eurne
Besluit op verzoek om milieuvergunning Aanvraag Bij ons is op 24 mei 2006 een aanvraag om een milieuvergunning ingekomen van RVL Sportpaarden, t.a.v. Mevrouw. U. Jacobs, Soeterbeekseweg 31, 5674 NJ Nuenen voor het perc eel aan Biesdeel20, kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie Q, nummer 1397. De aanvraag betreft een nieuwe, de gehele inrichting omvattende, vergunning zoals bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer, voor het veranderen van een paardenfokkerij met rundvee en schapen. De aanvraag houdt verband met de volgende veranderingen ten opzichte van de geldende vergunning: (de stalnummering verwijst naar de bij de aanvraag gevoegde tekening)
)
Binnen stal 1 worden de dierplaatsen voor het houden van vleesstieren en pony's gewijzigd in dierplaatsen voor het houden van volwassen paarden. Tevens zullen in gedeelten van deze stal wasplaatsen, zadelkamers en een machineberging worden gesitueerd; Binnen stal 3 zullen de dierplaatsen voor het houden van pony's worden gewijzigd in dierplaatsen voor het houden van volwassen paarden; Binnen stal4 zullen de dierplaatsen voor het houden van vleesstieren worden verwijderd. De hierdoor vrijkomende ruimte wordt gebruikt als africhtstal; Binnen stal 5 zullen de dierplaatsen voor het houden van pony's worden gewijzigd in dierplaatsen voor het houden van volwassen paarden. Daarnaast worden in deze stal dierplaatsen gerealiseerd voor het houden van overig rundvee; Binnen stal6 zullen de dierplaatsen voor het houden van pony's worden gewijzigd in dierplaatsen voor het houden van volwassen paarden; Stal 7 is een nieuw te bouwen stal aan de westzijde van de inrichting die wordt ingericht met dierplaatsen voor het houden van volwassen paarden; Op de plaats waar de sleufsilo's voor de opslag van mais zijn gelegen zal een rijbak worden gesitueerd; Aan de noordoostzijde van de inrichting zal een stapmolen worden gesitueerd. Er wordt vergunning gevraagd voor het houden van de volgende dieraantallen: Tabel 1: aangevraagde veebezetting Diersoort
Paarden, ouder dan 3 iaar Schapen, ouder dan 1 jaar Paarden, ouder dan 3 jaar Paarden, ouder dan 3 jaar Overig rundvee, ouder dan 2 iaar Paarden, ouder dan 3 jaar Paarden, ouder dan 3 iaar Paarden in opfok, jonger dan 3 jaar
Stal*
Aantal Dieren
Aantal plaatsen
NH3Factor
NH3emissie
MveFactor
-
-
1 2 3 5 5
Traditioneel Traditioneel Traditioneel Traditioneel Traditioneel
13 16 4 7 15
13 16 4 7 15
5,0 0,7 5,0 5,0 9,5
65,0 11,2 20,0 35,0 142,5
Maximale emissiefactor** -
6 7 7
Traditioneel Traditioneel Traditioneel
4 105 63
4 105 63
5,0 5,0 2,1
20,0 525,0 132,3
-
Huisvestingssysteem
Totaal * De stalaanduiding verwijst naar de bij de aanvraag gevoegde tekening ** Zoals bedoeld in het "Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij"
Mve's
3,0 -
-
-
951,0
Ret aangevraagde dierenbestand veroorzaakt volgens de huidige inzichten en regelgeving een ammoniakemissie van 951,0 kg/NH3 per jaar en een berekende stankemissie van 5,3 mestvarkenseenheden (mve' s). De volgende aangevraagde activiteiten blijven ongewijzigd ten opzichte van de bestaande vergunning: 21 109
5,3 -
5,3
Ret aanvoeren, opslaan en gebruiken van meng- en ruwvoer en stro; Ret opslaan en afvoeren van afvalstoffen, afvalwater, vloeibare en vaste dierlijke mest; Ret aan- en afvoeren van paarden, runderen en schapen; Ret stallen en gebruiken van diverse machines en overige materialen, ten behoeve van de binnen de inrichting te verrichten activiteiten.
Procedure Op de behandeling van de aanvraag is het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in hoofdstuk 13 van de Wet milieubeheer van toepassing. Ontvankelijkheid De aanvraag voldoet aan de in het Inrichtingen-en vergunningenbesluitmilieubeheer gestelde eisen en is volgens de wettelijke procedure ingevolge de Algemene wet bestuursrecht en de Wet milieubeheer behandeld. Activiteiten en ligging In de omgeving van de inrichting zijn enkele burgerwoningen en agrarische woningen van derden
gelegen. Ontsluiting vindt plaats via Biesdeel. Coordinatle Bouw en woningwet Voor de veranderingen binnen de inrichting is een bouwvergunning vereist. De coordinatiebepalingen krachtens de Woningwet en de Wet milieubeheer dienen te worden toegepast. Voor de veranderingen hebben wij geen aanvraag om bouwvergunning ontvangen Wet verontreiniging oppervlaktewateren De inrichting loost geen bedrijfsafvalwater waarvoor een vergunning ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) van toepassing is. De coordinatieregeling volgens de artikelen 8.28 tim 8.34 en hoofdstuk 14 van de Wet milieubeheer is derhalve niet van toepassing. )
Geldende vergunning Voor de inrichting is op 21 mei 1996 een de gehele inrichting omvattende milieuvergunning ingevolge artikel 8.4 van de Wet milieubeheer verleend voor een rundvee, paarden en ponyhouderij. Er is vergunning verleend voor het houden van de volgende dieraantallen: Tabe12: vergunde veebezetting Diersoort Vleesstieren,6 mnd. tot 24mnd. Volwassen pony's, ouder dan 3 jaar Schapen, ouder dan 1 jaar Volwassen pony's, ouder dan 3 iaar Vleesstieren van 6 tot 24 maanden Pony's in opfok,jonger dan 3 iaar Volwassen pony's, ouder dan 3 jaar
NH3Factor 7,2
NH3emissie 302,4
MveFactor 0,9
Mve's
A
Traditioneel
A
Traditioneel
23
28
3,1
71,3
-
-
8
Traditioneel
16
16
0,7
11,2
-
-
C
Traditioneel
4
4
3,1
12,4
D
Traditioneel
88
88
7,2
633,6
0,9
97,8
E
Traditioneel
10
10
1,3
13,0
-
-
F
Traditioneel
4
4
3,1
12,4
-
-
1.056,3
-
149,8
Huisvestingssysteem
Totaal 21 109
Aantal plaatsen 42
Aantal Dieren 42
Stal*
2
46,7
* De stalaanduiding verwijst naar de bij de bestaande vergunning gevoegde tekening
Ret vergunde dierenbestand veroorzaakt volgens de huidige inzichten en regelgeving een ammoniakemissie van 1.056,3 kgINH3 per jaar en een berekende stankemissie van 149,8 mestvarkenseenheden (mve's). Algemene regels Lozingenbesluit open teelt en veehouderij Vanuit de inrichting wordt schoon hemelwater geloosd. Voor het lozen van schoon regenwater zijn de bepalingen uit het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij van toepassing.
