Rapportage
Aanbevelingen voor het opleiden in de care-branches VVT, GGZ en VGZ MBO – niveau 1 t/m 4 Heerenveen, versie 15 april 2013
Inhoud Voorwoord................................................................................................................................... 3 Verantwoording ................................................................................................................................... 3 Realisatie-richting ................................................................................................................................ 3 Besluitvorming en implementatie ....................................................................................................... 4 Tot slot, ter aanvang ............................................................................................................................ 5 1.
VVT intramuraal en extramuraal ........................................................................................ 6 1.1
Aanbevelingen voor opleiden niveau 1 en 2 (zorghulp, helpende) ........................................ 7
1.2
Aanbevelingen voor opleiden niveau 3 (verzorgende ig) ........................................................ 9
1.3
Aanbevelingen voor opleiden niveau 3 (agogisch)................................................................ 11
1.4
Aanbevelingen voor opleiden niveau 4 (verpleegkundige) ................................................... 12
2.
GGZ ................................................................................................................................ 14 2.1
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 1 en 2 (zorghulp/helpende) ................................ 15
2.2
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 verzorgend (verzorgende ig) ............................ 16
2.3
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 agogisch............................................................ 17
2.4
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 4 (verpleegkundig) .............................................. 18
2.5
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 4 (agogisch ) ........................................................ 19
3.
VGZ ................................................................................................................................. 20 3.1
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 2 (helpende) ........................................................ 21
3.2
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 (verzorgende ig) ............................................... 23
3.3
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 (agogisch) ......................................................... 25
3.4
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 4 (verpleegkundig ) ............................................. 26
3.5
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 4 (agogisch) ......................................................... 28
Pagina 2 van 28
Voorwoord In voorliggende rapportage zijn de aanbevelingen beschreven die door de werkgroepen uit de branches VVT, GGZ en VGZ zijn opgesteld ten behoeve van het opleiden in het MBO voor de zorg in Friesland. Deze aanbevelingen zijn tot stand gekomen in het kader van de programmalijn Onderwijsontwikkeling van de Friese Zorgacademie care, zoals beschreven in het Projectplan Realisatiefase 2012-2013. De doelstelling van de projectopdracht luidt als volgt: ‘Op basis van de resultaten (rapportages) uit de voorgaande projectfase komen tot instemming over aanpassing van de onderwijsinhoud, zodanig dat geconstateerde omissies worden opgelost. Daarna kan implementatie plaatsvinden’. In 6 werkgroepen zijn de door de praktijk aangegeven startkwalificaties die in fase 1 van Friese Zorgacademie care voor de verschillende branches zijn opgesteld (werkgroepen 3.1 t/m 3.4), verder toegespitst tot aanbevelingen voor het opleiden. Wij hebben er in de werkgroepen naar gestreefd om de aanbevelingen zodanig te formuleren, dat niet met een ‘beschuldigend vingertje’ naar deelnemende organisaties wordt gewezen. Uitgangspunt is dat het goed en ‘bijdetijds’ opleiden van medewerkers voor de zorg een gezamenlijke verantwoordelijkheid alsook een gemeenschappelijk belang is van onderwijs- en zorgorganisaties. Tevens wordt opgemerkt dat de aanbevelingen niet uitputtend zijn en een wisselende mate van detaillering hebben. Bij het opstellen van de aanbevelingen is geen onderscheid gemaakt naar ROC of zorgorganisatie. Verantwoording De werkgroepen zijn samengesteld uit opleiders uit de zorgbranches en docenten uit het onderwijs. De conceptrapportages zijn aan de werkgroep-leden voorgelegd en de reacties daarop zijn in voorliggende notitie verwerkt. De aanbevelingen zijn in dezelfde structuur gevat die in fase 1 is gehanteerd in de rapportages inzake de startkwalificaties. Realisatie-richting Het doel van de aanbevelingen is het onderwijs zo concreet mogelijke handvatten te bieden om de door de werkgroepen geconstateerde omissies op te lossen. Geadviseerd wordt dan ook de aanbevelingen te verwerken in het curriculum. De meeste aanbevelingen vormen vooral een inhoudelijke actualiserende aanvulling of specificatie van het onderwijs per branche en passen normaliter binnen de reguliere wettelijke kaders. Wij denken dat de aanbevelingen het branche-gericht opleiden kunnen versterken en actualiseren, kennis en vaardigheden op aangegeven onderdelen verbeteren en daarbij tevens bevorderen dat onderwijs- en zorgorganisaties in gezamenlijkheid inhoudelijke thema’s oppakken. Sommige thema’s, bijvoorbeeld de problematiek rond het opleiden op niveau 2, lenen zich bij uitstek om breed en over de branches heen aan te pakken. Dit onderwerp zal in het directieberaad worden besproken. De aanbevelingen zijn per branche beschreven maar het staat gebruikers natuurlijk vrij om aanbevelingen of ideeën die voor een andere branche of een ander niveau zijn beschreven over te nemen. In een aantal gevallen worden soortgelijke ideeën binnen verschillende branches op net iets Pagina 3 van 28
andere wijze beschreven. Sommige algemene aanbevelingen (zoals bijvoorbeeld meer samenwerking tussen onderwijs- en zorgorganisaties) kunnen worden beschouwd als toepasbaar binnen alle branches en opleidingsniveaus. In het Projectplan Realisatiefase 2012 – 2013 staat een vervolgopdracht beschreven binnen programmalijn 2, ‘Professionalisering opleiders’. Op basis van de resultaten van voorliggende opdracht kan als vervolg worden geïnventariseerd welke competenties en expertise noodzakelijk zijn om het onderwijs, zoals door de werkgroepen Onderwijsontwikkeling aangegeven, uit te voeren. Besluitvorming en implementatie Implementatie binnen de ROC’s Voorliggende notitie is op 3 april besproken met Sabine Houwen, directeur MBO Zorg, Service en Welzijn (ROC Friesland College) en Bert Muller, hoofd Dienst Onderwijs Kwaliteitszorg (ROC Friese Poort). Zij vinden de aard van de aanbevelingen (concreet, veelal inhoudelijk) in principe geschikt voor toepassing in het onderwijs. Zij zullen de aanbevelingen aan de docententeams voorleggen en deze vragen de aanbevelingen op hun merites te beoordelen en, waar wenselijk en mogelijk, in te voeren in het onderwijs. Friese Zorgacademie vraagt de beide ROC’s om op enig moment een terugkoppeling te geven inzake de bruikbaarheid van de aanbevelingen. En hoewel de aanbevelingen geen dwingend karakter hebben, zou het tevens natuurlijk zinvol zijn te weten of en zo ja, op welke wijze aanbevelingen in het opleiden hun weg vinden. Aanbieding aan de zorgorganisaties De aanbevelingen zijn beschreven voor het opleiden. Dat betekent, dat zij ook ter kennis moeten komen van de opleiders binnen de zorgorganisaties. Friese Zorgacademie zal voor de communicatie daarvoor zorgdragen en bespreken of eventuele aanvullende acties nodig zijn. Mogelijkheden voor gezamenlijke initiatieven Sommige aanbevelingen lenen zich goed voor een gezamenlijke aanpak, dat wil zeggen een vorm van verbintenis van twee of meer partijen. Als voorbeeld noemen we hier de aanbeveling betreffende de weerbaarheidstraining. Binnen sommige zorg- en onderwijsorganisaties is hieromtrent veel expertise opgebouwd. Een gezamenlijke aanpak zou hier kunnen bestaan uit het delen van deze kennis en ervaring, het inhuren van gastdocenten voor training, het gezamenlijk opzetten van actuele modules enz. Hoe borgen we de actualiteit? De aanbevelingen kunnen worden beschouwd als een extra stimulans tot het actualiseren van de inhoud van opleidingen. Ze vormen eveneens een goed beeld van hetgeen de organisaties in het kader van de huidige ontwikkelingen in de zorg belangrijke kwaliteiten van leerlingen en medewerkers vinden. De vraag die vervolgens opkomt is, hoe geborgd kan worden dat onderwijs en zorg structureel op de hoogte blijven van elkaars ontwikkelingen. Enerzijds gaat het daarbij om ontwikkelingen in de zorg die hun plaats moeten vinden in het onderwijs; anderzijds gaat het om voor het opleiden wezenlijke veranderingen in organisaties, functiehuizen, opleidingen, werkbegeleiding, stage-coördinatie enz. Dit vraagstuk leent zich bij uitstek voor bespreking in het directieberaad en kan, indien wenselijk, als projectopdracht worden opgenomen in het projectplan.
Pagina 4 van 28
Tot slot, ter aanvang Aan deze aanbevelingen is door de werkgroepen intensief, constructief en met ‘hart’ gewerkt. Voor hun inzet willen wij hen hierbij heel hartelijk dankzeggen. Wij hopen dat hun elan en betrokkenheid via de aanbevelingen gehoor vinden en een vervolg krijgen in de dagelijkse praktijk van het opleiden van medewerkers voor de zorg. Aan de totstandkoming van de aanbevelingen hebben de volgende mensen meegewerkt: Vanuit de zorgorganisaties Joke van Opzeeland, De Friese Wouden (VVT intra- en extramuraal) Rinie Boermans, Zorggroep Noorderbreedte (VVT intra- en extramuraal) Jan Verbree, GGZ Friesland (GGZ) Klazien Kuipers, Zienn (GGZ) Sylvia Verwey, Maeykehiem (VGZ) Jort van Ast, Talant (VGZ) Vanuit de onderwijsorganisaties Jan Hoekstra, ROC Friese Poort Wilma Heidstra, ROC Friese Poort Afke Punter, ROC Friesland College Loes de Vries, ROC Friese Poort Frea Koster, ROC Friese Poort Antine Kinderman, ROC Friesland College Tineke Lenes, ROC Friesland College Venturaplus – Friese Zorgacademie Klaus Boonstra, projectleider Friese Zorgacademie care Pepi Wadman, projectcoördinator Friese Zorgacademie care
Pagina 5 van 28
1. VVT intramuraal en extramuraal De opbouw van de rapportage voor de VVT is als volgt: 1.1 1.2 1.3 1.4
Aanbevelingen voor het opleiden niveau 1 en 2 (zorghulp/helpende) Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 (verzorgende ig) Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 (agogisch) Aanbevelingen voor het opleiden niveau 4 (verpleegkundige)
Algemene opmerkingen bij deze rapportage
We onderscheiden in deze rapportage geen intramurale en extramurale zorg. Ondanks het feit dat we het onderscheid tussen intra- en extramuraal willen neutraliseren t.b.v. een brede inzetbaarheid, blijkt op meerdere onderdelen dat de extramurale setting een ander appèl doet op medewerkers. Dit ligt met name bij zelfstandigheid en het als allrounder functioneren. Aangegeven wordt dat, om als ‘beginner’ startbekwaam te zijn voor de thuiszorg, een stage in de thuiszorg gewenst/vereist is.
