Aandachtskinderen 0-4 jaar
Sturing en Beleid
Datum: 20 maart 2013
Inleiding Tijdens de LEA conferentie van 25 mei 2011 zijn een zevental speerpunten benoemd. Eén speerpunt daarvan is aandachtskinderen 0-4 jaar. Gedurende die bijeenkomst is over dit onderwerp gesproken door een aantal deelnemers van de conferentie waarbij het met name ging over het opzetten en uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek voor de opvang van deze kinderen, bijvoorbeeld door het oprichten van een medisch kinderdagverblijf. Kijkend naar de ontwikkelingen van passend onderwijs en de decentralisatie van de jeugdzorg is een dergelijk haalbaarheidsonderzoek nog niet aan de orde, maar wordt er meer gekeken naar de mogelijkheden van passende opvang binnen reguliere kinderopvangorganisaties en aansluiting bij de bestaande zorgstructuren. De expertgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het CJG, Sport en Welzijn, de Brede School, kinderopvangorganisaties, primair onderwijs, Pameijer en de gemeente, brengt een advies uit richting de LEA. Wettelijk kader In het kader van de wet WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) is de gemeente verplicht om de volgende taken op het terrein van preventief jeugdbeleid uit te voeren: signaleren van mogelijke opvoed- en opgroeiproblemen; informeren en adviseren van ouders en jeugdigen over het totale gemeentelijk aanbod van preventieve opvoed- en opgroeiprogramma’s; licht pedagogische hulp bieden, dit kan vaak voorkomen dat later veel zwaardere interventies nodig zijn; doorverwijzen en toeleiden naar een andere organisatie als direct duidelijk is dat er andere hulp nodig is; zorgcoördinatie bij kinderen en gezinnen waar meerdere hulpverleningstrajecten tegelijkertijd zijn of worden ingezet. In het kader van de WCPV (Wet op de Collectieve Preventie) voert de Jeugdgezondheidszorg -9 1 maanden - 19 jaar van CJG-Rijnmond preventieve zorg uit . Met het realiseren van het Centrum voor Jeugd en Gezin in Ridderkerk zijn de taken op het gebied van de opvoedondersteuning (WMO) en de preventieve zorg van de Jeugdgezondheidszorg (WCPV) gebundeld. In de Wet op de Jeugdzorg is geregeld dat Bureau Jeugdzorg, indien zwaardere hulp op indicatie nodig is, hiertoe indiceert. Risicokinderen/aandachtskinderen hebben uiteraard vaker hulp op indicatie nodig. Vanuit het CJG is er een goede schakeling met Bureau Jeugdzorg. Naast de indicaties die Bureau Jeugdzorg verstrekt, speelt het Zorgkantoor een rol: het zorgkantoor is bij alle indicatiestellingen waar het gaat om AWBZ betrokken. Het is de bedoeling dat dit, net als de taken van de jeugdzorg, in de toekomst wordt overgeheveld naar de gemeente. Definitie In deze notitie wordt gesproken over aandachtskinderen. Maar wat wordt hier nu eigenlijk mee bedoeld. Bij aandachtskinderen gaat het om kinderen die meer zorg nodig hebben dan gemiddeld. Hierbij gaat het bijvoorbeeld niet om kinderen die alleen een taalachterstand of een motorische achterstand hebben, maar bijvoorbeeld een vorm van ADHD. Het CJG maakt bij het screenen van 1
De inhoud van de zorg is vastgelegd in het BTP (basistakenpakket JGZ) met een uniform deel en een maatwerkdeel.