BEOORDELING VAN DE GEVOLGEN
VOOR HET MILIEU
Bodem Bodemverontreiniging kan worden veroorzaakt door het onzorgvuldig handel en bij het opslaan en afvoeren van vaste en vloeibare dierlijke mest en het verrichten van handelingen met smeer- en dieselolie. Uit de aanvraag blijkt dat de stall en zijn voorzien van dichte vloeren en opslagputten en dat de tanks voor smeer- en dieselolie zijn geplaatst in een lekbak. Ret gevaar voor bodemverontreiniging wordt tevens beperkt door de aan deze vergunning verbonden voorschriften voor de uitvoering van bodembeschermende voorzieningen en voor het verrichten van handelingen, waarbij bodemverontreiniging kan ontstaan. Uit de beoordelingssystematiek zoals deze is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB) blijkt dat in voomoemde situatie een aanvaardbaar risico op bodemverontreiniging be staat. Geluidhinder
)
Geluidemissie wordt veroorzaakt door transportbewegingen, door activiteiten op het buitenterrein, door activiteiten binnen de gebouwen van de inrichting en door installaties buiten deze bebouwing. De te stellen geluidsgrenswaarden worden gebaseerd op de "Handreiking industrielawaai en vergunningverlening" van oktober 1998. Een gemeentelijke nota industrielawaai is niet vastgesteld. Voor het stell en van grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) voor de geluidsemissie van de inrichting wordt in eerste instantie uitgegaan van de richtwaarden op grond van hoofdstuk 4 van de Handreiking (systematiek van de voormalige circulaire Industrielawaai). Conform de handreiking worden de grenswaarden gesteld ter plaatse van een geluidsgevoelige bestemmingen. Als uitgangspunt voor de te stellen grenswaarden worden de in de handreiking genoemde richtwaarden gehanteerd.
Ta be13 RIC htwaar d en utt. de han drerikinz uitge drukt iIII dB (A) Aard van de omgeving Landelijke omgeving, herstellingsoorden Rustige woonwijk, weinig verkeer W oonwijk in stad
,,'
dag 40 45 50
avond 35 40 45
nacht 30 35 40
Met inachtneming van de aard van de woonomgeving (landelijke omgeving) en de geluidinvloed van de Helmondsingel bedragen de richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) 45 dB(A) in de dag-, 40 dB(A) in de avond- en 35 dB(A) in de nachtperiode. Als grenswaarde voor het maximale geluidsniveau (LAm•x) geldt 70 dB(A) in de dag-, 65 dB(A) in de avond- en 60 dB(A) in de nachtperiode. 21 109
3
Met inachtneming van de aard en bedrijfsduur van de geluidsrelevante activiteiten en bronnen kan redelijkerwijs worden voldaan aan de te stell en geluidsgrenswaarden.
Energie- en waterverbrnik Beoordeling van het energieverbruik dient plaats te vinden conform de circulaire "Energie in de milieuvergunning" (Ministerie van VROM, oktober 1999). In deze circulaire wordt een ondergrens gehanteerd van 25.000 rrr' aardgas (aardgas equivalent) of 50.000 kWh elektriciteit per jaar. In de aanvraag is geen aardgasverbruik en een elektriciteitsverbruik van 20.000 kWh aangegeven. Uit deze gegevens blijkt dat het verbruik aan energie onder de grenswaarde is gelegen. Ret uitvoeren van een energiebesparingsonderzoek achten wij dan ook niet noodzakelijk. In de toekomst dient blijvend inzicht te blijven bestaan in het energieverbruik. Gelet hierop is een voorschrift aan deze vergunning verbonden tot het registreren van het energieverbruik.
Waterverbruik Op grond van de Wet milieubeheer moeten die voorschriften worden gesteld, die noodzakelijk zijn om het watergebruik tot een aanvaardbaar redelijkerwijs mogelijk niveau te beperken (ALARA). Dergelijke voorschriften mogen voor de drijver van de inrichting niet onnodig bezwarend zijn. Dit houdt in dat de maatregelen die zouden worden gevergd in verhouding moeten staan tot de te verwezenlijken waterbesparing. Bij recentelijk in werking getreden AMvB's op basis van artikel8.40 van de Wet milieubeheer wordt een waterbesparingsonderzoek redelijk geacht bij een jaarverbruik van meer dan 5.000 m' water. Uit de aanvraag blijkt dat hetjaarverbruik aan water 2.500 m' is. Uit dit gegeven blijkt dat het waterverbruik onder de grenswaarde is gelegen. Ret uitvoeren van een waterbesparingsonderzoek achten wij niet noodzakelijk. In de toekomst dient blijvend inzicht te blijven bestaan in het waterverbruik om besparingsmaatregelen te kunnen treffen. Gelet hierop is in deze vergunning een voorschrift opgenomen tot het registreren van het waterverbruik.
Verwijdering van afvalstoffen
)
In de inrichting ontstaan diverse soorten (gevaarlijke) afvalstoffen, zoals afvalstoffen van huishoudelijke aard, kadavers, landbouwplastic en afgewerkte olie. Uit de aanvraag blijkt dat deze afvalstoffen gedeeltelijk gescheiden worden ingezameld, opgeslagen en worden afgevoerd. In deze vergunning zijn voorschriften opgenomen ten aanzien van de opslag en afvoer van deze afvalstoffen. Tevens hebben wij de aanvraag beoordeeld conform de leidraad "afval- en emissiepreventie in de milieuvergunning". Blijkens de in deze leidraad opgenomen checklist is er sprake van een indicatie "geringe omvang". Gelet hierop wordt vooralsnog geen afval- en emissiepreventie onderzoek voorgeschreven. Aangezien inzicht in de afvalstoffenhuishouding nodig is om eventueel in een later stadium een reductie te kunnen bewerkstellingen, is in de voorschriften opgenomen dat de afvoer van afvalstoffen moet worden geregistreerd. Verder moeten waar mogelijk afvalstoffen gescheiden worden ingezameld, opgeslagen en afgevoerd.
Emissie van ammoniak De ammoniakemissie van de veehouderij wordt getoetst aan de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Verder wordt nog getoetst of wordt voldaan aan de IPPC-richtlijn en of de Best Beschikbare technieken worden toegepast zoals is opgenomen in de Wet milieubeheer is opgenomen in art. 8.11, derde lid en of geen directe ammoniakschade aan gewassen wordt veroorzaakt.
