Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000
Aanwijzingen en voorschriften voor de aanleg van vloerverwarmingssystemen
Lees deze handleiding uitvoerig door voordat u begint met het monteren van de vloerverwarming. Deze handleiding bevat belangrijke gegevens en aandachtspunten om ervoor te zorgen dat een optimaal functionerend systeem wordt aangebracht. Projectspecifiek kunnen bepaalde gegevens en technieken afwijken. Neem bij vragen altijd contact met ons op! Ons telefoonnummer is 0592‐461100
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000
Inhoudsopgave 1. Voorbereidingen op de bouwplaats 1.1 1.2 1.3 1.4
Voor aanvang van de montage Voorwaarden aan de bouwplaats Aandachtspunten voor de bouwkundige aannemer Leveringsomvang, en stalling van het materiaal
2. Eisen met betrekking tot de vloeropbouw 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Eisen aan de ondergrond Eisen aan het uitzetten (expanderen) van de vloer Eisen aan de kwaliteit en dikte van de afwerkvloer Garantie op de afwerkvloer Eisen aan de vloerbedekking
3. Montage 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
Het ophangen / plaatsen van de vloerverwarmingsverdeler Aandachtspunten bij het plaatsen van de verdeler Het monteren van randstroken Montage van de Klimaatvloer systeemelementen Het aanbrengen van de vloerverwarmingsbuizen Opvullen en afdekken van bochtelementen De buizen aansluiten op de vloerverwarmingsverdeler Controle op dichtheid van het vloerverwarmingssysteem Het aanbrengen van de glijfolie Aandachtspunten voor het aanbrengen van de afwerkvloer, laatste controle
4. In bedrijf stellen van de vloerverwarming / inregelen 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Het aansluiten van de primaire voedingsleidingen Het monteren van de aanvoerthermostaat Openen groepsafsluiters en primaire retourafsluiter Vullen en ontluchten van het systeem Voor de eerste keer opstarten Handelswijze bij het aanbrengen van de vloerbedekking (tegels, tapijt, laminaat, parket e.d.)
5. Problemen oplossen 5.1 5.2
Veel voorkomende “problemen” en hun oplossing Wat te doen bij lekkage’s, doorboringen en schades aan het vloerverwarmingssysteem
6. Product en projectgarantie’s 6.1 6.2 6.3
Wat wordt er verstaan onder de product en projectgarantie? Hoe u in aanmerking komt voor de garantie Wat valt buiten de garantie?
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000
1. Voorbereidingen op de bouwplaats Voordat er kan worden begonnen met de montage/aanleg van het vloerverwarmingssysteem dienen er een aantal zaken te worden gecontroleerd. Tevens dient te worden nagegaan of er aan de eisen voor het vloerverwarmingssysteem wordt voldaan. Een goede voorbereiding is het halve werk!
1.1 Voor aanvang van de montage Het is belangrijk dat er voor aanvang van de montagewerken duidelijke afspraken zijn gemaakt met alle betrokken partijen. Zo dient de montage van de vloerverwarming dusdanig te worden gepland in de bouw dat er geen derden aanwezig zijn in de vertrekken waar vloerverwarming moet worden gelegd, en waar de vloerverwarming reeds gemonteerd is. Het is dus verstandig om het leggen van de vloerverwarming zo kort mogelijk voor het aanbrengen van de afwerkvloer te monteren. (De meeste schades aan vloerverwarmingssystemen komen voort uit het “veelvuldig” betreden van de vloerverwarming voordat de afwerkvloer is aangebracht) Denk hierbij ook aan losliggende delen zoals spaanders, spijkers en schroeven welke nadien tussen de buizen vallen. Indien het écht niet anders kan dienen de isolatieplaten en buizen te worden afgedekt, en nadien goed op beschadigingen en vervuiling te worden gecontroleerd. 