We constateren dat er veel winst te behalen is door meer en betere samenwerking tussen onderwijs en praktijk; van gastdocentschappen tot combifuncties, van elkaar informeren tot het structureel maken van concrete afspraken. Ook het min of meer gelijktijdig behandelen en ervaren van ‘thema’s’ (afstemming van onderwerpen in het onderwijs op de recente/huidige praktijkervaringen) zal de transitie bij leerlingen bevorderen en daarmee meer onderwijsrendement opleveren.
Een algemene aanbeveling is om voor het bijhouden van en attenderen op veranderingen en innovaties (bijv. technologische veranderingen) een aandachts-functionaris aan te stellen in de onderwijsorganisaties. Deze functionaris kan verantwoordelijk gesteld worden voor de afstemming met de zorginstellingen en initieert/organiseert de actualisatie van het opleiden.
Links naar branche-specifieke kennis en informatie
www.hbo-vgg.net.nl www.venv.nl www.vilans.nl www.calibris.nl www.hbo-raad.nl/opleidingsprofielen www.calibris.nl/Beroepsonderwijs/Beroepscompetentieprofielen (maatschappelijke zorg en sociaal maatschappelijk dienstverlener)
Pagina 6 van 28
1.1 Aanbevelingen voor opleiden niveau 1 en 2 (zorghulp, helpende) VVT intramuraal en extramuraal 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Het aangaan van een professionele relatie met cliënten verdient blijvend en gedegen aandacht. Het betreft ook het kennen, bewaken en hanteren van de grenzen van de eigen functie (professionele grens), waaronder het op het juiste moment rapporteren van de cliëntsituatie naar hogere functies en het tijdig inroepen van een andere deskundigheid bij toename van de complexiteit. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Uitgebreidere gerontologische en geriatrische kennis van ouderen is nodig. Nadere specificatie kan worden uitgewerkt op basis van onder meer het competentieprofiel HBO Verpleegkundige Gerontologie – Geriatrie (HBO – VGG), de beroepsprofielen voor verpleegkundige en zorgkundige en competentiebeschrijvingen voor verzorgenden in de thuiszorg, werkzaam op mbo-niveau. Vanuit dit materiaal kan worden afgedaald naar opleidingsniveaus 1, 2 en 3. Daarbij is niet alleen kennis van ziektebeelden nodig maar ook van fysieke en geestelijke veranderingen bij de ouder wordende mens, stress-factoren, waar hecht de oudere waarde aan, hoe is het om afhankelijk van anderen zijn. Wat betekent dit alles voor de cliënt en zijn verwanten? Voor meer begrip van de oudere is ook enige kennis van zijn geschiedenis gewenst: wat heeft de oudere meegemaakt in ‘zijn tijdperk’. Ook: het herkennen van gedrag, het kunnen vormen van een totaalbeeld van de cliënt en het omgaan met de oudere (dementerende) cliënt. Daarnaast is aandacht nodig voor specifieke thema’s, zoals bijv. alcoholproblematiek, eenzaamheid, depressie, rouwverwerking, palliatieve zorg, homoseksualiteit bij ouderen. Ook enige kennis en vaardigheid m.b.t. de problematiek van auditieve en visuele problemen bij ouderen is wenselijk; dit onderwerp leent zich uitstekend voor themagericht en ‘just in time’ leren (bijv. in een digitale of blended learningomgeving). Verder zijn specifieke aandachtsgebieden: werken met het zorgleefplan, normen voor verantwoorde zorg, zelfregie van de cliënt, werken met een sociaal netwerk, doelgericht werken (SMART) en risicosignalering. 2.2 Domotica doen de komende jaren sterk hun intrede in de ouderenzorg en vooral ook in de extramurale zorg. De medewerker moet weten wat domotica zijn, hoe/waar deze kunnen worden ingezet en moet aan de cliënt praktische informatie/instructie geven over het gebruik en de inzet hiervan. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Algemene sociale en communicatieve vaardigheden en het omgaan met specifieke beperkingen van ouderen verdienen meer en blijvend aandacht, bijvoorbeeld: ‘tegen iemand die doof is, hoef je niet te schreeuwen’ en ‘als iemand je groet, dan groet je terug’. Ook het beter aansluiten bij de vraag/behoefte van de cliënt (doorvragen) in plaats van meteen een oplossing aan te bieden is nodig. 3.2 De veranderende professionele rol van de hulpverlener verdient voldoende aandacht, waaronder het ‘zorgen met de handen op de rug’ en het werken volgens principes van ‘eigen regie’ en ‘eigen kracht’. Daarbij hoort ook het omgaan met verwanten en mantelzorgers dan wel formele en informele zorg. Heel concreet ook: het bespreekbaar maken van (huis)regels met de informele zorgers. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Basiskennis van indicatiestelling is nodig om cliënten te kunnen informeren en het eigen werk in een context te kunnen plaatsen. Bijv.: hoe komt een indicatie tot stand, wat is het CIZ. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Grensoverschrijdend/ongewenst gedrag komt in de werksituatie veel voor (opmerkingen, aanrakingen). Mentale en fysieke weerbaarheid verdienen meer en voortdurend aandacht. Aanbevolen wordt om een goede weerbaarheidstraining, met ruime aandacht voor (versterken van) zelfvertrouwen, als standaard onderdeel van de opleiding in te voegen voor deze doelgroep. Daarbij kan de training zoals gegeven wordt bij Talant als voorbeeld dienen. 5.2 Persoonlijke hygiëne, kleding e.d. verdienen meer en blijvend aandacht. 5.3 Het omgaan met teleurstellingen en tegenslagen en het kunnen onderscheiden van verantwoordelijkheden is voor medewerkers op niveau 1 en 2 vaak moeilijk. Zij voelen zich verantwoordelijk en vinden het lastig om ‘nee’ te zeggen. In de opleiding (en in de werksituatie) is meer ondersteuning gewenst om het zelfmanagement van deze leerlingen te vergroten en hun te helpen een betere coping-strategie te ontwikkelen. 6. Overige opmerkingen 6.1 Over het algemeen wordt de inhoud van het onderwijs qua kennis en vaardigheden voldoende ervaren. Het probleem bij de doelgroep niveau 1 en 2 zit met name in werknemersvaardigheden, attitude, omgang met cliënten, persoonlijke hygiëne, kleding, communicatie, sociale vaardigheden en inachtneming van privacy van cliënten. Deze punten verdienen veel aandacht tijdens de opleiding maar ook daarna; het zijn vaak blijvende aandachtspunten voor de medewerkers. De welzijnscomponent zit goed ingebed in het onderwijs. Pagina 7 van 28
6.2
Het werken met goede rolmodellen in de praktijk bevordert een goede socialisering van de medewerker (lerende). Op de werkvloer zijn soms te weinig goede rolmodellen beschikbaar voor opleiden, met name voor de niveaus 1 en 2. 6.3 Er is nog wel onderscheid tussen niveau 1 en 2. Niveau 2 (helpende) mag veel zorghandelingen (bijv. gebruik van tilliften, medicijnen aanreiken) niet zelfstandig doen en is daarom extramuraal moeilijk inzetbaar. Een andere constatering is, dat medewerkers van niveau 2, omdat zij graag willen helpen, eerder dan niveau 1 geneigd zijn hun professionele grenzen over te gaan (bijv. het geven van oogdruppels, een wasbeurt doen). Zij zijn echter veelal niet in staat de consequenties/risico’s van het handelen te overzien. Hier wordt meer aandacht van het onderwijs voor gevraagd. 6.4 Socialisatie in het werkveld moet zo gauw mogelijk in de opleiding plaatsvinden. Individuele introductie in de ouderensector van leerlingen werkt beter dan groepsgewijs (i.v.m. groepsgedrag). 6.5 De verwachtingen t.a.v. niveau 1 en 2 moeten realistisch zijn en niet te hoog worden gesteld. Belangrijk is dat de inzet moet passen bij hetgeen de medewerker (aan)kan. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 1.2 VVT, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit: Joke van Opzeeland, Rinie Boermans, Afke Punter, Loes de Vries, Frea Koster, Klaus Boonstra, Pepi Wadman.
