om deel te nemen. 5.5.2 Bereiken van de doelgroep Bedrijven Alle drie de bedrijven geven aan dat wanneer er een vermoeden is dat een werknemer niet (goed) kan lezen en schrijven voorzichtigheid geboden is. Kappa: Je kan niet tegen iemand zeggen ‘jij kan niet lezen en schrijven’. Je moet er samen uitkomen. Werven zal nooit op een manier gebeuren dat het op borden hangt of op alle computers staat. Ik denk dat als we dat zouden doen, de werknemers in opstand zouden komen’. De bedrijven geven aan dat het van belang is een vertrouwensband met de werknemer op te bouwen en hem in zijn waarde te laten. Een directe confrontatie is niet altijd de beste manier. Tijdens de P.O.P gesprekken of functioneringsgesprekken is er gelegenheid om het bespreekbaar te maken met de werknemer. Vaak heeft er dan eerst een gesprek tussen de leidinggevende en de werknemer plaatsgevonden. Wanneer de werknemer aangeeft zelf iets te willen ondernemen, geven alle drie de bedrijven aan dat zij de werknemer ondersteunen en verwijzen naar een NT-1 cursus. Welzijn Stichting Noordermaat geeft aan dat bij een vermoeden van functioneel analfabetisme, het van belang is daar voorzichtig en eerlijk mee om te gaan. De cliënten in hun waarde laten en samen met hen bespreken of de cliënt een verandering zou willen zien. Daarnaast legt
Aap, Noot,….KIES!
63
Stichting Noordermaat uit dat het hierbij belangrijk is de cliënt zelf te laten beslissen. Men moet zich niet gedwongen voelen om aan een NT-1 cursus deel te nemen: ‘Er zijn ook mensen die er helemaal niks mee willen. Die hebben een dusdanige overtuiging van ‘ik kan het niet en ik wil het niet’, ‘ik red me prima zo’. Dan houdt het op’. Daarnaast geeft Stichting Noordermaat aan dat het van belang is verschillende mensen en middelen in te zetten om functioneel analfabeten te bereiken: ‘Als je alle middelen inzet die tot je beschikking staan, zoals de krant, een aantal toeleiders en mensen uit de wijken, maar ook mensen die ieder jaar op campagne gaan, dan kun je ver komen’. Prisma geeft aan dat, wanneer zij opdracht krijgt functioneel analfabeten te werven, zij systematisch aan het werk zou gaan. Om deze mensen te bereiken is het van belang eerst duidelijk voor ogen te hebben wat de doelstelling van het project is en hoe daar naar toegewerkt kan worden. Prisma: ‘Je moet als je ze wil bereiken, heel systematisch te werk gaan. Je moet een gerichte benadering zoeken, persoonlijk contact moet je opzoeken en publiekscampagnes kunnen die wel ondersteunen natuurlijk, maar die kunnen dat persoonlijk contact niet vervangen. Heel veel mensen die in het verleden zijn gaan meedoen, zijn persoonlijk benaderd, dat zijn geen spontane melders’. De ANBO geeft aan dat het van belang is mensen persoonlijk te benaderen. In de toekomst zou er een mogelijkheid zijn om bij mensen thuis te komen. Binnen het bestuur wordt er binnenkort gesproken over de opzet voor een ‘lief en leed pot’. Vrijwilligers gaan dan op bezoek bij leden en bespreken hoe het met hen gaat en waar ze tegen aan lopen. De ANBO denkt dat dit een ingang zou kunnen zijn om leden te bereiken die moeite hebben met lezen en schrijven. De ANBO geeft wel aan, net als Humanitas, dat de vrijwilligers nog niet voldoende op de hoogte zijn van de signalen van functioneel analfabetisme. Het is dan erg moeilijk om functioneel analfabeten te kunnen bereiken. Sociale Zaken en Werk en de Bibliotheek geven aan dat zij niet goed zouden weten hoe zij functioneel analfabeten zouden kunnen bereiken. Sociale Zaken geeft daarbij aan dat de consulenten eerst op de hoogte zouden moeten zijn van de signalen van functioneel analfabetisme en vervolgens pas op welke wijze deze mensen het beste benaderd kunnen worden. De OB denkt niet een directe rol in het bereiken van functioneel analfabeten te spelen. Wanneer ze eenmaal deelnemen aan een NT-1 cursus komt de bibliotheek pas in beeld. 5.5.3 Stimulering Deelname NT-1 Bedrijven Als eerste geven alle drie de bedrijven aan dat zij door middel van de P.O.P.– of functioneringsgesprekken, werknemers (zouden kunnen) stimuleren deel te nemen aan een NT-1 cursus. Deze gesprekken vinden plaats op basis van vertrouwen en vinden daarnaast één op één plaats. Tijdens deze gesprekken kan overlegd worden, welke veranderingen deelname aan een cursus voor de werknemer kan inhouden. Ten tweede geeft Trio Bedrijven aan dat werknemers gestimuleerd kunnen worden door de leidinggevenden op de werkvloer te betrekken. De leidinggevenden zijn, na de voorlichtingscampagne, op de hoogte gesteld van de mogelijke aanwezigheid van functioneel analfabetisme. Zij inventariseren op de werkvloer wie mogelijk baat kan hebben bij een NT-1 cursus en spreken hier, voorzichtig, over met de werknemer. Daarbij worden de voordelen van een NT-1 cursus aangedragen.
Aap, Noot,….KIES!
64
Bedrijf X geeft aan dat er binnen het bedrijf sprake is van een ‘leercultuur’. Door de recentelijk interne veranderingen hebben veel werknemers cursussen gevolgd. Bedrijf X geeft aan dat werknemers uit zichzelf naar de leidinggevenden stappen wanneer zij een cursus willen volgen; zij hoeven niet gestimuleerd te worden. Kappa Graphic Board geeft aan dat werknemers eerst bewust moeten worden gemaakt van het belang om te leren lezen en schrijven. Kappa: ‘Eerst door bewustwording. Want om maar iets door de spreekwoordelijke strot te drukken, dat lukt niet, dan gaan ze niet. Want als je dat zo doet dan hebben ze natuurlijk geen probleem. Ze zijn inmiddels 40-45 jaar en hebben nooit problemen gehad. En ze hebben een vrouw die de krant voorleest’. Om werknemers bewust te maken van de problematiek en de mogelijkheid om een NT-1 cursus te volgen, maakt Kappa Graphic Board gebruik van de ontwikkelingsgesprekken. Als derde geven alle drie de bedrijven aan werknemers te stimuleren door volledig of gedeeltelijk de cursuskosten te betalen. Trio Bedrijven heeft eerder al aangegeven een gedeelte van de kosten te betalen. Daarnaast volgen de werknemers de NT-1 cursus voorlopig nog in hun eigen tijd. Kappa Graphic Board geeft aan de kosten van de cursus voor de werknemers te betalen. Verder zouden werknemers onder werktijd de cursus mogen volgen, er vanuit gaande dat niet hele ploegen een cursus hoeven te volgen. Bedrijf X betaalt de cursus voor werknemers die een NT-1 cursus (willen) volgen. Daarnaast mogen de werknemers onder werktijd de cursus volgen waarbij ze door betaald krijgen. Welzijn Zowel Prisma, Humanitas als Stichting Noordermaat geven aan dat het belangrijk is om met de leefsituatie van de cliënt rekening te houden wanneer je hen wilt stimuleren, deel te nemen aan een NT-1 cursus. Prisma en Humanitas geven daarbij aan dat niet alleen vanuit de instelling, maar ook vanuit het Noorderpoortcollege rekening moet worden gehouden met de leefsituatie, zoals de dagdelen wanneer cliënten les kunnen volgen. Veel cliënten werken waardoor zij niet in staat zijn overdag lessen te volgen. Daarnaast geven Prisma, Humanitas en Stichting Noordermaat aan dat het belangrijk is om de cliënt in zijn waarden te laten; het is niet alleen iemand die moeite heeft met lezen en schrijven. Stichting Noordermaat: ‘Je moet gewoon heel eerlijk zijn naar die mensen. Aangeven dat ze ook iemand zijn. Je gaat naar school omdat het iets voor jou oplevert’. Prisma: ‘De mensen die niet kunnen lezen en schrijven kunnen soms heel goed functioneren in de samenleving. Dat wil niet zeggen dat het mindere mensen zijn’. De ANBO geeft aan dat het moeilijk is om aan te geven op welke wijze zij leden kunnen stimuleren. Net als bij de signalering staat de toeleider niet in direct contact met de leden vanwege haar bestuursfunctie. De vrijwilligers zouden de aangewezen personen zijn om leden te stimuleren tijdens de activiteiten. Verder vraagt de ANBO zich af of de leden, die moeite hebben met lezen en schrijven, deelnemen aan georganiseerde activiteiten, omdat schriftelijke aanmelding is vereist. Daarnaast is de vraag of vrijwilligers en leden behoefte hebben aan de tussenkomst van de ANBO, om leden te stimuleren deel te nemen aan een NT-1 cursus; mensen nemen aan de activiteiten deel om te ontspannen en zitten niet te wachten op ‘bemoeienis’ van de organisatie. Verder wijzen Stichting Noordermaat en Humanitas beide op de mogelijkheid van het stimuleringsfonds, wanneer cliënten niet in staat zijn om de cursuskosten te betalen. Stichting Noordermaat: ‘Heel veel mensen weten niet van dit fonds. Het staat wel in de krant maar die kunnen heel veel mensen niet lezen’.
Aap, Noot,….KIES!
65
Als laatste geeft Stichting Noordermaat nog aan dat het als hulpverlener van belang is zelf goed op de hoogte te zijn van wat functioneel analfabetisme inhoudt, wat de gevolgen daarvan kunnen zijn en wat een NT-1 cursus oplevert voor cliënten, wil je hen stimuleren om deel te nemen aan een NT-1 cursus. Stichting Noordermaat: ‘Als je mensen wijst op de winst die ze kunnen ervaren, dag in dag uit in hun dagelijks leven, dan moet je je ook verdiepen; wat levert het op voor de mensen. Als je het uit een boekje of een folder moet halen dan ben je te laat. Dus moet je als professional waar dan ook, of het nou P&O van een groot bedrijf of instelling is, of maatschappelijk werker, weten wat voor belang het voor deze mensen is. Hoe ze hun eigenwaarde anders ervaren en met name méér gaan ervaren als je het Nederlands beter beheerst. Dan kun je mensen heel goed enthousiast maken en stimuleren’. Sociale Zaken en Werk en de OB vinden het lastig om aan te geven op welke wijze zij mensen zouden kunnen stimuleren. Beiden geven aan dat het moeilijk is om hier iets over te zeggen omdat ze waarschijnlijk niet te maken krijgen met mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. De OB ziet het stimuleren van mensen die niet (goed) kunnen lezen en schrijven als secundair. Wanneer mensen eenmaal deelnemen aan een NT-1 cursus dan kan de bibliotheek een rol spelen. Voor veel deelnemers is de drempel om naar de bibliotheek te gaan regelmatig nog te hoog. Zeker wanneer men nog maar net enigszins kan lezen en schrijven. Om de drempel te verlagen en deelnemers te stimuleren naar de bibliotheek te gaan, zouden er twee mogelijkheden kunnen zijn. De eerste mogelijkheid is om tijdens de NT-1 lessen deelnemers opdrachtjes uit te laten voeren in de bibliotheek. De tweede mogelijkheid is deelnemers, tijdens de gebruikelijke rondleiding door de bibliotheek, een abonnement te geven. 5.5.4 Belangen Bedrijven Alle drie de bedrijven geven aan dat er voor zowel het bedrijf als de werknemer een belang is om te leren lezen en schrijven. Leren lezen en schrijven draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van de werknemer. Op langer termijn draagt dit weer bij aan beter functioneren op de werkvloer waardoor de kwaliteit en kennis binnen het bedrijf verbeterd wordt. Trio Bedrijven: ‘je eigen niveau van ontwikkeling is mede bepalend voor het werk dat je gaat doen. En hoe hoger dat niveau is, hoe beter je aansluit bij de vraag’. Trio bedrijven geeft aan dat een van de doelstellingen van het bedrijf is, dat werknemers uiteindelijk doorstromen naar de vrije markt. Wanneer werknemers zich ontwikkelen, onder andere op het gebied van lezen en schrijven, hebben zij meer kans om door te kunnen stromen naar de vrije markt. Als werknemers doorstromen naar de vrije markt houdt dit in dat er weer nieuwe arbeidsplekken vrij komen in het bedrijf, die opgevuld kunnen worden door mensen die op de wachtlijst staan. Verder geven alle drie de bedrijven aan dat, gezien de ontwikkelingen van de kenniseconomie, het voor werknemers van belang is zich te blijven ontwikkelen. Goed kunnen lezen en schrijven is dan een vereiste. Zo geeft Kappa Graphic Board aan dat werknemers mee moeten gaan met de veranderingen die plaatsvinden in het bedrijf, maar ook in de samenleving: ‘Als je je er nou niet in verdiept dan behoor je straks tot de mensen die geen werk meer hebben. Dus je moet je wel verdiepen’. Trio Bedrijven legt uit dat, nu er een verandering in gang is gezet waarbij veel werkzaamheden geautomatiseerd worden, langzaam de handenarbeid verdwijnt. Wanneer deze verandering verder doorgevoerd zal worden kan dit grote gevolgen hebben voor de werknemers van Trio Bedrijven. Deze mensen zijn vaak niet of laagopgeleid waardoor het
Aap, Noot,….KIES!
66
moeilijk is om voor hen ander werk te vinden. Wanneer zij dan ook niet kunnen lezen en schrijven is de kans op ander werk helemaal klein. Trio Bedrijven:’ Als er geen werk meer is voor deze mensen hebben wij een gigantisch probleem. Zij verdwijnen in de kaartenbak en dan zijn ze niet meer te ontwikkelen. Ze hebben een te laag niveau, zijn te oud of zijn gehandicapt. Dat is een probleem. Ik denk dat we daar als gemeenschap, als Nederland toch eens aandacht aan moeten geven’. Bedrijf X geeft ten slotte nog aan dat een aantal jaren geleden, vanuit P&O, de stimulans is gekomen om werknemers cursussen te laten volgen, waaronder het volgen van een NT-1 cursus. Dit had deels te maken met het belang voor de werknemer om zich verder te ontwikkelen, maar ook met het belang van het bedrijf. In die tijd was Bedrijf X bezig om zichzelf verder op de markt te positioneren. Om dat te kunnen bewerkstelligen had, en heeft, het bedrijf goed geschoold personeel nodig. Welzijn Prisma, Humanitas, Stichting Noordermaat en de ANBO geven alle aan dat leren lezen en schrijven hoofdzakelijk in het belang is van de cliënt. Leren lezen en schrijven verstevigt de sociaal en economische positie van de cliënt. Stichting Noordermaat: ‘Kijk als iedereen die hier binnenkomt op een goede manier toegeleid wordt naar lees- en schrijfcursussen, dan pluk je daar de vruchten van. Vroeger of later (..) worden deze mensen zelfbewuster, kunnen meer hun eigen zegje doen. Dat levert ook hulpvragers op die zich anders opstellen, ze kunnen beter formuleren wat ze tegen komen. Dan zijn ze zelfbewuster in het contact en dat geldt voor iedereen die zich met die cursus bezig houdt’. Tijdens de interviews met de OB en Sociale Zaken en Werk is het belang van de instelling dan wel de cliënt niet besproken. 5.5.5 Toekomst Bedrijven Alle drie de bedrijven geven aan dat het van belang is om in de toekomst alert te blijven op de mogelijke aanwezigheid van functioneel analfabetisme op de werkvloer. De bedrijven geven daarbij aan dat herhaling van voorlichtingscampagnes daar een bijdrage aan kan leveren. Daarnaast geeft Bedrijf X aan dat bedrijven waarschijnlijk behoefte hebben aan concrete informatie over de problematiek, de signalen en de verwijsmogelijkheden. Verder spreken de bedrijven nog over de cursuskosten in de toekomst, deels al besproken in paragraaf 5.5.3. Trio Bedrijven geeft aan de kosten van de cursus waarschijnlijk te zullen gaan betalen, wanneer de cursus niet meer gratis is. Dit is wel afhankelijk van de kosten van de cursus maar Trio Bedrijven vindt het belangrijk dat werknemers zich blijven ontwikkelen en daar valt beter leren lezen en schrijven ook onder. Kappa Graphic Board geeft aan dat de kosten van de cursus ook in de toekomst hoogst waarschijnlijk door het bedrijf betaald zullen worden. Er is een opleidingsbudget waar ook geld gereserveerd zou kunnen worden voor deze cursus. Verder bestaat er waarschijnlijk de mogelijkheid om onder werktijd deel te nemen. Bedrijf X geeft aan zowel nu als in de toekomst de kosten van de cursus voor de werknemers te betalen. Daarnaast krijgen zij vrij van het werk om aan de cursus deel te nemen.
Aap, Noot,….KIES!
67
Welzijn Allereerst geven Prisma, Humanitas en Stichting Noordermaat aan dat zij een blijvende rol moeten vervullen in het verwijzen van cliënten naar een NT-1 cursus. Daarnaast geven Stichting Noordermaat, Humanitas, de ANBO en Sociale Zaken en Werk aan dat het van belang is om voorlichtingscampagnes te blijven herhalen. Hierdoor worden zij steeds weer gewezen op de problematiek en verhoogt dit de alertheid op de problematiek. De ANBO, Sociale Zaken en Humanitas geven daarbij aan beter op de hoogte te moeten zijn van de signalen van functioneel analfabetisme, willen zij mensen verwijzen naar een NT-1 cursus Verder zou er in de toekomst gekeken moeten worden op welke wijze cliënten, naast het stimuleringsfonds, ondersteund kunnen worden in de deelname aan een NT-1 cursus. 5.6 Een overzicht In hoofdstuk vijf zijn enkele toeleiders uit de gemeente Hoogezand-Sappemeer aan het woord gekomen, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen toeleiders werkzaam bij bedrijven en welzijn(instellingen). Allereerst is in paragraaf 5.2 een omschrijving gegeven van de bedrijven en welzijnsinstellingen, waar de toeleiders werkzaam zijn. De drie bedrijven zijn: Trio Bedrijven, Kappa Graphic Board en Bedrijf X. De welzijnsinstellingen zijn: Prisma, Humanitas, Stichting Noordermaat, de ANBO, Sociale Zaken en Werk en de Openbare Bibliotheek. Vervolgens is in paragraaf 5.3 ingegaan op de landelijke en regionale voorlichtingscampagnes. De landelijke voorlichtingscampagne is bij het merendeel van de toeleiders bekend. De startconferentie van het Noorderpoortcollege is bij bijna alle toeleiders bekend. Daarentegen is de regionale voorlichtingscampagne in mindere mate bekend. Er is in deze paragraaf verder nog ingegaan op het begrip functioneel analfabetisme en de bekendheid van de toeleiders met het Noorderpoortcollege en de NT-1 cursussen die zij aanbiedt. De bekendheid met het begrip functioneel analfabetisme verschilt bij de toeleiders. Verder blijkt dat alle toeleiders bekend zijn met de NT-1 cursussen en enkele toeleiders hebben cliënten in het verleden ook naar deze cursussen verwezen. In paragraaf 5.4 is ingegaan op de awereness van de toeleiders. In hoeverre signaleren de toeleiders functioneel analfabetisme bij werknemers en cliënten. Is er van werknemers en cliënten bekend dat zij niet (goed) kunnen lezen en schrijven of bestaat er een vermoeden? Het blijkt dat een aantal toeleiders te maken hebben (gehad) met werknemers of cliënten die niet (goed) kunnen/konden lezen en schrijven. De toeleiders kwamen hier soms door toeval achter en in een enkel geval gaf de werknemer/cliënt het zelf aan. Een enkele toeleider geeft aan nog weinig kennis te hebben van de mogelijke signalen en zou daar meer informatie over willen. Daarnaast is er ingegaan op mogelijke copingstrategieën. Zowel enkele bedrijven als welzijnsinstellingen zijn bekend met copingstrategieën en geven daarbij voorbeelden uit de praktijk. Tot slot is in paragraaf 5.5 het thema ‘werven’ behandeld. De toeleiders is gevraagd in hoeverre zij verantwoordelijk zijn voor het werven van werknemers en cliënten die niet goed kunnen lezen en schrijven, om deel te nemen aan een NT-1 cursus. Opvallend is dat de toeleiders werkzaam bij de bedrijven vooral spreken van een gedeelde verantwoordelijkheid van de werkgever en de werknemer. De toeleiders werkzaam bij de welzijnsinstellingen reageren zeer verschillend. Een enkele toeleider geeft aan hier momenteel geen enkele verantwoordelijkheid voor te dragen. Een aantal andere toeleiders geven aan een gedeelde verantwoordelijk met de cliënt te dragen. Daarnaast is er ingegaan op welke wijze de
Aap, Noot,….KIES!
68
doelgroep (functioneel analfabeten) benaderd en gestimuleerd zou kunnen worden om deel te nemen aan een NT-1 cursus. ‘Voorzichtigheid’, ‘eerlijk’ en ‘aansluiten bij de leefwereld’ zijn een aantal uitspraken die door de toeleiders worden gedaan. Vervolgens is nog beschreven wat de belangen voor bedrijven en welzijnsinstellingen kunnen zijn, wanneer werknemers en cliënten leren lezen en schrijven. Naast enkele belangen voor de bedrijven, geven alle toeleiders aan dat de (persoonlijke) ontwikkeling van degene die niet (goed) kan lezen en schrijven het voornaamste belang is. Tot slot is er ingegaan op de rol van de toeleiders in de toekomst, met betrekking tot functioneel analfabetisme. Enkele aandachtsgebieden als verwijzen, kosten van de cursus en het herhaling van de voorlichtingscampagne komen daarbij aan bod. Nadat de toeleiders aan het woord zijn geweest is het tijd om de deelnemers in beeld te brengen. In hoofdstuk zes zal het deelonderzoek uiteen worden gezet dat heeft plaatsgevonden bij deelnemers, die een NT-1 cursus volgen bij het Noorderpoortcollege in HoogezandSappemeer. Wie zijn deze deelnemers, waardoor hebben zij besloten deel te nemen aan een NT-1 cursus? Hoe vonden ze het vroeger op school en hoe ervaren ze de lessen die ze nu volgen? Vragen die in het volgende hoofdstuk aan bod komen en waar getracht is een antwoord op te geven.
Aap, Noot,….KIES!
69
H. 6 De deelnemers in beeld 6.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen de deelnemers in beeld, die een NT-1 cursus volgen bij het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer. Tijdens het verzamelen van de gegevens is er gebruik gemaakt van een gelegenheidssteekproef. Dit wil zeggen dat de vragenlijst is ingevuld door deelnemers die gedurende de onderzoeksperiode aanwezig waren in de lessen. Door gebruik te maken van een gelegenheidssteekproef is er geen non-respons opgetreden en hebben uiteindelijk vijftig deelnemers de vragenlijst ingevuld. De resultaten van de ingevulde vragenlijsten zullen aan de hand van verschillende onderwerpen besproken worden. 6.2 Algemene informatie over de deelnemers In deze paragraaf wordt een globaal beeld gegeven van enkele variabelen welke algemene informatie geven over de deelnemers van de NT-1 cursus. Tabel 1. Geslacht
Man Vrouw Totaal
n % 19 38,0 31 62,0 50 100,0
Uit tabel 1 blijkt dat van de 50 deelnemers, 19 mannen (38%) en 31 vrouwen (62%) de vragenlijst hebben ingevuld. Tabel 2. Leeftijd
<35 36-50 >51 Totaal
n % 18 36,0 25 50,0 7 14,0 50 100,0
Uit tabel 2 blijkt dat de deelnemers voornamelijk tussen de 36 en 50 jaar oud zijn. Vervolgens zijn veel deelnemers jonger dan 35 jaar. Tabel 3. Leeftijd * geslacht
Man Leeftijdsklasse < 35 3 36-50 13 > 51 3 Totaal 19
Geslacht Vrouw 15 12 4 31
Totaal 18 25 7 50
In tabel 3 is te zien dat het aantal mannen en vrouwen tussen de 36 en 50 jaar bijna gelijk is. Als er gekeken wordt naar de deelnemers die jonger zijn dan 35 jaar, is te zien dat er zich meer vrouwen in deze categorie bevinden. Aap, Noot,….KIES!
70
Tabel 4. Woonplaats n Hoogezand 37 Sappemeer 7 Slochteren 4 Elders 2 Totaal 50
% 74,0 14,0 8,0 4,0 100,0
Uit tabel 4 blijkt dat de meeste deelnemers (74%) in Hoogezand wonen. Twee deelnemers wonen buiten de gemeentes waar de voorlichtingscampagne zich op gericht heeft. Tabel 5. Burgerlijke staat
Getrouwd Samenwonend Gescheiden Niet getrouwd Alleenwonend Alleenstaande ouder Totaal
n 22 6 5 3 9 5 50
% 44,0 12,0 10,0 6,0 18,0 10,0 100,0
Uit tabel 5 blijkt dat 22 deelnemers zijn getrouwd (44%). Vervolgens geven 9 deelnemers aan alleenwonend te zijn (18%) en 6 deelnemers (12%) samen te wonen. Van de deelnemers heeft 60% (n = 30) kinderen. Tabel 6. Aantal kinderen 1 kind 2-4 kinderen > 5 kinderen Totaal Niet ingevuld Totaal
n 6 18 6 30 20 50
% 12,0 36,0 12,0 60,0 40,0 100,0
In tabel 6 is te zien dat van de 30 deelnemers die kinderen hebben, 18 deelnemers aangeven 2 - 4 kinderen hebben. Tabel 7. Inkomsten n Loon 28 WW 1 WwB 11 WAO 3 Inkomen van partner 7 Totaal 50
% 56,0 2,0 22,0 6,0 14,0 100,0
Aap, Noot,….KIES!