1.2 Voorwaarden aan de bouwplaats De bouwplaats dient wind‐ en waterdicht te zijn. Tevens dient het pand veegschoon te zijn, en opgeslagen materialen dienen uit de vertrekken te zijn verwijderd. (communicatie en planning met de overige betrokken partijen!!) In gebieden waar gevaar bestaat voor vernielingen is het aan te raden om het bouwwerk afsluitbaar te maken, of de toegang tot de bouwplaats te belemmeren door bijvoorbeeld plaatsing van (afsluitbare)hekken om het terrein. 1.3 Aandachtspunten voor de bouwkundige aannemer Voor aanvang van de montage van het systeem dienen de volgende zaken met de bouwkundige aannemer c.q. vloerenlegger te worden doorgenomen: ‐ De aannemer is op de hoogte van de toegepaste opbouwmogelijkheid ‐ De aannemer is op de hoogte van de totaal te realiseren opbouwhoogte, en laagdikte van de afwerkvloer. ‐ Indien een vocht‐ kerende laag is vereist dient deze voortijdig door de aannemer te worden aangebracht. Folie’s en scheidingslagen van vloerverwarmingssystemen zijn niet dampdicht! ‐ De aannemer is op de hoogte van eventueel toe te passen additieven voor in de afwerkvloer, en er is duidelijk wie deze toelevert. ‐ De aannemer is op de hoogte van het feit, dat dilitaties bij de Klimaatvloer TOP 2000 niet in de vloerverwarming worden aangebracht. Doordat de Klimaatvloer geheel gescheiden wordt aangebracht is het voor de aannemer zaak om zelf voorzieningen op te nemen voor dilitatie’s. ‐ De dikte en soort van de vloerbedekking is bekend, en hierbij is gecontroleerd of deze geschikt is in combinatie met vloerverwarming. (sommige vloerbedekkingen stellen eisen aan de maximale vloertemperatuur, hierdoor kan het zijn dat de berekende buisafstand niet voldoende is voor het gevraagde vermogen indien er maximale waarden zijn gesteld aan temperatuur) 1.4 Leveringsomvang, en stalling van het materiaal Het geleverde materiaal dient onmiddellijk bij ontvangst te worden gecontroleerd. Eventuele manco’s dienen dan ook direct te worden doorgegeven aan de leverende partij! Het materiaal dient altijd binnen te worden opgeslagen. Tevens dient de opslagruimte vorstvrij en droog te zijn. Uit het oog van diefstal bij voorkeur in een afsluitbare ruimte, of bijvoorbeeld opslagcontainer.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000
2. Eisen met betrekking tot de vloeropbouw Omdat een vloerverwarmingssysteem deel uitmaakt van de bouwkundige constructie is het belangrijk dat er aan een aantal eisen wordt voldaan. Het navolgen van deze eisen zorgt ervoor dat de vloerverwarming meedraagt aan de sterkte en isolatie van de constructie, en er niet hoeft te worden gevreesd voor problemen in een later stadium. Indien er niet aan de gestelde eisen wordt voldaan is het niet mogelijk om een systeemgarantie af te geven. Een vloer word maar één keer gelegd! 2.1 Eisen aan de ondergond De ondergrond moet schoon en droog zijn. Tevens moet de ondervloer dusdanig vlak zijn dat er nimmer ruimte tussen de isolatieplaten en de ondergrond blijft. Indien de vloer “glooiende” niveauverschillen heeft, kan dit worden opgelost door de hoogteverschillen bouwkundig (met bijvoorbeeld specie) weg te werken. Om na te gaan of de ondervloer vlak genoeg is kan de onderstaande tabel worden gehanteerd, afhankelijk van het type afwerkvloer. Meten, methode Om de vlakheid te meten, is een rechte lat van 100cm benodigd, alsmeden een meetlat. De lat dient over de vloer te worden gelegd, waarbij het volgende moet worden geconstateerd: De uiteinden van de lat dienen beide de ondervloer te raken, en de ruimte’s onder de lat mogen niet meer bedragen dan in de tabel staat aangegeven. (meetlat verticaal) Het meten en controleren dient door de gehele ruimte te gebeuren, in alle richtingen. (door