Rapportage
Aanbevelingen voor het opleiden in de care-branches VVT, GGZ en VGZ HBO – niveau 5 - Verpleegkundig (HBO-V) - Agogisch (SPH)
Heerenveen, augustus 2013
Inhoud VOORWOORD ............................................................................................................... 3 1. VVT intramuraal en extramuraal .............................................................................. 6 1.1
Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – verpleegkundig (HBO-V) ............................. 6
1.2
Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – agogisch (SPH) ............................................ 8
2. GGZ ....................................................................................................................... 10 2.1
Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – verpleegkundig (HBO-V) ........................... 11
2.2
Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – agogisch (SPH) .......................................... 12
3 VGZ ....................................................................................................................... 13 3.1
Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – verpleegkundig (HBO-V) ........................... 13
3.2
Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 - agogisch (SPH) ........................................... 17
Pagina 2 van 18
VOORWOORD In voorliggende rapportage zijn de aanbevelingen beschreven die door de werkgroepen uit de branches VVT, GGZ en VGZ zijn opgesteld ten behoeve van het opleiden in het HBO voor de zorg in Friesland. Eerder (april 2013) is een vergelijkbaar rapport uitgebracht gericht op het MBO, voor de opleidingsniveaus 1 t/m 4. Deze aanbevelingen zijn tot stand gekomen in het kader van de programmalijn Onderwijsontwikkeling van de Friese Zorgacademie care, zoals beschreven in het Projectplan Realisatiefase 2012-2013. De doelstelling van de projectopdracht luidt als volgt: ‘Op basis van de resultaten (rapportages) uit de voorgaande projectfase komen tot instemming over aanpassing van de onderwijsinhoud, zodanig dat geconstateerde omissies worden opgelost. Daarna kan implementatie plaatsvinden’. In 6 werkgroepen zijn de door de praktijk aangegeven startkwalificaties die in fase 1 van Friese Zorgacademie care voor de verschillende branches zijn opgesteld (werkgroepen 3.1 t/m 3.4), verder toegespitst tot aanbevelingen voor het opleiden. Wij hebben er in de werkgroepen naar gestreefd om de aanbevelingen zodanig te formuleren, dat niet met een ‘beschuldigend vingertje’ naar deelnemende organisaties wordt gewezen. Uitgangspunt is dat het goed en ‘bijdetijds’ opleiden van medewerkers voor de zorg een gezamenlijke verantwoordelijkheid alsook een gemeenschappelijk belang is van onderwijs- en zorgorganisaties. Tevens wordt opgemerkt dat de aanbevelingen niet uitputtend zijn en een wisselende mate van detaillering hebben. Verantwoording De werkgroepen zijn samengesteld uit opleiders uit de zorgbranches en docenten uit het onderwijs. De conceptrapportages zijn aan de werkgroep-leden voorgelegd en de reacties daarop zijn in voorliggende notitie verwerkt. De aanbevelingen zijn in dezelfde structuur gevat die in fase 1 is gehanteerd in de rapportages inzake de startkwalificaties. Realisatie-richting Het doel van de aanbevelingen is het onderwijs zo concreet mogelijke handvatten te bieden om de door de werkgroepen geconstateerde omissies op te lossen. Geadviseerd wordt dan ook de aanbevelingen te verwerken in het curriculum. De meeste aanbevelingen vormen vooral een inhoudelijke actualiserende aanvulling of specificatie van het onderwijs per branche en passen normaliter binnen de reguliere wettelijke kaders. Wij denken dat de aanbevelingen het branche-gericht opleiden kunnen versterken en actualiseren, kennis en vaardigheden op aangegeven onderdelen verbeteren en daarbij tevens bevorderen dat onderwijs- en zorgorganisaties in gezamenlijkheid inhoudelijke thema’s oppakken. Sommige thema’s, bijvoorbeeld de problematiek rond het opleiden op niveau 2, lenen zich bij uitstek om breed en over de branches heen aan te pakken. Dit onderwerp zal in het directieberaad worden besproken. De aanbevelingen zijn per branche beschreven maar het staat gebruikers natuurlijk vrij om aanbevelingen of ideeën die voor een andere branche of een ander niveau zijn beschreven over te
Pagina 3 van 18
nemen. In een aantal gevallen worden soortgelijke ideeën binnen verschillende branches op net iets andere wijze beschreven. Sommige algemene aanbevelingen (zoals bijvoorbeeld meer samenwerking tussen onderwijs- en zorgorganisaties) kunnen worden beschouwd als toepasbaar binnen alle branches en opleidingsniveaus. In het Projectplan Realisatiefase 2012 – 2013 staat een vervolgopdracht beschreven binnen programmalijn 2, ‘Professionalisering opleiders’. Op basis van de resultaten van voorliggende opdracht kan als vervolg worden geïnventariseerd welke competenties en expertise noodzakelijk zijn om het onderwijs, zoals door de werkgroepen Onderwijsontwikkeling aangegeven, uit te voeren. Besluitvorming en implementatie Implementatie binnen NHL Hogeschool en Stenden Hogeschool Het concept