71
Uit tabel 7 blijkt dat 28 deelnemers (56%) op dit moment inkomsten uit loon krijgen. Vervolgens is de categorie WwB (Wet werk en Bijstand) door 11 deelnemers (22%) als bron van inkomsten aangegeven. Tabel 8. Inkomsten * geslacht
Man Inkomsten Loon WW WwB WAO Inkomen partner Totaal
Geslacht vrouw
16 1 1 1 0 19
12 0 10 2 7 31
Totaal 28 1 11 3 7 50
Van de 28 deelnemers die inkomsten uit loon krijgen zijn 16 deelnemers man en 12 deelnemers vrouw. Opvallend is dat van de 11 deelnemers die een bijstandsuitkering krijgen (WwB) 10 deelnemers vrouw zijn. Tabel 9. Werkbranche Agrarisch Technisch Transport Verzorging Horeca Algemeen Administratief Totaal Niet ingevuld Totaal
n 7 6 1 1 5 7 1 28 22 50
% 14,0 12,0 2,0 2,0 10,0 14,0 2,0 56,0 44,0 100,0
Uit tabel 9 blijkt, dat van de 28 deelnemers die werken, de branche ‘agrarisch’ en ‘algemeen’ de meest voorkomende zijn (beide 14%). In de branche ‘algemeen’ zijn opgenomen: Leiding (n 1), Schoonmaker (n 4), klassenassistent (n 1) en timmerman (n 1). De branche ‘technisch’ is met 12% (n 6) de volgende veel voorkomende branche waarbinnen de deelnemers werkzaam zijn. Vrijwilligerswerk Van de 50 deelnemers geven 9 deelnemers aan werkzaam te zijn als vrijwilliger. Enkele voorbeelden van vrijwilligerswerk zijn: koffie serveren, kantinemedewerkster en assistent bij een knutselgroep. Opvoeding vroeger Voor de beschrijving van de algemene achtergrond van de deelnemers is ten slotte gevraagd naar de opvoeding van de deelnemers en het beroep van vader en/of moeder. Uit de vragenlijsten blijkt dat het merendeel van de deelnemers is opgevoed door zowel de vader als de moeder (90%). Acht procent van de overige deelnemers is door alleen vader of moeder opgevoed en twee procent door een oma.
Aap, Noot,….KIES!
72
Werk vader en moeder Grafiek 1. 10
Count
8
6
4
2
0 n ee m ge al
t
id he er ov
r po ns
h
k
p oo rk ve de en ev gg in er id em le rn de on t. lfs ze
tra
er
ch is ar
w
sc ni ch te
r ag
en ge
Het werk van vader
Uit grafiek 1 blijkt dat 20% (n 10) van de vaders werkzaam is/was in de technische branche. De categorie die vervolgens het meest voorkomt is ‘geen werk’; 18% (n 9) van de vaders heeft/had geen werk. De categorie ‘algemeen’ bestaat uit werkzaamheden als: loopjongen (n 1), timmerman (n 1), bouwvakker (n 2) en schilder (n 1). Van de 50 deelnemers geeft het merendeel (76%) aan dat hun moeder huisvrouw is/was. Twee deelnemers hebben deze vraag niet ingevuld. De andere deelnemers hebben uiteenlopende antwoorden gegeven. Voorbeelden zijn: werkzaam in de horeca (n 3), zelfstandig ondernemer (n 1), verkoopster (n 2) en verzorging (n 1). 6.2.1 Een terugblik In voorgaande paragraaf is een algemeen beeld gegeven van de deelnemers die een NT-1 cursus volgen bij het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer. Van de vijftig deelnemers die de vragenlijst hebben ingevuld zijn 19 deelnemers man en 31 deelnemers vrouw. De leeftijd bij zowel de mannen als de vrouwen is voornamelijk tussen de 36 en 50 jaar. Opvallend is dat 18 deelnemers jonger zijn dan 35 jaar en maar 7 deelnemers ouder zijn dan 51 jaar. Verder blijkt dat 74% van de deelnemers in Hoogezand woont. Een groot aantal deelnemers is getrouwd (44%) en vervolgens geeft meer dat de helft van de deelnemers aan kinderen te hebben (n 30). Het aantal kinderen varieert, maar iets meer dan de helft van de deelnemers met kinderen, heeft 2 tot 4 kinderen. Wanneer gekeken wordt naar de bron van inkomsten, blijkt dat iets meer dan de helft van de deelnemers inkomsten uit loon krijgt (56%), waarbij het aantal mannen sterker vertegenwoordigd is dan het aantal vrouwen (n 16 ten opzichte van n 12). Daarnaast hebben 15 deelnemers een uitkering waarbij opvallend is dat 10 vrouwen een bijstandsuitkering krijgen, ten opzichte van 1 man met een bijstandsuitkering. Bohnenn e.a. (2004) stellen dat het erg moeilijk is om relaties te leggen tussen functioneel analfabetisme en werkloosheid. Daarentegen geven zij wel aan dat wie geen werk heeft, een groter risico loopt zijn lees- en schrijfvaardigheden niet te (kunnen) onderhouden of verder te (kunnen) ontwikkelen.
Aap, Noot,….KIES!
73
In de resultaten van de toeleiders geeft de toeleider werkzaam bij Prisma in HoogezandSappemeer aan dat functioneel analfabeten vaak een minimaal inkomen hebben (bv. uitkering) als gevolg van het feit dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven en niet andersom. Verder geeft 90% van de deelnemers aan opgevoed te zijn door zowel de vader als de moeder. Tot slot blijkt dat de vaders van de deelnemers is verschillende sectoren werkzaam zijn/waren, waarbij de technische branche het meest genoemd wordt (20%). Daarnaast valt op dat 18% van de vaders geen werk hebben/hadden. De moeders van de deelnemers zijn/waren voornamelijk huisvrouw (76%). 6.3 Schoolervaringen in het verleden In deze paragraaf wordt gekeken naar het gevolgde onderwijs van de deelnemers in het verleden en hoe de deelnemers de schooltijd hebben ervaren. Ten slotte wordt aangegeven wat de KSE niveaus lezen en schrijven zijn van de deelnemers. Basisonderwijs Van de deelnemers zijn 12 mannen en 20 vrouwen naar de basisschool geweest (N 32). Het speciaal onderwijs is door 7 mannen en 7 vrouwen gevolgd (N 14) en alleen 4 vrouwen geven aan helemaal geen basisonderwijs te hebben gevolgd Van de 46 deelnemers die basisonderwijs (basisschool of speciaal onderwijs) hebben gevolgd, hebben 31 deelnemers het basisonderwijs voltooid, verdeeld over 11 mannen en 20 vrouwen. Eén deelnemer heeft deze vraag niet ingevuld. De overige 14 deelnemers geven aan het basisonderwijs niet te hebben voltooid. Het aantal mannen en vrouwen is gelijk, zijnde 7. Grafiek 2. 6
5
Count
4
3
2
1
0 thuisblijven thuisblijven geen geld school was school was om voor ziek om voor voor school niet belangrijk te moelijk fam.lid te gezin en zorgen huishouden te zorgen
anders
De reden dat de respondent gestopt is met het basisonderwijs
Uit grafiek 2 blijkt dat van de 14 deelnemers die gestopt zijn met het basisonderwijs, de meesten van hen gestopt zijn omdat school te moeilijk was (n 6). Twee deelnemers geven een andere reden dan kon worden aangekruist: één deelnemer geeft aan dat de school te ver weg was en de andere deelnemer moest van school omdat zij zwanger was.
Aap, Noot,….KIES!
74
Vervolgonderwijs Van de 46 deelnemers die basisonderwijs hebben genoten, hebben 7 mannelijke deelnemers en 15 vrouwelijke deelnemers een vervolgopleiding gevolgd (N 22). Verder geven 24 deelnemers aan dat zij niet verder zijn gegaan, waarbij het aantal mannen en vrouwen gelijk is, beide 12. Tot slot hebben 4 deelnemers de vraag niet ingevuld omdat zij geen basisonderwijs hebben gevolgd. Tabel 10. Reden geen vervolgonderwijs n Moest werken 4 Wilde werken 5 Geen geld voor school 3 Zorgen voor ziek familielid 1 Zorgen voor gezin en huishouden 4 School was niets voor mij 2 Anders 5 Totaal 24 Niet ingevuld 26 Totaal 50
% 8,0 10,0 6,0 2,0 8,0 4,0 10,0 48,0 52,0 100,0
Uit tabel 10 blijkt dat er verschillende redenen zijn waarom de deelnemers niet aan vervolgonderwijs zijn gaan deelnemen. De redenen ‘wilde werken’ en ‘anders’ worden door de deelnemers het meest aangegeven. Bij de reden ‘anders’ is door de deelnemers het volgende aangegeven: ‘moest trouwen’(n 1), ‘school was te moeilijk’(n 3) en ‘school was te ver weg’ (n 1). Tabel 11. Het vervolgonderwijs Lager onderwijs Lager beroepsonderwijs Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Hoger algemeen of VWO Totaal
Man 0 5 0 2 0 7
Vrouw 3 1 1 9 1 15
n 3 6 1 11 1 22
Uit tabel 11 blijkt dat van de 15 vrouwen die aan het vervolgonderwijs zijn gaan deelnemen, een meerderheid (n 9) naar het middelbaar beroepsonderwijs is gegaan. Van de 7 mannen die naar het vervolgonderwijs zijn gegaan, geven 5 mannen aan dat zij deel zijn gaan nemen aan het lager beroepsonderwijs en 2 mannen het middelbaar beroepsonderwijs. Opmerking: De deelnemers is niet gevraagd of zij de vervolgopleiding hebben voltooid.
Aap, Noot,….KIES!
75
Grafiek 3. 20
Count
15
10
5
0 heel leuk
leuk
gewoon
niet leuk
helemaal niet leuk
Hoe de respondent het vroeger op school vond
Uit grafiek 3 blijkt dat de meeste deelnemers het vroeger gewoon of leuk vonden op school. Een aantal deelnemers (n 2) vonden het helemaal niet leuk op school of niet leuk (n 5). Er zijn 5 deelnemers die deze vraag niet hebben ingevuld, waarvan 4 te verklaren zijn doordat zij geen basisonderwijs hebben gevolgd. Tijdens het analyseren van de gegevens is er onderzocht in hoeverre er verschillen bestaat tussen mannen en vrouwen, met betrekking tot de schoolbeleving. Er zijn geen grote verschillen gevonden behalve bij de mannen en vrouwen die het vroeger heel leuk op school vonden. Er zijn namelijk 7 deelnemers die het vroeger heel leuk op school vonden, waarvan 6 deelnemers vrouw zijn en 1 deelnemer man is. Uit kruistabel 1 in bijlage V blijkt dat de deelnemers die de basisschool hebben afgemaakt positiever zijn over hun schoolervaring in het verleden dan de deelnemers die de basisschool niet hebben afgemaakt. KSE niveau lezen en schrijven Tabel 12. KSE niveau lezen Niveau 0 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Totaal
n 16 11 16 7 50
% 32,0 22,0 32,0 14,0 100,0
Uit tabel 12 blijkt dat 16 deelnemers (32%) zich op KSE niveau 0 bevinden en 16 deelnemers op KSE niveau 2. Vervolgens bevinden 11 deelnemers (22%) zich op KSE niveau 1 en 7 deelnemers (14%) op KSE niveau 3. Met behulp van kruistabel 2 is in bijlage V te lezen dat alleen bij KSE niveau 0 (lezen) meer mannen vertegenwoordigd zijn dan vrouwen: aantal mannen is 10 en aantal vrouwen is 6.
Aap, Noot,….KIES!
76
Tabel 13. KSE niveau schrijven Niveau 0 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Totaal
n 18 12 14 6 50
% 36,0 24,0 28,0 12,0 100,0
Uit tabel 13 blijkt dat 18 deelnemers (36%) zich op KSE niveau 0 bevinden. Vervolgens bevinden 12 deelnemers (24%) zich op KSE niveau 1 en 14 deelnemers (28%) zich op KSE niveau 2. Ten slotte bevinden 6 deelnemers (12%) zich op KSE niveau 3. Met behulp van de kruistabel 3 in bijlage VII is te lezen dat alleen bij KSE niveau 0 (schrijven) meer mannen vertegenwoordigd zijn dan vrouwen: aantal mannen is 11 en aantal vrouwen is 7. KSE niveau en inkomsten Met behulp van kruistabellen is bekeken wat de KSE niveaus zijn van de deelnemers met betrekking tot hun inkomsten. Deze tabellen (nr. 4 t/m 7) zijn in bijlage V terug te vinden. Opvallend is dat de deelnemers die werken, zowel bij lezen en schrijven sterk vertegenwoordigd zijn op KSE niveau 0. Van het totaal aantal deelnemers die werk hebben (n 28), bevinden 13 deelnemers zich op KSE niveau 0 lezen. Bij schrijven bevinden ook 13 deelnemers zich op KSE niveau 0. Verder valt op dat de deelnemers die een WwB uitkering krijgen, zowel bij lezen als schrijven, zich voornamelijk bevinden op KSE niveau 1 en 2. 6.3.1 Een terugblik Van de 50 deelnemers hebben 46 deelnemers een vorm van basisonderwijs gevolgd, waarna 22 deelnemers zijn gaan deelnemen aan vervolgonderwijs. Bijna de helft van de deelnemers hebben geen vervolgonderwijs gevolgd (n 24). Er worden verschillende redenen genoemd waarom de deelnemers geen vervolgopleiding zijn gaan volgen, zoals ‘wilde werken’ en ‘school was te moeilijk’. Deze bovenstaande resultaten komen overeen met het gegeven van Bohnenn e.a. (2004) dat functioneel analfabeten in twee groepen zijn te verdelen. Volwassenen die niet of nauwelijks onderwijs hebben gevolgd en volwassenen die, ondanks een voldoende aantal jaren onderwijs (inmiddels) veel moeite hebben met schriftelijke taken. Verder is in de resultaten te lezen dat de meeste deelnemers het vroeger gewoon of leuk vonden op school. Maar een klein aantal deelnemers geeft aan het niet leuk of helemaal niet leuk gevonden te hebben op school. Deze uitkomsten zijn opvallend aangezien in literatuur (Bersee en Neuvel, 2004; Hamminck, 1990) regelmatig wordt aangegeven dat functioneel analfabeten vaak negatieve schoolervaringen hebben. Er moet wel gezegd worden dat in dit onderzoek naar een algemene beleving is gevraagd en niet naar specifieke schoolervaringen. Vervolgens blijkt uit de vorige paragraaf dat bij zowel schrijven als lezen de deelnemers zich voornamelijk op KSE niveau 0 t/m 2 bevinden. Deze resultaten komen deels overeen met de definitie die door Bersee e.a. (2002) wordt gegeven, waar functioneel analfabeten, met betrekking tot lezen en/of schrijven, eindniveau KSE 2 niet beheersen. In dit onderzoek zijn de KSE niveau verschillen tussen de deelnemers redelijk groot; het aantal deelnemers op de KSE niveau’s 0 en 2 zijn sterk vertegenwoordigd.
Aap, Noot,….KIES!
77
Tot slot blijkt uit de resultaten, beschreven in voorgaande paragraaf, dat van de deelnemers die werken een redelijk aantal deelnemers, zowel bij lezen als schrijven een laag KSE niveau hebben. Van de 28 deelnemers die werk hebben, bevinden 13 deelnemers zich bij schrijven op KSE niveau 0 en 13 deelnemers hebben bij lezen KSE niveau 0. Deze resultaten zijn opmerkelijk aangezien Breg e.a (2004) aangeven dat het bezitten van een startkwalificatie (minimaal KSE niveau 4) nodig is om een volwaardige plaats op de arbeidsmarkt te bemachtigen. Er bestaat het vermoeden dat een groot aantal van de deelnemers die de vragenlijst hebben ingevuld werkzaam zijn bij Trio Bedrijven (sociale werkplaats) in Sappemeer. Tijdens het afnemen van de vragenlijsten waren deze deelnemers regelmatig aanwezig in de lessen, waardoor zij vermoedelijk de vragenlijst hebben ingevuld. Dit vermoeden kan overeenkomen met het gegeven van Bersee e.a. (2005) dat veel functioneel analfabeten zeer in het nadeel zijn op de arbeidsmarkt. Ze zijn vaak aangewezen op onaantrekkelijk laagbetaald werk zonder een loopbaanperspectief. Volgens Bersee e.a. zijn relatief veel functioneel analfabeten werkzaam in gesubsidieerde arbeid zoals sociale werkplaatsen. 6.4. Voorlichtingscampagne (functioneel) analfabetisme In deze paragraaf worden de resultaten getoond van de bekendheid met de landelijke en regionale voorlichtingscampagnes. Landelijk Van de 50 deelnemers zijn 17 deelnemers (34%) bekend met de landelijke SIRE reclame op televisie. De overige 33 deelnemers (66%) zijn niet bekend met deze reclame. Het landelijk telefoonnummer dat gebeld kan worden voor informatie over een NT-1 cursus in de regio is bij 12 deelnemers (24%) bekend. De overige 38 deelnemers (76) zijn niet bekend met dit telefoonnummer. Tabel 14. Informatiebron Landelijk Telefoonnummer n Televisie 4 Krant 2 Radio 1 Vrienden/Familie 3 Werk 1 Anders 1 Totaal 12 Niet Ingevuld 38 Totaal 50
% 8,0 4,0 2,0 6,0 2,0 2,0 24,0 76,0 100,0
Uit tabel 14 blijkt dat, van de 12 deelnemers die bekend zijn met het landelijk telefoonnummer, 4 deelnemers de televisie als informatiebron aangeven. Als tweede informatiebron wordt ‘vrienden/familie’ genoemd door de deelnemers. Regionaal Als onderdeel van de voorlichtingscampagne zijn er posters opgehangen in, onder andere, welzijnsinstellingen en het gemeentehuis. Daarnaast zijn er advertenties geplaatst in de regionale dagbladen. De deelnemers is gevraagd in hoeverre ze bekend zijn met deze communicatiemiddelen.
Aap, Noot,….KIES!
78
Om aan te sluiten bij het referentiekader van de deelnemers (Segers, 2002) is de deelnemers uitgelegd dat het Noorderpoortcollege op verschillende manieren in Hoogezand-Sappemeer reclame heeft gemaakt voor de cursus die zij momenteel volgen. Vervolgens kregen de deelnemers de gelegenheid aan te geven welke soorten reclame zij hebben gezien. Doordat zij meerdere antwoorden aan konden kruisen is het van belang bij iedere soort reclame uit te gaan van het totaal aantal deelnemers (n 50). Tabel 15. Reclame Aangekruist door deelnemer Reclame Poster Flyer Advertentie regionale krant Geen reclame gezien Anders Totaal
Ja Nee n n 21 29 2 48 19 31 19 31 2 48 63
Uit tabel 15 blijkt dat 21 deelnemers de poster hebben gezien. Vervolgens hebben 19 deelnemers een advertentie in de regionale krant gezien. Verder geven 19 deelnemers aan helemaal geen reclame gezien te hebben. Twee deelnemers geven een andere informatiebron aan, zijnde ‘op de foto geweest met Prinses Laurentien’ (tijdens de startconferentie) en ‘via werk’. Vervolgens is de deelnemers gevraagd waardoor zij wisten dat er bij het Noorderpoortcollege een cursus werd gegeven om (beter) te leren lezen en schrijven. Tabel 16. Bekendheid NT-1 cursus Noorderpoortcollege
Door de reclame (uit tabel 14) Door mijn (vrijwilligers)werk Door mijn vrienden/familie Door een welzijnsinstelling Ik volgde al een cursus bij het NPC en hoorde het van een docent/klasgenoot Anders Totaal
Ja (n) 9 15 8 11 7
Nee ( n) 41 35 42 39 43
3 53
47
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven
In bovenstaande tabel is te lezen dat de deelnemers voornamelijk bekend zijn met het NT-1 cursusaanbod door (vrijwilligers)werk en welzijnsinstellingen. Vervolgens noemen 9 deelnemers de reclame die door het Noorderpoortcollege is ingezet. Een redelijk aantal deelnemers (n 8) noemen nog vrienden/familie waardoor zij bekend zijn met het NT-1 cursusaanbod van het Noorderpoortcollege. Er zijn 3 deelnemers die een andere informatiebron noemen zijnde, ‘door zichzelf’, ‘door Heksenketel van Baanvak’ en ‘weet niet meer’.
Aap, Noot,….KIES!
79
Tot slot is aan de deelnemers gevraagd hoe zij denken dat andere mensen bereikt kunnen worden om deel te nemen aan een NT- 1 cursus. In onderstaande tabel is te lezen wat de deelnemers op deze vraag geantwoord hebben. Tabel 17. Bereiken van de doelgroep Reclame: tv, radio, krant, posters, internet Werk Instellingen Omgeving Totaal Niet ingevuld Totaal
n 19 4 2 4 29 21 50
% 38,0 8,0 4,0 8,0 58,0 42,0 100,0
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven
Uit tabel 17 blijkt van de 50 deelnemers er 21 deelnemers een antwoord hebben gegeven op deze vraag. Uit de antwoorden blijkt dat 19 deelnemers een vorm van reclame aangeven om meer mensen te bereiken. Zo zijn genoemd: televisie, radio, krant, posters en internet. Verder zijn er 4 deelnemers die het werk noemen om mensen te bereiken en 4 deelnemers die de omgeving noemen. Vervolgens zijn er 2 deelnemers die instellingen hebben aangegeven. 6.4.1 Een terugblik De landelijke voorlichtcampagne is in mindere mate bekend bij de deelnemers. Het reclamespotje van SIRE is bij 17 deelnemers bekend en het landelijk telefoonnummer bij 12 deelnemers. Van de twaalf deelnemers die bekend zijn met het landelijke telefoonnummer geven 4 deelnemers aan bekend te zijn met het telefoonnummer door de televisie. De mogelijkheid bestaat dat zij dit telefoonnummer in een reclamespotje van SIRE hebben gezien. Vervolgens geven 3 deelnemers aan door familie/vrienden op de hoogte te zijn van het telefoonnummer. Uit deze resultaten kan men afleiden dat het moeilijk is om de deelnemers te bereiken. Weenig (in Van Gent, e.a., 2000) geeft aan dat grootschalige massamediale voorlichtingscampagnes vaak weinig effectief zijn in het bereiken van moeilijk bereikbare doelgroepen, zoals functioneel analfabeten. Deze massamediale voorlichtingscampagnes bereiken deze doelgroep vaak niet omdat zij niet aansluiten bij de doelgroep. Wel kunnen deze grootschalige massamediale voorlichtingscampagnes effectief zijn in het creëren of vergroten van het probleembesef bij een breed publiek. Enkele deelnemers hebben aangegeven door familie/vrienden op de hoogte te zijn van het landelijk telefoonnummer. Het zou kunnen dat deze familie/vrienden naar aanleiding van de landelijke voorlichtingscampagne op de hoogte te zijn van het telefoonnummer. De regionale voorlichtingscampagne is redelijk bekend bij de deelnemers. Bijna de helft van de deelnemers (n 21) geeft aan bekend te zijn met de poster en een redelijk aantal deelnemers (n 19) is bekend met de advertentie in een regionaal dagblad. Aan de andere kant geven 19 deelnemers helemaal geen vorm van reclame te hebben gezien. Er zijn 9 deelnemers die aangeven door de reclame bekend te zijn met het NT-1 cursusaanbod van het Noorderpoortcollege. Opvallend is dat 15 deelnemers met het NT-1 cursusaanbod bekend zijn door (vrijwilligers)werk, 11 deelnemers door een welzijnsinstelling en 8 deelnemers door vrienden/familie.
Aap, Noot,….KIES!
80
Deze uitkomsten zijn opvallend omdat zij aansluiten bij de mening van Weenig dat moeilijk bereikbare doelgroepen beter bereikbaar zijn wanneer zij benaderd worden door middel van community interventie. Deze interventie richt zich op een afgebakend geografisch gebied (Hoogezand-Sappemeer) waarbij kennisvermeerdering meer resultaat boekt wanneer de doelgroep, onder andere, de informatiebronnen meer vertrouwt. Familie en vrienden zijn hier een goed voorbeeld van. Maar Weenig geeft ook aan, om moeilijk bereikbare doelgroepen te bereiken, het van belang is lokale personen zoals toeleiders in te schakelen. Uit bovenstaande resultaten blijkt dat een redelijk aantal deelnemers met het NT-1 cursusaanbod bekend is door het (vrijwilligers)werk en welzijnsinstellingen. Het blijkt dat de toeleiders in de gemeente Hoogezand-Sappemeer een belangrijke rol spelen in bekendheid geven aan de NT-1 cursus, voor autochtone functioneel analfabeten. Verder is in de resultaten te lezen dat 7 deelnemers op de hoogte zijn van het NT-1 cursusaanbod doordat zij al een cursus volgden op het Noorderpoortcollege. Deze uitkomsten laten niet zien of de deelnemers daarom ook besloten hebben deel te nemen aan het cursusaanbod. Het zou wel een teken kunnen zijn, dat het streven van het Noorderpoortcollege om een community college te zijn, effectief is. Het Noorderpoortcollege als ontmoetingsplek voor inwoners van de gemeente Hoogezand-Sappemeer, waar de gedeelde factor het volgen van onderwijs is. Door deze gedachtegang uit te dragen is volgens Janssen e.a. (1993) tevens getracht onderwijs toegankelijker te maken. Het Noorderpoortcollege biedt niet alleen NT-1 cursussen. Er worden bijvoorbeeld ook computercursussen en Duitse taallessen gegeven. Door meerdere vormen van onderwijs aan te bieden op dezelfde locatie, komen de deelnemers indirect in aanraking met de verschillende cursusmogelijkheden. Doordat men al bekend is met de school, de docenten en andere deelnemers, kan het volgen van een andere cursus (bijvoorbeeld een NT-1 cursus) toegankelijker zijn (geworden). Tot slot is het opvallend dat, wanneer de deelnemers gevraagd worden hoe zij denken dat andere mensen bereikt zouden kunnen worden, een groot aantal deelnemers communicatiemiddelen noemen, die vaak bij grootschalige massamediale voorlichtingscampagnes gebruikt worden. In mindere mate noemen zij toeleiders en de omgeving, door wie zij grotendeels zelf aangeven, bekend te zijn met het cursusaanbod van het Noorderpoortcollege.
Aap, Noot,….KIES!
81
6.5 Deelname NT-1 onderwijs De deelnemers hebben op een bepaald moment besloten om deel te nemen aan de NT-1 cursus. Aan de deelnemers is gevraagd waardoor of door wie ze uiteindelijk besloten hebben, deel te nemen aan een cursus om (beter) te leren lezen en schrijven. Wederom kregen de deelnemers de gelegenheid meerdere antwoorden aan te kruisen en dienen de resultaten steeds gelezen te worden vanuit het totaal aantal deelnemers. Tabel 18. Besluit tot deelname Ja
Nee
n De reclame
3
n 47
Komst van Prinses Laurentien Collega’s en/of baas Familie/vrienden Welzijnswerker Helemaal alleen besloten Anders Totaal
1
49
17 6 9 16 3 55
33 44 41 34 47
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven
Uit tabel 18 blijkt dat 17 werknemers (9 mannen en 8 vrouwen) besloten hebben om deel te nemen aan een NT-1 cursus door collega’s en/of baas. Er zijn16 deelnemers (7 mannen en 9 vrouwen) die aangeven helemaal alleen besloten hebben deel te nemen aan een cursus. Vervolgens zijn er 9 deelnemers (2 mannen en 7 vrouwen) die door een welzijnswerker besloten hebben deel te nemen en 3 deelnemers hebben een andere reden gegeven. Deze redenen zijn: ‘door docent’, ‘door project Voorwerk’ en ‘weet niet meer’. 6.5.1 Een korte terugblik Het is opvallend dat er maar 3 deelnemers zijn die aangeven door de reclame besloten te hebben om deel te nemen aan een NT-1 cursus. Daarnaast komt wederom naar voren dat toeleiders, zoals welzijnswerkers en het werk, een belangrijke rol spelen in het vinden van de weg naar het onderwijs. Tot slot is het opmerkelijk dat 16 deelnemers aangeven helemaal alleen hebben besloten deel te nemen aan een cursus. Het is in dit onderzoek niet mogelijk te achterhalen waardoor zij helemaal alleen deze beslissing hebben genomen. 6.6 Organisaties In het deelonderzoek bij de toeleiders is onder andere gevraagd in hoeverre zij te maken krijgen met functioneel analfabeten. De toeleiders hebben hier verschillende antwoorden op gegeven. In het deelonderzoek bij de deelnemers is onder andere gevraagd bij welke van onderstaande organisaties zij in de laatste twee jaar wel eens geweest zijn. Enkele van deze organisaties zijn bekend uit het deelonderzoek bij de toeleiders. Op deze wijze is getracht een globaal overzicht te krijgen van het contact tussen organisaties en de deelnemers.