de lengte, door de breedte en diagonaal over de vloer) Indien de vlakheid niet voldoet aan de tabel Indien de ondervloer niet vlak genoeg is voor het type afwerkvloer wat wordt toegepast is het absoluut noodzakelijk om NIET te beginnen met de montage. De vloer zal dan eerst moeten worden geegaliseerd door de bouwkundig aannemer, waarna een nieuwe meting moet plaatsvinden. Type afwerkvloer Maximaal toegestane ruimte (mm) Zand‐cement dekvloer 5 Anhydriet / Gietvloer 3 Latexcementmortel (ELCEMO zetmortel) 2 Systemen Hazenhoeve / Elastilon (droge 1 opbouw) Creaton Estrichtegels (droge opbouw) 1 Fermacell systeem 2E22 (droge opbouw) 2 Bij niveauverschillen, wel egaal maar niet waterpas, is het ook belangrijk om bij de dekking uit te gaan van het hoogste punt! Met uitzondering van het Elastilon systeem dient altijd de glijfolie als scheidingslaag tussen vloerverwarming en dekvloer te worden aangebracht. 2.2 Eisen aan het uitzetten (expanderen) van de vloer De vloer dient overal te kunnen uitzetten en krimpen. Hiervoor worden onder andere randstoken bevestigd tegen alle omhoogstaande bouwdelen. De aannemer dient de benodigde dilitaties aan te brengen. Met name in het geval van tegelvloeren en natuursteen is het aan te bevelen om dit over te laten aan de bouwkundig aannemer, omdat de voegen “door moeten worden gezet” in de tegelvoer.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000 Als vuistregel geldt dilitaitievoegen aanbrengen bij: ‐ Vlakken groter dan 40m2 (rechthoekige‐ en vierkante ruimten) ‐ Kozijnen en deurdoorgangen (mag doormiddel van randstrook) ‐ L‐vormige ruimten ‐ Ruimten waar muren haaks op de binnenmuur staan (bijvoorbeeld bij keukens) ‐ Ruimten met zijden langer dan 7 meter. Dit zijn slechts adviezen, de voorschriften van de fabrikant van de afwerkvloer zijn altijd van toepassing. Zo kunnen bijvoorbeeld bij de meeste gietvloeren al vlakken van 120m2 worden aangebracht zonder dilitatievoegen! 2.3 Eisen aan de kwaliteit van de afwerkvloer De afwerkvloer dient geschikt te zijn voor de te verwachten vloerbelasting. Dit verschilt per toepassing (zien onderstaande tabel). Tevens dient er worden nagegaan of er zware puntlasten zijn te verwachten door bijvoorbeeld zware machine’s, boekenkasten, piano’s en dergelijke. Normaal aan te houden vloerbelastingen: (vlakbelasting, géén puntbelasting!!) volgens DIN 18560‐2 Woningbouw 1,5 kN/m2 Lichte utiliteit 2,0 kN/m2 Scholen, ziekenhuizen 3,0 kN/m2 Opera, bioscoopgebouwen 4,0 kN/m2 5,0 kN/m2 Lichte industrie Omdat de Nederlandse normen (nog) niet goed zijn toegespitst op kwaliteiten en diktes van dekvloeren bij een bepaalde drukbelasting adviseren wij de DIN 18560‐2 aan te houden als leidraad. 2.4 Garantie op de afwerkvloer De afwerkvloer dient te worden gegarandeert door het monterende bedrijf van de vloer. Het is aan te raden om voor aanvang van de werkzaamheden het vloerenlegbedrijf of aannemer hiernaar te informeren. Deze is en blijft verantwoordelijk voor de sterkte, kwaliteit en geschiktheid in combinatie met het vloerverwarmingssysteem. Deze garantie behoort dus niet toe aan de installateur of leverancier van de vloerverwarming. Laatst genoemden kunnen alleen een materiaal‐ en eventueel systeemgarantie afgegeven met betrekking tot de kwaliteit van de materialen, en het naleven van de montagevoorschriften. 