van dit rapport is besproken met mevrouw W. van der Galiën, directeur Instituut Zorg en Welzijn (NHL Hogeschool), en mevrouw A. Schokker, Head of School Social Work and Arts Therapies (Stenden Hogeschool). Friese Zorgacademie vraagt beide onderwijsorganisaties om op enig moment een terugkoppeling te geven over de bruikbaarheid van de aanbevelingen. En hoewel de Aanbevelingen geen dwingend karakter hebben, zou het tevens natuurlijk zinvol zijn te weten of, en zo ja, op welke wijze aanbevelingen in het opleiden hun weg vinden. Aanbieding aan de zorgorganisaties De aanbevelingen zijn beschreven voor het opleiden. Dat betekent, dat zij ook ter kennis moeten komen van de opleiders binnen de zorgorganisaties. Friese Zorgacademie zal daartoe in het najaar van 2013 branche-gerichte bijeenkomsten organiseren. Mogelijkheden voor gezamenlijke initiatieven Sommige aanbevelingen lenen zich goed voor een gezamenlijke aanpak, dat wil zeggen een vorm van verbintenis van twee of meer partijen. Als voorbeeld noemen we hier de aanbeveling betreffende de weerbaarheidstraining. Binnen sommige zorg- en onderwijsorganisaties is hieromtrent veel expertise opgebouwd. Een gezamenlijke aanpak zou hier kunnen bestaan uit het delen van deze kennis en ervaring, het inhuren van gastdocenten voor training, het gezamenlijk opzetten van actuele modules enz. Hoe borgen we de actualiteit? De aanbevelingen kunnen worden beschouwd als een extra stimulans tot het actualiseren van de inhoud van opleidingen. Ze vormen eveneens een goed beeld van hetgeen de organisaties in het kader van de huidige ontwikkelingen in de zorg belangrijke kwaliteiten van leerlingen en medewerkers vinden. De vraag die vervolgens opkomt is, hoe geborgd kan worden dat onderwijs en zorg structureel op de hoogte blijven van elkaars ontwikkelingen. Enerzijds gaat het daarbij om ontwikkelingen in de zorg die hun plaats moeten vinden in het onderwijs; anderzijds gaat het om voor het opleiden wezenlijke veranderingen in organisaties, functiehuizen, opleidingen, werkbegeleiding, stage-coördinatie enz. Dit vraagstuk is inmiddels (juni 2013) door het directieberaad opgepakt en wordt in het nieuwe projectplan 2013 – 2104 opgenomen.
Pagina 4 van 18
Tot slot, ter aanvang Aan deze aanbevelingen is door de werkgroepen met grote betrokkenheid gewerkt. Voor de inzet van de deelnemers willen wij hen hierbij hartelijk bedanken. Wij hopen dat de aanbevelingen gehoor vinden en een vervolg krijgen in de dagelijkse praktijk van het opleiden van medewerkers voor de zorg. Aan de totstandkoming van de aanbevelingen hebben de volgende mensen meegewerkt: Vanuit de zorgorganisaties Joke van Opzeeland, De Friese Wouden (VVT intra-en extramuraal) Rinie Boermans, Zorggroep Noorderbreedte (VVT intra- en extramuraal) Jan Verbree, GGZ Friesland (GGZ) Klazien Kuipers, Zienn (GGZ) Sylvia Verwey, Maeykehiem (VGZ) Jort van Ast, Talant (VGZ) Vanuit de onderwijsorganisaties Ineke de Jong, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (HBO-V) Nadine Wilczak, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (HBO-V) Margot Stelpstra, Stenden Hogeschool (SPH) Vanuit Venturaplus Pepi Wadman, projectcoördinator Friese Zorgacademie care Klaus Boonstra, directeur Venturaplus
Pagina 5 van 18
1. VVT intramuraal en extramuraal Algemene opmerkingen bij de VVT- rapportage De verschillen tussen de vereiste startkwalificaties voor de intra- en extramurale VVT verschillen op dit opleidingsniveau niet veel van elkaar. Daarom zijn ze in deze fase van het project Friese Zorgacademie samengevoegd. In de werkgroep waren vertegenwoordigers vanuit zowel de intraals de extramurale VVT.
Links naar branche-specifieke kennis en informatie www.hbo-vgg.net.nl www.venv.nl www.vilans.nl www.calibris.nl www.hbo-raad.nl/opleidingsprofielen www.calibris.nl/Beroepsonderwijs/Beroepscompetentieprofielen (maatschappelijke zorg en sociaal maatschappelijk dienstverlener)
1.1 Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – verpleegkundig (HBO-V) Toelichting Voorliggende rapportage beschrijft aanbevelingen gericht op het (verbeteren van) de startbekwaamheid. Ten aanzien van het verbeteren van stages is evenwel ook door de VVT extramuraal een aantal punten ter verbetering aangegeven. Het betreft hier met name de verwachtingen en zienswijze van het werkveld ten aanzien van HBO- V-stagiaires. Het gaat hier o.a. om: o Betere afstemming tussen stagiaire en de stageplek over leerdoelen; o De rol van de stagiaire als initiatiefrijke regisseur van het eigen leerproces; o Het verbeteren van het kennisniveau op onderdelen; o Beter benutten van stages, o.a. door gericht oefenen en afstemmen met het onderwijs; o Aansluiting zoeken bij de wervingscriteria van de zorgorganisaties; o Inpassing van welzijn in het curriculum; o Integratie van theoretische kennis in de praktijk. Deze punten betreffen de leer/stageperiode en komen meer tot hun recht in het afstemmingsoverleg tussen de opleidingscoördinator en stagedocent/onderwijsorganisatie dan in voorliggende rapportage. Wij bevelen dan ook aan om dergelijk overleg te benutten voor afstemming over onder meer deze punten. Goede stages dragen in hoge mate bij aan de startbekwaamheid.
