34 jaargang 8
Informatie over Europese Programma’s voor het hoger onderwijs
mei 2012
Ee n e n e rg i e k g e z e l s c h a p i n e e n t ur b ul ente contex t
Ministersconferentie
in Boekarest
De Europese hogeronderwijsruimte is ruim tien jaar geleden in Bologna gestart met een conferentie van 29 ministers van onderwijs. Die stelden dat studentenmobiliteit bijdraagt aan innovatief hoger onderwijs, wat onze samenlevingen nodig hebben om als kenniseconomie te functioneren. Om die studentenmobiliteit mogelijk te maken, is een gelijksoortige structuur van het onderwijs nodig en transparantie van niveaus. Daarom maakte men toen daarover afspraken. Die hebben onder meer geleid tot de invoering van de bama-structuur.
De onderwijsministers spraken in Bologna ook af om het nakomen van die afspraken te monitoren. Dat gebeurt sindsdien in twee- of driejaarlijkse ministersconferenties. Vandaar dat men is gaan spreken van het ‘Bolognaproces’.
Een concept van het communiqué was in het halfjaar voorafgaand aan de conferentie opgesteld in gezamenlijk overleg. Informeel was toen al bekend welke vorderingen er geboekt waren.
Marlies Leegwater, coördinator internatio nalisering hoger onderwijs, is al sinds de eerste ministersconferentie in 1999 betrokken bij het Bolognaproces. Van 2007 tot 2009 was zij als hoofd van het Bolognasecretariaat verantwoordelijk voor de organisatie van de ministers conferentie in Leuven. Hieronder geeft zij haar indrukken van de laatste conferentie.
Nederlandse afvaardiging In Nederland worden structureel de VSNU, de HBO-raad, studentenbonden, de NVAO, werkgevers en werknemersorganisaties betrokken bij de voorbereiding van nieuwe afspraken. De Nederlandse delegatie naar de ministersconferentie in Boekarest bestond deze keer uit de OCW-directeur Hoger Onderwijs,
Op 26 en 27 april vond er weer een Bolognaconferentie plaats, dit keer in Boekarest, in een klein deel van het immens grote Paleis van het Volk. De onderwijsministers van de inmiddels 47 deelnemende landen bespraken daar de vorderingen en maakten nieuwe afspraken. Die werden vastgelegd in het Boekarest Communiqué.
Ron Minnee, de voorzitter van de VSNU, Sijbolt Noorda, de LSVb-bestuurder Svea Dalen en ondergetekende. De staatssecretaris was verhinderd vanwege het Tweede Kamerdebat over het door de Europese Commissie voor gestelde nieuwe onderwijsprogramma ‘Erasmus for All’. Politieke context Bij aankomst in Boekarest bleken veel collega’s op de hoogte van de mislukte besprekingen in Nederland over een begroting met veel bezuinigingen. Op de informele ontmoetingsavond werden de Nederlandse delegatieleden
In dit nummer: Erkenningshandboek in Bolognacommuniqué
pag 3
25 jaar Erasmus: interview met ouders van Erasmusstudenten pag 4-5 Europarlement bespreekt Erasmus for All
pag 6
Dagboek van een docent in het Verenigd Koninkrijk
pag 7
Column: Hans de Wit over Erasmus
pag 8
aangesproken over de kabinetssituatie. De Roemeense collega’s meldden dat zij wellicht aan het eind van de week in eenzelfde situatie zouden zitten. Lastminutewijzigingen In de ochtend van 26 april, pal voorafgaand aan de ministersconferentie, hadden we een korte ambtelijke ontmoeting. We zouden inventariseren welke eventuele tekstwijzigingsvoorstellen voor het Boekarest Communiqué verwacht konden worden. Lees verder op pagina 2
In de Europese hogeronderwijsruimte richten we ons op studentgericht onderwijs dat geworteld is in onderzoek met vertakkingen naar de omringende samenleving, en dat flexibiliteit biedt om over grenzen heen ervaring op te doen.
2
Een energiek gezelschap in een turbulente context
Buiten Europa
Lees verder van pagina 1
Het programma ATLANTIS is gericht op samenwerking in het hoger
VS onderwijs tussen de EU en de Verenigde Staten, en kent drie onderdelen:
Er bleken vier wijzigingen te worden voorgesteld: 1. De Europese Commissie stelde voor om op termijn toe te werken naar “automatische” academische erkenning. 2. De Duitse delegatie wilde een zin toegevoegd zien die kort gezegd benadrukt dat hoger onderwijs een open proces moet zijn dat blijvende waarden meegeeft. 3. Frankrijk wilde een zin over het bezien van masteropleidingen in het licht van de relatie tussen onderwijs en onderzoek. 4. De studenten bepleitten een andere formulering over het nodige geld, namelijk zoveel mogelijk uit publieke bron. Hoewel dat niet de bedoeling was, ontstond er toch meteen een ambtelijke discussie over de gewenste toevoegingen. In sommige gevallen werden compromisteksten geformuleerd.
Ook de gebalanceerdheid van mobiliteit werd genoemd.
Transatlantic Degrees, Policy Oriented Measures en Excellence Mobility Projects. Vanwege bezuinigingen in de VS echter is het programma in ieder geval tot eind 2013 opgeschort.
Het amendement over de financiering van hoger onderwijs riep nog de meeste discussie op. Er is immers veel geld nodig voor hoger onderwijs, en wanneer de publieke middelen beperkt zijn, is aanvulling vanuit private bron belangrijk.
Informatie: http://eacea.ec.europa.eu/bilateral_cooperation/eu_us Canada Het samenwerkingsprogramma met Canada kent twee acties: Transatlantic Exchange Partnerships en Transatlantic Degree Partnerships bevordert mobiliteit van studenten en docenten tussen Canada en de EU door
Ook aan het streven naar automatische erkenning zitten haken en ogen. Alle deelnemende landen willen het, en Nederland en Vlaanderen zullen binnenkort zelfs een verdrag hiertoe sluiten. Maar het blijft fictie dat je als student je diploma automatisch erkend krijgt. In de compromisteksten zijn hierover de nodige nuanceringen aangebracht.
financiering van consortia. Vanwege bezuinigingen in Canada echter is het programma in ieder geval tot eind 2013 opgeschort.
