Verslag overleg met de vakbonden, 10 en 11 december 2009. Aanwezigen namens de vakbonden: ABVO: dhr. Calmes, dhr. Hernandez, dhr. Ignacio (alleen 11 december) NAPB: dhr. Cijntje, dhr. Melfoor, dhr. Mercelina STrAF / ACOM/ ACP: dhr. Begina, dhr. Van der Hulst, dhr. van Lamoen WICSU: mw. Greene – Blijden, mw. Leonard, dhr. Reed Aanwezigen namens de Minister van BZK: de heren Maas (voorzitter), Brinkman, Cornax (VNW), Mager (RSC), de Vries en mw. Stuger . Mede aanwezig: mw. Barbolina-Provence en mw. Curial Villarreal
1. Opening en mededelingen De projectdirecteur, voorzitter van het overleg opent de vergadering. De agenda wordt vastgesteld. De Minister van BZK is beschikbaar om aan het begin van de middag de arbeidsvoorwaardenovereenkomst Sector BES (inhoudende de inrichting sectoroverleg BES en het plaatsingsplan personeel bij het RSC per transitiedatum) te tekenen. Dit natuurlijk onder de voorwaarde dat er overeenstemming over is bereikt. 2. Vaststelling van het verslag van 1 0ktober 2009 Het verslag wordt vastgesteld met inachtneming van de volgende wijzigingen: - De namen van een aantal aanwezigen moeten als volgt worden gelezen: Hernandez, Melfor, Mercelina, van Lamoen, Greene, Leonard, Kees Maas. - Punt 3: In de eerste zin wordt de naam van de directeur RSC toegevoegd: Sybren van Dam. - Op pagina 2, twaalfde regel wordt achter de woorden “maar dat” het woordje “dat” toegevoegd. - Pagina 2, laatste regel moet worden gelezen als : Er wordt in eerste instantie gekeken of …. 3A Besluit overlegstelsel BES Ter bespreking ligt de brief van de voorzitter van 24 november en het na de eerdere uitvoerige bespreking aangepaste ontwerp Besluit Overlegstelsel BES. Van de zijde van STrAF / ACOM /APV worden de volgende punten ingebracht: - Bepleit wordt dat de vakorganisaties zowel in de sectorale als in de decentrale overlegcommissie twee leden en twee plaatsvervangende leden kunnen aanwijzen (art. 2.1.2 en 3.1.2). - Het wordt enerzijds begrepen en ook niet bestreden dat vakbonden hun representativiteit aan moeten tonen om aan het overleg deel te nemen. Anderzijds zouden de bonden ook de tijd moeten krijgen om op de BES zichtbaar te worden en dus ook de tijd moeten krijgen om hun representativiteit aan te tonen. - Een besluit van de minister van BZK om een bond die niet meer representatief is (art. 2.1 lid 3) niet meer toe te laten tot het overleg zou aan de bonden vooraf moeten worden voorgelegd.
1
-
-
-
-
Schorsing van vakorganisaties in het decentrale overleg (art. 3.1.3) moet worden gebaseerd op een besluit van de Minister van BZK i.p.v. op een besluit van het bestuurscollege. M.b.t. de procedure bij het staken van stemmen aan vakbondszijde (art. 2.6.3 en 3.6.3) wordt bepleit rekening te houden met het gewogen gemiddelde per vakorganisatie. In de toelichting op art. 4.4, dat de basis biedt voor een regeling t.a.v. het vergoeden van kosten, dient te worden opgenomen dat het daarbij niet alleen om reis- en verblijfkosten, maar ook om vormings- en opleidingskosten gaat. M.b.t. de representativiteit van de vakorganisaties zou in eerste instantie aangesloten moeten worden bij de deelname voor het CGOA teneinde de vakbonden in de gelegenheid te stellen om - met het oog op de nieuwe overlegverhoudingen op de BES – nieuwe leden te verwerven. Geïnformeerd wordt waarom artikel 4.2.1. zich beperkt tot politieorganisatie, onderwijsinstellingen en douane.