Pagina 8 van 28
1.2 Aanbevelingen voor opleiden niveau 3 (verzorgende ig) VVT intramuraal en extramuraal 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Kennis van medicatie is gewenst waar het betreft: kennen en signaleren van bijwerkingen, kunnen lezen (uitleggen) van bijsluiters, kennen van risico’s bij het uitdelen/toedienen van medicatie, weten hoe pijnbestrijding werkt. Een kritische/signalerende houding t.a.v. medicijngebruik is nodig. Aandacht is nodig voor het gegeven dat deze kennis vaak niet strookt met hetgeen de leerling/medewerker in de praktijk mag doen. 1.2 Het veld ziet graag dat op het gebied van verpleegtechnische vaardigheden ook aangeleerd worden: het aanbrengen van een rectum-canule, het aanbrengen van een butterfly (subcutane naald) en EHBO. De vaardigheden moeten worden aangeleerd, hoewel deze niet in elke zorgorganisatie op dit niveau mogen worden uitgevoerd. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Uitgebreidere gerontologische en geriatrische kennis van ouderen is nodig. Nadere specificatie kan worden uitgewerkt op basis van onder meer het competentieprofiel HBO Verpleegkundige Gerontologie – Geriatrie (HBO – VGG), de beroepsprofielen voor verpleegkundige en zorgkundige, competentiebeschrijvingen voor verzorgenden in de thuiszorg, werkzaam op mbo-niveau. Vanuit dit materiaal kan worden afgedaald naar opleidingsniveaus 1, 2 en 3. Daarbij is niet alleen kennis van ziektebeelden nodig maar ook van fysieke en geestelijke veranderingen bij de ouder wordende mens, stress-factoren, waar hecht de oudere waarde aan, hoe is het om afhankelijk van anderen zijn. Wat betekent dit alles voor de cliënt en zijn verwanten? Voor meer begrip van de oudere is ook enige kennis van zijn geschiedenis gewenst: wat heeft de oudere meegemaakt in ‘zijn tijdperk’. Ook: het herkennen van gedrag, het kunnen vormen van een totaalbeeld van de cliënt en het omgaan met de oudere (dementerende) cliënt. Daarnaast is aandacht nodig voor specifieke thema’s, zoals bijv. alcoholproblematiek, eenzaamheid, depressie, rouwverwerking, palliatieve zorg, homoseksualiteit bij ouderen. Ook enige kennis en vaardigheid m.b.t. de problematiek van auditieve en visuele problemen bij ouderen is wenselijk; dit onderwerp leent zich uitstekend voor themagericht en ‘just in time’ leren (bijv. in een digitale of blended learningomgeving). Verder zijn specifieke aandachtsgebieden: werken met het zorgleefplan, normen voor verantwoorde zorg, zelfregie van de cliënt, werken met een sociaal netwerk, doelgericht werken (SMART) en risicosignalering. 2.2 Domotica doen de komende jaren sterk hun intrede in de ouderenzorg en vooral ook in de extramurale zorg. De medewerker moet weten wat domotica zijn, hoe/waar deze kunnen worden ingezet en moet aan de cliënt praktische informatie/instructie geven over het gebruik en de inzet hiervan. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Algemene sociale en communicatieve vaardigheden en het omgaan met specifieke beperkingen van ouderen verdienen meer en blijvend aandacht, bijvoorbeeld: ‘tegen iemand die doof is, hoef je niet te schreeuwen’ en ‘als iemand je groet, dan groet je terug’. Het gaat in de communicatie vooral om meer diepgang/doorvragen en aansluiten bij de beleving van cliënten; leren welke vragen gesteld moeten/kunnen worden. 3.2 De veranderende professionele rol van de hulpverlener verdient voldoende aandacht, waaronder het ‘zorgen met de handen op de rug’, het werken volgens principes van ‘eigen regie’ en ‘eigen kracht’. Het stimuleren van zelfmanagement en empowerment van de cliënt en het ondersteunen, informeren en adviseren van mantelzorgers dan wel formele en informele zorgers. Ook heel concreet, bijv. het bespreekbaar maken van (huis)regels bij de informele zorgers. 3.3 Met name in de extramurale setting is enige regievoering op de zorgverlening aan de orde. Daarvoor is het nodig dat de medewerker zicht heeft op de rol van anderen (formele en informele zorgers) c.q. de context rondom de cliënt. In zowel de extra- als de intramurale VVT wordt het in- en overzicht in de ook door anderen verleende zorg als onvoldoende ervaren. 3.4 De medewerker moet werken met het zorg-leefplan, de sociale kaart kennen en vanuit de eigen professie samenwerken en communiceren met de cliënt en andere formele en informele zorgverleners. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Kennis van zorgfinanciering is nodig. Bijv. ZZP: waar heeft de cliënt recht op, hoe lopen de financiële stromen. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 ‘Levenslang leren’ impliceert de eigen verantwoordelijkheid van medewerkers voor het bijhouden van de eigen deskundigheid en vaardigheden. In het onderwijs dient de basis hiervoor te worden gelegd. 5.2 Grensoverschrijdend/ongewenst gedrag komt in de werksituatie veel voor (opmerkingen, aanrakingen). Mentale en fysieke weerbaarheid verdienen meer en voortdurend aandacht. Aanbevolen wordt om een goede weerbaarheidstraining, met ruime aandacht voor (versterken van) zelfvertrouwen, als standaard onderdeel van de opleiding in te voegen voor deze doelgroep. Daarbij kan de training zoals gegeven wordt bij Talant als voorbeeld dienen. Pagina 9 van 28
6.
Overige opmerkingen Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 1.3 VVT, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit: Joke van Opzeeland, Afke Punter, Loes de Vries, Wilma Heidstra, Rinie Boermans, Klaus Boonstra, Pepi Wadman.
Pagina 10 van 28
1.3 Aanbevelingen voor opleiden niveau 3 (agogisch) VVT intramuraal en extramuraal 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 De agogisch medewerker dient hetzelfde niveau ‘ruime algemene somatische kennis’ te hebben als de verzorgende op niveau 3. De agogisch medewerker beschikt over basis ADL-vaardigheden op het niveau van zorghulp niveau 2, en doet observaties gericht op verandering in toestand of beeld van de cliënt. Hij assisteert bij toiletgang, neemt koorts op en signaleert onwelbevinden. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Uitgebreidere gerontologische en geriatrische kennis van ouderen is nodig. Nadere specificatie kan worden uitgewerkt op basis van onder meer het competentieprofiel HBO Verpleegkundige Gerontologie – Geriatrie (HBO – VGG), de beroepsprofielen voor verpleegkundige en zorgkundige en competentiebeschrijvingen voor verzorgenden in de thuiszorg, werkzaam op mbo-niveau. Vanuit dit materiaal kan worden afgedaald naar opleidingsniveaus 1, 2 en 3. Daarnaast dienen de competentieprofielen van de SPH en kwalificatiedossiers van agogische opleidingen op niveau 3/4 als basis. Daarbij is niet alleen kennis van ziektebeelden nodig maar ook van fysieke en geestelijke veranderingen bij de ouder wordende mens, stress-factoren, waar hecht de oudere waarde aan, hoe is het om afhankelijk van anderen zijn. Wat betekent dit alles voor de cliënt en zijn verwanten? Voor meer begrip van de oudere is ook enige kennis van zijn geschiedenis gewenst: wat heeft de oudere meegemaakt in ‘zijn tijdperk’. Ook: het herkennen van gedrag, het kunnen vormen van een totaalbeeld van de cliënt en het omgaan met de oudere (dementerende) cliënt. Daarnaast is aandacht nodig voor specifieke thema’s, zoals bijv. alcoholproblematiek, eenzaamheid, depressie, rouwverwerking, palliatieve zorg, homoseksualiteit bij ouderen. Ook enige kennis en vaardigheid m.b.t. de problematiek van auditieve en visuele problemen bij ouderen is wenselijk; dit onderwerp leent zich uitstekend voor themagericht en ‘just in time’ leren (bijv. in een digitale of blended learningomgeving). Verder zijn specifieke aandachtsgebieden: werken met het zorgleefplan, normen voor verantwoorde zorg, zelfregie van de cliënt, werken met een sociaal netwerk, doelgericht werken (SMART) en risicosignalering. 2.2 Domotica doen de komende jaren sterk hun intrede in de ouderenzorg en vooral ook in de extramurale zorg. De medewerker moet weten wat domotica zijn, hoe/waar deze kunnen worden ingezet en moet aan de cliënt praktische informatie/instructie geven over het gebruik en de inzet hiervan. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Algemene sociale en communicatieve vaardigheden en het omgaan met specifieke beperkingen van ouderen verdienen meer en blijvend aandacht, bijvoorbeeld: ‘tegen iemand die doof is, hoef je niet te schreeuwen’ en ‘als iemand je groet, dan groet je terug’. 3.2 De veranderende professionele rol van de hulpverlener verdient voldoende aandacht, waaronder het ‘zorgen met de handen op de rug’, het werken volgens principes van ‘eigen regie’ en ‘eigen kracht’. Daarbij hoort ook het omgaan met verwanten en mantelzorgers dan wel formele en informele zorg. Heel concreet: het bespreekbaar maken van (huis)regels met de informele zorgers. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Kennis van zorgfinanciering is nodig. Bijv. ZZP: waar heeft de cliënt recht op, hoe lopen de financiële stromen. 4.2 De agogisch medewerker in de specialistische gezinsbegeleiding heeft kennis van (gezins)financiën en kan de cliënt daarin ondersteunen. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Omgaan met druk en tegenslagen: over een goede coping-strategie beschikken. 5.2 Grensoverschrijdend/ongewenst gedrag komt in de werksituatie veel voor (opmerkingen, aanrakingen). Mentale en fysieke weerbaarheid verdienen meer en voortdurend aandacht. Aanbevolen wordt om een goede weerbaarheidstraining, met ruime aandacht voor (versterken van) zelfvertrouwen, als standaard onderdeel van de opleiding in te voegen voor deze doelgroep. Daarbij kan de training zoals gegeven wordt bij Talant als voorbeeld dienen. 6. Overige opmerkingen 6.1 De agogisch medewerker wordt veelal ingezet in de specialistische gezinsbegeleiding. In de extramurale VVT zijn echter weinig stageplaatsen voor deze leerling beschikbaar. Binnen het onderwijs ontbreekt het daardoor aan voldoende ‘verhalen’ en praktijkmateriaal over de thuiszorg. Deze factoren leiden er mede toe dat de startbekwaamheid voor de VVT extramuraal onvoldoende wordt geacht, met name waar het zelfstandigheid betreft. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 1.3 VVT, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit: Joke van Opzeeland, Afke Punter, Loes de Vries, Wilma Heidstra, Rinie Boermans, Klaus Boonstra, Pepi Wadman. Pagina 11 van 28