Informatie: http://eacea.ec.europa.eu/bilateral_cooperation/eu_canada Australië, Zuid-Korea, Nieuw-Zeeland en Japan Het Industrialised Countries Instrument Education Cooperation Programme (ICI ECP) financiert consortia van instellingen uit de EU en het desbetreffende partnerland, voor internationale curriculumontwikkeling en staf- en studentenmobiliteit. Wijzigingen t.o.v. de vorige call (onder voorbehoud):
Het Communiqué werd de volgende dag zonder nieuwe discussie aangenomen.
Joint Mobility Projects uitsluitend gericht op middelbaar beroepsonderwijs en Joint Degree Projects uitsluitend gericht op hoger onderwijs, met onderscheid tussen activiteiten op bachelor- en mastersniveau. De deadline van
Wereldwijde belangstelling Ook van buiten Europa is er al langere tijd veel belangstelling voor het Bolognaproces. Ministers van niet-Europese landen wilden ook graag bij de bijeenkomsten aanwezig zijn. Daarom is de formule bedacht om vrijwel tegelijk met de ministersconferentie van de 47 Bolognalanden ook een bredere ministers conferentie te organiseren. Die bijeenkomst wordt het Bologna Policy Forum genoemd. Daarin bekijkt men diverse aspecten van de modernisering van het hoger onderwijs vanuit een wereldwijd perspectief. Nieuwe afspraken: een mobiliteitsstrategie De ministersconferentie werd geopend door de Roemeense president Traian Baˇsescu. Hij zou later die dag zware besprekingen voeren met het IMF. De onderwijsministers benadrukten het belang van één Europese hogeronderwijsruimte. Aan de realisatie daarvan moet nog verder gewerkt worden. De structuur van hoger onderwijs in de bachelor-master-doctorcyclus is her en der wel ingevoerd. Nu komt het aan op het bevorderen van transparantie door middelen zoals ECTS, diplomasupplement en kwalificatieraamwerken. Die laatste moeten inzicht geven in niveaus van graden en in de organisatie van het onderwijs, op zodanige wijze dat daadwerkelijke mobiliteit van studenten en docenten mogelijk is. Als integraal onderdeel van het Boekarest Communiqué lag daarom ook een mobiliteitsstrategie voor. Discussie over amendementen Tegen de avond discussieerden de ministers plenair over het conceptcommuniqué en de laatste amendementen. Verschillende landen benadrukten de wenselijkheid van meeneembare studiefinanciering en de noodzaak van eenduidig beleid in de Europese Unie daarvoor.
Ondertussen in Nederland... Ondertussen was nieuws over flitsende actie van een aantal Nederlandse partijen doorgekomen: ambtenarensalarissen zouden worden bevroren. “Vinden jullie het erg?”, kwamen collega’s vragen.
de laatste call for proposals was eind maart 2012.
Informatie: http://eacea.ec.europa.eu/bilateral_cooperation/eu_ici_ecp Latijns-Amerika ALFA III is gericht op samenwerking in het hoger onderwijs met LatijnsAmerika, met het doel het hoger onderwijs daar te moderniseren. Consortia van hogeronderwijsinstellingen en andere relevante organisaties kunnen
Ondertussen in Roemenië... Vrijdagavond thuis kreeg ik het nieuws dat het Roemeense kabinet was gevallen. De volgende dag las ik in de krant dat de Roemeense president Baˇsescu de oppositieleider die het verzet tegen de bezuinigingen aanvoerde en de vorige dag de regering had laten vallen, had aangewezen als nieuwe premier.
voorstellen indienen voor Joint Partnerships, Structural Measures en Accompanying Measures. Er verschijnen tot 2013 geen nieuwe calls for proposals meer; daarna zal het programma waarschijnlijk een vervolg krijgen.
Informatie: http://ec.europa.eu/europeaid/alfa China Het doel van het Chinese Government Scholarship Programme (EU Window) is studentenmobiliteit tussen de EU en China te bevorderen. Per jaar
Het belang van hoger onderwijs Veel landen in Europa gaan door een financieel-economisch dal. Hoger onderwijs en onderzoek zijn de motor van vernieuwing in economieën, zo werd ook in Boekarest benadrukt. Daarom is het belangrijk dat het hoger onderwijs goed gefinancierd blijft en dat alle talent eraan kan deelnemen.
worden 100 studiebeurzen beschikbaar gesteld. De laatste deadline was 20 mei 2012. Of er voor het studiejaar 2013–2014 weer een call komt is nog onbekend.
Informatie: http://www.chinamission.be/eng/lxzg/ofzz/t930245.htm Afrika, Caribisch gebied en Pacifische landen EDULINK is een programma voor samenwerking in het hoger onderwijs tussen 15 EU-lidstaten die bij het negende European Development Fund zijn aangesloten en een groot aantal landen uit de voornoemde regio’s. Het
In de Europese hogeronderwijsruimte richten we ons op studentgericht onderwijs dat geworteld is in onderzoek met vertakkingen naar de omringende samenleving, en dat flexibiliteit biedt om over grenzen heen ervaring op te doen. De betrokkenen bij het Bolognaproces hopen en verwachten dat zo de creativiteit en innovatie gegenereerd worden waarbij onze maatschappijen welvaren.
programma is onder meer gericht op capaciteitsopbouw en institutionele samenwerking. Er verschijnen tot 2013 geen nieuwe calls for proposals meer; daarna zal het programma waarschijnlijk een vervolg krijgen.
Informatie: www.acp-edulink.eu Middellandse Zeegebied, Westelijke Balkan, Oost-Europa en Centraal-Azië Tempus IV is gericht op modernisering van het hoger onderwijs in de verschillende regio’s rond de EU. Consortia van instellingen uit de EU en partnerlanden kunnen voorstellen indienen voor Joint Projects en
Dus alle reden om met hernieuwde energie met mobiliteit aan de slag te gaan!
Structural Measures. Een nieuwe call verschijnt in het najaar van 2012.
De volledige tekst van het Boekarest Communiqué,
Diverse landen
inclusief mobiliteitsstrategie vindt u op www.ehea.info.
Erasmus Mundus II is gericht op ontwikkeling van Europese joint masters
Informatie: http://eacea.ec.europa.eu/tempus
en joint PhD’s, op te zetten door een consortium van Europese instellingen,
Marlies Leegwater
al dan niet met deelname van andere, ‘derde’ landen. Een tweede
Coördinator internationalisering hoger onderwijs,
onderdeel is gericht op individuele mobiliteit van studenten en medewer-
ministerie van OCW
kers vanuit diverse, per jaar vast te stellen landen naar de EU en vice versa. Het derde onderdeel bevordert de promotie van het Europese hoger onderwijs in de rest van de wereld. Voor het onderdeel joint programmes
QR-code– De geblokte vierkantjes naast de websiteadressen in deze kolom zijn QR-codes. Met een geschikte mobiele telefoon kunt u direct toegang krijgen tot deze websites. Meer info over de QR-code op bijvoorbeeld http://nl.wikipedia.org/wiki/QR-code.
zullen geen calls meer verschijnen.