WICSU informeert of er op het besluit een juridische toets heeft plaats gevonden. Van de zijde van ABVO worden de volgende vragen gesteld: - Waarom zou uitsluiting van het decentrale overleg (art. 3.1.3) een besluit vergen van de Minister van BZK, die immers buiten dit overleg staat? - De art. 2.6.3 en 3.6.3,. die een regeling bij het staken van stemmen aan vakbondszijde behelzen, zijn overbodig daar de vakorganisaties het altijd eens zijn. Van werkgeverszijde wordt op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen als volgt gereageerd: - Het besluit heeft bij het Ministerie van BZK een interne toets ondergaan en zal nog worden voorgelegd aan het Ministerie van Justitie voor een wetgevingstoets. - Akkoord met het aanwijzen per vakorganisatie van 2 leden en 2 plv. leden. - Voorgesteld wordt aan artikel 2.1, derde lid de woorden “gehoord de bonden”toe te voegen. In de procedure m.b.t. de uitsluiting van het overleg (3.1.3) lijkt het verstandig een dergelijk voorgenomen besluit te laten nemen door een onafhankelijk persoon, t.w. de Minister van BZK. Voor het decentrale overleg wordt voorgesteld dat een dergelijk besluit door de minister van BZK wordt genomen nadat daartoe een voordracht van het BC is ontvangen en de minister de bonden heeft gehoord. - Het besluit moet voorzien in de situatie dat er een regeling is voor het staken van stemmen aan vakbewegingszijde, zelfs al zou die situatie imaginair zijn. Van werkgeverszijde kan men akkoord gaan met introductie van het principe van het gewogen gemiddelde. - T.a.v. de representativiteit is het niet noodzakelijk zo dat de representativiteit die voor het CGOA geldt, ook geldt voor de BES. Tegelijkertijd is er aan werkgeverszijde begrip voor de bijzondere situatie die met de opheffing van het Land Nederlandse Antillen ontstaat. Van werkgeverszijde wordt voorgesteld de bonden die thans representatief zijn voor het CGOA tot 1-1-2013 toe te laten tot het sectoroverleg BES. Vóór die datum zal in gezamenlijk overleg met de bonden het begrip representativiteit op de BES invulling moeten krijgen. Dit laat onderlet de noodzaak dat de bonden al wel opgave doen van hun ledenaantallen op de BES. - Aan werkgeverszijde is de vergoeding aan vakbonden voor vorming, scholing en andere faciliteiten ter voorbereiding van het overleg nog onderwerp van intern overleg. Dit thema zal verder aan de orde zijn bij het overleg over de faciliteitenregeling, die op basis van art. 4.4. tot stand zal worden gebracht.
2
-
Vooralsnog is de voorzitter bereid om de regeling die nu voor het CGOA geldt, naar analogie toe te passen. Deze is echter nog onbekend op het ministerie van BZK. Het ministerie houdt zich aanbevolen om een overdruk van deze regeling te ontvangen. Vooralsnog zijn op basis van artikel 4.2.1. drie organisaties aangewezen. Het gaat hier om grote organisaties en de opsomming is limitatief om te voorkomen dat het overleg te zeer wordt uitgehold. Aan werkgeverszijde is men bereid een eventuele uitbreiding tot onderwerp van overleg met de vakbonden te maken.
Geconstateerd wordt dat werkgever en vakorganisaties overeenstemming hebben bereikt over het overlegstelsel. Het besluit is overeenkomstig het besprokene aangepast en is op 10 december 2010 ondertekend door de Minister van BZK en de voorzitters van de vier vakorganisaties. Allen zijn in bezit van een getekend exemplaar. 3B Plaatsingsplan personeel bij het RSC per transitiedatum Ter bespreking ligt de brief van de voorzitter van 24 november en het na de eerdere uitvoerige bespreking aangepaste ontwerp plaatsingsplan personeel bij het RSC, versie 24 november 2009. Het voorliggende voorstel wordt vervolgens in drie termijnen besproken, met daarbinnen ook weer enkele schorsingen. In de eerste termijn is van de zijde van de bonden het volgende aangevoerd. - Aan de definities dient bij bonden STrAF/ACOM te worden toegevoegd “/ACP” - Bij de plaatsingsprocedure zou bij overtolligheid rekening gehouden moeten worden met het anciënniteitbeginsel. - De bonden zouden hierop ook een zeker toezicht willen kunnen uitoefenen. - V.w.b. de garantie wijzen de bonden er op dat de datum van 8 december 2007 al weer ver achter ligt en dat minister Duncan pas veel later via een brief aan het personeel deze datum heeft gecommuniceerd. - Er zou concreet aangegeven en geregeld moeten worden welke functies de minister van BZK buiten de plaatsingsprocedure zou willen vervullen. - Voorts is niet duidelijk wat leidinggevende functies zijn waarop medewerkers en huidige leidinggevende functies niet automatisch zijn geplaatst in een volgfunctie De voorzitter: - zegt de toevoeging ACP toe - heeft begrip voor de gewenste hantering van het anciënniteitbeginselen en stelt voor aan artikel 2.1 tweede lid toe te voegen “en de anciënniteit van de betrokken plaatsingskandidaten. - Stelt voor dat de bonden het advies van de PAC zal worden voorgelegd opdat de bonden zicht hebben op het gehanteerde anciënniteitbeginsel. - Heeft er begrip voor dat mensen die op de BES zijn geplaatst na 8 december 2007 en aantoonbaar buiten hun schuld ook niet op de hoogte konden zijn van het protocol van 8 december 2007 op een of andere manier toch een garantie zouden moeten hebben - Licht toe dat het v.w.b. de toepassing van artikel 2.1 vijfde lid doorgaans beperkt zal blijven tot de strategische functies, die voor de ministeries zeer van belang zijn. Dit in vergelijking met onder andere de zgn. topmanagementgroep (DG’s en SG’s) in Nederland. De voorzitter is echter niet bereid om dit dicht te regelen. Na een schorsing bleek dat er nog geen draagvlak was om te tekenen. Nadat het op de plaatsingsprocedure betrekking hebbende in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst is geschrapt kon het deel dat betrekking heeft op het overlegstelsel worden getekend.
