OB 13a Ontwerp-beschikking V53841
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen; • grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: •
het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de primaire kering, de primaire watergangen Paapwatering en Kerkweg Watering en overige watergangen binnen de Inlaagpolder en Vereenigde Binnenpolder ter hoogte van Rijksweg A9 en de Hoge Spaarndammerdijk te Velserbroek. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1 lid 1 van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de primaire kering, de primaire watergangen Paapwatering en Kerkweg Watering en overige watergangen binnen de Inlaagpolder en Vereenigde Binnenpolder ter hoogte van Rijksweg A9 en de Hoge Spaarndammerdijk te Velserbroek, zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-021-1 wijz. 3, d.d. 27 oktober 2011, Sterkteberekening A-803-XW-021-1, d.d. december 2011, Bijlage 26 gegevens HDD kruising A-803-K021-1 en Bijlage 021 die bij dit besluit behoren.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
6.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
7.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53841
-3-
8.
Het ter plaatse van het uittredepunt aan te brengen kwelscherm moet: • minstens 0,5 m buiten de leiding steken; • waterdicht worden verbonden met de leiding; • worden gevat in een kleikist van minstens 1,00 m in de lengterichting van de leiding.
9.
De kleikist(en) moet(en) worden gemaakt van klei waarvoor geldt dat het zandgehalte lager is dan 40%, met in de aanlegfase een maximum watergehalte van de vloeigrens minus 0,75 * de plasticiteitindex (wmax = w1 – 0,75 * Lp). De klei moet in lagen van maximaal 0,20 m worden aangebracht. Deze lagen moeten mechanisch worden verdicht.
10. De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiters moeten buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend. 11. De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen. 12. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912. 13. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. . Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. 14. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld. Aanvullende voorschriften boringen 15. In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de kering en de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden. 16. De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen. 17. Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat. Algemene technische voorschriften 18. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen.
V53841
-4-
19. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 20. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 21. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
V53841
-5-
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
Besloten te Leiden, op 19 maart. Bijlagen: 4
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53841
-6-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53841 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handeling. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de primaire kering, de primaire watergangen Paapwatering en Kerkweg Watering en overige watergangen binnen de Inlaagpolder en Vereenigde Binnenpolder ter hoogte van Rijksweg A9 en de Hoge Spaarndammerdijk te Velserbroek is getoetst aan: • •
Beleidsregel 6; Kabels en leidingen Nota Waterkeringen, deel II
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • •
artikelen 2, 3, 4 en 8 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II.
-7-
De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Inlaagpolder: zomerpeil is NAP (2005) min 1,52 m; winterpeil is NAP (2005) min 1,62 m (schouwpeil). De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Vereenigde Binnenpolder: zomerpeil is NAP (2005) min 1,97 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,07 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handeling verenigbaar is met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-8-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53841 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12,04070.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
-9-
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten .
- 10 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53841 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13b Ontwerp-beschikking V53842
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen; • grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Vereenigde Binnenpolder, de Rottepolder en de Haarlemmermeerpolder ten oosten van Rijksweg A9 te Zwanenburg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1 lid 1 van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een kwelscherm binnen de kern- en beschermingszone van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, de primaire watergang Oostelijke Watering en overige watergangen binnen de Vereenigde Binnenpolder, de Rottepolder en de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten oosten van Rijksweg A9 te Zwanenburg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1 lid 1 en artikel 3.1.4 van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een kuip en bronbemaling in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten oosten van Rijksweg A9 te Zwanenburg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4 van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Vereenigde Binnenpolder, de Rottepolder en de Haarlemmermeerpolder ten oosten van Rijksweg A9 te Zwanenburg; b. het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een kwelscherm binnen de kern- en beschermingszone van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, de primaire watergang Oostelijke Watering en overige watergangen binnen de Vereenigde Binnenpolder, de Rottepolder en de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten oosten van Rijksweg A9 te Zwanenburg; c. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een kuip en bronbemaling in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten oosten van Rijksweg A9 te Zwanenburg. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XZ-024-1 wijz. 3, d.d. 15 september 2011, Sterkteberekening A-803-XZ-024-1 d.d. november 2011, Bijlage 30 Gegevens HDD kruising A-803-K024-1 en Bijlage 024 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
V53842
-3-
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
6.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
7.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
8.
Het ter plaatse van het intredepunt aan te brengen kwelscherm moet: • minstens 0,5 m buiten de leiding steken; • waterdicht worden verbonden met de leiding; • worden gevat in een kleikist van minstens 1,00 m in de lengterichting van de leiding.
9.
De kleikist(en) moet(en) worden gemaakt van klei waarvoor geldt dat het zandgehalte lager is dan 40%, met in de aanlegfase een maximum watergehalte van de vloeigrens minus 0,75 * de plasticiteitindex (wmax = w1 – 0,75 * Lp). De klei moet in lagen van maximaal 0,20 m worden aangebracht. Deze lagen moeten mechanisch worden verdicht.
10. De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiters moeten buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend. 11. De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen. 12. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912. 13. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld.
V53842
-4-
14. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld.
Aanvullende voorschriften boringen 15. In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de kering en de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden. 16. De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen. 17. Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 18. Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd. 19. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 20. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 22. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 23. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 25. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen.
V53842
-5-
26. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 27. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 28. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 29. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 30. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 31. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 32. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 33. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 34. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 35. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
V53842
-6-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53842
-7-
Besloten te Leiden, op datum. Bijlagen: 4
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53842
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53842 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Vereenigde Binnenpolder, de Rottepolder en de Haarlemmermeerpolder ten oosten van Rijksweg A9 te Zwanenburg is getoetst aan: • Nota Waterkeringen, deel II Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen leiding Ø 1200 mm en een druk van 79,9 bar en een kwelscherm binnen de kern- en beschermingszone van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, de primaire watergang Oostelijke Watering en overige watergangen binnen de Vereenigde Binnenpolder, de Rottepolder en de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten oosten van Rijksweg A9 te Zwanenburg is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-9-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een kuip en bronbemaling in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten oosten van Rijksweg A9 te Zwanenburg is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: Primair boezemwater: zomerpeil is NAP (2005) min 0,61 m; winterpeil is NAP (2005) min 0,64 m (schouwpeil). Overig water van de Vereenigde Binnenpolder: zomerpeil is NAP (2005) min 1,97 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,07 m (schouwpeil). Primaire water van de Rottepolder: zomerpeil is NAP (2005) min 1,72 m; winterpeil is NAP (2005) min 1,82 m (schouwpeil). Overig water van de Haarlemmermeerpolder: vast peil is NAP (2005) min 6,02 m; Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53842 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12,04071.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten .
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53842 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13c Ontwerp-beschikking V53843
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een pneumatische boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de IJtocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een pneumatische boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de IJtocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg; zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XZ-027-1 wijz. 0, d.d. 28 juli 2011 en bijlage 027 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53843
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
7.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 8.
Zes weken voordat de pers- en ontvangstkuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
9.
In geval onderwaterbeton wordt toegepast, moet in de kuip een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater.
10. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 12. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 13. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 14. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 15. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen. 16. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
V53843
-4-
17. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 18. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 19. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 20. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 22. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 23. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 24. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 25. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53843
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53843
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53843
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53843 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een pneumatische boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de IJtocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in primair water van de Haarlemmermeerpolder: vast peil is NAP (2005) min 6,02 m. Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53843 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04072.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53843 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13d Ontwerp-beschikking V53844
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de IJwegtocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de IJwegtocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-028-1 wijz. 1, d.d. 9 juli 2011 en bijlage 028 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53844
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
7.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 8.
Zes weken voordat de pers- en ontvangstkuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
9.
In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater.
10. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 12. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 13. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 14. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 15. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 16. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 17. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan.
V53844
-4-
18. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 19. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 20. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 21. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1. Algemene technische voorschriften 22. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 23. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 24. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het
V53844
-5-
hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat. 4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 3
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53844
-6-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53844 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de IJwegtocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten zuiden van Zwanenburg is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-7-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in primair water van de Haarlemmermeerpolder: vast peil is NAP (2005) min 6,02 m. Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-8-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53844 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04073.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
-9-
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 10 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53844 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13e Ontwerp-beschikking V53845
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de A9-noordtocht, de A9-zuidtocht, de Spaarnwoudertocht en de A5-Westtocht en overige watergangen in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ter hoogte van knooppunt Raasdorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen en bronbemaling in een kwelpolder ter hoogte van knooppunt Raasdorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de A9-noordtocht, de A9zuidtocht, de Spaarnwoudertocht en de A5-Westtocht en overige watergangen in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ter hoogte van knooppunt Raasdorp; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen en bronbemaling in een kwelpolder ter hoogte van knooppunt Raasdorp. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-032-1 wijz. 2, d.d. 7 september 2011 en bijlage 032 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53845
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
7.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
8.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 9.
Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
10. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 11. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 12. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 13. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 14. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 15. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 16. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 17. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
V53845
-4-
18. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 19. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 20. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 22. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 23. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 24. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 25. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53845
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53845
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53845
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53845 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handeling. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kernen beschermingszone van primaire watergangen de A9-noordtocht, de A9-zuidtocht, de Spaarnwoudertocht en de A5-Westtocht en overige watergangen in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ter hoogte van knooppunt Raasdorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen en bronbemaling in een kwelpolder ter hoogte van knooppunt Raasdorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.00) zomerpeil is NAP (2005) min 5,87 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,02 m (schouwpeil). De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.02): zomerpeil is NAP (2005) min 6,02 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,32 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handeling verenigbaar is met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handeling onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53845 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04074.
Voorbereiding en behandeling . In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53845 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13f Ontwerp-beschikking V53846
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Polderbaantocht en de Verbindingstocht 5P en overige watergangen in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen en bronbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Polderbaantocht en de Verbindingstocht 5P en overige watergangen in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen en bronbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-037-1 wijz. 3, d.d. 22 september 2011 en bijlage 037 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53846
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
7.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
8.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 9.
Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
10. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 11. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 12. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 13. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 14. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 15. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 16. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 17. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
V53846
-4-
18. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 19. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 20. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 22. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 23. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 24. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 25. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53846
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53846
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 3
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53846
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53846 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handeling. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kernen beschermingszone van primaire watergangen de Polderbaantocht en de Verbindingstocht 5P en overige watergangen in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een kuipen en bronbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van Haarlemmermeerpolder (GH52.140.02): zomerpeil is NAP (2005) min 6,02 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,32 m (schouwpeil). De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.00) zomerpeil is NAP (2005) min 5,87 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,02 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handeling verenigbaar is met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handeling onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53846 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04075.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53846 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13g Ontwerp-beschikking V53847
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Nieuwerkerkertocht en een overige watergang in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Nieuwerkerkertocht en een overige watergang in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp; Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XZ-040-1 wijz. 0, d.d. 22 september 2011 en bijlage 040 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53847
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
7.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 8.
Zes weken voordat de pers- en ontvangstkuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
9.
In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater.
10. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 12. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 13. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 14. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 15. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen. 16. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
V53847
-4-
17. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 18. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 19. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 20. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 22. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 23. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 24. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 25. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53847
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53847
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53847
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53847 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kernen beschermingszone van primaire watergang de Nieuwerkerkertocht en een overige watergang in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.00) zomerpeil is NAP (2005) min 5,87 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,02 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53847 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04076.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53847 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13h Ontwerp-beschikking V53848
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Hoofdvaart en een overige watergang in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Hoofdvaart en een overige watergang in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XZ-042-1 wijz. 2, d.d. 7 september 2011 en bijlage 042 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53848
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
7.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 8.
Zes weken voordat de pers- en ontvangstkuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
9.
In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater.
10. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 12. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 13. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 14. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 15. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 16. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 17. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan.
V53848
-4-
18. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 19. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 20. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 21. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 22. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 23. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 24. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53848
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53848
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53848
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53848 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handeling. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Hoofdvaart en een overige watergang in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.00) zomerpeil is NAP (2005) min 5,87 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,02 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handeling verenigbaar is met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handeling onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53848 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04077.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53848 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13i Ontwerp-beschikking V53849
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een natte zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Nieuwe Vijfhuizertocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van damwandplanken, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een natte zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Nieuwe Vijfhuizertocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van damwandplanken, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XZ-045-1 wijz. 1, d.d. 15 september 2011 en bijlage 045 die bij dit besluit behoren evenals rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53849
-3-
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 6.
Indien de watergang wordt gekruist met een zinker of open ontgraving moet deze altijd ten minste 1,0 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijven opdat deze laag nooit doorboord wordt.
7.
De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen.
8.
Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang.
9.
De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 10. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 11. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 12. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen. 13. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 14. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 15. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 16. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 17. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen.