1.4 Aanbevelingen voor opleiden niveau 4 (verpleegkundige) VVT intramuraal en extramuraal 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Het veld ziet graag dat op het gebied van verpleegtechnische vaardigheden ook aangeleerd worden: het aanbrengen van een rectum-canule, het aanbrengen van een butterfly (subcutane naald) en EHBO. De vaardigheden moeten worden aangeleerd, hoewel niet in elke zorgorganisatie deze op dit niveau mogen worden uitgevoerd. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Uitgebreidere gerontologische en geriatrische kennis van ouderen is nodig. Nadere specificatie kan worden uitgewerkt op basis van onder meer het competentieprofiel HBO Verpleegkundige Gerontologie – Geriatrie (HBO – VGG) en de beroepsprofielen voor verpleegkundige en zorgkundige. Daarbij is niet alleen kennis van ziektebeelden nodig maar ook van fysieke en geestelijke veranderingen bij de ouder wordende mens, stress-factoren, waar hecht de oudere waarde aan, hoe is het om afhankelijk van anderen zijn. Wat betekent dit alles voor de cliënt en zijn verwanten? Voor meer begrip van de oudere is ook enige kennis van zijn geschiedenis gewenst: wat heeft de oudere meegemaakt in ‘zijn tijdperk’. Ook: het herkennen van gedrag, het kunnen vormen van een totaalbeeld van de cliënt en het omgaan met de oudere (dementerende) cliënt. Daarnaast is aandacht nodig voor specifieke thema’s, zoals bijv. alcoholproblematiek, eenzaamheid, depressie, rouwverwerking, palliatieve zorg, homoseksualiteit bij ouderen. Ook enige kennis en vaardigheid m.b.t. de problematiek van auditieve en visuele problemen bij ouderen is wenselijk; dit onderwerp leent zich uitstekend voor themagericht en ‘just in time’ leren (bijv. in een digitale of blended learningomgeving). Verder zijn specifieke aandachtsgebieden: werken met het zorgleefplan, normen voor verantwoorde zorg, zelfregie van de cliënt, werken met een sociaal netwerk, doelgericht werken (SMART) en risicosignalering. 2.2 Domotica doen de komende jaren sterk hun intrede in de ouderenzorg en vooral ook in de extramurale zorg. De medewerker moet weten wat domotica zijn, hoe/waar deze kunnen worden ingezet en moet aan de cliënt praktische informatie/instructie geven over het gebruik en de inzet hiervan. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Het coördineren van het eigen werk en het werk van lagere functieniveaus vereist regisserende vaardigheden, het signaleren van zorgkwaliteit en procesbewaking. Deze kennis/vaardigheid strekt zich uit over complexe cliëntsituaties op teamniveau met een grote mate van diversiteit. Zowel in de intra- als extramurale VVT is de kwalificatie van medewerkers hier vaak niet toereikend. De medewerker moet werken met het zorg-leefplan, de sociale kaart kennen en vanuit de eigen professie samenwerken en communiceren met de cliënt en andere formele en informele zorgverleners. Dit onderwerp is veelal wel in het onderwijs opgenomen maar er is meer diepgang vereist, zowel qua kennis (van communicatie en gespreksmodellen) als het opdoen van ervaring (trainen van gespreksvoering). Goede rolmodellen in de praktijk en het zelf veel oefenen (en reflecteren) door de leerling in de praktijk zijn noodzakelijk. 3.2 Het toegenomen aantal formele en informele relaties vereist het zorgdragen voor een duidelijke positionering van het verpleegkundig domein/beleid alsook communicatie, afstemming en terugkoppeling van knelpunten rondom de zorgsituatie. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) Geen opmerkingen. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Grensoverschrijdend/ongewenst gedrag komt in de werksituatie veel voor (opmerkingen, aanrakingen). Mentale en fysieke weerbaarheid verdienen meer en voortdurend aandacht. Aanbevolen wordt om een goede weerbaarheidstraining, met ruime aandacht voor (versterken van) zelfvertrouwen, als standaard onderdeel van de opleiding in te voegen voor deze doelgroep. Daarbij kan de training zoals gegeven wordt bij Talant als voorbeeld dienen. 5.2 Lef en doorzettingsvermogen zijn vereist, alsook verantwoordelijkheidsgevoel voor het afronden en overdragen van het werk. Met name in de extramurale setting wordt hierop een groot beroep gedaan. 5.3 Omgaan met druk en tegenslagen: over een goede coping-strategie beschikken. 6. Overige opmerkingen 6.1 Ondanks het feit dat we het onderscheid tussen intra- en extramuraal willen neutraliseren, blijkt op meerdere onderdelen dat de extramurale setting een ander appèl doet op medewerkers. Dit ligt met name bij zelfstandigheid, als allrounder functioneren, zorgcoördinatie/procesbewaking. Aangegeven wordt dat, om als ‘beginner’ startbekwaam Pagina 12 van 28
te zijn voor de thuiszorg, een stage in de thuiszorg gewenst/vereist is. 6.2 Aangezien de verwachting is dat extramuralisering sterk toeneemt, is in het onderwijs/opleiden veel meer aandacht voor thuiszorg (en wat daarvoor nodig is) noodzakelijk. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 1.3 VVT, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit: Joke van Opzeeland, Afke Punter, Loes de Vries, Wilma Heidstra, Rinie Boermans, Klaus Boonstra, Pepi Wadman.
Pagina 13 van 28
2. GGZ De opbouw van de rapportage voor de GGZ is als volgt: 2.1 2.2 2.3 2.4
Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 1 en 2 (zorghulp/helpende) Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 3 verzorgend (verzorgende ig) Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 3 agogisch (agogisch medewerker) Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 4 verpleegkundig (verpleegkundige)
Algemene opmerkingen bij deze rapportage
Vanuit het GGZ-werkveld wordt opgemerkt dat bij beide ROC’s inhoudelijk wel veel wordt gedaan voor de VGZ maar dat er weinig inhoud lijkt te zijn gericht op de GGZ. De diepgang van de veldspecifieke GGZ-onderwerpen behoeft verbetering. Ten aanzien van het vergroten van het onderwijsrendement worden het volgende aangegeven: o Meer, consequent en gericht oefenen in de praktijk. Dit blijft er vaak bij. Om dit te verbeteren investeert GGZ Friesland in bijscholing van haar werkbegeleiders, die gedurende 3 dagen per jaar worden (bij)geschoold. o Vanuit het onderwijs moeten aan leerlingen die op stage gaan betere, heldere opdrachten worden meegegeven. o Thema’s dienen gedurende de opleiding terug te komen, dit verbetert het transferproces bij de leerling. Stagiaires zullen zoveel mogelijk worden meegenomen in de lopende cursussen binnen de zorginstelling (bijv. basiscursus GGZ EHBS, eerste hulp bij suïcide). Onderwijs en zorginstelling moeten samen investeren in een betere en structurele afstemming en samenwerking. Het zou voor zorgorganisaties een grote verbetering zijn als beide ROC’s starten vanuit hetzelfde consortiummateriaal. De werkgroep is verheugd te constateren dat de nieuwe competenties geleidelijk aan incorporeren in opleiders en in het werkveld. Dit zou nog beter kunnen door docenten van de onderwijsorganisaties mee te laten doen aan cursussen van de werkbegeleiders GGZ. Goede docentcompetenties zijn een belangrijke volgende stap in de verbetering van het opleiden; de werkgroepen zouden graag zien dat een verbinding ontstaat tussen de opleiding van docenten en die van werkbegeleiders. Om meer kennis te krijgen van de actuele ontwikkelingen in de GGZ wordt aanbevolen docentenstages in het werkveld te organiseren.
Relevante branche-specifieke documenten
Beroepscompetentieprofiel GGZ agoog HBO (GGZ Nederland) Beroepscompetentieprofiel GGZ verpleegkundige HBO (GGZ Nederland) Beroepscompetentieprofiel GGZ agogisch medewerker (GGZ Nederland) Beroepscompetentieprofiel GGZ verpleegkundige MBO (GGZ Nederland) Beroepscompetentieprofiel GZ-vaktherapeut (GGZ Nederland) Positioneringsnota GGZ Nederland
Pagina 14 van 28
2.1 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 1 en 2 (zorghulp/helpende) GGZ 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Observeren en signaleren kan de leerling vooral in de praktijk leren. Wat hij moet observeren en hoe hij dit kan signaleren zal in de praktijk plaats moeten vinden. Wat geobserveerd/gesignaleerd moet worden, moet in afstemming tussen de school en de zorgorganisatie worden afgesproken. Dit is afhankelijk van de stageplaats/werkplek. Qua vorm gaat het om heldere, korte en concrete opdrachten. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Enige specifieke kennis van de GGZ doelgroep cliënten is nodig. Thema’s o.a.: psychiatrie, verslavingszorg, thuis- en daklozen. De interesse is er wel bij leerlingen. Aanbevolen wordt meer aansprekende manieren te gebruiken om de leerstof aan te bieden. Bijv.: gastdocenten, ‘werkbezoeken’ aan instellingen, trainingen, met beelden werken (filmpje maken). 2.2 Enige kennis van (het bestaan en belang van) methodieken en het inpassen van de eigen zorgverlening in de context van de methodiek van de zorgorganisatie. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Basiskennis van bijvoorbeeld de methodiek ‘Herstelwerk’ en het kunnen werken volgens deze methodiek (wat betekent die methodiek voor mijn werk/houding/cliënt) alsook het aanleren van enige vaardigheden behorend bij de methodiek. De training Herstelwerk van Zienn bijv. kan naar alle niveaus worden vertaald door de trainer. 3.2 Zorgvuldige bejegening is/blijft een aandachtspunt voor leerlingen van niveau 1 en 2. Aanbevolen wordt dit gedurende de hele opleidingsduur te blijven oefenen en hierop te reflecteren. Hoe is mijn gedrag en hoe kom ik over, wat is het effect van gedrag? 3.3 Aanbevolen wordt leerlingen (ook) op andere wijze over hun leerproces te laten reflecteren dan in de vorm van een verslag. Creativiteit is nodig; de leerling kan ook een filmpje maken van zijn handelen. De houding in de praktijksituatie is vaak beter dan die in een gesimuleerde situatie in een klaslokaal. 3.4 Geadviseerd wordt niet teveel te investeren in schriftelijk rapporteren, want dat hoeven medewerkers op deze niveaus feitelijk niet te doen in praktijk. Schriftelijke rapportage is geen voorwaarde voor een goede zorgverlener op dit niveau. Omdat het door de wet opgelegde niveau nauwelijks haalbaar is, worden deze groep leerlingen kansen op de arbeidsmarkt ontnomen en blijven in potentie goede zorgverleners aan de kant staan. Ook voor docenten is het zeer frustrerend dat zij in deze hun ‘doel’ niet kunnen bereiken. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) Geen opmerkingen. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Persoonlijke ontwikkeling moet aan de basis staan van de opleiding op niveau 1 en 2. De identificatie met de cliënt is een risicofactor; training moet inzetten op het kunnen onderscheiden van de eigen situatie/persoon met die van de cliënten. Het leren kennen van zichzelf, de eigen grenzen, belemmeringen en drives is van belang. Aan zichzelf werken en aan school vindt min of meer gelijktijdig plaats. Hierbij is ook het aanleren van werknemersvaardigheden van belang. 6. Overige opmerkingen 6.1 Voor leerlingen die zich moeten oriënteren op de zorgorganisatie waarin zij (gaan) werken, is het taalgebruik (begrippen, formuleringen, hoeveelheid en aard van informatie) op de website van de organisatie en ander informatiemateriaal vaak veel te moeilijk. Dit belemmert een goede oriëntatie en inzicht in de organisatie en de zorg. Wij bevelen zorgorganisaties aan om hun communicatie eenvoudiger en begrijpelijk te maken, opdat deze voor doelgroepen als deze leerlingen toegankelijk is. 6.2 Meer werkelijk inzicht in de kwaliteiten en mogelijkheden van leerlingen alsmede een betere loopbaan-advisering van leerlingen is nodig. Niet iedereen is geschikt voor werken in de GGZ. Daarom is een goede intake zeer wenselijk om inzicht te krijgen in de leerling en hem te adviseren in welke branche hij het meest kansrijk is: ‘waar gaan de oogjes van glimmen’? 6.3 Door onderwijsdocenten van niveau 1 en 2 wordt opgemerkt dat de werkbelasting voor hen hoog is. Zij zouden graag meer tijd en rust hebben om deze leerlingen goed te begeleiden. 6.4 Het ‘doener-zijn’ van deze leerlingen moet beloond worden. Stageplaatsen moeten daarbij aansluiten. Daarvoor zijn dringend voldoende stageplaatsen met goed gekwalificeerde begeleiders nodig. Er moet meer afstemming komen tussen de onderwijsorganisatie en de zorginstellingen. Docenten moeten meer worden betrokken bij de praktijk en moeten zich ook meer begeven in/naar de praktijk in. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 2.4 Onderwijsontwikkeling GGZ op 23 januari 2013. Daarbij waren aanwezig: Klazien Kuipers, Frea Koster-Holtman, Tineke Lenes, Klaus Boonstra, Pepi Wadman. Pagina 15 van 28
2.2 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 verzorgend (verzorgende ig) GGZ 1.
Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid Geen opmerkingen. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden Geen opmerkingen. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Doelgericht werken is bij alle opleidingsniveaus onder de maat. Er moet meer methodisch gewerkt worden (binnen stepped-care principes). Doelgericht werken wordt vaak belemmerd door de cultuur in de branche; de leerling kan hier last van hebben in zijn leerperiode. Het bespreken van hiervan om tot oplossingen te komen wordt aanbevolen. Bijvoorbeeld: de NHL en GGZ Friesland zijn hierover in gesprek. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Vastgesteld moet worden welke juridische/wetskennis (inhoud, niveau) nodig is, waarna deze kennis verspreid over de opleiding moet worden toegevoegd. In de beginfase van de opleiding kan worden volstaan met globale kennis, later kan kennis gekoppeld worden aan (specifieke) cliënten c.q. cliëntsituaties. Er is goede literatuur beschikbaar; de leerling moet leren waar hij wat kan vinden. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude Geen opmerkingen. 6. Overige opmerkingen Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep Onderwijsontwikkeling 2.3 GGZ, in de werkgroepbijeenkomst op 16 januari 2013 door: Jan Verbree, Klazien Kuipers, Wilma Heidstra, Antine Kinderman, Klaus Boonstra, Pepi Wadman
Pagina 16 van 28
2.3 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 agogisch GGZ 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Meer somatische kennis is nodig; niet over de volle breedte maar anatomie en basale verpleegtechnische handelingen (zoals bloeddruk en temperatuur meten, polstellen, medicatie toedienen, bijwerkingen van medicatie). Dit kan bijvoorbeeld naar analogie van de module die Friese Poort heeft voor ‘specifieke doelgroepen’ zoals VGZ. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Meer specifieke kennis is nodig over veelvoorkomende ziektebeelden en stoornissen binnen GGZ, zoals depressie, psychose, autisme, borderline, manisch-depressiviteit (de zogeheten EPA’s: ernstig psychiatrische aandoeningen). 2.2 Meer themagerichte scholing is nodig. Aanbevolen wordt dit aan te bieden in de vorm van workshops, bijvoorbeeld naar analogie van de interne GGZ-cursussen (EHBS). 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Doelgericht werken is bij alle opleidingsniveaus onder de maat. Er moet meer methodisch gewerkt worden (binnen stepped-care principes). Doelgericht werken wordt vaak belemmerd door de cultuur in de branche; de leerling kan hier last van hebben in zijn leerperiode. Het bespreken van hiervan om tot oplossingen te komen wordt aanbevolen. Bijvoorbeeld: de NHL en GGZ Friesland zijn hierover in gesprek. 3.2 Meer aandacht is nodig voor het kunnen werken volgens diverse methodieken van cliëntbehandeling en benadering van cliënten, bijvoorbeeld Herstelwerk (ZIENN), Rehabilitatie of dergelijke. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Vastgesteld moet worden welke juridische/wetskennis (inhoud, niveau) nodig is, waarna deze kennis verspreid over de opleiding moet worden toegevoegd. In de beginfase van de opleiding kan worden volstaan met globale kennis, later kan kennis gekoppeld worden aan (specifieke) cliënten c.q. cliëntsituaties. Er is goede literatuur beschikbaar; de leerling moet leren waar hij wat kan vinden. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Persoonlijke ontwikkeling en attitude zijn heel belangrijke (zo niet vaak belangrijkste) tools die de medewerker heeft en inzet. Er moet een klik met de doelgroep zijn. In de omgang met cliënten zijn goede communicatie, jezelf kunnen presenteren, assertiviteit en zelfreflectie/analyse nodig. 6. Overige opmerkingen Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen zijn opgesteld door werkgroep Onderwijsontwikkeling 2.3 GGZ, in de werkgroepbijeenkomst op 16 januari 2013 door: Jan Verbree, Klazien Kuipers, Wilma Heidstra, Antine Kinderman, Klaus Boonstra, Pepi Wadman
Pagina 17 van 28
2.4 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 4 (verpleegkundig) GGZ 1.
Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid Geen opmerkingen. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Meer kennis en vaardigheid is nodig m.b.t. (actuele) methodieken, zoals empowerment, eigen regie, eigen kracht, cliënt-netwerk benutten, ervaringsdeskundigheid e.d. 2.2 Verpleegkundige 4 die in GGZ komt heeft teveel ballast meegekregen die hij niet nodig heeft (zoals de kraamzorg). 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Meer doen aan reflecteren op eigen gedrag. Communicatie, motiverende gespreksvoering, cognitieve gedragstherapie. Kennis van begrippen is nodig. Kunnen begeleiden op basis van cognitieve gedragstherapie en gespreksvoering. Breed palet van begeleidings- en omgangstechnieken nodig. 3.2 Meer themagerichte scholing (workshopvorm), bijvoorbeeld naar analogie van de interne GGZ-cursussen (EHBS). 3.3 Doelgericht werken is bij alle opleidingsniveaus onder de maat. Er moet meer methodisch gewerkt worden (binnen stepped-care principes). Doelgericht werken wordt vaak belemmerd door de cultuur in de branche; de leerling kan hier last van hebben in zijn leerperiode. Het bespreken van hiervan om tot oplossingen te komen wordt aanbevolen. Bijvoorbeeld: de NHL en GGZ Friesland zijn hierover in gesprek. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Vastgesteld moet worden welke juridische/wetskennis (inhoud, niveau) nodig is, waarna deze kennis verspreid over de opleiding moet worden toegevoegd. In de beginfase van de opleiding kan worden volstaan met globale kennis, later kan kennis gekoppeld worden aan (specifieke) cliënten c.q. cliëntsituaties. Er is goede literatuur beschikbaar; de leerling moet leren waar hij wat kan vinden. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude Geen opmerkingen. 6. Overige opmerkingen Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep Onderwijsontwikkeling 2.3 GGZ, in de werkgroepbijeenkomst op 16 januari 2013 door: Jan Verbree, Klazien Kuipers, Wilma Heidstra, Antine Kinderman, Klaus Boonstra, Pepi Wadman
Pagina 18 van 28
2.5 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 4 (agogisch ) GGZ 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Meer somatische kennis nodig; niet over de volle breedte maar anatomie en basale verpleegtechnische handelingen (bloeddruk en temperatuur meten, polstellen, medicatie toedienen, bijwerkingen van medicatie). Dit kan bijvoorbeeld naar analogie van de module die Friese Poort heeft voor ‘specifieke doelgroepen’ zoals VGZ. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Meer specifieke kennis is nodig van de GGZ doelgroep (waaronder verslavingszorg, psychiatrie, thuis- en daklozen). 2.2 Klantgerichtheid als competentie versterken; de cliënt staat centraal, voorlichting aan familie en verwanten, geruststellen, te woord staan. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Meer themagerichte scholing wordt aanbevolen (workshopvorm), bijvoorbeeld naar analogie van de interne GGZcursussen (EHBS). 3.2 Doelgericht werken is bij alle opleidingsniveaus onder de maat. Er moet meer methodisch gewerkt worden (binnen stepped-care principes). Doelgericht werken wordt vaak belemmerd door de cultuur in de branche; de leerling kan hier last van hebben in zijn leerperiode. Het bespreken van hiervan om tot oplossingen te komen wordt aanbevolen. Bijvoorbeeld: de NHL en GGZ Friesland zijn hierover in gesprek. 3.3 Rapporteren moet beter, met name het onderscheiden van hoofd- en bijzaken. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Vaststellen welke juridische/wetskennis (inhoud, niveau) nodig is en deze kennis spreiden over de opleiding. In de beginfase van de opleiding globale kennis, later kennis koppelen aan cliënten. Er is goede literatuur beschikbaar; leerling moet leren waar hij wat kan vinden. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude Geen opmerkingen. 6. Overige opmerkingen Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep Onderwijsontwikkeling 2.3 GGZ, in de werkgroepbijeenkomst op 16 januari 2013 door: Jan Verbree, Klazien Kuipers, Wilma Heidstra, Antine Kinderman, Klaus Boonstra, Pepi Wadman
Pagina 19 van 28
3. VGZ De opbouw van de rapportage voor de VGZ is als volgt: 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 2 (helpende) Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 3 verzorgend (verzorgende ig) Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 3 agogisch (agogisch medewerker) Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 4 verpleegkundig (verpleegkundige) Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 4 agogisch (agogisch medewerker)
