Aanvraagformulier Langlopend onderwijsonderzoek 2015 Volledige aanvraag Registratie 1.
Projectleider consortium (dit moet dezelfde persoon zijn als de hoofdaanvrager) Titel(s): Voorletter(s): Achternaam: Organisatie: Postadres: Postcode: Telefoon:
2.
Prof. dr. W.F. Admiraal ICLON Universiteit Leiden Wassenaarsweg 62A 2333 AL 071-527 6081
Geslacht: Voornaam: Tussenvoegsel(s):
man Wilfried …………………..
Plaats: E-mail:
Leiden
[email protected]
Projecttitel: Naar zelfstandig onderzoek van leerlingen in het voortgezet onderwijs
3.
Projectthema Leren en instructie
4.
Looptijd van het project (maximaal 3 jaar) Geplande startdatum: 1 september 2015 Onderzoeksvoorstel
5.
Geplande einddatum: 31 augustus 2018
Samenvatting van het onderzoeksvoorstel (maximaal 250 woorden) Het zelfstandig uitvoeren van onderzoek door leerlingen vereist een combinatie van cognitieve, metacognitieve en affectieve strategieën en is daarmee een uitgelezen manier om diep, zelfgestuurd leren door leerlingen te stimuleren. Echter, het doen van zelfstandig onderzoek gaat niet elke leerling even gemakkelijk af, vereist dikwijls veel begeleiding door docenten en effecten vallen tegen. Het idee is dat een gelijkmatige opbouw vanaf de onderbouw van het voortgezet onderwijs, leerlingen beter voorbereidt op zelfstandig onderzoek in de bovenbouw en zo resulteert in positieve effecten in de vorm van onderzoeksvaardigheden en een onderzoeksmatige houding. In vier fasen wordt onderzoek gedaan naar een dergelijke onderzoeksleerlijn in havo en vwo. Na een exploratiefase naar wat onderzoek door leerlingen in het voortgezet onderwijs inhoudt, wordt in de tweede fase een probleemanalyse uitgevoerd naar de wijze waarop het leren doen van onderzoek in het curriculum wordt vorm gegeven. In de derde fase, de ontwerpfase, wordt ontwerponderzoek uitgevoerd naar een onderzoeksleerlijn waarbij wordt onderzocht hoe zelfstandig onderzoek door leerlingen kan worden voorbereid in de onderbouw en hoe dit in de bovenbouw kan worden begeleid. Ten slotte staat in de vierde fase het herontwerp van de onderzoeksleerlijn centraal waarbij niet alleen wordt onderzocht hoe docenten en leerlingen het curriculum uitvoeren en evalueren, maar tevens meer aandacht komt voor bij leerlingen bereikte onderzoeksvaardigheden en onderzoeksmatige houding. Dit laatste gebeurt bij het Profielwerkstuk of een vergelijkbare compleze onderzoekopdracht voor leerlingen uit de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Aantal woorden h. 5: 236
6.
Vraagarticulatie en samenwerking (maximaal 600 woorden) Beschrijf hier de manier waarop het consortium tot de probleemstelling en onderzoeksvragen is gekomen en de rol die zowel de wetenschappelijke als de praktijkleden hebben gespeeld bij de totstandkoming van de onderzoekaanvraag.
Vier scholen uit het consortium zijn reeds ruim een half jaar bezig met het formuleren van hun onderzoeksinteresse. Zij vormen een netwerk met meerdere schoolbesturen die zijn geïnteresseerd in het ontwikkelen van excellentie in het voortgezet onderwijs, de zogenaamde Kenniskring Excellentie. In samenspraak met hoogleraar Admiraal is een onderzoeksidee opgesteld dat de kern vormt van de huidige aanvraag. Dit onderzoeksidee betrof het leren doen van onderzoek door leerlingen in de bovenbouw van het algemeen vormend voortgezet onderwijs (havo/vwo). Dit idee en de ervaren problematiek zijn daarna door de drie van de vier scholen verder uitgezet in hun regionale netwerk. Vervolgens sloten drie andere scholen zich aan en is een tweede universiteitsmedewerker aangezocht met expertise op het gebied van het leren doen van onderzoek. Ten slotte is de onderzoeksaanvraag nader uitgewerkt door de leden van het consortium, wat heeft geleid tot de vooraanmelding.
Na de zeer positieve beoordeling van de vooraanmelding is een bijeenkomst belegd waar de vertegenwoordigers van zes scholen en de beide universiteitsmedewerkers hebben gesproken over een eerste uitwerking van de vooraanmelding en de begroting. Een school uit het landelijke excellentienetwerk van schoolbesturen (Kring Excellentie) is uit het consortium van deze aanvraag gestapt omdat de school zich binnen de Kenniskring Excellentie de komende jaren op een ander onderwerp voor schoolontwikkeling wil richten. De andere zes scholen hebben hun curriculum havo/vwo besproken wat betreft de wijze waarop leerlingen leren onderzoek te doen. Dit betrof ondermeer vaardigheidsonderwijs, mini-onderzoekjes en het profielwerkstuk. Ook is in de bijeenkomst besproken wat de opbouw van het onderzoek en de werkwijze voor kennisdisseminatie en –benutting zouden kunnen zijn. Ook was er instemming met de begroting waarin in elk van de zes scholen een groep van vier docenten samen met een postdoc en met input van de universiteitsmedewerkers onderzoek doen naar een leerlijn “Leren doen van zelfstandig onderzoek in het voortgezet onderwijs”. Dit betekent dat in het project gewerkt gaat worden als zes Onderzoeksateliers (zie verder Opbrengsten en kennisbenutting). Op basis van de opbrengst van deze eerste projectbijeenkomst is de aanvraag uitgewerkt door de universiteitsmedewekers, waarbij de betrokken scholen in de week voor de deadline feedback hebben gegeven op de uitgewerkte aanvraag. Die feedback is verwerkt en heeft geleid tot de ingediende aanvraag. De zes scholen zijn reeds bezig met het ontwikkelen van een leerlijn “Leren doen van zelfstandig onderzoek door leerlingen”, wat naar vorend komt in verschillende projecten zoals de implmentatie van een leerlijn Science door de onder- en bovenbouw heen, onderzoek naar de gehanteerde didactiek in Profielwerkstukken, en evalueren van vaardigheidonderwijs en van onderzoek door leerlingen in verschillende schoolvakken. Daarenboven is het leren doen van onderzoek een van de thema’s die worden geadresseerd in het onderzoeksprogramma Teaching and Teacher learning van het ICLON waarbij tot nu toe de aandacht op dit thema vooral was gericht op het hoger onderwijs en het leren op de werkplek door docenten. In dit aangevraagde project kan de opgedane expertise over het leren van onderzoek ook worden ingezet in het voortgezet onderwijs. Het onderzoeksprogramma van ICLON is overigens vooral gericht op onderzoek in het voortgezet onderwijs. Aantal woorden h. 6: 506 7.