V53849
-4-
18. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 19. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 20. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 21. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 22. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53849
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53849
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53849
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53849 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een natte zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Nieuwe Vijfhuizertocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van damwandplanken, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.00) zomerpeil is NAP (2005) min 5,87 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,02 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53849 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04079.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53849 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13j Ontwerp-beschikking V53850
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een mantelbuis binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de NS-tocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noordoosten van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten noordoosten van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een mantelbuis binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de NS-tocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noordoosten van Hoofddorp; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten noordoosten van Hoofddorp Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XS-046-1 wijz. 0, d.d. 18 februari 2011 en bijlage 046 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53850
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
7.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 8.
Zes weken voordat de pers- en ontvangstkuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
9.
In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater.
10. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 12. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 13. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 14. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 15. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 16. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 17. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan.
V53850
-4-
18. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 19. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 20. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 21. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 22. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 23. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 24. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53850
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53850
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53850
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53850 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een mantelbuis binnen de kernen beschermingszone van primaire watergang de NS-tocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten noordoosten van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten noordoosten van Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.03): zomerpeil is NAP (2005) min 5,87 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,17 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53850 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04080.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53850 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13k Ontwerp-beschikking V53851
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een direct pipe boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar, kwelschermen en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de A4-Westtocht en overige watergangen in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 ter hoogte van knooppunt De Hoek te Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 ter hoogte van knooppunt De Hoek te Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een direct pipe boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar, kwelschermen en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de A4Westtocht en overige watergangen in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 ter hoogte van knooppunt De Hoek te Hoofddorp; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 ter hoogte van knooppunt De Hoek te Hoofddorp. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-048-1 wijz. 3, d.d. 23 februari 2012, standaardtekening A-803-XZ-000-01 wijz. 0, d.d. 13 mei 2011 en bijlage 048 die bij dit besluit behoren evenals rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53851
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
De berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk mag, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
7.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
8.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 9.
Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
10. In geval onderwaterbeton wordt toegepast, moet in de kuip een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 11. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 12. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 13. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 14. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 15. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 16. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen. 17. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
-4-
18. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 19. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 20. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 21. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 22. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 23. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 24. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 25. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 26. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 3
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53851 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een direct pipe boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar, kwelschermen en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de A4-Westtocht en overige watergangen in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 ter hoogte van knooppunt De Hoek te Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 ter hoogte van knooppunt De Hoek te Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.04): zomerpeil is NAP (2005) min 6,02 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,17m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53851 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12,04082.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53851 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13l Ontwerp-beschikking V53852
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • • •
aanvraagformulier; situatie- en constructietekeningen; grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: •
•
•
Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kleikisten en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van de Geniedijk ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van de primaire watergangen het Voorkanaal en het Achterkanaal en een overige watergang en in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kleikisten en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van de Geniedijk ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp; b. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van de primaire watergangen het Voorkanaal en het Achterkanaal en een overige watergang en in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp; c. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XD-051-1 wijz. 2, d.d. 15 september 2011, Sterkteberekening A-803-XD-051-1 d.d. oktober 2011, Bijlage 52 A803-K051-2, tekening S-LP-001-01 d.d. 7 januari 1997 en Bijlage 051 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding, kwelschermen met kleikisten en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan en hoogtemetingen van de kering ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de kering, de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
V53852
-3-
2.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moet een nieuw detailkaart met daarop de juiste situering van de kwelschermen en de kleikisten ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
7.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
8.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
9.
De aan te brengen kwelschermen moeten: • minstens 0,5 m buiten de leiding steken; • waterdicht worden verbonden met de leiding; • worden gevat in een kleikist van minstens 1,00 m in de lengterichting van de leiding.
10. De kleikist(en) moet(en) worden gemaakt van klei waarvoor geldt dat het zandgehalte lager is dan 40%, met in de aanlegfase een maximum watergehalte van de vloeigrens minus 0,75 * de plasticiteitindex (wmax = w1 – 0,75 * Lp). De klei moet in lagen van maximaal 0,20 m worden aangebracht. Deze lagen moeten mechanisch worden verdicht. 11. De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiter moet buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend. 12. De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen. 13. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912.
V53852
-4-
14. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. . Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. 15. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld. Aanvullende voorschriften boringen 16. De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen. 17. Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat. Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 18. Zes weken voordat de pers- en ontvangstkuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd. 19. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 20. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 22. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 23. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan.
V53852
-5-
25. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 26. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 27. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 28. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 29. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 30. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 31. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1. Algemene technische voorschriften 32. De stabiliteit en/of waterkerendheid van de waterkering mag niet worden verstoord. 33. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 34. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 35. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 36. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
V53852
-6-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53852
-7-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 5
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53852
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53852 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kleikisten en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van de Geniedijk ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp is getoetst aan: • Nota Waterkeringen, deel II Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kernen beschermingszone van de primaire watergangen het Voorkanaal en het Achterkanaal en een overige watergang en in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-9-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.04): zomerpeil is NAP (2005) min 6,02 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,17 m (schouwpeil). De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.05): zomerpeil is NAP (2005) min 6,07 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,27 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53852 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04085.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten .
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53852 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13m Ontwerp-beschikking V53853
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Bennebroekertocht en de S-20 Noord- en Zuidtocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Bennebroekertocht en de S-20 Noord- en Zuidtocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp en Nieuw-Vennep; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-054-1 wijz. 0, d.d. 28 oktober 2011, A-803-XW-061-1 wijz. 1, d.d. 15 september 2011, bijlage 054 en 061 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53853
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
7.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 8.
Zes weken voordat de pers- en ontvangstkuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
9.
In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater.
10. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 12. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 13. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 14. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 15. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 16. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
V53853
-4-
17. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 18. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 19. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 20. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 21. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 22. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 23. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 24. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53853
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53853
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 4
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53853
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53853 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kernen beschermingszone van primaire watergangen de Bennebroekertocht en de S-20 Noord- en Zuidtocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp en Nieuw-Vennep is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder ten westen van Rijksweg A4 te Hoofddorp en Nieuw-Vennep is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.05): zomerpeil is NAP (2005) min 6,07 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,27 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53853 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04089.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53853 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13n Ontwerp-beschikking V53854
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: •
•
Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de A44-noordtocht en een overige watergang in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder aan de zuidzijde van knooppunt Burgerveen te Weteringbrug. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder aan de zuidzijde van knooppunt Burgerveen te Weteringbrug. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de A44-noordtocht en een overige watergang in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder aan de zuidzijde van knooppunt Burgerveen te Weteringbrug; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder aan de zuidzijde van knooppunt Burgerveen te Weteringbrug; Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-063-1 wijz. 2, d.d. 8 september 2011 en bijlage 063 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53854
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
7.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 8.
Zes weken voordat de pers- en ontvangstkuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
9.
In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater.
10. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 12. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 13. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 14. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 15. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 16. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 17. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan.
V53854
-4-
18. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 19. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 20. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 21. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 22. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 23. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 24. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53854
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53854
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53854
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53854 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de A44-noordtocht en een overige watergang in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder aan de zuidzijde van knooppunt Burgerveen te Weteringbrug is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip en bronbemaling in een kwelpolder aan de zuidzijde van knooppunt Burgerveen te Weteringbrug is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.05): zomerpeil is NAP (2005) min 6,07 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,27 m (schouwpeil). De aanvraag heeft betrekking op werken in overig water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.09): zomerpeil is NAP (2005) min 6,42 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,57 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53854 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04090.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53854 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13o Ontwerp-beschikking V53855
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een pneumatische boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Lissertocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ter hoogte van het A44 viaduct over de Lisserweg te Weteringbrug. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ter hoogte van het A44 viaduct over de Lisserweg te Weteringbrug. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een pneumatische boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Lissertocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ter hoogte van het A44 viaduct over de Lisserweg te Weteringbrug; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ter hoogte van het A44 viaduct over de Lisserweg te Weteringbrug. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-064-1 wijz. 1, d.d. 6 oktober 2011 en bijlage 064 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53855
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
7.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 8.
Zes weken voordat de pers- en ontvangstkuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
9.
In geval onderwaterbeton wordt toegepast, moet in de kuip een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater.
10. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 12. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 13. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 14. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 15. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen. 16. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
V53855
-4-
17. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 18. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 19. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 20. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 22. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 23. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 24. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 25. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53855
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53855
-6-
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53855
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53855 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handeling. Het middels een pneumatische boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Lissertocht in de Haarlemmermeerpolder en in een kwelpolder ter hoogte van het A44 viaduct over de Lisserweg te Weteringbrug is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een pers- en een ontvangstkuip, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ter hoogte van het A44 viaduct over de Lisserweg te Weteringbrug is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.09): zomerpeil is NAP (2005) min 6,42 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,57 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handeling verenigbaar is met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handeling onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53855 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04091.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53855 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13p Ontwerp-beschikking V53856
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen; • grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Haarlemmermeerpolder, Polder het Noordveen en Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder ten westen van Rijksweg A4 te Weteringbrug en te Nieuw-Wetering. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en primaire en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder, Polder het Noordveen, de Veender- en Lijkerpolder Buiten de Bedijking en Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder en in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten westen van Rijksweg A4 te Weteringbrug en Nieuw-Wetering. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een kuip en bronbemaling in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten westen van Rijksweg A4 te Weteringbrug. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a.
b.
c.
het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Haarlemmermeerpolder, Polder het Noordveen en Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder ten westen van Rijksweg A4 te Weteringbrug en te Nieuw-Wetering; het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en primaire en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder, Polder het Noordveen, de Veender- en Lijkerpolder Buiten de Bedijking en Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder ten westen van Rijksweg A4 te Weteringbrug en Nieuw-Wetering; het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een kuip en bronbemaling in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten westen van Rijksweg A4 te Weteringbrug;
Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XZ-068-1 wijz. 3, d.d. 8 september 2011, Sterkteberekening A-803-XZ-068-1 d.d. oktober 2011, Bijlage 62 Gegevens HDD kruising A-803-K068-1 en Bijlage 068 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort. II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
V53856
-3-
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
6.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
7.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
8.
Het ter plaatse van het intredepunt aan te brengen kwelscherm moet: • minstens 0,5 m buiten de leiding steken; • waterdicht worden verbonden met de leiding; • worden gevat in een kleikist van minstens 1,00 m in de lengterichting van de leiding.
9.
De kleikist(en) moet(en) worden gemaakt van klei waarvoor geldt dat het zandgehalte lager is dan 40%, met in de aanlegfase een maximum watergehalte van de vloeigrens minus 0,75 * de plasticiteitindex (wmax = w1 – 0,75 * Lp). De klei moet in lagen van maximaal 0,20 m worden aangebracht. Deze lagen moeten mechanisch worden verdicht.
10. De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiters moeten buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend.
V53856
-4-
11. De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen. 12. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912. 13. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. . Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. 14. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld. Aanvullende voorschriften boringen 15. In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de kering en de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden. 16. De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen. 17. Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 18. Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd. 19. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 20. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt.
V53856
-5-
22. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 23. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 25. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 26. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 27. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 28. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 29. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 30. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 31. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1. Algemene technische voorschriften 32. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 33. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd.
V53856
-6-
34. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 35. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
V53856
-7-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53856
-8-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 4
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53856
-9-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53856 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Haarlemmermeerpolder, Polder het Noordveen en Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder ten westen van Rijksweg A4 te Weteringbrug en te NieuwWetering is getoetst aan: • Nota Waterkeringen, deel II Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kernen beschermingszone van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en primaire en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder, Polder het Noordveen, de Veender- en Lijkerpolder Buiten de Bedijking en Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder en in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten westen van Rijksweg A4 te Weteringbrug en Nieuw-Wetering is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen
- 10 -
•
Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een kuip en bronbemaling in een kwelpolder (zijnde de Haarlemmermeerpolder) ten westen van Rijksweg A4 te Weteringbrug is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: -
overig water van de Haarlemmermeerpolder: zomerpeil is NAP (2005) min 6,42 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,57 m (schouwpeil);
-
primair water van de boezem: zomerpeil is NAP (2005) min 0,59 m; winterpeil is NAP (2005) min 0,62 m (schouwpeil);
-
overig en primair water van Polder het Noordveen: zomerpeil is NAP (2005) min 4,32 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,42 m (schouwpeil);
-
primair water van de Veender- en Lijkerpolder Buiten de Bedijking: zomerpeil is NAP (2005) min 1,40 m; winterpeil is NAP (2005) min 1,44 m (schouwpeil);
-
overig water van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder: zomerpeil is NAP (2005) min 4,54 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,69 m (schouwpeil);
Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 11 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53856 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04092.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 12 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 13 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53856 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13q Ontwerp-beschikking V53857
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen; • grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Veenderpolder en de Vlietpolder ten oosten van Hoogmade. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de Wijde Aa en overige watergangen binnen de Veenderpolder en de Vlietpolder ten oosten van Hoogmade. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Veenderpolder en de Vlietpolder ten oosten van Hoogmade; b. het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de Wijde Aa en overige watergangen binnen de Veenderpolder en de Vlietpolder ten oosten van Hoogmade. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XZ-077-1 wijz. 5, d.d. 28 oktober 2011, Sterkteberekening A-803-XZ-077-1 d.d. november 2011, Bijlage 70 Gegevens HDD kruising A-803-K077-1 en Bijlage 078 die bij dit besluit behoren.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
6.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
V53857
-3-
7.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
8.