Aap, Noot,….KIES!
82
Tabel 19. Organisaties
Stichting Noordermaat Prisma Humanitas Openbare Bibliotheek Sociale Zaken en Werk CWI Kredietbank Leger des Heils GGD Thuiszorg Vereniging ‘Heel de buurt’ Totaal
Ja (n) Man Vrouw
n
1 1 1 5 1 3 4 1 3 2 1 23
8 7 6 21 8 16 5 1 5 3 2 82
7 6 5 16 7 13 1 0 2 1 1 59
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven
Uit tabel 19 blijkt dat 21 deelnemers in de laatste twee jaar wel eens in de Openbare Bibliotheek zijn geweest. Een mogelijke verklaring voor dit aantal is de rondleiding die deelnemers van een NT-1 cursus aangeboden krijgen, tijdens het cursusjaar. Verder geven 16 deelnemers aan dat zij in de laatste twee jaar wel eens bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) zijn geweest. In tabel 7 gaven 15 deelnemers (30%) al aan een uitkering te hebben als bron van inkomsten. Daarnaast geven 8 deelnemers aan wel eens bij Sociale Zaken en Werk te zijn geweest en geven 6 deelnemers aan wel eens bij Humanitas te zijn geweest. Uit de resultaten van de toeleiders blijkt dat Sociale Zaken en Werk en Humanitas aangeven waarschijnlijk weinig te maken krijgen met autochtone functioneel analfabeten. Verder geven 8 deelnemers aan wel eens bij Stichting Noordermaat te zijn geweest en 7 deelnemers noemen nog Prisma. Zowel Prisma als Stichting Noordermaat geven in de resultaten van de toeleiders aan te maken te krijgen met autochtone functioneel analfabeten. Tot slot valt in bovenstaande tabel op dat, gelet op de totalen van ‘man/vrouw’, meer vrouwelijke deelnemers bij de organisaties zijn geweest dan mannelijke deelnemers. 6.6.1 Een korte terugblik Uit voorgaande paragraaf blijkt dat deelnemers in de laatste twee jaar bij verschillende organisaties geweest zijn, waarvan een aantal gevestigd zijn in Hoogezand-Sappemeer. In het deelonderzoek bij de toeleiders worden deze belicht. Bijna de helft van de deelnemers is wel eens bij de bibliotheek geweest en dit aantal is waarschijnlijk te verklaren door de rondleidingen die de bibliotheek geeft aan NT-1 deelnemers, in samenwerking met het Noorderpoortcollege. Daarnaast valt op dat 16 deelnemers aangeven, in de laatste twee jaar wel eens bij het CWI geweest te zijn. Eerder is al gebleken dat 15 deelnemers een uitkering krijgen, waarvoor zij eerst naar het CWI moeten om deze uitkering aan te vragen. Het CWI is niet betrokken in het deelonderzoek bij de toeleiders, maar is wel interessante toeleider om in de toekomst te benaderen. Verder geeft een klein aantal deelnemers aan wel eens bij Humanitas en Sociale Zaken en werk geweest te zijn. De toeleiders werkzaam bij deze organisaties hebben aangegeven waarschijnlijk weinig te maken te krijgen met autochtone functioneel analfabeten. Nu is het aantal deelnemers dat aangeeft bij deze organisaties geweest te zijn niet erg groot. Het kan Aap, Noot,….KIES!
83
wel de vraag oproepen in hoeverre zij, het feit dat ze niet (goed) kunnen lezen en schrijven, verborgen hebben, tijdens het contact met deze organisaties. Tot slot blijkt uit de resultaten dat de vrouwelijke deelnemers vaker bij de verschillende organisaties zijn geweest dan de mannelijke deelnemers. Enkele voorbeelden zijn de bibliotheek, het CWI, Stichting Noordermaat en Sociale Zaken en Werk. Alleen bij de Kredietbank, Leger des Heils, GGD en Thuiszorg zijn meer mannelijke deelnemers geweest in de laatste twee jaar. 6.7 Ervaringen Noorderpoortcollege Veel mensen die functioneel analfabeet zijn ondervinden moeilijkheden om (weer) deel te nemen aan het onderwijs. Schaamte, negatieve schoolervaringen en faalangst zijn enkele factoren die van invloed kunnen zijn en de drempel tot deelname kunnen verhogen. Volgens Bohnenn e.a. (2004) volgt in Nederland minder dan 2 procent van de autochtone functioneel analfabeten onderwijs. Dat zijn ongeveer 5000 volwassenen. Neuvel en Bersee (2005) geven aan dat wanneer autochtone functioneel analfabeten eenmaal deelnemen aan het onderwijs, de kans blijft bestaan dat zij vroegtijdig stoppen met de cursus. Deelname kost namelijk tijd en inspanning en dat kan leiden tot demotivatie en uiteindelijk tot het besluit met de cursus te stoppen. Voor het Noorderpoortcollege is het daarom van belang om te weten hoe de deelnemers de deelname aan de NT-1 cursus ervaren; wat zij van de lessen en school vinden en of zij het geleerde in de praktijk toepassen. De deelnemers is een aantal stellingen voorgelegd met betrekking tot het Noorderpoortcollege. Deze stellingen zijn in bijlage VI terug te vinden. Een aantal van deze stellingen zullen hieronder beschreven worden. De les en de school In de eerste plaats is aan de deelnemers gevraagd in hoeverre ze het eens zijn met de stelling: ‘Ik heb plezier in de les’. Meer dat de helft van de deelnemers (n 30) geeft aan dat zij het helemaal met deze stelling eens zijn. Wanneer de deelnemers de stelling wordt voorgelegd: ‘ik voel me op mijn gemak in de les’, dan geeft wederom meer dan de helft van de deelnemers (n 28) aan het helemaal met deze stelling eens te zijn. Verder geven 22 deelnemers aan dat zij zich helemaal op hun gemak voelen bij hun klasgenoten. De deelnemers is daarnaast gevraagd in hoeverre zij het eens zijn met de stelling: ‘de docent neemt me serieus’. Bijna alle deelnemers zijn het hier helemaal mee eens (n 27) of mee eens (n 22). Toepassing in de praktijk De deelnemers is tot slot een aantal stellingen voorgelegd waar gevraagd wordt in hoeverre zij het geleerde in de praktijk toepassen. Dat wil zeggen in hoeverre gebruiken ze wat ze in de les leren thuis, op het werk, bij vrienden/familie en buitenshuis. Het merendeel van de deelnemers is het er (helemaal) mee eens dat wat zij in de les leren thuis gebruiken (n 40). Daarnaast zijn er 5 deelnemers die het helemaal niet met deze stelling eens zijn. Er is vervolgens aan de deelnemers gevraagd in hoeverre zij het eens zijn met de stelling: ‘wat ik leer in de les gebruik ik op mijn werk’. Van de 50 deelnemers zijn er 28 deelnemers die momenteel betaald werk hebben en 9 deelnemers doen vrijwilligerswerk. Opvallend is dat er 39 deelnemers zijn die deze stelling beantwoord hebben, terwijl 37 deelnemers eerder hebben aangegeven momenteel te werken.
Aap, Noot,….KIES!
84
De antwoorden op deze stelling zijn verschillend. Er zijn 6 deelnemers die het helemaal met de stelling eens zijn en 12 deelnemers geven aan het eens te zijn met de stelling. Vervolgens geven 14 deelnemers aan het niet met deze stelling eens te zijn en 1 deelnemer is het helemaal niet met de stelling eens. Wanneer aan de deelnemers de stelling: ‘wat ik leer in de les gebruik ik bij vrienden/familie’ wordt voorgelegd, dat geven de deelnemers wederom uiteenlopende antwoorden. Er zijn namelijk 12 deelnemers die het hier helemaal mee eens zijn en 15 deelnemers zijn het er mee eens. Echter zijn er 14 deelnemers die het niet eens zijn met deze stelling en 2 deelnemers geven aan het helemaal niet eens te zijn met de stelling. Twee deelnemers hebben geen antwoord gegeven op de stelling. Tot slot is aan de deelnemers voorgelegd in hoeverre zij het eens zijn met de stelling: ‘wat ik leer in de les gebruik ik buitenshuis’. Op deze stelling geven de deelnemers enigszins verschillende antwoorden. In de eerste plaats zijn er 13 deelnemers die het helemaal eens zijn met deze stelling en 20 deelnemers zijn het er mee eens. Vervolgens zijn er 6 deelnemers die het niet eens zijn met deze stelling en 2 deelnemers geven aan het helemaal niet eens te zijn met de stelling. Wederom hebben twee deelnemers geen antwoord gegeven op de stelling. Lestijden Gebleken is dat een redelijk aantal deelnemers momenteel werkt. Het vermoeden bestaat dat niet alle deelnemers (om deze reden) in staat zijn, overdag deel te nemen aan een NT-1 cursus. De NT-1 cursussen worden op maandagmiddag en woensdagavond aangeboden. Het Noorderpoortcollege is geïnteresseerd in de vraag in hoeverre deelnemers in de gelegenheid zijn deel te nemen aan het cursusaanbod. Er is tijdens het analyseren van de gegevens tevens onderzocht of er ook verschillen bestaan tussen de mannelijke deelnemers en de vrouwelijke deelnemers. Deze resultaten zijn in de kruistabellen 8 t/m 15 in bijlage V toegevoegd. Tabel 20. In hoeverre deelnemers de mogelijkheid hebben deel te nemen aan de NT-1 cursus Ja (n)
Nee (n)
N.v.t. (n)
Niet ingevuld (n)
Ik volg de cursus op 25 25 0 0 maandagmiddag Ik volg de cursus op 44 6 0 0 woensdagavond Ik kan vrij krijgen om de cursus 6 16 26 2 op maandag te volgen Ik kan vrij krijgen om de cursus 4 9 35 2 op woensdag te volgen Ik heb met mijn baas een 11 13 24 2 afspraak gemaakt om de cursus te volgen De lestijd op maandagmiddag 24 19 5 2 komt mij goed uit De lestijd op woensdagavond 40 9 0 1 komt mij goed uit Ik vind dat ik genoeg dagen 32 6 2 10 naar school ga n.b. Bij iedere stelling dient men van het totaal aantal deelnemers uit te gaan.
Aap, Noot,….KIES!
85
Uit tabel 20 blijkt dat de helft van de deelnemers (6 mannen en 19 vrouwen) de cursus op maandagmiddag volgt. Op woensdagavond volgen 44 deelnemers (18 mannen en 26 vrouwen) de cursus. Hieruit blijkt dat er deelnemers zijn die zowel op maandagmiddag als woensdagavond de NT-1 cursus volgen. Er zijn 6 deelnemers die op maandagmiddag vrij kunnen krijgen om de cursus te volgen en op woensdagavond zijn dat 4 deelnemers. Vervolgens zijn er 11 deelnemers die met hun baas een afspraak hebben gemaakt om de cursus te kunnen volgen. Voor 24 deelnemers (6 mannen en 18 vrouwen) komt de lestijd om maandagmiddag goed uit en voor 19 (12 mannen en 7 vrouwen) deelnemers niet. Voor 40 deelnemers (15 mannen en 25 vrouwen) komt de lestijd om woensdagavond goed uit en voor 9 deelnemers komt deze lestijd niet goed uit. De verklaring voor de deelnemers die ‘niet van toepassing’ hebben aangekruist kan zijn dat deze deelnemers niet werken of juist op deze dagdelen niet werken. Tot slot geven 32 (13 mannen en 19 vrouwen) deelnemers aan dat zij genoeg dagen naar school gaan en 6 deelnemers (4 mannen en 2 vrouwen) vinden dat zij niet genoeg dagen naar school gaan. Betaling deelname cursus De deelnemers die zich na de startconferentie hebben aangemeld voor de NT-1 cursus mogen gratis aan de cursus deelnemen. De deelnemers die al aan de cursus deelnamen voor de startconferentie hebben voor het schooljaar 2004-2005 nog cursuskosten betaald. Er is aan alle deelnemers gevraagd of zij zich voor de NT-1 cursus hadden aangemeld wanneer deze duurder was geweest; dus niet gratis voor de deelnemers die nu gratis deelnemen en duurder voor de deelnemers die al betaald hebben voor het schooljaar. Van de 50 deelnemers geven 30 (60%) deelnemers aan dat zij zich hadden aangemeld voor de cursus, wanneer deze duurder was geweest en 20 (40%) deelnemers geven aan dat zij zich dan niet hadden aangemeld. Tabel 21. Reden dat de deelnemer zich niet zou hebben aangemeld Ik zou de cursus dan niet kunnen betalen Dat vind ik het niet waard Anders Totaal Niet ingevuld Totaal
n 17 2 1 20 30 50
% 34,0 4,0 2,0 40,0 60,0 100,0
Uit tabel 21 blijkt dat 17 (34%) deelnemers zich niet zouden hebben aangemeld voor de NT-1 cursus omdat ze het dan niet zouden kunnen betalen. Eén deelnemer geeft een andere reden, zijnde: ‘ik had meer van de cursus verwacht’.
Aap, Noot,….KIES!
86
Tabel 22. Reden dat de deelnemer zich wederom zou hebben aangemeld Ik kan het betalen Het levert me veel op Totaal Niet ingevuld Totaal
n 8 22 30 20 50
% 16,0 44,0 60,0 40,0 100,0
Uit tabel 22 blijkt dat 22 (44%) deelnemers zich weer voor de cursus zouden aanmelden omdat de cursus hen veel oplevert en 8 (16%) deelnemers geven als reden dat zij het kunnen betalen om zich wederom aan te melden, wanneer de cursus duurder zou worden. 6.7.1 Een terugblik Over het algemeen kan gesteld worden dat de deelnemers positief zijn over de lessen die zij volgen. Ze voelen zich op hun gemak in de lessen en school en voelen zich serieus genomen door de docenten. Verder blijkt dat het merendeel van de deelnemers het ermee eens is dat wat zij in de lessen leren ook thuis gebruiken. Wanneer er aan de deelnemers wordt gevraagd in hoeverre zij het eens zijn met de stelling: ‘wat ik leer in de les gebruik ik bij vrienden/familie’ worden er daarentegen uiteenlopende antwoorden gegeven. Een groot aantal deelnemers is het met deze stelling eens, maar aan de andere kant zijn er toch ook een aantal deelnemers die het niet met deze stelling eens zijn. Dit geldt ook voor de stelling: ‘Wat ik leer in de les gebruik ik buitenshuis’. Tot slot zijn de deelnemers verdeeld als het gaat om in hoeverre zij het geleerde in de les, op het werk gebruiken. Een redelijk aantal deelnemers is van mening dat wat zij in de les leren ook op werk gebruiken, tegenover bijna evenveel deelnemers die van mening zijn het geleerde niet op het werk te gebruiken. Het Noorderpoortcollege biedt de NT-1 cursus op maandagmiddag en woensdagavond aan. Een grote meerderheid volgt de cursus op woensdagavond en de helft van de deelnemers volgt (mogelijk daarnaast) de cursus op maandagmiddag. Uit de resultaten blijkt dat voor bijna de helft van de deelnemers de maandagmiddag niet goed uitkomt om deel te nemen aan de cursus. Daarentegen geeft een ruime meerderheid aan dat de cursus op woensdagavond wel goed uitkomt. Het vermoeden bestaat dat voor de deelnemers die werken (of andere verplichtingen hebben) de maandagmiddag niet goed uitkomt. Dit komt overeen met de situationele barrières waar Cross (1981) over spreekt; verplichtingen thuis of op het werk kunnen het voor (toekomstige) deelnemers moeilijk maken om deel te nemen aan het cursusaanbod. Daarentegen kan het ook van de andere kant worden bezien. De deelnemers zijn niet in de gelegenheid om overdag deel te nemen aan de cursus omdat, vanuit het Noorderpoortcollege, een ongunstige lestijd wordt aangeboden. Dan spreken we volgens Cross over een institutionele barrière. Verder blijkt dat er maar 6 deelnemers zijn die vrij kunnen krijgen om op maandagmiddag aan de cursus deel te kunnen nemen. Opvallend is dat 11 deelnemers aangeven een afspraak te hebben gemaakt met hun baas om de cursus te kunnen volgen. Tot slot blijkt uit de resultaten dat 32 deelnemers van mening zijn dat ze voldoende dagen naar school gaan. Als onderdeel van de voorlichtingscampagne wordt de NT-1 cursus gratis aangeboden aan deelnemers. De voorlichtingscampagne zal in ieder geval tot 2006 voortduren. Het is nog niet duidelijk of de NT-1 cursus daarna nog gratis aangeboden zal worden. Het is de vraag in hoeverre deelnemers zich (weer) zouden aanmelden wanneer ze de kosten zelf moeten betalen
Aap, Noot,….KIES!
87
en/of duurder worden. Het blijkt dat de deelnemers hier verschillend op reageren. Bijna de helft van de deelnemers geeft aan wederom deel te nemen aan de cursus wanneer zij zelf de kosten moet betalen. De redenen die zij geven zijn dat de cursus hen veel oplevert en dat ze het kunnen betalen. Bijna de andere helft van de deelnemers geeft aan zich niet meer voor de cursus aan te melden omdat zij niet is staat zijn de cursuskosten te betalen. Volgens Ajzen en Fishbein (1980) nemen mensen niet zomaar een beslissing, maar wegen mensen de gevolgen van hun handelen af, voordat zij beslissen om wel of niet naar bepaald gedrag te handelen. Door de deelnemers worden verschillende afwegingen gemaakt als het gaat om de beslissing (weer) deel te nemen aan de NT-1 cursus. De kosten van de cursus blijken voor veel deelnemers een barrière te zijn. Cross noemt dit argument ook wanneer zij spreekt over situationele barrières. Daarnaast is er een groot aantal deelnemers die zich wederom zou aanmelden; zij hebben de afweging gemaakt dat de cursus hen zoveel oplevert dat zij daarvoor (meer) willen betalen. 6.8 Coping Door het niet goed kunnen lezen en schrijven zijn veel functioneel analfabeten afhankelijk van de omgeving. Familie, vrienden en collega’s kunnen een belangrijke steun zijn, niet alleen mentaal maar ook praktisch, bijvoorbeeld bij dagelijkse handelingen zoals boodschappen doen en de administratie bijhouden. Daarnaast hebben functioneel analfabeten volgens Keesom en Swankhuisen (1990) vaak het gevoel dat ze dom zijn en zijn bang dat anderen hen achterlijk vinden. Om de reacties van anderen te voorkomen proberen functioneel analfabeten vaak op allerlei manieren te verbergen dat zij niet (goed) kunnen lezen en schrijven. Ze ontwikkelen hier handelingen voor die door Van der Kamp en Scheeren (1996) ook wel copingstrategieën genoemd worden. De deelnemers is gevraagd in hoeverre familie, vrienden en het werk op de hoogte zijn van hun deelname aan de NT-1 cursus. Vervolgens is de deelnemers gevraagd hoe zij omgingen met het feit dat ze niet (goed) konden lezen en schrijven, voordat ze deelnamen aan de NT-1 cursus en hoe ze er nu mee omgaan, met betrekking tot werk, familie, vrienden en buitenshuis. Familie en Vrienden Van de 50 deelnemers geven 49 deelnemers aan dat de familie op de hoogte is van hun deelname aan de NT-1 cursus en daarvan geven 46 deelnemers aan dat de familie positief reageert. Vervolgens geven 42 deelnemers aan dat vrienden op de hoogte zijn van hun deelname, 39 deelnemers geven daarbij aan dat vrienden positief reageren op hun deelname en 6 deelnemers geven aan dat vrienden niet positief reageren. Baas en collega’s Van de 50 deelnemers geven 27 deelnemers aan dat hun baas op de hoogte is van de deelname aan het NT-1 onderwijs en 1 deelnemer geeft aan dat de baas niet op de hoogte is. Er zijn 22 deelnemers die geen antwoord hebben gegeven op deze vraag, waarschijnlijk omdat zij momenteel geen werk hebben. Er zijn 4 deelnemers die aangeven dat zij de cursus van de baas moesten volgen. Alle 27 deelnemers die aangeven dat de baas op de hoogte is van hun deelname aan de NT-1 cursus, antwoorden dat de baas ook positief reageert op hun deelname aan de cursus. Met betrekking tot de collega’s geven 25 deelnemers aan dat de collega’s op de hoogte zijn van hun deelname aan de cursus en 2 deelnemers geven te kennen dat de collega’s niet op de hoogte zijn. Tot slot geven 21 deelnemers aan dat de collega’s positief reageren op het feit dat
Aap, Noot,….KIES!
88
de deelnemers een NT-1 cursus volgen en 1 deelnemer geeft aan dat de collega’s niet positief reageren. Verschil voor en tijdens deelname NT-1 cursus Aan de deelnemers is gevraagd in hoeverre ze omgingen met het feit dat ze niet (goed) konden lezen en schrijven voordat ze deelnamen aan de NT-1 cursus en hoe ze er nu mee omgaan, met betrekking tot werk, familie, vrienden en buitenshuis. De onderstaande tabellen zijn tevens in bijlage V toegevoegd (kruistabellen 16 t/m 19) waarbij nog onderscheid is gemaakt tussen mannen en vrouwen. Tabel 23. Omgang lezen en schrijven op het werk
Niemand mag weten dat ik niet (goed) kan lezen en schrijven Ik schaam me ervoor Ik vraag collega’ om hulp wanneer nodig Ik vraag de baas om hulp wanneer nodig Ik kan me redden zonder hulp van anderen Ik heb er nu minder problemen mee op mijn werk Ik heb er nu geen problemen mee op mijn werk Ik heb lezen en schrijven niet nodig op mijn werk
Voor deelname (n)
Tijdens Deelname (n)
7 10 12 10 16 9 7
2 3 13 12 15 6 4 2
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven.
In tabel 23 is te lezen dat tijdens de deelname minder deelnemers aangeven dat niemand mag weten dat zij niet (goed) kunnen lezen en schrijven. Daarnaast zijn er tijdens de deelname minder deelnemers die zich ervoor schamen dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven. Het aantal deelnemers dat hulp vraagt aan collega’s en/of baas is iets toegenomen tijdens de deelname. Verder geven 6 deelnemers aan dat ze, nu ze de cursus volgen, er minder problemen mee hebben op het werk dat ze niet (goed) kunnen lezen en schrijven. Daarnaast is te zien dat er een daling is van het aantal deelnemers dat aangeeft er geen problemen mee te hebben op het werk. In kruistabel 16 (bijlage V) is te lezen dat de schaamte bij mannen meer aanwezig was, voor deelname, dan bij vrouwen. Tevens geven meer mannen dan vrouwen aan dat niemand mocht weten dat zij niet (goed) konden lezen en schrijven. Opvallend is dat de mannen meer om hulp vragen aan collega’s en de baas dan vrouwen, zowel voor als tijdens het volgen van de NT-1 cursus. Tabel 24. Omgang lezen en schrijven met betrekking tot de familie van de deelnemer
Familie weet dat ik niet goed kan lezen en schrijven Ik schaam me ervoor bij familie Ik vraag mijn familie om hulp wanneer nodig Ik kan mij redden zonder hulp van mijn familie
Voor deelname (n) 22 12 25 16
Tijdens deelname (n) 49 2 25 25
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven
Bijna de helft van de deelnemers geeft aan dat de familie op de hoogte was dat de deelnemer niet goed kon lezen en schrijven. Opvallend is dat, nu de deelnemers de cursus volgen, op 1 Aap, Noot,….KIES!
89
deelnemer na, alle deelnemers aangeven dat de familie weet dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven. Daarnaast is de schaamte van deelnemers verminderd tegenover de familie. Het aantal deelnemers dat zich kan redden zonder hulp van familie is tijdens het volgen van de cursus enigszins toegenomen. In kruistabel 17 is te lezen dat het aantal vrouwen dat zich schaamde tegenover de familie iets meer is dan het aantal mannen. Daarentegen is het aantal vrouwelijke deelnemers dat hulp vraagt aan familie, zowel voor als tijdens het volgen van de cursus groter. Opvallend is nog dat het aantal vrouwelijke deelnemers, zowel voor als tijdens de cursus, hoger is als het gaat om het zichzelf kunnen redden zonder hulp van familie. Tabel 25 Omgang lezen en schrijven met betrekking tot vrienden van de deelnemer
Vrienden weten dat ik niet goed kan lezen en schrijven Ik schaam me ervoor bij vrienden Ik vraag vrienden om hulp Ik kan mijzelf redden zonder hulp van vrienden
Voor deelname (n) 44 9 18 26
Tijdens deelname (n) 46 2 18 27
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers mee dan 1 antwoord gegeven
Wanneer het gaat om vrienden van de deelnemers dan geven bijna alle deelnemers aan, zowel voor als tijdens de deelname aan de NT-1 cursus, dat vrienden ervan op de hoogte zijn dat deelnemers niet goed kunnen lezen en schrijven. Verder is de schaamte van de deelnemers verminderd tijdens de deelname. In vergelijking met tabel 24 vragen de deelnemers minder hulp aan vrienden dan aan familie. Daarnaast blijkt dat het aantal deelnemers dat zich kan redden zonder hulp van vrienden iets groter is dan het aantal deelnemers dat zich kan redden zonder hulp van familie. In kruistabel 18 is nog te lezen dat het aantal vrouwen groter is, als het gaat om vrienden die weten dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven, zowel voor als tijdens het volgen van de NT-1 cursus. Het aantal mannen dat aangeeft dat vrienden op de hoogte zijn van het feit dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven is wel iets toegenomen tijdens de deelname aan de cursus. Verder is het verschil tussen mannen en vrouwen minimaal wanneer het gaat om schaamte voor het feit dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven bij vrienden. Tot slot blijkt nog uit deze kruistabel dat het zichzelf kunnen redden zonder hulp van vrienden iets hoger is bij het aantal vrouwen dan mannen, zowel voor als tijdens de deelname. Ook hier komt weer naar voren dat het aantal mannen, dat aangeeft zich zonder hulp van vrienden te kunnen redden, tijdens de deelname wel iets is toegenomen. Tabel 26. Omgang lezen en schrijven met betrekking tot onbekenden buitenshuis
Ik vraag onbekenden om hulp wanneer nodig Ik vraag onbekenden niet om hulp Ik schaam me ervoor bij onbekenden Ik kan mijzelf redden zonder hulp van onbekenden
Voor deelname (n) 16 10 7 30
Tijdens deelname (n) 15 12 2 33
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven
Aap, Noot,….KIES!