Probleemverkenning, probleemstelling, onderzoeksvragen en onderzoeksplan (maximaal 3200 woorden) Probleemverkenning en probleemstelling Onderzoek door leerlingen van het voortgezet onderwijs krijgt veel aandacht, ondermeer om talentvolle of excellentie leerlingen extra uitdagingen te bieden. Hierbij ligt de nadruk op leerlingen uit de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Maar het leren doen van onderzoek kan voor alle leerlingen aantrekkelijk onderwijs zijn, omdat het een beroep doet op een combinatie van verschillende cognitieve, meta-cognitieve en affectieve leerstrategieën, zoals relateren, analyseren, kritisch verwerken, oriënteren, toetsen, reflecteren, motiveren, concentreren, en nieuwsgerig zijn (Aarsen & Van der Valk, 2008; Van der Rijst, 2009), allemaal strategieën die positief bijdragen aan het leerproces van leerlingen (Donker, De Boer, Kostons, Dignath-Van Ewijk, & Van der Werff, 2014). Dergelijke vaardigheden staan ook centraal in de zogenaamde 21st Century skills, waarmee generieke, vakoverstijgende vaardigheden worden bedoeld die leerlingen helpen andere, meer vakinhoudelijk kennis en vaardigheden te verwerven, maar leerlingen ook toerusten voor de toekomstige arbeidsmarkt en maatschappij (Ananiadou & Claro, 2009). 21st Century skills zoals creativiteit, innovatief en probleemoplossen vermogen en kritisch denken zijn cognitieve, meta-cognitieve en affectieve leerstrategieën die direct gerelateerd zijn aan het doen van onderzoek. Tevens bereidt het leren doen van onderzoek in het voortgezet onderwijs leerlingen voor op vervolgonderwijs waar het doen van onderzoek en onderzoeksmatig handelen meer usance is. Onderzoek door leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs kan ondermeer de vorm hebben van gerichte onderzoekstaken, proefjes, practica en het profielwerkstuk, die min of meer zelfstandig worden uitgevoerd. Leerlingen in de bovenbouw hebben echter moeite met het zelfstandig uitvoeren van onderzoeksopdrachten en een geleidelijke opbouw van het leren doen van onderzoek lijkt noodzakelijk (Metz, 2004). Deze geleidelijke opbouw kan de vorm hebben van het oefenen van deelvaardigheden zoals betogen, presenteren, en kritisch beschouwen van bronnen, maar ook het doorlopen van de gehele empirische cyclus (observatie, hypothesevorming, toetsen en evaluatie) in een vereenvoudigde context of in het klein (mini profielwerkstuk, onderzoeksopdrachtjes). Van een dergelijke gerichte geleidelijke opbouw is geen sprake omdat vaardigheidsonderwijs onvoldoende aandacht krijgt of is versnipperd over diverse schoolvakken en omdat in het klein doorlopen van het onderzoeksproces dikwijls ontbreekt. Het gevolg van het ontbreken van op het leren doen van onderzoek gerichte, geleidelijk opbouw is dat er veel begeleiding nodig is om leerlingen te ondersteunen bij het zelfstandig uitvoeren van onderzoeksopdrachten in de bovenbouw en dat dientengevolge effecten wat betreft het zelfstandig onderzoek doen niet aan de verwachtingen voldoen. Meer aandacht voor een geleidelijke opbouw van zelfstandig uit te voeren onderzoeksopdrachten kan leerlingen in de bovenbouw beter voorbereiden op het zelfstandig uitvoeren van onderzoeksopdrachten en daarmee hen beter toerusten voor vervolgonderwijs. Tevens is aandacht nodig voor de didactiek van het leren doen van onderzoek door leerlingen, zoals het bieden van structuur, het organiseren van interactie en samenwerken, en meer “hands-on minds-on” opdrachten (Aarsen & Van der Valk, 2008; Mooldijk, 2012; Velthorts, Oosterheert, & Brouwer, 2011). In dit project staat een dergelijke onderzoeksleerlijn in het algemeen vormend voortgezet onderwijs centraal, waarbij in havo en vwo wordt gewerkt aan een doorlopende onderzoeksleerlijn die opbouwt wat betreft zelfstandigheid. Het project is
gericht op 1) het verhelderen van onderzoek en onderzoeksmatige handelen door leerlingen in zowel de onderbouw als de bovenbouw havo en vwo, 2) het inventariseren van mogelijke problemen met de vormgeving van begeleiding van het leren doen van onderzoek door leerlingen, 3) het ontwerpen, implementeren en evalueren van een onderzoeksleerlijn die bestaat uit verschillende vormen van begeleiden van onderzoek door leerlingen in de onderbouw en bovenbouw van havo en vwo, en 4) het herontwerpen van deze onderzoeksleerlijn waarbij tevens aandacht is voor bij leerlingen bereikte onderzoeksvaardigheden en onderzoeksmatige houding. Onderzoeksvragen De hoofdvraag van dit project betreft op welke wijze een onderzoeksleerlijn kan worden geïmplementeerd in havo en vwo die de ontwikkeling van zelfstandig uitvoeren van onderzoek door leerlingen ondersteunt. In vier op elkaar voortbouwende fasen worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord. In de eerste fase, de exploratiefase, staan de conceptuele en de praktische verheldering van vakoverstijgende kenmerken van het doen van onderzoek door leerlingen in het voortgezet onderwijs centraal. Hierin worden drie kenmerken van onderzoek door leerlingen onderscheiden: 1) onderzoeksmatige houding zoals willen weten, willen bekritiseren, willen delen, willen begrijpen, willen bereiken en willen innoveren (vgl. Van der Rijst, 2009), 2) toepassen van inzichten uit onderzoek en 3) zelf onderzoek doen (vgl. Nutley, Jung, & Walter, 2008). In deze fase staan de volgende drie onderzoeksvragen centraal. 1a. Welke indicatoren zijn van belang voor het duiden van bovengenoemde drie niveaus van leerlingonderzoek? 1b. Hoe verhouden leerdoelen van verschillende schoolvakken in de bovenbouw en de onderbouw zich tot deze indicatoren? 1c. Hoe verhouden leerdoelen van verschillende schoolvakken in havo en vwo zich tot deze indicatoren? In de tweede fase staat de probleemanalyse centraal, nu is bepaald wat onderzoek door leerlingen inhoudt en met welke indicatoren dit zichtbaar te maken is. De probleemanalyse richt zich op de mate waarin vakoverstijgende kenmerken van onderzoek door leerlingen aanwezig zijn in de onder- en bovenbouw van het havo en vwo is, waarbij de volgende onderzoeksvragen worden beantwoord. 2a. Hoe wordt onderzoek door leerlingen in de onderwijspraktijk vorm gegeven? 