Het ter plaatse van het intredepunt aan te brengen kwelscherm moet: • minstens 0,5 m buiten de leiding steken; • waterdicht worden verbonden met de leiding; • worden gevat in een kleikist van minstens 1,00 m in de lengterichting van de leiding.
9.
De kleikist(en) moet(en) worden gemaakt van klei waarvoor geldt dat het zandgehalte lager is dan 40%, met in de aanlegfase een maximum watergehalte van de vloeigrens minus 0,75 * de plasticiteitindex (wmax = w1 – 0,75 * Lp). De klei moet in lagen van maximaal 0,20 m worden aangebracht. Deze lagen moeten mechanisch worden verdicht.
10. De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiters moeten buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend. 11. De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen. 12. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912. 13. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. . Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. 14. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld.
Aanvullende voorschriften horizontaal bestuurbare (gestuurde) boringen 15. In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de kering en de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden. 16. De vergunninghouder mag één boring per leiding volgens de horizontale boormethode verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen. 17. Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
V53857
-4-
Algemene technische voorschriften 18. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 19. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 20. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 21. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
V53857
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53857
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 4
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53857
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53857 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Veenderpolder en de Vlietpolder ten oosten van Hoogmade is getoetst aan: • Nota Waterkeringen, deel II Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de Wijde Aa en overige watergangen binnen de Veenderpolder en de Vlietpolder ten oosten van Hoogmade is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen;
-8-
De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: overig water van de Veenderpolder: zomerpeil is NAP (2005) min 4,67 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,77 m (schouwpeil). primair boezemwater: zomerpeil is NAP (2005) min 0,61 m; winterpeil is NAP (2005) min 0,64 m (schouwpeil). overig water van de Vlietpolder (OR-3.46.1.1): zomerpeil is NAP (2005) min 2,56 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,66 m (schouwpeil). overig water van de Vlietpolder (OR-3.46.HW03): vast peil is NAP (2005) min 2,42 m. Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53857 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12,04097.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten .
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53857 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13r Ontwerp-beschikking V53858
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen; • grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Hondsdijksepolder, de Rijndijk en Polder Groenendijk te Achthoven en Hazerswoude-Rijndijk. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de Oude Rijn, primaire watergangen en overige watergangen binnen de Hondsdijksepolder, Voormalige Boezemwateren - Westvaart en Polder Groenendijk te Achthoven en Hazerswoude-Rijndijk. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
-2-
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Hondsdijksepolder, de Rijndijk en Polder Groenendijk te Achthoven en Hazerswoude-Rijndijk; b. het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de Oude Rijn, primaire watergangen en overige watergangen binnen de Hondsdijksepolder, Voormalige Boezemwateren - Westvaart en Polder Groenendijk te Achthoven en Hazerswoude-Rijndijk. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XZ-087-1 wijz. 1, d.d. 7 september 2011, Sterkteberekening A-803-XZ-087-1 d.d. november 2011, Bijlage 77 Gegevens HDD kruising A-803-K087-1 en Bijlage 087 die bij dit besluit behoren
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
6.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
V53858
-3-
7.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
8.
Het ter plaatse van het intredepunt aan te brengen kwelscherm moet: • minstens 0,5 m buiten de leiding steken; • waterdicht worden verbonden met de leiding; • worden gevat in een kleikist van minstens 1,00 m in de lengterichting van de leiding.
9.
De kleikist(en) moet(en) worden gemaakt van klei waarvoor geldt dat het zandgehalte lager is dan 40%, met in de aanlegfase een maximum watergehalte van de vloeigrens minus 0,75 * de plasticiteitindex (wmax = w1 – 0,75 * Lp). De klei moet in lagen van maximaal 0,20 m worden aangebracht. Deze lagen moeten mechanisch worden verdicht.
10. De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiters moeten buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend. 11. De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen. 12. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912. 13. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. . Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. 14. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld.
Aanvullende voorschriften horizontaal bestuurbare (gestuurde) boringen 15. In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de kering en de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden. 16. De vergunninghouder mag één boring per leiding volgens de horizontale boormethode verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen. 17. Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
-4-
Algemene technische voorschriften 18. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 19. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 20. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 21. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 4
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53858 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de keringen van de Hondsdijksepolder, de Rijndijk en Polder Groenendijk te Achthoven en Hazerswoude-Rijndijk is getoetst aan: • Nota Waterkeringen, deel II Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de Oude Rijn, primaire watergangen en overige watergangen binnen de Hondsdijksepolder, Voormalige Boezemwateren - Westvaart en Polder Groenendijk te Achthoven en Hazerswoude-Rijndijk is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: -
overig water van de Hondsdijksepolder: zomerpeil is NAP (2005) min 1,79 m; winterpeil is NAP (2005) min 1,89 m (schouwpeil);
-
primair boezemwater: zomerpeil is NAP (2005) min 0,61 m; winterpeil is NAP (2005) min 0,64 m (schouwpeil);
-
overig water van Voormalige Boezemwateren - Westvaart vast peil is NAP (2005) min 0,62 m;
-
overig en primair water van Polder Groenendijk (WW-09H): zomerpeil is NAP (2005) min 2,22 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,42 m (schouwpeil);
-
overig water van Polder Groenendijk (WW-09M): zomerpeil is NAP (2005) min 2,02 m; winterpeil is NAP (2005) min 1,82 m (schouwpeil);
-
overig en primair water van Polder Groenendijk (WW-09A): zomerpeil is NAP (2005) min 2,47 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,57 m (schouwpeil);
Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53858 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12,04100.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53858 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13s Ontwerp-beschikking V53859
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen; • grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en (buiten)beschermingszone van de kering van Polder de Noordplas en de buitenbeschermingszone van de kering van Polder Groenendijk ter hoogte van Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van een primaire watergang binnen Polder Groenendijk ter hoogte van Vierheemskinderenweg te HazerswoudeDorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van damwandscherm als vervangende kering binnen de kernzone van de kering van Polder de Noordplas ter hoogte van Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland
-2-
aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en (buiten)beschermingszone van de kering van Polder de Noordplas en de buitenbeschermingszone van de kering van Polder Groenendijk ter hoogte van Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp; b. het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van een primaire watergang binnen Polder Groenendijk ter hoogte van Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp; c. het aanbrengen en hebben van damwandscherm als vervangende kering binnen de kernzone van de kering van Polder de Noordplas ter hoogte van Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XZ-090-1 wijz. 1, d.d. 4 november 2011, Sterkteberekening A-803-XZ-090-1 d.d. november 2011, Bijlage 79 A803-K090-1 en Bijlage 090 die bij dit besluit behoren
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan en hoogtemetingen van de kering ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de kering en de waterhuishouding worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
V53859
-3-
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
6.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
7.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
8.
De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiters moeten buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend.
9.
De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen.
10. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912. 11. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. . Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 12. De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen. 13. Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang. 14. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen. Waterkering 15. In plaats van aan de zuidzijde de watergang te kruizen moet de damwandscherm de kruin van de kering blijven volgen. Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moet een nieuw detailkaart met daarop de juiste situering van de damwandscherm ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. 16. De beide uiteinden van de damwand moeten over een lengte van minimaal 1,0 m aansluiten op de kruin van de kering.
V53859
-4-
17. De afwatering van de waterkering mag niet worden belemmerd. 18. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld.
Algemene technische voorschriften 19. De stabiliteit en/of waterkerendheid van de waterkering mag niet worden verstoord. 20. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 21. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 22. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 23. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
V53859
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53859
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 4 Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53859
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53859 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en (buiten)beschermingszone van de kering van Polder de Noordplas en de buitenbeschermingszone van de kering van Polder Groenendijk ter hoogte van Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp; het aanbrengen en hebben van damwandscherm als vervangende kering binnen de kernzone van de kering van Polder de Noordplas ter hoogte van Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp; zijn getoetst aan: • Nota Waterkeringen, deel II Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II.
-8-
De volgende handeling: het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van een primaire watergang binnen Polder Groenendijk ter hoogte van Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in primair water van Polder Groenendijk: zomerpeil is NAP (2005) min 2,17 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,27 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53859 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12,04102.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten .
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53859 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13t Ontwerp-beschikking V53860
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen; • grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: •
•
•
•
Het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een damwandscherm als vervangende kering binnen de kernen (buiten)beschermingszone van de kering van Polder de Noordplas ten noorden van Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. Het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder Groenendijk en Polder de Noordplas en in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ten noorden van Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. Het verwijderen van een stuw binnen Polder de Noordplas ten noorden van Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van damwandplanken, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a.
b.
c. d.
het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een damwandscherm als vervangende kering binnen de kern- en (buiten)beschermingszone van de kering van Polder de Noordplas ten noorden van Hazerswoude-Dorp; het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder Groenendijk en Polder de Noordplas en in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ten noorden van Hazerswoude-Dorp; het verwijderen van een stuw binnen Polder de Noordplas ten noorden van HazerswoudeDorp; het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van damwandplanken, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hazerswoude-Dorp.
Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XD-091-1 wijz. 5, d.d. 15 november 2011, Sterkteberekening A-803-XD-091-1 d.d. oktober 2011, Bijlage 80 Gegevens DZ kruising A-803-K091-1, tekening S-LP-001-01 d.d. 7 januari 1997 en Bijlage 091 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort. II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
V53860
-3-
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan en hoogtemetingen van de kering ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de kering, de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
6.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
7.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
8.
Het aan te brengen damwandscherm (c.q. kwelscherm) moet: • waterdicht worden verbonden met de leiding; • worden gevat in een kleikist van minstens 1,00 m in de lengterichting van de leiding.
9.
De kleikist(en) moet(en) worden gemaakt van klei waarvoor geldt dat het zandgehalte lager is dan 40%, met in de aanlegfase een maximum watergehalte van de vloeigrens minus 0,75 * de plasticiteitindex (wmax = w1 – 0,75 * Lp). De klei moet in lagen van maximaal 0,20 m worden aangebracht. Deze lagen moeten mechanisch worden verdicht.
10. De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiters moeten buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend. 11. De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen.
V53860
-4-
12. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912. 13. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. . Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 14. Indien de watergang wordt gekruist met een zinker of open ontgraving moet deze altijd ten minste 1,0 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijven opdat deze laag nooit doorboord wordt. 15. De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen. 16. Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang. 17. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen. Waterkering 18. De afwatering van de waterkering mag niet worden belemmerd. 19. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld. Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 20. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 21. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 22. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen. 23. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
V53860
-5-
24. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 25. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 26. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 27. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 28. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 29. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1. Algemene technische voorschriften 30. De stabiliteit en/of waterkerendheid van de waterkering mag niet worden verstoord. 31. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 32. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 33. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 34. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
V53860
-6-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53860
-7-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 5
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53860
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53860 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een damwandscherm als vervangende kering binnen de kern- en (buiten)beschermingszone van de kering van Polder de Noordplas ten noorden van Hazerswoude-Dorp is getoetst aan: • Nota Waterkeringen, deel II Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II. Het middels een zinker aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder Groenendijk en Polder de Noordplas en in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ten noorden van Hazerswoude-Dorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-9-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het verwijderen van een stuw binnen Polder de Noordplas ten noorden van Hazerswoude-Dorp stuit niet op problemen daar het gaat om een oude stuw die als gevolg van veranderingen in de waterhuishoudkundige situatie geen functie meer heeft. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van damwandplanken, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van Hazerswoude-Dorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: -
overig water van Polder Groenendijk (WW-09C): zomerpeil is NAP (2005) min 2,17 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,27 m (schouwpeil);
-
overig water van Polder de Noordplas (WW-25B): zomerpeil is NAP (2005) min 6,32 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,5 m (schouwpeil);
Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53860 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04105.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53860 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13u Ontwerp-beschikking V53861
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • • •
aanvraagformulier; situatie- en constructietekeningen; grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: •
•
•
Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de kering van Polder de Noordplas ter hoogte van Westeinde te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van de primaire watergang van de Ambachtspolder, primaire watergang de 1e tocht Hazerswoudse Droogmakerij en overige watergangen binnen Polder de Noordplas en de Ambachtspolder en in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ter hoogte van Westeinde te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ter hoogte van Westeinde te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a.
b.
c.
het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de kering van Polder de Noordplas ter hoogte van Westeinde te Hazerswoude-Dorp; het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kern- en beschermingszone van de primaire watergang van de Ambachtspolder, primaire watergang de 1e tocht Hazerswoudse Droogmakerij en overige watergangen binnen Polder de Noordplas en de Ambachtspolder en in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ter hoogte van Westeinde te Hazerswoude-Dorp; het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ter hoogte van Westeinde te Hazerswoude-Dorp.
Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-094-1 wijz. 3, d.d. 8 september 2011, Sterkteberekening A-803-XW-094-1 d.d. november 2011, Bijlage 84 Gegevens HDD kruising A-803-K094-1 en Bijlage 094 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort. II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
V53861
-3-
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
6.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
7.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
8.
Het ter plaatse van het in- en uittredepunt aan te brengen kwelschermen moeten: • minstens 0,5 m buiten de leiding steken; • waterdicht worden verbonden met de leiding; • worden gevat in een kleikist van minstens 1,00 m in de lengterichting van de leiding.
9.
De kleikist(en) moet(en) worden gemaakt van klei waarvoor geldt dat het zandgehalte lager is dan 40%, met in de aanlegfase een maximum watergehalte van de vloeigrens minus 0,75 * de plasticiteitindex (wmax = w1 – 0,75 * Lp). De klei moet in lagen van maximaal 0,20 m worden aangebracht. Deze lagen moeten mechanisch worden verdicht.
10. De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiters moeten buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend. 11. De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen. 12. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912. 13. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. . Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld.
-4-
14. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld. Aanvullende voorschriften boringen 15. In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de kering en de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden. 16. De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen. 17. Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat. Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 18. Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende is gewaarborgd. 19. In geval onderwaterbeton wordt toegepast, moet in de kuip een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 20. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 22. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 23. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 25. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen.
-5-
26. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 27. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 28. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 29. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 30. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 31. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 32. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1. Algemene technische voorschriften 33. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 34. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 35. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 36. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
-6-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
-7-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 4
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53861 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de kering van Polder de Noordplas ter hoogte van Westeinde te HazerswoudeDorp is getoetst aan: • Nota Waterkeringen, deel II Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en kwelschermen binnen de kernen beschermingszone van de primaire watergang van de Ambachtspolder, primaire watergang de 1e tocht Hazerswoudse Droogmakerij en overige watergangen binnen Polder de Noordplas en de Ambachtspolder en in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ter hoogte van Westeinde te Hazerswoude-Dorp is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-9-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ter hoogte van Westeinde te HazerswoudeDorp is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem.
De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: -
overig en primair water van Polder de Noordplas (WW-25B): zomerpeil is NAP (2005) min 6,32 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,5 m (schouwpeil);
-
overig en primair water van de Ambachtspolder: vast rpeil is NAP (2005) min 2,0 m;
Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53861 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12,04107.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53861 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13v Ontwerp-beschikking V53862
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW25B en vak WW-25AD en in een kwelpolder ter hoogte van de Hoogeveenseweg te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ter hoogte van de Hoogeveenseweg te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25B en vak WW-25AD en in een kwelpolder ter hoogte van de Hoogeveenseweg te Benthuizen; b. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ter hoogte van de Hoogeveenseweg te Benthuizen. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-097-1 wijz. 2, d.d. 15 september 2011 en bijlage 097 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53862
-3-
Aanvullende voorschriften boringen 6.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
7.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
8.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 9.
Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende is gewaarborgd.
10. In geval onderwaterbeton wordt toegepast, moet in de kuip een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 11. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 12. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 13. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 14. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 15. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 16. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen.
V53862
-4-
17. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 18. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 19. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 20. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 21. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 22. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 23. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 24. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 25. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 26. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53862
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53862
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53862
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53862 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handeling. Het middels een horizontaal gestuurde boring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25B en vak WW-25AD en in een kwelpolder ter hoogte van de Hoogeveenseweg te Benthuizen is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van kuipen, bronbemaling en spanningsbemaling in een kwelpolder ter hoogte van de Hoogeveenseweg te Benthuizen is getoetst aan; • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: primair water en overig water van Polder de Noordplas (WW-25B): zomerpeil is NAP (2005) min 6,32 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,5 m (schouwpeil). overig water van Polder de Noordplas (WW-25AD): zomerpeil is NAP (2005) min 5,83 m; winterpeil is NAP (2005) min 5,99 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handeling verenigbaar is met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handeling onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53862 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04109.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53862 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13w Ontwerp-beschikking V53863
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 en de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag heeft betrekking op handelingen ten aanzien waarvan meer dan één bestuursorgaan bevoegd is. Voor dit samenstel van handelingen wordt één watervergunning verleend, op grond van artikel 6.17 Waterwet. Voor deze aanvraag is het Hoogheemraadschap van Rijnland bevoegd gezag. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen; • grondmechanische rapportage en sterkteberekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de landscheiding ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland en op grond van artikelen 4.1.1 en 4.1.2 van de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard een vergunning vereist. • Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone en een damwandscherm als kwelscherm binnen de beschermingszone van een overige watergang binnen Polder de Noordplas en in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. en artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van een overige watergang binnen Polder De Wilde Veenen ter plaatse van Noorddijk te Moerkapelle. Hiervoor is op grond van artikelen 4.1.1 en 4.1.2 van de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard een vergunning vereist.
-2-
•
Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een perskuip en bronbemaling in een kwelpolder ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de keur van Schieland en de Krimpenerwaard, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de landscheiding ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen; b. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone en een damwandscherm als kwelscherm binnen de beschermingszone van een overige watergang binnen Polder de Noordplas en in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen; c. het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van een overige watergang binnen Polder De Wilde Veenen ter plaatse van Noorddijk te Moerkapelle; d. het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een perskuip en bronbemaling in een kwelpolder ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XD-100-1 wijz. 2, d.d. 21 september 2011, Sterkteberekening A-803-XD-100-1 d.d. oktober 2011, Bijlage 90 Gegevens GFT kruising A-803-K100-1 en Bijlage 100 die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
V53863
-3-
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan en hoogtemetingen van de kering ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de kering, de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat er geen leidingbreuk kan optreden.
6.
In geval van een breuk of een ernstige lekkage moeten direct zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.
7.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
8.
Het aan te brengen damwandscherm (c.q. kwelscherm) moet: • minstens 0,5 m buiten de leiding steken; • waterdicht worden verbonden met de leiding.
9.
De leiding moet voorzien worden van afsluiters. De afsluiters moeten buiten de berekende veiligheidszone worden geplaatst, op een dusdanige manier dat deze niet door onbevoegden kan worden bediend.
10. De afsluiters moeten minimaal 1 keer per 5 jaar op deugdelijkheid worden gecontroleerd. Een rapport van deze controle moet de vergunninghouder aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland overleggen. 11. De leidingen moet kathodisch worden beschermd. Het aanleggen van kathodische bescherming moet gebeuren volgens NPR 6912.
V53863
-4-
12. Elk jaar moet een onpartijdige en gecertificeerde instelling de kathodische bescherming van de leidingen controleren met potentiaal- en stroommetingen. . Deze instelling moet de uitkomsten van deze metingen en de conclusies binnen een maand schriftelijk rapporteren aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland. De vergunninghouder moet gebreken onmiddellijk herstellen. Het herstel moet ook schriftelijk aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. 13. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 14. Zes weken voordat de perskuip worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende is gewaarborgd. 15. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 16. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 17. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 18. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 19. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 20. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 21. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen moet worden voorkomen. 22. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
V53863
-5-
23. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 25. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 26. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 27. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 28. De stabiliteit en/of waterkerendheid van de waterkering mag niet worden verstoord. 29. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 30. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 31. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast. 32. Binnen twaalf maanden na voltooiing van de werken, moet de vergunninghouder de revisietekeningen in tweevoud aan het hoofd van de afdeling Handhaving van Rijnland sturen. Op de revisietekeningen moet hij de ligging van de werken gedetailleerd hebben aangegeven.
V53863
-6-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53863
-7-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 4
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan: •
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, t..a.v. H. van den Broek, Postbus 4059, 3006 AB Rotterdam.
V53863
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53863 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels en de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard en het Waterbeheerplan Schieland en de Krimpenerwaard 2010-2015. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handeling. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de landscheiding ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen is getoetst aan: • Nota Waterkeringen, deel II van hoogheemraadschap van Rijnland • Het Waterbeheerplan Schieland en de Krimpenerwaard 2010-2015. Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II van hoogheemraadschap van Rijnland • paragraaf 4.4.2 van het Waterkeringenbeheersplan van het hoogheemraadschap van Schieland . Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone en een damwandscherm als kwelscherm binnen de beschermingszone van een overige watergang binnen Polder de Noordplas en in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen van hoogheemraadschap van Rijnland • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem van hoogheemraadschap van Rijnland
-9-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen van hoogheemraadschap van Rijnland; • artikelen 1 en 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem van hoogheemraadschap van Rijnland. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van een overige watergang binnen Polder De Wilde Veenen ter plaatse van Noorddijk te Moerkapelle is getoetst aan: • Het Waterbeheerplan Schieland en de Krimpenerwaard 2010-2015 Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling voldoet aan het gestelde in: • algemene regel 4 bij de keur van Schieland en de Krimpenerwaard. Het aanbrengen en tijdelijk gedurende een periode van maximaal twaalf maanden hebben van een perskuip en bronbemaling in een kwelpolder ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen is getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig water van Polder de Noordplas (WW-25AD): zomerpeil is NAP (2005) min 5,83 m; winterpeil is NAP (2005) min 5,99 m (schouwpeil). De aanvraag heeft betrekking op werken in overig water van Polder De Wilde Veenen (GPG-476): flexibel zomerpeil en winterpeil: o Bovengrens is NAP min 5,85 m; o Ondergrens is NAP min 5,65 m.
Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handeling verenigbaar is met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handeling onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53863 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12,04110.
Samenloop 5. De aanvraag heeft betrekking op een handeling ten aanzien waarvan meer dan één bestuursorgaan bevoegd is. Conform artikel 6.17 Wtw en in overleg met de medebetrokken bestuursorganen wordt de aanvraag in behandeling genomen door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het medebetrokken bestuursorgaan hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard is in de gelegenheid gesteld advies te geven omtrent het ontwerp van de vergunning voor zover deze betrekking heeft op: • Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van de landscheiding ter plaatse van Noorddijk te Benthuizen. • Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van een overige watergang binnen Polder De Wilde Veenen ter plaatse van Noorddijk te Moerkapelle. 6.
Het advies is per mail ontvangen op 22 februari 2012 en geregistreerd onder nummer 12.11179 en 12.11180. Het advies betreft een ontwerp-watervergunning.
7.
Uit het advies bestaande uit de ontwerp-watervergunning zijn de relevante beleidsartikelen en voorwaarden onverkort overgenomen.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro.
- 11 -
Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd. Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten .
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53863 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13x Ontwerp-beschikking V53975
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Lange Sloot en de Westbroekwatering in Polder de Velserbroek ten westen van Rijksweg A9 te Velserbroek. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Noord-Spaarndammerpolder ten oosten van Rijksweg A9 ter hoogte van de Valleiweg te VelsenZuid. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in Polder de Velserbroek ter hoogte van de Oostbroekerweg te Velsen-Zuid en de Oostlaan en de Dammersweg te Velserbroek. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Zuid-Spaarndammerpolder ter hoogte van de Veerweg te Velserbroek. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Lange Sloot en de Westbroekwatering in Polder de Velserbroek ten westen van Rijksweg A9 te Velserbroek; b. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Noord-Spaarndammerpolder ten oosten van Rijksweg A9 ter hoogte van de Valleiweg te Velsen-Zuid; c. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in Polder de Velserbroek ter hoogte van de Oostbroekerweg te Velsen-Zuid en de Oostlaan en de Dammersweg te Velserbroek; d. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Zuid-Spaarndammerpolder ter hoogte van de Veerweg te Velserbroek; zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: - routekaart A-803-KR-010 wijz. 6, d.d. 7 september 2011; - routekaart A-803-KR-011 wijz. 3, d.d. 7 september 2011; - routekaart A-803-KR-012 wijz. 4, d.d. 23 februari 2012; - routekaart A-803-KR-013 wijz. 3, d.d. 23 februari 2012; - routekaart A-803-KR-014 wijz. 3, d.d. 7 september 2011; - routekaart A-803-KR-015 wijz. 4, d.d. 7 september 2011; - routekaart A-803-KR-016 wijz. 4, d.d. 7 september 2011; - routekaart A-803-KR-017 wijz. 4, d.d. 8 september 2011; - tracekaart A-803-KT-000-01 wijz. 1, d.d. 23 maart 2011; - bijlage 01; die bij dit besluit behoren.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
V53975
-3-
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Aanvullende voorschriften boringen 7.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 8.
De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen.
9.
Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang.
10. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.
V53975
-4-
Algemene technische voorschriften 11. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 12. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 13. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
V53975
-5-
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 10
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53975
-6-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53975 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Lange Sloot en de Westbroekwatering in Polder de Velserbroek ten westen van Rijksweg A9 te Velserbroek; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Noord-Spaarndammerpolder ten oosten van Rijksweg A9 ter hoogte van de Valleiweg te VelsenZuid; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in Polder de Velserbroek ter hoogte van de Oostbroekerweg te Velsen-Zuid en de Oostlaan en de Dammersweg te Velserbroek; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Zuid-Spaarndammerpolder ter hoogte van de Veerweg te Velserbroek; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen
-7-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: -
overig water van de Noord-Spaarndammerpolder (GH-52.010.02): vast peil is NAP (2005) min 2,12 m.