2.5 Eisen aan de vloerbedekking De gekozen vloerbedekking (tegels, laminaat, parket, linoleum, natuursteen, marmer e.d.) dienen te allen tijde door de fabrikant geschikt zijn bevonden in combinatie met vloerverwarming. Zo moet de vloerbedekking over goede warmtedoorlatende eigenschappen beschikken, en moet de vloerbedekking geschikt zijn voor de in het systeem en afwerkvloer optredende temperaturen en temperatuursverschillen. Als vuistregel voor de warmteweerstand van de afwerkvloer samen met de vloerbedekking geldt: <0,15 W/mmK.m2 geschikt als hoofdverwarming * >0,15 en <0,19 W/mmK.m2 geschikt als bijverwarming > 0,19 W/mmK.m2 niet geschikt in combinatie met vloerverwarming Deze waarde kunt u opvragen bij de leverancier van de vloerbedekking. *wel dient er worden nagegaan of het systeem bij deze weerstand het warmteverlies kan overbruggen.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000
3. Montage Deze voorwaarden zijn algemene richtlijnen, waarbij stap voor stap wordt aangegeven wat belangrijke aandachtspunten zijn voor het vlot en goed laten verlopen van de montage. Wij adviseren de werkwijze zoals omschreven ook in deze volgorde te hanteren. 3.1 Het ophangen / plaatsen van de vloerverwarmingsverdeler De vloerverwarmingsverdeler wordt met (soms bijgeleverde) pluggen en bouten aan de wand bevestigd. Alle beschikbare ophangpunten dienen te worden vastgezet. 3.2 Aandachtspunten bij het plaatsen van de verdeler De vloerverwarmingsverdeler is het centrale punt waarop alle vloerverwarmingsbuizen worden aangesloten. Het is aan te bevelen om deze op dezelfde verdieping te plaatsen, waar ook de vloerverwarming daadwerkelijk wordt aangebracht. Indien de vloerverwarmingsinstallatie meerdere verdiepingen telt raden wij aan om per verdieping een separate verdeler te plaatsen. Dit zorgt ervoor dat er geen grote concentraties buizen in de vloer samenkomen, en dat het systeem makkelijker is te ontluchten. Bij grote installaties kan het voorkomen dat per verdieping zelfs meerdere verdelers op verschillende plekken worden geplaatst. Bij plaatsing van de verdeler zijn de volgende aspecten belangrijk: ‐ Hoogte vanaf ondergrond minimaal 30cm (i.v.m. aansluiting leidingen) ‐ Minimaal 15cm rechts naast de verdeler vrij houden (i.v.m. capilair plaatsen thermostaatknop) ‐ Voldoende ruimte boven de verdeler voor het aansluiten van de primaire voedingsleidingen (aanvoer en retour) ‐ Indien een verdeler met pomp wordt toegepast dient er een stopcontact met randaarde aanwezig te zijn (bij voorkeur boven de verdeler i.v.m. water bij lekkage of servicewerkzaamheden) ‐ De verdeler dient altijd bereikbaar te blijven voor instellingen of servicewerkzaamheden. Indien de verdeler in een (bouwkundige) omkasting wordt geplaatst betekent dit dat het luik afneembaar moet blijven ‐ Een pomp maakt altijd lichte stromingsgeluiden, houdt hier rekening mee. (plaats de verdeler niet in een slaapkamer of woonruimte) ‐ Indien de muur waaraan de vloerverwarmingsverdeler moet worden bevestigd nog niet aanwezig is ten tijde van het ophangen dient er een tijdelijke ophanging te worden gemaakt. ‐ Vaak worden de primaire verwarmingsleidingen pas in een later stadium geplaatst. Plak hierom de aanvoer en retourkraan goed af, zodat er geen losse delen zoals gruis in de apparatuur kan komen. ‐ Wacht met het plaatsen van de thermostaatknop en capilair totdat de afwerkvloer is gelegd, en de bouwkundige werkzaamheden nadien zijn voltooid. Dit voorkomt beschadiging of het defect raken van de thermostaatknop.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000 3.3 Het monteren van de randstroken Tegen alle wanden en omhoogstekende bouwdelen zoals pilaren dient een randstrook te worden bevestigd. De randstrook wordt als volgt gepositioneerd: ‐ Folieflap aan ruimtezijde ‐ Ingesneden delen (prefab) naar boven De bevestiging kan geschieden door het vastzetten met bijvoorbeeld asfaltnagels, of in sommige gevallen met een kleine hoeveelheid constructielijm. Het is belangrijk dat de randstroken strak in de hoeken wordt aangebracht. Het licht insnijden van de randstroken kan hierbij uitkomst bieden. Dit voorkomt dat na het leggen van de afwerkvloer er nog moet worden aangevuld met cement achter de randstroken. De folieflap wordt tijdens het leggen van de systeemelementen over de elementen gelegd, en in een later stadium over de glijfolie, om zo een dichte kuip te maken voor de afwerkvloer. In het geval van een gietvloer is het aan te raden om de folieflap vast te tapen op de glijfolie. 