Pagina 6 van 18
Tabel 1.1 Aanbevelingen voor opleiden niveau 5 - verpleegkundig (HBO-V)
Branche VVT
1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 In de extramurale zorg komt steeds meer verpleegtechnisch handelen voor ten gevolge van o.a. de ‘ziekenhuisverplaatste’ zorg (infusen e.d.). Hierop dienen medewerkers goed voorbereid te zijn door goede kennis van ziektebeelden en pathologie. 1.2 De medewerker kan op methodische wijze de gezondheidsrisico’s van cliënten in beeld brengen. 1.3 De medewerker moet kennis hebben van preventie en deze kennis goed kunnen toepassen en overbrengen, zo nodig op een innovatieve manier. 1.4 Kennis van de keten van zorg, deze kunnen overzien. 1.5 Er dient voldoende aandacht te zijn voor klinisch redeneren en overstijgend denken. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Uitgebreidere gerontologische en (psycho)geriatrische kennis is nodig, in het bijzonder waar het de multicomplexe zorg betreft: de wijze waarop verschillende ziektebeelden elkaar beïnvloeden (bijv. de invloed van de ziekte van Parkinson op reuma). 2.2 Meer kennis is nodig van overbehandeling bij ouderen, met name het overgebruik (polyfarmacie) van medicatie en de wisselwerking tussen verschillende medicijnen. Dit probleem speelt met name in de thuissituatie van cliënten. In aanvulling daarop is enige kennis van klinische chemie, i.c. het kunnen aflezen en duiden van laboratoriumuitslagen, nodig. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 In de context van eigen regie voor de cliënt (en zijn systeem) kan de medewerker de informele en mantelzorgers begeleiden en ondersteunen. Hij betrekt hen bij de zorg en denkt met hen mee, zowel in kortdurende als langdurende zorgprocessen. Deze rol verdient veel aandacht in het opleiden. 3.2 Professioneel samenwerken met andere disciplines binnen de zorg is nodig. Daarbinnen kan de medewerker medewerkers op een lager functieniveau ondersteunen, zonder werk van hen over te nemen. Het gaat hier om een ‘basale’ vorm van coachen, waarin de sociale vaardigheid en invoelend vermogen nodig zijn om anderen te ondersteunen in moeilijke situaties in het werk. 3.3 De startende HBO-V’er moet de rol van casemanager kunnen invullen. In de stage wordt wel de basis gelegd maar er moet meer tijd/gelegenheid worden geboden om deze rol te oefenen. Dit onderwerp dient onderdeel te zijn van het stage-gesprek met de docent en werkbegeleider. Het vraagt van werkbegeleiders e dat zij de leerling vertrouwen geven en regie (deels) durven loslaten. Over het algemeen lukt het 4 jaars stagiaires in de extramurale VVT wel om als ‘spin in het web’ te fungeren tijdens hun stage. 3.4 Schriftelijke vaardigheden, t.b.v. professionele communicatie, dienen te worden verbeterd. De HBO-V heeft hier een verplichte cursus voor ingericht. Deze vaardigheid betreft met name het schrijven van rapportages en professioneel overleg, zoals met specialisten ouderengeneeskunde of huisartsen. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Kennis van wet- en regelgeving waaronder de WMO, BOPZ, indicatiestelling (CIZ) en zorgbemiddeling zijn al tijdens de opleiding/stages nodig. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Professioneel gedrag, i.c. functioneren in de professionele rol, kan beter. Vaardigheden als kunnen luisteren en het empatisch vermogen vereisen meer aandacht in de opleiding. Maar ook: het zorgvuldig en integer omgaan met social media, t.a.v. cliënten, organisaties en de eigen loopbaan. 5.2 Zowel in de extra- als de intramurale VVT is een meer creatieve en ondernemende houding noodzakelijk. Beter aangeleerd moet worden om de professionele rol op te pakken, de regie te nemen en te durven handelen. 6. Overige opmerkingen Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 1.1 VVT, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit: Rinie Boermans (VVT intramuraal), Grietsje Stellingwerf (VVT extramuraal), Nadine Wilczak (HBO-V), Pepi Wadman (Venturaplus)
Pagina 7 van 18
1.2 Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – agogisch (SPH)
Toelichting Voor niveau 5 agogisch binnen de VVT zijn in de voorgaande projectfase de startkwalificaties niet beschreven. Dat is een omissie in onze rapportage en werkwijze. Het aantal SPH’ers binnen de VVT is weliswaar niet groot, er zijn binnen de branche wel degelijk goede en passende functies voor de SPH’er. De bekendheid van SPH- studenten met de thuisbegeleiding is gering. Hun blik is meer gericht op preventie en jeugdhulp. Voorgesteld wordt dat een medewerker van de thuisbegeleiding van de Antonius Zorggroep voorlichting komt geven bij Stenden Hogeschool over wat de thuisbegeleiding is en doet en wat de thuisbegeleiding SPH’ers te bieden heeft. Ook het doen van vrijwilligerswerk door studenten (verplicht binnen Stenden Hogeschool) kan helpen de verbinding te verbeteren. Stenden Hogeschool is bezig met een aanpassing van de stages. Overwogen wordt om 2e jaars studenten gedurende het hele jaar 2 dagen per week stage te laten lopen en het 4e jaar volledig stage te laten zijn. Daarmee wordt beoogd een betere integratie van theorie en praktijk te realiseren.