Wet ammoniak en veehouderij De ammoniakbelasting vanwege de inrichting is getoetst aan de Wet ammoniak en veehouderij. Ingevolge deze wet wordt bescherming geboden aan beschermde gebieden. Artikel2 van de Way bepaalt dat als kwetsbaar gebied worden aangemerkt gebieden die deel uitmaken van de ecologische 21 109
4
hoofdstructuur en onmiddeIlijk voorafgaand aan het vervallen van de Interimwet ammoniak en veehouderij als voor verzuring gevoelig ingevolge deze wet waren aangemerkt. In samenspraak met de provincie zijn zogenaamde Wav-werkkaarten opgesteld, waarop per gemeente binnen de provincie Noord-Brabant gelegen kwetsbare gebieden zijn aangegeven. Gezien de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 december 2004 kunnen deze Wav-kaarten nog niet worden toegepast. Daardoor dienen op basis van artike12, lid 3 van de Way, de in de Interimwet ammoniak en veehouderij aangemerkte voor verzuring gevoelige gebieden te worden beschouwd als kwetsbare gebieden. De stalruimten van de aangevraagde veehouderij liggen op een kleinere afstand dan 250 m van het dichtstbijgelegen kwetsbaar gebied, kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie Q 847. Uit tabell en 2 blijkt dat de ammoniakemissie in de aangevraagde situatie lager is dan het vergunde emissieplafond. Daarbij is gelet op artikel 7, lid lc tevens van belang dat de toename in dieren voomamelijk volwassen paarden betreft. Op grond van artike16 en 7 van de Way kan de vergunning worden verleend.
IPPC-riehtlijn: (riehtlijn nr. 96/61/EG van 24 september 1996 inzake geintegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging pbEG L 257) De IPPC-richtlijn is aIleen van toepassing op de activiteiten die in bijlage I van de richtlijn zijn opgenomen. Voor veehouderijen betekent dit dat aIleen "installaties" onder de werking van de richtlijn vallen als meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee, meer dan 2.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg) of meer dan 750 plaatsen voor zeugen binnen de inrichting aanwezig zijn. De aanvraag heeft geen betrekking op het in werking hebben dierplaatsen zoals in de IPPC-richtlijn genoemd. De veehouderij behoeft derhalve niet te worden getoetst aan de IPPC-richtlijn.
)
Best beschikbare Teehnieken(BBT) Op basis van de in de Wet milieubeheer opgenomen bepaling voor het toepassen van Best Beschikbare Technieken (artikel 8.11 Wm) dient te worden beoordeeld in hoeverre de aangevraagde wijzigingen worden doorgevoerd met het toepassen van Best Beschikbare Technieken. Op grond van de bestaande vergunning mogen in totaal130 vleesstieren, 31 volwassen pony's, 16 schapen en 10 pony's in opfok worden gehouden. De aanvraag heeft betrekking op het houden van 133 volwassen paarden, 16 schapen, 15 stuks overig rundvee en 63 paarden in opfok. Derhalve vindt uitbreiding plaats met 133 volwassen paarden, 15 stuks overig rundvee en 63 paarden in opfok en worden er binnen de inrichting geen vleesstieren en pony's meer gehouden. In het Besluit ammoniakernissiehuisvesting veehouderij worden voor varkens, kippen en melkkoeien maximale ammoniakernissiewaardenopgenomen. De in bijlage I van de Rav vermelde huisvestingssystemen met een ernissiefactor die gelijk of lager is dan de maximale ernissiewaarde kunnen worden beschouwd als best beschikbare techniek. Ret ministerie van Vrom heeft op 26 maart 2002 in een brief geadviseerd om aanvragen, waarin, in nieuw te bouwen ofte renoveren staIlen, dieren met een maximale emissiewaarden worden aangevraagd, alleen te vergunnen indien bij deze stallen voldaan wordt aan deze maximale ernissiewaarden. Uit tabe1 1 blijkt dat de uitbreiding in diersoorten plaatsvindt waarvoor geen stalsystemen met een maximale emissiewaarden kunnen worden toegepast. De toegepaste (traditionele) stalsystemen moeten hierdoor gezien worden als best beschikbare techniek. Directe schade aan gewassen door ammoniak Bij veehouderijen moeten ook de mogelijke effecten van directe schade aan gewassen door ammoniak worden beoordeeld. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van het rapport "Stallucht en Planten". Op het rapport is in december 1996 een wijziging gepubliceerd. Deze wijziging is in het rapport "Effecten van ammoniak op planten in de directe omgeving van staIlen", van het instituut AB-DLO weergegeven. In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2000 (E03.98.0118) is uitgesproken dat de in het rapport "Effecten van ammoniak op planten in de directe omgeving van stallen" gekozen normstelling (geen effect op planten) ondeugdelijk is gemotiveerd en dat het rapport geen concrete inzichten biedt, waarmee op basis van enkele gegevens kan worden bepaald of een effect op gewassen in de omgeving optreedt. 21 109
5
De rapporten die door AB-DLO zouden moeten worden opgesteld, zijn daarmee niet te controleren. Om deze reden moet de directe schade door ammoniak op gewassen worden beoordeeld op basis van het rapport "Stallucht en Planten". Hierin is opgenomen dat een afstand van 50 meter tot coniferen en 25 meter tot overige gevoelige gewassen (waaronder fruitbomen) voldoende is om directe schade te voorkomen. Rondom de inrichting is geen perceel gelegen, waarop zich coniferen of overige gevoelige gewassen bevinden. Gelet op het voorgaande treedt geen ontoelaatbare schade aan het gewas op.
Vogel- en Habitatrichtlijn Tot 1 oktober 2005 was de passende beoordeling often gevolge van de aangevraagde inrichting geen nadelige significante gevolgen ontstaan voor een Habitatrichtlijngebied onvoldoende geimplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Dit had tot gevolg dat de aangevraagde vergunning onder de werking van de Wet milieubeheer rechtstreeks aan de Habitatrichtlijn moest worden getoetst. Ter implementatie van de Habitatrichtlijn is de Natuurbeschermingswet gewijzigd en op 1 oktober 2005 in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat de bevoegdheid om te beoordelen of in het kader van de Habitatrichtlijn geen significante effecten ontstaan nu is voorbehouden aan het college van Gedeputeerde Staten.