3.4 Montage van de Klimaatvloer systeemelementen Het belangrijkste onderdeel van de montage, waarbij de basis wordt gelegd voor de vloerconstructie. Door hier goed aandacht te besteden wordt de rest van de montage in hoge mate gemakkelijker. Het kan voor komen dat bepaalde systeemelementen op maat dienen te worden gemaakt. Dit gaat eenvoudig met een decoupeerzaag, met zaagblad voor ijzer (fijn getand). Het is verstandig om dit op maat maken buiten, of in een andere ruimte te doen, om zo de werkvloer schoon te houden, er zal altijd wat “piepschuim” vrijkomen. Conform montagetekening Op de bijgeleverde montagetekening staan alle elementen ingetekend. Het leggen van de systeemelementen dient hier dan ook zoveel mogelijk mee overeen te komen. Als de tekening wordt aangehouden is het in dit stadium nog niet nodig om rekening te houden met de leidingloop, zodat het leggen van de elementen sneller zal verlopen. Randuitbouw en opvulmateriaal Overal waar geen elementen staan getekend, dienen ruimten te worden opgevuld met de los bijgeleverde isolatieplaten. Doorgaans staan deze met honinggraat‐structuur aangegeven op de montagetekening. Ook hierbij behoeft in dit stadium geen rekening te worden gehouden met leidingloop. Het sleuven van de leidingen geschiedt in een later stadium.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000
Stap 1 Het aanbrengen van de elementen Begin vanuit een hoekpunt met het leggen van de platen, en randuitbouw.
ENKELE TIPS: • •
• • •
Leg de benodigde elementen niet allemaal in de ruimte waar deze verwerkt moeten worden! Het is zinloos om steeds pakken elementen de verplaatsen, en bovendien in de weg staan. Leg zowel elementen als opvulplaten strak tegen de randstrook, hierdoor wordt het geheel steviger, en dit voorkomt dat platen gaan schuiven tijdens de montage en latere aanleg van de buizen. Begin altijd te leggen vanuit een vast hoekpunt. Indien in de hoek randuitbouwmateriaal staat getekend, hiermee beginnen. Zorg ervoor dat de bochtelementen “netjes” recht naast elkaar liggen, dit maakt het monteren van de buizen een stuk eenvoudiger. De elementen zijn voorzien van breeknaad, welke eenvoudig met de knie kan worden doorbroken. De niet gebruikte helft kan elders gewoon weer worden toegepast.
OPMERKING: De elementen zijn in de leidingsleuven voorzien van een dunne folielaag. Deze hoeven niet te worden verwijderd. Indien de folie niet aanwezig is is dit ook geen probleem. De folie is aanwezig om de volgende reden: in andere landen wordt het systeem sporadisch toegepast met koperen buizen. Dit wordt in Nederland niet (meer) toegepast.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000
Stap 2 Het aanbrengen van de randuitbouw isolatieplaten Vul de ruimten waar geen standaard elementen liggen op met de opvulplaten.
ENKELE TIPS: • •
Bij opstakels in de baan van de platen (zoals pilaren) zijn de opvulplaten ook handig. Later kan er met de smeltsnijmachine een sleuf om de pilaar worden gesneden. In veel gevallen, zeker met rechte stukken werkt het het snelst om de opvulplaat boven de gewenste plaats te houden, en hier met een stift de snijlijnen af te tekenen. Vervolgens kan met een stanley‐mes de plaat worden gesneden.