Ambtenaar Mw. Borsboom-van Langen - T 0180 451 615 - e-mail
[email protected]
Sturing en Beleid
kinderen gebruik van het ernsttaxatiemodel dat is ontwikkeld door CJG-Rijnmond en de GGDRotterdam Rijnmond. Dit model gaat uit van: functioneren kind: lichamelijk, cognitief, gedrag en psychosociaal; verzorging kind: kwaliteit van de basiszorg, zoals medische zorg, voeding, huisvesting et cetera en onderlinge steun van de ouders/verzorgers; ouderschap: beleving opvoeding en beleving ouderschap; omgeving: omstandigheden en steun netwerk. Omvang Binnen Ridderkerk zijn er tussen 1 augustus 2008 en 1 augustus 2012 1766 kinderen geboren. In totaal maken circa 1014 kinderen gebruik van de kinderopvangorganisaties (664 kinderen) en de peuteropvang (350 kinderen). Dit is een bereik van 57% . Door het CJG zijn de volgende cijfers aangeleverd: tussen de 0 en 1 jaar: 440 kinderen; tussen de 1 en 2 jaar: 443 kinderen; tussen de 2 en 3 jaar: 469 kinderen; tussen de 3 en 4 jaar: 421 kinderen; totaal: 1773 kinderen. Van dit aantal kinderen staan 90 kinderen geregistreerd met één of meerdere risicofactoren, bijvoorbeeld een achterstand in de taalontwikkeling. Deze kinderen kunnen over het algemeen wel worden opgevangen in de reguliere opvang. In deze notitie gaat het over aandachtskinderen, dus kinderen die meer zorg nodig hebben dan gemiddeld. Het aantal kinderen waar het in deze notitie over gaat is de afgelopen tijd toegenomen in Ridderkerk. Deze toename komt overeen met de landelijke tendens. Uit een eerste inventarisatie blijkt dat het in Ridderkerk per jaar gaat om circa 15 aandachtskinderen. In de laatste maanden van 2012 en de eerste maanden van 2013 vindt een uitgebreidere inventarisatie plaats door het CJG waardoor het aantal aandachtskinderen per leeftijdscategorie inzichtelijk wordt. Het CJG hanteert de volgende landelijke kengetallen: met 80% van de kinderen gaat het goed en zijn er geen problemen; bij 15% van de kinderen wordt preventief extra ondersteuning geboden; 5% van de kinderen hebben te maken met multi-problemen. Het bereik van het CJG is tot circa 6 maanden 99%, 90% met 2 jaar en 80% van 2 tot 4 jaar. Opvang en ondersteuning aandachtskinderen binnen Ridderkerk Binnen Ridderkerk zijn er de volgende organisaties en instanties om aandachtskinderen op te vangen en/of ondersteuning te bieden. Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Er zijn veel organisaties die zich bezighouden met signalering van aandachtskinderen inclusief beoordeling, interventie, zorg en nazorg. De gemeente heeft daarbij de wettelijke taak om als regisseur op te treden. Dit betekent dat binnen het CJG de gemeente regisseert en dat de verschillende partijen en specialismen de zorg aan het kind en de ouder beter afstemmen (procesregie). Alle netwerkpartners van het CJG werken hierbij samen en brengen de zorg bij het kind en de ouder. Met andere woorden: daar waar het kind en de ouder zijn, moet de zorg komen. Dit wordt ook wel het ‘wrapped around care model’ genoemd. Het wrapped around care model vereist sluitende afspraken in de samenwerking en gedurende het verwijsproces. Deze zijn rond het CJG-Ridderkerk vastgelegd in een samenwerkingsconvenant en in de ‘Werkwijzer CJG’. Alle
Sturing en Beleid
kinderen en jeugdigen, en vooral zij die extra ondersteuning of hulp nodig hebben, komen op deze manier snel en langs korte lijnen in beeld en krijgen de benodigde zorg. Hierbij vindt overdracht snel en onbureaucratisch plaats. Op deze wijze komen kinderen eerder op de juiste plek terecht en wordt de effectiviteit van de zorg groter. In de voorschoolse periode wordt dit proces onder andere georganiseerd vanuit het CJG-Voorschools Zorg Advies Team. Geboortehuisbezoeken en prenatale huisbezoeken Vanuit het CJG vinden geboorte- en prenatale huisbezoeken plaats. Geboortehuisbezoeken vinden plaats bij alle ouders. Prenatale huisbezoeken vinden daarentegen plaats bij ‘kwetsbare zwangeren’. Bij deze bezoeken komen onderwerpen aan de orde als gezondheid, kraamzorg, opleiding, wonen, financiële situatie et