Informatie: http://ec.europa.eu/erasmus-mundus
3
Erkenningshandboek aanbevolen door onderwijsministers Bolognalanden In het Communiqué van de Bolognaconferentie die eind april in Boekarest plaatsvond, is een aanbeveling opgenomen over de zogenoemde EAR manual. EAR is de naam van een door de Nuffic gecoördineerd project en staat voor ‘European Area of Recognition’. Binnen dat project is een handboek ontwikkeld, dat de bestaande erkenningspraktijk in kaart brengt en aanbevelingen doet voor de juiste handelingswijze.
Europa Expresse sprak met Lucie de Bruin, hoofd van het Nederlandse ENIC-NARIC, dat is ondergebracht bij de Nuffic. ENIC-NARIC’s zijn de nationale erkennings- en informatiecentra van de EU en de Raad van Europa/UNESCO. Lucie was verantwoordelijk voor de coördinatie van het EAR-project. Daarnaast maakte ze deel uit van de EHEA Working Group on Recognition, die in aanloop naar de Boekarestconferentie aanbevelingen voor erkenning heeft geformuleerd.
Wat is het belang van dit handboek? Voor het eerst zijn alle good practices op het gebied van erkenning samengevoegd. Na de Lissabon Erkenningsconventie van 1997 zijn er heel veel studies en projecten geweest, die aspecten van erkenning hebben belicht en waarin good practice is ontwikkeld en beschreven. In het kader van het ENIC-NARICnetwerk is bijvoorbeeld onderzocht wat een ‘wezenlijk verschil’ is [waardoor de ene opleiding in het ene land niet gelijkwaardig zou zijn aan die in een ander land – red.] en er zijn projecten geweest, zoals het CoReproject, die gericht waren op het beschrijven van leeruitkomsten. De EAR manual brengt al deze praktische aanbevelingen samen. Waarom is het van belang dat het handboek genoemd wordt in het Boekarest Communiqué? Al eerder hadden de nationale erkenningscentra afgesproken zich aan dit handboek te houden. Behalve door die bottum-upbenadering wordt de toepassing van de EAR manual nu ook topdown aanbevolen. Zal erkenning van buitenlandse graden in alle Bolognalanden nu geheel volgens de aanbevelingen van de EAR manual verlopen? Nou, het wordt in ieder geval ingewikkelder om het op de oude manier te blijven doen. De ruimte die de abstracte tekst van de Lissabon
Erkenningsconventie liet, is door het handboek verder dichtgetimmerd. Bovendien gaan we door twee nieuwe projecten de daadwerkelijke toepassing van het handboek verder bevorderen. Wordt in een van de nieuwe projecten een handboek voor hogeronderwijsinstellingen ontwikkeld? Dat klopt. In het EAR HEI-project gaan we een handboek ontwikkelen bestemd voor gebruik door de hogeronderwijsinstellingen zelf. Die hebben immers het laatste woord als het erop neerkomt iemand met een buitenlands diploma toe te laten tot hun opleiding. Hoewel er verschillend zijn tussen de landen, beslissen de ENIC-NARIC’s gewoonlijk niet over erkenning van buitenlandse graden. Wij zijn faciliterend en geven advies, maar de instellingen beslissen zelf. Daarom is het belangrijk dat ook daar de good practice van de erkenningsconventie verspreid wordt. En het tweede project? Dat is het EARN-project. Daarin gaan we de erkenningscentra adviseren over het gebruik van het handboek. De NARIC’s gaan zichzelf én, op vrijwillige basis, elkaar evalueren. Ook hier bij de Nuffic gaan we kijken in hoeverre we in onze dagelijkse praktijk de goede voorbeelden van het handboek volledig volgen.
namelijk gestoeld moeten zijn op een visie op wat je als land doet met buitenlandse studenten. Men lijkt zich nu echt gerealiseerd te hebben dat erkenning als middel moet worden ingezet om mobiliteit te bevorderen. Daarin ligt erkenning aan de basis van de EHEA. Zal ‘automatische erkenning’ ooit een feit zijn? Dat zou alleen kunnen als je in het onderwijs van de verschillende landen ‘ingrijpt’ en het echt identiek maakt. Het Bolognaproces heeft, in tegenstelling tot wat aan het begin ervan verwacht werd, de verschillen misschien juist wel groter gemaakt. Die diversiteit in het onderwijs is natuurlijk ook juist een kracht. Elk land heeft toch zijn eigen behoeftes, Nederland heeft zijn topsectoren, en samen voldoen we aan de internationale behoeftes. Het is dus goed dat er steeds betere instrumenten voor handen zijn om erkenning te vergemakkelijken. Want om diversiteit in stand te kunnen houden, is erkenning nodig.