Algemene opmerkingen bij deze rapportage Onder 2.2 wordt een aantal actuele thema’s genoemd; deze opsomming is niet uitputtend maar als illustratie en concretiserend bedoeld. Een aanbeveling die qua aard en omvang wat uit de toon valt staat beschreven onder 3.1, nr. 6. Daarin wordt een aanbeveling gedaan die verder strekt dan de meeste aanbevelingen in deze notitie. In dit punt toont zich de nadrukkelijke zorg die binnen de werkgroep aan de orde kwam ten aanzien van het opleiden en de arbeidsmarktperspectieven van leerlingen/medewerkers op niveau 2. Met deze aanbeveling willen wij, naast onze zorg, ook de nadrukkelijke acute noodzaak en wens aangeven dat dit thema in breed verband en op heel korte termijn door een breed en doelgericht beraad wordt opgepakt. Links naar branche-specifieke kennis en informatie www.werkenindegehandicaptenzorg.nl: Mooie site die zich richt op jongeren en informatie geeft over werken en leren in de gehandicaptenzorg. Welke beroepen zijn er, welke opleidingen? Verder is er kosteloos informatiemateriaal te bestellen. Is gericht op het maken van beroepskeuzes. www.kennispleingehandicaptenzorg.nl/kennisplein/home-kvv.html: Het Kader Kritische Vakkennis geeft aan welke vakkennis professionals in de gehandicaptenzorg moeten hebben om hun werk goed te kunnen doen. Het Kader Kritische Vakkennis: Geeft aan welke vakkennis professionals in de gehandicaptenzorg moeten hebben om hun werk goed te kunnen doen. Daarnaast laat het de samenhang zien tussen deze vakkennis en gevalideerde documenten over de beroepsuitoefening (het beroepscompetentieprofiel en de kwalificatiedossiers). Voor en door het werkveld: Kennisbronnen, zoals handreikingen, methodieken, literatuur en websites, vormen het hart van het kader. Samen met het onderwijs, zorgorganisaties en inhoudelijk deskundigen is de basis gelegd. Het kader kan worden aangevuld met relevante en beproefde kennis. www.vilans.nl ; www.verstandelijkbeperkt.nl; www.methodieken.nl ; www.vgn.nl www.rocfriesepoort.nl/8217/bureau-tab www.visio.org (expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen) http://www.klik.org (website met informatie voor werkenden in de verstandelijk gehandicaptenzorg) www.stichtingotwee.nl (een instelling met expertise op het gebied van de beperking in horen en zien) Pagina 20 van 28
3.1 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 2 (helpende) VGZ 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Enige kennis van anatomie en fysiologie, huidproblemen (smetplekken), kunnen temperaturen, polstellen en signaleren van veranderingen in cliëntsituatie. 1.2 Vaardigheden: ADL-ondersteuning bieden. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Ontwikkelingspsychologie op niveau 2 is nodig, waarbij het gaat om: enige kennis van cognitieve en emotionele ontwikkelingsniveau van cliënten; wat betekent het voor cliënt/verwanten om een beperking te hebben; kennis van de diversiteit van zorg/cliëntsituaties binnen de VGZ kunnen kijken naar en plaatsen van gedrag. Van belang dat de leerling bij de cliënt een disharmonie in de ontwikkeling gaat zien. Aanbevolen wordt om dit met aanschouwelijk onderwijs, d.w.z. middels een casus en rollenspel, inzichtelijk te maken voor leerlingen en zodoende hen nieuwsgierig te maken. Gestructureerde en korte opdrachten kunnen ook in het werkveld worden gedaan. 2.2 Enkele van de belangrijke en actuele thema’s binnen het opleiden zijn: dementie in de VGZ, de ouder wordende cliënt met Downsyndroom, seksualiteit, doof- en blindheid (De Brink, onderdeel van Visio, doet aan begeleiding en communicatie), verslaving, borderline, een respectvolle oude dag voor cliënten, het levenstempo van de cliënt in de VGZ, autonomie en zelfbeschikking. Maar ook multiproblematiek, zoals psychiatrische problematiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Ook hier geldt: aanschouwelijk onderwijs werkt goed bij deze leerlingen. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Leerlingen zijn gebaat bij veel concrete praktijkopdrachten om te leren observeren. Een ‘lerend leerklimaat’ werkt voor niveau 2: complimenten geven, veiligheid bieden, ruimte geven, positief benaderen, gevoel geven welkom te zijn. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) Geen opmerkingen. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Meer persoonlijke vorming is nodig waar het betreft: mensbeeld, beeldvorming en ethische dilemma’s/kwesties binnen de VGZ. VGN heeft hier goed praktijkmateriaal voor ontwikkeld. 5.2 Goede communicatietraining als standaard onderdeel van de opleiding invoeren. Dit kan bijvoorbeeld naar analogie van bureau TAB (Friese Poort): hoe praat ik met iemand, wat zeg ik, kan ik overal binnenlopen, bewustwording van het eigen gedrag t.o.v. anderen/cliënten. Leren grenzen aan te geven tussen werk en privé, hoe om te gaan met identificatie met cliënten. Het onderwijs gaat er soms (ten onrechte) vanuit dat leerlingen ‘het wel weten’. 5.3 Aanbevolen wordt om leerlingen (medewerkers) gedurende de hele opleiding te trainen in weerbaarheid en zelfversterking. In de eerste fase van de opleiding kan een basale training worden gegeven (aan de orde komen bijv.: wie ben ik, wat is mijn gedrag, wat zijn mijn onzekerheden). Iin volgende fasen kan verdieping plaatsvinden, waarbij de ervaringen in de praktijk meer centraal komen. Inzicht in de eigen omgang met stress en agressie komen aan de orde. Bijv. hoe reageert je lichaam op stress, hoe ga je hiermee om? Bij Talant wordt hiervoor de training ‘Bewegen onder stress’ ontwikkeld. 6. Overige opmerkingen Het zeer geringe aantal stageplaatsen dat zorgorganisaties kunnen/willen bieden voor niveau 2 is bijzonder zorgelijk. Veel leerlingen lopen noodgedwongen stage in basisscholen. Zorgorganisaties zijn erg terughoudend t.a.v. leerlingen van niveau 2; er zijn weinig functies op dit niveau, stagiaires leveren niet gauw rendement op en ze vragen veel begeleiding in de praktijk. Er zijn dringend meer relevante en kwalitatief goede stageplaatsen nodig. Ons advies in verband met de niveau 2 is drieledig: 1. Mede op basis van het onderzoek ‘Arbeidsmarkt Zorg & Welzijn, Noord-Nederland 2013, arbeidsmarktonderzoek (Zorgpleinnoord en Venturaplus, maart 2013), bepleiten wij een brede conferentie van zorg- en onderwijsbestuurders, gemeenten, provinsje Fryslân en andere betrokkenen waarin gerichte actie wordt ingezet om de (toekomstige) arbeidsmarktpositie van leerlingen/medewerkers van niveau 2 te verbeteren. Daarbij kunnen ook de effecten van de keuzes t.a.v. de inzet van hogere functieniveaus in zorgorganisaties worden meegenomen. 2. Wij bevelen aan om op korte termijn onderzoek te doen naar de redenen waarom deze leerlingen moeilijk geplaatst worden als stagiaire en welke oplossingen daarvoor kunnen worden aangereikt, zowel door de onderwijs- als de zorgorganisaties. Daarbij moet gefocust worden op waar deze leerlingen goed in zijn, wat hen boeit, waar ze in de huidige situatie over- dan wel ondervraagd worden enz. 3. Vooruitlopend op de resultaten aangegeven bij punt 2, bepleiten wij de ontwikkeling van een onderwijsstrategie voor leerlingen van niveau 1 en 2, waarvan aanschouwelijk en levensecht leren-onderwijs de kern zou kunnen vormen. Hieronder geven wij in het kort onze zienswijze hieromtrent:
Pagina 21 van 28
We constateren dat leerlingen op niveau 2: Een heterogene groep vormen die varieert van leerlingen van praktijkscholen tot leerlingen die zijn afgestroomd in het onderwijs en ‘gewoon’ wat meer tijd nodig hebben. Over het algemeen veel psycho-sociale problematiek hebben. Over het algemeen een sterkere neiging hebben tot cliënt-identificatie. Harde, loyale werkers zijn. Doordat zij op een verkeerd podium (leeromgeving) terecht komen, worden hun goede kwaliteiten en competenties niet of onvoldoende gezien en benut. Aanbevolen wordt op korte termijn een aansprekend en voor allen inspirerend didactisch model voor de doener op niveau 2 te ontwerpen. Concreet advies: Onderwijs en zorg werken in gezamenlijke verantwoordelijkheid aan de ontwikkeling en uitvoering van een passende onderwijsstrategie. Het professionaliseren van opleiders in de zorgorganisaties èn het bevorderen van de praktijkgerichtheid van opleiders in het onderwijs, vormen een belangrijk onderdeel van deze onderwijsstrategie. Dat is, gezien de toename van werkdruk en zorgcomplexiteit, gepaard gaande met minder financiële middelen, geen sinecure maar beslist een noodzakelijke uitdaging. De essentie van een dergelijke onderwijsstrategie zou als uitgangspunten kunnen hebben: T.a.v. de leeromgeving/opleider: De leeromgeving bestaat uit een kleine groep met een opleider die dichtbij de leerlingen staat. Er is vaste begeleiding, veel structuur, overzichtelijkheid. De werkbegeleider is van grote waarde als rolmodel en coach (erkenning!) en wordt daartoe goed gefaciliteerd. Waar mogelijk werkt hij op hetzelfde niveau 2. Basis van de leeromgeving is veiligheid: mag ik bij jou leren (en fouten maken)? T.a.v. de inhoud: Aanschouwelijk onderwijs wordt aanbevolen voor deze doelgroep; kern van het leren is dat de leerstof beeldend, helder, ‘zó dat je het voor je ziet’ wordt aangeboden aan leerlingen. Ontwikkelen van werknemersvaardigheden is een belangrijk onderdeel. Verwachtingen t.a.v. de leerling moeten realistisch zijn een aansluiten op wat de leerling (aan)kan. Rekenen en taal slokken veel te veel tijd op en zijn op het huidige vereiste hoge niveau niet relevant voor de werkpraktijk van leerlingen op niveau 2. Deze tijd kan beter benut worden voor leerstof die er echt toe doet in de praktijk. Hierin actie ondernemen. Stages zijn leervraag-gestuurd, de aard van de stageplek bepaalt de inhoud van de opdrachten die de docent geeft. T.a.v. de samenwerking: Meer afstemming is vereist tussen de onderwijsorganisatie en de zorgorganisatie, in de vorm van georganiseerde structurele samenwerking naast elkaar wederzijds opzoeken en betrekken bij de ontwikkeling van de leerling en het werkveld. Er is meer capaciteit in de begeleiding nodig; zorgorganisaties moeten daar ruimte voor geven en onderwijsorganisaties moet zich daartoe naar de praktijk begeven. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 3.4 VGZ. Aanwezig bij de werkgroep van 28 januari 2013: Jort van Ast, Sylvia Verwey, Frea Koster - Holtman, Afke Punter (per mail), Pepi Wadman