Pagina 8 van 18
Tabel 1.2 Aanbevelingen voor opleiden niveau 5 – agogisch (SPH)
Branche VVT
1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Aandachtspunt voor het opleiden is meer kennis van gerontologie en (psycho)geriatrie en ziektebeelden als dementie. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Kennis van en beeldvorming over de ouder wordende mens (gerontologie) is van belang en kan bijv. als onderdeel van thema’s als ‘de hele mens’ worden meegenomen. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Veranderende maatschappelijke en sociale ontwikkelingen stellen andere sociale eisen aan burgers. Dit leidt tot een verschuiving in hulpvraag van ‘hulpverlenen’ naar het ‘coachen’ van gezinnen om zich staande te houden. De kracht van de SPH’er ligt in het regieversterkend werken, structuur bieden en reflectie bieden. In functies als casemanager, of in een coördinerende rol binnen een multidiciplinair team, moet hij in het verlengde daarvan de regie kunnen overnemen (en teruggeven), de situatie naar zijn hand zetten en doorpakken. Met name in deze laatstgenoemde rollen zou de SPH’er sterker in positie moeten kunnen komen. 3.2 In de context van eigen regie voor de cliënt (en zijn systeem) kan de medewerker de informele zorgers en mantelzorgers begeleiden en ondersteunen. 3.3 De SPH’er kan als coach/ondersteuner medewerkers (collega’s) op lagere functieniveaus (niveaus 2, 3, 4) ondersteunen in moeilijke situaties in het werk, o.a. met inzichten over groepswerk en groepsdynamica. 3.4 Methodisch werken, zoals het kunnen maken van een vertaling van het begeleidingsplan naar een zorgleefplan, verdient meer aandacht in het opleiden. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Juridische kennis is nodig, o.a. om de rol van casemanager/coördinator goed te kunnen vervullen. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Bedreigende situaties en agressie komen steeds meer voor in de praktijk van de SPH’er, ook bij stagiaires. In verband hiermee is veel aandacht nodig voor weerbaarheid van studenten en medewerkers. 5.2 De reflectie ten aanzien van het eigen aandeel en handelen binnen een cliëntsituatie behoeft meer diepgang. 6. Overige opmerkingen 6.1 De bekendheid met thuisbegeleiding als werksetting voor de SPH’er is gering. Antoniuszorggroep en Stenden Hogeschool kunnen hierin verbetering brengen, bijv. door het uitnodigen van thuisbegeleiders op de opleiding en/of door werkbezoeken. Ook het doen van (verplicht) vrijwilligerswerk door studenten bij thuisbegeleiding kan helpen meer bekendheid te krijgen en beeldvorming te versterken. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 1.2 VVT, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit: Rinie Boermans (VVT intramuraal), Grietsje Stellingwerf (VVT extramuraal), Margot Stelpstra (Stenden), Pepi Wadman (Venturaplus)
Pagina 9 van 18
2. GGZ Algemene opmerkingen bij de GGZ- rapportage Vanuit de NHL wordt opgemerkt dat de HBO-V een flink aantal nieuwe docenten heeft aangetrokken die recente ervaring in de zorg(organisaties) hebben. Er wordt gestreefd naar meer aandacht voor vaardigheden. Er wordt geconstateerd dat er een goed contact is tussen de HBO-V en de GGZ, er wordt wederzijds geïnformeerd, er is sprake van gastdocentschap en er is een stage-coördinatieoverleg ingericht. Van belang is wel met elkaar nog beter en te blijven kijken naar hoe de samenwerking nog beter kan verlopen. Doordat de HBO-V docenten afkomstig uit de GGZ heeft aangesteld, kent men elkaar enigszins en is het contact laagdrempeliger geworden. Binnen het functiehuis van GGZ Friesland nemen agogisch medewerkers een steeds kleinere plaats in. Vanwege hun verpleegkundige vaardigheden en het kunnen registreren in het EPD krijgen verpleegkundigen daarin steeds meer de voorkeur. Daarentegen wordt de cliëntenproblematiek steeds zwaarder en zijn veel agogische en sociale en communicatieve vaardigheden vereist. In dit zich veranderende werkveld is belangrijk om te bepalen hoe de SPH’er hierop kan aansluiten en zich sterk kan blijven positioneren.