Staat voor de volgende Bolognaconferentie (2015) erkenning weer op de agenda? Dat vind ik moeilijk om te zeggen. Het is in ieder geval een goed teken dat erkenning inmiddels meer als een beleidszaak dan als iets procedureels wordt gezien. De wijze waarop je erkenning van buitenlandse graden inzet, zou Lucie de Bruin
Tempus IV: steeds meer aanvragen De deadline voor de vijfde aanvraagronde van Tempus IV ligt inmiddels achter ons. Op het moment van het verschijnen van deze Europa Expresse is de kwaliteitsbeoordeling van de projectvoorstellen in volle gang. Half juli worden de resultaten gepubliceerd. Eind februari had het Executive Agency in Brussel 676 aanvragen ontvangen. Dat is een stijging van 29 procent ten opzichte van het jaar daarvoor: de belangstelling voor het programma is duidelijk groeiende. Dat komt niet alleen doordat er stevig campagne is gevoerd het afgelopen najaar. Dit jaar is er ook meer subsidie beschikbaar: met een stijging van het budget van meer dan 75 procent kunnen er ook meer projecten geselecteerd worden. Van het totaal aantal aanvragen kwamen er 146 uit de Tempuspartnerlanden. Dat wil zeggen dat het projectvoorstel in een niet-EU-land is opgesteld. Indien de subsidie wordt toegekend, is een instelling van buiten de EU verantwoordelijk voor het project. Gemiddeld telt een aanvragend projectconsortium 14 partners. Binnen Tempus IV kunnen projectsubsidies tussen 0,5 en 1,5 miljoen euro
worden toegekend. Het gemiddeld aangevraagde budget is iets hoger dan € 930.800. Zoals altijd worden er vooral Gezamenlijke Projecten aangevraagd; iets minder dan een kwart van de aanvragen betreft Structurele Maatregelen. Higher Education Reform Experts De Europese Commissie subsidieert via Tempus niet alleen de genoemde joint projects en structural measures. Daarnaast organiseert het uitvoerend agentschap in diverse Tempuslanden ook thematische bijeenkomsten plaats, gericht op onderwijshervormingen in de verschillende regio’s. Op 9 en 10 juli is er een seminar gepland in Armenië over Research based Education at BA,MA and PhD level en in juli of september organiseert de Kyrgyz Turkish University Manas uit Kirgistan het seminar
iversification of Funding, Autonomy and D Strategic Planning at Universities. Dergelijke bijeenkomsten worden vaak bijgewoond door de zogenoemde Higher Education Reform Experts (HERE’s) uit de Tempuslanden. Zij hebben een soortgelijke rol als de Bologna-experts in Europese landen. Geregeld wisselen zij dan ook kennis en ervaringen met elkaar uit. Meer informatie hierover vindt u op de Tempuswebsite, onder Events (zie de link onder aan deze tekst). Projectpartners vinden Misschien wilt u in de toekomst ook een projectvoorstel onder Tempus indien en/of bent u op zoek naar een geschikte partner. Dan is het nuttig om eens de Tempuswebsite te raadplegen. Daar vindt u veel en duidelijke informatie over de verschillende landen, hun hogeronderwijssysteem en de Tempusprojecten die er al zijn geweest. Kijk bijvoorbeeld eens bij de landenfiches, onder Results, statistics & country information.
Onder Information on Tempus projects is daar een Excellijst opgenomen met instellingen die aan een Tempusproject meedoen of meegedaan hebben. U vindt er bovendien ook van de partners van alle projecten de contact personen en e-mailadressen. Publicaties We willen u graag attent maken op de volgende studies over het Tempusprogramma: State of Play of the Bologna Process in the Tempus Partner Countries 2012, a Tempus Study, Issue No 9. Een beschrijving van de stand van zaken in de verschillende partnerlanden van de modernisering van het hoger onderwijs. Preferred Partnerships on Tempus (2008–2011), Mapping By Country, December 2011. Een visueel overzicht van partnerschappen tussen landen. Beide studies zijn in pdf beschikbaar op de Tempuswebsite, onder Publications. Bezoek de website van het uitvoerend agentschap (EACEA) op eacea.ec.europa.eu/tempus.
4
5 x 25 jaar Erasmus in Europa Expresse:
De ouders van de Erasmusstudent Babs Steeneken is moeder van Gemma. Die ging als studente aan de Universiteit Utrecht van augustus tot en met december 2010 voor een studieperiode naar Jyvaskyla in Finland. Behalve de Erasmusbeurs kreeg Gemma ook een financiële bijdrage van haar ouders. Moeder en dochter hadden regelmatig contact via Skype of per e-mail of sms. We staan dit jaar in Europa Expresse uitgebreid stil bij het zilveren jubileum van Erasmus. In het eerste nummer lieten we drie oud-Erasmusstudenten over hun ervaringen vertellen en over de invloed die het op hun latere even heeft gehad. Later dit jaar spreken we ook met docenten en ander personeel van universiteiten en hogescholen. Waarom gaan zij op uitwisseling en wat verandert het aan hun manier van werken, van lesgeven?
Gedurende dit feestelijke jaar laten we ook medewerkers van universiteiten en hogescholen aan het woord, die in die beginjaren verantwoordelijk waren voor het Erasmusprogramma. Hoe ging dat 25 jaar terug? Hoe verliep het contact met de partnerinstelling waar je een student naartoe stuurde toen er nog geen e-mail was? En om welke bedragen ging het toen? In hoeverre is het werken aan studentenmobiliteit veranderd?
De ouders In dit nummer komt een vaak vergeten partij aan bod: de ouders. Welke argumenten vinden zij belangrijk om hun kind op pad te laten gaan? Niet zelden voor het eerst zo lang, zo ver en zo alleen van huis! Of willen ze hun kind juist niet laten gaan? En: in hoeverre was het kind na de buitenlandervaring veranderd?
We zullen ook de Europese Commissie, als subsidiegever, bevragen: hoe heeft die het programma zien veranderen? En het Nationaal Agentschap, wat is daar veranderd in al die jaren? Is er ondanks alle automatisering en verzakelijking nog sprake van persoonlijke betrokkenheid?
BS: Ja. Vanaf het moment dat ze ging studeren hebben wij haar op de mogelijkheid van een buitenlandse studie of stageperiode gewezen.
Is er thuis vaak gesproken over studeren/ werken/wonen in het buitenland?
LH: Het in het buitenland studeren is haar met de paplepel ingegoten. Ik werk bijvoorbeeld in het hoger onderwijs en houd me bezig met o.a. het stimuleren van studenten om naar het buitenland te gaan en begeleid hen daarbij ook. AB: Broers en zussen van mijn man en van mijzelf zijn op redelijk jonge leeftijd tijdelijk naar het buitenland gegaan om daar te werken (o.a. naar Scandinavië en Amerika). Dus het buitenlandvirus zit in de familie. Was je meteen enthousiast toen je kind met het idee kwam naar het buitenland te gaan? BS: Wij hebben haar in haar plannen gesteund en gemotiveerd. Naarmate de datum van vertrek naderde, begonnen wij als ouders het wel steeds spannender te vinden.