2b. Hoe wordt de beleiding van leerlingonderzoek in de onderwijspraktijk vorm gegeven? 2c. Wat zijn hierin de verschillen tussen boven- en onderbouw, en tussen havo en vwo? 2d. Hoe evalueren docenten en leerlingen onderzoek door leerlingen zoals vorm gegeven in de onderwijspraktijk? 2e. Wat zijn hierin de verschillen tussen boven- en onderbouw, en tussen havo en vwo? De derde fase van het onderzoek is de ontwerpfase. Nu helder is waar in het curriculum gewerkt wordt en gewerkt zou moeten worden aan het leren doen van onderzoek, wordt een ontwerponderzoek uitgevoerd naar een onderzoeksleerlijn in de onder- en bovenbouw. Deze onderzoeksleerlijn bestaat uit vakoverstijgende kenmerken van leerlingonderzoek die vertaald en geïntegreerd zullen moeten worden in onderzoeksactiviteiten voor leerlingen binnen clusters van schoolvakken. Er wordt een onderzoeksleerlijn ontworpen, geïmplementeerd en geëvalueerd waarbij de evaluatie zich richt op het proces van uitvoering. Dat gebeurt zowel in de ondebouw- als de bovenbouw en zowel op havo als vwo. Hierbij wordt rekening gehouden met de implementatie van generieke, vakoverstijgende kenmerken van het doen van onderzoek in de alfa-, bètaen gammaclusters van schoolvakken. Dat betekent dat de volgende onderzoeksvraag centraal staat. 3. Op welke wijze kan een onderzoeksleerlijn in de onder- en bovenbouw van havo en vwo worden vormgegeven opdat deze het leren van zelfstandig onderzoek door leerlingen optimaal ondersteunt? De vierde fase is de fase van het herontwerp. Op basis van de ervaringen uit de derde fase wordt de onderzoeksleerlijn op onderdelen bijgesteld (vaardighedenonderwijs, mini-onderzoek, practica, proefielwerkstuk) en opnieuw geïmplementeerd en geëvalueerd in de drie clusters van schoolvakken. De evaluatie richt zich niet alleen op het proces van uitvoering, maar ook op bij leerlingen bereikte onderzoeksvaardigheden en onderzoekshouding. Vanwege de doorlooptijd van het project kunnen bij leerlingen bereikte onderzoeksvaardigheden en onderzoekshouding alleen bij losse curriculumonderdelen worden onderzocht, en niet als gevolg van het doorlopen van de hele onderzoeksleerlijn. Voor het bestuderen van de hierboven genoemde bedoelde effecten bij leerlingen is de keuze gemaakt voor het profielwerkstuk (of vergelijkbare complexe onderzoeksopdracht) omdat dit een beroep doet op alle drie in de inleiding genoemde kenmerken van leerlingonderzoek (onderzoeksmatige houding, toepassen van inzichten en zelf onderzoek doen). Leerlingen die in deze fase hun profielwerkstuk maken hebben in de onderbouw en deels in de bovenbouw nog het “oude” curriculum gevolgd. In deze vierde fase staan de volgende twee onderzoeksvragen centraal. 4. Op welke wijze ondersteunt een herontworpen onderzoeksleerlijn in de onder- en bovenbouw van havo en vwo het leren van zelfstandig onderzoek door leerlingen? 5. Wat is het effect van het herontworpen profielwerkstuk op de onderzoeksvaardigheden en onderzoekshouding van leerlingen?
Onderzoeksplan inclusief een beschrijving van activiteiten, instrumenten en planning
De vier onderzoeksfasen volgen elkaar op in tijd. Fase 1 beslaat 1 semester 1 van schooljaar 2015-16, fase 2 beslaat semester 2 van datzelfde schooljaar, fase 3 omvat schooljaar 2016-17 en fase 4 vndt plaats in schooljaar 2017-18. Alle fasen worden uitgevoerd op de zes scholen uit het consortium in de vorm van een onderzoeksatelier; dit is een groepje docentonderzoekers en een medewerker van de universiteit. Deze zes onderzoeksateliers delen hun kennis en ervaring uit hun onderzoek ook met elkaar (zie Opbrengsten en kennisbenutting). In onderstaande tabel wordt per onderzoeksvraag een overzicht gegeven van de wijze waarop data wordt verzameld en bij wie. Onderzoeks- Dataverzameling 1: documenten Dataverzameling 2: zelfrapportages vraag 1a Studie nationale en internationale literatuur over Drie panelstudies, met 1) 4-6 praktijkexperts, 2) 4-6 onderzoek en onderzoekshouding van leerlingen wetenschappelijke experts en 3) 4-6 praktijk- en wetenschappelijke experts 1b Curriclum en onderwijsmateriaal alle betrokken Individuele interviews 3 docenten c.q. teamleiders elke onderwijsprogramma’s deelnemende school (totaal 18 docenten / teamleiders) 1c Zie 1b Zie 1b 2a Onderwijsmateriaal Individuele interviews 3 docenten c.q. teamleiders elke deelnemende school (totaal 18 docenten / teamleiders) 2b Zie 2a Zie 2a 2c Zie 2a Zie 2a 2d Zie 2a Evaluatievragenlijst bij alle betrokken docenten en leerlingen, voor een selectie van 5 curriculumonderdelen voor elke school (totaal 30) 2e Zie 2a Zie 2d 3 Onderwijsmateriaal Individuele interviews met de bij de curriculumonderdelen betrokken docenten en evaluatievragenlijst bij alle leerlingen van de betrokken onderwijsonderdelen (1 onderzoeksleerlijn per school) 4 Onderwijsmateriaal Individuele interviews met de bij de curriculumonderdelen betrokken docente en evaluatievragenlijst bij alle leerlingen van de betrokken onderwijsonderdelen (1 onderzoeksleerlijn per school) 5 -Bij Profielwerkstuk: leerlingvragenlijst over onderzoeksvaardigheden en onderzoekshouding Fase 1 (Semester 1 schooljaar 2015-2016) Onderzoeksvraag 1a: Op basis van nationale en internationale literatuur over onderzoek en onderzoekende houding van leerlingen wordt een lijst samengesteld van vakoverstijgende kenmerken van het doen van onderzoek door leerlingen en van indicatoren passend bij de kenmerken van onderzoek. Deze twee lijsten worden voorgelegd aan panels van experts uit de wetenschap en de praktijk waarbij de vraag centraal staat of de lijsten compleet zijn en de onderdelen relevant voor leerlingonderzoek op school. De panels van experts komen tot een consensus over de lijst met kenmerken en de indicatoren voor het doen van onderzoek door leerlingen. Onderzoeksvragen 1b en 1c: Vervolgens worden de lijsten met kenmerken en indicatoren van leerlingonderzoek vergeleken met de leerdoelen van verschillende vakken uit de alfa-, bèta- en gammaclusters. In interviews met docenten c.q. teamleiders uit deze clusters worden de lijsten in een semigestructureerd interview vergeleken met de leerdoelen voor de