3
Op 11 december is de discussie op verzoek van de bonden voortgezet - De bonden erkennen dat het bevoegde gezag in eerste instantie de functievergelijking maakt en de was/wordt tabel vaststelt. De was/wordt tabel op functieniveau (niet op mensniveau) maakt echter ook onderdeel uit van de O&F rapporten, die onderwerp van bespreking zijn in het sectoroverleg. De bonden vragen om in de definities bij functievergelijkingsoverzicht de woorden “naar het oordeel van het bevoegde gezag te schrappen. - Verder zouden zij t.a.v. de garantie graag een andere datum opgenomen zien dan 8 december 2007. - Een meerderheid van de bonden blijkt nog niet tevreden met de toelichting die de voorzitter heeft gegeven bij artikel 2.1 vijfde lid. Het moet geen open einde zijn om functies buiten de O&F rapporten te houden. Zo begon RST ook. - De bonden zouden ook graag nader bepaald willen zien welke leidinggevende functies nieuwe functies zijn waarop moet worden gesolliciteerd. Na veel heen en weer gepraat en diverse schorsingen doet de voorzitter het volgende eindbod: - De toegezegde wijzigingen in de eerste termijn blijven van kracht voor zover deze thans niet worden geamendeerd. - In de begripsomschrijvingen functievolger en functievergelijkingsoverzicht vervallen de woorden “naar het oordeel van het bevoegde gezag” - De garantie in artikel 1.3 derde lid wordt aangevuld met de tekst “tenzij hij aantoonbaar doch voor 10 december 2009 buiten zijn schuld in deze positie is gebracht” - In artikel 2.1 vijfde lid wordt “dit plaatsingsplan”vervangen door “de plaatsingsprocedure” De voorzitter herhaalt zijn toelichting dat het om uitzonderingen zal gaan en om strategische functies maar geeft verder aan niet bereid te zijn om op voorhand exact en uitputtend aan te geven om welke functies het gaat. Het gaat overigens wel om functies die in de O&F rapporten zouden moeten voorkomen. Het is niet de bedoeling dat er buiten de O&F rapporten ook nog allerlei functies ontstaan. - T.a.v. leidinggevende functies waarop moet worden gesolliciteerd zegt de voorzitter toe dat deze functies zullen worden aangegeven in de O&F rapporten. De eerste twee leden van artikel 2.4 kunnen dan als volgt luiden: 1.
2.
De plaatsing in leidinggevende functies bij het RSC, die in het formatieplan en functievergelijkingsoverzicht zijn aangemerkt als nieuwe functies geschiedt door middel van een interne sollicitatieprocedure. Een medewerker maakt zijn belangstelling voor een leidinggevende functie, die in het formatieplan en functievergelijkingsoverzicht als een nieuwe functie is aangemerkt, kenbaar bij de PAC door middel van het invullen van een in bijlage 1 opgenomen sollicitatieformulier.