LH: Ik vond het een prima idee. Ze heeft eerst een halfjaar stage gelopen op Mauritius en geniet nu van de studie in Vlaanderen. AB: Maureen heeft voordat ze naar Engeland vertrok twee zomers in Frankrijk gewerkt. Ik wist toen al dat ze de smaak van naar het buitenland gaan te pakken had. Mijn man was gelijk enthousiast en vond het fantastisch dat Maureen naar het buitenland ging. Bij mij heeft het moeten groeien. Wat viel je op toen je je kind opzocht tijdens de periode in het buitenland? BS: Wij zijn vijf dagen bij haar geweest. We hebben de universiteit bezocht en uiteraard ook haar studentenkamer. Het universiteitscomplex was heel ruim opgezet in een heel landelijke omgeving. De voorzieningen waren prima in orde. Ze had een ongemeubileerde studentenkamer met alleen een kledingkast en een keukenblok. In de reguliere studentenhuisvesting was geen ruimte meer, dus moest ze naar een kamer in een andere wijk, waar geen buitenlandse studenten zaten. Dat was voor haar wel een tegenvaller. In tweedehandswinkels heeft ze wat huisraad bij elkaar gescharreld. LH: Brussel is dichtbij, dus het advies was ook: zoek Suzan op in Brussel! Ze verblijft in een Erasmusstudentenhuis met negentig buitenlandse studenten. Ze trekken veel met elkaar op, wisselen cultureel veel uit, eten samen en koken dan hun nationale specialiteiten. Er wordt veel gefeest. Ook worden er sociale en
Ons motto is altijd al geweest: volg je hart en grijp de kansen die op je pad komen.
culturele activiteiten georganiseerd door het Erasmus Student Network. AB: We hebben Maureen verrast door opeens voor haar neus te staan toen ze 21 werd. Wat me toen opviel, was dat er in korte tijd hechte vriendschappen ontstaan waren tussen de Erasmusstudenten ter plekke. Ik weet dat Maureen op dit moment met sommige mensen van toen nog steeds contact heeft. Wat waren de grootste veranderingen na terugkomst van je kind? BS: Ze maakte door haar studie al een persoonlijke groei door en haar Erasmusperiode heeft dat alleen nog maar versterkt. Ze heeft haar horizon verbreed. Ze is niet bij de pakken neer gaan zitten, maar heeft van de nood een deugd gemaakt. Nog steeds heeft ze contact met andere Erasmusstudenten van toen. Eenmaal terug in Nederland heeft ze een medestudent geholpen zich voor te bereiden op haar studie in Finland. Die kreeg er helemaal zin in! LH: Ze is absoluut zelfstandiger en volwassener dan voor ze wegging. Ze heeft veel mensenkennis opgedaan en is er ook ondernemender door geworden. Ze heeft het vertrouwen ontwikkeld dat ze in een nieuwe situatie in staat is er iets van te maken. Ook ziet ze dat er meerdere, soms betere en soms minder goede wegen naar Rome zijn. En de weg zelf is ook interessant. AB: Ik heb geen grote veranderingen gemerkt.
5
De dochter van An Bergman studeerde in 1995 aan de HEBO in Den Haag. Maureen, op de foto tussen twee andere Erasmusstudenten, bracht in het collegejaar 95/96 als Erasmusstudent een semester door aan Stockton University College (Durham University) in het noorden van Engeland. Maureens ouders betaalden haar collegegeld; de rest kwam voor haar rekening. Moeder en dochter zochten over-en-weer contact: elke week werd er wel een of twee keer gebeld.
Volgens Leonard van der Hout neemt zijn dochter Suzan vanuit haar Erasmusland maar mondjesmaat contact op met het thuisfront. Suzan studeert International Business & Languages en verblijft tot en met juli 2012 in Brussel aan de CHEC Brussels Management School. Haar ouders betalen de kamerhuur en “wat extraatjes”.
Wat heeft de Erasmuservaring toegevoegd aan de opleiding van je kind of vormde het juist een obstakel? BS: Positief was dat zij vakken heeft kunnen volgen die bij de Universiteit Utrecht niet gegeven worden. Dit resulteerde er wel in, dat zij nu ook nog een extra minor in Amsterdam doet. Een obstakel was dat zij studievertraging heeft opgelopen omdat ze een herkansing niet kon doen vanwege het verblijf in het buitenland. LH: Ik vind deze vraag lastig te beantwoorden. Ik hoor haar vooral vertellen over de confrontatie met een andere onderwijscultuur. Omdat Erasmusstudenten vaak met elkaar optrekken, is het meer de 'internationale cultuur’ waarmee ze kennismaken. Via het onderwijs maken ze kennis op een veel specifiekere wijze met de nationale onderwijscultuur: de verhouding docentstudent, de wijze van instructie, de rol van de student in de klas, et cetera. Inhoudelijk leert ze wel andere dingen dan thuis. De vergelijking met haar eigen onderwijs is ook van belang en interessant. Mijn dochter gaat eigenlijk heel gemakkelijk om met studenten uit andere landen en met andere culturele achtergronden. Een klein obstakel is wellicht het feesten van de Erasmusstudenten, maar of mijn dochter dat ook vindt… Ik heb de indruk dat zij in eigen land minder feest. Het is wel weer zo dat de Erasmusfeesten cultureel worden ingevuld, net als bijvoorbeeld het samen eten.
AB: Haar kennis van het Engels, Frans, Duits en Spaans is verbeterd; ze heeft kennis gemaakt met andere culturen en andere gebruiken; nieuwe mensen leren kennen en een andere manier van lesgeven en studeren. Ambieert je kind, sinds de Erasmusperiode, nog een verblijf in het buitenland? BS: Zij overweegt haar master of een deel daarvan in het buitenland te doen. Zij heeft de smaak duidelijk te pakken! Ik vind het geweldig. Ons motto is altijd al geweest: volg je hart en grijp de kansen die op je pad komen. Haar vakantiebaantje is ook in het buitenland, ze past zich gemakkelijk aan in een gemêleerd gezelschap en ziet de uitdagingen van een groep met vele nationaliteiten. LH: Ze denkt er zeker over om weer naar het buitenland te gaan. Prima dat ze daarover denkt en het waarschijnlijk ook doet. Natuurlijk is het heerlijk om je dochter dichtbij te hebben, maar het is nog mooier haar gelukkig te zien waar dan ook! AB: Na het verblijf in Engeland heeft Maureen ook nog gestudeerd en gewerkt in Spanje, Marokko en Vietnam. Ik vond het voor haar heel leuk, maar ik was telkens weer blij als ze weer terug was in Nederland.
Ze trekken veel met elkaar op, wisselen cultureel veel uit, eten samen en koken dan hun nationale specialiteiten.
6
Europarlement bespreekt Erasmus for all De Europese Commissie lanceerde eind november 2011 een voorstel voor het nieuwe onderwijsprogramma voor 2014-2020 onder de naam ‘Erasmus for all’. Dit jaar zijn het Europees Parlement en de Raad van Europa aan het woord om een oordeel te vellen over dit voorstel. José Ravenstein van het Nationaal Agentschap Leven Lang Leren doet verslag vanuit Brussel.