Relevante branche-specifieke documenten Beroepscompetentieprofiel GGZ agoog HBO (GGZ Nederland) Beroepscompetentieprofiel GGZ verpleegkundige HBO (GGZ Nederland) Beroepscompetentieprofiel GGZ agogisch medewerker (GGZ Nederland) Beroepscompetentieprofiel GGZ verpleegkundige MBO (GGZ Nederland) Beroepscompetentieprofiel GZ-vaktherapeut (GGZ Nederland) Positioneringsnota GGZ Nederland
Pagina 10 van 18
2.1 Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – verpleegkundig (HBO-V)
Tabel 2.1 Aanbevelingen voor opleiden niveau 5 – verpleegkundige (HBO-V)
Branche GGZ
1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Het kennen en kunnen toepassen van een somatische screening en het vertalen van lijsten (HoNOS) dient binnen de opleiding te worden aangeleerd. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Meer kennis/vaardigheid is wenselijk m.b.t. oplossings- en doelgericht werken, zoals met behulp van eigen kracht- en eigen regie-methodiek en motiverende gesprekstechnieken. Eén of twee actuele methodieken moeten gekend en verdiept worden. Daarin is cognitieve gedragstherapie wel een centraal begrip. Wat betreft psychopathologie en middelengebruik en een aantal terugkerende thema’s (presentiebenadering, sociale kaart) wordt, ook door het onderwijs, geconstateerd dat er een breder aanbod moet komen. Sleutelwoorden zijn: verdieping, een specifieke gerichtheid op de branche GGZ en terugkerend in alle studiejaren. In het nieuwe curriculum van de HBO-V zal sociale vaardigheidstraining een grotere plaats krijgen. 2.2 Verbetering is wenselijk betreffende het methodisch kunnen werken volgens verpleegkundige diagnostiek en volgens het begeleidingsplan, als eigen verpleegkundige verantwoordelijkheid. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Het leren/kunnen reflecteren op eigen handelen, tijdens stages in opdrachten, verdient meer aandacht. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Ruime en actuele kennis van wet- en regelgeving, waaronder financiering van de zorg, is nodig. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Geen opmerkingen. 6. Overige opmerkingen 6.1 Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 2.1 GGZ, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit: Jan Verbree (GGZ Friesland), Klazien Kuipers (Zienn), Ineke de Jong (HBO-V), Pepi Wadman (Venturaplus)
Pagina 11 van 18
2.2 Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – agogisch (SPH)
Tabel 2.2 Aanbevelingen voor opleiden niveau 5 – agogisch (SPH)
Branche GGZ
1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Meer eenvoudige somatische kennis en vaardigheden zijn wenselijk zoals: temperaturen, bloeddruk meten, inschatten fysiek onwelbevinden (het ‘niet pluis’-gevoel ontwikkelen). Dit onderdeel zou zich wellicht goed lenen voor een minor. 2. Domein: Branche-specifieke kennis en vaardigheden 2.1 Uitgebreide kennis van specifieke moderne behandelmethodieken, zoals eigen kracht methodiek, herstelwerk en resultaatverantwoordelijk werken is nodig. Naast kennis zijn vaardigheden bij de toepassing van deze methodieken nodig; deze dienen al gedurende de opleiding te worden geoefend en aangeleerd. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Schriftelijke rapportage, effectief en doelgericht schrijven, het schrijven van mails alsook productieregistratie behoeven verbetering. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) Geen opmerkingen. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Reflecterend, empatisch en inlevend vermogen komen in essentie goed aan bod. Gedragsalternatieven als initiërend handelen (‘optreden’), lef tonen, confronteren, het wijzen op eigen verantwoordelijkheid en resultaat- en doelgericht handelen kunnen nog meer aandacht krijgen in het opleiden. Deze onderdelen hebben te maken met jezelf positioneren in verschillende rollen en initiatief nemen. Hierin ligt het onderscheidend vermogen van de SPH’er, dit moet hij zich goed eigen maken (en handhaven in de praktijk). 6. Overige opmerkingen Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen en opmerkingen zijn opgesteld door werkgroep 2.2. GGZ, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit: Jan Verbree (GGZ Friesland), Klazien Kuipers (Zienn), Margot Stelpstra (Stenden Hogeschool), Pepi Wadman (Venturaplus)
Pagina 12 van 18
3 VGZ
3.1 Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 – verpleegkundig (HBO-V) Beeldvorming ten aanzien van de VGZ De beeldvorming ten aanzien van (het werken in) de VGZ behoeft aandacht, zowel bij leerlingen als docenten. Er zijn vrijwel geen docenten met ervaring in deze doelgroep; als zij al kennis/ervaring met betrekking tot de branche hebben is deze vaak verouderd en niet meer goed in beeld. Het werven van HBO-V’ers, bijvoorbeeld voor de functie van zorgcoördinator in Maeykehiem, gaat moeizaam; het aantal sollicitanten is beperkt en sollicitanten hebben vaak geen cliëntervaring in de VGZ. Stages worden alleen ingevuld vanuit stagetoewijzing/verplichting in eerste stages. Dit geeft een hogere begeleidingsvraag, hetgeen soms lastig is om bij herhaling aan te voldoen. De HBO-V en de zorgorganisaties moeten zich inspannen om stages interessanter en aantrekkelijker te maken voor HBO-V’ers. Van HBO-V’ers mag verwacht worden dat zij overstijgend kunnen denken en kunnen werken aan methodiekontwikkeling. Dit vertaalt zich in het werkveld o.a. in de rol van coördinator en regisseur. Maar ook is organisatiebreed specifieke verpleegkundige deskundigheid nodig. De mogelijkheden voor functies in deze lijn binnen de VGZ moeten aan de studenten zichtbaar worden gemaakt. Bijvoorbeeld door functies te tonen die zij kunnen vervullen, zoals zorgcoördinator, teamleider, projectleider, casemanager. Promotie van de VGZ gebeurt nu ook bijvoorbeeld in werkveldbezoek in de 1e fase van de opleiding, zodat studenten de koppeling van theorie met de cliënt en het werk kunnen zien/ervaren. De onderwijsorganisatie kan ook gebruik maken van cliënten die voorlichting geven (bijv. Alliade), verwantenraden, cliëntenraden en dergelijke. Er zijn ook verwanten van cliënten die gastlessen verzorgen. Ook het doen van vrijwilligerswerk door studenten (buddy, ondersteuning bij activiteiten) is een goede optie en levert studenten studiepunten op en is voor cliënten van grote waarde. Aan vrijwilligers is veel behoefte. Er is een vrijwilligersmarkt binnen de HBO-V, waar zorgorganisaties hun vraag op kunnen laten zetten. Bij Maeykehiem wordt eenmaal per week een lesochtend georganiseerd voor alle leerlingen en stagiaires, waarin iemand uit de praktijk vertelt over zijn vak. Voor het HBO zou wellicht iets soortgelijks opgezet kunnen worden. Een mogelijkheid is ook om medewerkers vanuit het werkveld naar scholen te laten gaan en studenten in gastlessen of projecten te informeren en te vertellen over het boeiende werk binnen de VGZ. De HBO-V is bezig een nieuw curriculum in te voeren, met 4 blokken van 10 weken, waaronder 10 weken VGZ/GGZ in het 1e leerjaar. Daarvan wordt een grote verbetering verwacht. Onderwerpen als erfelijkheid, ouders en rouwprocessen, gedragsproblematiek, de ouder wordende cliënt, puberteit, visie/ontwikkelingen staan in het nieuwe programma. Studenten hebben de keuze voor stage in de GGZ of VGZ.