Hierop geeft de ABVO aan dat zij voorstander blijven om artikel 2.5 dicht te regelen. De voorzitter wijst er op dat hij een eindbod heeft gedaan. Als de bonden niet instemmen vervalt dit eindbod en moet hij zich met de minister beraden. Hij is dan niet langer gebonden aan alle bewegingen/toezeggingen die hij gedurende de vergadering heeft gedaan om er uit te komen. Het afwijzen betekent dus dat teruggevallen wordt op het oorspronkelijke, bij de vergaderstukken aan het sectoroverleg toegezonden, voorstel. Op verzoek van de STrAF/ACOM/ACP wordt de balans opgemaakt.
4
De STrAF/ACOM/ACP meent dat er van de zijde van de werkgever zodanige toezeggingen zijn gedaan dat zij dit bereikte resultaat niet verloren wil laten gaan. Gelet op de toegezegde wijzigingen en het vertrouwen dat e.e.a. ook goed in het verslag terecht komt, stemt de STrAF/ACOM/ACP in het met eindbod. De Wicsu wil eerst beraad in het CGOA met minister Duncan en kan daarom thans nog niet instemmen met het eindbod. De voorzitter wijst er zoals hij al eerder heeft gedaan op dat Nederland geen partij is in het CGOA en dat de mening van minister Duncan in deze niet relevant is omdat hij er niet over gaat. De bonden moeten voor de BES in dit sectoroverleg zaken doen. Een ander loket is er niet. De ABVO stelt vast dat we ver zijn gekomen, maar wil geen onzekerheid laten bestaan over de toepassing van artikel 2.1 vijfde lid. Zij wijzen het eindbod daarom af. De NAPB heeft te veel reorganisaties meegemaakt waar niet alles goed geregeld was. We komen er vandaag niet uit. Dat is jammer, maar laat het dan maar zo gaan. De voorzitter stelt vast dat het eindbod door een meerderheid van de bonden niet is aanvaard. Hij betreurt dat en zal zijn achterban over het resultaat informeren. Hij moet zich beraden hoe verder en houdt zich overigens aanbevolen voor suggesties. Hij zal de minister vragen hoe hiermee om te gaan. 4. Opgave leden tallen Afgesproken is dat de bonden uiterlijk 1 februari 2010 opgave zullen doen van hun ledenaantallen op de BES per 1 januari 2010. Het gaat dus niet om de grootte van de bonden in volle omvang in Nederland en de Nederlandse Antillen. 5. Voorstel nadere regels inrichting sectoroverleg BES Dit punt is niet behandeld en doorgeschoven naar een volgend overleg. 6. Vaststelling vergaderschema 2010 De volgende data worden vastgelegd: 23 maart, 4 juni, 28 september, 7 december. Er zijn geen voorstellen gedaan tot wijziging van de voorgestelde locaties. 7. Inleiding over de totstandkoming van het organisatieonderdeel Belastingdienst BES door Hans Visser en Jan Hoogeweg Hans Visser geeft mede namens Jan Hoogeweg aan vereerd te zijn om in het sectoroverleg BES i.o. een schets te geven van zijn activiteiten als kwartiermaker Belastingdienst/Douane. Enerzijds heeft hij – in opdracht van de Minister van Financiën Nederlandse Antillen procesverbeteringen ingevoerd die er mede toe hebben geleid dat diverse achterstanden significant zijn afgenomen. Anderzijds is hij kwartiermaker voor het organisatieonderdeel Belastingdienst/Douane van Nederland op de BES. Hij reikt een outline uit van zijn verhaal, welke als bijlage bij dit verslag is gevoegd. Desgevraagd deelt hij mede dat hij noch bevestigen noch ontkennen wil dat vereenvoudiging van het stelsel of de uitvoering leidt tot lagere functies. Hij kan en wil niet vooruitlopen op het organisatie en formatierapport. Desgevraagd deelt hij verder mee dat naar zijn voorlopige oordeel een ieder kan inschuiven in de nieuwe organisatie van de belastingdienst. Overigens wijst hij er op dat het Rijk (RSC totaal) groter is dan de belastingdienst en dat er nu eenmaal ook een garantie is dat iedereen die bij het land in dienst is op de BES de garantie heeft tot plaatsing bij het RSC. Dit is dus iets anders dan de garantie dat het werk ongewijzigd wordt overgenomen.