De onderwijscommissie van het Europees Parlement organiseerde op 27 maart een openbare hoorzitting over Erasmus for all. Dat over de naam van het nieuwe programma het laatste woord nog niet was gezegd, bleek al uit de aankondiging van het debat: ‘Defining a future EU Education and youth programme’. Gematigde toon Vanuit ‘het publieke vak’ kijk ik uit op het Europarlement. Veel parlementariërs zijn er niet aanwezig, valt me op. De onderwijscommissie heeft ongeveer zestig leden. In de loop van de middag blijkt dat de bevlogen voorzitster, Doris Pack, veel invloed heeft op de besluitvorming. Pack opent op nog gematigde toon. Voor het nieuwe programma zijn van belang: onderwijs, jeugd en het terugdringen van de jeugdwerkeloosheid. Er moet gelijkwaardig aandacht zijn voor de vier onderwijssectoren zoals in het huidige Leven Lang Leren Programma. Ze noemt de programma’s Tempus en Erasmus Mundus en benadrukt het belang van Youth in Action.
Onderscheid sectoren verdwijnt De voorzitter heeft vier experts uitgenodigd vanuit een specifieke sector hun visie op het nieuwe programma te geven. De Europese Commissie is vertegenwoordigd door onder anderen Jordi Curell, directeur Leven Lang Leren. Een algemeen gedeelde zorg is het verdwijnen van het onderscheid tussen de sectoren in het nieuwe programma. De naam Comenius staat in scholen voor innovatie, benadrukt Thomas Spielkamp van het Duitse nationaal agentschap voor EU-programma’s. Hij stelt dat de sectorspecifieke aanpak nodig is, zodat de verschillende doelgroepen zich erkend blijven voelen. Geen apart Jeugdprogramma Peter Matjasic, voorzitter van het Jeugdforum, houdt een stevig betoog voor het behoud van Youth in Action als apart programma. Het huidige programma is efficiënt, eenvoudig en kost weinig met groot resultaat. In het nieuwe programma ontbreken bovendien het nonformele onderwijs en het vrijwilligerswerk. Meer sprekers en parlementariërs uiten de wens een apart jeugdprogramma te behouden.
Doris Pack ziet echter geen mogelijkheden. Het programma losmaken van het geheel zou te veel extra regels opleveren, en dat zou inefficiënt zijn.
mogelijkheden voor pas afgestudeerden, of mensen die de arbeidsmarkt al hebben betreden, zijn echter in het nieuwe voorstel niet terug te vinden.
Behoud van merknamen Ook Siegbert Wuttig van het Duitse nationaal agentschap voor EU-programma’s pleit voor het behoud van de sectorale aanpak. Hij wil die combineren met sectordoorsnijdende activiteiten. Daarnaast is hij voor behoud van de merknamen. “Erasmus is immers een acroniem voor mobiliteit van hogeronderwijsstudenten. De toevoeging ‘for all’ schept verwachtingen die je niet kunt waarmaken”, zegt hij.
Jordi Corell antwoordt dat de synergie met de andere programma’s versterkt moet worden. Bijvoorbeeld met het Europees Sociaal Fonds, dat zich onder meer op de arbeidsmarkt richt. Het nieuwe programma gaat over mobiliteit van jongeren op scholen en universiteiten. Hij onderstreept dat het juist nu belangrijk is te investeren in jongeren en onderwijs.
Het lijkt alsof Pack de sprekers heeft uitgenodigd om vooral over dit aspect hun mening te geven. De naam Erasmus for all wordt eigenlijk nauwelijks genoemd. De Europese Commissie probeert tevergeefs te weerleggen dat de naam niet zou stroken met de inhoud. Een aantal parlementariërs vindt de naam zelfs misleidend. Die wekt volgens hen de indruk dat het programma alleen op hoger onderwijs gericht is. Onderwijs en arbeidsmarkt Verschillende europarlementariërs vragen zich af of het nieuwe programma oplossingen kan bieden voor de jeugdwerkeloosheid. Nu hebben we Leonardo da Vinci, gericht op de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Bestaande
Erasmus Intensive Language Courses Elf Nederlandse instellingen gaan in 2012-2013
In de zomer van 2012 kunnen er dus 238
één of meerdere Erasmus Intensive Language
buitenlandse Erasmusstudenten een intensieve
Courses organiseren. Alle projectvoorstellen die
Erasmus taalcursus Nederlands volgen. In de winter van 2013 komen er nog eens 97 bij.
zij hadden ingediend zijn goedgekeurd.
De Europese Commissie had dit jaar voor deze taalcursussen in Nederland een budget beschikbaar van €138.000. Dat is hiermee zo goed als volledig uitgeput.
Doris Pack vindt dat Leonardo moet blijven. Ze reageert resoluut: “De arbeidsmarkt hoort bij opleiding.” Vurig tegenbetoog Pack besluit met een vurig betoog gericht tegen het voorstel van de Europese Commissie. Ze ergert zich aan de onoverzichtelijkheid ervan en somt nogmaals alle gebreken op. Ze wijst erop dat bovendien slechts 44 procent van het totale budget gealloceerd is. Dat moet 90 procent worden, uitgesplitst naar sectoren. Kortom: het Europees Parlement zit nog niet op één lijn met de Europese Commissie. Het Parlement heeft tot de zomer de tijd om feedback te geven op het voorgestelde programma. Na de zomer komt het verslag van Pack. Dan weten we meer!
7
te Moorga quare Finsbury S
Da g boe k v an e e n d o c e n t i n h e t V e r e ni g d Koninkrijk
London Met 2012, a capital (ad-)venture! Dat studenten op pad gaan met Erasmus is algemeen bekend; minder bekend is dat ook docenten een aanvraag kunnen indienen voor een zogeheten mobiliteitstoelage. Europa Expresse besteedt met een serie dagboekfragmenten aandacht aan deze leerzame ervaringen voor docenten. In dit nummer de laatste aflevering, van Anne-Sophie Andela, Senior Lecturer International and European Law aan de International Business School van de Amsterdam University of Applied Sciences/HvA.