90
De deelnemers vragen in mindere mate hulp aan onbekenden. Uit kruistabel 19 blijkt dat er weinig verschil bestaat tussen het aantal mannen en vrouwen dat hulp vraagt. Het aantal deelnemers dat zich schaamt bij onbekenden, voor het feit dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven, is niet zo groot en neemt zelfs af tijdens de deelname aan de cursus. Het aantal mannen is iets groter dan het aantal vrouwen dat zich schaamt bij onbekenden voor het volgen van de cursus. Het aantal deelnemers dat aangeeft zich te kunnen redden zonder hulp van onbekenden is iets toegenomen en uit kruistabel 19 blijkt dat het aantal vrouwen hier iets hoger is dan het aantal mannen. 6.8.1 Een terugblik In de vorige paragraaf komt allereerst naar voren dat bijna alle deelnemers aan familie en vrienden hebben verteld dat zij deelnemen aan een cursus om beter te leren lezen en schrijven. Vervolgens blijkt dat familie en vrienden hier over het algemeen positief op te reageren. Verder geven, van de 28 deelnemers die inkomsten uit loon krijgen, 27 deelnemers aan dat hun baas op de hoogte is van de deelname aan de NT-1 cursus en hier positief op reageert. Daarnaast geven 25 deelnemers nog aan dat collega’s op de hoogte zijn van hun deelname, waarna 21 deelnemers aangegeven dat collega’s tevens positief reageren op hun deelname. Over het algemeen kan gezegd worden dat de deelnemers in mindere mate aangeven dat het werk, familie en vrienden niet mochten en mogen weten dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven. Tevens is de schaamte voor het feit dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven in mindere mate aanwezig en neemt zelfs af wanneer de deelnemers een NT-1 cursus volgen. Enkele deelnemers geven nog aan dat, sinds zij de cursus volgen, ze er op het werk minder problemen mee hebben dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven. Wanneer er aan de deelnemers wordt gevraagd of zij hulp vragen op het werk, bij familie en vrienden, dan geeft over het algemeen gezien, een redelijk aantal deelnemers aan inderdaad hulp te vragen. Er is hier weinig verschil te bespeuren wanneer zij aan de cursus deelnemen. Daarnaast geeft bijna de helft van de deelnemers aan zichzelf te kunnen redden zonder hulp van familie en vrienden. Dit aantal neemt nog iets toe tijdens het volgen van de cursus. Het is opvallend dat een groot aantal deelnemers aangeeft dat hun omgeving op de hoogte is van hun deelname aan een NT-1 cursus. Daarnaast is het opvallend dat het aantal deelnemers, dat zich ervoor schaamt niet goed te kunnen lezen en schrijven, over het algemeen redelijk klein is. Er is eerder gesproken over factoren als schaamte en angst waar functioneel analfabeten vaak mee te kampen kunnen hebben. Bovenstaande uitkomsten roept daarom de vraag op hoe de bedrijfscultuur is waar de deelnemers werkzaam zijn en vraagt verdere verdieping van de sociaal culturele situatie waarin de deelnemers zich bevinden. Wanneer er gekeken wordt naar de verschillen tussen mannen en vrouwen dan blijkt dat de mannen zich op het werk er meer voor schamen dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven dan de vrouwen. Daarentegen vragen de mannen op het werk wel weer meer om hulp wanneer ze dat nodig hebben dan vrouwen. Als het gaat om de familie van de deelnemers dan is het aantal vrouwen, dat zich schaamt voor het feit dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven, iets groter dan het aantal mannen. Daarentegen is het aantal vrouwelijke deelnemers dat hulp vraagt aan familie, zowel voor als tijdens het volgen van de cursus, groter. Verder blijkt uit de resultaten dat het aantal vrouwen groter is dan het aantal mannen, als het gaat om vrienden die weten dat de deelnemers niet goed kunnen lezen en schrijven. Dit geldt zowel voor als tijdens het volgen van de NT-1 cursus.
Aap, Noot,….KIES!
91
Vervolgens blijkt dat het zich schamen bij vrienden, voor het feit dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven, zowel bij het aantal mannen als vrouwen redelijk klein is en dat de schaamte afneemt tijdens de NT-1 cursus. Aan onbekenden vragen de deelnemers in mindere mate hulp en het verschil tussen het aantal mannen en vrouwen is klein. Daarnaast is het aantal deelnemers dat zich kan redden zonder de hulp van onbekenden behoorlijk groot en neemt het aantal iets toe tijden de cursus. Het aantal vrouwen is daarbij iets groter dan het aantal mannen. Verder geeft maar een (redelijk) klein aantal deelnemers aan zich te schamen bij onbekenden. Hierbij is het aantal mannen dat zich schaamt iets groter dan het aantal vrouwen. 6.9 Een overzicht In hoofdstuk zes zijn 50 deelnemers (31 vrouwen en 19 mannen) in beeld gebracht die deelnemen aan een NT-1 cursus bij het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer. Allereerst is in paragraaf 6.2 algemene informatie gegeven over de deelnemers. Zo blijkt uit de resultaten dat de deelnemers voornamelijk in Hoogezand wonen en tussen de 36 en 50 jaar oud zijn. Iets meer dan de helft van de deelnemers heeft betaald werk en is werkzaam binnen uiteenlopende branches, als agrarisch, technisch en algemeen. In paragraaf 6.3 is gekeken naar het gevolgde onderwijs van de deelnemers in het verleden en hoe de deelnemers de schooltijd hebben ervaren. Bijna alle deelnemers hebben een vorm van basisonderwijs gevolgd, waarna bijna de helft van de deelnemers nog een vervolgopleiding hebben gevolgd. De meeste deelnemers vonden het vroeger gewoon of leuk op school. Daarbij komt nog naar voren dat de deelnemers die het basisonderwijs hebben voltooid, positiever zijn over hun schoolervaringen dan de deelnemers die het basisonderwijs niet hebben afgemaakt. In paragraaf 6.4 wordt uiteengezet in hoeverre de deelnemers op de hoogte zijn van de landelijke en regionale voorlichtingscampagnes. Het blijkt dat de deelnemers minder bekend zijn met de landelijke voorlichtingscampagne dan met de regionale voorlichtingscampagne. De bekendheid met de NT-1 cursus is bij de deelnemers vooral bekend door tussenkomst van het werk, welzijnswerk en familie/vrienden. De deelnemers is in paragraaf 6.5 gevraagd waardoor zij besloten hebben deel te nemen aan de NT-1 cursus. Wederom wordt door de deelnemers voornamelijk het werk en welzijnswerk genoemd. Daarnaast geeft een redelijk aantal deelnemers aan helemaal alleen besloten te hebben om deel te nemen aan de cursus. In paragraaf 6.6 is gekeken bij welke organisaties de deelnemers in de laatste twee jaar wel eens geweest zijn. Enkele van deze organisaties zijn bekend uit het deelonderzoek bij de toeleiders en zijn ook door verschillende deelnemers bezocht. Paragraaf 6.7 schetst een beeld van hoe de deelnemers de cursus ervaren; wat zij van de lessen en de school vinden en of zij het geleerde in de praktijk gebruiken. Over het algemeen zijn de deelnemers positief over de lessen en de school, al zijn de lestijden niet voor alle deelnemers even gunstig. Daarnaast zijn de deelnemers verdeeld wanneer het gaat over of zij het geleerde in de praktijk gebruiken. Als laatste is in deze paragraaf bekeken in hoeverre de deelnemers (wederom) zouden deelnemen aan de cursus wanneer deze niet meer gratis is of duurder zal worden. Het blijkt dat de deelnemers verschillende afwegingen maken om tot een besluit te komen en dat de uitkomsten verdeeld zijn. Tot slot is in paragraaf 6.8 uiteengezet in hoeverre de omgeving van de deelnemers op de hoogte is van hun deelname aan de NT-1 cursus en hoe ze ermee omgingen dat ze niet goed konden lezen en schrijven, voordat ze deelname aan de cursus en hoe ze er nu mee omgaan.
Aap, Noot,….KIES!
92
In het volgende hoofdstuk zullen de resultaten van de deelonderzoeken bij de toeleiders en de deelnemers onder de loep worden gelegd. De deelvragen zullen worden beantwoord, waarna getracht wordt een antwoord te geven op de probleemstelling. Tot slot zullen er enkele aanbevelingen worden gedaan, zowel voor de voorlichtingscampagne in HoogezandSappemeer als voor mogelijk vervolgonderzoek.
Aap, Noot,….KIES!
93
H 7. Conclusies en aanbevelingen 7.1 Inleiding De aanleiding voor deze afstudeerscriptie is de startconferentie die bij het Noorderpoortcollege in Hoogezand-Sappemeer in november 2004 heeft plaatsgevonden. Met deze startconferentie werd bewustwording van de omvang en ernst van functioneel analfabetisme, onder de toeleiders in de gemeente, beoogd. Het onderzoek voor deze scriptie is gericht op de evaluatie van deze startconferentie en de daaruit voortvloeiende voorlichtingscampagne. Om het onderzoek uit te voeren zijn er twee deelonderzoeken uitgevoerd; één bij toeleiders in de gemeente Hoogezand-Sappemeer en één bij deelnemers van de NT-1 cursus, aangeboden door het Noorderpoortcollege. In de hoofdstukken vijf en zes zijn de resultaten van deze deelonderzoeken gepresenteerd. In hoofdstuk zeven zal getracht worden een antwoord te geven op de probleemstelling en zullen aanbevelingen worden gedaan. De probleemstelling is: In hoeverre heeft de voorlichtingscampagne van het ROC Noorderpoortcollege bijgedragen aan het bereiken van de autochtone functioneel analfabeten in de gemeente Hoogezand-Sappemeer? De probleemstelling zal worden beantwoord aan de hand van de onderzoeksvragen, die verdeeld zijn onder de toeleiders en de deelnemers. Als eerste zullen de onderzoeksvragen beantwoord worden die betrekking hebben op het deelonderzoek bij de toeleiders. Vervolgens zullen de onderzoeksvragen, die betrekking hebben op het deelonderzoek bij de deelnemers, worden beantwoord. 7.2 Onderzoeksvragen Toeleiders 1. In hoeverre zijn de toeleiders op de hoogte van (functioneel) analfabetisme en van de voorlichtingscampagne? Voorlichtingscampagnes Het merendeel van de bedrijven en welzijnsinstellingen geeft aan op de hoogte te zijn van de landelijke voorlichtingscampagne; in deze afstudeerscriptie gericht op het televisiespotje en het landelijke telefoonnummer. Opvallend is dat men over het algemeen wel op de hoogte is, maar dat de voorlichtingscampagne niet op het netvlies zit. Enige aansporing is nodig voordat men de voorlichtingscampagne voor de geest kan halen. De startconferentie is, op één bedrijf na, bij alle welzijnsinstellingen en bedrijven bekent. Een verklaring voor het bedrijf dat niet bekend is met de startconferentie, zou kunnen zijn dat dit bedrijf niet is gevestigd in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Verder worden er verschillende bronnen aangegeven waardoor men bekend is met de startconferentie, zoals de uitnodiging voor de startconferentie en een krantenartikel in een regionaal dagblad. De aanwezigheid bij de startconferentie verschilt per toeleider. De OB, Humanitas en Trio Bedrijven zijn op uitnodiging aanwezig geweest bij de startconferentie. De ANBO heeft de startconferentie bijgewoond, maar geen uitnodiging ontvangen, en is samen met een toeleider van de KBO gekomen die wel was uitgenodigd.
Aap, Noot,….KIES!
94
Opmerkelijk is dat de welzijnsinstellingen die niet aanwezig zijn geweest als reden geven, op dat moment andere prioriteiten te hebben; interne veranderingen, geen directe binding met het onderwerp van de startconferentie. Het voorlichtingsmateriaal dat is ingezet naar aanleiding van de startconferentie, is maar bij enkele toeleiders bekend en dan voornamelijk vanwege hun aanwezigheid bij de startconferentie. (Functioneel) analfabetisme Zowel de bedrijven als de welzijnsinstellingen zijn bekend met het begrip ‘analfabetisme’. Het begrip ‘functioneel analfabetisme’ is in mindere mate bekend. De toeleiders werkzaam bij Prisma, Stichting Noordermaat en de ANBO vormen hier een uitzondering op vanwege hun werkzaamheden in het verleden met (functioneel) analfabeten. De bedrijven geven verschillende voorbeelden van situaties waarbij ze te maken hebben (gehad) met analfabetisme. Voorbeelden van functioneel analfabetisme worden ook gegeven maar niet zozeer herkend als zijnde functioneel analfabetisme. 2. In hoeverre heeft de voorlichtingscampagne bijgedragen aan (een vergroting van) de bewustwording van de problematiek rondom functioneel analfabetisme? Alle drie de bedrijven zijn in meer of mindere mate bekend met de problematiek rondom functioneel analfabetisme. De bedrijven hebben te maken (gehad) met werknemers die moeite hadden met, of helemaal niet konden lezen en schrijven. Daarnaast geven de bedrijven aan dat zij er voornamelijk door toeval achter kwamen wanneer een werknemer moeite had met lezen en schrijven. Alleen Trio Bedrijven is aanwezig geweest bij de startconferentie en Kappa Graphic Board heeft achteraf van deze conferentie kennis genomen door middel van een krantenartikel. Het voorlichtingsmateriaal van de campagne is alleen bij Trio Bedrijven bekend. Het is daarom lastig aan te geven in hoeverre de voorlichtingscampagne heeft bijgedragen aan (een vergroting van) de bewustwording van de problematiek rondom functioneel analfabetisme. Alleen bij Trio Bedrijven kan gesteld worden dat de voorlichtingscampagne heeft bijgedragen aan een vergroting van de bewustwording. De directeur van de Trio Bedrijven heeft naar aanleiding van de startconferentie binnen het bedrijf aangegeven dat er actie moest worden ondernomen. Door zijn aanwezigheid bij de startconferentie werd het meer duidelijk dat Trio Bedrijven met deze doelgroep te maken heeft. Tevens is tijdens de startconferentie voor Trio Bedrijven duidelijk geworden dat het volgen van een NT-1 cursus bij kan dragen aan de zelfredzaamheid van de werknemers. De welzijnsinstellingen zijn alle op de hoogte van de startconferentie en drie toeleiders zijn hier aanwezig geweest. Eén van de drie toeleiders die aanwezig is geweest bij de startconferentie geeft aan dat door de aanwezigheid de alertheid op deze doelgroep enigszins is vergroot. Twee van de drie welzijnsinstellingen die niet aanwezig zijn geweest bij de startconferentie zijn al bekend met de problematiek rondom functioneel analfabeten. De drie instellingen geven te kennen dat de afwezigheid bij de startconferentie te maken heeft met het stellen van prioriteiten; deze lagen op dat moment niet bij de startconferentie. De voorlichtingscampagne is bijna bij alle welzijnsinstellingen bekend, voornamelijk door de aanwezigheid bij de startconferentie en door samenwerking met het Noorderpoortcollege in andere projecten. Er kan gesteld worden dat de voorlichtingscampagne in zeer kleine mate heeft bijgedragen aan (een vergroting van) de bewustwording van de problematiek rondom functioneel
Aap, Noot,….KIES!
95
analfabetisme. Van de instellingen die aanwezig zijn geweest, geeft één instelling aan iets alerter te zijn op de problematiek maar geeft ook aan dat dit met de tijd weer weg zakt. De twee andere instellingen die aanwezig zijn geweest bij de startconferentie waren erg onder de indruk van de persoonlijke verhalen van deelnemers. Zij stonden versteld van de wijze waarop de deelnemers in het dagelijks leven functioneerden. Van de instellingen die bekend zijn met de voorlichtingscampagne, maar niet aanwezig zijn geweest bij de startconferentie komt niet duidelijk naar voren dat de voorlichtingscampagne heeft bijgedragen aan (een vergroting van) de bewustwording. Zover gesteld kan worden hebben deze instellingen alleen kennis genomen van de voorlichtingscampagne. 3. In hoeverre heeft de voorlichtingscampagne bijgedragen aan de bekendheid van het NT-1 cursusaanbod bij het ROC Noorderpoortcollege? Tijdens de interviews met de toeleiders is duidelijk geworden dat alle toeleiders op de hoogte zijn van het NT-1 cursusaanbod op het ROC Noorderpoortcollege, al voor de startconferentie en de voorlichtingscampagne. Verschillende toeleiders hebben in het verleden samengewerkt met het Noorderpoortcollege waardoor men op de hoogte is van het cursusaanbod. Teven ligt bij enkele toeleiders ook foldermateriaal van het cursusaanbod, binnen de instelling. Ondanks dat de toeleiders reeds op de hoogte zijn van het cursusaanbod werd het op prijs gesteld dat tijdens de interviews nieuw voorlichtingsmateriaal werd aangeboden. Het voorlichtingsmateriaal bevat informatie over de inhoud en de kosten van de cursus. Door het aanbieden van het voorlichtingsmateriaal zijn de toeleiders op de hoogte van het meest recente cursusaanbod, wat kan bijdragen aan een goede doorverwijzing van functioneel analfabeten naar NT-1 onderwijs. 4. In hoeverre hebben de toeleiders gebruik gemaakt van de voorlichtingscampagne om de doelgroep te bereiken? Gedurende het onderzoek en de daarbij behorende interviews met de toeleiders werd duidelijk dat niet alle toeleiders op de hoogte waren van de voorlichtingscampagne en/of aanwezig waren geweest bij de startconferentie. Uit de resultaten blijkt dan ook dat alleen Trio Bedrijven en Bedrijf X direct gebruik hebben gemaakt van de voorlichtingscampagne. Dat wil zeggen, Bedrijf X heeft naar aanleiding van een krantenartikel in een regionaal dagblad een werknemer naar de NT-1 cursus verwezen. Trio Bedrijven is naar aanleiding van de startconferentie binnen het bedrijf werknemers gaan werven om deel te laten nemen aan de NT-1 cursus. Dit heeft geresulteerd in ongeveer 20 werknemers die momenteel deelnemen aan een NT-1 cursus. Opvallend is dat één bedrijf en enkele welzijnsinstellingen, door de interviews, zich hardop afvroegen op welke wijze zij een (directe) rol zouden kunnen spelen in het signaleren, werven en verwijzen van functioneel analfabeten. Twee welzijnsinstellingen gaven aan graag verdere informatie te willen over het herkennen van deze doelgroep. Doordat niet alle toeleiders op de hoogte waren van de voorlichtingscampagne, werden de interviews, indirect, een informatiebron voor de toeleiders over functioneel analfabetisme en een aanzet tot verdere verdieping van hun rol als toeleider met betrekking tot functioneel analfabeten en verwijzing naar een NT-1 cursus.
Aap, Noot,….KIES!
96
7.3 Onderzoeksvragen Deelnemers 1. In hoeverre zijn de deelnemers op de hoogte van de voorlichtingscampagne? Landelijk Uit de resultaten in hoofdstuk zes blijkt dat de deelnemers in redelijke mate op de hoogte zijn van de landelijke voorlichtingscampagne. Van de 50 deelnemers geven 17 deelnemers (34%) aan bekend te zijn met de landelijke SIRE reclame op televisie. Daarnaast is het landelijke telefoonnummer bij 12 deelnemers (24%) bekend. Van de 12 deelnemers die bekend zijn met het landelijke telefoonnummer, geven 4 deelnemers de televisie als informatiebron aan. Het is mogelijk dat deze deelnemers hierbij naar de landelijke SIRE reclame verwijzen. Tijdens deze reclame wordt namelijk het landelijk telefoonnummer genoemd. Regionaal De deelnemers is uitgelegd dat het Noorderpoortcollege op verschillende manieren reclame heeft gemaakt voor de cursus die zij momenteel volgen. Uit de resultaten blijkt dat bijna de helft van de deelnemers (n 21) de poster heeft gezien waarop aandacht wordt gevraagd voor het NT-1 cursusaanbod. Een opmerking die hierbij geplaatst kan worden is dat de poster op verschillende plaatsen in het Noorderpoortcollege hangt. Uit de resultaten kan niet worden opgemaakt waar de deelnemers de poster hebben gezien; op school of een andere plek. Vervolgens geven 19 deelnemers aan een advertentie in een regionale krant te hebben gezien. Ondanks deze aantallen geven slechts 9 deelnemers aan dat zij naar aanleiding van deze vormen van reclame bekend zijn met het NT-1 cursusaanbod bij het Noorderpoortcollege. Een groot aantal deelnemers (n 19) geeft aan helemaal geen vorm van reclame te hebben gezien. Opvallend is dat 15 deelnemers bekend zijn met de NT-1 cursus door het werk en 11 deelnemers geven een welzijnsinstelling aan als informatiebron. Daarnaast noemen 8 deelnemers nog vrienden/familie. De deelnemers is ten slotte gevraagd waardoor zij besloten hebben deel te nemen aan de NT-1 cursus. Opvallend is dat 17 deelnemers aangeven door collega’s en/of baas dit besluit te hebben genomen. Slechts 3 deelnemers noemen hier de reclame. Gesteld kan worden dat de bekendheid met de voorlichtingscampagne zeer verschilt bij de deelnemers; bijna de helft is bekend met een vorm van reclame (poster, advertentie regionale krant) ten overstaande van bijna de helft die met geen enkele vorm van de reclame bekend is. 2. Hoe ervaren de deelnemers de NT-1 cursus die hen aangeboden wordt door het Noorderpoortcollege? Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat de deelnemers over het algemeen positief zijn over het Noorderpoortcollege en de NT-1 cursus. De deelnemers voelen zich op hun gemak in de les, vinden het gezellig in de les en voelen zich serieus genomen door de docenten. Daarnaast vinden de deelnemers de boeken interessant en voelen zich op hun gemak in de school. De tevredenheid over de lestijden is over het algemeen positief. De deelnemers zijn tevreden over de lestijden die zij momenteel volgen. Echter, een redelijk aantal deelnemers (n 19) geeft daarnaast aan dat de lestijd op maandagmiddag niet goed uitkomt. Uit de resultaten blijkt dat
Aap, Noot,….KIES!
97
28 deelnemers momenteel inkomsten uit loon krijgen. Verder blijkt dat een klein aantal deelnemers (n 6) vrij kan krijgen om op maandagmiddag deel te nemen aan de cursus. Daarentegen geeft een groter aantal deelnemers aan geen vrij te kunnen krijgen (n 16). Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat de deelnemers die werken, of andere verplichtingen hebben, niet voldoende mogelijkheden hebben om overdag de cursus te volgen. Wanneer aan de deelnemers wordt gevraagd of zij zich weer zouden aanmelden voor de cursus als deze duurder wordt, geeft bijna de helft van de deelnemers aan zich weer aan te melden, met als reden dat de cursus hen veel oplevert. Deze uitkomst kan bijdragen aan de conclusie dat de deelnemers over het algemeen positief staan ten opzichte van de NT-1 cursus. Helaas blijkt ook uit de resultaten dat een groot aantal deelnemers zich niet meer zou aanmelden voor de cursus omdat ze het niet zouden kunnen betalen. Echter, met betrekking tot de beleving van de NT-1 cursus kan hier geen verdere conclusie uit worden getrokken. Wel kan gesteld worden dat deze waarneming, voor deelnemers kan leiden tot een barrière om in de toekomst deel te nemen aan het NT-1 onderwijs. Bij de beantwoording van onderzoeksvraag 4 zal hier verder op worden ingegaan. 3. In hoeverre heeft de NT-1 cursus bijgedragen aan de zelfredzaamheid van de deelnemers? Allereerst valt bij de resultaten op dat bij bijna alle deelnemers, familie en vrienden op de hoogte zijn van hun deelname aan een NT-1 cursus. Daarnaast is het opvallend dat van de 28 deelnemers die momenteel werken, 27 te kennen geven dat ook hun baas op de hoogte is van hun deelname en 25 deelnemers geven aan dat collega’s op de hoogte zijn. Met betrekking tot werk kan worden geconcludeerd dat deelname aan de NT-1 cursus heeft bijgedragen aan de zelfredzaamheid van deelnemers. Deelnemers geven aan zich minder te schamen voor het feit dat ze niet (goed) kunnen lezen en schrijven en vragen meer om hulp wanneer nodig. Daarnaast geven enkele deelnemers aan er minder problemen mee te hebben dat ze niet (goed) kunnen lezen en schrijven, nu ze de cursus volgen. Het is opmerkelijk dat uit de resultaten blijkt dat, over het algemeen gesteld, de deelnemers zich in mindere mate schamen voor het feit dat zij niet goed kunnen lezen en schrijven. In literatuur (o.a. in Bersee& Neuvel, 2004; Keesom & Swankhuisen, 1990) wordt regelmatig gesproken over de schaamte die functioneel analfabeten hebben ten opzichte van anderen. De resultaten in dit onderzoek laten zien dat met betrekking tot werk, vrienden, familie en buitenshuis, iedere keer niet meer dan 12 deelnemers zich schamen voor het feit dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven. Natuurlijk blijft ieder aantal te hoog, daardoor is het een positief signaal dat uit de resultaten blijkt dat de schaamte afneemt tijdens de deelname aan een NT-1 cursus. Verder blijkt uit de resultaten, zoals eerder vermeld, dat de deelnemers tijdens de deelname aan de NT-1 cursus meer om hulp vragen op het werk. Het vragen om hulp aan familie, vrienden en onbekenden is daarentegen gelijk gebleven. Daarnaast geven de deelnemers wel aan zich meer kunnen redden zonder hulp van familie, vrienden en onbekenden. Er zou geconcludeerd kunnen worden dat de deelnemers meer zelfvertrouwen hebben gekregen en daardoor meer zelfredzaam zijn geworden.
Aap, Noot,….KIES!