-
overig water van Polder de Velserbroek (GH-52.020.02): vast peil is NAP (2005) min 0,72 m.
-
overig water van Polder de Velserbroek (GH-52.020.01): vast peil is NAP (2005) min 0,72 m.
-
overig water van de Zuid-Spaarndammerpolder (GH-52.070.00): vast peil is NAP (2005) min 3,67 m.
Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-8-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53975 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08159.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
-9-
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 10 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53975 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13y Ontwerp-beschikking V53976
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Grote Hoefsloot en de Hoefsloot in de Vereenigde Binnenpolder ter hoogte van de Groeneweg te Halfweg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Inlaagsepolder ten zuiden van de Inlaagsedijk te Spaarndam. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Vereenigde Binnenpolder ter hoogte van de Groeneweg te Halfweg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a.
b.
c.
het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Grote Hoefsloot en de Hoefsloot in de Vereenigde Binnenpolder ter hoogte van de Groeneweg te Halfweg; het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Inlaagsepolder ten zuiden van de Inlaagsedijk te Spaarndam; het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Vereenigde Binnenpolder ter hoogte van de Groeneweg te Halfweg.
Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: -
routekaart A-803-KR-018 wijz. 4, d.d. 8 september 2011; routekaart A-803-KR-019 wijz. 8, d.d. 30 november 2011; routekaart A-803-KR-020 wijz. 9, d.d. 27 oktober 2011; routekaart A-803-KR-021 wijz. 7, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-022 wijz. 5, d.d. 23 februari 2012; routekaart A-803-KR-023 wijz. 6, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-024 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; tracekaart A-803-KT-000-02 wijz. 3, d.d. 26 mei 2011;
die bij dit besluit behoren. II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
V53976
-3-
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
2.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven. Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Aanvullende voorschriften boringen 7.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 8.
De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen.
9.
Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang.
10. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.
V53976
-4-
Algemene technische voorschriften 11. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 12. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd.
13. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53976
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53976
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 8
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53976
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53976 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergangen de Grote Hoefsloot en de Hoefsloot in de Vereenigde Binnenpolder ter hoogte van de Groeneweg te Halfweg; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Inlaagsepolder ten zuiden van de Inlaagsedijk te Spaarndam; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen in de Vereenigde Binnenpolder ter hoogte van de Groeneweg te Halfweg; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen.
-8-
De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: -
overig water van de Inlaagsepolder (GH-52.090.00) zomerpeil is NAP (2005) min 1,52 m; winterpeil is NAP (2005) min 1,62 m
-
overig en primair water van de Vereenigde Binnenpolder (GH-52.100.00) zomerpeil is NAP (2005) min 1,97 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,07 m
Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-9-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53976 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08162.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 10 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 11 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53976 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13z Ontwerp-beschikking V53977
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.24 tussen de Zwanenburgerdijk en de Raasdorperweg ten zuiden van Zwanenburg. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vakken GH-52.140.00 en GH-52.140.01 ten westen van de Raasdorperweg te Lijnden. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.02 ten westen van de Nieuwerkerkertocht tussen knooppunt Raasdorp en de Polderbaan. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder tussen de Zwanenburgerdijk en de Polderbaan ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen de Zwanenburgerdijk en de Polderbaan ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a.
b.
c.
d.
e.
het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.24 tussen de Zwanenburgerdijk en de Raasdorperweg ten zuiden van Zwanenburg; het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vakken GH-52.140.00 en GH52.140.01 ten westen van de Raasdorperweg te Lijnden; het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.02 ten westen van de Nieuwerkerkertocht tussen knooppunt Raasdorp en de Polderbaan; het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder tussen de Zwanenburgerdijk en de Polderbaan ten noorden van Hoofddorp; het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen de Zwanenburgerdijk en de Polderbaan ten noorden van Hoofddorp.
Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: -
routekaart A-803-KR-024 wijz. 4,d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-025 wijz. 3, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-026 wijz. 2, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-027 wijz. 2, d.d. 27 juli 2011; routekaart A-803-KR-028 wijz. 4, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-029 wijz. 4, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-030 wijz. 3, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-031 wijz. 3, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-032 wijz. 3, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-033 wijz. 4, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-034 wijz. 2, d.d. 7 september 2011; routekaart A-803-KR-035 wijz. 2, d.d. 15 september 2011;
V53977
-3-
-
routekaart A-803-KR-036 wijz. 4, d.d. 22 september 2011; standaardtekening A-803-XZ-000-01 wijz. 0, d.d. 13 mei 2011; tracekaart A-803-KT-000-03 wijz. 2, d.d. 22 juni 2011; bijlage 03;
die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort. II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
V53977
-4-
Aanvullende voorschriften boringen 7.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
8.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
9.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 10. Indien de watergang wordt gekruist met een zinker of open ontgraving moet deze altijd ten minste 1,0 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijven opdat deze laag nooit doorboord wordt. 11. De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen. 12. Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang. 13. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen. Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 14. Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd. 15. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 16. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 17. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt.
V53977
-5-
18. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 19. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 20. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 21. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen. 22. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 23. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 25. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 26. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 27. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 28. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 29. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen.
V53977
-6-
30. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 31. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
V53977
-7-
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012 Bijlagen: 16
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53977
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53977 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.24 tussen de Zwanenburgerdijk en de Raasdorperweg ten zuiden van Zwanenburg; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vakken GH-52.140.00 en GH-52.140.01 ten westen van de Raasdorperweg te Lijnden; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.02 ten westen van de Nieuwerkerkertocht tussen knooppunt Raasdorp en de Polderbaan; • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder tussen de Zwanenburgerdijk en de Polderbaan ten noorden van Hoofddorp; • het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen de Zwanenburgerdijk en de Polderbaan ten noorden van Hoofddorp;
-9-
zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: overig water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.24): vast peil is NAP (2005) min 6,02 m; overig water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.00): zomerpeil is NAP (2005) min 5,87 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,02 m (schouwpeil). overig water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.01): zomerpeil is NAP (2005) min 6,02 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,27 m (schouwpeil). overig water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.02): zomerpeil is NAP (2005) min 6,02 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,32 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53977 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08163.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53977 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13aa Ontwerp-beschikking V53978
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.00 tussen de Polderbaan en de Hoofdvaart ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Kagertocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH52.140.03 tussen de Hoofdvaart en de Schiphol-spoorlijn ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder tussen de Polderbaan en de Schiphol-spoorlijn ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen de Polderbaan en de Schiphol-spoorlijn ten noorden van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a.
b.
c.
d.
het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.00 tussen de Polderbaan en de Hoofdvaart ten noorden van Hoofddorp; het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Kagertocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.03 tussen de Hoofdvaart en de Schiphol-spoorlijn ten noorden van Hoofddorp; het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder tussen de Polderbaan en de Schiphol-spoorlijn ten noorden van Hoofddorp; het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen de Polderbaan en de Schiphol-spoorlijn ten noorden van Hoofddorp;
Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: - routekaart A-803-KR-037 wijz. 3, d.d. 22 september 2011; - routekaart A-803-KR-038 wijz. 3, d.d. 22 september 2011; - routekaart A-803-KR-039 wijz. 2, d.d. 22 september 2011; - routekaart A-803-KR-040 wijz. 4, d.d. 22 september 2011; - routekaart A-803-KR-041 wijz. 5, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-042 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-043 wijz. 2, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-044 wijz. 2, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-045 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-046 wijz. 3, d.d. 26 mei 2011; - standaardtekening A-803-XZ-000-01 wijz. 0, d.d. 13 mei 2011; - bijlage 04a en 04b; die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
V53978
-3-
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Aanvullende voorschriften boringen 7.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
8.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
9.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
V53978
-4-
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 10. Indien de watergang wordt gekruist met een zinker of open ontgraving moet deze altijd ten minste 1,0 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijven opdat deze laag nooit doorboord wordt. 11. De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen. 12. Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang. 13. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 14. Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd. 15. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 16. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 17. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 18. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 19. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 20. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 21. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen.
V53978
-5-
22. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 23. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 25. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 26. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 27. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 28. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 29. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 30. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 31. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53978
-6-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53978
-7-
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 13
Verzonden: Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53978
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53978 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.00 tussen de Polderbaan en de Hoofdvaart ten noorden van Hoofddorp; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Kagertocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH52.140.03 tussen de Hoofdvaart en de Schiphol-spoorlijn ten noorden van Hoofddorp; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder tussen de Polderbaan en de Schiphol-spoorlijn ten noorden van Hoofddorp; • het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen de Polderbaan en de Schiphol-spoorlijn ten noorden van Hoofddorp; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-9-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen. • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: overig water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.00): zomerpeil is NAP (2005) min 5,87 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,02 m (schouwpeil). overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.03): zomerpeil is NAP (2005) min 5,87 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,17 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53978 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08164.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53978 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13ab Ontwerp-beschikkingV53979
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van de primaire watergang de A4-Westtocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.04 langs Rijksweg A4 ten oosten van Hoofddorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.05 langs Rijksweg A4 tussen de Geniedijk en de Venneperweg ten oosten van Nieuw-Vennep. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder langs Rijksweg A4 ten oosten van Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder langs Rijksweg A4 ten oosten van Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van de primaire watergang de A4-Westtocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.04 langs Rijksweg A4 ten oosten van Hoofddorp; b. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.05 langs Rijksweg A4 tussen de Geniedijk en de Venneperweg ten oosten van Nieuw-Vennep; c. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder langs Rijksweg A4 ten oosten van Hoofddorp en Nieuw-Vennep; d. het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder langs Rijksweg A4 ten oosten van Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: - routekaart A-803-KR-047 wijz. 3, d.d. 27 april 2011; - routekaart A-803-KR-048 wijz. 6, d.d. 23 februari 2012; - routekaart A-803-KR-049 wijz. 5, d.d. 7 juli 2011; - routekaart A-803-KR-050 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-051 wijz. 5, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-052 wijz. 3, d.d. 17 augustus 2011 - routekaart A-803-KR-053 wijz. 2, d.d. 27 juli 2011 - routekaart A-803-KR-054 wijz. 3, d.d. 15 september 2011 - routekaart A-803-KR-055 wijz. 2 d.d. 27 juli 2011 - routekaart A-803-KR-056 wijz. 2 d.d. 27 juli 2011 - routekaart A-803-KR-057 wijz. 2 d.d. 27 juli 2011 - routekaart A-803-KR-058 wijz. 3 d.d. 17 augustus 2011 - routekaart A-803-KR-059 wijz. 2 d.d. 15 september 2011 - tracékaart A-803-KT-000-04 wijz. 5 d.d. 22 juni 2011; - standaardtekening A-803-XZ-000-01 wijz. 0, d.d. 13 mei 2011; die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
V53979
-3-
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Aanvullende voorschriften boringen 7.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
8.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
V53979
-4-
9.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 10. Indien de watergang wordt gekruist met een zinker of open ontgraving moet deze altijd ten minste 1,0 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijven opdat deze laag nooit doorboord wordt. 11. De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen. 12. Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang. 13. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 14. Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd. 15. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 16. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 17. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 18. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 19. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 20. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan.
V53979
-5-
21. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen. 22. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 23. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 25. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 26. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 27. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 28. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 29. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 30. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 31. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53979
-6-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53979
-7-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 15
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53979
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53979 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van de primaire watergang de A4-Westtocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.04 langs Rijksweg A4 ten oosten van Hoofddorp; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.05 langs Rijksweg A4 tussen de Geniedijk en de Venneperweg ten oosten van Nieuw-Vennep; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder langs Rijksweg A4 ten oosten van Hoofddorp en Nieuw-Vennep; • het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder langs Rijksweg A4 ten oosten van Hoofddorp en Nieuw-Vennep; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-9-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.04): zomerpeil is NAP (2005) min 6,02 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,17 m (schouwpeil). overig water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.05): zomerpeil is NAP (2005) min 6,07 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,27 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer Ontwerp-beschikkingV53979 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08165.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer Ontwerp-beschikkingV53979 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13ac Ontwerp-beschikking V53980
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Leimuidertocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH52.140.05 langs Rijksweg A4 ten zuiden van de Venneperweg te Nieuw-Vennep. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de HSL-westtocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH52.140.09 tussen Rijksweg A44 en de Huigsloterdijk te Weteringbrug. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder tussen de Venneperweg en de Huigsloterdijk te Nieuw-Vennep en Weteringbrug. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen de Venneperweg en de Huigsloterdijk te Nieuw-Vennep en Weteringbrug. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Leimuidertocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.05 langs Rijksweg A4 ten zuiden van de Venneperweg te Nieuw-Vennep; b. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de HSL-westtocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH-52.140.09 tussen Rijksweg A44 en de Huigsloterdijk te Weteringbrug; c. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder tussen de Venneperweg en de Huigsloterdijk te Nieuw-Vennep en Weteringbrug; d. het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen de Venneperweg en de Huigsloterdijk te Nieuw-Vennep en Weteringbrug. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: -
routekaart A-803-KR-059 wijz. 2, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-060 wijz. 2, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-061 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-062 wijz. 1, d.d. 11 oktober 2011; routekaart A-803-KR-063 wijz. 3 d.d. 12 september 2011; routekaart A-803-KR-064 wijz. 5 d.d. 6 oktober 2011; routekaart A-803-KR-065 wijz. 4, d.d. 17 augustus 2011; routekaart A-803-KR-066 wijz. 1, d.d. 11 oktober 2011; routekaart A-803-KR-067 wijz. 2, d.d. 3 augustus 2011; routekaart A-803-KR-068 wijz. 5, d.d. 15 september 2011; tracékaart A-803-KT-000-05 wijz. 3, d.d. 28 april 2011; standaardtekening A-803-XZ-000-01 wijz. 0, d.d. 13 mei 2011;
die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort.