schoolvakken in het betreffende cluster. Bij de selectie van participanten voor de interviews wordt rekening gehouden met een evenwichtige spreiding over de alfa-, bèta- en gammaclusters. Tijdens de interviews komen tevens expliciet de verschillen en de overeenkomsten wat betreft de kenmerken van leerlingonderzoek en de leerdoelen aan de orde tussen de onderbouw en bovenbouw en tussen havo en vwo. Fase 2 (Semester 2 schooljaar 2015-2016) Onderzoeksvragen 2a, 2b en 2c: Aan de hand van de vastgestelde lijsten van kenmerken en indicatoren van leerlingonderzoek wordt bestudeerd welke onderdelen en in welke mate leerlingonderzoek reeds plaatsvindt in de huidige onderwijspraktijk. Hiertoe worden semi-gestructreerde interviews afgenomen onder docenten c.q. teamleiders van verschillende curriculumonderdelen en verschillende schoolvakken. Hierbij staan de vragen centraal hoe (onderdelen van) leerlingonderzoek wordt vorm gegeven en hoe deze onderdelen worden begeleid. Tijdens de interviews komen tevens expliciet de verschillen en overeenkomsten wat betreft de kenmerken van leerlingonderzoek, begeleiding en leerdoelen aan de orde tussen de onderbouw en de bovenbouw en tussen havo en vwo. Daarnaast wordt het onderwijsmateriaal van de betreffende schoolvakken en curriculumonderdelen geanalyseerd, zowel om te dienen als input voor de docent/teamleider interviews als om de interviewsresultaten goed te kunnen interpreteren.
Onderzoeksvragen 2d en 2e: Daarnaast wordt aan de hand van een vragenlijst bestudeerd hoe docenten en leerlingen leerlingonderzoek evalueren in het huidige curriculum. Op basis van de interviewsresultaten worden voor deze evaluatiesvragenlijst in elke school 5 vakken en/of curriculumonderdelen geselecteerd die in totaal een zo heterogeen beeld geven van leerlingonderzoek in het voortgezet onderwijs. Alle bij deze onderdelen betrokken docenten en leerlingen worden bevraagd. De itemsvan de evaluatievragenlijst zijn gebaseerd op de resultaten van de interviews die eerder zijn afgenomen. Fase 3 (Schooljaar 2016-2017) Onderzoeksvraag 3: De resultaten uit fase 1 en 2 geven input voor het ontwerpen van een onderzoeksleerlijn in de onder- en bovenbouw van het havo en vwo. De generieke, vakoverstijgende kenmerken van leerlingonderzoek worden vertaald in een generieke leerlijn voor het doen van onderzoek en geïmplementeerd in het curriculum. Hiertoe worden de docentonderzoeksteams op de scholen verdeeld over de alfa-, bèta- en gammaclusters. Ieder team van docent-onderzoekers zal de beschreven vakoverstijgende leerlijn vertalen naar meer vakspecifieke beschrijvingen en integreren in het curriculum van verschillende schoolvakken uit het betreffende cluster. Het ontwerp van de curriculmonderdelen wordt geëvalueerd op proces van uitvoering aan de hand van het onderwijsmateriaal (beschreven leerdoelen, opdrachten, leerinhoud), individuele interviews met de betrokken docenten en een evaluatievragenlijst die wordt afgenomen bij leerlingen die de currirulumonderdelen in de onderzoeksleerlijn hebben gevolgd. Deze evaluatievragenlijsten worden opgesteld aan de hand van de verschillende leerdoelen en leerinhouden van de betreffende curriculumonderdelen. Fase 4 (Schooljaar 2017-2018) Onderzoeksvraag 4: Op basis van de resultaten uit fase 3 worden de onderzoeksleerlijnen herontworpen en opnieuw geïmplementeerd en geëvalueerd. Daarbij worden vergelijkbare gegevens verzameld als in fase 3 (zie hierboven). Net zoals in fase 3 richt de evaluatie zich op het proces van uitvoering en hoe de betrokken onderdelen worden ervaren door zowel docenten en leerlingen. Onderzoeksvraag 5: In de zes scholen wordt een effectmeting uitgevoerd naar het Profielwerkstuk of een vergelijkbare onderzoeksopdracht in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Hiertoe wordt een vragenlijst ontwikkeld, gebaseerd op het promotie-onderzoek van Mayke Vereijken (ICLON, Universiteit Leiden). Zij onderzoekt ondermeer de onderzoekende houding bij bachelorstudenten. Tevens wordt gebruik gemaakt van wat oudere vragenlijsten over onderzoeksmatige houding bij leerlingen zoals de Watson-Glaser Critical Thinking Appraisal (WGCTA, Watson & Glaser, 1964), de Nederlandstalige variant Watson-Glaser Kritisch Denken Test (WGKDT, Van Zanten, Dekker, & Berkhout, 1997), de California Critical Thinking Skills Test (CCTST; Ennis, 1993) de California Critical Thinking Dispositions Inventory (CCTDI; Facione, Facione, & Sanchez, 1994), Test of Enquiry Skills (TES, Fraser, 1979), TIPSII (Okey, Wise, & Burns, 1982), Cornell Critical Thinking Tests (CCTT, Ennis & Millman, 1985), en de Critical Reasoning Test (CRT, Smith, & Whetton, 1992). De in te zetten vragenlijst wordt aangepast aan het niveau van bovenbouw voortgezet onderwijs en aan de specifieke leerdoelen die voor het Profielwerkstuk zijn benoemd. De vragenlijst wordt tweemaal vooraf aan het Profielwerkstuk afgenomen (met 2 maanden tussentijd) en tweemaal na afloop (ook met 2 maanden tussentijd). De dubbele afnames zijn bedoeld voor het neerzetten van een baseline vooraf (pre-test) en voor het meten van retentie-effecten (post-test). Planning In onderstaande tabel wordt de planning van de onderzoeksactiviteiten samengevat. Periode Sep 2015 –okt 2015 Nov 2015 – dec 2015 Jan 2016 – feb 2016 Mrt 2016 – apr 2016 Mei 2016 – juni 2016
Activiteit Literatuurstudie en analyse onderwijsmateriaal Panelstudie en Interviews met docenten Analyses resultaten panelstudie en interviews, tussenrapport 1 Interviews met docenten, heranalyses onderwijsmateriaal, valuatievragenlijst bij docenten en leerlingen Analyses resultaten en interviewresultaten, voorstel ontwerp onderzoeksleerlijn
Juli 2016 – aug 2016 Sept 2016 - dec 2016 Jan 2017 – juni 2017 Juli 2017 – dec 2017 Jan 2018 – juni 2018 Juli 2018 – aug 2018
Uitwerken ontwerponderzoek, schrijven artikel 1 Start ontwerponderzoek Ontwerponderzoek, analyses en voorstel herontwerp onderzoeksleerlijn Uitwerken en implmenteren herontwerp onderzoeksleerlijn, schrijven artikel 2 Ontwerponderzoek, analyses en opstellen blauwdruk ontwerp onderzoeksleerlijn Eindrapportage, schrijven artikel 3
Aantal woorden h. 7: 2504 8.