98
4. In hoeverre heeft de voorlichtingscampagne bijgedragen aan de toegankelijkheid van het NT-1 cursusaanbod? Eerder is al gesteld dat de bekendheid met de voorlichtingscampagne verschilt bij de deelnemers. Van de deelnemers die bekend zijn met de voorlichtingscampagne, geven maar enkele deelnemers aan, naar aanleiding van de voorlichtingscampagne, deel te zijn gaan nemen aan de NT-1 cursus. De meeste deelnemers geven een andere aanleiding tot deelname, zoals werk, welzijnswerk, familie en vrienden. Opvallend is dat een redelijk aantal deelnemers helemaal alleen besloten heeft deel te nemen aan de NT-1 cursus. Hier kan echter niet uit worden afgeleid op welke wijze zij tot dit zelfstandig besluit zijn gekomen. Er kan geconcludeerd worden dat de voorlichtingscampagne indirect heeft bijgedragen aan de toegankelijkheid van het NT-1 cursusaanbod; de deelnemers hebben voornamelijk besloten tot deelname door het werk, welzijnswerk, familie en vrienden. Bij de beantwoording van onderzoeksvraag 2 is al aangegeven dat deelnemers op de hoogte zijn van de NT-1 cursus door het werk, welzijnswerk en familie en vrienden. Vanuit dit oogpunt bezien lijkt het erop dat de omgeving van de deelnemers de aanleiding en aanmoediging zijn geweest, deel te nemen aan het NT-1 cursusaanbod. Er kan echter niet met zekerheid gesteld worden dat de omgeving door middel van de voorlichtingscampagne op de hoogte is van het NT-1 cursusaanbod. In hoofdstuk 6 is uitgelegd dat de cursus gratis wordt aangeboden, als onderdeel van de voorlichtingscampagne. Onder de deelnemers bevinden zich deelnemers die gratis deelnemen aan de cursus en deelnemers die al voor de voorlichtingscampagne deelnamen aan de cursus, waardoor zij zelf de kosten van de cursus betalen. In de dataverzameling is hier geen duidelijk onderscheid in aangebracht. Wel blijkt dat wanneer de cursus duurder zou worden; dus niet meer gratis voor de deelnemers die nu gratis deelnemen en duurder voor de deelnemers die al betaald hebben, een groot aantal deelnemers zich niet meer zou aanmelden. De reden die hiervoor wordt gegeven is dat ze de cursus dan niet meer zouden kunnen betalen. Zoals in de beantwoording van onderzoeksvraag 1 is aangegeven kan deze waarneming, er in de toekomst toe leiden dat er een barrière ontstaat voor deelnemers om (wederom) deel te nemen aan een NT-1 cursus. Vanuit dit oogpunt kan gesteld worden, dat het gratis aanbieden van de cursus heeft bijgedragen aan de toegankelijkheid van het NT-1 cursusaanbod. De mogelijke financiële barrière wordt hierdoor weggenomen voor (toekomstige) deelnemers. 7.4 Terug naar de probleemstelling In hoeverre heeft de voorlichtingscampagne van het ROC Noorderpoortcollege bijgedragen aan het bereiken van de autochtone functioneel analfabeten in de gemeente HoogezandSappemeer? In de eerste plaats kan geconcludeerd worden dat de voorlichtingscampagne, bij zowel de toeleiders als de deelnemers in mindere mate bekend is. Van het voorlichtingsmateriaal is voornamelijk de poster en de advertentie in een regionaal dagblad bekend. Bij de toeleiders is daarnaast hoofdzakelijk de startconferentie bekend. Bij aanvang van het onderzoek werd verondersteld dat de toeleiders die benaderd zouden worden, allen in aanraking waren geweest met de voorlichtingscampagne. Gedurende het onderzoek bleek dit niet het geval te zijn. Daardoor werden de interviews in een aantal
Aap, Noot,….KIES!
99
gevallen, indirect, een informatiebron voor de toeleiders over de omvang en ernst van functioneel analfabetisme en tot verdere verdieping, van hun rol als toeleider. Opvallend is dat enkele toeleiders zich, gedurende deze interviews, afvroegen op welke wijze zij een (directe) rol zouden kunnen spelen in het signaleren, werven en verwijzen van functioneel analfabeten. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de interesse en bereidwilligheid van de toeleiders aanwezig is, om hun rol als toeleider verder uit te breiden ten opzichte functioneel analfabetisme. Een concrete aanleiding voor deze conclusie is de vraag vanuit enkele toeleiders om meer informatie over functioneel analfabetisme; zoals signalering, benadering en verwijzing. In de tweede plaats kan geconcludeerd worden dat bij enkele toeleiders die bekend waren met de startconferentie, het beoogde doel van de startconferentie is behaald; bewustwording van de omvang en ernst van functioneel analfabetisme. Door de aanwezigheid bij de startconferentie heeft Trio Bedrijven actief geworven op de werkvloer en zijn ongeveer 20 werknemers deel gaan nemen aan een NT-1 cursus. Verder heeft Humanitas te kennen gegeven dat de aanwezigheid bij de startconferentie de alertheid op de doelgroep heeft vergroot. De vraag die Humanitas hierbij wel stelt is hoelang deze alertheid scherp blijft. De andere toeleiders die aanwezig waren bij de startconferentie waren onder de indruk van de persoonlijke verhalen van de deelnemers. Er kan hier echter nog niet gesproken worden over bewustwording van de omvang en ernst van functioneel analfabetisme. Eerder van een aanzet tot bewustwording. Met betrekking tot de voorlichtingscampagne kan geconcludeerd worden dat in ieder geval één bedrijf, naar aanleiding van de voorlichtingcampagne een werknemer naar een NT-1 cursus heeft verwezen. In de derde plaats kan geconcludeerd worden dat de voorlichtingscampagne op zich zelf staande, geen zichtbaar directe aanleiding is geweest voor deelnemers om zich aan te melden. Uit de resultaten blijkt dat deelnemers voornamelijk tot deelname hebben besloten door werk, welzijnswerk, familie en vrienden. De mogelijkheid bestaat dat de omgeving van de deelnemers bekend is met de voorlichtingscampagne en hen daardoor heeft aangemoedigd deel te nemen aan het NT-1 onderwijs. Daarnaast moet worden vermeld dat een redelijk aantal deelnemers helemaal alleen heeft besloten deel te nemen aan het NT-1 onderwijs. Hier is echter niet bekend op welke wijze deze deelnemers tot dit besluit zijn gekomen; door de voorlichtingscampagne of anders. Ten vierde kan geconcludeerd worden dat alle toeleiders al bekend waren met het Noorderpoortcollege en het NT-1 cursusaanbod voor de voorlichtingscampagne. Er kan gesteld worden dat de lijnen tussen de verschillende toeleiders redelijk kort zijn. In het verleden hebben verschillende toeleiders in projecten samengewerkt en gebruik gemaakt van elkaars expertise waardoor men op de hoogte is van ieders werkwijze en aanbod. Tot slot kan geconcludeerd worden dat, gedurende de onderzoeksperiode, het werven van autochtone functioneel analfabeten een blijvend agendapunt is van de gemeente HoogezandSappemeer. Bij de invulling van de educatie vraagbepaling van 2003 heeft de gemeente reeds de aandacht gevestigd op deze doelgroep. Maar ook tijdens de afgelopen maanden is de aandacht voor, (het belang van) het werven van autochtone functioneel analfabeten, gebleven. In de eerste plaats is, zoals eerder genoemd, nu het aantal Pr- en wervinguren verdubbeld. Daarnaast heeft de wethouder van Onderwijs in juli 2005, tijdens het RCG (Regio Centraal Groningen) portefeuillehouderoverleg, ervoor gezorgd dat gelden beschikbaar zijn gesteld
Aap, Noot,….KIES!
100
voor een (verdere) ‘Campagne Alfabetisering’ in de regio Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Westerkwartier (Leek, Grootegast, Marum en Zuidhorn) en Groningen. 7.5 Aanbevelingen 7.5.1 Inleiding In de voorgaande paragrafen zijn conclusies getrokken en antwoorden gegeven op de onderzoeksvragen van de twee deelonderzoeken, waarna getracht is een antwoord te geven op de probleemstelling. In deze paragraaf zullen aanbevelingen worden gedaan. Deze aanbevelingen komen voort uit de voorgaande conclusies. De aanbevelingen kunnen gezien worden als een advies dat mogelijk gebruikt wordt voor vervolgonderzoek en de verdere voortzetting van de voorlichtingscampagne in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. 7.5.2 Voorlichtingscampagne De voorlichtingscampagne in de gemeente Hoogezand-Sappemeer loopt nu al enkele maanden en zal zeker nog tot januari 2006 duren. Het onderzoek in deze afstudeerscriptie heeft ongeveer halverwege de voorlichtingscampagne plaatsgevonden. De aanbevelingen die worden gedaan zouden voor het verdere verloop van de voorlichtingscampagne gebruikt kunnen worden. In de eerste plaats kan er gesteld worden dat het bereiken van (autochtone) functioneel analfabeten een moeilijke opgave is. Om een doelgroep te bereiken en van informatie te voorzien wordt bij voorlichtingscampagnes regelmatig gebruik gemaakt van reclamespotjes, posters en folders. Mogelijkheden die bij functioneel analfabeten minimaal zijn aangezien zij niet (goed) kunnen lezen. Het bereiken van (autochtone) functioneel analfabeten vraagt daarom een andere, creatieve manier van aanpak. Het Noorderpoortcollege heeft van twee invalshoeken gebruik gemaakt. In de eerste plaats een startconferentie voor toeleiders en daarnaast een voorlichtingscampagne voor de inwoners van Hoogezand-Sappemeer. Het Noorderpoortcollege heeft in zekere zin de community interventie toegepast, beschreven door Weenig (in Van Gent, e.a., 2000). De startconferentie en de voorlichtingscampagne zijn gericht op een afgebakend geografisch gebied. Daarnaast heeft het Noorderpoortcollege gebruik gemaakt van de lokale media en zijn de lokale toeleiders betrokken. Een eerste aanbeveling zou zijn om deze community interventie verder uit te diepen en toe te passen. De sterkte van het Noorderpoortcollege is dat zij bekend is in de gemeente. Het Noorderpoortcollege kan gezien worden als een community college, waar de school een ontmoetingsplek is en de drempel om deel te nemen aan onderwijs, wordt verlaagd door het streven naar een open en veilige leeromgeving voor deelnemers (Janssen, e.a., 1993). Verder blijkt uit het onderzoek dat toeleiders, al voor de startconferentie en de voorlichtingscampagne, bekend waren met het NT-1 onderwijs van het Noorderpoortcollege. Tevens hebben verschillende toeleiders in projecten samengewerkt en zijn bekend met ieders expertise. Gebleken is ook dat een redelijk aantal deelnemers door toeleiders zijn gaan deelnemen aan de NT-1 cursus. Hieruit kan worden opgemaakt dat de lijnen tussen het Noorderpoortcollege en de toeleiders reeds bestaan. Om de community interventie verder uit te diepen en toe te passen zou van de reeds bestaande lijnen tussen de toeleiders, meer gebruik gemaakt kunnen worden.
Aap, Noot,….KIES!
101
Zowel Weenig als Kok e.a. (1992) zijn van mening dat, om een moeilijk bereikbare doelgroep te bereiken, er gebruik kan worden gemaakt van de reeds eerder genoemde community interventie. Het Noorderpoortcollege als community college is daarmee een stap in de goede richting. Daarnaast geeft Weenig (in Van Gent, e.a., 2000) aan dat, wanneer de beoogde doelgroep de informatiebronnen meer geloofwaardig en betrouwbaar acht, er eerder een positieve attitudeverandering plaatsvindt. Om de informatiebronnen meer geloofwaardig en betrouwbaar te laten zijn kan er gebruik worden gemaakt van de sociale netwerkbenadering; een volgende stap in de verdere verdieping van de community interventie. Eerder is namelijk al aangegeven dat de lijnen tussen het Noorderpoortcollege en de verschillende toeleiders aanwezig zijn en dat daar meer van gebruik zou kunnen worden gemaakt. Aangezien het bereiken van (autochtone) functioneel analfabeten een moeilijke opgave is, is het juist van belang is om gebruik te maken van de lijnen die bestaan; het zogehete sociale netwerk. Door nog meer gebruik te maken van elkaars expertise om de doelgroep te bereiken zouden nieuwe mogelijkheden kunnen ontstaan. Zo zijn verschillende toeleiders actief werkzaam in de woonwijken van de gemeente. Zij hebben waardevolle contacten met wijkverenigingen en vrijwilligers; ook wel ‘sleutelfiguren’ genoemd. Deze ‘sleutelfiguren’ staan midden in de gemeenschap en hebben direct contact met de buurtbewoners. Er zou gezocht kunnen worden naar een mogelijkheid om deze vrijwilligers, met begeleiding van de toeleiders, te betrekken in het benaderen en bereiken van (autochtone) functioneel analfabeten in de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Een andere mogelijkheid, naast het betrekken van toeleiders en vrijwilligers, is het toepassen van interpersoonlijke communicatie. Interpersoonlijke communicatie kan gezien worden als ‘een uitwisseling van informatie van twee of meer individuen die zich in elkaars lijfelijke aanwezigheid bevinden’ (Weenig; Van Gent, e.a., 2000, 82.) Hierbij kan gedacht worden aan het inzetten van ambassadeurs. Ambassadeurs zijn (ex)deelnemers en ervaringsdeskundigen op het gebied van alfabetisering. Bij het Noorderpoortcollege zou men (ex)deelnemers in kunnen zetten om de doelgroep te bereiken. Ambassadeurs kunnen op verschillende manieren worden ingezet. Ten eerste bij toeleiders, zoals reeds bij de startconferentie is gebeurd, waar deelnemers hun verhaal vertellen aan toeleiders en uitleggen op welke signalen toeleiders kunnen letten bij het herkennen van functioneel analfabetisme. In de tweede plaats zouden de ambassadeurs, samen met de toeleiders of sleutelfiguren, de wijken in kunnen gaan. Door ervaringsdeskundigen aan het woord te laten, wordt de voorlichting persoonlijker en bestaat de kans dat de ‘boodschap’ meer vertrouwd en geloofwaardig overkomt bij de doelgroep. Bovendien kunnen ambassadeurs op deze wijze een bijdrage leveren aan de overtuiging, dat iemand in staat is deel te nemen aan een cursus en dat deelname positieve gevolgen kan hebben. Ajzen en Fishbein (1980) geven hierbij aan dat wanneer iemand de overtuiging heeft dat hij in staat is om deel te nemen (aan bijvoorbeeld een NT-1 cursus), de intentie tot deelname positief kan zijn. Vervolgens komt in een van de conclusies naar voren dat de interesse en bereidwilligheid van de toeleiders aanwezig is, om hun rol als toeleider verder uit te breiden ten opzichte van functioneel analfabetisme. Om de rol van toeleider verder uit te kunnen voeren is het van belang dat zij goed geïnformeerd zijn over de doelgroep. De vraag naar (meer) informatie is door enkele toeleiders ook gesteld. De startconferentie is daar een geschikte aanzet toe geweest en zou verder uitgebreid kunnen worden. Een mogelijkheid om aan de vraag van de toeleiders te voldoen is het geven van workshops. Aangezien maar enkele toeleiders uit dit onderzoek aanwezig zijn geweest bij de startconferentie is het van belang een geschikte vorm te vinden voor het geven van de
Aap, Noot,….KIES!
102
workshops. De toeleiders die zijn benaderd voor dit onderzoek bevinden zich binnen welzijn en bedrijven. Voor het geven van workshops is het van belang om daar ook een onderscheid in te maken. Toeleiders binnen welzijn hebben (deels) andere belangen als toeleiders binnen bedrijven, in het bereiken van (autochtone) functioneel analfabeten. Een laatste punt dat verder uitgediept zou kunnen worden is het betrekken van de lokale overheden. Momenteel draagt de gemeente van Hoogezand-Sappemeer een belangrijke bijdrage aan de voorlichtingscampagne. Vanuit de gemeente wordt er tijd en geld in de voorlichtingcampagne geïnvesteerd. Er worden Pr- en wervinguren ingezet en daarnaast worden de cursuskosten voor de deelnemers betaald die zich sinds de voorlichtingscampagne aanmelden. Het laatste punt levert een belangrijke bijdrage aan het wegnemen van de (mogelijke) barrière voor de doelgroep, om deel te nemen aan het NT-1 onderwijs. Dat het opzetten en uitvoeren van een voorlichtingscampagne veel tijd en energie kost is reeds gebleken. Gedurende de onderzoeksperiode is het aantal Pr- en wervinguren al verdubbeld van 8 uren naar 16 uren. De gemeente van Hoogezand-Sappemeer geeft hiermee een belangrijke impuls aan de verdere voortzetting van de voorlichtingscampagne. Dit kan alleen maar worden aangemoedigd. 7.5.3 Vervolgonderzoek Zoals eerder aangegeven heeft het onderzoek ongeveer halverwege de voorlichtingscampagne plaatsgevonden. De resultaten, conclusies en aanbevelingen die worden gepresenteerd leveren hopelijk een bijdrage aan een verder verloop van de voorlichtingscampagne. Een evaluatie van de voorlichtingscampagne, wanneer deze is afgesloten, zou aan te bevelen zijn. Er zou dan een vergelijking kunnen worden gemaakt van de verschillende fasen waarin de voorlichtingscampagne zich heeft bevonden, waarna aandachtspunten gevormd kunnen worden, voor volgende voorlichtingscampagnes. In het verleden hebben er nog weinig evaluatieonderzoeken plaatsgevonden van voorlichtingscampagnes, die gericht zijn op het bereiken van (autochtone) functioneel analfabeten. De reden daarvoor kan zijn dat de (hernieuwde) aandacht en publiciteit rondom deze doelgroep pas sinds enkele jaren weer is toegenomen. Waar in het verleden vormen van basiseducatie werd aangeboden door vrijwilligers, sociaal cultureel werkers en soms particulieren, dienden er door de invoering van de Rijksregeling Basiseducatie (RRBE) in 1987, betaalde professionals ingezet te worden; geschoolde docenten (Janssen, e.a., 1993). Door in 1996 de basiseducatie in Nederland onder te brengen in een nieuwe wetgeving, de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), werd er, onder andere, getracht meer tegemoet te komen aan de randvoorwaarden van de RRBE. Er werden Regionale Opleidingcentra (ROC) opgericht die basiseducatie aanbieden op plaatselijk en regionaal niveau, waarbij de uitvoering door professionele werkers geschiedt. In de periode van deze (wet)veranderingen werd Nederland het jaar 1990 uitgeroepen tot het Internationale Jaar van de Alfabetisering, waar het doel werd gesteld dat analfabetisme in het jaar 2000 uit Nederland verdwenen moest zijn. Toen eind jaren ’90 duidelijk werd dat het doel nog lang niet was behaald, is er in 2002 het ‘Landelijk Actieplan Alfabetisering Autochtonen’ opgezet, waarbij de uitvoering in handen van het CINOP werd gegeven. De hoofddoelstelling van het Actieplan is een substantiële toename van het aantal alfabetiseringstrajecten in de periode 2003-2006 ( Neuvel & Bersee, 2004, 1). Het CINOP voert sinds die tijd een jaarlijkse monitor uit bij ROC’s in Nederland om te kunnen bepalen of deze doelstelling wordt gerealiseerd en of, mede als gevolg van het Actieplan, het aantal trajecten toeneemt.
Aap, Noot,….KIES!
103
Daarnaast heeft het Actieplan de doelstelling door de samenwerking van verschillende actoren binnen gemeenten, autochtone (functioneel) analfabeten te bereiken. Verschillende gemeenten hebben hier gehoor aan gegeven, waaronder Amsterdam en Hoogezand-Sappemeer (beschreven in hoofdstuk 3). Evaluatieonderzoeken van voorlichtingscampagnes hebben nog nauwelijks plaatsgevonden; in het bijzonder evaluatieonderzoeken van voorlichtingscampagnes opgezet vanuit ROC’s. Dit is niet zo vreemd, aangezien de regel- en wetgeving van de basiseducatie niet zo lang landelijk is ingesteld en het Landelijk Actieplan pas sinds 2002 actief is. Dat het bereiken van (autochtone) functioneel analfabeten erg moeilijk is, mag inmiddels duidelijk zijn. Meer onderzoek naar de effectiviteit van (reeds bestaande) voorlichtingscampagnes, kan daarom een bijdrage leveren aan verdere aanscherping van voorlichtingscampagnes, die gericht zijn op het bereiken van (autochtone) functioneel analfabeten.. Tot slot wil ik nog de aandacht vestigen op de functioneel analfabeten die nog niet bereikt zijn. Eén deelonderzoek van deze afstudeerscriptie heeft zich gericht op de deelnemers van de NT-1 cursus bij het Noorderpoortcollege. Er is onder andere getracht te achterhalen waardoor zij besloten hebben deel te nemen aan de NT-1 cursus. Het zou interessant zijn om hier verder op in te gaan. Deze deelnemers hebben uiteindelijk de stap gezet om deel te nemen aan het NT-1 onderwijs. Maar hoe zit het met de mensen die deze stap nog niet hebben gezet; wat zijn hun beweegredenen, hoe houden zij zich staande in deze samenleving etc. Om antwoorden op deze vragen te krijgen zou mogelijk onderzoek plaats kunnen vinden wanneer toeleiders samen gaan werken en met sleutelfiguren de wijken ingaan. De onderzoeker zou deel kunnen uitmaken van het team van toeleiders en op deze wijze in contact kunnen komen met autochtone functioneel analfabeten die (nog) niet deelnemen aan het NT-1 onderwijs. Onderzoek naar functioneel analfabeten die nog niet deelnemen aan NT-1 onderwijs vraagt hoogstwaarschijnlijk om een innovatieve aanpak maar is daarmee wel bijzonder interessant en een uitdaging voor de betrokken onderzoeker.
Aap, Noot,….KIES!
104
Dankwoord Na verschillende maanden van onderzoek doen, lezen en schrijven is het moment daar. De laatste alinea’s zijn geschreven en de laatste komma’s en punten zijn gezet; de afstudeerscriptie is klaar. De afgelopen maanden waren intensief, leerzaam en erg waardevol. Functioneel analfabetisme; een onderwerp waar ik in ben gedoken en dat me niet meer heeft losgelaten. In deze allerlaatste alinea wil ik tot slot nog aantal mensen uit ‘persoonlijke sfeer’ bedanken. Als eerste bedank ik mijn ouders voor hun enthousiasme en de discussies, waardoor de inspiratie steeds weer opdook. Verder wil ik mijn vrienden bedanken voor hun interesse en het ‘verdragen’ van mijn steeds weer opduikende gespreksonderwerp; functioneel analfabetisme. In het bijzonder wil ik Martina bedanken; beiden hebben we de afgelopen maanden gewerkt aan dit sluitstuk van onze studiejaren. Martines bedankt voor je steun, het uitwisselen van (studie)ervaringen en je altijd blijvende interesse en enthousiasme.
Aap, Noot,….KIES!
105
Literatuur Ajzen, I. & Fishbein, M. (1980). Understanding attitudes and predicting social behavior. New York: Upper Saddle River. Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de. (2001). Basisboek Methoden en Technieken. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: WoltersNoordhoff bv. Baarda, D.B., Goede M.P.M. de. & Bijkum, C.J., van. (2003). Basisboek Statistiek met SPSS. Groningen: Stenfert Kroese. Baarda, D.B., Goede M.P.M. de. & Teunissen, J. (1995). Basisboek kwalitatief onderzoek: praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Houten: Stenfert Kroese. Beck, U. & Beck-Gernsheim, E. (2002). Individualization. Londen: Sage. Bersee, T., De Boer, D. & Defesche, P. (2005). Analfabetisme. Leidraad voor doorverwijzers. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Bersee, T., Bohnenn, E.G.M., Groenestijn, M.J.A. & Haas, R. de. (2002). Herdefinitie Alfabetisering.’s-Hertogenbosch: CINOP. Bersee, T. & Neuvel, J. (2004). Algemene informatie Nederland. De strijd tegen het analfabetisme: een bericht van het front. In Eimers, T., Nieuwenhuis, L. & Westerhuis, A. (red). Een leven lang leren: de leervraag centraal? Jaarboek 2004. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Bersee, T & Neuvel, J. (2005). Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs, vervolgmeting 2. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Boer, D., den, Bouwman, H., Frissen, V. & Houben, M. (1994). Methodologie en statistiek voor communicatie-onderzoek. Houten/Zaventem: Bohn Stafleu Van Loghum. Bohnenn, E., Ceulemans, C., Guchte, C., van de, Kurvers, J. & Tendeloo, T., van. (2004). Laaggeletterdheid in de Lage Landen. Hoge prioriteit voor beleid. Den Haag: Nederlandse Taalunie. Breg, T.A., Gorp, D.M., van & Kooten, J.M., van. (2004). Kenniseconomie & Laaggeletterdheid. Een inventariserend onderzoek naar de relatie tussen laaggeletterdheid en de kenniseconomie. Den Haag: Koninklijke De Swart. CINOP. (2002). Educatie in perspectief. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Cramer, G. & Kamp, M., van der. (1990). Leren op latere leeftijd. Amsterdam: Swets & Zeitlinger B.V. Cross, K.P. (1981). Adults as learners. San Francisco: Jossey-Bass Publishers.
Aap, Noot,….KIES!
106
Driscoll, M.P. (1999). Psychology of learning for instruction. Boston: Allyn and Bacon. Eberly, D.E. (ed). (2000). The essential cicil society reader, the classic essays. Lanham, New York: Rowman & Littlefield Publishers. Finger, M. & Asún, J.M. (2001). Adult education at the crossroads. Learning our way out. Londen & New York: Zed Books. Gemeente Hoogezand-Sappemeer. (2004). Doe Mee. Emmen: Van Liere, Kleurrijke Communicatie. Gemeente Hoogezand-Sappemeer. (2004). Statistisch Jaaroverzicht. HoogezandSappemeer: Auteur. Gent, B., van & Katus, J. (red). (2000). Voorlichting in een risicovolle informatiemaatschappij. Theorieën, werkwijzen en perspectieven. Alphen aan den Rijn: Samsom. Glastra, F. & Meijers, F. (red.). (2000). Een leven lang leren? Competentieontwikkeling in de informatiesamenleving. ’s-Gravenhage: Elsevier bedrijfsinformatie bv. Haas, R., de. (2002). Van de zijlijn naar het speelveld. Het meerjarenplan campagne alfabetisering autochtonen. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Hamminck, K. (1990). Functional illiteracy and adult basic education in the Netherlands. Hamburg: Unesco Institute for Education. Houtkoop, W.A. & Wieringen, A.M.L., van. (red) (2002). De omgeving van het beroepsonderwijs. Jaarboek 2001/2002 van het Max Goote Kenniscentrum., ‘sGravenhage: Reed Business Information. Hutjes, J.M. & Buuren, J.A., van. (1992). De gevalstudie. Strategie van kwalitatief onderzoek. Meppel: Boom. Jansen, E.P.W.A. & Joosten, Th. H. (1998). Enquêteren. Het opstellen en gebruiken van vragenlijsten. Groningen: Wolters-Noordhoff bv. Janssen, T., Kamp, M., van der, Suhre, C. & Harskamp, E. (1993). Basisvaardigheden in de basiseducatie. Meningen over basisvaardigheden op het gebied van taal, rekenen en sociale vaardigheden. Amsterdam: Swets & Zeitlinger B.V. Keesom, J. & Swankhuisen, M. (1990). ‘Sorry, ik ben mijn bril vergeten…’Analfabetisme in Nederland. Utrecht: A.W. Bruna Uitgevers B.V. Kok, G.J., Meertens, R.W. & Wilke, H.A.M. (1992). Voorlichting en verandering. Groningen: Wolters-Noordhoff bv. Kress, G. (1997). Before writing. Rethinking the paths to literacy. Londen: Routledge.