Pagina 22 van 28
3.2 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 (verzorgende ig) VGZ 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 De verbinding/samenhang tussen somatische kennis en gedragskennis schiet veelal te kort. De reden voor gedrag kan in lichamelijke/somatische oorzaken gelegen zijn. Een holistische benadering wordt gevraagd. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Ontwikkelingspsychologie op niveau 3 is nodig, waarbij het gaat om: kennis van het cognitieve en emotionele ontwikkelingsniveau van cliënten; wat betekent het voor cliënt/verwanten om een beperking te hebben; kennis van de diversiteit van zorg/cliëntsituaties binnen de VGZ; kunnen kijken naar en plaatsen van gedrag; wat betekent de problematiek voor de begeleiding? Van belang is dat de leerling bij de cliënt een disharmonie in de ontwikkeling gaat zien. Aanbevolen wordt om dit met aanschouwelijk onderwijs, d.w.z. middels een casus en rollenspel, inzichtelijk te maken voor leerlingen en zodoende hen nieuwsgierig te maken. Alleen kennis overdragen is onvoldoende. De manier waarop het wordt aangeleerd is van meer belang. Gestructureerde en korte opdrachten kunnen ook in het werkveld worden gedaan. Reflectie is goed mogelijk d.m.v. een spel of een filmpje. 2.2 Belangrijke en actuele thema’s binnen het opleiden zijn: dementie in de VGZ, de ouder wordende cliënt met Downsyndroom, seksualiteit, doof- en blindheid (De Brink, onderdeel van Visio, doet aan begeleiding en communicatie), verslaving, borderline, een respectvolle oude dag voor cliënten, het levenstempo van de cliënt in de VGZ, autonomie en zelfbeschikking. Maar ook multiproblematiek, zoals psychiatrische problematiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Op dit niveau is kennis van enkele veelvoorkomende stoornissen wenselijk (o.a. autisme) en van hechtingsproblematiek bij cliënten t.a.v. hun begeleiders. Bijv. Maeykehiem heeft hiervoor goede lesmodulen ontwikkeld. Ook hier geldt: aanschouwelijk onderwijs helpt het transferproces bij leerlingen en werkt goed bij deze leerlingen. 2.3 Meer vaardigheid is nodig m.b.t. methodisch werken, bijv. volgens het zorgleef- of ondersteuningsplan. Gerichte opdrachten (bijv. observeren) vanuit school kunnen de leerlingen hierin helpen. Van belang is leerlingen tijd te laten nemen om goed te leren observeren van gedrag. 2.4 Bij de ‘doeners’ op niveau 3 is het beter aanleren van ‘zorgen met de handen op de rug’, het hanteren van de eigen regie-methodiek, van groot belang. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Aanbevolen wordt om leerlingen (medewerkers) gedurende de hele opleiding te trainen in weerbaarheid en zelfversterking. In de eerste fase van de opleiding kan een basale training worden gegeven (aan de orde komen bijv.: wie ben ik, wat is mijn gedrag, wat zijn mijn onzekerheden). In volgende fasen kan verdieping plaatsvinden, waarbij de ervaringen in de praktijk meer centraal komen. Inzicht in de eigen omgang met stress en agressie komen aan de orde. Bijv. hoe reageert je lichaam op stress, hoe ga je hiermee om? Bij Talant wordt hiervoor de training ‘Bewegen onder stress’ ontwikkeld. 3.2 Meer kennis en vaardigheid in non-verbale communicatie zijn nodig. Betere vaardigheid in observeren (vóór interpretatie) van gedrag is gewenst. Het gebruik van video’s kan hierbij een goed hulpmiddel vormen. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Kennis van de BOPZ, gericht op de doelgroep VGZ, is nodig. Naast kennis is ook ‘dagelijks’ bewustzijn nodig inzake het zelfbeschikkingsrecht van cliënten; in het dagelijks leven van cliënten zijn veel voorbeelden, zoals de keus voor bepaalde kleding, niet willen eten, rolstoel op slot zetten e.d. Casuïstiek is een goed middel om dit thema aanschouwelijk te maken. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Het thema ‘nabijheid’ versus ‘afstand ’is binnen de VGZ een blijvend aandachtspunt. Het bewaken van grenzen tussen werk en privé en het erkennen van de autonomie van de cliënt zijn hierin essentieel. 5.2 Meer persoonlijke vorming is nodig waar het betreft: mensbeeld, beeldvorming en ethische dilemma’s/kwesties binnen de VGZ. VGN heeft hier goed praktijkmateriaal voor ontwikkeld! 6. Overige opmerkingen 6.1 Aanbevolen wordt meer aan positieve beeldvorming te doen van de VGZ. Het is moeilijk om hoger opgeleide medewerkers (niv. 4, 5 maar ook 3) binnen de krijgen, die ook nog een relevante stage hebben gehad. De aantrekkelijkheid van de VGZ dient beter gepromoot te worden, dit kan bijv. door open dagen te organiseren, e kennismakingrondes in het 2 leerjaar van de zorgopleiding e.d. Onderwijs- en zorgorganisaties kunnen dit gezamenlijk organiseren. 6.2 Kennis van en omgaan met nieuwe technologie (domotica) wordt vereist. De medewerker moet de cliënt adviseren Pagina 23 van 28
over gebruik en aanschaf. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 3.3 VGZ. Aanwezig bij de werkgroep van 13 februari 2013: Jort van Ast, Sylvia Verwey, Afke Punter, Loes de Vries, Pepi Wadman
Pagina 24 van 28
3.3 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 3 (agogisch) VGZ 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 De basisvaardigheden op het gebied van somatische zorg en ADL-begeleiding worden als onvoldoende geoormerkt. Het betreft kennis een vaardigheden als: signaleren/opnemen van koorts, polstellen, helpen met eten en drinken, omgaan met slikproblemen, voorkomen/signaleren van longontsteking, medicatie (‘regel van 5’); Het (helpen met) aankleden, afdrogen, gebruik van incontinentiemateriaal, huidverzorging (smetplekjes voorkomen/behandelen), hygiënisch werken; Signaleren van fysieke/somatische problemen en ongemakken, die ook het actuele gedrag van de cliënt kunnen veroorzaken. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Ontwikkelingspsychologie op niveau 3 is nodig, waarbij het gaat om: kennis van het cognitieve en emotionele ontwikkelingsniveau van cliënten; wat betekent het voor cliënt/verwanten om een beperking te hebben; kennis van de diversiteit van zorg/cliëntsituaties binnen de VGZ; kunnen kijken naar en plaatsen van gedrag; wat betekent de problematiek voor de begeleiding? Van belang dat de leerling bij de cliënt een disharmonie in de ontwikkeling gaat zien’. Aanbevolen wordt om dit met aanschouwelijk onderwijs, d.w.z. middels een casus en rollenspel, inzichtelijk te maken voor leerlingen en zodoende hen nieuwsgierig te maken. Alleen kennis overdragen is onvoldoende. De manier waarop het wordt aangeleerd is van meer belang. Gestructureerde en korte opdrachten kunnen ook in het werkveld worden gedaan. Reflectie is goed mogelijk d.m.v. een spel of een filmpje. 2.2 Belangrijke en actuele thema’s binnen het opleiden zijn: dementie in de VGZ, de ouder wordende cliënt met Downsyndroom, seksualiteit, doof- en blindheid (De Brink, onderdeel van Visio, doet aan begeleiding en communicatie), verslaving, borderline, een respectvolle oude dag voor cliënten, het levenstempo van de cliënt in de VGZ, autonomie en zelfbeschikking. Maar ook multiproblematiek, zoals psychiatrische problematiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Op dit niveau is kennis van enkele veelvoorkomende stoornissen wenselijk (o.a. autisme) en van hechtingsproblematiek bij cliënten t.a.v. hun begeleiders. Bijv. Maeykehiem heeft hiervoor goede lesmodulen ontwikkeld. Ook hier geldt: aanschouwelijk onderwijs helpt het transferproces bij leerlingen en werkt goed bij deze leerlingen. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Agogisch medewerkers zijn veelal minder doelgericht dan verzorgenden/verpleegkundigen, hun kracht ligt meer in de relatie. Meer vaardigheid is echter nodig m.b.t. methodisch werken en planmatig zorgverlenen, bijv. volgens het zorgleef- of ondersteuningsplan. Gerichte opdrachten (bijv. observeren) vanuit school kunnen de leerlingen hierin helpen. Van belang is leerlingen tijd te laten nemen om goed te leren observeren. 3.2 Aanbevolen wordt om leerlingen (medewerkers) gedurende de hele opleiding te trainen in weerbaarheid en zelfversterking. In de eerste fase van de opleiding kan een basale training worden gegeven (aan de orde komen bijv.: wie ben ik, wat is mijn gedrag, wat zijn mijn onzekerheden). In volgende fasen kan verdieping plaatsvinden, waarbij de ervaringen in de praktijk meer centraal komen. Inzicht in de eigen omgang met stress en agressie komen aan de orde. Bijv. hoe reageert je lichaam op stress, hoe ga je hiermee om? Bij Talant wordt hiervoor de training ‘Bewegen onder stress’ ontwikkeld. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Kennis van de BOPZ, gericht op de doelgroep VGZ, is nodig. Naast kennis is ook ‘dagelijks’ bewustzijn nodig inzake het zelfbeschikkingsrecht van cliënten; in het dagelijks leven van cliënten zijn veel voorbeelden, zoals de keus voor bepaalde kleding, niet willen eten, rolstoel op slot zetten e.d. Casuïstiek is een goed middel om dit thema aanschouwelijk te maken. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Meer persoonlijke vorming is nodig waar het betreft: mensbeeld, beeldvorming en ethische dilemma’s/kwesties binnen de VGZ. VGN heeft hier goed praktijkmateriaal voor ontwikkeld! 6. Overige opmerkingen 6.1 Kennis van en omgaan met nieuwe technologie (domotica) wordt vereist. De medewerker moet de cliënt adviseren over gebruik en aanschaf. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 3.3 VGZ. Aanwezig bij de werkgroep van 13 februari 2013: Jort van Ast, Sylvia Verwey,Afke Punter, Loes de Vries, Pepi Wadman Pagina 25 van 28