V53980
-3-
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Aanvullende voorschriften boringen 7.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
8.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
9.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
V53980
-4-
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 10. Indien de watergang wordt gekruist met een zinker of open ontgraving moet deze altijd ten minste 1,0 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijven opdat deze laag nooit doorboord wordt. 11. De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen. 12. Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang. 13. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 14. Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd. 15. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 16. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 17. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 18. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 19. Damwandschemen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 20. Damwandschemen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 21. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen.
V53980
-5-
22. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 23. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 25. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 26. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 27. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 28. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 29. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 30. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 31. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53980
-6-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53980
-7-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 12
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53980
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53980 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Leimuidertocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH52.140.05 langs Rijksweg A4 ten zuiden van de Venneperweg te Nieuw-Vennep; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de HSL-westtocht en overige watergangen binnen de Haarlemmermeerpolder vak GH52.140.09 tussen Rijksweg A44 en de Huigsloterdijk te Weteringbrug; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en beschermplaten binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder tussen de Venneperweg en de Huigsloterdijk te Nieuw-Vennep en Weteringbrug; • het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen de Venneperweg en de Huigsloterdijk te Nieuw-Vennep en Weteringbrug; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-9-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.05): • zomerpeil is NAP (2005) min 6,07 m; • winterpeil is NAP (2005) min 6,27 m (schouwpeil). overig en primair water van de Haarlemmermeerpolder (GH-52.140.09): • zomerpeil is NAP (2005) min 6,42 m; • winterpeil is NAP (2005) min 6,57 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53980 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08166.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53980 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13ad Ontwerp-beschikking V53981
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder vak OR3.43.1.1 tussen de Molentocht en de Ripselaan te Nieuw-Wetering. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder vak OR-3.43.1.3, OR-3.43.1.4, OR-3.43.1.5 en OR-3.43.1.6 tussen de Ripselaan en Rijksweg A4 te Rijpwetering. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder vak OR-3.43.0.2, OR-3.43 HW09 en OR-3.43 HW08 ten zuiden van de Hoogmadeseweg te Hoogmade. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Veenderpolder vak OR-3.42.1.5 en OR-3.42.1.2 ten noorden van de Wijde Aa te Hoogmade. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder vak OR-3.43.1.1 tussen de Molentocht en de Ripselaan te Nieuw-Wetering; b. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder vak OR-3.43.1.3, OR3.43.1.4, OR-3.43.1.5 en OR-3.43.1.6 tussen de Ripselaan en Rijksweg A4 te Rijpwetering; c. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder vak OR-3.43.0.2, OR-3.43 HW09 en OR-3.43 HW08 ten zuiden van de Hoogmadeseweg te Hoogmade; d. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Veenderpolder vak OR-3.42.1.5 en OR-3.42.1.2 ten noorden van de Wijde Aa te Hoogmade. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: - routekaart A-803-KR-068 wijz. 5, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-069 wijz. 3, d.d. 28 juli 2011; - routekaart A-803-KR-070 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-071 wijz. 4, d.d. 28 juli 2011; - routekaart A-803-KR-072 wijz. 5 d.d. 18 augustus 2011; - routekaart A-803-KR-073 wijz. 6 d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-074 wijz. 6 d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-075 wijz. 4 d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-076 wijz. 6 d.d. 29 november 2011; - routekaart A-803-KR-077 wijz. 6 d.d. 15 september 2011; - standaardtekening A-803-XZ-000-01 wijz. 0, d.d. 13 mei 2011; - bijlage 06a en 06b; die bij dit besluit behoren.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
V53981
-3-
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Aanvullende voorschriften boringen 7.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 8.
De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen.
9.
Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang.
10. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.
V53981
-4-
Algemene technische voorschriften 11. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 12. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 13. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
V53981
-5-
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 14
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53981
-6-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53981 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar en een beschermplaat binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder vak OR3.43.1.1 tussen de Molentocht en de Ripselaan te Nieuw-Wetering; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder vak OR-3.43.1.3, OR-3.43.1.4, OR-3.43.1.5 en OR-3.43.1.6 tussen de Ripselaan en Rijksweg A4 te Rijpwetering; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder vak OR-3.43.0.2, OR-3.43 HW09 en OR-3.43 HW08 ten zuiden van de Hoogmadeseweg te Hoogmade; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Veenderpolder vak OR-3.42.1.5 en OR-3.42.1.2 ten noorden van de Wijde Aa te Hoogmade; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen
-7-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: overig en primair water van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder (vak OR-3.43.1.1): zomerpeil is NAP (2005) min 4,54 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,69 m (schouwpeil). overig water van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder (vak OR-3.43.1.3): zomerpeil is NAP (2005) min 4,32 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,42 m (schouwpeil). overig en primair water van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder (vak OR-3.43.1.4): zomerpeil is NAP (2005) min 4,37 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,47 m (schouwpeil). overig water van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder (vak OR-3.43.1.5): zomerpeil is NAP (2005) min 4,42 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,52 m (schouwpeil). overig water van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder (vak OR-3.43.1.6): zomerpeil is NAP (2005) min 4,42 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,52 m (schouwpeil). overig water van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder (vak OR-3.43.0.2): zomerpeil is NAP (2005) min 4,32 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,42 m (schouwpeil). overig water van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder OR-3.43 HW09 en OR-3.43 HW08 zomerpeil is NAP (2005) onbekend; winterpeil is NAP (2005) onbekend (schouwpeil). overig en primair water van de Veenderpolder (OR-3.42.1.5): zomerpeil is NAP (2005) min 4,72 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,82 m (schouwpeil). overig en primair water van de Veenderpolder (OR-3.42.1.2): zomerpeil is NAP (2005) min 4,67 m; winterpeil is NAP (2005) min 4,77 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-8-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53981 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08167.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
-9-
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 10 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53981 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13ae Ontwerp-beschikking V53982
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Vlietpolder vak OR-3.46.1.1 en OR-3.46.2.2 ten zuiden van de Wijde Aa te Hoogmade. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Voorofschepolder vak OR-3.47.1.1 ten zuiden van de Wijde Aa te Hoogmade. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Voorofschepolder – Kooipolder vak OR-3.47.0.1 ten zuiden van de Wijde Aa te Hoogmade. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Hondsdijksepolder vak OR-3.26.0.1 en OR-3.26.1.1 ten noorden van Koudekerk aan den Rijn. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het dempen en graven van een overige watergang binnen de Hondsdijksepolder vak OR-3.26.1.1 te Achthoven.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Vlietpolder vak OR-3.46.1.1 en OR-3.46.2.2 ten zuiden van de Wijde Aa te Hoogmade; b. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Voorofschepolder vak OR-3.47.1.1 ten zuiden van de Wijde Aa te Hoogmade c. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Voorofschepolder – Kooipolder vak OR-3.47.0.1 ten zuiden van de Wijde Aa te Hoogmade; d. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Hondsdijksepolder vak OR-3.26.0.1, OR-3.26.1.1 en OR3.26.OB01 ten noorden van Koudekerk aan den Rijn; e. het dempen en graven van een overige watergang binnen de Hondsdijksepolder vak OR3.26.1.1 te Achthoven. Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: - routekaart A-803-KR-078 wijz. 5, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-079 wijz. 3, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-080 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-081 wijz. 3, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-082 wijz. 4, d.d. 22 september 2011; - routekaart A-803-KR-083 wijz. 3, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-084 wijz. 4, d.d. 2 februari 2012; - routekaart A-803-KR-085 wijz. 5, d.d. 23 februari 2012; - routekaart A-803-KR-086 wijz. 3, d.d. 15 september 2011; - routekaart A-803-KR-087 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; - tracékaart A-803-KT-000-06 wijz. 2, d.d. 15 september 2011; die bij dit besluit behoren.
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
V53982
-3-
Bijzondere voorschriften Graven en dempen 1.
De nieuwe watergang moet een waterdiepte hebben van 0,25 m (t.o.v. NAP -1,89 m), een slootbodembreedte van 0,66 m, een boven- en onderwatertalud van 1:2 en een oppervlakte op de waterlijn hebben van 970 m2.
2.
Op de plaats van de demping moeten maatregelen worden getroffen om wateroverlast/watertekort bij de naast gelegen percelen te voorkomen.
3.
De nieuwe oever(s) en/of kopeind(en) moet(en) zo worden ingericht dat er geen grond in het oppervlaktewater terecht kan komen.
4.
Langs de overige watergang(en) moet een ruimte van 2 m breed en 4 m hoog, gemeten vanaf de insteek van de watergang, worden vrijgehouden voor onderhoud en inspectie.
5.
De demping mag geen wijziging van het grondwaterniveau tot gevolg hebben.
Leidingen 6.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven.
7.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
8.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
9.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
10. Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
V53982
-4-
11. De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Aanvullende voorschriften boringen 12. In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden. Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 13. De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen. 14. Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang. 15. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen. Algemene technische voorschriften 16. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 17. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 18. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53982
-5-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53982
-6-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 11
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53982
-7-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53982 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Vlietpolder vak OR-3.46.1.1 en OR-3.46.2.2 ten zuiden van de Wijde Aa te Hoogmade; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen de Voorofschepolder vak OR-3.47.1.1 ten zuiden van de Wijde Aa te Hoogmade; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Voorofschepolder – Kooipolder vak OR-3.47.0.1 ten zuiden van de Wijde Aa te Hoogmade; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen de Hondsdijksepolder vak OR-3.26.0.1 en OR-3.26.1.1 ten noorden van Koudekerk aan den Rijn; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen
-8-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen. N.B. De leiding valt net buiten de buitenbeschermingszone van de kering langs de Bruine Wetering. De volgende handeling: • Het dempen en graven van een overige watergang binnen de Hondsdijksepolder vak OR-3.26.1.1 te Achthoven; is getoetst aan: • Beleidsregel 5; Dempingen Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot en met 7 van Beleidsregel 5; Dempingen; De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: overig en primair water van de Vlietpolder vak OR-3.46.1.1: zomerpeil is NAP (2005) min 2,56 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,66 m (schouwpeil). overig water van de Vlietpolder OR-3.46.2.2 zomerpeil is NAP (2005) min 2,76 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,86 m (schouwpeil). overig water van de Voorofschepolder vak OR-3.47.1.1 zomerpeil is NAP (2005) min 2,42 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,52 m (schouwpeil). overig en primair water van de Voorofschepolder – Kooipolder vak OR-3.47.0.1 zomerpeil is NAP (2005) min 1,97 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,02 m (schouwpeil). overig water van de Hondsdijksepolder vak OR-3.26.0.1 zomerpeil is NAP (2005) min 1,99 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,09 m (schouwpeil). overig en primair water van de Hondsdijksepolder vak OR-3.26.1.1 zomerpeil is NAP (2005) min 1,79 m; winterpeil is NAP (2005) min 1,89 m (schouwpeil). overig water van de Hondsdijksepolder vak OR-3.26.OB01 zomerpeil is NAP (2005) min 1,97 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,07 m (schouwpeil). Conclusie
-9-
Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53982 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08168.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53982 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13af Ontwerp-beschikking V53983
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag omvat de volgende stukken: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder Groenendijk vak WW-09A langs de Westvaart ten zuiden van de N11 te HazerswoudeDorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder Groenendijk vak WW-09C langs de Ringvaart ten zuiden van de Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Eerste Tocht Galgpolder en overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25B ten noorden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ten noorden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ten noorden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
•
•
Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de buitenbeschermingszone van de kering van Polder de Noordplas. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. Het hebben van een damwandscherm als vervangende kering binnen de kernzone van de kering van Polder de Noordplas. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder Groenendijk vak WW-09A langs de Westvaart ten zuiden van de N11 te Hazerswoude-Dorp; b. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder Groenendijk vak WW-09C langs de Ringvaart ten zuiden van de Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp; c. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Eerste Tocht Galgpolder en overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW25B ten noorden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp; d. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ten noorden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp; e. het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ten noorden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp f. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de buitenbeschermingszone van de kering van Polder de Noordplas; g. het hebben van een damwandscherm als vervangende kering binnen de kernzone van de kering van Polder de Noordplas;
V53983
-3-
Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: -
routekaart A-803-KR-087 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-088 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-089 wijz. 3, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-090 wijz. 3, d.d. 27 oktober 2011; routekaart A-803-KR-091 wijz. 5, d.d. 27 oktober 2011; routekaart A-803-KR-092 wijz. 2, d.d. 16 maart 2011; routekaart A-803-KR-093 wijz. 6, d.d. 15 september 2011; bijlage 07;
die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort. II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
V53983
-4-
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Aanvullende voorschriften boringen 7.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
8.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
9.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 10. Indien de watergang wordt gekruist met een zinker of open ontgraving moet deze altijd ten minste 1,0 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijven opdat deze laag nooit doorboord wordt. 11. De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen. 12. Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang. 13. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.