cetera. Door bepaalde vragen en/of zorgen vroeg te bespreken zijn ouders beter voorbereid. Indien gewenst kan een situatie (in overleg met de ouders) voorgelegd worden aan het CJG-Voorschools Zorg Advies Team. Het CJG-Voorschools Zorg Advies Team (VZAT) In de voorschoolse periode is het CJG de spil in de basiszorgstructuur voor kinderen van -9 maanden tot 4 jaar en heeft daartoe een multidisciplinair casuïstiekoverleg ingericht. Voor die leeftijdsgroep is de ouder- en kindzorg van consultatiebureaus/JGZ immers de belangrijkste plaats waar signalen bij kinderen en gezinnen opgevangen worden. Ook de kraamzorg en verloskundigen vervullen hierin een belangrijke rol en de aansluiting hiervan in het CJG is zeker vanuit het oogpunt van vroegsignalering een belangrijke factor. Voor een goede doorgaande zorglijn in het kader van ‘één kind, één gezin, één plan’ is een goede overdracht en opvolging van signalen tussen CJG -9 maanden tot 4 jaar en het primair onderwijs (en later van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs van belang). In het VZAT (zoals het multidisciplinair casuïstiekoverleg -9 maanden tot 4 jaar in Ridderkerk wordt genoemd) zitten professionals met verschillende achtergronden, zoals een jeugdverpleegkundige en een arts van het consultatiebureau, een pedagoog, een consulent van MEE in het kader van Integrale Vroeghulp en de coördinator van het CJG die het overleg voorzit. Als een kind gebruik maakt van een voorschoolse voorziening sluiten ook medewerkers van de voorschoolse voorziening aan bij het overleg. Deze professionals denken samen met de ouders mee over de ontwikkeling van hun kind. Gezamenlijk wordt gezocht naar mogelijke oorzaken van een stagnerende ontwikkeling bij het kind, wordt gezocht naar oplossingen en wordt hierin de samenwerking gezocht met partners buiten het CJG zoals het Sophia Kinderziekenhuis, kinderartsen, medisch kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en het basisonderwijs. Doorlopende zorg- en leerlijnen De overstap van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf naar de basisschool is een belangrijke stap in het leven van een kind. Bij deze overstap wordt in Ridderkerk gebruikt gemaakt van het overdrachtsdocument Van Klein naar Groot. Over het algemeen verloopt deze overstap zonder problemen, maar soms zijn er leerlingen waarbij er extra informatie moet worden overgedragen aan de basisschool. Dit gebeurt via een ‘warme overdracht’, waarbij er sprake is van fysiek contact tussen de voorschoolse voorziening en de basisschool. Dit is nog een punt van aandacht binnen Ridderkerk (zie advies toekomstige werkwijze binnen Ridderkerk). Er blijft een kleine groep kinderen (naar schatting ongeveer 5%) over waarbij de overgang naar een basisschool niet zo vanzelfsprekend is, de zogenaamde ‘aandachtsleerlingen’. De laatste jaren is er met name bij deze groep leerlingen wat ruis op de lijn ontstaan bij de overgang van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf naar de basisschool. Binnen het VZAT wordt gestreefd dat er juist voor deze kinderen een goede doorgaande lijn is, waarbij enerzijds de continuïteit wordt geborgd (bijvoorbeeld bij een verhuizing) en anderzijds een goede aansluiting van de JGZ bij de overdrachtsmomenten.
3 januari 2013
Aandachtskinderen 0-4 jaar
Volgnr. 3 van 8
Sturing en Beleid
Om deze doorgaande lijn te verbeteren, ontwikkelen de partners op elkaar aansluitende programma’s tussen de verschillende schakels; van peuterspeelzaal en kinderdagverblijf tot aan de basisschool. Op deze schakelpunten, dus al voordat kinderen leerplichtig worden, wordt met name vanuit het CJG (VZAT) met betrekking tot de voorschoolse aandachtskinderen samengewerkt met diverse basisscholen en het samenwerkingsverband RiBA. Als de kinderen geen gebruik maken van een voorschoolse voorziening, vindt overdracht plaats vanuit het CJG naar de basisschool en/of het samenwerkingsverband RiBA. Eigen kracht Vanuit het CJG wordt zoveel mogelijk gepraat met de ouders in plaats van over de ouders. ‘Het gesprek’ met de