Opbrengsten en kennisbenutting (maximaal 1100 woorden) Het project levert op evidentie gebaseerde onderzoeksleerlijnen op voor het leren van zelfstandig onderzoek door leerlingen in de onder- en bovenbouw van havo en vwo. De kennisbenutting vindt plaats op vier verschillende niveaus: 1) opbrengsten
voor de consortiumscholen, 2) opbrengsten voor scholen in het netwerk van de consortiumscholen, 3) opbrengsten voor andere niet aan het consortium gerelateerde scholen en 4) opbrengsten voor wetenschap en beleid. 1. Opbrengsten voor consortiumscholen Naast de hieronder beschreven disseminatie en kennisbenutting voor docenten, scholen en onderzoekers van buiten het consortium richt een deel van de kennisdeling en –benutting zich op partners uit het consortium. Het onderzoek wordt gezamenlijk door de docent-onderzoekers en de universiteitmedewerkers uitgevoerd in de vorm van zogenaamde onderzoeksateliers (zie https://sites.google.com/site/wilfriedadmiraal/home/onderzoeksateliers). Een onderzoeksatelier is een groep docent-onderzoekers in school die samen met een wetenschappelijke onderzoeker onderzoek doet naar de onderwijspraktijk in die school. Dat betekent dat kennisdeling en –benutting binnen de groep deelnemers een vanzelfsprekend onderdeel is van het onderzoeksproject. Daarenboven worden per schooljaar 2 studiedagen georganiseerd: 1 voor alle deelnemers aan dit project op een externe locatie (dus 3 in totaal) en 1 op school voor alle belangstellenden uit school (dus 3 per school, 18 in totaal). De ontwerpen van de leerlijnen en de constituerende curriculumonderdelen worden beschreven aan de hand van hun ontwerpprincipes en daadwerkelijk ingevoerd in de scholen van het consortium. Mede omdat de consortiumscholen mede-uitvoerder zijn van het onderzoeksproject waarin na een probleemanalyse schoolbreed een onderzoeksleerlijn wordt ontworpen en herontworpen lijkt een duurzame invoering van de herontworpen onderzoeksleerlijn in de deelnemende scholen verzekerd. 2. Opbrengsten voor scholen uit het netwerk van de consortiumscholen Zoals eerder beschreven maken de zes consortiumscholen onderdeel uit van twee netwerken van scholen. Drie scholen vormen samen met vijf andere schoolbesturen de Kenniskring Excellentie. Hierbinnen zijn groepjes van scholen bezig met het ontwikkelen van onderwijs dat recht doet aan de verscheidenheid van talenten bij leerlingen. Een van de groepjes is de groep van drie scholen die in het consortium gezamenlijk ontwerponderzoek doen naar de onderzoeksleerlijn in het voortgezet onderwijs. Deze scholen komen regelmatig bij elkaar om kennis en ervaringen uit de Kenniskring Excellentie te delen. Dat betekent niet alleen dat kennis, inzichten en ervaringen uit het aangevraagde project worden gedeeld met de andere scholen. De kennis en ervaringen die zij opdoen in andere vormen van excellentie-onderwijs worden gedeeld met de consortiumscholen en kunnen input zijn voor het ontwerponderzoek naar de onderzoeksleerlijnen. Het andere netwerk wordt gevormd door de scholen van de Academisch Opleidingsschool ROS Rijnland, samen met het ICLON Universiteit Leiden. Deze scholen komen regelmatig bij elkaar om kennis en ervaringen uit te wisselen op het begeleiden van studenten uit de lerarenopleiding, het deelnemen aan onderzoek door studenten en docenten, en het vormen van een schoolbreed onderzoeksprogramma dat wordt uitgevoerd door docentonderzoekers. Ook voor dit netwerk geldt dat de resultaten van het aangevraagde project niet alleen worden gedeeld met de andere scholen, maar dat de andere scholen kennis en ervaringen inbrengen die kan worden benut voor het onderhavige voorgestelde project. 3. Opbrengsten voor scholen buiten het consortium Tevens worden de ontwerpen (materiaal, werkwijze, beoordeling, relatie met leerlijn) ontsloten voor instellingen buiten het consortium. Hiertoe worden de curriculumontwerpen van de leerlijnen als blauwdrukken opgenomen in een website en gekoppeld aan de bouwstenenwebsite van School aan Zet. Daarnaast wordt aan het eind van projectjaar 2 en 3 een openbare disseminatiebijeenkomst georganiseerd voor docenten en schoolleiders. In deze bijeenkomsten staan de ontwerpen (tweede jaar) en herontwerpen (derde jaar) van de onderzoeksleerlijnen centraal. De bijeenkomsten zullen naast presentaties van de ontwerpen vooral de vorm krijgen van werkbijeenkomsten waarbij de deelnemers van andere scholen aan de slag gaan met het ontwerpen van curriculumonderdelen van een onderzoeksleerlijn. Ook voor deze bijeenkomsten geldt dat de projectresultaten niet alleen input zijn voor de bespreking met andere scholen, maar dat het werk van die scholen op de werkbijeenkomsten ook weer input is voor het aangevraagde project. De volgende activiteiten worden ondernomen om de in het project opgedane inzichten met docenten, onderzoekers en scholen van buiten het consortium te delen: • Werkbijeenkomst juni 2017 waarin het eerste ontwerp voor de onderzoeksleerlijn wordt gepresenteerd en besproken met externe docenten, schoolleiders en onderzoekers. Tevens