Stankhinder
)
De stankemissie wordt getoetst aan de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (hiema te noemen Stankwet) en de Regeling stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (hiema te noemen Stankregeling) die op 1 mei 2003 in werking is getreden. In artikel 2 van de Stankwet staat genoemd dat de Stankwet en de Stankregeling van toepassing zijn op de landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en de extensiveringsgebieden met primaat natuur. Deze gebieden zijn vastgesteld in het reconstructieplan De Peel dat op 28 juli 2005 in de Staatscourant is bekendgemaakt en op 29 juli 2005 in werking is getreden. Uit plankaart 2 die is gevoegd bij Reconstuctieplan de Peel blijkt dat inrichting waarop de aanvraag betrekking heeft is gelegen in een verwevingsgebied. In onderhavige vergunning is de stankemissie berekend met de omrekeningsfactoren zoals genoemd in Bijlage 1 van de Stankregeling. In de inrichting worden schapen gehouden met een omrekeningsfactor naar mestvarkeneenheden (mve). Daamaast worden dieren gehouden waarvoor vaste afstanden gelden (paarden en overig rundvee). Het aangevraagde veebestand komt overeen met 5,3 mve's. Op grond van dit aantal mve's geldt een minimaal vereiste afstand van 100 meter tot een stankgevoelig object in categorie I en II en 50 meter tot een stankgevoelig object in categorie ill, IV en V. Voor de diersoorten waarvoor vaste afstanden gelden (paarden en overig rundvee) geldt een vaste afstand tot een categorie I en II object van 100 meter en tot een categorie ill en IV object. Voor de bepaling van de afstand wordt uitgegaan van de kleinste afstand tussen een emissiepunt van de betreffende stalruimten en de gevel van een stankgevoelig object. Binnen een afstand vanaf 100 meter, gemeten vanaf enig emissiepunt van de inrichting zijn geen voor stankgevoelige objecten van derden gelegen.
21 109
6
Afvalwater
Binnen de inrichting komt afvalwater vrij: Bij het reinigen van de stalruimtes van paarden; Als percolatievocht bij de opslag van vaste mest; Bij het gebruik van de wasplaats; Als afvalwater van huishoudelijke aard. Uit de aanvraag blijkt dat het afvalwater van huishoudelijke aard wordt geloosd op het gemeentelijk riool en dat het afvalwater dat vrijkomt bij de wasplaats en bij het reinigen van de stallen wordt geloosd in de mestkelder. Afvalwater dat wordt vermengd met dierlijk mest dient conform de bepalingen uit het Besluit dierlijke meststoffen te worden uitgereden. Voor de opvang van percolatievocht bij de opslag van vaste dierlijke mest zijn extra voorschriften aan deze vergunning verbonden.
)
Externe veiligheid Ter bestrijding van een beginnende brand dienen binnen een inrichting voldoende brandblusmiddelen aanwezig te zijn. Daarnaast wordt er binnen de inrichting dieselolie opgeslagen waardoor bij brand een gevaarlijke situatie kan ontstaan. Om ervoor te zorgen dat er voldoende brandblusmiddelen aanwezig zijn en dat de dieselolie op verantwoorde wijze wordt op en overgeslagen hebben wij aan deze vergunning extra voorschiften verbonden. De overige nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, worden voorkomen of tenminste in voldoende mate beperkt door naleving van het gestelde in de aanvraag en de overige aan deze vergunning verbonden voorschriften. Zienswijzen naar aanleiding van de ontwerp-beschikking De aanvraag en de ontwerp-beschikking hebben vanaf 7 juli 2006 zes weken ter inzage gelegen. Wij hebben geen zienswijzen ontvangen.
)
21 109
7
Conclusie Onder oplegging van voorschriften, die nodig zijn in het belang van de bescherming van het milieu, kan de gevraagde vergunning worden verleend. Burgemeester en wethouders van Deume besluiten de gevraagde vergunning te verlenen voor het houden van: 13 volwassen paarden, ouder dan 3 jaar, op 13 dierplaatsen, traditioneel gehuisvest, in stall; 16 schapen, ouder dan 1 jaar, op 16 dierplaatsen, traditioneel gehuisvest, in stal2; 4 volwassen paarden, ouder dan 3 jaar, op 4 dierplaatsen, traditioneel gehuisvest, in stal 3; 7 volwassen paarden, ouder dan 3 jaar, op 7 dierplaatsen, traditioneel gehuisvest, in stal 5; 15 stuks overig rundvee, ouder dan 2 jaar, op 15 dierplaatsen, traditioneel gehuisvest, in stal 5; 4 volwassen paarden, ouder dan 3 jaar, op 4 dierplaatsen, traditioneel gehuisvest, in stal 6; 105 volwassen paarden, ouder dan 3 jaar, op 105 dierplaatsen, traditioneel gehuisvest, in stal 7·, 63 paarden in opfok, jonger dan 3 jaar, op 63 dierplaatsen, traditioneel gehuisvest, in stal 7; onder oplegging van de voorschriften zoals opgenomen in bijlage 1 behorend bij dit besluit. De aanvraag om milieuvergunning
maakt deel uit van de vergunning.
Deume, 29 augustus 2006 Burgemeester en wethouders van Deume, namens dezen, Afdeling Exteme Dienstverlening , uwen, Wonen en Milieu
/TeanlleKler )
(ing. W. Schenk)
~
21 109
8
~::.~ij b.~~~.t.v~~e tea~leider Bo~wen, Wonen en Milieu __ ~ ~L~"'"
~
8
.S 2P..Qb
gemandateerd door B & W ~
nr2.LI.81- ---
---- ------
eurne Bijlage: 1 Behoort bij de ontwerpbeschikking van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Deume van: 27 juni 2006, nr.: 21 109
VOORSCHRIFTEN
MILlE
UVERG
UNNIN
G
INHOUD
'\
I. II.
BEGRIPPEN VOORSCHRIFTEN Algemene voorschriften A. Bodembescherming B. Brandgevaar C. Geluid D. Afvalstoffen E. Elektrische installatie F. Opslag van dieselolie in stalen bovengrondse tanks G. Houden van dieren H. I. Buiten gebruik stell en van de waterput...