OPMERKING: •
Vermijd veelvuldig lopen over de opvulplaten, en leg de gangplaten als laatste. De opvulplaten zijn goed belastbaar, maar kunnen onbeschermd snel beschadigen.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000
Stap 3 Het aanbrengen van de leidingsleuven Snij de leidingsleuven in de opvulplaten, met behulp van de smeltsnijmachine
ENKELE TIPS: • •
Teken voor het sleuven de leidingloop af met een viltstift. Verwijder de gesneden stukken zo snel mogelijk uit de sleuven. Direct na het sleuven gaat dit het meest eenvoudig.
OPMERKING: •
De opvulplaat bij de vloerverwarmingsverdeler zal door de vele sleuven gevoelig zijn voor beschadiging (totdat de buizen gemonteerd zijn). Voorzichtigheid is dus geboden bij het lopen over deze plaat.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000 3.5 Montage van de vloerverwarmingsbuizen Het is nu zaak om de vloerverwarmingsbuizen overeenkomstig de montagetekening aan te brengen. Dit geschied altijd volgens het legplan. De buizen kunnen op eenvoudige wijze met de voet in de sleuf worden gedrukt. De sleuf is dusdanig gevormd dat de buis in de sleuf blijft geklemd. Indien een stugge (alu‐pex) buis wordt toegepast is het soms nodig om de buis doormiddel van een lat in de sleuf te slaan. (zie afbeelding) De bochten in drie ettappen klemmen, met de voet.
ENKELE TIPS: • • •
• • •
Teken voor het leggen van de buizen pijlen op de bochtelementen welke de leidingloop weergeven Begin altijd bij de verdeler met het leggen van een groep. Indien buizen bij de bochten omhoog gaan staan (dit kan metname bij lage verwerkingstemperaturen gebeuren) is het raadzaam om met een kleine strook tape midden over het bochtelement en de buis. Schrijf met een watervaste viltstift op het begin en eind van de lus het lusnummer, en de ruimte waar de lus naar toe leidt. Houdt de leidinglengtes nauwkeurig bij op de montagetekening, dit maakt inregelen in een later stadium een stuk eenvoudiger. Sluit na het leggen van een groep deze buizen direct aan op de verdeler (3.7). Dit minimaliseerd de kans op verwisseling van de groepen!
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000 3.6 Opvullen en afdekken van bochtelementen Nadat alle buizen zijn aangebracht dienen overtollige‐ en afvalstukken van de werkvloer te worden verwijderd. Het is verstandig om de buizen visueel na te lopen, of er onverhoopt tijdens de montage geen beschadigingen zijn opgetreden. Indien een droogverlegsysteem wordt toegepast is het noodzakelijk om de bochtelementen op te vullen, en zonodig af te dekken met aluminium drukverdeelplaten. In de onderstaande tabel staat weergegeven wanneer welke methode van toepassing is. Type afwerkvloer Zand‐cement dekvloer Anhydriet / Gietvloer Latexcementmortel (ELCEMO zetmortel) Systemen Hazenhoeve / Elastilon (droge opbouw) Creaton Estrichtegels (droge opbouw) Fermacell systeem 2E22 (droge opbouw)
Opvullen bochtelementen nee nee ja ja
Afdekken bochtelement met Alu drukverdeelplaat nee nee ja ja
ja ja
Ja Nee