Pagina 13 van 18
Links naar branche-specifieke kennis en informatie www.werkenindegehandicaptenzorg.nl: Mooie site die zich richt op jongeren en informatie geeft over werken en leren in de gehandicaptenzorg. Welke beroepen zijn er, welke opleidingen? Verder is er kosteloos informatiemateriaal te bestellen. Is gericht op het maken van beroepskeuzes. www.kennispleingehandicaptenzorg.nl/kennisplein/home-kvv.html: Het Kader Kritische Vakkennis geeft aan welke vakkennis professionals in de gehandicaptenzorg moeten hebben om hun werk goed te kunnen doen. Het Kader Kritische Vakkennis: Geeft aan welke vakkennis professionals in de gehandicaptenzorg moeten hebben om hun werk goed te kunnen doen. Daarnaast laat het de samenhang zien tussen deze vakkennis en gevalideerde documenten over de beroepsuitoefening (het beroepscompetentieprofiel en de kwalificatiedossiers). Voor en door het werkveld: Kennisbronnen, zoals handreikingen, methodieken, literatuur en websites, vormen het hart van het kader. Samen met het onderwijs, zorgorganisaties en inhoudelijk deskundigen is de basis gelegd. Het kader kan worden aangevuld met relevante en beproefde kennis. www.vilans.nl www.verstandelijkbeperkt.nl www.methodieken.nl www.vgn.nl www.cce.nl (centrum voor expertise en consultatie (CCE)) www.visio.org (expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen) http://www.klik.org (website met informatie voor werkenden in de verstandelijk gehandicaptenzorg) www.stichtingotwee.nl (een instelling met expertise op het gebied van de beperking in horen en zien) Studieboek: Colette Bruin, ‘Geef me de vijf’ (lesboek); thema’s: ontwikkelingspsychologie, hechtingsproblematiek (van betekenis voor begeleiders), PPDNOS, autisme, syndroom van Down)
Pagina 14 van 18
Tabel 3.1 Aanbevelingen voor opleiden niveau 5 – verpleegkundig (HBO-V)
Branche VGZ
1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 HBO-V’ers zijn veelal sterk in het kijken naar de fysieke componenten bij gedragsproblemen. Ze hebben echter weinig specifieke kennis van somatische problematiek in de VGZ. Hoewel hun onderzoekende houding hen hierin veelal wel op weg helpt, verdienen fysieke problematiek als epilepsie, slikstoornissen, huidproblemen, overgewicht e.d. meer gerichte aandacht in de opleiding. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden 2.1 Beter observeren en signaleren van cliëntgedrag is nodig. Daarvoor is o.a. meer kennis van ontwikkelingspsychologie noodzakelijk. Observatie gaat nu veelal uit naar de fysieke kant van de cliënt en het is nodig dat het gedrag van cliënten meer gaat leven voor de student. Door een bredere visie op cliënten, zullen studenten leren naar andersoortige oplossingen te zoeken (bijv. een cliënt die genezen is van epileptische insulten hoeft niet blijvend valpreventie-middelen te houden; een cliënt met overgewicht verdient een andere oplossing dan zijn koelkast op slot te doen). Deze andere omgang met gedrag, vanuit de eigen-regie gedachte, leent zich in het onderwijs o.a. goed voor casuïstiek en video’s, daarmee wordt het vraagstuk aanschouwelijk gemaakt. 2.2 Meer veldspecifieke kennis over de VGZ is nodig, zoals met name ontwikkelingspsychologie, hechtingsproblematiek (van betekenis voor begeleiders), PDDNOS, autisme, syndroom van Down, kennis van ernstig verstandelijk beperkte cliënten (EMB), cliënten met een zeer laag ontwikkelingsniveau, cliënten met gehoor- en gezichtsbeperkingen. Ook kennis van veel voorkomende somatische aandoeningen is nodig. Daarnaast is vaardigheid in de omgang met moeilijk verstaanbaar gedrag nodig. 2.3 Kennis over en een houding ten aanzien van ethische dilemma’s ten aanzien van (cliënten binnen) de VGZ is nodig; thema’s zijn o.a.: ‘de mens blijven zien’, ouderschap van verstandelijk gehandicapten, de dilemma’s rond genetisch onderzoek. 2.4 Het is belangrijk dat werkers in de VGZ zich realiseren dat cliënten bij je wonen in de instelling. Dit heeft gevolgen voor de rol en invloed (macht) die je als begeleider uitoefent. Hierin ligt een belangrijk onderscheid met andere branches. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 Veel aandacht is nodig voor de relatie met cliënten in de VGZ; de basis voor de bejegening van cliënten is de ontwikkelingspsychologie. De relatie c.q. bejegening is essentieel, je zet jezelf als instrument in. Thema’s zijn: omgaan met afstand-nabijheid t.a.v. cliënten, het overbrengen van ‘boodschappen’, het doen van interventies op basis van gedragsanalyse. 3.2 Er moet goed geleerd worden hoe cliënten te motiveren en te stimuleren, hoe om te gaan met gedrag zoals bijv. niet willen opstaan, geen medicijnen willen nemen. Dit kan goed aangeleerd worden middels goede opdrachten vanuit school, zoals het beschrijven van specifieke cases (bijv. een cliënt die niet door een bepaalde deur wil gaan), het opstellen/uitwerken van een communicatieplan voor een cliënt. Ook het werken aan een project kan hieraan bijdragen. In dit verband wordt de mogelijkheid genoemd een langlopend project in te richten dat door opeenvolgende studenten wordt uitgevoerd. 