ouders staat centraal. Dit ‘gesprek’ kan bij ouders, op het CJG of op de kinderopvangvoorziening plaatsvinden. Ouders hebben vanuit de zorg te maken met zo min mogelijk gezichten. Gestreefd wordt naar de inzet van één contactpersoon vanuit de zorg. Met ouders bepalen we hoe en welke zorg wordt gearrangeerd. Vanuit het principe een kind, een gezin, een plan wordt met ouders een gezinsplan opgesteld. Ouders voeren mede-regie over dit plan en kunnen dit plan online mede-beheren. Samenwerkingsverband RiBA Ieder kind heeft recht op goed onderwijs in een vertrouwde omgeving. De basisschool kan in de meeste gevallen zo’n omgeving bieden. Maar soms kan een kind een extra steuntje in de rug gebruiken. Het samenwerkingsverband ondersteunt scholen en ouders bij het vinden van een passende oplossing voor elk kind. In de BAR-regio werken per augustus 2014 circa 42 basisscholen, 1 school voor speciaal basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs, cluster 3 en 4 samen aan één doel: Passend onderwijs voor elk kind. Samenwerkingsverband RiBA werkt vanuit de volgende uitgangspunten: de eerste en belangrijkste verantwoordelijkheid voor de (ortho-didactische) leerlingenzorg ligt bij de scholen en schoolbesturen. Het samenwerkingsverband ondersteunt dat en vult aan waar nodig. het SWV streeft naar schoolnabije en laagdrempelige oplossingen met een zorgcontinuüm dat kinderen ondersteunt in hun individuele onderwijs en – ondersteuningsbehoeften en met zo weinig mogelijk bureaucratische belemmeringen. het SWV werkt integraal samen met de (jeugd) zorg(kolom). Aandachtskinderen die in de voorschoolse periode in het CJG-Voorschools Zorg Advies Team zijn besproken kunnen worden overgedragen aan het Zorgplatform van het RiBA, mits het kind staat ingeschreven op 1 van de bij het SWV aangesloten basisscholen. Het Zorgplatform is de spil wanneer in het basisonderwijs ondersteuning moet worden toegewezen om voor een leerling passend onderwijs te arrangeren. Het Zorgplatform bestaat uit een leerkracht, ouders, een intern begeleider, een orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werker (vanuit het CJG) en een CJGverpleegkundige. In bepaalde situaties sluit ook de schoolarts en/of CJG-coördinator aan. Het Zorgplatform bepaalt in afstemming onderwijsarrangementen en werkt hierin steeds nauwer samen met de (jeugd) zorg(kolom). In Ridderkerk zijn een tweetal scholen niet aangesloten bij het Samenwerkingsverband RiBA, te weten de Rehobothschool en de Ds. G.H. Kerstenschool. Beide scholen zijn aangesloten bij een landelijk samenwerkingsverband voor reformatorisch onderwijs. Vanuit het CJG hebben de schoolmaatschappelijk werker en de jeugdverpleegkundige contact met beide scholen. Over de koppeling tussen de voorschoolse periode en de basisschool moeten nog afspraken worden gemaakt. Dit overleg wordt komende tijd ingepland.
Sturing en Beleid
Homestart Vanuit Homestart worden vrijwilligers ingezet in gezinnen die extra ondersteuning kunnen gebruiken. Een voorwaarde is wel dat er minimaal 1 kind is binnen het gezin beneden de 6 jaar. Pameijer In bepaalde moeilijke gevallen, bij lichamelijke, verstandelijke en psychiatrische beperkingen, kan de expertise van Pameijer worden ingezet. Voor een langdurige inzet van de Pameijer is een indicatie vereist. De ouders moeten dit zelf aanvragen. De Pameijer kan hierbij wel ondersteunen. De financiering gaat via het zorgkantoor. De ondersteuning kan bestaan uit de inzet van een gezinscoach (pedagogische ondersteuning thuis van het gezin) of praktische ondersteuning (de ouders worden voor een kortere periode ontlast van de zorgtaken). Voor eenmalige/kortdurende ondersteuning kan direct contact worden opgenomen met de Pameijer. Verder heeft Pameijer het Kinderdagcentrum De Metronoom. Dit centrum biedt ontwikkeling, stimulering en dagbesteding aan kinderen/jongeren tot 18 jaar met een (meervoudige) beperking of een ontwikkelingsachterstand. Het gaat om kinderen met een leerplichtontheffing. Om naar dit Kinderdagcentrum te kunnen is wederom een indicatie