Het opvullen van bochtelementen: Het vullen van de overtollige ruimte in de bochtelementen kan op twee manieren worden gedaan: 1. Met een specie of mortel vullen en afstrijken, drukverdeelplaten hoeven dan niet! 2. Met Fermacell droge egalisatiekorrels, afstrijken met veger en overtollig materiaal verwijderen. Het afdekken van de bochtelementen: Door een aluminium drukverdeelplaat over de bocht‐delen te leggen. Één drukverdeelplaat bestrijkt dus twee bocht‐delen. Indien zeer hoge puntbelastingen zijn te verwachten ter plaatse van bochtelementen adviseren wij om twéé drukverdeelplaten toe te passen. 3.7 De buizen aansluiten op de verdeler Het aansluiten van de buizen geschiedt als volgt; ‐ Druk met de hand de adapter voor de buis (met epdm‐ring) in de gewenste aansluiting van de verdeler ‐ Houdt de buis welke gemonteerd moet worden naast de adapter, en zet met een stift of potlood een streep op de buis, waar deze moet worden ingekort. ‐ Het inkorten van de buis gaat het meest eenvoudig met een buis‐snij‐tang. Zagen wordt in verband met het ontstaan van bramen afgeraden. ‐ Schuif nu de moer om de buis ‐ Schuif de knelring om de buis, eventueel aantikken met een hamer o.i.d. zodat de ring in zijn geheel om de buis is geschoven ‐ Pak de buis stevig vast met twee handen (één hand onder, één hand onder de koppeling) en schuif de buis om de tule.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000 ‐ ‐
Als de buis op de correcte lengte is afgesneden “staat” de buis recht naar onderen. Draai nu de knelmoer aan met een steeksleutel. 3.8 Controle op dichtheid van het vloerverwarmingssysteem Het verdient de aanbeveling om het systeem voor en tijdens het aanbrengen van de afwerkvloer te vullen met water. De aanwezige waterleidingdruk is hiervoor voldoende. Dit heeft als voordeel: ‐ Eventuele lekkages en niet goed aangedraaide koppelingen komen onmiddellijk aan het licht ‐ Indien leidingen worden beschadigd zal men dit direct opmerken, daar er dan water uit de leidingen zal komen. Let wel op het volgende: ‐ Sluit de watertoevoer WEL af na het op druk brengen/vullen ‐ Pas op met vorstgevaar 3.9 Het aanbrengen van de glijfolie De glijfolie wordt uitgerold over het totale oppervlak, en dient ervoor om een scheiding aan te brengen tussen verwarmingssysteem en afwerkvloer. De folie dient overlappend te worden uitgerold, en in het geval van een gietvloer dienen de naden te worden afgetaped.
De glijfolie dient te worden aangebracht met de gladde kant naar boven. De folieflap van de randstrook moet over de glijfolie komen te liggen. In dit geval behoeft de glijfolie niet omhoog te worden gezet tegen de kanten.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000 3.10 Aandachtspunten voor het aanbrengen van de afwerkvloer, laatste controle Alvorens de afwerkvloer wordt gelegd volgen hier nog enige aandachtspunten welke dienen te worden nagegaan: ‐ Er zijn geen beschadigingen aanwezig ‐ Er is geen losliggend materiaal aanwezig ‐ De ondergrond voor de afwerkvloer is stof‐ en vuilvrij ‐ Eventuele dilitaties correct aangebracht door aannemer ‐ De randstroken zijn goed in de hoeken gemonteerd ‐ De aan‐ en afvoer kraan op de verdeler zijn afgeplakt tegen vervuiling ‐ De isolatieplaten liggen overal goed vast, en er is geen beweging in de platen merkbaar (wat zou kunnen aantonen dat er ruimte onder de isolatieplaten aanwezig is) ‐ Alle buizen liggen vast, en degelijk gemonteerd. ‐ De eventuele toevoegmiddel is afgegeven aan de vloerenlegger. (inclusief doseringsvoorschrift)
4. In bedrijf stellen van de vloerverwarming / inregelen Nadat de afwerkvloer voldoende is uitgehard (doorgaans 30 dagen na het aanbrengen van de vloer) kan de vloerverwarming worden aangesloten en in bedrijf worden gesteld.