3.3 Van de HBO-V’er wordt een regievoerende of coördinerende rol verwacht in de organisatie van de zorg. Hij heeft een helicopterview, kan delegeren, kan anderen coachen (en omgaan met teleurstellingen als de gecoachte niet doet wat je vraagt/voorstelt). In stages heeft de student vaak schroom of angst om deze rol op e zich te nemen en daarin te trainen. Coachvaardigheden zouden beter getraind kunnen worden in het 4 jaar, e waarbij studenten bijv. de 1 jaars ‘snuffelstagiaires’ kunnen coachen. In de lagere leerjaren kunnen studenten wel starten met bijv. het onderzoeken van stijlen van leidinggeven, hun opvattingen daaromtrent; daarbij kunnen zij in hun stage o.a.leidinggevenden in hun rol observeren. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Beter geleerd moet worden waar de wet- en regelgeving zich voordoet in het dagelijks leven van/met cliënten, zoals de BPOZ en dwang en drang. Dit verschilt per cliëntengroep. Voorbeelden zijn het op slot doen van de koelkast, het op de rem zetten van een rolstoel. Van belang is dat betreffende kennis goed aanhaakt bij de ervaringen/situaties in het werkveld; bijv. door dit onderwerp gedurende de opleiding terug te laten komen en aan de specifieke stage-ervaringen te koppelen kan de transfer/kennisintegratie verbeteren. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Door het werkveld wordt het ‘omgaan met afstand en nabijheid’ over het algemeen als voldoende ervaren. Wel kan meer aandacht worden besteed aan weerbaarheid in spannende situaties: met je eigen emoties herkennen wat er gebeurt met (het gedrag van) de cliënt. In de opleiding dient aan het oefenen hiervan meer
Pagina 15 van 18
te worden gedaan. Overige opmerkingen Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen zijn opgesteld door werkgroep 3.1 VGZ, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit Sylvia Verwey (Maeykehiem), Jort van Ast (zorggroep Alliade), Ineke de Jong (NHL, HBO-V), Pepi Wadman (Venturaplus) 6.
Pagina 16 van 18
3.2 Aanbevelingen voor het opleiden op niveau 5 - agogisch (SPH) Het functiehuis binnen de VGZ-organisaties biedt niet altijd voldoende uitdaging voor mensen met een HBO-opleiding. De functies waarop HBO’ers worden ingezet verschillen nogal qua inhoud. Dit is spijtig, aangezien SPH’ers een goede functie kunnen vervullen binnen de VGZ. Sterke kanten van de SPH’er voor de VGZ zijn met name het systeemgericht werken, omgaan met informele netwerken en informele zorg. De beschikbaarheid van agogische functies op niveau 5 binnen functiehuizen varieert nogal per organisatie. Binnen de VGZ zijn evenwel niet veel functies voor SPH’ers beschikbaar. Zij werken vaak in de rol van cliënt- of teamcoach in functies als bijv. zorgcoördinator. In het kader van opleiding is de VGZ voor 1e en 2e jaars SPH-studenten nog wel aantrekkelijk, daarna moet er echt uitdaging voor studenten gecreëerd worden. Stenden Hogeschool onderzoekt in verband hiermee momenteel de mogelijkheid om de stageperiode anders in te richten. Voor het werkveld ligt hier een rol om BPV-plekken uitdagend in te richten voor 3e - en 4e jaars studenten. Om de VGZ beter bij studenten onder de aandacht te brengen, kan gedacht worden aan het verrichten van vrijwilligerswerk in de VGZ. Stenden Hogeschool heeft ‘verplicht vrijwilligerswerk’ reeds in de SPH-opleiding opgenomen. Studenten kunnen een goede rol vervullen binnen de VGZ: voor (het welzijn van) de cliënt, voor de beeldvorming (‘het haalt vooroordelen uit de wereld’), voor de ontwikkeling van de student alsook voor de positie van SPH’ers in de VGZ. Vrijwilligerswerk kan bijv. zijn: een boek voorlezen aan een cliënt, winkelen, sporten, zwemmen, wandelen met cliënten. Studenten krijgen hiervoor studiepunten. Vacatures vanuit het werkveld kunnen bij Stenden Hogeschool worden aangemeld. Vanuit de instelling wordt geen specifieke begeleiding gevraagd; het betreft vaak ‘werk’ voor cliënten van een hoger niveau, waarvoor de begeleiders in de zorginstelling geen tijd meer beschikbaar hebben. Ten aanzien van de begeleiding van stagiaires wordt geconstateerd dat de rol van werkbegeleiders verhelderd en versterkt moet worden. De student moet in de driehoek onderwijsorganisatiewerkbegeleider-student een sterkere regisserende rol vervullen. Stenden Hogeschool organiseert 3 maal per jaar bijeenkomsten voor werkbegeleiders (operationeel niveau). Vanuit het werkveld is er tevens behoefte aan afstemming met stage-coördinatoren over beleid en actuele ontwikkelingen en verantwoordelijkheden/rollen t.a.v. het opleiden aan beide kanten.