)
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deume Aanvraagnummer : 21 109
2 5 5 6 6 7 7 8 8 11 12
I. BEGRIPPEN In deze beschikking wordt verstaan onder: afvalsto ffen:
alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieen die zijn genoemd in bijlage I bij de richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voomemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; onder het zich ontdoen van afvalstoffen wordt mede verstaan: a. het nuttig toepassen ofverwijderen van afvalstoffen binnen de inrichting waarin deze zijn ontstaan; b. het voor nuttige toepassing of verwijdering brengen van afvalstoffen vanuit een inrichting naar een elders gelegen inrichting die aan dezelfde natuurlijke of rechtspersoon behoort; c. het tijdelijk voor nuttige toepassing afgeven van afvalstoffen;
afvalwater:
alle water waarvan de houder zich ontdoet, voomemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
bedrij fsafvalwater:
afvalwater niet zijnde huishoudelijk afvalwater;
bedrijfsriolering:
voorziening voor de afvoer van bedrijfsafvalwater vanuit de inrichting naar een openbaar riool of een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater;
BRL:
een door KIW A uitgegeven beoordelingsrichtlijn;
brandwerendheid van bouwdelen:
de tijd uitgedrukt in minuten, gedurende welke enig bouwkundig onderdeel van een gebouw, niet zijnde een deur-, luik- ofraamconstructie, zijn functie moet kunnen blijven vervullen bij verhitting, bepaald volgens NEN 6069;
brandwerendheid van deur-, luik- en raamconstructies:
de tijd uitgedrukt in minuten, gedurende welke deur-, luik- ofraamconstructies weerstand bieden tegen bezwijken en vlamdicht blijven in geval van brand, bepaald vol gens NEN 6069;
emballage:
glazen flessen tot 5 liter, kunststofflessen of vat en tot 60 liter, metalen bussen tot 25 liter, stalen vaten of fiberdrums tot 300 liter, papieren of kunststof zakken, laadketels;
geluidsniveau in dB(A):
het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB (A) , overeenkomstig de door de Intemationale Electrotechnische Commissie (1EC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in NEN 10651;
)
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deume Aanvraagnummer: 21 109
2
)
gevaarlijke afvalstoffen:
gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer;
gevaarlijke stoffen:
stoffen of preparaten die bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
huishoudelijk afvalwater:
afvalwater afkomstig uit particuliere huishoudens;
KIWA:
instituut voor certificatie en keuringen, onderzoek en advies voor water, bouw en milieu, KIWA N.V.;
langtij dgemiddeld beoordelingsni veau (LAr,LT):
het energetisch gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai", uitgave 1999;
lekbak:
een vloeistofdichte bak van steen, beton, staal of kunststof; de lekbak moet bestand zijn tegen de als gevolg van lekkage optredende plotselinge vloeistofdruk evenals de inwerking van de opgeslagen vloeistoffen; de lekbak moet een inhoud hebben die ten minste gelijk is aan de totale hoeveelheid erin opgeslagen vloeistoffen;
maximale geluidsniveau (LAmax):
de waarde die resteert na toepassing van de meteocorrectieterm Cm (conform de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai", uitgave 1999) op de hoogste aflezing van de geluidmeter in de meterstand "fast";
NEN:
een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm;
NEN-EN:
een door het Commite Europeen de Normalisation opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm;
onbrandbaar:
het onbrandbaar zijn overeenkomstig het bepaalde in NEN6064;
openbaar riool:
gemeentelijke voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater;
percolaat:
water dat door afval is gesijpeld en vervolgens aan de onderzijde uittreedt of zich daar verzamelt;
riolering:
bedrijfsriolering ofvoorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater;
rodenticiden:
middelen ter bestrijding van knaagdieren;
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdee1 20 te Deume Aanvraagnummer : 21 109
3
VLG:
Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen;
Vloeistofdicht of vloeistofkerend:
een situatie waarbij een vloeistof de niet met vloeistof belaste zijde van een materiaal niet bereikt;
vloeistofdichte vloer:
een vloer die voldoet aan de eisen gesteld in beoordelingsrichtlijnen BRL-2319 ofBRL-2362 of een andere afdichtende constructie waarvan kan worden aangetoond dat aan alle functionele eisen zoals vermeld in BRL-2319 ofBRL-2362 wordt voldaan;
Voor zover een norm ofrichtlijn (zoals DIN, NEN, CPR, SBR, CURlPBV ofBRL), waarnaar in een voorschrift of in de begrippenlijst verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum, waarop de onderwerpelijke vergunning is verleend, laatst uitgegeven norm of richtlijn met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan weI - voor zover het op voomoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft - de norm of richtlijn die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestellen en apparaten gel dig was, tenzij in het voorschrift anders is bepaald.
)
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deume Aanvraagnummer: 21 109
4
II. VOORSCHRIFTEN
A. Algemene voorschriften 1. De nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van de inrichting dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen dan wel te worden beperkt. 2. De inrichting moet schoon worden gehouden en in een goede staat van onderhoud verkeren. 3. Binnen de inrichting dient een milieulogboek bijgehouden te worden; het milieulogboek dient ten minste te bevatten: een exemplaar van de milieuvergunning met bijbehorende voorschriften; een registratie van de afgevoerde (gevaarlijke) afvalstoffen; een registratie van het jaarlijks verbruik van aard- of propaangas, elektriciteit en water; afschriften van alle installatie- en keuringscertificaten, onderzoeksrapporten en meet- en/of analyseresultaten die in deze vergunning worden genoemd; bovengenoemde documenten, ofkopie daarvan, dienen gedurende vijfjaar na dagtekening in het milieulogboek te worden bewaard. Het milieulogboek moet altijd aan een vertegenwoordiger van het college van Burgemeester en wethouders van Deurne kunnen worden getoond. 4. De in de inrichting werkzame personen moeten zodanig zijn gemstrueerd dat zij de aan hen opgedragen werkzaamheden kunnen verrichten conform deze beschikking; een kopie van de bij deze beschikking behorende voorschriften dient daartoe altijd op het bedrijfter inzage aanwezig te zijn. 5. Voordat personeelsleden van derden werkzaamheden mogen verrichten op het terrein van de inrichting moeten zij zodanig zijn gemstrueerd, dat de door hen te verrichten werkzaamheden geen gevaar opleveren voor de installaties, opslag e.d. en niet in strijd zijn met het geste1dein deze beschikking. 6. Het vullen van een silo uit de bulkwagen moet zodanig geschieden, dat voor de omgeving hinderlijke stofverspreiding wordt voorkomen; het via de ontluchting ontwijkende stof moet worden opgevangen in een doe1treffende stofzak.
)
7. Het aantrekken van voge1s, insecten, knaagdieren en ongedierte moet zoveel mogelijk worden voorkomen door het treffen van doelmatige bestrijdings- c.q. afschermingsmethoden. 8. Telkens wanneer in de inrichting ongedierte wordt waargenomen zoals ratten, muizen, insecten, mijten e.d. moeten daartegen doeltreffende bestrijdingsmaatregelen worden genomen. 9. Eventueel toe te passen rodenticiden moeten zodanig zijn uitgelegd dat mens en/ofhuisdier daarmee niet zonder meer in contact kunnen komen. 10. Binnen de inrichting dient aandacht te worden besteed aan de mogelijkheden van het terugdringen van het aardgas-, elektriciteit, en waterverbruik; Energie- en waterbesparende maatregelen moeten zoveel mogelijk worden doorgevoerd.