noodzakelijk. Voordat tot plaatsing op het Kinderdagcentrum wordt overgegaan, wordt geprobeerd kinderen zo lang mogelijk om te vangen binnen de reguliere opvang. Pameijer biedt in deze gevallen ook ondersteuning van de pedagogisch medewerkers van een regulier kinderdagverblijf aan. Jonge Moeders Zelfstandig Jonge Moeders Zelfstandig is een organisatie die begeleiding biedt aan tienermoeders. Zij ondersteunen/regelen in samenwerking met onder andere het CJG zaken rondom onderwijs, zorg et cetera. Jonge moeders zijn hierdoor beter voorbereid. Stichting Sport en Welzijn Vanuit de Stichting Sport en Welzijn wordt Opstapje aangeboden. Opstapje is een stimuleringsprogramma voor moeder en kind in de voorschoolse periode (2 tot 4 jaar). Het doel is kinderen voldoende taal en andere vaardigheden mee te geven, zodat zij een betere start kunnen maken in het basisonderwijs. Tegelijkertijd wordt ook gewerkt aan de ontwikkelingskansen van moeder en kind door bijvoorbeeld de interactie tussen moeder en kind te stimuleren. Het programma richt zich op kinderen (en hun opvoeders) met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand. Het programma duurt twee schooljaren waarbij het eerste schooljaar bestaat uit huisbezoeken en groepsbijeenkomsten en gedurende het tweede jaar vindt het programma geheel plaats in de peuteropvang. In de peuteropvang kunnen kinderen van 2 tot 4 jaar zichzelf spelenderwijs ontwikkelen op verschillende aspecten, zoals sociaal, creatief, emotioneel, cognitief en motorisch. De peuteropvang wordt gezien als een belangrijke voorbereiding op de basisschool. Eventuele achterstanden in de ontwikkeling worden hier opgemerkt. Door middel van VVE-groepen wordt extra ondersteuning geboden bij achterstanden. Naast het aanbieden van peuteropvang en Opstapje is de Stichting Sport en Welzijn in samenwerking met Flexus Jeugdplein bezig met het opzetten van een database van vrijwilligers. Deze vrijwilligers kunnen gericht worden ingezet binnen gezinnen. Tot slot zijn bij de Stichting Sport en Welzijn combinatiefunctionarissen werkzaam. In de leeftijdscategorie 0 tot 4 jaar richten zij zich op de motorische ontwikkeling, onder andere door het aanbieden van het programma Beweegkriebels. Naast bovengenoemde organisaties en instanties kan binnen Ridderkerk voor de opvang en/of ondersteuning van aandachtskinderen ook gebruik worden gemaakt van onderstaande. 3 januari 2013
Aandachtskinderen 0-4 jaar
Volgnr. 5 van 8
Sturing en Beleid
Voor- en Vroegschoolse Educatie Binnen Ridderkerk bieden diverse aanbieders van kinder- en peuteropvang VVE-programma’s aan om te voorkomen dat kinderen met een (taal)achterstand beginnen aan het basisonderwijs. Vakleerkrachten Een aantal vakleerkrachten binnen Ridderkerk zijn MRT-geschoold (Motorisch Remedial Teaching). Gebrek aan beweging heeft ertoe geleid dat kinderen te maken hebben met bewegingsachterstanden, overgewicht en obesitas. Dit kan leiden tot achterstanden op motorisch vlak. Naast de motorische beperkingen heeft dit ook gevolgen voor de sociaal-emotionele vorming, het functioneren op school en later in de maatschappij en de algehele gezondheid. Pilot CBS De Klimop In Wijk West in Ridderkerk is vanaf augustus 2012 rond CBS De Klimop in het kader van de decentralisatie jeugdzorg een pilot gestart. De looptijd van de pilot is tot en met december 2013. Er is voor deze wijk, school en kinderopvang gekozen, omdat hier relatief veel zorgkinderen aanwezig zijn (sociale armoede en taalachterstanden). Meerdere initiatieven worden ontplooid, waarbij meerdere partijen als het CJG, de wijkregisseur, het onderwijs en Sport en Welzijn zijn betrokken. De proeftuin is een van de proeftuinen die vanuit het programmaplan decentralisatie van de jeugdzorg in de stadsregio Rotterdam wordt uitgevoerd. De regie over de Ridderkerkse proeftuin ligt bij de gemeente Ridderkerk. In de BAR-gemeenten Barendrecht en Albrandswaard wordt een soortgelijke proeftuin opgezet. Ontwikkelingen binnen Ridderkerk In het voorjaar van 2012 zijn vanuit de gemeente en het CJG