wordt door de deelnemers gewerkt aan curriculumonderdelen van hun eigen school. • Werkbijeenkomst juni 2018 waar het bijgestelde ontwerp voor de onderzoeksleerlijn en de samenstellende onderwijsonderdelen worden gepresenteerd en besproken met externe docenten, schoolleiders en onderzoekers. Ook docent-onderzoekers die naar aanleiding van de bijeenkomst van juni 2017 zijn gestart met onderdelen van een onderzoeksleerlijn presenteren hun bevindingen. Ook wordt door de deelnemers gewerkt aan curriculumonderdelen van hun eigen school. • NRO-congres (elk najaar) waar in totaal 6 docent-onderzoekers de resultaten presenteren • Jaarlijkse bijeenkomsten van het platform vWo (www.platformvwo.nl) en het havo-platform (havoplatform.nl). Beide platform zijn begeleid door APS dat zich heeft gecomitteerd aan deze projectaanvraag en ook de kennisdeling in de hierbovengenoemde Kenniskring Excellentie begeleidt. • Tevens biedt de relatie met APS ook de mogelijkheid om –samen met ICLON- trainingen aan te bieden voor het ontwerpen van een onderzoeksleerlijn in het voortgezet onderwijs. 4. Opbrengsten voor wetenschap en beleid
De ontwerpen staan tevens centraal op conferenties voor de onderwijspraktijk, onderzoekonderzoek en onderwijsbeleid. Twee onderzoeksconferentie worden hier genoemd: • Onderwijsreseardagen van 2017 (3 docent-onderzoekers) en 2018 ( 3 docent-onderzoekers) waar een symposium wordt georganiseerd rondom de onderzoeksleerlijnen • Jaarlijkse bijeenkomst van American Association of Educational Research (AERA) in voorjaar 2018 waarin 2 docentonderzoekers en de post-doc de eindresultaten van het project presenteren Naast de genoemde website met blauwdrukken en conferentiepapers wordt ook gewerkt aan drie vakpublicaties en drie wetenschappelijke publicaties over a) probleemanalyse b) ontwerpfase en c) de herontwerpfase. Elk groep docentonderzoekers is vertegenwoordigd in de groep auteurs van deze publicaties. Bovenbeschreven plan voor kennisdisseminatie en –benutting zal waar nodig nader worden ingevuld gedurende de uitvoering van het project. Aantal woorden h. 8: 956 9.
Consortium (maximaal 300 woorden exclusief tabel) Toelichting consortium Beschrijf hier de deskundigheid van de organisaties in het consortium, de samenwerking en de taakverdeling bij de uitvoering van dit project (expertise van individuele personen kunt u vermelden in de tweede onderstaande tabel en hoeft u dus niet hier te beschrijven) .
Het consortium bestaat uit zes groepen docent-onderzoekers (een per school) en drie medewerkers van het ICLON Universiteit Leiden die gezamenlijk onderzoek doen naar hoe het leren van onderzoek door leerlingen is vorm gegeven in havo en vwo in de betrokken scholen. Het onderzoek wordt gezamenlijk door de docent-onderzoekers en de universiteitmedewerkers uitgevoerd in de vorm van onderzoeksateliers. Hierbij verschillen de taken van de deelnemers in focus. De nadruk bij de docent-onderzoekersligt bij het verzamelen en analyseren van de gegevens; de nadruk bij de postdoc ligt bij de instrumentontwikkeling en de rapportage. De post-doc zal samen en de twee andere universiteitsmedewerkers de zes groepen coördineren en van input voorzien. Deelname van de docenten aan het onderhavige project wordt uitdrukkelijk gesteund door de betrokken schoolbesturen en in de zes scholen is merendeels bekend welke vier docenten aan dit project kunnen en willen meedoen. Ook de kennisdisseminatie van de onderzoeksopbrengsten is een gezamenlijke onderneming. Drie scholen zijn onderdeel van het netwerk van scholen dat zich met ontwikkeling van excellentie bezig houdt (Kenniskring Excellentie). Hierin zullen de beleidsmedewerker van Stichting Confessioneel Onderwijs en het APS een belangrijke makelaarsfunctie hebben. De andere scholen zijn onderdeel van de Academisch Opleidingsschool ROS Rijnland en zullen vooral in dat netwerk kennis dissemineren. Kennisdisseminatie naar docenten, onderzoekers en scholen buiten deze netwerken zal worden opgepakt door verschillende leden van het consortium, afhankelijk van de doelgroep. In onderstaande tabel zijn voor de scholen alleen de gegevens van één contactpersoon per school opgenomen, ofschoon in de meeste gevallen reeds bekend is welke docenten zullen deelnemen. Aantal woorden h. 9 (exclusief onderstaande tabellen): 254 Vermeld in onderstaande tabel alle deelnemende onderwijsinstellingen (vve, po, vo, so, vso en/of mbo)
Naam onderwijsinstelling:
Plaats van vestiging:
Stichting Confessioneel Onderwijs Visser ’t Hooft College Scholengroep Leonard Da Vinci Stichting Fioretti Teylingen Rijnlands Lyceum RSG Slingerbos-Levant Bonhoeffercollege Voeg zelf rijen toe of verwijder rijen indien wenselijk.
Leiden Leiden Leiden Voorhout Sassenheim Harderwijk Castricum
Vermeld in onderstaande tabel alle personen waarvan op het moment van aanvragen bekend is dat zij met grote zekerheid betrokken zullen zijn bij de uitvoering van het project, de instelling waar zij werkzaam zijn, hun functie en expertise. U kunt zelf rijen toevoegen bij meerdere deelnemers.