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deume Aanvraagnummer: 21 109
5
B. Bodembescberming
1. De opslag en het gebruik van voor de bodem gevaarlijke stoffen binnen de inrichting moet zodanig geschieden dat geen verontreiniging van de bodem optreedt. 2. Ret vervoer in de inrichting van gevaarlijke of brandbare stoffen en bodembedreigende vloeistoffen moet met de grootste zorgvuldigheid geschieden. 3. Gemorste of gelekte voor de bodem schadelijke vloeistof moet direct worden opgenomen. hiertoe moeten voldoende absorptiemiddelen aanwezig zijn om eventuele gemorste of gelekte vloeistof op tenemen; verontreinigd absorptiemiddeldient gescheiden van andere stoffen te worden bewaard in vloeistofdicht, goed gesloten vaatwerk. 4. Onderhoudswerkzaamheden (al dan niet aan motorvoertuigen), waarbij voor de bodem schadelijke vloeistoffen worden gebruikt of vrij kunnen komen, mogen alleen plaatsvinden boven een vloeistofdichte vloer die bestand is tegen de voorkomende mechanische belasting van de uit te voeren werkzaamheden en de chemische belasting van de desbetreffende stoffen. 5. De vloer van een stal moet vloeistofkerend zijn uitgevoerd, voor zover onder de vloer geen opslagruimte aanwezig is voor mest of gier. 6. Ret bedrijfsafvalwater moet via een gesloten bedrijfsriolering worden afgevoerd naar een opslagput of mestkelder. 7. Een bedrijfsriolering voor het transport van afvalwater moet vloeistofdicht zijn uitgevoerd en bestand zijn tegen de te transporteren stoffen. 8. Vloeistoffen moeten worden opgeslagen in goed gesloten emballage die vloeistofdicht is en bestand is tegen de betreffende vloeistoffen. 9. Emballage met gevaarlijke stoffen moet voldoen aan de eisen gesteld in de VLG. 10. Ledig ongereinigde emballage moet worden behandeld als gevulde emballage.
)
11. Emballage met voor de bodem schadelijke vloeistoffen moet zijn opgeslagen in ofboven een vloeistofdichte lekbak. 12. Ter plaatse van het afleverpunt van brandstoffen moet een opstelplaats van voertuigen over een oppervlakte van ten minste 3 x 5 meter voorzien zijn van een vloeistofkerende verharding die bestand is tegen de voorkomende mechanische belasting en tegen de chemische belasting van de brandstoffen.
C. Brandgevaar
1. Binnen de inrichting dienen ten minste binnen stall, 5 en 7, zoals die zijn aangegeven op de bij deze vergunning gevoegde tekening aangegeven, brandblusmiddelen aanwezig te zijn. 2. Een brandblusmiddel moet op een in het oog lopende plaats ofwijze zijn aangebracht, onbelemrnerd bereikt kunnen worden, in goede staat van onderhoud verkeren en steeds voor direct gebruik beschikbaar zijn; brandblusmidde1en die op enigerlei wijze niet voldoende herkenbaar zijn (geplaatst in kasten e.d.) moeten zijn aangeduid door middel van een daarvoor geschikt pictogram; het onderhoud dient te geschieden overeenkomstig NEN 2559.
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deurne Aanvraagnummer: 21 109
6
3. Een brandblusmiddel moet zijn voorzien van een Rijkskeurrnerk met rangnummer. 4. Eenmaal per jaar moet een brandblusmiddel op bruikbaarheid worden onderzocht door een daartoe bevoegde instantie; een blusmiddel moet zijn voorzien van een label of sticker met daarop de laatste controledatum.
D. Geluid 1. Ret langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door geluidbronnen binnen de inrichting mag ter plaatse van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan: 45dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode); 40 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode); 35 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode). 2. Ret maximale geluidsniveau (LAmax) veroorzaakt door geluidsbronnen binnen de inrichting mag op de in voorschrift Dl genoemde beoordelingsplaatsen niet meer bedragen dan: 70 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode); 65 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode); 60 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode). 3. Ret meten en berekenen van de geluidsniveaus, alsmede de beoordeling van de meetresultaten moet gebeuren overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999, Ministerie van VROM. 4. Gedurende het laden en/of lossen mag de motor van een transportvoertuig niet in werking zijn, tenzij dit noodzakelijk is voor het gebruik van de laad- en losapparatuur van het voertuig; verbrandingsmotoren die niet zijn voorzien van deugdelijke geluiddempers mogen in de inrichting niet in werking zijn. 5. Gedurende het laden en/oflossen moet een eventueel in werking zijnde muziekinstallatie van een transportvoertuig zodanig zijn afgesteld dat deze buiten de inrichting niet hoorbaar is. 6. In de inrichting aanwezige omroep- en/of muziekinstallaties moeten zodanig zijn afgesteld dat deze buiten de inrichting niet hoorbaar zijn. )
E. Afvalstoffen 1. Binnen de inrichting aanwezige afvalstoffen, die afzonderlijk verwerkt moeten worden, moeten gescheiden worden bewaard; afvalstoffen die voor herverwerking in aanmerking komen zoals huishoudelijke afvalstoffen, papier, kadavers, verfrestanten en kapotte Tl.-buizen dienen apart van het restafval naar aard en soort gescheiden te worden ingezameld en te worden bewaard; deze afvalstoffen dienen aan een herverwerker voor de betreffende afvalstof te worden aangeboden. 2. Afvalstoffen, inclusief gevaarlijke afvalstoffen, die de bodem kunnen verontreinigen, moeten worden bewaard in goed gesloten, voor de desbetreffende stoffen geschikte, verpakkingen; deze verpakte afvalstoffen moeten worden bewaard in ofboven een lekbak. 3. Ret bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden binnen de inrichting; van afvalstoffen afkomstige geur, stof of per colaat mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden; gemorste of gelekte stoffen moeten zo spoedig mogelijk worden opgeruimd.
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deurne Aanvraagnummer : 21 109
7
4. Afvalstoffen mogen, behoudens bedrijfsafvalstoffen voor direct hergebruik, niet binnen de inrichting worden be- of verwerkt of worden vemietigd; 5. Op het terrein van de inrichting mogen afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke afvalstoffen, of met afvalstoffen verontreinigd water, niet op of in de bodem worden gebracht of terecht kunnen komen; het bewaren of be zig en van afvalstoffen op de bodem moet zodanig geschieden dat geen verontreiniging van de omgeving kan optreden. 6.
Afvalstoffen mogen niet worden verbrand.