Aap, Noot,….KIES!
107
Levering, B. & Smeyers, P. (red). (1999). Opvoeding en onderwijs leren zien. Een inleiding in interpretatief onderzoek. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Levine, K. (1986). The social context of literacy. Londen & New York: Routledge & Kegan Paul. Michelbrink, F. (1996). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Miles, M.B. & Huberman, A.M. (1994). Qualitative Data Analysis. An expanded Sourcebook. Californië: Sage Publications. Neuvel, J. & Bersee, T. (2004). Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs resultaten: vervolgmeting.’s-Hertogenbosch: CINOP. Neuvel, J. & Bersee, T. (2005). Deelname aan het alfabetiseringsonderwijs resultaten: vervolgmeting.’s-Hertogenbosch: CINOP. OECD & Statistics Canada. (2000). Literacy in the information age: Final report on the international adult literacy survey. Parijs en Ottawa: OECD. OECD & Statistics Canada (1997). Literacy Skills: For the knowledge society. Parijs: OECD. ROC Amsterdam. (2004). Ambassadeursproject. Projectbeschrijving ‘Zeg het voort!’. Amsterdam: Auteur. ROC Amsterdam. (2005). Zelf kunnen… Campagne alfabetisering 2003-2006 rapportage. Amsterdam: Auteur. Segers, J. (2002). Methoden voor de maatschappijwetenschappen. Assen: Koninklijke van Gorcum. Stichting ABC. (2003). ABC als Deltaplan. Nota van de Stichting Belangenbehartiging Analfabetisering 2004, Tilburg: Auteur. Stichting Ibis. (1994). Begin- en eindtermen onderdelen basiseducatie (inclusief vakinhoudelijke indeling). Auteur. Swanborn, P.G. (2003). Case-Study’s. Wat, wanneer en hoe? Amsterdam: Boom. Swanborn, P.G. (2003). Evalueren. Het ontwerpen, begeleiden en evalueren van interventies: een methodische basis voor evaluatie-onderzoek. Amsterdam: Boom. The Hybrid workgroup. (2002). Hybrid forms of learning. Innovative approaches to learning for groups-at-risk. Groningen: Noorderpoortcollege. Van der Kamp, M. & Scheeren, J. (1996). Functionele taal- en rekenvaardigheden van oudere volwassenen in Nederland. Amsterdam: Max Goote Kenniscentrum.
Aap, Noot,….KIES!
108
Van Lankevelt, Th. C. (mei 2005). Verslag Ronde tafel bijeenkomst Alfabetisering en Bibliotheken. Den Haag: Vereniging Openbare Bibliotheken. Veen, P. (1985). Sociale psychologie toegepast. Van probleem naar oplossing. Alphen aan den Rijn: Samson Uitgeverij. Verhasselt, E. (2002). Literacy rules. Flanders and the Netherlands in the International Adult Literacy Survey. Gent: Academia Press. Verhoeven, L. (1994). Functional literacy. Theoretical issues and educational implications. Amsterdam: John Benjamins Publishing Co. Vocht, A., de. (2002). Basishandboek SPSS 10. Utrecht: Bijleveld Press. Wester, F., Smaling, A. & Mulder, L. (red). (2000). Praktijkgericht kwalitatief onderzoek. Bussum: Coutinho. Yin, R.K. (1989). Case study research. Design and methods. Londen: Sage. Zimbardo, P.G. & Leippe, M.R. (1991). The psychology of attitude change and social influence. Los Angeles: Mc Graw-Hill, Inc.
Aap, Noot,….KIES!
109
Bijlagen
Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VI Bijlage VII
Interviewleidraden Schema thema’s toeleiders/schematische weergave resultaten Vragenlijst deelnemers Homogeniteit Kruistabellen Ervaringen Noorderpoortcollege (tabellen) Persoonlijke verhalen van deelnemers
Aap, Noot,….KIES!
110
Aap, Noot,….KIES!
111
Bijlage I Interviewleidraden
Bedrijven Onderzoek · · · ·
Doel van het onderzoek (algemeen en plaats in het onderzoek) Verloop van het interview Naam van het bedrijf Taperecorder en aantekeningen
Kennismaking · ·
Wat voor bedrijf? Functieomschrijving geïnterviewde
Voorlichtingscampagnes (inleidend) ·
In hoeverre bent u bekend met de landelijke campagne rondom analfabetisme? ( SIRE ‘wie dit niet kan lezen is niet gek’ en landelijk telefoonnummer 0800-0234444)
·
Wat vond u van deze campagne(s)?
In november van 2004 heeft er op het Noorderpoortcollege een startconferentie plaatsgevonden die door Prinses Laurentien is geopend. Daar zijn onder andere verschillende bedrijven voor uitgenodigd. · ·
Is daar iemand van uw bedrijf naar toe geweest en zo ja wie? Zo nee, waarom niet? Op wat voor manier is de aanwezigheid bij deze bijeenkomst teruggekoppeld binnen het bedrijf?
Naar aanleiding van deze startconferentie is het Noorderpoortcollege, in samenwerking met de gemeente, een campagne gestart; ‘campagne alfabetisering’. ·
In hoeverre bent u bekend met deze regionale voorlichtingscampagne? (flyers, posters)
·
Heeft het bedrijf een informatiemap ontvangen? (deze overhandigen)
·
Wat vond u van deze regionale voorlichtingscampagne?
Ik wil u graag enkele vragen stellen die met analfabetisme te maken hebben. Om erachter te komen of de voorlichtingscampagnes hebben bijgedragen aan een bewustwording of vergroting daarvan rondom analfabetisme wil ik graag eerst praten over uw ervaringen met analfabetisme voordat de campagnes zijn gestart. Vervolgens zou ik graag enkele vragen stellen over uw ervaringen rondom analfabetisme na de start van de campagnes. Analfabetisme Voor de voorlichtingscampagne · Wat zei het begrip (functioneel) analfabetisme u en hoe was uw beeldvorming? · Wat voor voorstelling had u van de problematiek? Na de voorlichtingscampagne · Wat zegt het begrip (functioneel) analfabetisme u en hoe is uw beeldvorming? · Hoe beleeft u de problematiek waarmee deze mensen te maken hebben? Awareness Voor de voorlichtingscampagne · Zijn er werknemers binnen uw bedrijf waar u van wist dat zij niet goed konden lezen en/of schrijven, of waar u het vermoeden van had? · Hoe werd ermee omgegaan wanneer dit bekend was of wanneer het vermoeden bestond dat een werknemer niet goed kon lezen en/of schrijven? · Bestond er binnen dit bedrijf een cultuur/sfeer voor werknemers om hier over te kunnen praten en/of hiermee te kunnen handelen? · In hoeverre was het mogelijk om hier over te kunnen spreken op de werkvloer? · Op wat voor manier werd een werknemer begeleid? Na de voorlichtingscampagne · Bent u alert(er) op de aanwezigheid van mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven? Zo ja, hoe? Zo nee, waardoor zou dat kunnen komen? · Zijn er nu werknemers binnen uw bedrijf waarvan u weet dat zij niet goed kunnen lezen en/of schrijven of waar u het vermoeden bij heeft? · Hoe wordt er nu mee omgegaan wanneer dit bekend is of het vermoeden bestaat dat iemand niet goed kan lezen en/of schrijven? · Hoe staan andere werknemers binnen het bedrijf er tegenover dat iemand niet goed kan lezen en/of schrijven? · In hoeverre is het mogelijk om hierover te spreken op de werkvloer? · Merkt u bij de werknemers die niet goed kunnen lezen en/of schrijven, of waarbij u het vermoeden heeft, bepaald gedrag waarmee ze dit proberen te verbergen? Bekendheid Noorderpoortcollege ·
Was u bekend met het Noorderpoortcollege in Hoogezand en het cursusaanbod voor mensen die niet goed konden lezen en/of schrijven?
·
Had uw bedrijf contact met bepaalde personen binnen het Noorderpoortcollege, mogelijk voor andere projecten? Zo ja, wie?
Stimulering · · · ·
Over het algemeen gesproken, in hoeverre heeft de voorlichtingscampagne bijgedragen aan uw motivatie tot stimulering van werknemers om deel te nemen aan de cursus ‘beter leren lezen en schrijven’? Op wat voor manier zou u werknemers kunnen stimuleren om deel te nemen aan de cursus ‘beter leren lezen en schrijven? (mogelijkheden die aangedragen kunnen worden) Zou u de cursus voor de werknemers (in de toekomst) (gedeeltelijk) betalen? Zou u de werknemer vrij geven (of andere regeling) om deel te nemen aan de cursus?
Werving · ·
Ziet u een rol weggelegd voor het werven van mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven, binnen uw bedrijf? Zo ja, op wat voor manier?
Zo nee, waarom niet en bij wie wel?
Verantwoordelijkheid · ·
Is er volgens u een verantwoordelijkheid weggelegd voor bedrijven om zich te ‘bemoeien’ met werknemers die niet goed kunnen lezen en/of schrijven? Zo ja, op wat voor manier?
Zo nee, waarom niet?
Belangen
·
Wat denkt u dat het nut kan zijn voor het bedrijf wanneer werknemers een cursus volgen om beter te leren lezen en/of schrijven?
Positie in de samenleving ·
Men spreekt onder andere in de media veel over de ‘kenniseconomie’. Bv. toename automatisering maar ook toename schrijfwerk (werkbriefjes, ploegagenda’s) Hoe ervaart u dit binnen uw bedrijf?
Toekomst ·
Ziet u een rol voor uzelf in de toekomst weggelegd met betrekking tot werving van functioneel analfabeten om deel te nemen aan de lessen?
·
Hoe denkt u de functioneel analfabeten binnen het bedrijf te kunnen benaderen?
Afsluiting · · · ·
Bedanken voor deelname aan het interview Nogmaals uitleggen dat het interview verwerkt wordt in het onderzoek Afspraak maken over contact wanneer er nog vragen zijn Afspraak maken over toezenden van het uitgewerkte interview
Interviewleidraad
Welzijn
Onderzoek · · · ·
Doel van het onderzoek (algemeen en plaats in het onderzoek) Verloop van het interview Naam van de instelling Taperecorder en aantekeningen
Kennismaking · ·
Wat voor instelling? Functieomschrijving geïnterviewde
Voorlichtingscampagne (inleidend) ·
In hoeverre bent u bekend met de landelijke campagne rondom analfabetisme? ( SIRE ‘wie dit niet kan lezen is niet gek’ en landelijk telefoonnummer 0800-0234444)
·
Wat vond u van deze campagne(s)?
In november van 2004 heeft er op het Noorderpoortcollege een startconferentie plaatsgevonden die door Prinses Laurentien is geopend. Daar zijn onder andere verschillende welzijnsinstellingen voor uitgenodigd. · ·
Is daar iemand van uw instelling naar toe geweest en zo ja wie? Zo nee, waarom niet? Op wat voor manier is de aanwezigheid bij deze bijeenkomst teruggekoppeld binnen de instelling?
Naar aanleiding van deze startconferentie is het Noorderpoortcollege, in samenwerking met de gemeente, een campagne gestart; ‘campagne alfabetisering’ ·
In hoeverre bent u bekend met deze regionale voorlichtingscampagne? (flyers, posters)
·
Heeft deze instelling de informatiemap ontvangen? (deze overhandigen)
·
Wat vond u van deze regionale voorlichtingscampagne ?
Ik wil u graag enkele vragen stellen die met analfabetisme te maken hebben. Om erachter te komen of de voorlichtingscampagnes hebben bijgedragen aan een bewustwording of vergroting daarvan rondom analfabetisme wil ik graag eerst praten over uw ervaringen met analfabetisme voordat de campagnes zijn gestart. Vervolgens zou ik graag enkele vragen stellen over uw ervaringen rondom analfabetisme na de start van de campagnes. Analfabetisme Voor de voorlichtingscampagne · Wat zei het begrip (functioneel) analfabetisme u en hoe was uw beeldvorming? · Wat voor voorstelling had u van de problematiek? Na de voorlichtingscampagne · Wat zegt het begrip (functioneel) analfabetisme u en hoe is uw beeldvorming? · Hoe beleeft u de problematiek waarmee deze mensen te maken hebben? Awareness Voor de voorlichtingscampagne · Zijn er cliënten binnen uw instelling waar u van wist dat zij niet goed konden lezen en/of schrijven, of waar u het vermoeden van had? · Hoe werd daarmee omgegaan wanneer dit bekend was of wanneer het vermoeden bestond dat een cliënt niet goed kon lezen en/of schrijven? · Op wat voor manier werd een cliënt begeleid? Na de voorlichtingscampagne · Bent u alert(er) op de aanwezigheid van mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven? Zo ja, hoe? Zo nee, waardoor zou dat kunnen komen? · Zijn er cliënten binnen uw instelling waarvan u weet dat zij niet goed kunnen lezen en/of schrijven of waar u het vermoeden bij heeft? · Hoe wordt er nu mee omgegaan wanneer dit bekend is of het vermoeden bestaat dat iemand niet goed kan lezen en/of schrijven? · Merkt u bij de cliënten die niet goed kunnen lezen en/of schrijven, of waarbij u het vermoeden heeft, bepaald gedrag waarmee ze dit proberen te verbergen? Bekendheid Noorderpoortcollege · ·
Was u bekend met het Noorderpoortcollege in Hoogezand en het cursusaanbod voor mensen die niet goed konden lezen en/of schrijven? Had uw instelling contact met bepaalde personen binnen het Noorderpoortcollege, mogelijk voor andere projecten? Zo ja, wie?
Stimulering ·
Over het algemeen gesproken, in hoeverre heeft de voorlichtingscampagne bijgedragen aan uw motivatie tot stimulering van cliënten om deel te nemen aan de cursus ‘beter leren lezen en schrijven’?
·
Op wat voor manier zou u cliënten kunnen stimuleren om deel te nemen aan de cursus ‘beter leren lezen en schrijven’?
Werving · ·
Ziet u een rol weggelegd voor het werven van mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven, binnen uw instelling? Zo ja, op wat voor manier?
Zo nee, waarom niet en bij wie wel?
Verantwoordelijkheid · ·
Is er volgens u een verantwoordelijkheid weggelegd voor welzijnsinstellingen om zich te ‘bemoeien’ met cliënten die niet goed kunnen lezen en/of schrijven? Zo ja, op wat voor manier?
Zo nee, waarom niet?
Belangen
·
Wat denkt u dat het nut kan zijn voor de instelling wanneer cliënten een cursus volgen om beter te leren lezen en/of schrijven?
Positie in de samenleving ·
In de media wordt veelal gesproken over een toenemende kenniseconomie. Mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven bevinden zich vaak in de lagere sociale klassen en hebben vaak een uitkering. Hoe ervaart u de sociale positie van cliënten die niet goed kunnen lezen en/of schrijven binnen u instelling?
Toekomst ·
Ziet u een rol voor uzelf in de toekomst weggelegd met betrekking tot werving van functioneel analfabeten om deel te nemen aan de lessen?
·
Hoe denkt u de functioneel analfabeten binnen de instelling te kunnen benaderen?
Afsluiting · ·
Bedanken voor deelname aan het interview Nogmaals uitleggen dat het interview verwerkt wordt in het onderzoek
· ·
Afspraak maken over contact wanneer er nog vragen zijn Afspraak maken over toezenden van het uitgewerkte interview
Interviewleidraad
ANBO
Onderzoek · · · ·
Doel van het onderzoek (algemeen en plaats in het onderzoek) Verloop van het interview Naam van de instelling (mag deze genoemd worden?) Taperecorder en aantekeningen
Kennismaking · ·
Wat voor vereniging? Wat is uw functie binnen deze vereniging?
Voorlichtingscampagne (inleidend) ·
In hoeverre bent u bekend met de landelijke campagne rondom analfabetisme? ( SIRE ‘wie dit niet kan lezen is niet gek’ en landelijk telefoonnummer 0800-0234444)
·
Wat vond u van deze campagne(s)?
In november van 2004 heeft er op het Noorderpoortcollege een startconferentie plaatsgevonden die door Prinses Laurentien is geopend. Daar zijn onder andere verschillende welzijnsinstellingen en bedrijven voor uitgenodigd. · ·
Is daar iemand van de ANBO naar toe geweest en zo ja wie? Zo nee, waarom niet? Op wat voor manier is de aanwezigheid bij deze bijeenkomst teruggekoppeld binnen de ANBO?
Naar aanleiding van deze startconferentie is het Noorderpoortcollege, in samenwerking met de gemeente, een campagne gestart; ‘campagne alfabetisering’ ·
In hoeverre bent u bekend met deze regionale voorlichtingscampagne? (flyers, posters)
·
Heeft de vereniging de informatiemap ontvangen? (deze overhandigen)
·
Wat vond u van deze regionale voorlichtingscampagne ?
Ik wil u graag enkele vragen stellen die met analfabetisme te maken hebben. Om erachter te komen of de voorlichtingscampagnes hebben bijgedragen aan een bewustwording of vergroting daarvan rondom analfabetisme wil ik graag eerst praten over uw ervaringen met analfabetisme voordat de campagnes zijn gestart. Vervolgens zou ik graag enkele vragen stellen over uw ervaringen rondom analfabetisme na de start van de campagnes. Analfabetisme Voor de voorlichtingscampagne · Wat zei het begrip (functioneel) analfabetisme u en hoe was uw beeldvorming? · Wat voor voorstelling had u van de problematiek? Na de voorlichtingscampagne · Wat zegt het begrip (functioneel) analfabetisme u nu en hoe is uw beeldvorming? · Hoe beleeft u de problematiek waarmee deze mensen te maken hebben? Awareness Voor de voorlichtingscampagne · In hoeverre was functioneel analfabetisme terug te vinden bij leden van de ANBO? · Waren er leden bij de ANBO waarvan u wist dat zij niet goed konden lezen en/of schrijven of waar u het vermoeden bij had? · Hoe was dit te merken? · Hoe werd daarmee omgegaan wanneer dit bekend was of wanneer het vermoeden bestond dat een lid niet goed kon lezen en/of schrijven? · Werd er aandacht aan deze doelgroep geschonken binnen de ANBO? ·
Zo ja, op welke wijze?
Zo nee, waarom niet?
Na de voorlichtingscampagne · Bent u alert(er) op de aanwezigheid van mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven? Zo ja, hoe? Zo nee, waardoor zou dat kunnen komen? · Zijn er leden bij de ANBO waarvan u weet dat zij niet goed kunnen lezen en/of schrijven of waar u het vermoeden van heeft? · Hoe is dit te merken? (coping) · Hoe wordt ermee omgegaan wanneer dit bekend is of wanneer het vermoeden bestaat dat een lid niet goed kan lezen en/of schrijven? · Wordt er aandacht aan deze doelgroep geschonken binnen de ANBO? ·
Zo ja, op welke wijze?
Zo nee, waarom niet?
Bekendheid Noorderpoortcollege · ·
Was u bekend met het Noorderpoortcollege in Hoogezand en het cursusaanbod voor mensen die niet goed konden lezen en/of schrijven? Had uw vereniging contact met bepaalde personen binnen het Noorderpoortcollege, mogelijk voor andere projecten? Zo ja, wie?
Stimulering · ·
Over het algemeen gesproken, in hoeverre heeft de voorlichtingscampagne bijgedragen aan uw motivatie tot stimulering van leden om deel te nemen aan de cursus? Op wat voor manier zou u leden kunnen stimuleren om deel te nemen aan een cursus ‘beter leren lezen en schrijven’?
Werving · ·
Ziet u voor de ANBO een rol weggelegd voor het werven van mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven? Zo ja, op wat voor manier?
Zo nee, waarom niet en bij wie wel?
Verantwoordelijkheid · ·
Is er volgens u een verantwoordelijkheid weggelegd voor de ANBO om zich te ‘bemoeien’ met leden die niet goed kunnen lezen en/of schrijven? Zo ja, op wat voor manier?
Zo nee, waarom niet?
Belangen ·
Wat denkt u dat het nut kan zijn voor de ANBO wanneer leden een cursus volgen om beter te leren lezen en/of schrijven?
Positie in de samenleving ·
In de media wordt veelal gesproken over een toenemende kenniseconomie. Mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven bevinden zich vaak in de lagere sociale klassen en hebben vaak een uitkering. Hoe ervaart u de sociale positie van leden die niet goed kunnen lezen en/of schrijven bij de ANBO?
Toekomst ·
Ziet u in de toekomst een rol voor uzelf, of voor de ANBO als vereniging, weggelegd met betrekking tot werving van functioneel analfabeten om deel te nemen aan de lessen?
·
Hoe denkt u de functioneel analfabeten binnen de ANBO te kunnen benaderen?
Afsluiting · · · ·
Bedanken voor deelname aan het interview Nogmaals uitleggen dat het interview verwerkt wordt in het onderzoek Afspraak maken over contact wanneer er nog vragen zijn Afspraak maken over toezenden van het uitgewerkte interview
Interviewleidraad
Openbare Bibliotheek
Onderzoek · · · ·
Doel van het onderzoek (algemeen en plaats in het onderzoek) Verloop van het interview Naam van de instelling Taperecorder en aantekeningen
Kennismaking · ·
Wat voor instelling? (welke doelgroepen) Functieomschrijving geïnterviewde
Voorlichtingscampagne (inleidend) ·
In hoeverre bent u bekend met de landelijke campagne rondom analfabetisme? ( SIRE ‘wie dit niet kan lezen is niet gek’ en landelijk telefoonnummer 0800-0234444)
·
Wat vond u van deze campagne(s)?
In november van 2004 heeft er op het Noorderpoortcollege een startconferentie plaatsgevonden die door Prinses Laurentien is geopend. Daar zijn onder andere verschillende welzijnsinstellingen voor uitgenodigd. · ·
Is daar iemand van uw instelling naar toe geweest en zo ja wie? Zo nee, waarom niet? Op wat voor manier is de aanwezigheid bij deze bijeenkomst teruggekoppeld binnen de instelling?
Naar aanleiding van deze startconferentie is het Noorderpoortcollege, in samenwerking met de gemeente, een campagne gestart; ‘campagne alfabetisering’ ·
In hoeverre bent u bekend met deze regionale voorlichtingscampagne? (flyers, posters)
·
Heeft deze instelling de informatiemap ontvangen? (deze overhandigen)
·
Wat vond u van deze regionale voorlichtingscampagne ?
Vereniging Openbare Bibliotheken · · ·
In hoeverre bent u bekend met de Landelijke Vereniging Openbare Bibliotheken? Zo ja, wat houdt uw contact met deze vereniging in? Zo nee, hoe zou dit komen en is het contact iets voor de toekomst?
Ik wil u graag enkele vragen stellen die met analfabetisme te maken hebben. Om erachter te komen of de voorlichtingscampagnes hebben bijgedragen aan een bewustwording of vergroting daarvan rondom analfabetisme wil ik graag eerst praten over uw ervaringen met analfabetisme voordat de campagnes zijn gestart. Vervolgens zou ik graag enkele vragen stellen over uw ervaringen rondom analfabetisme na de start van de campagnes. Analfabetisme Voor de voorlichtingscampagne · Wat zei het begrip (functioneel) analfabetisme u en hoe was uw beeldvorming? · Wat voor voorstelling had u van de problematiek? Na de voorlichtingscampagne · Wat zegt het begrip (functioneel) analfabetisme u en hoe is uw beeldvorming? · Hoe beleeft u de problematiek waarmee deze mensen te maken hebben? Bekendheid Noorderpoortcollege · ·
Was u bekend met het Noorderpoortcollege in Hoogezand en het cursusaanbod voor mensen die niet goed konden lezen en/of schrijven? Had uw instelling contact met bepaalde personen binnen het Noorderpoortcollege, mogelijk voor andere projecten? Zo ja, wie?
Stimulering · ·
Over het algemeen gesproken, in hoeverre heeft de voorlichtingscampagne bijgedragen aan uw motivatie tot stimulering van bezoekers om deel te nemen aan de cursussen? Op wat voor manier zou u bezoekers kunnen stimuleren om deel te nemen aan de cursus ‘beter leren lezen en schrijven’?
Werving ·
Op welke wijze zou de bibliotheek kunnen bijdragen aan de drempelverlagende werking voor mensen die niet goed kunnen lezen en schijven?
·
Ziet u een rol weggelegd voor het werven van mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven, binnen uw instelling?
·
Zo ja, op wat voor manier?
Zo nee, waarom niet en bij wie wel?
Verantwoordelijkheid · ·
Is er volgens u een verantwoordelijkheid weggelegd voor de bibliotheek om zich te ‘bemoeien’ met bezoekers die niet goed kunnen lezen en/of schrijven? Zo ja, op wat voor manier?
Zo nee, waarom niet?
Belangen
·
Wat denkt u dat het nut kan zijn voor de instelling wanneer bezoekers een cursus volgen om beter te leren lezen en/of schrijven?
Positie in de samenleving ·
In de media wordt veelal gesproken over een toenemende kenniseconomie. Mensen die niet goed kunnen lezen en/of schrijven bevinden zich vaak in de lagere sociale klassen en hebben vaak een uitkering. Hoe ervaart u de sociale positie van bezoekers die niet goed kunnen lezen en/of schrijven binnen u instelling?
Toekomst ·
Ziet u een rol voor uzelf in de toekomst weggelegd met betrekking tot werving van functioneel analfabeten om deel te nemen aan de lessen?
·
Hoe denkt u de functioneel analfabeten binnen de instelling te kunnen benaderen?