verkennende gesprekken gevoerd met een aantal zorgaanbieders over hun mogelijkheden in het versterken van de zorgstructuur 0-4 jarigen. In de toekomst willen onder andere St. Stek-Jeugdzorg en St. Trivium-Lindenhof specialistische hulp (extra pedagogische begeleiding) lokaal inzetten, onder andere in de kinderopvang ten behoeve van de opvang van aandachtskinderen. Het concept Alert4You sluit op deze ontwikkeling aan en kan mogelijk een plaats krijgen in Ridderkerk. Het doel van de inzet is dat kinderen sneller en dichterbij huis geholpen kunnen worden in plaats van doorverwezen te worden naar onder andere medische kinderdagverblijven. In 2013 wordt een en ander verder uitgewerkt. Advies toekomstige werkwijze binnen Ridderkerk Binnen Ridderkerk zijn er de nodige organisaties en instanties om ondersteuning en opvang te bieden aan aandachtskinderen van 0-4 jaar. Er moet echter wel worden zorg gedragen voor een betere samenwerking, een betere inbedding en aansluiting bij bestaande zorgstructuren. Om dit te kunnen bewerkstellingen worden de volgende aanbevelingen gedaan: 1. opstellen van een procesbeschrijving, waarbij het VZAT meer kracht en macht krijgt; 2. inzetten van een onafhankelijk intern begeleider in de voorschoolse periode; 3. Ridderkerk-breed gebruik maken van Sisa; 4. realiseren van een goede overdracht tussen het consultatiebureau, de voorschoolse voorzieningen en het primair onderwijs. In het navolgende gedeelte worden bovenstaande aanbevelingen kort toegelicht. 1. Procesbeschrijving Om zorg te dragen voor een betere samenwerking, een betere inbedding en aansluiting bij bestaande zorgstructuren is het op de eerste plaats van belang dat het voor betrokkenen duidelijk is hoe moet worden gehandeld als een bepaalde situatie zich voordoet. Om deze duidelijkheid te bewerkstelligen is een procesbeschrijving opgesteld door de expertgroep (zie bijlage 1). Een
Sturing en Beleid
coördinerende en een signalerende rol is weggelegd voor het CJG. De procesbeschrijving wordt door een medewerker van het CJG besproken met de voorscholen. Voor de zomer van 2013 moet dit zijn afgerond. 2. Onafhankelijk intern begeleider Voor een betere inbedding is het op de tweede plaats van belang dat wordt onderzocht of het haalbaar is om een onafhankelijke intern begeleider binnen de kinder- en de peuteropvang Ridderkerk-breed in te zetten. Deze intern begeleider begeleidt op de werkvloer, kijkt in het belang van de ouder en het kind, kan pedagogisch medewerksters situationeel coachen, neemt deel aan het VZAT en voert gesprekken met de ouders. De Kinderopvang SKR heeft een dergelijk onderzoek uitgevoerd voor de eigen locaties, maar dit was financieel niet haalbaar. In het laatste kwartaal van 2012 heeft een eerste onderzoek plaatsgevonden, waarbij onder andere op hoofdlijnen is gekeken welke taken uitgevoerd kunnen worden, hoe de financiering zou kunnen en hoe de centrale IB’er wordt ingezet in Barendrecht. Gedurende de eerste vijf maanden van 2013 vindt een gedetailleerd onderzoek plaats, waarbij onder meer wordt gekeken naar de taken en de financiën. Bij het onderzoek zullen de volgende partijen worden betrokken, te weten de kinderopvangorganisaties, het primair onderwijs, het CJG, het samenwerkingsverband, de Stichting Sport en Welzijn, de Brede School en de gemeente. 3. Sisa Voor een betere inbedding is het van belang dat alle kinderopvanginstellingen gebruik maken van Sisa (signaleren en samenwerken). In dit systeem kunnen professionals van zowel de voorschoolse voorzieningen als het onderwijs een melding maken indien zij het gevoel hebben dat zorg nodig is voor een bepaald kind en/of gezin. Tot op heden maken niet alle betrokken instanties gebruik hiervan en het gebruik van Sisa is niet optimaal. Er worden weinig meldingen gedaan. Over de maanden januari tot en met september 2012 zijn er 34 meldingen gedaan, waarbij 75% van de meldingen is gedaan door de ambtenaren van leerplicht en GOSA. Op 23 januari 2013 heeft een themabijeenkomst plaatsgevonden waarbij enerzijds is ingegaan op