Deze krokusvakantie ging ik als gastdocent naar de London Metropolitan Business School. Op de agenda stonden acht lessen over vier verschillende onderwerpen op drie locaties: Moorgate, Holloway Road en Jewry Street. Mijn contactpersoon Ronke Shoderu had enthousiast de links gelegd met haar zeven collega’s wiens lessen ik ging overnemen. Het resultaat: een ambitieus programma, een uitdaging! Maandag 27 februari Moorgate. Het neoclassicistische pand uit 1903 is gebouwd als het hoofdkantoor van Cable & Wireless, een vroege kabel- en communicatiegigant. Hoe toepasselijk! In een hoorcollegezaal met 80 eerstejaars businessstudenten staat de PowerPoint – op maat gemaakt voor dit bezoek – al klaar. Terwijl ik de contouren van het Europees juridisch raamwerk schets, gaat een presentielijst rond. Ik heb ook gevraagd waar zij vandaan komen. Net als bij ons blijkt het een multicultureel gezelschap met studenten uit India, Iran, Saudi-Arabië en Zimbabwe. Maar ook uit München, Manilla, Tbilisi, Baku en Hong Kong. En natuurlijk Londen. Met recht een international classroom! Na de les krijg ik applaus. Oh, the joys of guestlectureship! Aansluitend word ik direct meegetroond naar een andere verdieping. Ik word hartelijk begroet door Etienne Bresch, een Franse econoom die ik al eerder heb ontmoet. Attent overhandigt hij mij een Starbucks cappuccino en een brownie. Daar kom ik pas aan het eind van deze les die twee uur in beslag neemt aan toe. Het Europees mededingingsrecht weet deze derdejaars te boeien. De torenhoge boetes uitgedeeld aan giganten als Microsoft en Intel voor het misbruik van
hun machtspositie en kartelvorming zijn in de internationale zakenwereld bekend. Zo ook onze eigen ‘Nikkelen Neelie’ Kroes, die als eurocommissaris placht te zeggen: “These are the rules, I am merely the referee.” Deze studenten hebben de do’s en dont’s van het zakendoen in Europa in ieder geval helder en zijn zich bewust van de kansen en bedreigingen. Forewarned is forearmed! Nadien praten Etienne en ik na. Over de crisis, het hoger onderwijs en de (werk)houding van studenten. Over het belang van ethiek en moreel leiderschap. En onze grote verantwoordelijkheid de studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op deze wereld in transitie. Etienne refereert aan Antoine de SaintExupérys Le Petit Prince en ik aan Luceberts ‘Alles van waarde is weerloos’. Bijzonder om weer te kunnen constateren dat wij als docenten zeer veel gemeen hebben! Dinsdag 28 februari Holloway Road. We zitten op de North campus van London Met pal naast Arsenal’s Emirates Stadium. Krysztof Boroch haalt mij op. Zijn studenten kijken ervan op, dat een producent of licentiehouder geen verdere controle op de distributie van producten kan uitoefenen, nadat deze voor de eerste maal op de markt zijn gebracht binnen de Europese Unie. Als oudadvocaat en voormalig bedrijfsjurist weet ik echter wel beter dan hen alleen de beperkingen voor te houden. Ik reik hen ook mogelijke oplossingen aan. Als marketeers zullen zij zich er bij de prijsstelling van hun producten van bewust zijn dat zij parallelle import niet kunnen voorkomen maar wel onaantrekkelijk kunnen maken. Mission accomplished! Fleet Street. In Hammick’s Legal Bookstore waar ik als rechtenstudent aan King’s College
Holl owa y Ro ad
London vaak kwam, bekijk ik de laatste juridische uitgaven. Daarna eet ik bij Wong Kei’s, famous for ‘upstairs/downstairs’. Oh, the joys of London! Woensdag 29 februari Onderweg passeer ik Finsbury Square, waar afgelopen nacht de bij St. Paul’s Cathedral verdreven Occupy-beweging is neergestreken. Vanavond bedien ik de parttimestudenten. Net als bij ons combineren deze iets oudere en zeer gemotiveerde studenten hun studie met een baan overdag. Ik heb grote bewondering voor hun doorzettingsvermogen en discipline. Hats off to these mature students! Donderdag 1 maart Ik woon een werkgroep bij over de ins en outs van de Engelse rechterlijke organisatie. Montesquieu’s scheiding van de wetgevende en rechtsprekende macht is eindelijk doorgevoerd. Het hoogste rechtscollege is niet meer the House of Lords maar the Supreme Court. Met overigens een prachtig logo. Tijdens de lunch praat Ronke mij bij over de recent doorgevoerde samenvoeging van vakken in grotere coherente units. Het idee: door minder versnippering verscherpt de focus. Het beoogde resultaat: een afname van de uitval en een toename van het studiesucces en studenttevredenheid. Een bekend thema! London Metropolitan en de International Business School hebben sowieso veel gemeen.
Met een geschiedenis die teruggaat tot de negentiende eeuw en nauw is verweven met de internationale commerciële omgeving van een grote haven hebben beide instituten zakenmensen opgeleid lang voordat het vak bedrijfskunde bestond. Vrijdag 2 maart Jewry Street. Het onderwerp is ‘employability’. Desgevraagd blijken de toekomstplannen en ambities divers. Van solicitor en barrister tot bankier en zelfs politieofficier! We lopen langs de kwaliteiten die je ‘employable’ maken, die je voorbereiden op de flexibele arbeidsmarkt van vandaag. Knowledge en skills: een sine qua non. Wat het verschil maakt is attitude. Hands on. Can do. In je kracht staan. Je bewust zijn van je sterke én zwakke kanten. Passie. Authenticiteit. En: wat heb je naast je studie gedaan aan sport, spel, bestuursfuncties of goede werken? Ik heb een snaar geraakt: er ontstaat een levendige discussie. Het format van deze module zou ook bij ons niet misstaan. Het is een van de aanbevelingen die ik mee naar huis neem. The South Bank. Tijdens een wandeling kijken Ronke en ik terug op de afgelopen week. Het is wederzijds goed bevallen. A successful ‘venture between capitals’, of zoals Ronke het formuleert: “A new face, a new voice, a new perspective gets the juices flowing.”
“A new face, a new voice, a new perspective gets the juices flowing.”