Afsluiting · · · ·
Bedanken voor deelname aan het interview Nogmaals uitleggen dat het interview verwerkt wordt in het onderzoek Afspraak maken over contact wanneer er nog vragen zijn Afspraak maken over toezenden van het uitgewerkte interview
Bijlage II Schema thema’s toeleiders/schematische weergave resultaten Schema: Thema’s en labels resultaten Toeleiders Thema
Label 1
Bedrijf/Instelling Bedrijf Voorlichtingscampagne
Nationaal
Label 2
Label 3
Instelling
Bedrijfscultuur
(Functioneel analfabetisme)
Bekendheid NPC en NT-1
Label 4
Label 5
Regionaal Awareness
Signalering
Coping
Werving
Verantwoorde- Bereiken van lijkheid de doelgroep
Stimulering Deelname NT1
Belangen Toekomst
Thema Bedrijf / Instelling
Label 1
Bedrijf
Trio Bedrijven -Sociale werkplaats -Veel handwerk -LBO/ VSO/ZMLK -Daarnaast werknemers zonder afgeronde opleiding -Vaak meerdere problemen -Laag opgeleid/lager bevattingsvermogen -Psychische handicaps/ weinig ambitie -Zowel handwerk als automatisering Kappa -Voornamelijk LBO/LBO plus -Lager opgeleid/ meerdere problematieken maar niet overheersend -Zuivelbedrijf Bedrijf X -Sinds 2 jaar geautomatiseerd werk (zelfsturend) -Voornamelijk LBO / LBO plus -Daarnaast grote groep zonder afgeronde opleiding -Geen zicht op de leefsituatie van de werknemers
Label 2
Instelling
Prisma
Openbare Bibliotheek
-Jongerenwerk, ouderenwerk, buurtwerk, -Allochtonen en autochtonen -Verschillende SE omstandigheden; voornamelijk midden en lager -Afdeling Multicultureel, in mindere mate te maken met autochtonen. -Verschillende SE omstandigheden; voornamelijk midden en lager -Groot aantal cliënten afhankelijk van een uitkering (WwB, AOW, WAO en Wajong) -Daarnaast loondienst en zelfstandig ondernemers (mindere mate) -Zeer diverse problematiek -Leden zijn 50 jaar en ouder -Zeer verschillende SE omstandigheden -Cliënten zijn afhankelijk van een uitkering -Bevinden zich in verschillende fasen en sociaal economische omstandigheden -30 procent van de inwoners van de gemeente HS is lid van de bieb -Voornamelijk mensen uit de lage middenklasse
Label 3
Bedrijfscultuur
Trio Bedrijven
-Productontwikkeling en persoonsontwikkeling -Omgang op de werkvloer redelijk direct -Vertrouwen bij leidinggevenden -Functioneringsgesprekken en P.O.P gesprekken -Stimulerend in het volgen van cursussen op vakgebied -Productontwikkeling en persoonsontwikkeling -Leidend in kennis en kwaliteit -Omgang op de werkvloer redelijk direct en bot -Vertrouwen bij leidinggevenden -Functioneringsgesprekken en P.O.P gesprekken -Stimulerend in het volgen van cursussen op vakgebied -Functioneringsgesprekken en P.O.P gesprekken -Leren van elkaar -Op de werkvloer open, eerlijk, sociaal -Stimulerend in volgen van cursussen op vakgebied
Humanitas Stichting Noordermaat
ANBO Sociale Zaken en Werk
Kappa
Bedrijf X
Thema: Voorlichtingscampagne Bedrijven Label 1
Nationaal
Regionaal
Trio Bedrijven Op de hoogte
Kappa Bedrijf X
-Aanwezig bij startconferentie -Werknemers naar cursus (voor campagne niet) -Op de hoogte van materiaal Op de hoogte -Op de hoogte van startconferentie door artikel in krant -Kappa niet aanwezig of uitgenodigd -Verdere campagne niet bekend Niet op de hoogte -Niet op de hoogte
Instellingen Label 1
Nationaal
Regionaal
Prisma
Op de hoogte
Humanitas
Niet op de hoogte
Stichting Noordermaat
Op de hoogte
Sociale Zaken en Werk
Op de hoogte
ANBO
Op de hoogte
Openbare Bibliotheek
Niet op de hoogte
-Op de hoogte -Bekend met materiaal; ligt ook in de instelling -Niet naar toe geweest; reden prioriteit -Naar de startconferentie geweest. -Bekend met materiaal; door de conferentie -Liggen folders in de instelling voor taallessen bij NPC -Op de hoogte van de startconferentie; waarschijnlijk niet iemand naar toe geweest -Niet bekend met de verdere campagne en materiaal -Op de hoogte van de startconferentie; niemand naar toe geweest; prioriteit -Bekend met verdere campagne en materiaal; ligt ook bij de balie -Op de hoogte van de startconferentie en zelf aanwezig geweest. -Bekend met materiaal door aanwezigheid bij conferentie -Op de hoogte en aanwezig geweest bij de conferentie. -Verdere campagne en materiaal bekend door aanwezigheid conferentie -Poster hangt in de Bieb
Bedrijven Label 2
Functioneel analfabetisme
Trio Bedrijven -Bekend met problematiek -Voorbeelden uit praktijk Kappa
-Bekend met problematiek -Voorbeelden uit de praktijk
Bedrijf X
-Bekend met problematiek -Voorbeelden uit de praktijk
Welzijn Label 2
Functioneel analfabetisme
Prisma
-Bekend; in het verleden met sociaal cultureel werk mee te maken gehad -Opmerkingen over oorzaak -In mindere mate bekend met problematiek -Opmerkingen over oorzaak -Bekend: ouders waren functioneel analfabeet. Daarnaast beroepshalve sinds jaren ‘80 actief in het opzetten van alfabetiseringsprojecten -Voorbeelden uit de praktijk -Opmerkingen over oorzaken -Bekend met analfabetisme. -Functioneel analfabetisme complexer -Bekend; door werk verleden regelmatig tegen gekomen (sociale dienst) -Voorbeelden uit de praktijk -Bekend met problematiek in mindere mate
Humanitas Stichting Noordermaat Sociale zaken en Werk ANBO Openbare Bibliotheek
Bedrijven Label 3
Bekendheid NPC/NT-1
Trio Bedrijven
-Bekend met NPC en NT-1 aanbod -Werknemers al naar taal/rekenen en computercursussen -Bekend met NPC en NT-1 aanbod -Werknemer in het verleden verwezen -Bekend met NPC in Groningen! -Niet met NT-1 aanbod, door collega op geattendeerd n.a.v. krantenartikel in HS -Werknemers naar computercursussen in verleden
Kappa Bedrijf X
Welzijn Label 3
Bekendheid NPC/NT-1
Prisma
-Bekend met NPC en NT-1 cursusaanbod -Samenwerking door andere projecten
Humanitas
-Bekend met NPC en NT-1 cursusaanbod -Samenwerking door andere projecten -Bekend met NPC en NT-1 cursusaanbod -Samenwerking door andere projecten -Bekend met NPC en NT-1 cursusaanbod -Bekend met NPC en NT-1 cursusaanbod -Bekend met NPC en NT-1 cursusaanbod -Samenwerking door ander project (rondleiding als onderdeel NT-1 cursus)
Stichting Noordermaat Sociale Zaken en Werk ANBO Openbare Bibliotheek
Thema: Awareness Bedrijven Label 1
Signalering
Trio Bedrijven
-Voor de campagne al bekend dat er werknemers niet goed kunnen lezen en schrijven -Niet extra alert op; persoon komt er zelf mee (algehele houding dat men zelf hulp vraagt wanneer nodig) -P.O.P gesprekken en functioneringsgesprekken manier voor signalering -Door vertrouwen leidinggevende ruimte voor werknemer om aan te geven niet goed te kunnen lezen en schrijven -Na startconferentie aangekaart op de werkvloer bij leidinggevenden hier op te letten -Alerter na campagne -Zelf alerter, maar niet door campagne. Leidinggevende op de werkvloer had het idee dat er werknemers niet helemaal mee konden komen. -----Ontwikkelingsgesprekken plaatsgevonden. Vermoeden dat zal blijken dat er werknemers niet (goed) kunnen lezen en schrijven -P.O.P gesprekken en functioneringsgesprekken manier voor signalering Vertrouwensband tussen werknemer en leidinggevenden -Door open sfeer gelegenheid om aan te geven moeite te hebben met lezen en schrijven. Is in het verleden ook gebruik van gemaakt. Werknemers zijn zelf naar voren gestapt en cursus gevolgd -P.O.P gesprekken en functioneringsgesprekken manier voor signalering -Vermoeden bij 2 werknemers vanwege alleen basisschool -Niet alerter na campagne
Kappa
Bedrijf X
Welzijn Label 1
Signalering
Prisma
-Voor de campagne werden cliënten al verwezen naar NPC en NT-1 -Niet specifiek mee bezig maar verwijzen wanneer nodig -Zouden specifieker gericht zijn op signalering wanneer het in het takenpakket zit -Vaak verborgen in een andere hulpvraag, daar alert op zijn -Van mening dat collega’s een goede signalerende functie hebben -Noemt nog kenmerken van functioneel analfabetisme -Na de startconferentie wel iets alerter maar niet genoeg kennis van mogelijke signalen -Weinig te maken met autochtonen -Wel speciale dienst waarbij cliënten geholpen worden met het invullen van papierwerk. Veel animo, zowel autochtoon als allochtoon (vaak laag opgeleid en rondkomen van minimum)
Humanitas
Stichting Noordermaat
ANBO
Sociale Zaken en Werk
Openbare Bibliotheek
-Veel ervaring mee -Voorzichtig en eerlijk benaderen -Van belang aan te geven dat er geen sprake is van dwang -Functioneel analfabeten komen vaak met een andere hulpvraag waar analfabetisme in verborgen is. -Als hulpverlener van belang bewust te zijn van de mogelijkheid van analfabetisme -Gevoel voor hebben; niet alle hulpverleners hebben de problematiek altijd voor ogen/paraat -Altijd alert geweest, ook in vorig werk. -Zegt er een gevoel voor te ‘moeten’hebben -Zelf in het bestuur daarom moeilijk om te signalen bij leden -Vrijwilligers waarschijnlijk niet even goed op de hoogte van signalen en wat te doen wanneer het voorkomt -Wel speciale dienst om mensen te ondersteunen bij het invullen van de belastingpapieren. Mogelijk dat hier ook mensen komen die niet goed kunnen lezen en schrijven -Geeft aan dat consulenten hier niet specifiek op letten. Hangt van de instelling van de consulent af of iemand eruit wordt gelicht -Op de hoogte van de cursus en zouden doorverwijzen maar komt weinig tot niet voor -Niet van bewust dat het nog veel voorkomt en ook bij hun cliënten -Wel het idee dat zij een belangrijke rol kunnen vervullen -Komen alleen mensen die kunnen lezen -Spelen pas een rol wanneer mensen voor boeken etc. komen
Bedrijven Label 2
Coping
Trio Bedrijven
-Werknemers waarbij blijkt dat zij niet goed kunnen lezen en schrijven opvallend goed verborgen gehouden -Door veel handmatig werk niet opvallend -Collega’s helpen elkaar -Smoesjes om thuis iets in te vullen -Werknemers waarbij blijkt dat zij niet goed kunnen lezen en schrijven opvallend goed verborgen gehouden -Smoesjes om thuis iets in de vullen (voorbeeld van) -Wanneer het uitkomt blijkt men thuis veel hulp te krijgen, bv. echtgenote
Kappa
Bedrijf X
-Werknemer heeft zelf vanaf de eerste dag aangegeven niet te kunnen lezen en schrijven. -Altijd geholpen door collega’s; niemand maakte er een probleem van
Welzijn Label 2
Coping
Prisma
-Mensen hebben vaak een erg goed geheugen -Smoesjes gebruiken -Komen het zelden tegen,daardoor niet bewust van de copingstrategieën -Smoesjes -Andere hulpvraag -Mensen hebben goed geheugen -Smoesjes -Mensen hebben goed geheugen -Niet op in gegaan
Humanitas Stichting Noordermaat ANBO Sociale Zaken en Werk Openbare Bibliotheek
-Niet op ingegaan
Thema: Werven Bedrijven Label 1
Verantwoordelijkheid
Trio Bedrijven
-Gedeelde verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer maar leren lezen en schrijven is ook voor privé. Daardoor nu in eigen tijd. Na laten zien van motivatie mogelijk in werktijd -P.O.P gesprekken en functioneringsgesprekken -Door doelstelling bedrijf ook een verantwoordelijkheid t.o.v. leren lezen en schrijven. Bijdrage aan ontwikkeling werknemer, zowel persoonlijk als in het werk -Verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van product en persoon. Daardoor ook voor leren lezen en schrijven.
Kappa
Bedrijf X
Welzijn Label 1
Verantwoordelijkheid
Prisma
-Momenteel geen verantwoordelijkheid -Zouden ze opdracht krijgen tot werven dan wel verantwoordelijk -Wanneer het een maatschappelijke vraag is
Humanitas
Stichting Noordermaat
ANBO
Sociale Zaken en Werk Openbare Bibliotheek
-Gedeelde verantwoordelijkheid met cliënt -Cliënt mag zich niet verplicht voelen om deel te nemen aan een cursus -Instelling deels wel verantwoordelijk voor signaleren en begeleiden van deze mensen -Wel verantwoordelijk want organisatie komt op voor de belangen van de leden. -Geeft aan dat door problematiek mensen in sociaal isolement kunnen verkeren daarom verantwoording voor ANBO mensen te ondersteunen -Wel verantwoordelijk maar bij andere afdeling (Onderwijs). -Geen directe verantwoordelijkheid -Tweedelijn; wanneer mensen kunnen lezen dan daar verder zorg voor dragen
Bedrijven Label 2
Bereiken van de doelgroep
Trio Bedrijven
-Voorzichtigheid -Vertrouwensband -P.O.P gesprekken / functioneringsgesprekken -Voorzichtigheid -Vertrouwensband -P.O.P. gesprekken / Functioneringsgesprekken -Voorzichtigheid -Vertrouwensband -P.O.P gesprekken / functioneringsgesprekken
Kappa Graphic Board Bedrijf X
Welzijn Label 2
Bereiken van de doelgroep
Prisma
-Systematisch te werk gaan -Persoonlijk contact (mensen uit de wijk) -Weinig signalerende kennis om iets te zeggen over bereiken van doelgroep -Voorzichtig en eerlijk in benaderen -Cliënt laten beslissen; geen dwang -Verschillende middelen, mensen uit de wijk en toeleiders betrekken -Persoonlijke benadering -Lief en Leed Potje -Weinig signalerende kennis -Moeilijk om aan te geven; weinig kennis van signalen om iets te zeggen over bereiken -Consulenten zouden eerst geïnformeerd moeten worden -Moeilijk om aan te geven; weinig kennis van signalen om iets te zeggen over bereiken
Humanitas Stichting Noordermaat ANBO Sociale Zaken en Werk Openbare Bibliotheek
Bedrijven Label 3
Stimulering deelname NT-1
Trio Bedrijven
-(Gedeeltelijke) betaling kosten cursus -Leidinggevenden op de werkvloer benaderen werknemers en praten over de voordelen van cursus. -Betaling kosten cursus, vrij krijgen van werk om deel te nemen. -Stimulering vindt bij andere cursussen al plaats door regelingen met exameninstellingen voor mondelinge tentamens, wanneer nodig -Door de ontwikkelingsgesprekken (hoe gaat het met je werknemer) -Betaling kosten cursus -Onder werktijd deelname aan cursus mogelijk met doorbetaling van loon -Stimulering door ‘leercultuur’
Kappa
Bedrijf X
Welzijn Label 3
Stimulering deelname NT- 1
Prisma
-Om te stimuleren van belang bij de leervraag van de cliënt te blijven -Houdt inzicht in van de leefsituatie van de cliënt (dagdelen van lessen, manier waarop er wordt les gegeven) -Stimuleringsfonds -Rekening houden met de leefsituatie van de cliënten (dagdelen van de lessen) -Intensiever lessen kunnen volgen -Belangrijk dat een cliënt zelf wil en gemotiveerd is -Daarnaast moet je als hulpverlener goed op de hoogte zijn van de problematiek, de mogelijkheden om mensen te begeleiden, wil je ze stimuleren -Mensen als geheel zien, niet alleen als iemand die niet goed kan lezen en schrijven; in waarden laten -Bij financiële barrière; stimuleringsfonds -Niet mogelijk op te nemen in de intake mensen komen soms maar heel kort, teveel rompslomp; komt aan op de expertise van hulpverleners -Moeilijk om aan te geven. Wil je mensen bereiken dan is dat tijdens activiteiten. Daarvoor dienen mensen zich vaak schriftelijk voor aan te melden. Komen mensen dan wel die niet goed kunnen lezen en schrijven.. -Lastig aan te geven aangezien ze weinig tot niet maken krijgen met mensen die niet goed kunnen lezen en schrijven -Moeilijk aan te geven omdat mensen die niet goed kunnen lezen en schrijven waarschijnlijk niet naar de bieb komen
Humanitas
Stichting Noordermaat
ANBO Sociale Zaken en Werk Openbare Bibliotheek
Bedrijven Label 4
Belangen
Trio Bedrijven
-Belang voor zowel voor werknemer als bedrijf. Doel is uiteindelijk door te kunnen stromen naar de vrije markt. Nieuwe arbeidsplekken voor werkgever en verdere ontwikkeling werknemer -Kenniseconomie -Belang voor beiden. Persoonsontwikkeling werknemer leidt tot beter functionerende werknemer, goed voor bedrijf (kwaliteit en kennis) -Kenniseconomie -Belang voor beiden. Persoonsontwikkeling werknemer leidt tot beter functionerende werknemer, goed voor bedrijf
Kappa
Anoniem
Welzijn Label 4
Belangen
Prisma Humanitas Stichting Noordermaat
-Belang vooral bij de cliënt. Versterking SE positie -Belang vooral bij de cliënt. Versterking SE positie -Belang vooral bij de cliënt. Versterking SE positie -Instelling; gehoor gegeven te hebben aan de hulpvraag van de cliënt (idealistisch) -Belang voornamelijk bij het lid. Versterking SE positie
ANBO Sociale Zaken en Werk Openbare Bibliotheek
-Niet behandeld -Niet behandeld
Bedrijven Label 5
Toekomst
Trio Bedrijven
-Wanneer cursus niet meer gratis is dan zal Trio waarschijnlijk kosten betalen -Alertheid blijft, zo ook doorverwijzen naar NPC -Evaluatie van ontwikkelingsgesprekken. Vermoeden dat er werknemers zijn die niet goed kunnen lezen en schrijven. -Zal aandacht worden besteed aan NT-1 cursus -Blijven alert op het probleem; herhaling belangrijk -Blijven alert op het probleem -Geeft aan dat bedrijven gerichte informatie moeten krijgen anders verliest het de aandacht; herhaling belangrijk
Kappa
Bedrijf X
Welzijn Label 5
Toekomst
Prisma Humanitas
-Daarnaast blijven verwijzen -Meer bewust worden signalen -Daarnaast blijven verwijzen -Samenwerking tussen instanties, met contactpersonen die gevoelsmatig verbonden voelen -Campagnes blijven herhalen; herhaling boekt resultaat -Daarnaast blijven verwijzen -Vrijwilligers en leden bewustmaken en op de hoogte stellen (door middel van workshops) -Consulenten inlichten over signalering en kenmerken -Daarnaast blijven verwijzen wanneer mogelijk -Rondleidingen blijven geven -Mogelijk koppelen aan een lidmaatschap -Tijdens de NT-1 cursus deelnemers regelmatig opdrachtjes uit laten voeren in de bieb; vertrouwd raken
Stichting Noordermaat ANBO Sociale Zaken en Werk Openbare Bibliotheek
Bijlage III
Vragenlijst voor deelnemers van cursus ‘beter leren lezen en schrijven’ Deze vragenlijst bestaat uit 44 vragen. De vragen gaan over verschillende onderwerpen die te maken hebben met beter leren lezen en schrijven. Bij iedere vraag kan er een keuze gemaakt worden uit verschillende antwoorden. Bij sommige vragen kunnen er meerdere antwoorden aangekruist worden. Dit staat dan bij de vraag aangegeven. Kennismaking
Wie bent u? 1. Bent u ….… a) Man b) Vrouw 2. Hoe oud bent u?
……………… 3. Waar woont u? a) b) c) d)
Hoogezand Sappemeer Slochteren Anders, namelijk …………………
Gezin vroeger 4. Door wie bent u opgevoed? a) Vader en moeder b) Alleen vader of moeder c) Anders, namelijk…………………. 5. Wat was het beroep van uw vader? ………………………………………
6. Wat was het beroep van uw moeder? …………………………………………
Gezin nu 7. Bent u: 0 0 0 0 0 0
Getrouwd Samenwonend Gescheiden Niet getrouwd Alleenwonend Alleenstaande ouder
8. Heeft u kinderen? a) Nee b) Ja, ik heb ….. kind(eren)
Werk 9. Heeft u betaald werk? a) Nee (ga naar vraag 11) b) Ja, ik werk als……….………………………………………… (ga naar vraag 10) 10. Hoe heet het bedrijf waar u betaald werk doet? …………………………………………………………………… … 11. Heeft u betaald werk gehad? a) Nee b) Ja, bij mijn laatste baan werkte ik als ……………………………
12. Werkt u als vrijwilliger? a) Nee b) Ja, ik werk als……………………………………………………..
13. Krijgt u uw inkomsten uit: (kruis het antwoord aan dat het meest bij u past) a) b) c) d) e) f)
Loon WW (Werkeloosheidswet) WwB (Wet werk en Bijstand / Bijstandsuitkering) AOW (Algemene Ouderdomswet) WAO (Wet op de Arbeidsongeschiktheid verzekering) Inkomen van partner g) Anders, namelijk………………………………………..
School, opleiding 14. Bent u naar de basisschool geweest? a) Nee b) Ja c) Ik heb speciaal onderwijs gehad (bv. L.O.M.of M.L.K.)
15. Heeft u de basisschool of het speciaal onderwijs afgemaakt? a) Nee (ga door naar vraag 16) b) Ja (ga door naar vraag 17)
16. Wat was de reden dat u de basisschool of het speciaal onderwijs niet heeft afgemaakt? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0 0 0
Ik moest thuisblijven om voor een ziek familielid te zorgen Ik moest thuisblijven omdat ik zelf ziek was Ik moest thuisblijven om voor het gezin en huishouden te zorgen Er was geen geld voor school School was niet belangrijk Ik vond het te moeilijk op school Anders, namelijk…………………………………………………
17. Heeft u na de basisschool of het speciaal onderwijs een opleiding gevolgd of gehad? a) Nee (ga naar vraag 18) b) Ja (ga naar vraag 19)
18.Waarom heeft u na de basisschool of het speciaal onderwijs geen andere opleiding gedaan? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Geen zin in Ik moest werken Ik wilde werken Er was geen geld voor Ik moest thuisblijven om voor een ziek familielid te zorgen Ik moest thuisblijven omdat ik zelf ziek was Ik moest thuisblijven om voor het gezin en huishouden te zorgen School was niets voor mij Anders, namelijk…………………………………………………
19. Hoe vond u het vroeger op school? a) b) c) d) e)
Heel leuk Leuk Gewoon Niet leuk Helemaal niet leuk
20. Welke opleiding(en) heeft u gedaan na de basisschool of het speciaal onderwijs? …………………………………………………………………………………….
Voorlichtingscampagne 21. Kent u het televisiespotje van SIRE ‘wie dit niet kan lezen is niet gek’? Dit spotje gaat over mensen die niet goed kunnen lezen en schrijven a) Nee b) Ja
22. Kent u het landelijke telefoonnummer dat u kunt bellen als u informatie wilt over een cursus om beter te leren lezen en schrijven? a) Nee (ga naar vraag 24) b) Ja (ga naar vraag 23)
23. Hoe weet u dat het landelijk telefoonnummer bestaat? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0 0 0
Televisie Krant Tijdschrift Radio Vrienden/familie (Vrijwilligers)werk Anders, namelijk……………………………………….
In November 2004 is Prinses Laurentien op het Noorderpoortcollege (NPC) geweest om wat te vertellen over hoe belangrijk het is om te leren lezen en schrijven. Daarna heeft het Noorderpoortcollege op verschillende manieren in Hoogezand-Sappemeer reclame gemaakt over de cursus die u nu volgt. De volgende vragen gaan daarover. 24. Wat voor reclame heeft u gezien? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0
Poster ‘beter leren lezen en schrijven’ (poster met een half gezicht en tekst erop) Flyer ‘beter leren lezen en schrijven’ (klein kaartje met een half gezicht en tekst erop) Advertentie in de regionale krant Ik heb geen reclame gezien Anders, namelijk……………… ……………………………………….
25. Hoe wist u dat er een cursus beter leren lezen en schrijven werd gegeven op het NPC? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0 0
Door de reclame Door mijn (vrijwilligers)werk Door mijn familie/vrienden Door een welzijnsinstelling (bv. Humanitas, Maatschappelijk Werk, Sociale Dienst) Ik volgde al een cursus binnen het NPC en hoorde het van een docent/klasgenoot Anders, namelijk………………………………………….
U volgt nu al enige tijd les op het Noorderpoortcollege om beter te leren lezen en schrijven. Er is een moment geweest dat u zich heeft aangemeld voor deze cursus. 26. Waardoor heeft u uiteindelijk besloten om deze cursus te volgen? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0 0 0
Door de reclame Doordat Prinses Laurentien op school is geweest Door mijn collega’s en baas Door mijn familie/vrienden Door een welzijnswerker (bv. Humanitas, Maatschappelijk Werk) Ik heb helemaal alleen besloten om deze cursus te volgen Anders, namelijk …………………………………………
27. Bij welke van deze instellingen bent u in de laatste 2 jaar wel eens geweest? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 Stichting Noordermaat; maatschappelijk werk 0 Prisma 0 Humanitas 0 Openbare Bibliotheek 0 Sociale Zaken en Werk 0 CWI 0 Kredietbank 0 Leger des Heils 0 GGD 0 Thuiszorg 0 Vereniging ‘Heel de buurt’
School 28. De volgende zinnen gaan over school. (kruis het antwoord aan dat het meest bij u past)
helemaal mee eens mee eens
Ik heb plezier in de les Ik vind het gezellig in de les Ik voel me op mijn gemak in de les Ik voel me op mijn gemak bij mijn klasgenoten De docent neemt me serieus De boeken zijn interessant Ik voel me op mijn gemak in de school Wat ik leer in de les gebruik ik thuis Wat ik leer in de les gebruik ik op mijn werk Wat ik leer in de les gebruik ik bij familie/vrienden Wat ik leer in de les gebruik ik buitenshuis
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
niet eens/ niet oneens
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
helemaal mee oneens mee oneens
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
29. Had u zich aangemeld als deze cursus duurder was geweest? a) Nee (ga door naar vraag 30) b) Ja (ga door naar vraag 31) 30. Waarom had u zich dan niet aangemeld? a) Ik zou de cursus dan niet kunnen betalen b) Dat vind ik het niet waard c) Anders, namelijk………………………………………..
31. Waarom had u zich dan ook aangemeld? a) Ik kan het betalen b) Het levert me veel op c) Anders, namelijk…………………………………………..