Pagina 17 van 18
Tabel 3.2 Aanbevelingen voor opleiden niveau 5 – agogisch (SPH)
Branche VGZ
1. Domein: Basiskennis van ziekte en gezondheid 1.1 Het werkveld ziet graag dat agogische medewerkers op handelingsniveau enige kennis hebben van somatiek en een aantal verpleegtechnische en verzorgende handelingen kunnen uitvoeren, zoals ADL-zorg verlenen, hygiëne, medicatie uitdelen, kennis van (bij)werkingen van medicatie, epilepsie, slikstoornissen en huidproblemen, overgewicht, genetische aspecten. Dit zou goed kunnen door bijv. een minor te volgen. 2. Domein: Veldspecifieke kennis en vaardigheden Geen opmerkingen. 3. Domein: Agogische kennis en vaardigheden en communicatie 3.1 De kracht van de SPH’er ligt in de relatie; in het systeemgericht denken en werken volgens de eigen regiemethodiek. Gemist wordt evenwel het doelgericht, planmatig werken, bijv. in het maken van een ondersteuningsplan. Nodig is bijv. het doelgericht en helder schrijven van een (ondersteunings)plan dat door de CIZ t.b.v. de financiering beoordeeld moet worden. 3.2 Het werkveld zou graag zien dat het werken vanuit de professionele rol wordt versterkt. Het vertellen/brengen van een boodschap, ook al voelt deze niet goed of staat men daar persoonlijk niet achter. Bijv.: onderhandelen over de zorgvraag of het vertellen dat er op het budget gekort wordt, ook in het omgaan met verwanten en informele zorg. Ook binnen de regierol of als casemanager kan de eigen professionaliteit worden versterkt. Begrip en empathie voor de cliënt vormen wel de basis in de professionele rol, maar men moet ook andere professionele rollen kunnen vervullen. De transfer van kennis naar praktisch kunnen uitvoeren in deze vereist veel (circa een jaar) oefenen, Stenden Hogeschool wil hiervoor langere stages en meer trainingen op school inzetten. 4. Domein: Organisatorische, maatschappelijke, economische en juridische kennis (wet- en regelgeving) 4.1 Kennis van indicatiestelling, financiering e.d. is noodzakelijk. De koppeling en transfer van kennis naar de concrete cliëntsituatie is nodig (bijv. het omdraaien van een rolstoel van een cliënt waardoor deze wordt afgezonderd). Ook kennis van en een houding ten aanzien van ethische dilemma’s is nodig. 5. Domein: Persoonlijke ontwikkeling/attitude 5.1 Weerbaarheid van studenten verdient meer aandacht in het opleiden. Studenten lijken vaak weerbaar maar het blijkt niet altijd een adequate vorm van weerbaarheid te zijn. Dit geldt ook voor het omgaan met teleurstellingen (copingstrategie). Studenten durven vaak niet goed dingen te regelen, telefoontjes te plegen e.d. Het lijkt of ze geen verlies mogen lijden, geconstateerd wordt dat daarin vaak ook een beschermde opvoeding een rol speelt. In dit verband wordt opgemerkt dat binnen het opleidingsproces (maar ook bij medewerkers) gewaakt moet worden voor het ontstaan van een symbiotische relatie in de vorm van parallelle processen bij cliënt en student. Voorkomen moet worden dat de stress van de één de stress van de ander is en dat student en cliënt met elkaar ‘meehuilen’. Een belangrijk onderdeel van de opleiding SPH is het ‘practicum levensboek’, waarin de student op onderzoek uitgaat naar zijn oorsprong, waarden en normen en culturele sensitiviteit ontwikkelt (hoe zit het bij anderen, hoe kan ik me daarin opstellen). 5.2 De ‘harde werkelijkheid’ is het beste podium om te oefenen, daarbij is goede en tijdige reflectie (met mate) van belang. Stenden Hogeschool heeft ‘verplicht vrijwilligerswerk’ in de opleiding, waarbij studenten ook opdrachten meekrijgen, bijv.: hoe is de mensvisie in de organisatie, wat vind ik daarvan, hoe ga ik daarmee om. Veel aandacht wordt besteed aan ethische dilemma’s vanuit de praktijk (basisberoepsdilemma’s). 6. Overige opmerkingen Geen opmerkingen. Verantwoording Deze aanbevelingen zijn opgesteld door werkgroep 3.2 VGZ, Onderwijsontwikkeling care, bestaande uit Sylvia Verwey (Maeykehiem), Jort van Ast (zorggroep Alliade), Margot Stelpstra (Stenden Hogeschool, SPH), Pepi Wadman (Venturaplus)
Pagina 18 van 18