3.4 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 4 (verpleegkundig ) VGZ 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.2 Geen opmerkingen. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Ontwikkelingspsychologie op niveau 4 is nodig, waarbij het gaat om: kennis van het cognitieve en emotionele ontwikkelingsniveau van cliënten; wat betekent het voor cliënt/verwanten om een beperking te hebben; kennis van de diversiteit van zorg/cliëntsituaties binnen de VGZ; kunnen kijken naar en plaatsen van gedrag; wat betekent de problematiek voor de begeleiding? Van belang is dat de leerling bij de cliënt een disharmonie in de ontwikkeling gaat zien. Aanbevolen wordt om dit met aanschouwelijk onderwijs, d.w.z. middels een casus en rollenspel, inzichtelijk te maken voor leerlingen en zodoende hen nieuwsgierig te maken. Alleen kennis overdragen is onvoldoende. De manier waarop het wordt aangeleerd is van meer belang. Gestructureerde en korte opdrachten kunnen ook in het werkveld worden gedaan. Reflectie is goed mogelijk d.m.v. een spel of een filmpje 2.2 Belangrijke en actuele thema’s binnen het opleiden zijn: dementie in de VGZ, de ouder wordende cliënt met Downsyndroom, seksualiteit, doof- en blindheid (De Brink, onderdeel van Visio, doet aan begeleiding en communicatie), verslaving, borderline, een respectvolle oude dag voor cliënten, het levenstempo van de cliënt in de VGZ, autonomie en zelfbeschikking. Maar ook multiproblematiek, zoals psychiatrische problematiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Op dit niveau is kennis van enkele veelvoorkomende stoornissen wenselijk (o.a. autisme) en van hechtingsproblematiek bij cliënten t.a.v. hun begeleiders. Bijv. Maeykehiem heeft hiervoor goede lesmodulen ontwikkeld. Ook hier kan aanschouwelijk onderwijs helpen het transferproces bij leerlingen te bevorderen. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Uitgebreider agogische kennis en communicatieve vaardigheid zijn nodig ten behoeve van het centraal stellen van de autonomie en regie van cliënten, verwanten en andere formele en informele zorg. Concreet valt te denken aan het voeren van doelgerichte gesprekken met de cliënt en zijn netwerk, het bewaken en verdelen van taken en rollen, het onderhandelen over het zorgaanbod. Daarbij is ook meer kennis en vaardigheid in non-verbale communicatie nodig. Betere vaardigheid in observeren (vóór interpretatie) van gedrag is gewenst. Het gebruik van video’s kan hierbij een goed hulpmiddel vormen 3.2 Het oppakken van een coördinerende rol, alsook het geven van sturing en coaching aan medewerkers en werkprocessen, behoeft verbetering. Ook: het voorzitten van een MDO. Voor het oefenen (en reflecteren) van deze vaardigheden is in de praktijk nog wel eens te weinig gelegenheid/tijd. Binnen het praktijkleren èn in het kwalificatiedossier moet deze coördinerende rol een pregnante plaats krijgen. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Kennis van de BOPZ, gericht op de doelgroep VGZ, is nodig. Naast kennis is ook ‘dagelijks’ bewustzijn nodig inzake het zelfbeschikkingsrecht van cliënten; in het dagelijks leven van cliënten zijn voorbeelden als de keus voor bepaalde kleding, niet willen eten, rolstoel op slot zetten e.d. Casuïstiek is een goed middel om dit thema aanschouwelijk te maken. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Aanbevolen wordt om leerlingen (medewerkers) gedurende de hele opleiding te trainen in weerbaarheid en zelfversterking. In de eerste fase van de opleiding kan een basale training worden gegeven (aan de orde komen bijv.: wie ben ik, wat is mijn gedrag, wat zijn mijn onzekerheden). In volgende fasen kan verdieping plaatsvinden, waarbij de ervaringen in de praktijk meer centraal komen. Inzicht in de eigen omgang met stress en agressie komen aan de orde. Bijv. hoe reageert je lichaam op stress, hoe ga je hiermee om? Bij Talant wordt hiervoor de training ‘Bewegen onder stress’ ontwikkeld. 6. Overige opmerkingen 6.1 Aanbevolen wordt meer aan positieve beeldvorming te doen van de VGZ. Het is moeilijk om hoger opgeleide medewerkers (niv. 4, 5 maar ook 3) binnen de krijgen, die ook nog een relevante stage hebben gehad. De aantrekkelijkheid van de VGZ dient beter gepromoot te worden, dit kan bijv. door open dagen te organiseren, e kennismakingrondes in het 2 leerjaar van de zorgopleiding e.d. Onderwijs- en zorgorganisaties kunnen dit gezamenlijk organiseren 6.2 Kennis van en omgaan met nieuwe technologie (domotica) wordt vereist. De medewerker moet de cliënt adviseren Pagina 26 van 28
over gebruik en aanschaf. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 3.3 VGZ. Aanwezig bij de werkgroep van 13 februari 2013: Jort van Ast, Sylvia Verwey,Afke Punter, Loes de Vries, Pepi Wadman
Pagina 27 van 28
3.5 Aanbevelingen voor het opleiden niveau 4 (agogisch) VGZ 1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Geen opmerkingen. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Ontwikkelingspsychologie op niveau 4 is nodig, waarbij het gaat om: kennis van het cognitieve en emotionele ontwikkelingsniveau van cliënten; wat betekent het voor cliënt/verwanten om een beperking te hebben; kennis van de diversiteit van zorg/cliëntsituaties binnen de VGZ; kunnen kijken naar en plaatsen van gedrag; wat betekent de problematiek voor de begeleiding? Van belang is dat de leerling bij de cliënt een disharmonie in de ontwikkeling gaat zien. Aanbevolen wordt om dit met aanschouwelijk onderwijs, d.w.z. middels een casus en rollenspel, inzichtelijk te maken voor leerlingen en zodoende hen nieuwsgierig te maken. Alleen kennis overdragen is onvoldoende. De manier waarop het wordt aangeleerd is van meer belang. Gestructureerde en korte opdrachten kunnen ook in het werkveld worden gedaan. Reflectie is goed mogelijk d.m.v. een spel of een filmpje. 2.2 Belangrijke en actuele thema’s binnen het opleiden zijn: dementie in de VGZ, de ouder wordende cliënt met Downsyndroom, seksualiteit, doof- en blindheid (De Brink, onderdeel van Visio, doet aan begeleiding en communicatie), verslaving, borderline, een respectvolle oude dag voor cliënten, het levenstempo van de cliënt in de VGZ, autonomie en zelfbeschikking. Maar ook multiproblematiek, zoals psychiatrische problematiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Op dit niveau is kennis van enkele veelvoorkomende stoornissen wenselijk (o.a. autisme) en van hechtingsproblematiek bij cliënten t.a.v. hun begeleiders. Bijv. Maeykehiem heeft hiervoor goede lesmodulen ontwikkeld. Ook hier geldt dat aanschouwelijk onderwijs helpt het transferproces bij leerlingen te bevorderen. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Agogisch medewerkers zijn veelal minder doelgericht dan verzorgenden/verpleegkundigen, hun kracht ligt meer in de relatie. Meer vaardigheid is echter nodig m.b.t. methodisch werken en planmatig zorgverlenen, bijv. volgens het zorgleef- of ondersteuningsplan. Gerichte opdrachten (bijv. observeren) vanuit school kunnen de leerlingen hierin helpen. Van belang is leerlingen tijd te laten nemen om goed te leren observeren 3.2 Aanbevolen wordt om leerlingen (medewerkers) gedurende de hele opleiding te trainen in weerbaarheid en zelfversterking. In de eerste fase van de opleiding kan een basale training worden gegeven (aan de orde komen bijv.: wie ben ik, wat is mijn gedrag, wat zijn mijn onzekerheden). Iin volgende fasen kan verdieping plaatsvinden, waarbij de ervaringen in de praktijk meer centraal komen. Inzicht in de eigen omgang met stress en agressie komen aan de orde. Bijv. hoe reageert je lichaam op stress, hoe ga je hiermee om? Bij Talant wordt hiervoor de training ‘Bewegen onder stress’ ontwikkeld. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Kennis van de BOPZ, gericht op de doelgroep VGZ, is nodig. Naast kennis is ook ‘dagelijks’ bewustzijn nodig inzake het zelfbeschikkingsrecht van cliënten; in het dagelijks leven van cliënten zijn veel voorbeelden, zoals de keus voor bepaalde kleding, niet willen eten, rolstoel op slot zetten e.d. Casuïstiek is een goed middel om dit thema aanschouwelijk te maken. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Meer persoonlijke vorming is nodig waar het betreft: mensbeeld, beeldvorming en ethische dilemma’s/kwesties binnen de VGZ. VGN heeft hier goed praktijkmateriaal voor ontwikkeld! 6. Overige opmerkingen 6.1 Kennis van en omgaan met nieuwe technologie (domotica) wordt vereist. De medewerker moet de cliënt adviseren over gebruik en aanschaf. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 3.3 VGZ. Aanwezig bij de werkgroep van 13 februari 2013: Jort van Ast, Sylvia Verwey,Afke Punter, Loes de Vries, Pepi Wadman
Pagina 28 van 28