7. Afvalstoffen, niet zijnde snoeihout, bladeren en soortgelijke afvalstoffen, moeten op gezette tijden uit de inrichting worden afgevoerd; gevaarlijke afvalstoffen moeten ten minste een keer per jaar worden afgevoerd naar een vergunninghouder voor het inzamelen voor gevaarlijke afvalstoffen; bedrijfsafvalstoffen moeten minimaal een keer per maand uit de inrichting worden afgevoerd en worden afgegeven aan een daartoe erkende inzamelaar; 8. Ret afvoeren van afvalstoffen moet zodanig geschieden dat zich geen afval in ofbuiten de inrichting kan verspreiden. 9. Kadavers van dieren mogen niet op het terrein van de inrichting worden begraven; zij dienen, in afwachting van afvoer uit de inrichting te worden geborgen in een deugdelijke water en luchtdichte verpakking of in een goed gesloten, speciaal daartoe bestemde ruimte. 10. Stoffen die bij menging agressief, brandbevorderend mogen niet met elkaar in contact kunnen geraken.
en/of explosief met elkaar kunnen reageren
11. Gevaarlijke afvalstoffen moeten ten minste een keer per jaar worden afgevoerd naar een vergunninghouder voor het inzamelen voor gevaarlijke afvalstoffen; bedrijfsafvalstoffen moeten minimaal een keer per maand uit de inrichting worden afgevoerd en worden afgegeven aan een daartoe erkende inzamelaar; het afvoeren van afvalstoffen moet zodanig geschieden dat zich geen afval in ofbuiten de inrichting kan verspreiden.
)
12. Bij (gedeeltelijke) beeindiging van bedrijfsactiviteiten dienen de in de inrichting aanwezige grond- en hulpstoffen die ten behoeve van deze activiteiten aanwezig zijn en niet meer bruikbaar zijn voor de overige binnen de inrichting voorkomende activiteiten, alsmede de afvalstoffen die bij deze activiteit(en) zijn ontstaan, uiterlijk binnen twee maanden na de beeindiging te worden afgevoerd uit de inrichting.
F. Elektrische instaUatie 1. De elektrische installatie moet zodanig zijn, dat hierdoor in de omgeving van de inrichting geen storing optreedt in telecommunicatieverbindingen, alsmede in radio- en televisieontvangst. 2. De elektrische installatie moet voldoen aan de voorschriften zoals aangegeven in de norm NEN 1010 voor zover deze hierop van toepassing zijn.
G. Opslag van dieselolie in stalen bovengrondse tanks Algemeen
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deume Aanvraagnummer: 21 109
8
1. Een tank moet blijvend vloeistofdicht zijn; de stijfheid en de sterkte van een tank moeten voidoende zijn om schadelijke vervorming ais gevoig van overdruk bij vulling of overvulling te voorkomen, terwiji de dichtheid onder aIle omstandigheden moet zijn verzekerd. 2. Een tank moet zijn geplaatst boven een ondergrond die uit onbrandbaar materiaal be staat; op plaatsen waar kans op verzakking bestaat moet een doeimatige fundatie zijn aangebracht; een tank moet zodanig zijn opgesteld dat geen verzakking kan plaatsvinden; een hiervoor aangeIegde fundering en de ondersteunende constructie moet eveneens onbrandbaar zijn uitgevoerd. 3. Indien gevaar voor mechanische beschadiging van Ieidingen of appendages bestaat (b. v. door aanrijding of vall en de voorwerpen), moeten deze hiertegen zijn beschermd. 4. Ret uitwendige van een tank moet tegen corrosie zijn beschermd door middel van een speciaal hierop gerichte opperviaktebehandeling en het aanbrengen van een coating of verflaag. 5. Een tank moet zijn geplaatst boven dan weI in een vloeistofdichte Iekbak
) 6. De omgeving van de Iekbak moet tot op een afstand van 3 m vrij worden gehouden van brandgevaarlijke stoffen. 7. Ten minste eenmaal per jaar moet een tank op de aanwezigheid van water worden gecontroleerd; eventueel aanwezig water moet worden verwijderd en moet worden afgevoerd naar een daarvoor bestemd inzamelpunt; van de controle moet aantekening worden gemaakt in het milieulogboek. 8. Indien gevaar voor mechanische beschadiging van Ieidingen of appendages bestaat (b.v. door aanrijding of vallende voorwerpen), moeten deze hiertegen zijn beschermd. Aanvullende eisen voor inpandige opslag 9. Ret vullen van een tank zonder vulleiding met overvulbeveiliging moet geschieden via een direct op de tank aangebrachte vulopening.
)
10. Beluchting en ontluchting moet geschieden met een rechtstreekse verbinding met de buitenlucht; inregenen in deze Ieidingen moet worden voorkomen. 11. In een opsiagruimte is roken en open vuur verboden; dit moet zijn aangegeven met pictogrammen overeenkomstig het Besluit Veiligheids- en gezondheidssignalering. 12. Ruimteverwarming mag slechts geschieden door verwarmingstoesteIlen,waarvan de verbrandingsruimte niet in open verbinding staat ofkan worden gebracht met de opsiagruimte; in de opsiagruimte mogen geen apparaten of andere objecten aanwezig zijn met een opperviaktetemperatuurvan meer dan ISOaC.