5
8. Nadere regels politie De bonden hebben de concept stukken die binnenkort ook voor bestuurlijke consultatie aan de BES aangeboden zullen worden als nazending toegezonden gekregen. De NAPB blijkt niet over de stukken te beschikken. Vanuit het secretariaat wordt bevestigd dat de per mail verzonden stukken van de NAPB terug kwamen omdat de mailbox vol zat. Dhr, Cornax heeft vervolgens de taak op zich genomen om de stukken te bezorgen en dat ook uitgevoerd. Mw Stuger leidt dit onderwerp in en geeft aan dat na de wetgeving thans de algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) in ontwerp gereed zijn en binnenkort aan de BES voor bestuurlijke consultatie zullen worden aangeboden. Ook de bonden zullen alsdan in de gelegenheid worden gesteld om evt. commentaar te leveren. Naar haar indruk zijn dit alle AMvB’s die betrekking hebben op politie en brandweer. Na de AMvB’s zullen nog de ministeriele regelingen volgen. Met de behandeling nu is mw. Stuger in staat om evt. vragen vooraf te beantwoorden. Zij wil de AMvB’s graag toelichten. Er is een consensusrijkswet politie en op basis hiervan komen nog onderlinge regelingen. Deze onderlinge regelingen zijn bovenlandelijke regelingen, d.w.z. voor alle landen binnen het Koninkrijk op de Antillen. De regelgeving die thans voorligt , aanpassing van het Besluit rechtspositie korps politie BES, is grotendeels technische van karakter. De bezoldiging voor de politie op de BES zal nog conform de huidige regeling van het Land NA worden omgezet in een Nederlandse ministeriele regeling. Bij de omrekening van de NAV naar de dollar zal een omrekeningskoers worden gehanteerd van 1,79. De hulpagent komt als zodanig niet terug in het rangenstelsel. Bekeken wordt nog hoe de hulpagenten worden ingepast in dit nieuwe stelsel. De bonden geven aan dat het korps Bonaire geen hulpagenten meer in dienst heeft. Ten aanzien van het besluit dat als uitgangspunt dient voor de wijzigingen wordt door de bonden opgemerkt dat in de praktijk zaken al jaren anders uitgevoerd worden dan formeel is geregeld. Voor zover de huidige praktijk is vastgelegd in landsverordeningen zullen deze worden toegezonden. 9. Besluiten ten aanzien van Brandweer BES De kwartiermaker van het brandweer korps de heer Wim Goedhart is bij de behandeling van dit punt aanwezig. De ABVO heeft de heren Charissa (ES; zat die er bij ? )en Janga gevraagd om dit onderwerp als deskundige bij te wonen. De brandweer op Bonaire bestaat thans louter uit beroepsbrandweermensen. Er komt één brandweerkorps op de BES met drie vestigingen. In het concept formatieplan is thans voorzien in de introductie van vrijwilligers naast de beroepsbrandweer. Het besluit rechtspositie vrijwillige ambtenaren BES regelt de rechtspositie van de vrijwilligers. Desgevraagd wordt medegedeeld dat het formatieplan in eerste instantie functies zal bevatten. Aan de functie zijn een waardering in rangen gekoppeld en opleidingseisen. De Wicsu geeft aan dat de brandweer op Statia multifunctioneel is van bijenbestrijding tot de luchthaven. Volgens de heer Goedhart mag dit aspect worden terugverwacht in het organisatie en formatierapport. De brandweer op de BES is door de multifunctionele inzet van haven, bevolking tot luchthaven misschien het beste te vergelijken met een bedrijfsbrandweer. Het formatieplan mag in febr/maart worden verwacht. De STrAF/ACOM/ACP vindt het besluit, zoals dat voorligt duidelijk, maar vraagt om een toelichting naar het geneeskundige onderzoek. Is dit periodiek en wat als de persoon niet meer aan de eisen voldoet? Bevestigd wordt dat het onderzoek periodiek is en dat indien de functionaris niet meer aan de medische eisen voldoet, moet worden getracht om deze
6