8
Col u mn :
Een Europees vlagschip op koers naar nieuwe uitdagingen Als men een programma moet noemen dat de motor is geweest voor de internationalisering van het onderwijs in Europa, dan is het ongetwijfeld het Erasmusprogramma. Voordien was de internationale dimensie van het Europese hoger onderwijs marginaal. Natuurlijk, er waren buitenlandse studenten, ontwikkelingssamenwerking en nationale beurzen voor onderzoekers en studenten. Maar de omvang was beperkt en de internationalisering was niet structureel ingebed in nationaal en instellingsbeleid. Met de komst van Erasmus werd een onomkeerbare trend ingezet van onderwijssamenwerking en -uitwisseling, die doorwerkt in alle facetten van het hoger onderwijs. Het programma is de inspiratie en proeftuin geweest voor nauwere samenwerking met en uiteindelijke inbedding van landen in Centraal- en Oost-Europa in de Europese Unie. Zonder Erasmus zouden onderwijsprogramma’s met de rest van de wereld, zoals Erasmus Mundus, niet denkbaar zijn geweest. Zelfs de omvangrijke Europese onderwijshervorming, het Bolognaproces en het Europese studiepuntensysteem ECTS vinden hun oorsprong in Erasmus. In de loop van de afgelopen 25 jaar is zowel het programma zelf als de internationalisering van het Europese hoger onderwijs sterk veranderd. Na het enthousiasme van de eerste jaren, waarin de docenten centraal stonden, kreeg het programma geleidelijk aan een meer institutioneel karakter. De nadruk kwam op studentenmobiliteit. De belangstelling van studenten zelf voor Erasmusbeurzen groeit echter minder dan verondersteld was. Recent is geconstateerd dat in de meeste Europese landen de doelstelling van
20 procent studentenmobiliteit bij lange na niet gehaald wordt. Bij veel overheden en instellingen is het accent bovendien verschoven van samenwerking en uitwisseling naar concurrentie en marktwerking. Het nieuwe programma ‘Erasmus for All’ lijkt een poging om het oude met het nieuwe te verbinden. De bundeling van programma’s, het leenstelsel voor mobiliteit in de masterfase … het zijn manifestaties van de blik naar buiten de Europese Unie, en van nadruk op diplomamobiliteit erbinnen. Tegelijkertijd willen de ministers van onderwijs vasthouden aan 20 procent mobiliteit, en het Europees Parlement streeft zelfs naar 100 procent. Omgekeerd stelt demissionair staatssecretaris Zijlstra dat mobiliteit geen doel op zich is, en lijken de financiële problemen geen ruimte te bieden voor vergaande ambities. Een inhoudelijke en realistische toekomstvisie voor internationalisering en Erasmus is nodig. Mobiliteit is net als internationalisering inderdaad geen doel op zich, maar een bijdrage aan bevordering van de interculturele en internationale competenties van studenten en de kwaliteit van het onderwijs. Erasmus had als voornaamste doel om Europees burgerschap te bevorderen. Dat doel, niet politiek maar onderwijsinhoudelijk ingevuld, moet weer voorop komen te staan. Erasmus en internationalisering moeten terug naar de docenten en opleidingen.
Hans de Wit hield op 9 mei 2012, in Kopenhagen de keynotespeech tijdens de Conferentie ‘Celebrating Erasmus, 25 years past achievements and future
Hans de Wit
perspectives’, georganiseerd
Lector internationalisering van het onderwijs, Hogeschool van Amsterdam; directeur ‘Centre
door het Deense Voorzitterschap
for Higher Education Internationalisation’, Università Cattolica Sacro Cuore, Milaan
van de Europese Unie in samenwerking met de Europese
Actueel nieuws over Europese programma’s wordt ook verspreid via Nuffic News. Meld u aan voor deze tweewekelijkse digitale nieuwsbrief via www.nuffic.nl/nufficnews
Commissie.
Wie is wie binnen het NA Leven Lang Leren Binnen de Nuffic worden de Europese programma’s voor het hoger onderwijs beheerd door de afdeling Nationaal Agentschap Leven Lang Leren. Voor vragen kunt u contact opnemen met de desbetreffende medewerker. Nationaal Agentschap Leven Lang Leren – Onderdeel HO Joep Houterman
Frank Nentenaar
Joy Plokker
Applicatiebeheerder
Programmabeheerder
T 070 4260 265 E fnentenaar[at]nuffic.nl
Studentenmobiliteit
Madalena Pereira
T 070 4260 233 E jplokker[at]nuffic.nl Heleen Ravenhorst
National Structure
Directeur Nationaal Agentschap
Erasmus
Leven Lang Leren
Sabine Galjé
José Ravenstein
Programmabeheerder Docenten- en
Afdelingshoofd Nationaal A gentschap
Beleidsmedewerker
Stafmobiliteit, EILC, Stages
Leven Lang Leren
T 070 4260 240 E jrvstein[at]nuffic.nl Petra de Greeve
T 070 4260 226 E hrvhorst[at]nuffic.nl Tessa Humphries
Programmabeheerder
Programmabeheerder
Jolanda Tijssen
Intensive Programmes
Financieel Medewerker
T 070 4260 216 E pdgreeve[at]nuffic.nl
T 070 4260 227 E thumphries[at]nuffic.nl
Elise Kamp Secretaresse/Programma-assistent
Erasmus Mundus
T 070 4260 237 E mpereira[at]nuffic.nl Bologna-experts Madalena Pereira Secretaris
T 070 4260 237 E mpereira[at]nuffic.nl Tempus José Ravenstein National Contact Point
Maarten Hartman Programma-assistent
T 070 4260 240 E jrvstein[at]nuffic.nl
T 070 4260 303 E mhartman[at]nuffic.nl g r a t i s A B O N N E M E N T V O O R M E D E W E R K E RS H O - I N ST E L L I N G E N : W W W . N U F F I C . N L / E U R O P A E X P R E SS E
Vragen aan de redactie kunt u sturen naar: europaexpresse[at]nuffic.nl
Hoofdredactie: Jef Stapel, Nuffic, afdeling Media Redactie en drukwerkcoördinatie: Nuffic, afdeling NA LLL en afdeling Media Eindredactie: Eric Daamen, afdeling Media Vormgeving: Sabrina Luthjens BNO, Christina Schürmann [www.makingwaves.nl]
Europa Expresse is een publicatie van de Nuffic. Deze publicatie werd gefinancierd met de steun van de Europese Commissie. De verantwoordelijkheid voor deze publicatie ligt uitsluitend bij de Nuffic; de Commissie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het gebruik van de informatie die erin is vervat.
Druk: Prints & Proms, Rotterdam Redactieadres: Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag T 070 426 0261, F 070 426 0259, E europaexpresse[at]nuffic.nl
Hoewel de informatie in deze uitgave met de grootste zorg is samengesteld, kan de Nuffic niet instaan voor het feit dat de gegevens juist en/of volledig zijn. De informatie kan tussentijds gewijzigd zijn of aangepast. De Nuffic aanvaardt ter zake geen aansprakelijkheid. U wordt daarom geadviseerd om in voorkomende gevallen de juistheid van de informatie zelf te verifiëren. Het auteursrecht op deze uitgave berust bij de Stichting Nuffic, Den Haag. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Nuffic.