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdee1 20 te Deume Aanvraagnummer : 21 109
9
Af- en overtappen van dieselolie met behulp van een elektrische pomp
13. De afleverinstallatie moet zodanig zijn ingericht, dat slechts gedurende een daartoe strekkende opzettelijke bediening van de vulafsluiter vloeistofkan worden afgeleverd; een automatisch afslagmechanisme moet zijn aangebracht waarmee de vulafsluiter wordt gesloten als de tank waaraan wordt afgeleverd, vrijwel is gevuld; de vulafsluiter mag niet met vreemde voorwerpen in geopende stand worden vastgezet; het afslagmechanisme moet tevens in werking treden bij een lichte schok, bij ten gevolge van vallen. 14. De e1ektrische installatie in en aan de afleverinstallatie moet voldoen aan de bepalingen van de Installatievoorschriften NEN 1010, en NEN 3410 alsmede aan de constructievoorschriften NEN 3125 en NEN-EN 50.014 tim 50.020 en 50.028. 15. In de onmiddellijke nabijheid van de tank dient een schakelaar te zijn aangebracht, waarmee de elektrische installatie van de afleverinstallatie kan worden uitgeschakeld; bij de schakelaar moeten de schakelstanden duidelijk zijn aangegeven; bij deze schakelaar moet duidelijk zijn aangegeven, dat deze dient voor de afleverinstaIlatie. 16. Everitueel aan de vu1afsluiterof aan de afleverslang aangebracht elektrisch materieel moet explosieveilig zijn uitgevoerd. 17. Aan de afleveringsinstallatie mogen geen contactdozen (stopcontacten) zijn aangebracht. 18. De afleverinstaIlatie moet voldoende zijn geventileerd. 19. Indien de vulslang niet wordt gebruikt moet deze knikvrij zijn opgehangen. 20. De vulslang moet tijdens het gebruik zodanig worden ondersteund en beschermd, dat beschadiging van deze slang wordt voorkomen. 21. Alvorens de slang wordt gebruikt moet deze steeds eerst visuee1op zijn goede staat worden gecontroleerd; een beschadigde slang moet voor reparatie of voor vemietiging worden afgevoerd. Vullen van een tank
)
22. Alvorens met het vullen wordt begonnen moet door middel van een peilstok of vloeistofstandaanwijzer de vloeistofinhoud worden bepaald; het opnemen van de vloeistofinhoudmet een peilstok moet geschieden door een speciaal daartoe bestemde peilopening die, behoudens tijdens het peilen, gesloten moet zijn. 23. Peilstokken moeten zijn vervaardigd van kunststof of van metaal dat onedeler is dan staal, zodat vonkvorming en galvanische corrosie zo veel mogelijk wordt tegengegaan; tevens moeten peilstokken zijn voorzien van een e1astischeinde om te voorkomen dat de tankwand wordt beschadigd door het peilen. 24. De tankwagen moet tijdens het lossen in de open lucht zijn opgesteld; het vullen van een tank moet zonder lekken of morsen van vloeistof geschieden; tijdens het vuIlen mag de peilgelegenheidniet zijn geopend; De tank moet worden gevuld met een vulpistool dat is voorzien van een automatische afslagmechanisme en niet is voorzien van een vastzetrnechanisme. 25. Onmiddellijk nadat de vloeistof in een tank is overgebracht en de losslang is afgekoppeld moet de vulopening of vulleiding met een goed sluitende dop of een afsluiter worden afgesloten. 26. Een tank mag slechts voor 95% worden gevuld; Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deume Aanvraagnumrner : 21 109
10
Buiten gebruik stellen bovengrondse
tank
27. Het buiten gebruik stellen van een tankinstallatie dient te geschieden door het ledigen en schoonmaken van een tank en leidingen volgens BRL-K 905; het buiten gebruik stellen en het afvoeren van de tank mag uitsluitend geschieden door een tanksaneerder die gecertificeerd is overeenkomstigBeoordelingsrichtlijnBRL-K 902. 28. De nog in de tank aanwezige vloeistof- en sludgeresten moeten doeltreffend uit de tank worden verwijderd; wanneer een tank geledigd is, dient dit aan een vertegenwoordigervan het college van burgemeester en wethouders van gemeente Deurne te worden gemeld. 29. De bij het inwendig reinigen van een bovengrondse tank vrijgekomen vloeistof- en sludgeresten, olie-absorberende schoonmaakmiddelen en verontreinigde spoelrniddelen moeten uit de inrichting worden afgevoerd. Een schoongemaakte tank kan als schoon schroot uit de inrichting worden afgevoerd, of indien deze nog in goede conditie verkeert in afwachting van hergebruik binnen de inrichting worden bewaard. H. Houden van dieren Algemeen 1. In de inrichting mogen gelijktijdig niet meer dieren gehouden worden dan de aantallen, vermeld in de tot de vergunning behorende bescheiden die als zodanig zijn gewaarmerkt. 2. Bewijzen dat de in het vorige voorschrift bedoelde aantallen niet worden overschreden, zoals landbouwtellingen ofboekhoudkundige gegevens, moeten te allen tijde op verzoek van een namens het college van Burgemeester en wethouders van gemeente Deume controlerend persoon worden getoond. 3. De africhtingsstal mag niet worden gebruikt voor het houden van dieren; Vaste mest dient na het africhten van paarden uit de africhtingsstal te worden verwijderd en te worden opslagen op een daartoe aangewezen plaats elders binnen de inrichting. Opslag dunne mest )
4. Dunne mest en gier moeten worden opgeslagen in een hiertoe bestemde mestdichte opslagruimte; 5. Het spoel- en schrobwater uit de stallen en mestopslagen moet worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte. 6. Het transport van dunne mest naar de mestopslagruimte moet plaatsvinden door middel van een gesloten en mestdicht riool of een ten minste daaraan gelijkwaardige voorziening. 7. Gedurende de opslagperiode mag de mest niet in beweging worden gehouden, behoudens voor menging gedurende korte tijd ten behoeve van het ledigen van de opslagruimte. Opslag vaste mest 8. De opslag van vaste mest buiten de stal moet geschieden op een mestdichte mestplaat, die is voorzien van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening en bestand is tegen de optredende mechanische belasting; de stapeling van de mest moet zodanig geschieden dat uitzakkend vocht niet van de mestplaat kan vloeien;
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deume Aanvraagnummer:21109
11
dit vocht moet door middel van een gesloten, mestdichte riolering worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte.
Transport en verwerking van mest 9. Ret terrein van de inrichting mag niet worden bevloeid of op andere wijze van een laag mest of gier worden voorzien; deze bepaling is niet van toepassing bij het bemesten van grond volgens de normale bemestingspraktij k. 10. Ret is in de inrichting verboden dierlijke meststoffen te drogen, te mengen, om te zetten of op enigerlei andere wijze te verwerken, anders dan ten behoeve van de normale bemestingspraktijk. 11. Bij het verwijderen van mest of gier mag de omgeving niet worden verontreinigd; transport van dunne mest of gier moet geschieden in gesloten tankwagens; vaste mest moet worden getransporteerd met behulp van daartoe geschikte transportrniddelen die op correcte wijze zijn beladen.
)
12. Ret ledigen van mest- en gierkelders en/of -putten mag niet geschieden op zondagen en algemeen erkende feestdagen. 13. Ret ledigen van mest- en gierkelders en/of -putten mag slechts geschieden met behulp van een vacutim- of pompinstallatie. Veevoeder 14. De dieren mogen niet worden gevoerd met snel aan bederf onderhevige etensresten, die van elders (bijvoorbeeld restaurants) worden betrokken; deze etensresten mogen niet in de inrichting aanwezig zijn. 15. Ret voer, met uitzondering van ruwvoer, moet in uitsluitend daarvoor bestemde, tegen ongedierte afgesloten, opslagplaatsen worden bewaard. I. Buiten gebruik stellen van de waterput
)
1. Wanneer de grondwaterput buiten gebruik wordt gesteld, dient dit onmiddellijk aan een vertegenwoordiger van burgemeester en wethouders van Deume te worden gemeld. 2. Zodra de put buiten gebruik wordt gesteld, dient ter hoogte van de weerstandbiedende lagen, overeenkomstig de boorstaat, een afdichting plaats te vinden met bentoniet of met een qua weerstand gelijkwaardige kleisoort. Indien geen boorstaat overlegd kan worden dient de gehele put of het boorgat aangevuld te worden met bentoniet of met een qua weerstand gelijkwaardige kleisoort.
-0-0-0-0-
Naam aanvrager : RVL Sportpaarden Adres inrichting : Biesdeel 20 te Deume Aanvraagnummer: 21 109
12