conform de Wet materieel ambtenarenrecht BES te herplaatsen. De bonden geven aan deze wet niet te kennen. Geantwoord wordt dat dit de vertaling is van de LMA naar het voor de BES toepasselijke recht na transitie.. Dit maakt onderdeel uit van de BES wetgeving en is reeds eerder ter consultatie geweest. Hoewel dit pakket niet het toonbeeld is van leesbaarheid en er nog geen geconsolideerde teksten aanwezig zijn, willen de bonden wel inzage. Afgesproken wordt dat de bonden een snelkoppeling zullen ontvangen naar de betreffende Kamerstukken. N.a.v. de vraag betreffende de uitvoering van het geneeskundig onderzoek zoals vermeld in het Besluit Brandweer BES wordt bevestigd dat “gewone” artsen dit zullen uitvoeren en hun bevindingen zullen melden aan de beoordelend arts die de uiteindelijke beslissing neemt. Gevraagd wordt of er nog aanvullende voorzieningen zijn bij invaliditeit en overlijden. Geantwoord wordt dat deze er thans ook niet zijn en dat de bestaande voorzieningen van de eilandgebieden worden overgenomen. Desgevraagd wordt toegelicht dat de pensioenleeftijd is geregeld in de Wet Mat.ambtrecht BES die een technische aanpassing is van de huidige LMA. Pensioenleeftijd blijft vooralsnog gelijk. Nadat er geen vragen meer zijn wordt nogmaals toegelicht dat de betreffende regelgeving binnenkort ook nog langs andere weg ter consultatie zal worden aangeboden. 10 + 11 Pensioenen BES De heer Mager verzorgt een inleidende presentatie. De betreffende sheets worden bij het verslag gevoegd. Onder meer de volgende punten komen naar voren: Pensioenfonds BES: - Zodra er instemming is van de zijde van de Tweede Kamer zal er een privaatrechtelijk pensioenfonds worden opgericht. Een privaatrechtelijk pensioenfonds staat vrij t.o.v. de overheid en kan de overheid aansprakelijk stellen voor niet afgedragen premies. - Bij de vergaderstukken zit een concept voor de statuten van het Fonds. Aan de bonden wordt gevraagd eventuele opmerkingen over de statuten uiterlijk 10 januari 2010 schriftelijk in te brengen. - Het pensioenfonds staat onder toezicht van De Nederlandsche Bank. Deze stelt aan potentiële bestuursleden eisen t.a.v. deskundigheid en integriteit. - Bij oprichting kent het pensioenfonds minimaal één bestuurslid, maar bij voorkeur drie bestuursleden. De bonden wordt gevraagd op zo kort mogelijke termijn een voordracht te doen voor een vertegenwoordiger. Pensioenwet Ambtenaren BES: - In de Pensioenwet ambtenaren BES wordt de pensioenregeling van het personeel vastgelegd. Deze wordt in beginsel beleidsarm uit de Pensioenlandsverordening Overheidsdienaren overgenomen. Als beleidsarm worden ook de voorstellen gekwalificeerd die door APNA zijn voorbereid voor de regering van de Nederlandse Antillen en die tot doel hebben de financiële beheersbaarheid van het Fonds te vergroten. De belangrijkste hiervan zijn de introductie van het middelloon en het introduceren van spelregels voor de indexering van de pensioenen. Versterking van de financiële basis en beheersbaarheid van het Fonds zijn hard nodig, omdat in het verleden de premies door de regering van de NA niet kostendekkend werden vastgesteld en door de eilandbesturen de premies veelal niet werden betaald en slechts
7
-
-
met schuldpapier werden gefinancierd. Voor de BES-eilanden zal Nederland de tot en met het jaar 2007 opgebouwde schulden aan APNA betalen. Verder bestaat het voornemen om de pensioenleeftijd in de Pensioenwet ambtenaren BES te koppelen aan de ingangsleeftijd voor de AOV. Van de zijde van de STrAF wordt daarbij opgemerkt dat deze maatregel te vroeg komt en eerst onderwerp van bespreking in het overleg behoort te zijn. De Pensioenwet Ambtenaren BES zal geldig zijn tot aan het moment dat werkgever en vakbonden een pensioenovereenkomst hebben gesloten. In deze overeenkomst wordt op hoofdlijnen de pensioenregeling afgesproken. Bij voorkeur komt deze overeenkomst vóór de transitiedatum van 10-10-2010 tot stand. Indien dit niet zou lukken fungeert de Pensioenwet Ambtenaren BES als vangnet voor de aanspraken van het personeel, omdat immers de Pensioenlandsverordening Overheidsdienaren per 1010-2010 niet meer van toepassing zal zijn in het BES-gebied. In een volgende vergadering zal uitvoerig worden doorgegaan op de pensioenen, zowel voor wat betreft de dan inmiddels – naar de voorzitter vertrouwt – opgerichte stichting als de vraag hoe te komen tot een goede pensioenovereenkomst. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter de vergadering. Hij stelt vast dat het zwaar was voor een ieder, met een belangrijk resultaat en met de vaststelling dat we nog gezamenlijk heel veel te doen hebben. Hij nodigt de bonden uit om aansluitend nog informeel terug en vooruit te blikken. HB-MdeV
8