aandachtskinderen (hoe gaan we ermee om) en anderzijds op Sisa en meldcode (waarom ook alweer, waar wordt tegenaan gelopen en hoe kan het beter). In de verdere uitvoering is een coördinerende rol weggelegd voor de gemeente, waarbij Sisa en de meldcode voortdurend een punt van aandacht zijn. 4. Goede overdracht Voor een betere inbedding is het tot slot van belang dat er sprake is van goede overdracht tussen het consultatiebureau, de voorschoolse voorzieningen (de kinderopvangorganisaties en de peuteropvang) en het primair onderwijs. Binnen Ridderkerk wordt voor de overdracht tussen de voorschoolse voorzieningen en het primair onderwijs gebruik gemaakt van het vastgestelde overdrachtsdocument Van Klein naar Groot. In juni 2012 heeft een evaluatie plaatsgevonden en zijn verbeterpunten geformuleerd. Vanuit de gemeente wordt de komende maanden met de verbeterpunten aan de gang gegaan, zodat vanaf komend schooljaar het formulier Ridderkerkbreed op een goede manier wordt gebruikt. Door de leden van de expertgroep is de verwachting uitgesproken dat het grootste gedeelte van de aandachtskinderen binnen Ridderkerk kunnen worden opgevangen en/of ondersteund als bovenstaande aanbevelingen worden ingevoerd en/of gerealiseerd. Op termijn zal wellicht blijken dat dit onvoldoende is en dat bepaalde kinderen behoefte hebben aan een medisch kinderdagverblijf oftewel een ‘opvang+ voorziening’. Dit is nu echter nog niet aan de orde.
3 januari 2013
Aandachtskinderen 0-4 jaar
Volgnr. 7 van 8
Sturing en Beleid
Bijlage 1
Procesbeschrijving
Om twee redenen is een goede inbedding van het VZAT in de zorgstructuur aandachtskinderen 0 tot 4 jaar van belang. Ten eerste gaat het om de coördinatie op het niveau van het individuele kind. Als aandachtskinderen door een kwalitatief goede voorschoolse zorgstructuur, zoals die nu binnen het CJG wordt vormgegeven, al vroeg in beeld zijn en vroegtijdig de ondersteuning krijgen, levert dat voor de (voor)scholen veel voordeel op. De (voor)school kan dan anticiperen en voortbouwen op eerder geleverde hulp en ondersteuning en wordt niet opeens met grote problemen geconfronteerd. Ten tweede komt er afstemming op populatieniveau. Het CJG is de plek van waaruit voor álle ouders preventieve en opvoed ondersteunende programma’s gecoördineerd worden (voor ouders van kinderen van -10 maanden tot 19 jaar). Ook de (voor)school of Opstapje zou ouders kunnen toeleiden naar het CJG, maar omgekeerd kunnen bepaalde opvoedprogramma’s vanuit het CJG juist op (voor)school of op andere plekken waar ouders bijeenkomen worden aangeboden. Belangrijk is dat de programma’s gecoördineerd worden en er overzicht is van het totale aanbod in de gemeente. Dit is een taak van het CJG. Afstemmen vanuit het CJG naar de (voor)school is belangrijk om zorg voor aandachtskinderen vanuit het CJG goed gecoördineerd en in doorgaande lijn vorm te geven. De volgende lijnen kan men onderscheiden: • zorg voor aandachtskinderen van 0 tot 4 jaar wordt vanuit het VZAT handelingsgericht en integraal met ouders en indien gewenst met de voorschool gearrangeerd. Ouders zijn partner in dit proces en mederegisseur van hun eigen zorgarrangement. Het herwinnen/vergroten van het zelfredzaamheidsvermogen en eigen kracht van het gezin staan hierbij centraal. Indien nodig wordt aanvullende ondersteuning onbureaucratisch (tijdelijk) toegewezen. Dit geldt voor onder andere specialistische zorg, maar ook plaatsingen op bijvoorbeeld Sociaal Medische Indicatie (SMI) worden toegewezen vanuit het VZAT. • er vindt bij een aandachtskind vanuit het VZAT een (dossier)overdracht vanuit de JGZ 0-4 jaar naar de JGZ 4-12 jaar plaats. • over een aandachtskind vindt een overdracht plaats van de JGZ 0-4 jaar richting de schoolarts en de IB’er van de desbetreffende school. • als een kind nog in behandeling is bij het VZAT van het CJG dan neemt de coördinator en/of jeugdverpleegkundige contact op met de IB-er. Indien nodig vindt een overdracht naar de zorgstructuur van de desbetreffende school plaats en/of naar het zorgplatform van het RiBA.