Naam uitvoerder:
Werkzaam bij (naam organisatie):
Functie bij deze organisatie:
Phil Rhebergen
Stichting Confessioneel Onderwijs
Adviseur Onderwijs & Kwaliteit
Expertise (omschrijf in maximaal 200 woorden de relevante ervaring van deze persoon voor dit onderzoek): Phil Rhebergen is adviseur Onderwijs & Kwaliteit bij bestuur met scholen VO & PO en heeft ruime ervaring op het gebied van leidinggeven aan diverse projecten: o.a. Excellentie, SLOA-project begaafdheid (de
Jolanda Alkemade
Visser ’t Hooft Lyceum
Docente Nederlands
Myra Warmer
Scholengroep Leonardo da Vinci
Opleidingscoordinator en docente Nederlands
Cees Slats
Stichting Fioretti Teylingen
Directeur
Leontine van den Berg
Rijnlands Lyceum
Opleidingscoördinator
Alex Doorn
Slingerbos-Levant
Docent biolgie, science en ANW
Olga van den Boogaard
Bonhoeffercollege
1e graad docent Aardrijkskunde en NLT en coördinator intersectie gamma
onderprestatie te lijf), Professionele Leergemeenschappen, onderzoekende houding docenten). Hij heeft ruime ervaring met het implementeren en ondersteunen van onderzoek. Hij is tevens programmaleider Talentontwikkeling.Verder heeft hij ruime ervaring met het opzetten van lokale en regionale netwerken voor onderwijsontwikkeling en met kwaliteitsmonitoring. Jolanda Alkemade heeft een achtergrond in organisatieen doelmatigheidsonderzoek. In de afgelopen jaren heeft ze diverse profielwerkstukken begeleid, waardoor ze een goed beeld heeft van de huidige gang van zaken en de dingen die wellicht anders zouden kunnen. Op dit moment maakt ze deel uit van een expertgroep binnen het VHL voor het ontwikkelen van een onderzoeksleerlijn. Daarnaast is ze betrokken bij de opzet van een enquête onder leerlingen, waarbij hun beleving van de huidige procedure centraal staat ('0meting'). Myra Warmer begeleidt studenten tijdens hun studie bij hun onderzoek in de academische opleidingsschool ROSRijnland. Het gaat hierbij om studenten in het eerste en in het tweede graadsgebied. Zij is mede initiator om de onderzoekende houding van docenten te activeren. Het Da Vinci college Kagerstraat heeft een onderzoeksteam die verschillende thema`s analyseert. Binnen de verschillende teams wordt door middel van het instrument onderzoekenderwijs diverse onderwerpen aangekaart. Naast het begeleiden van studenten, het activeren van een onderzoekende houding bij docenten heeft zij ook leerlingen begeleid bij het profielwerkstuk. Ook wil zij hen graag tot een onderzoekende houding activeren. Cees Slats is directeur Teylingen College Leeuwenhorst en ondersteunt ondermeer het initiatief Talentklas, waarin brugklasleerlingen kunnen kiezen voor regulier onderwijs of een talentklas. Talentklas bestaat uit een extra schoolvakken, extracurriculaire activiteiten en verdiepende activiteiten. Leotine van den Berg coördineert binnen de Academische Opleidingsschool ROSRijnland de ontwikkeling van de ‘Academische Kop’. In die functie coordineert zij de begeleiding van het onderzoek van studenten in de school. Waarbij het hoofddoel is dat het onderzoek van studenten bijdraagt aan schoolontwikkeling. Daarnaast stimuleert zij binnen haar eigen school het onderzoek door docenten en is zij betrokken bij de start van de werkgroep Onderzoek die een leerlijn onderzoek ontwikkelt voor leerlingen. Alex Doorn heeft in zijn masterstudie onderzoek gedaan naar het doen van onderzoek door vwo-3 leerlingen. Dit ontwerponderzoek had als doel de aansluiting van vwo3 naar vwo4 op het gebied van onderzoek te verbeteren. Daarnaast heeft hij met een groep masterstudenten nagedacht over de begeleiding en beoordeling van het profielwerkstuk. Er is een beoordelingsrubric ontwikkeld en er zijn aanbeveling opgesteld voor de vormgeving van het profielwerkstukbegeleidingsboek. De kennis en ervaring die hij met deze activiteiten heeft opgedaan is binnen de RSG gebruikt bij de implementatie van onderzoeksvaardigheden in het curriculum. Olga van den Boogaard werkt als coördinator van de intersectie gamma samen met de coördinator bèta aan de het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn “onderzoek doen”. Zij participeert in het onderwijsplatform van de school (Directie, Mt, ICT coördinator en intersectie coördinatoren) en geeft vanuit haar rol als projectleider “onderzoek vaardigheden” mede invulling aan het onderwijsbeleid op dit gebied. Tevens is zij belast met de organisatie van Profielwerkstukken havo en vwo. Zij geeft voorlichting over het doen van onderzoek aan leerlingen en verzorgt
Roeland van der Rijst
ICLON Universiteit Leiden
Universitair docent
Vacature
ICLON Universiteit Leiden
Postdoc
Wilfried Admiraal
ICLON Universiteit Leiden
Hoogleraar
training en ondersteuning voor profielwerkstuk begeleiders. Als docent heeft zij meegewerkt aan praktijk onderzoek naar “serious games” in het aardrijkskunde onderwijs. Roeland van der Rijst is universitair docent bij ICLON van de Universiteit Leiden en lid van het onderzoeksprogramma Teaching and Teacher learning waarin de relatie tussen onderwijs wetenschap en praktijk centraal staat. Zijn onderzoeksexpertise ligt op het gebied van leren door onderzoek en leren onderzoeken. Hij houdt zich onder andere bezig met onderzoek naar de verwevenheid van onderzoek en onderwijs, onderzoekende houding en academisch identiteit van docenten. Zie voor verdere informatie http://www.iclon.leidenuniv.nl/overiclon/medewerkerso-u/rijstrmvander.html. Nog niet bekend Wilfried Admiraal is hoogleraar Onderwijskunde – in het bijzonder het opleiden van docenten en hoofd van het ICLON-onderzoeksprogramma Teaching and Teacher learning waarin de relatie tussen wetenschap en onderwijspraktijk centraal staat. Zijn onderzoeksexpertise ligt op het gebied van het primaire proces van leren en onderwijzen . Tevens houdt hij zich intensief bezig met onderzoek door docenten en hoe dit kan worden ondersteund. Hij houdt zich ondermeer bezig met Onderzoeksateliers, waarin hij samen met docenten onderzoek doet naar hun onderwijspraktijk. Voor informatie over publicaties en projecten, zie https://sites.google.com/site/wilfriedadmiraal/.