Waterkering 14. In plaats van aan de zuidzijde de watergang te kruizen moet de damwandscherm de kruin van de kering blijven volgen. Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moet een nieuw detailkaart met daarop de juiste situering van de damwandscherm ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. 15. De beide uiteinden van de damwand moeten aansluiten op de kruin van de kering. Het maaiveld ter plaatse van de uiteinden moet hiertoe over een lengte van 1,0 m een hoogte hebben gelijk aan de hoogte van de kering conform de legger (NAP -1,85 m). 16. De afwatering van de waterkering mag niet worden belemmerd.
V53983
-5-
17. Alle eventuele in de waterkeringlichamen optredende nazakkingen welke een direct of indirect gevolg zijn van de krachtens deze vergunning uitgevoerde werken, moeten op eerste aanzegging van het hoogheemraadschap door en op kosten van vergunninghouder weer worden hersteld.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 18. Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd. 19. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 20. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 21. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 22. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 23. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 25. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen. 26. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 27. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 28. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld.
V53983
-6-
29. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 30. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 31. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 32. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 33. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 34. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 35. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53983
-7-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53983
-8-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 8
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53983
-9-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V5 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder Groenendijk vak WW-09A langs de Westvaart ten zuiden van de N11 te HazerswoudeDorp; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder Groenendijk vak WW-09C langs de Ringvaart ten zuiden van de Vierheemskinderenweg te Hazerswoude-Dorp; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang de Eerste Tocht Galgpolder en overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25B langs de Westvaart ten noorden Westeinde te Hazerswoude-Dorp; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ten noorden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp • het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) ten noorden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp
- 10 -
het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de buitenbeschermingszone van de kering van Polder de Noordplas; • het hebben van een damwandscherm als vervangende kering binnen de kernzone van de kering van Polder de Noordplas; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem • Nota Waterkeringen, deel II
•
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen. • artikel 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem • paragraaf 4.1 van Nota Waterkeringen, deel II. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: overig water van Polder Groenendijk (WW-09A): zomerpeil is NAP (2005) min 2,47 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,57 m (schouwpeil). overig water van Polder Groenendijk (WW-09C): zomerpeil is NAP (2005) min 2,17 m; winterpeil is NAP (2005) min 2,27 m (schouwpeil). primair en overig water van Polder de Noordplas (WW-25B): zomerpeil is NAP (2005) min 6,32 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,5 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 11 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53983 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08169.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 12 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten .
- 13 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53983 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13ag Ontwerp-beschikking V53984
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag omvat de volgende stukken: • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang 3e tocht Hazerswoudse Droogmakerij en overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25B ten zuiden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25AD tussen de Hoogeveenseweg en de Noorddijk te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1. lid 1. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) tussen Westeinde te Hazerswoude-Dorp en de Noorddijk te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist. • Het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen Westeinde te Hazerswoude-Dorp en de Noorddijk te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
-2-
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang 3e tocht Hazerswoudse Droogmakerij en overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25B ten zuiden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp; b. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25AD tussen de Hoogeveenseweg en de Noorddijk te Benthuizen; c. het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) tussen Westeinde te Hazerswoude-Dorp en de Noorddijk te Benthuizen; d. het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen Westeinde te Hazerswoude-Dorp en de Noorddijk te Benthuizen; Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte: -
routekaart A-803-KR-093 wijz. 6, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-094 wijz. 6, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-095 wijz. 3, d.d. 19 januari 2011; routekaart A-803-KR-096 wijz. 2, d.d. 18 mei 2011; routekaart A-803-KR-097 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-098 wijz. 4, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-099 wijz. 5, d.d. 15 september 2011; routekaart A-803-KR-100 wijz. 4, d.d. 21 september 2011; tracekaart A-803-KT-000-07 wijz. 3, d.d. 23 maart 2011;
die bij dit besluit behoren alsmede rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort. II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
V53984
-3-
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voor het aanbrengen van de leiding moeten constructietekeningen ter goedkeuring van het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. Op de tekeningen moet de hoogte van de leiding in meters t.o.v. NAP en ten opzichte van het leggerprofiel zijn aangegeven.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding en het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
4.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
5.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
6.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Aanvullende voorschriften boringen 7.
In het geval van een horizontaal bestuurbare boring mag de berekende maximaal toelaatbare boorspoeldruk, binnen de kern- en beschermingszone van de watergang, tijdens de uitvoering van de boring niet worden overschreden.
8.
De vergunninghouder mag één boring verrichten. Indien een boring niet het gewenste resultaat heeft, mag hij alleen na toestemming van het hoofd van de afdeling Handhaving één tweede poging doen.
9.
Een in onbruik geraakt boorgat moet zodanig worden opgevuld dat geen kwel ontstaat.
V53984
-4-
Aanvullende voorschriften zinkers en/of open ontgraving 10. Indien de watergang wordt gekruist met een zinker of open ontgraving moet deze altijd ten minste 1,0 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijven opdat deze laag nooit doorboord wordt. 11. De vergunninghouder moet maatregelen nemen om uitspoeling van het talud te voorkomen. 12. Na het leggen van de leidingen moet de sleuf worden aangevuld met vrijgekomen grond, maximaal tot dezelfde hoogte als de doorgaande bodem van de watergang. 13. De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.
Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 14. Zes weken voordat de kuipen worden aangebracht moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd. 15. In de kuip moet een waterstand worden gehandhaafd van ten minste 0,25 m boven de aanwezige stijghoogte van het diepe grondwater. 16. De waterstanden moeten dagelijks voor aanvang en na beëindiging van de werkzaamheden worden geregistreerd aan de hand van een goed afleesbare peilschaal. De vergunninghouder moet de resultaten tweewekelijks aan de Afdeling Handhaving overleggen. 17. Indien zich op enigerlei wijze een storing voordoet bij de aanvoer van water naar de kuip moet de afvoer van water en/of zand vanuit de kuip onmiddellijk worden gestaakt. 18. Na het storten van het onderwaterbeton moet een zodanige verhardingstijd in acht worden genomen, dat er zekerheid bestaat dat geen kwel en/of lekkage kan optreden als gevolg van onvoldoende sterkte van de betonvloer. Niet eerder mag de kuip worden afgepompt. 19. Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan. 20. Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan. 21. Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen.
V53984
-5-
22. Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan. 23. Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan. 24. Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld. 25. Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet. 26. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 27. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 28. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1.
Algemene technische voorschriften 29. De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen. 30. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd. 31. Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53984
-6-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53984
-7-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 9
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53984
-8-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53984 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire watergang 3e tocht Hazerswoudse Droogmakerij en overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25B ten zuiden van Westeinde te Hazerswoude-Dorp; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van overige watergangen binnen Polder de Noordplas vak WW-25AD tussen de Hoogeveenseweg en de Noorddijk te Benthuizen; • het aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen en buiten de kern- en beschermingszones van watergangen dieper dan 2,5 m minus maaiveld in een kwelpolder (zijnde Polder de Noordplas) tussen Westeinde te Hazerswoude-Dorp en de Noorddijk te Benthuizen; • het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van kuipen, damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder tussen Westeinde te Hazerswoude-Dorp en de Noorddijk te Benthuizen; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem
-9-
Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2 tot met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen; • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in: primair en overig water van Polder de Noordplas (WW-25B): zomerpeil is NAP (2005) min 6,32 m; winterpeil is NAP (2005) min 6,5 m (schouwpeil). overig water van Polder de Noordplas (WW-25AD): zomerpeil is NAP (2005) min 5,83 m; winterpeil is NAP (2005) min 5,99 m (schouwpeil). Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
- 10 -
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53984 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.08170.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
- 11 -
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 12 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53984 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13ah Watervergunning V54050
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • •
aanvraagformulier; situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: •
Het aanbrengen en hebben van een afsluiterlocatie binnen de Polder de Noordplas, zijnde een kwelpolder, ten noorden van de Noorddijk te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
•
Het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van de Noorddijk te Benthuizen. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a. b.
het aanbrengen en hebben van een afsluiterlocatie binnen de Polder de Noordplas, zijnde een kwelpolder, ten noorden van de Noorddijk te Benthuizen; het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van de Noorddijk te Benthuizen.
Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte tekeningen A-803-CB-100-1 tot en met -100-5 d.d. 11 november 2011 die bij dit besluit behoren alsmede routekaart A-803-KR-100 d.d. 21 september 2011 en rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 BeverwijkWijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 die bij besluiten V53984 en V53696 respectievelijk behoren. II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de afsluiterlocatie wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de afsluiterlocatie wordt aangevangen moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
3.
Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan.
4.
Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan.
5.
Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen.
V54050
-3-
6.
Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
7.
Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan.
8.
Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld.
9.
Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet.
10. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 12. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1. 13. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd.
-4-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
-5-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 5
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
-6-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V54050 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van een afsluiterlocatie binnen de Polder de Noordplas, zijnde een kwelpolder, ten noorden van de Noorddijk te Benthuizen; • het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder ten noorden van de Noorddijk te Benthuizen; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handelingen, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem. Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-7-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V54050 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.10514.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
-8-
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
-9-
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V54050 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13ai Watervergunning V54051
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: •
Het aanbrengen en hebben van twee afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder, zijnde een kwelpolder, langs de Nieuwerkerkertocht ten zuiden van knooppunt Raasdorp en ter hoogte van de Geniedijk ten oosten van Hoofddorp in gemeente Haarlemmermeer. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
•
Het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder langs de Nieuwerkerkertocht ten zuiden van knooppunt Raasdorp en ter hoogte van de Geniedijk ten oosten van Hoofddorp in gemeente Haarlemmermeer. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.4. van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder)
-2-
I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: a.
b.
het aanbrengen en hebben van twee afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder, zijnde een kwelpolder, langs de Nieuwerkerkertocht ten zuiden van knooppunt Raasdorp en ter hoogte van de Geniedijk ten oosten van Hoofddorp in gemeente Haarlemmermeer; het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder langs de Nieuwerkerkertocht ten zuiden van knooppunt Raasdorp en ter hoogte van de Geniedijk ten oosten van Hoofddorp in gemeente Haarlemmermeer;
Dit zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte tekeningen A-803-CB-034-1 d.d. 1 november 2011, A-803-CB-034-2 tot en met -034-6 d.d. 11 november 2011, A-803-CH-051-1. A-803-CB-051-1 tot en met -051-5 d.d. 11 november 2011 die bij dit besluit behoren alsmede routekaarten A-803-KR-034 d.d. 7 september 2011 en A-803-KR-051 d.d. 15 september 2011 die bij besluiten V53977 en V53979 behoren en rapport Aanleg 48” aardgastransportleiding A803 Beverwijk-Wijngaarden deelgebied Hoogheemraadschap Rijnland (routekaarten 8-100) geohydrologisch rapport d.d. 9 december 2011 dat bij besluit V53696 behoort II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Werken in opbarst- en kwelgevoelige gebieden 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de afsluiterlocatie wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot het opbarsten en voorkomen van kwel, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de afsluiterlocatie wordt aangevangen moeten constructietekeningen en berekeningen ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. De tekeningen en de berekeningen moeten aantonen dat de stabiliteit van de bouwputbodem en de veiligheid tegen opbarsten voldoende zijn gewaarborgd.
3.
Damwandschermen mogen alleen door middel van heien of trillen de grond in worden gebracht. Het (voor)spuiten is niet toegestaan.
4.
Damwandschermen mogen alleen door middel van het trillend of heiend trekken worden verwijderd. Het losspuiten van de damwandschermen is niet toegestaan.
V54051
-3-
5.
Kwel door het aanbrengen van peilbuizen, spanningsbemaling inclusief de retourbemaling moet worden voorkomen.
6.
Bronbemaling moet zodanig worden uitgevoerd dat de onderzijde van de filters altijd ten minste 2,50 m boven de onderzijde van de afsluitende of waterremmende laag blijft en deze laag nooit doorboord wordt. Te plaatsen bronneringsfilters mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht. Het gebruik van water, het (voor)spuiten of het losspuiten van de filters is niet toegestaan.