4.1 Het aansluiten van de primaire voedingsleidingen De aan‐ en afvoer naar de warmteopwekker worden rechtreeks op de verdeler aangesloten. In het geval van een verdeler met pomp wordt de aanvoer op de thermostaatkraan aangesloten (met knop). 4.2 Het monteren van de aanvoerthermostaat In het geval van een verdeler met pomp wordt de thermostatische knop op het thermostatisch ventiel gemonteerd. De voeler van de knop (capilair) wordt in de hiervoor bestemde huls gestoken, en geborgd met een borgschroef. Let goed op dat zowel de knop als de capilair voldoende stevig worden aangedraaid. 4.3 Openen groepsafsluiters en primaire retourafsluiter Voor het inbedrijfstellen dient te worden gecontroleerd of alle afsluiters open staan. Dit geldt ook voor de retourafsluiter aan de primaire zijde! Indien niet alle afsluiters zijn geopend is het niet mogelijk om de installatie op correcte wijze te vullen en ontluchten! 4.4 Vullen en ontluchten van het systeem Bij het vullen (met koud water) is het zaak om steeds gebruik te maken van de ontluchter op de bovenzijde van de verdelers. Indien er een pomp aanwezig is dient deze na de eerste keer vullen te worden aangezet op de hoogste stand. De pomp zelf dient ook te worden ontlucht doormiddel van de moer op het pomphuis. Dit ontluchten moet bij een nieuw systeem meerdere malen. Het is onmogelijk om alle lucht ineens uit het systeem te krijgen. De eerste week adviseren wij om iedere dag te ontluchten, en indien nodig bij te vullen.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000 4.5 Voor de eerste keer opstarten van de vloerverwarming De eerste keer dat het de vloerverwarming wordt “aangezet” is het zaak om de temperatuur in het systeem langzaam op te bouwen naar het gewenste niveau. De watertemperatuur kan worden geregeld door de aanvoerthermostaat, welke regelt tussen een watertemperatuur van c.a. 5‐55 graden Celcius watertemperatuur. Advies temperatuurtraject vloerverwarming eerste keer opstarten: Begin op 25°C, na 4 dagen 30°C, na 1 week 35°C, na 10 dagen 40°C, na 2 weken 45°C. Indien de gewenste ruimtetemperaturen worden bereikt dient de knop in die stand te blijven staan. Wisselende tempertuursregeling bijvoorbeeld voor nachtverlaging dienen niet doormiddel van de aanvoerthermostaat te worden geregeld!!! 4.6 Handelswijze bij het aanbrengen van de vloerbedekking Minimaal 24 uur voor het aanbrengen van de vloerafwerking dient de vloerverwarming te worden uitgeschakeld. Uitschakelen houdt in: Aanvoerthermostaatknop dicht Pomp uit (stekker uit stopcontact) Het bedrijf dat de vloerbedekking legt dient de termijn aan te geven alvorens de vloerverwarming weer mag worden ingeschakeld. Inschakelen houdt in: Aanvoerthermostaatknop zover open dat de onderstaande temperaturen worden bereikt Pomp aan (stekker in stopcontact) Temperaturen bij opnieuw opstarten: Begin op 25°C, na 4 dagen 30°C, na 1 week 35°C, na 10 dagen 40°C, na 2 weken 45°C.
Montagehandleiding vloerverwarmingssystemen Klimaatvloer TOP 2000
5. Problemen oplossen Hieronder staan de meest voorkomende problemen/klachten met daarbij de voor de hand liggende oplossingen. Storing/klacht Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing De vloerverwarming wordt niet warm, of • De CV‐installatie staat niet aan • De CV‐installatie aanzetten geeft geen warmte. •
•
•
De vloerverwarming wordt te warm
De circulatiepomp draait niet doordat deze geen spanning krijgt De circulatiepomp wordt uitgeschakeld De circulatiepomp draait helemaal niet omdat de as van de pomp vastzit/stilstaat
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
De pomp maakt een ruisend geluid
•
De aanvoerthermostaat staat niet goed ingesteld De aanvoerthermostaatknop zit los op de kraan De voeler van de aanvoerthermostaat zit niet goed vast, of niet diep genoeg in de huls. Er zitten luchtbellen in het circuit
•
•
•
De stekker van de pomp in het stopcontact steken, voeding controleren De maximaalbeveiliging is aangesproken door een te hoge temperatuur >55 graden. Dit kan komen door een defecte, of te ver openstaande aanvoerthermostaatknop! Maximaalbeveiliging mogelijk defect. Deze loskoppelen of doorverbinden, later vervangen! Aanvoerthermostaatkraan defect? => vervangen Draai het afdekplaatje van het pomphuis los. Met behulp van een schroevendraaier kan de as in de pijlrichting worden aangezet. Pomp is defect => vervangen De thermostaatkraan terugdraaien waardoor op de thermometer de gewenste temperatuur wordt bereikt. De kraanknop aandraaien met een passende sleutel De capilair stevig aandrukken, en vastzetten met de bijbehorende schroef Als het geluid niet na enige tijd verdwijnt dient de gehele installatie te worden ontlucht.