32. De volgende zinnen gaan over de lestijden van deze cursus. (kruis het antwoord aan dat het meest bij u past)
Ik volg de cursus op maandagmiddag Ik volg de cursus op woensdagavond Ik kan vrij krijgen van mijn werk om de cursus op maandag te volgen Ik kan vrij krijgen van mijn werk om de cursus op woensdag te volgen Ik heb met mijn baas een afspraak gemaakt om naar de les te kunnen
ja
nee
n.v.t
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
Ja
nee
n.v.t
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
ja
nee
n.v.t
Mijn familie weet dat ik deze cursus volg Mijn familie reageert positief dat ik deze cursus volg Mijn familie heeft geen mening over het volgen van deze cursus
0 0 0
0 0 0
0 0 0
Mijn vrienden weten dat ik deze cursus volg Mijn vrienden reageren positief dat ik deze cursus volg Mijn vrienden hebben geen mening over het volgen van deze cursus
0 0 0
0 0 0
0 0 0
Mijn baas weet dat ik deze cursus volg Mijn baas reageert positief dat ik deze cursus volg Mijn baas heeft geen mening over het volgen van deze cursus Ik moest deze cursus van mijn baas volgen
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
Mijn collega’s weten dat ik deze cursus volg Mijn collega’s reageren positief dat ik deze cursus volg Mijn collega’s hebben geen mening over het volgen van deze cursus
0 0 0
0 0 0
0 0 0
De lestijd op maandagmiddag komt mij goed uit De lestijd op woensdagavond komt mij goed uit Ik volg nog één of meerdere cursussen binnen het NPC Ik volg nog één of meerdere cursussen buiten het NPC Ik vind dat ik genoeg dagen naar school ga
Familie, Vrienden en Werk 33. De volgende zinnen gaan over uw familie, vrienden en (vrijwilligers)werk. (kruis het antwoord aan dat het meest bij u past)
Op dit moment kunt u nog niet goed lezen en schrijven. Hoe is dit voor u? Werk Deze vraag gaat over uw (vrijwilligers)werk vroeger. 34. Op dit moment kunt u nog niet goed lezen en schrijven. Hoe was dit voor u op het werk? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Ik heb nooit gewerkt Niemand mocht weten dat ik niet goed kon lezen en/of schrijven Ik schaamde me ervoor Ik vroeg collega’s om hulp als ik dat nodig had Ik vroeg mijn baas om hulp als ik dat nodig had Ik kon mezelf redden zonder hulp van anderen Ik had er geen problemen mee op mijn werk Ik had lezen en/of schrijven niet nodig op mijn werk Anders, namelijk…………………………………………………..
Deze vraag gaat over uw (vrijwilligers)werk nu. 35. Op dit moment kunt u nog niet goed lezen en schrijven? Hoe is dit voor u op het werk? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Ik werk niet Niemand mag weten dat ik niet goed kan lezen en/of schrijven Ik schaam me ervoor Ik vraag collega’s om hulp als ik dat nodig heb Ik vraag mijn baas om hulp als ik dat nodig heb Ik kan mezelf redden zonder hulp van anderen Ik heb er nu minder problemen mee op mijn werk Ik heb er nu geen problemen mee op mijn werk Ik heb lezen en/of schrijven niet nodig op mijn werk Anders, namelijk………………………………………………….
Familie 36. De volgende zinnen gaan over uw contact met familie vroeger. Welke zin(nen) passen bij u? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0
Mijn familie wist dat ik niet goed kon lezen en/of schrijven Ik schaamde me ervoor dat ik niet goed kon lezen en/of schrijven Ik vroeg mijn familie om hulp als ik dat nodig had Ik kon mezelf redden zonder hulp van mijn familie Anders, namelijk……………………………………………………..
37. De volgende zinnen gaan over uw contact met familie nu. Welke zin(nen) passen bij u? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0
Mijn familie weet niet dat ik niet goed kan lezen en/of schrijven Ik schaam me ervoor dat ik niet goed kan lezen en/of schrijven Ik vraag mijn familie om hulp als ik dat nodig heb Ik kan mijzelf redden zonder hulp van mijn familie Anders, namelijk…………………………………………………………..
Vrienden 38. De volgende zinnen gaan over uw contact met vrienden vroeger. Welke zin(nen) passen bij u? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0
Mijn vrienden wisten niet dat ik niet goed kon lezen en/of schrijven Ik schaamde me ervoor dat ik niet goed kon lezen en/of schrijven Ik vroeg mijn vrienden om hulp als ik dat nodig had Ik kon mezelf redden zonder hulp van mijn vrienden Anders, namelijk……………………………………………………
39. De volgende zinnen gaan over uw contact met vrienden nu. Welke zin(nen) passen bij u? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0
Mijn vrienden weten niet dat ik niet goed kan lezen en/of schrijven Ik schaam me ervoor dat ik niet goed kan lezen en/of schrijven Ik vraag mijn vrienden om hulp als ik dat nodig heb Ik kan mezelf redden zonder hulp van mijn vrienden Anders, namelijk…………………………………………………..
Buitenshuis 40. De volgende zinnen gaan over uw situatie buitenshuis, voordat u deze cursus volgde. Stel, u ging toen naar de supermarkt of op reis, met de bus. Welke zin(nen) passen dan bij u? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0
Ik vroeg onbekenden om hulp als ik dat nodig had Ik vroeg onbekenden niet om hulp Ik schaamde me ervoor dat ik niet goed kon lezen en/of schrijven Ik kon mezelf redden zonder hulp van onbekenden Anders, namelijk…………………………………………………………….
41. De volgende zinnen gaan over uw situatie buitenshuis nu u deze cursus volgt. Als u nu naar een supermarkt gaat of op reis, met de bus. Welke zin(nen) passen dan bij u? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0 0
Ik vraag onbekenden om hulp als ik dat nodig heb Ik vraag onbekenden niet om hulp Ik schaam me ervoor dat ik niet goed kan lezen en/of schrijven Ik kan mezelf redden zonder hulp van onbekenden Anders, namelijk……………………………………………………………….
Afsluiting 42. Hoe denk u dat de school meer mensen kan bereiken om deze cursus te volgen? ……………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………
43. Hoe vond u de vragenlijst? a) Heel moeilijk b) Moeilijk c) Niet moeilijk, niet makkelijk d) Makkelijk e) Heel makkelijk
44. Heeft u nog iets gemist in de vragenlijst of wilt u nog iets aanvullen? a) Nee b) Ja, namelijk………………………………………………………. ………………………………………………………………………..
Bedankt voor het invullen van de vragenlijst!
Bijlage IV Homogeniteit vraag 28 uit de vragenlijst
Case Processing Summary N Cases
Valid Excludeda Total
% 70,0 30,0 100,0
35 15 50
a. Listwise deletion based on all variables in the procedure.
Van de 50 deelnemers zijn 15 deelnemers buiten beschouwing gelaten Reliability Statistics
Cronbach's Alpha ,844
Cronbach's Alpha Based on Standardized Items ,876
N of Items 11
De cronbach alpha is .876 Summary Item Statistics
Item Means Item Variances Inter-Item Correlations
Mean 4,023 ,626 ,392
Minimum 3,114 ,247 -,024
Maximum 4,457 1,467 ,815
Range 1,343 1,220 ,839
Maximum / Minimum 1,431 5,939 -34,011
Variance ,219 ,205 ,043
N of Items 11 11 11
The covariance matrix is calculated and used in the analysis.
Het gemiddelde is 4.023; over het algemeen gesteld kan gezegd worden dat er redelijk hoog op de items gescoord is.
Bijlage V Kruistabellen 6.3 Schoolervaringen in het verleden Kruistabel 1. De schoolervaring van de deelnemer en of de deelnemer het basisonderwijs heeft voltooid Hoe de respondent het vroeger op school vond * Of de respondent de basisschool heeft afgemaakt Crosstabulation Count
Hoe de respondent het vroeger op school vond
heel leuk leuk gewoon niet leuk helemaal niet leuk
Total
Of de respondent de basisschool heeft afgemaakt ja nee 4 3 15 2 9 5 2 2 1 1 31 13
Total 7 17 14 4 2 44
N.B. Van de 50 deelnemers zijn 6 deelnemers niet geregistreerd.
Kruistabel 2. KSE niveau schrijven en geslacht Het KSE niveau schrijven * Geslacht Crosstabulation
man Het KSE niveau schrijven
niveau 0
niveau 1
niveau 2
niveau 3
Total
Count % within Het KSE niveau schrijven % within Geslacht Count % within Het KSE niveau schrijven % within Geslacht Count % within Het KSE niveau schrijven % within Geslacht Count % within Het KSE niveau schrijven % within Geslacht Count % within Het KSE niveau schrijven % within Geslacht
Geslacht vrouw 11 7
Total 18
61,1%
38,9%
100,0%
57,9% 3
22,6% 9
36,0% 12
25,0%
75,0%
100,0%
15,8% 2
29,0% 12
24,0% 14
14,3%
85,7%
100,0%
10,5% 3
38,7% 3
28,0% 6
50,0%
50,0%
100,0%
15,8% 19
9,7% 31
12,0% 50
38,0%
62,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Kruistabel 3. Geslacht en KSE niveau lezen Het KSE niveau lezen * Geslacht Crosstabulation
man Het KSE niveau lezen
niveau 0
niveau 1
niveau 2
niveau 3
Total
Count % within Het KSE niveau lezen % within Geslacht Count % within Het KSE niveau lezen % within Geslacht Count % within Het KSE niveau lezen % within Geslacht Count % within Het KSE niveau lezen % within Geslacht Count % within Het KSE niveau lezen % within Geslacht
Geslacht vrouw 10 6 37,5%
100,0%
52,6% 4
19,4% 7
32,0% 11
36,4%
63,6%
100,0%
21,1% 2
22,6% 14
22,0% 16
12,5%
87,5%
100,0%
10,5% 3
45,2% 4
32,0% 7
42,9%
57,1%
100,0%
15,8% 19
12,9% 31
14,0% 50
38,0%
62,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Het KSE niveau lezen * Of de repondent op dit moment werk heeft Crosstabulation Count
niveau 0 niveau 1 niveau 2 niveau 3
Total
Of de repondent op dit moment werk heeft ja nee 13 3 3 8 8 8 4 3 28 22
Total 16 11 16 7 50
Kruistabel 5. Werk en KSE niveau schrijven Het KSE niveau schrijven * Of de repondent op dit moment werk heeft Crosstabulation Count
Het KSE niveau schrijven Total
niveau 0 niveau 1 niveau 2 niveau 3
16
62,5%
Kruistabel 4. Werk en KSE niveau lezen
Het KSE niveau lezen
Total
Of de repondent op dit moment werk heeft ja nee 13 5 5 7 6 8 4 2 28 22
Total 18 12 14 6 50
Kruistabel 6. Inkomsten deelnemers en KSE niveau lezen Waar de respondent inkomsten uit krijgt * Het KSE niveau lezen Crosstabulation Count
Waar de respondent inkomsten uit krijgt
Loon WW WwB WAO Inkomen van partner
Total
Het KSE niveau lezen niveau 1 niveau 2 3 8 1 0 4 4 2 1 1 3 11 16
niveau 0 13 0 1 0 2 16
niveau 3 4 0 2 0 1 7
Total 28 1 11 3 7 50
Kruistabel 7. Inkomsten deelnemers en KSE niveau schrijven Waar de respondent inkomsten uit krijgt * Het KSE niveau schrijven Crosstabulation Count
Waar de respondent inkomsten uit krijgt
Loon WW WwB WAO Inkomen van partner
Total
niveau 0 13 1 1 1 2 18
Het KSE niveau schrijven niveau 1 niveau 2 5 6 0 0 4 4 2 0 1 4 12 14
6.7 Ervaringen Noorderpoortcollege Kruistabel 8. De deelnemer volgt de NT-1 cursus op woensdagavond De respondent volgt de cursus op woensdagavond * Geslacht Crosstabulation Count Geslacht man vrouw De respondent volgt de cursus op woensdagavond Total
ja nee
Total
18
26
44
1
5
6
19
31
50
niveau 3 4 0 2 0 0 6
Total 28 1 11 3 7 50
Kruistabel 9. De deelnemer volgt de NT-1 cursus op maandagmiddag De respondent volgt de cursus op maandagmiddag * Geslacht Crosstabulation Count Geslacht man vrouw De respondent volgt de cursus op maandagmiddag
ja nee
Total
Total
6
19
25
13
12
25
19
31
50
Kruistabel 10. De deelnemer kan vrij krijgen van het werk om de cursus op maandag te volgen De respondent kan vrij krijgen van werk om de cursus op maandag te volgen * Geslacht Crosstabulation Count
De respondent kan vrij krijgen van werk om de cursus op maandag te volgen
ja nee niet van toepassing
Total
Geslacht man vrouw 3 3
Total 6
12
4
16
3
23
26
18
30
48
Kruistabel 11. De deelnemer kan vrij krijgen van het werk om de cursus op woensdag te volgen De respondent kan vrij krijgen van werk om de cursus op woensdag te volgen * Geslacht Crosstabulation Count
De respondent kan vrij krijgen van werk om de cursus op woensdag te volgen Total
ja nee niet van toepassing
Geslacht man vrouw 3 1
Total 4
4
5
9
11
24
35
18
30
48
Kruistabel 12. De deelnemer heeft met zijn baas een afspraak gemaakt om de cursus te volgen De respondent heeft met zijn baas een afspraak gemaakt om de cursus te kunnen volgen * Geslacht Crosstabulation Count
De respondent heeft met zijn baas een afspraak gemaakt om de cursus te kunnen volgen
Geslacht man vrouw 6 5
ja
Total 11
nee
9
4
13
niet van toepassing
3
21
24
18
30
48
Total
Kruistabel 13. De lestijd om maandagmiddag komt wel/niet goed uit voor de deelnemer De lestijd op maandagmiddag komt de respondent goed uit * Geslacht Crosstabulation Count
De lestijd op maandagmiddag komt de respondent goed uit
ja nee niet van toepassing
Total
Geslacht man vrouw 6 18 12 7 0 5 18 30
Total 24 19 5 48
Kruistabel 14. De lestijd op woensdagavond komt wel/niet goed uit voor de deelnemer De lestijd op woensdagavond komt de respondent goed uit * Geslacht Crosstabulation Count Geslacht man vrouw De lestijd op woensdagavond komt de respondent goed uit Total
ja nee
Total
15
25
40
3
6
9
18
31
49
Kruistabel 15. De deelnemer vindt dat hij/zij voldoende dagen naar school gaat De respondent vindt dat hij genoeg dagen naar school gaat * Geslacht Crosstabulation Count
De respondent vindt dat hij genoeg dagen naar school gaat Total
ja nee niet van toepassing
Geslacht man vrouw 13 19 4 2 0 2 17 23
Total 32 6 2 40
6.8 Coping Kruistabel 16. Omgang lezen en schrijven op het werk (tabel 23 in paragraaf 6.8) Voor deelname (n) Niemand mag weten dat ik niet (goed) kan lezen en schrijven Ik schaam me ervoor Ik vraag collega’ om hulp wanneer nodig Ik vraag de baas om hulp wanneer nodig Ik kan me redden zonder hulp van anderen Ik heb er nu minder problemen mee op mijn werk Ik heb er nu geen problemen mee op mijn werk Ik heb lezen en schrijven niet nodig op mijn werk
m
v
4 7 8 7 7 5 1
3 3 4 3 9 4 6
T 7 10 12 10 16 9 7
Tijdens Deelname (n) m v T 1 1 9 8 6 4 1 0
1 2 4 4 9 2 3 2
2 3 13 12 15 6 4 2
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven.
Kruistabel 17. Omgang lezen en schrijven met betrekking tot de familie van de deelnemer (tabel 24 in paragraaf 6.8) Voor deelname (n) m v T 12 10 22 5 7 12 12 13 25 5 11 16
Familie weet dat ik niet goed kan lezen en schrijven Ik schaam me ervoor bij familie Ik vraag mijn familie om hulp wanneer nodig Ik kan mij redden zonder hulp van mijn familie
Tijdens deelname (n) m v 19 30 1 1 11 14 8 17
T 49 2 25 25
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven
Kruistabel 18. Omgang lezen en schrijven met betrekking tot vrienden van de deelnemer (tabel 25 in paragraaf 6.8) Voor deelname (n) m v Vrienden weten dat ik niet goed kan lezen en schrijven Ik schaam me ervoor bij vrienden Ik vraag vrienden om hulp Ik kan mijzelf redden zonder hulp van vrienden
16 5 8 9
n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers mee dan 1 antwoord gegeven
28 4 10 17
T 44 9 18 26
Tijdens deelname (n) m v 18 0 8 12
28 2 10 15
T 46 2 18 27
Kruistabel 19. Omgang lezen en schrijven met betrekking tot onbekenden buitenshuis (tabel 26 in paragraaf 6.8)
Ik vraag onbekenden om hulp wanneer nodig Ik vraag onbekenden niet om hulp Ik schaam me ervoor bij onbekenden Ik kan mijzelf redden zonder hulp van onbekenden n.b. Bij deze tabel hebben deelnemers meer dan 1 antwoord gegeven
Voor deelname (n) m v 8 8 4 6 5 2 12 18
T 16 10 7 30
Tijdens deelname (n) m v 7 8 6 6 1 1 13 20
T 15 12 2 33
Bijlage VI Ervaringen Noorderpoortcollege Tabel 1. Ik heb plezier in de les n Mee oneens Mee eens Helemaal mee eens Totaal
1 19 30 50
% 2,0 38,0 60,0 100,0
Tabel 2. Ik vind het gezellig in de les Mee eens Helemaal mee eens Totaal
n % 20 40,0 30 60,0 50 100,0
Tabel 3. Ik voel me op mijn gemak in de les n
Niet mee eens/niet mee oneens Mee eens Helemaal mee eens Totaal
2 20 28 50
% 4,0 40,0 56,0 100,0
Tabel 4. Ik voel me op mijn gemak bij mij klasgenoten n Niet mee eens/niet mee oneens 2 Mee eens 26 Helemaal mee eens 22 Totaal 50
% 4,0 52,0 44,0 100,0
Tabel 5. De docent neemt me serieus
Niet mee eens/niet mee oneens Mee eens Helemaal mee eens Totaal
n 1 22 27 50
% 2,0 44,0 54,0 100,0
Tabel 6. De boeken zijn interessant n Niet mee eens/niet mee oneens Mee eens Helemaal mee eens Totaal Niet ingevuld Totaal
4 21 22 47 3 50
% 8,0 42,0 44,0 94,0 6,0 100,0
Tabel 7. Ik voel me op mijn gemak in de school n % Niet mee eens/niet mee oneens 3 6,0 Mee eens 24 48,0 Helemaal mee eens 23 46,0 Totaal 50 100,0
Tabel 8. Wat ik leer in de les gebruik ik thuis n 5 Mee oneens Niet mee eens/niet mee oneens 5 19 Mee eens 21 Helemaal mee eens 50 Totaal
% 10,0 10,0 38,0 42,0 100,0
Tabel 9. Wat ik leer in de les gebruik ik op mijn werk n Helemaal mee oneens Mee oneens Niet mee eens/niet mee oneens Mee eens Helemaal mee eens Totaal Niet ingevuld Totaal
1 14 6 12 6 39 11 50
% 2,0 28,0 12,0 24,0 12,0 78,0 22,0 100,0
Tabel 10. Wat ik leer in de les gebruik ik bij vrienden/familie n Helemaal mee oneens Mee oneens Niet mee eens/niet mee oneens Mee eens Helemaal mee eens Totaal Niet ingevuld Totaal
2 14 5 15 12 48 2 50
% 4,0 28,0 10,0 30,0 24,0 96,0 4,0 100,0
Tabel 11. Wat ik leer in de les gebruik ik buitenshuis n Helemaal mee oneens Mee oneens Niet mee eens/niet mee oneens Mee eens Helemaal mee eens Totaal Niet ingevuld Totaal
2 6 7 20 13 48 2 50
% 4,0 12,0 14,0 40,0 26,0 96,0 4,0 100,0
Bijlage VII Persoonlijke verhalen van deelnemers Fré (60 jaar) Fré is geboren en getogen in Veendam, heeft daar tot zijn 54e gewoond en gewerkt en is daarna verhuisd naar Hoogezand. Hij komt uit een arbeidersgezin en heeft 1 broer en 1 zus. Vader werkte bij een boer en moeder zorgde voor de huishouding. Fré was een nakomertje en kreeg thuis weinig hulp en aandacht. Op de lagere school is hij vaak blijven zitten en belandde daarom al snel op een BLO-school in Veendam. Ondanks dat er in kleine groepjes werd gewerkt, bleef het lezen en schrijven een moeilijke opgave en kwam de nadruk al gauw te liggen op veel handenarbeid en vakgericht (praktijk)onderwijs. Toen Fré 14 was is hij van school gegaan en heeft hij veel baantjes gehad bij verschillende bedrijven, met name veel grondwerk in zowel binnen- als buitenland. Helaas werd hij vrijwel altijd omringd door Groningse collega ’s waardoor hij de Nederlandse taal zelden of nooit actief hoefde te gebruiken. Hij is er trots op dat hij ondanks zijn ‘handicap’ nooit ontslagen is en altijd op eigen initiatief van baan is verwisseld. Helaas werd hij op zijn 43e afgekeurd vanwege een versleten rug. Ondanks de latere scheiding van zijn vrouw is hij niet bij de pakken neer gaan zitten. Hij heeft zich op allerlei activiteiten gestort, waaronder het voorzitterschap van een zangkoor. In het begin kon hij zich prima redden omdat hij veel kon onthouden, maar nu hij steeds meer in aanraking komt met de Nederlandse taal in schriftelijke vorm wil hij graag beter leren lezen en schrijven. In de cursus blijkt dat hij een mooi handschrift heeft en voornamelijk spellingsfouten maakt, maar hij wil net zolang doorgaan tot het foutloos gaat. Hij is zeer goed te spreken over de school en de docenten en vindt de sfeer in de klas uitstekend. Naast lezen en schrijven leert hij ook nog Engels, Duits en digitale vaardigheden. Evert (42 jaar) Evert volgt in zijn woonplaats Hoogezand een lees- en schrijfcursus. In zijn jeugd heeft hij door allerlei omstandigheden alleen maar de basisschool gedaan. Hij was op de lagere school vaker niet dan wel aanwezig en is daarna meteen aan het werk gegaan als stratenmaker. Een aantal jaren geleden raakte hij werkloos, maar via zijn broer kreeg hij een baan bij containerverhuur-, transport- en grondwerkbedrijf Nieboer in Sappemeer. Vijf jaar geleden heeft hij zijn rijbewijs in twee keer gehaald, de theorie mocht hij mondeling doen. Bij Nieboer rijdt hij op een shovel en dat heeft hij gewoon in de praktijk geleerd. Voor zijn werk wordt hij er regelmatig op uitgestuurd voor een klus en dat is het heel vervelend als hij de straatnamen niet kan lezen en dat aan anderen moet vragen. Ook helpt zijn zwager hem altijd bij het invullen van zijn werkrooster en dat wil hij graag zelf kunnen doen. Op het Noorderpoortcollege zit hij nu 3 jaar in een alfabetiseringsgroep en leert hij woorden lezen en schrijven aan de hand van verschillende werkvormen: individueel, in twee/drietallen, klassikaal, met de docent en op de computer. Het gaat langzaam, maar hij is erg tevreden over de lessen en wil zich ook graag beschikbaar stellen als vrijwilliger, om andere mensen met dezelfde problemen de weg te kunnen wijzen naar een lees- en schrijfcursus voor volwassenen. Johan ( 20) Johan komt oorspronkelijk uit Veendam en woont nu in Hoogezand, waar hij samen met zijn broer en zus bij zijn moeder is opgegroeid. Op school had hij veel moeite met leren en werd hij regelmatig naar buiten gestuurd om allerlei klusjes voor de school te doen. Met de meester op stap vond hij wel erg leuk. De belangrijkste oorzaak dat hij niet goed heeft leren lezen, schrijven en rekenen vat hij als volgt samen: ‘Ik had te weinig aandacht voor de school, en de school had te weinig aandacht voor mij’. Al spoedig ging hij naar VSO onderwijs waar hij tot
zijn 16e onderwijs heeft gevolgd en een metaaldiploma heeft gehaald. Daarna heeft Johan twee jaar bij een metaalbedrijf en een jaar bij een spuitbedrijf gewerkt. Sinds een jaar is hij werkeloos en moet hij van een uitkering rondkomen. Via de sociale dienst is hij in september 2004 bij het Noorderpoortcollege in Hoogezand terechtgekomen. Hij leert veel basiswoorden die hij op de lagere school heeft gemist en kan inmiddels ook aardig met de computer overweg. Thuis helpt zijn tante hem met zijn huiswerk en oefent hij ook veel op de computer. Hij zit nog te kort op school om iets te kunnen zeggen over het resultaat. Henk ( 36 jaar) Henk is geboren in Hoogezand en woont er nog steeds. Hij heeft een vader, moeder en een broer. Erik had erg veel moeite met leren en na 2 jaar kleuteronderwijs en 1 jaar basisschool werd hij naar een LOM-school gestuurd. Taal en rekenen bleef moeilijk, maar achteraf heeft hij er wel veel aan gehad. Na een stotterbehandeling bleek dat Henk leesblind was en daarom heeft hij tot zijn 16e extra begeleiding en scholing gehad om naar een beroepsopleiding door te kunnen stromen. Hij koos voor de land- en tuinbouwschool in Hoogezand-Sappemeer en heeft dit afgesloten met een diploma. Vervolgens haalde hij op de tuinbouwschool in Eelde het diploma voor assistent-kweker en tenslotte ging hij op het KMBO 1 dag per week naar school en 4 dagen werken. Henk heeft altijd gewerkt, aanvankelijk als kweker, later heeft hij veel baantjes gehad via uitzendbureaus, onder andere als heftruckchauffeur, productiemedewerker en magazijnbediende. Op een gegeven moment kwam hij erachter dat hij kleurenblind was. Na anderhalf jaar kwam hij via de banenbeurs weer in dienst als heftruckchauffeur. Na een onderzoek van maatschappelijk werk werd geconstateerd dat Henk leerproblemen had en werd hij doorverwezen naar het Noorderpoortcollege, waar hij van 1999 tot 2003 lessen Nederlands lezen en schrijven, rekenen en sociale vaardigheden heeft gevolgd. Hij heeft hier veel geleerd en kan nu zelfstandig teksten lezen, brieven schrijven, rekenen, maar hij kan nu ook beter omgaan met mensen en beschikt over meer zelfvertrouwen. Hij heeft hier veel tijd en energie in gestoken en met hulp van de docenten, medecursisten en zijn vriendin, nu echtgenoot, is dat goed gelukt. Hij werkt nu in de groenvoorziening bij Trio Bedrijven in Sappemeer en volgt een opleiding voor assistenthovenier.
Bovenstaande persoonlijke verhalen komen uit het boekje ‘Doe Mee’. Dit boekje is aangeboden aan H.K.H. Prinses Laurentien op 23 november 2004, ter gelegenheid van de startconferentie analfabetisme in HoogezandSappemeer. Enkele namen zijn vanwege privacyoverwegingen veranderd.