7.
Te maken boringen en te plaatsen filters, meetbuizen, detectiebuizen en peilbuizen mogen alleen door middel van het boren (of pulsen) worden aangebracht, het (voor)spuiten is niet toegestaan.
8.
Doorboring c.q. perforatie van ondoorlatende lagen moet onmiddellijk worden hersteld.
9.
Indien de benodigde stijghoogteverlaging niet kan worden behaald, moet dit direct worden gemeld aan hoofd van de afdeling Handhaving Het graven moet dan onmiddellijk worden gestaakt en de bouwput moet onder water worden gezet.
10. Na afloop van de werkzaamheden moeten alle gemaakte boorgaten en/ of locaties gecontroleerd worden op eventuele kwel. De vergunninghouder moet de resultaten van deze controle tezamen met tekeningen waarop de locaties van de sonderingen, boringen en meetbuizen (volgens de coördinaten van de Rijksdriehoekmeting of op “as built” tekeningen) zijn weergegeven binnen 1 maand na afloop van de werkzaamheden aan het hoofd van de afdeling Handhaving overleggen. 11. Indien binnen vijf jaar nadat de werkzaamheden zijn beëindigd blijkt dat als gevolg van de werkzaamheden wellen zijn ontstaan dan wel een toename van de kwel geconstateerd wordt, moet dit direct aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden gemeld. De vergunninghouder moet ontstane wellen dichten en ontstane kwel opheffen. 12. Tijdens de ontgraving moet er sprake zijn van een zodanig evenwicht dat de veiligheidsfactor tegen opbarsten altijd groter is dan 1,1. 13. Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd.
-4-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
-5-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 11
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
-6-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V54051 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handelingen. De volgende handelingen: • het aanbrengen en hebben van twee afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder, zijnde een kwelpolder, langs de Nieuwerkerkertocht ten zuiden van knooppunt Raasdorp en ter hoogte van de Geniedijk ten oosten van Hoofddorp in gemeente Haarlemmermeer; • het aanbrengen en tijdelijk tot 1 januari 2016 hebben van damwandplanken, bronbemaling en / of spanningsbemaling in een kwelpolder langs de Nieuwerkerkertocht ten zuiden van knooppunt Raasdorp en ter hoogte van de Geniedijk ten oosten van Hoofddorp in gemeente Haarlemmermeer; zijn getoetst aan: • Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handelingen, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 1 tot en met 4 van Beleidsregel 10; Werkzaamheden in de bodem.
-7-
Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handelingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handelingen onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-8-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V54051 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.10724.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
-9-
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
- 10 -
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V54051 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]
OB 13aj Ontwerp-beschikking V53840
Aanvraag Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 23 december 2011 een vergunningaanvraag ontvangen van: N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen om een vergunning op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag omvat de volgende stukken: • aanvraagformulier; • situatie- en constructietekeningen.
Overwegingen betreffende de aanvraag De aanvraag betreft: • het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen Polder de Velserbroek ter hoogte van Rijksweg A9 en A22 te Velserbroek. Hiervoor is op grond van artikel 3.1.1 lid 1 van de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning vereist.
Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Waterverordening Rijnland, de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluiten dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland aan N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
en aan zijn/haar rechtverkrijgenden (houder) I.
de gevraagde vergunning te verlenen voor: het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen binnen Polder de Velserbroek ter hoogte van Rijksweg A9 en A22 te Velserbroek, zoals aangegeven op de door Rijnland gewaarmerkte detailkaart A-803-XW-011-1 wijz. 1, d.d. 7 september 2011 en bijlage 011 die bij dit besluit behoren.
-2-
II.
aan de vergunning de volgende Bijzondere en Algemene voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen en de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet.
Bijzondere voorschriften Leidingen 1.
Zes weken voordat met het aanbrengen van de leiding en / of beschermplaten wordt aangevangen moet een werkplan ter goedkeuring aan het hoofd van de afdeling Handhaving worden overgelegd, waarna eerst met de uitvoering van deze werken mag worden begonnen nadat daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen. In het werkplan moet, in relatie tot de waterhuishouding, worden aangegeven hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.
2.
De leiding moet met een minimale dekking van 2,00 m (bij primaire watergangen) en 1,30 m (bij overige watergangen) het leggerprofiel volgen dan wel dient een beschermplaat te worden aangebracht. De aan te brengen beschermplaat moet met een minimale dekking van 0,5 m ten opzichte van het leggerprofiel worden aangebracht. In geval een beschermplaat wordt toegepast moet de leiding met een minimale dekking van 1,0 m het leggerprofiel volgen.
3.
De leiding moet onder duikers door worden aangebracht. Na het leggen van de leiding moet tussen de leiding en de duiker ten minste een gronddekking van 1,0 m aanwezig zijn. Het aanbrengen van en/of de aanwezigheid van leidingen mag geen verzakking of andere negatieve gevolgen voor het functioneren van de duiker hebben.
4.
Na uitvoering van de werkzaamheden moet de oeverbescherming worden hersteld.
5.
De uitvoering van de werken moeten voldoen aan de eisen en richtlijnen volgens NEN 3650, 3651 en de NPR 3659.
Algemene technische voorschriften 6.
De werken moeten zodanig worden gemaakt en gehouden dat geen water vanuit het hoge peilgebied af kan stromen naar het lage peilgebied of naar gebieden buiten Rijnland en dat er geen water uit andere gebieden naar Rijnlands gebied kan stromen.
7.
Als gevolg van de werkzaamheden mag de waterhuishouding niet worden verstoord en/of belemmerd en mag geen peildaling of wateroverlast ontstaan. Watergangen, anders dan waarvoor deze vergunning toestemming geeft, mogen onder géén beding worden afgedamd.
8.
Tijdens en na het uitvoeren van werken: a. moet de watergang op de voorgeschreven diepte blijven; b. moet een goede doorstroming gehandhaafd blijven; c. mag de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden aangetast.
V53840
-3-
Algemene voorschriften 1.
Meldingsplicht Minstens 5 werkdagen voordat de houder met de uitvoering van de werken begint, moet hij de uitvoering melden aan het afdeling Handhaving, door middel van een meldingsformulier.
2.
Aanwezigheid vergunning De vergunning of een afschrift ervan moet tijdens de uitvoering van het werk ter plaatse aanwezig zijn en op eerste aanvraag van een medewerker van het hoogheemraadschap ter inzage worden gegeven.
3.
Wijziging werken De houder moet alle wijzigingen in de overgelegde stukken die de vergunningaanvraag hebben ondersteund, schriftelijk melden, zodra die wijzigingen tot gevolg hebben dat de feitelijke situatie verandert. Deze melding moet hij doen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan eisen dat voor de wijziging een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland kan de houder verplichten de werken waarvoor vergunning is verleend, te wijzigen. Dit kan gebeuren in verband met werken die het hoogheemraadschap zelf uitvoert of werkzaamheden in het belang van de waterstaat.
4.
Calamiteiten Indien de houder als gevolg van calamiteiten of bijzondere omstandigheden niet aan de vergunningsvoorwaarden kan voldoen, moet hij dit direct telefonisch melden en schriftelijk bevestigen aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap. De aanwijzingen van het hoogheemraadschap moeten direct worden opgevolgd.
5.
Schade De houder moet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen treffen, om te voorkomen dat het hoogheemraadschap, dan wel derden, schade lijden ten gevolge van het gebruik van de vergunning.
6.
Onderhoud Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet voortdurend door of namens de houder in goede staat worden gehouden.
7.
Rechtsopvolging De vergunning geldt voor de houder en diens rechtsopvolgers. Nieuwe houders moeten de overgang binnen 4 weken na rechtsopvolging schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
8.
Adreswijziging De houder moet een wijziging in zijn adres binnen 4 weken schriftelijk melden aan het hoofd van de afdeling Handhaving van het hoogheemraadschap.
V53840
-4-
Besloten te Leiden, op 19 maart 2012. Bijlagen: 2
Verzonden:
Namens dijkgraaf en hoogheemraden,
Drs. Ir. I. Kramps-Luitwieler, Afdelingshoofd Plantoetsing en Vergunningverlening
V53840
-5-
Overwegingen betreffende de voorgenomen werken Behorend bij vergunning nummer V53840 Algemeen De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het watersysteembeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen, het beleid in het beheerplan en de bij de keur behorende beleidsregels vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Op grond van artikel 6.21 van de Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van die wet. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit en –kwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, in de keur Rijnland 2009 en de bijbehorende beleidsregels. Toetsing voorgenomen handelingen Het vastgestelde beleid is richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt de toetsing van voorgenomen handeling. Het middels een gesloten frontboring aanbrengen en hebben van een stalen 48” aardgastransportleiding (A-803) met een ontwerpdruk van 79,9 bar binnen de kern- en beschermingszone van primaire en overige watergangen ter hoogte van Rijksweg A9 en A22 te Velserbroek is getoetst aan: • Beleidsregel 6; Kabels en leidingen Uit de aanvraag en de daarbij overlegde gegevens is gebleken dat de voorgenomen handeling, door het stellen van aanvullende voorschriften en/of beperkingen in de vergunning, voldoet aan het gestelde in: • artikelen 2, 3, 4 en 8 tot en met 11 van Beleidsregel 6; Kabels en leidingen. De waterstaatkundige situatie De aanvraag heeft betrekking op werken in overig en primair water van Polder de Velserbroek: vast peil is NAP (2005) min 0,72 m; Conclusie Op grond van het vorenstaande is gebleken dat de handeling verenigbaar is met de doelstellingen van het waterbeheer. Daarom achten dijkgraaf en hoogheemraden de handeling onder voorschriften aanvaardbaar en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.
-6-
Mededelingen over de gevolgde procedure Behorend bij vergunning nummer V53840 Algemeen 1. De aanvraag is op 23 december 2011 bij het hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 2.
De aanvraag is ingediend door N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen.
3.
Op 17 januari 2012 is per mail (geregistreerd onder nummer 12.12920) overeengekomen de aanvraag op te splitsen in 34 vergunningen (V53840 tot en met V53863 en V53975 tot en met V53984). Naderhand zijn hier nog de aanvragen voor de afsluiterlocaties binnen de Haarlemmermeerpolder en Polder de Noordplas (V54050 en V54051) aan toegevoegd.
4.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 12.04069.
Voorbereiding en behandeling In artikel 39b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gaswet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Aardgastransportleiding BeverwijkWijngaaarden. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EL&I heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaaarden bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt voorbereid: - op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; - op [datum] is door de minister van EL&I een ontwerp van het besluit aan Gasunie gezonden; - het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij het ministerie van EL&I [en eigen organisatie noemen indien het besluit daar ter inzage heeft gelegen]; - er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EL&I daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.
-7-
Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij: Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden Postbus 223 2250 AE Voorschoten
-8-
Algemene mededelingen Behorend bij vergunning nummer V53840 Begrippen In deze watervergunning wordt verstaan onder: - het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland - de werken: de constructie/inrichting en al wat daartoe behoort (hulpwerken enz. daarbij inbegrepen) waarvoor de vergunning wordt verleend. 1.
Controle De houder moet aan medewerkers van het hoogheemraadschap die belast zijn met de controle op de uitvoering van het werk waarvoor vergunning is verleend, vrije toegang verlenen tot alle plaatsen waar de werkzaamheden worden verricht. Daarbij worden alle ter zake gewenste inlichtingen door of namens de houder verstrekt.
2.
Niet-naleving voorschriften Indien de houder in gebreke blijft de voorschriften na te leven, kan hierin door of vanwege het hoogheemraadschap worden voorzien, op kosten van de houder, ingevolge artikel 61 van de Waterschapswet.
3.
Intrekking vergunning Op grond van artikel 6.22 lid 2 kan het college een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is gebruikt. Op grond van artikel 6.22 lid 3 trekt het college de vergunning geheel of gedeeltelijk in: a. op aanvraag van de vergunninghouder, voor zover de doelstellingen en belangen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet, zich hiertegen niet verzetten; b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen waardoor de handeling of handelingen waarvoor de vergunning is verleend, niet langer toelaatbaar worden geacht met het oog op de in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet bedoelde doelstellingen en belangen; c. indien een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel een wettelijk voorschrift ter uitvoering daarvan, daartoe verplicht. Het werk waarvoor vergunning is verleend, moet in dit geval door of namens de houder worden opgeruimd. De kosten en eventuele schade hiervan zijn voor rekening van de houder tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het overeenkomen van een andere regeling.
4.
Voor eventuele vragen over deze vergunning kunt u het hoogheemraadschap als volgt benaderen: Schriftelijk : Postbus 156, 2300 AD Leiden Telefonisch : 071 - 306 3063 Fax : 071 - 512 3916 Behandelaar : Paules Dukker Doorkiesnummer : 071 - 306 3460 E-mail :
[email protected]