Voeg zelf rijen toe of verwijder rijen indien wenselijk. 10. Gevraagde financiële ondersteuning Uitleg en motivatie van de aangevraagde materiële kosten: Afnemen van vragenlijsten bij leerlingen en docenten via Teleform Vormgeving website en blauwdrukken 6 digitale voice recorders, 150€ per stuk Reiskosten postdoc en onderzoekers Universiteit Leiden Student-assisten uitwerken panelstudies en interviews Uitleg en motivatie van e aangevraagde personele kosten: Onderzoekers Universiteit Leiden: 0,05 fte Roeland van der Rijst 3 jaar 0,8 fte postdoc 3 jaar 36 dagen Wilfried Admiraal Onderwijsinstellingen: 6 groepen (1 per school) van 4 docenten waarvan 1 projectleider (totaal 24 mensen) Docent-onderzoekers 12 dagen per jaar Project-leiders 14 dagen per jaar Totaal: (3x6x3x12) + (3x6x1x14)= 648+252=900 dagen Uitleg en motivatie van de aangevraagde kosten voor kennisbenutting: Studiedagen consortiumdeelnemers 1 per jaar, 3 totaal: 7500 Studiedagen op school 1 per jaar, 3x6 in totaal: 18000 Disseminatie werkbijeenkomst voor externen juni 2017: 8000 Disseminatie werkbijeenkomst voor externen juni 2018: 8000 Deelname NRO-congres 6 docent-onderzoekers (6x 100=600) Deelname Onderwijsresearchdagen (2017 en 2018) voor in totaal 6 docent-onderzoekers en postdoc (7x750=5250) Deelname AERA 2018 2 docent-onderzoeker en postdoc (3x 1750=5250)
Als u alle witte vakken in onderstaande tabel hebt berekend, kunt u de oranje vakken laten berekenen. Dit doet u door eerst de het desbetreffende oranje vak te selecteren en vervolgens op “F9” op het toetsenbord te drukken. Elke keer als u een wijziging doorvoert , moet u de oranje vakken op deze manier bijwerken (het gaat namelijk niet automatisch!).
Personeel Personeel onder vaste tariefstelling (met aanstelling aan universiteit) Type personeel
fte
Jr. WP (o.a. AiO) .,. Sr. WP (Pd en UD) 0,85 NWP MBO .,. NWP HBO .,. NWP Academisch .,. Totaalbedrag personeel onder vaste tariefstelling Personeel onder vrije tariefstelling Functie (vul zelf in) Dagtarief Hoogleraar 750 ... 0 ... 0 ... 0 ... 0 Totaalbedrag personeel onder vrije tariefstelling: Personeel aan onderwijsinstelling Functie Dagtarief Directie ≤632 Projectleiders/docent536 onderzoekers Docenten ≤488 Secretariaat/OOP ≤296 Totaalbedrag personeel aan onderwijsinstellingen:
Aantal maanden
Bedrag in €
... 36 ... ... ...
... 171666 ... ... ... € 171.666,00
Aantal dagen
Bedrag in €
36 0 0 0 0
€ 27.000,00 € 0,00 € 0,00 € 0,00 € 0,00 € 27.000,00
Aantal dagen
Bedrag in €
0 900
€ 0,00 € 482.400,00
0 0.
€ 0,00 € 0,00 € 482.400,00
Materieel Beschrijving
Bedrag in €
Vragenlijsten Website en blauwdrukken 6 digitale voice recorders reiskosten Student-assistent 160 uur, 30€ per uur ... Totaalbedrag materieel:
7500 2000 900 1000 4800 ... € 16.200,00
Kennisbenutting Beschrijving
Bedrag in €
Studiedagen Disseminatiebijeenkomst juni 2017 Disseminatiebijeenkomst juni 2018 NRO-congres ORD AERA Totaalbedrag kennisbenutting:
25500 8000 8000 600 5250 5250 € 52.600,00
Totaal personeel onder vaste tariefstelling Totaal personeel onder vrije tariefstelling Totaal personeel aan onderwijsinstelling: Totaal materieel: Totaal kennisbenutting: Totaal aangevraagd
€ 171.666,00 € 27.000,00 € 482.400,00 € 16.200,00 € 52.600,00 € 749.866,00
☒ Ik heb gecontroleerd of alle oranje velden met behulp van “F9” zijn bijgewerkt. 11. Geraadpleegde bronnen (Maximaal 2 pagina’s)
Aarsen, M., Valk, T. van der. (2008). Onderzoekende houding, een leerlijn. NVOX, 8, 354-356. Ananiadou, K., & Claro, M. (2009). 21ST Century skills and competences for new millennium learners in OECD countries. EDU Working paper no. 41. Paris: OECD. Donker, A. S., De Boer, H., Kostons, D., Dignath-Van Ewijk, C. C., & Werff, M. P. C. van der. (2014). Effectiveness of learning strategy instruction on academic performance: A meta-analysis. Educational Research Review, 11, 1-26. Ennis, R. H. (1993). Critical thinking assessment. Theory into Practice, 32(3), pp. 179-186. Ennis, R. H. & Millman, J. (1985). Cornell critical thinking test, level X. Pacific Grove CA: Critical Thinking Books and Software (formerly Midwest Publications). Facione, N., Facione, P., & Sanchez, C. (1994). Critical thinking disposition as a measure of competent clinical judgment: The development of the California Critical Thinking Disposition Inventory. Journal of Nursing Education, 33(8), pp. 345– 351. Fraser, B. J. (1979). Test of Enquiry Skills. Melbourne: Australian Council for Educational Research. Metz, K.E. (2004). Children’s understanding of scientific inquiry: their conceptualization of uncertainty in investigations of their own design. Cognition and Instruction,22(2), 219-290. Mooldijk, A. (2012). Een onderzoekende houding begint bij de docent. NVOX, 12(juni), 264-265. Nutley, S., Jung, T., & Walter, I. (2008). The many forms of research-informed practice: a framework for mapping diversity. Cambridge Journal of Education, 38, 53-71. Okey, J. R., Wise, K. C., & Burns, J. C. (1982). Integrated process skills test II. University of Georgia, Department of science education. Rijst, R. van der. (2009). The research-teaching nexus in the sciences: Scientific research dispositions and teaching practice. Dissertatie. Leiden: Universiteit Leiden. Smith, P., & Whetton, C. (1992) Critical Reasoning Tests. Windsor: NFER-Nelson. Velhorst, G., Oosterheert, I., & Brouwer, N. (2011). Onderzoekend leren: de nieuwsgierigheid voorbij. Velon Tijdschrift, 32(3), 32-38. Watson, G., & Glaser E. M. (1964). Watson-Glaser Critical Thinking Appraisal. New York: Harcourt,Brasce and World. Zanten, D .L. van, Dekker, R., & Berkhout, C. (1997). Watson-Glaser kritisch denken test. Lisse: Swets & Zeitlinger.
Handtekening Projectuitvoerder (namens het consortium) Naam: Datum: Wilfried Admiraal 29 maart 2015
Handtekening:
Dien deze aanvraag uiterlijk 30 maart 2015, 12.00 uur in bij NWO via IRIS. Let u er hierbij op dat u op tijd inventariseert of alle organisaties in Iris staan, zodat deze waar nodig nog toegevoegd kunnen worden.