Aan de slag met Three Ships N@Tschool! voor onderwijsontwikkelaars en docent-auteurs Three Ships N@Tschool! versie 11
13-7-2010
Aan de gebruiker Wij stellen uw terugkoppeling zeer op prijs. Voor vragen en opmerkingen over Three Ships N@Tschool! en de documentatie kunt u terecht bij uw supportafdeling. Rotterdam, 13 juli 2010 Three Ships enterprises B.V. DISCLAIMER Three Ships enterprises werkt volgens vaste procedures om ervoor te zorgen dat de informatie in de documentatie correct en up-to-date is. Three Ships enterprises kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor mogelijke onvolkomenheden in dit document of voor ongewenste resultaten of schade die voortkomt uit het gebruik van de informatie die dit document biedt.
© Three Ships enterprises B.V., 2010 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Three Ships enterprises B.V.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
ii
Inhoudsopgave Aan de gebruiker...................................................................................... ii Inhoudsopgave ....................................................................................... iii Notatie ..................................................................................................... v 1 Nieuwe manieren van leren.................................................................6 1.1 MOGELIJKHEDEN VOOR DOCENTEN EN BEGELEIDERS ....................................... 7 1.2 OVER DEZE HANDLEIDING ...................................................................... 7 1.3 E-LEARNING ZONDER ONLINE STUDIEMATERIALEN .......................................... 8 2 Three Ships N@Tschool! in vogelvlucht ...............................................9 2.1 DE MENU’S EN WERKRUIMTEN ................................................................. 9 2.2 DE DELEN VAN HET SCHERM ................................................................. 11 2.3 NAVIGEREN IN THREE SHIPS N@TSCHOOL! .............................................. 12 2.4 DE ONLINE HELP ............................................................................... 13 2.5 RECHTEN IN THREE SHIPS N@TSCHOOL! ................................................. 13 3 Informatie publiceren ....................................................................... 15 WAT HEBT U NODIG?................................................................................. 15 WAT MOET U DOEN? ................................................................................. 16 3.1 MATERIALEN OPSLAAN IN DE MATERIALENBANK ........................................... 16 3.2 INFORMATIEBRONNEN OPZETTEN ............................................................ 18 3.3 NIEUWSCATEGORIEËN MET NIEUWSBERICHTEN OPZETTEN ............................... 23 4 Forums opzetten ............................................................................... 29 WAT HEBT U NODIG?................................................................................. 29 WAT MOET U DOEN? ................................................................................. 29 4.1 FORUMSJABLONEN DEFINIËREN .............................................................. 29 5 Formulieren ontwikkelen .................................................................. 34 WAT HEBT U NODIG?................................................................................. 34 WAT MOET U DOEN? ................................................................................. 34 5.1 FORMULIEREN MAKEN ......................................................................... 35 5.2 FORMULIEREN BESCHIKBAAR STELLEN ...................................................... 39 6 Studiematerialen maken ................................................................... 41 WAT HEBT U NODIG?................................................................................. 41 WAT MOET U DOEN? ................................................................................. 42 6.1 STUDIEROUTES MAKEN ....................................................................... 42 6.2 STUDIEROUTES TESTEN ...................................................................... 49 6.3 STUDIEROUTES PUBLICEREN ................................................................. 50 7 Projecten opzetten ............................................................................ 53 WAT HEBT U NODIG?................................................................................. 53 WAT MOET U DOEN? ................................................................................. 53 7.1 PROJECTEN DEFINIËREN ...................................................................... 54 7.2 DE PROJECTFASERING OPZETTEN ............................................................ 58 7.3 FORUM TOEVOEGEN ........................................................................... 59 7.4 DEELNEMERS EN BEGELEIDERS TOEVOEGEN ............................................... 62 7.5 DE PROJECTSTATUS WIJZIGEN: HET PROJECT STARTEN .................................. 63 8 Toetsen samenstellen ....................................................................... 65 WAT HEBT U NODIG?................................................................................. 66 WAT MOET U DOEN? ................................................................................. 66 8.1 VRAGEN MAKEN................................................................................ 66 8.2 TOETSEN MAKEN EN EVENTUEEL KOPPELEN AAN EEN CORRECTIESCHEMA .............. 70 9 Portfoliosjablonen maken ................................................................. 79 WAT HEBT U NODIG?................................................................................. 79 WAT MOET U DOEN? ................................................................................. 80 9.1 PORTFOLIOSJABLONEN AANMAKEN .......................................................... 80 10 Competentieprofielen maken ............................................................ 82 WAT HEBT U NODIG?................................................................................. 82
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
iii
WAT MOET U DOEN? ................................................................................. 82 10.1 COMPETENTIEMATRIX AANMAKEN ........................................................... 83 10.2 COMPETENTIES TOEVOEGEN AAN DE COMPETENTIEMATRIX .............................. 87 10.3 COMPETENTIEPROFIEL AANMAKEN EN PUBLICEREN ........................................ 88 Bijlage 1: Gebruikers en groepen selecteren .......................................... 91 Bijlage 2: Verschillende typen vragen maken......................................... 96
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
iv
Notatie Dit document hanteert de volgende symbolen en tekstconventies: Verwijst naar een ander document of naar een andere locatie in dit document waar u gedetailleerde informatie kunt vinden over het onderwerp. Vestigt uw aandacht op een belangrijk gebruiksaspect of een andere bijzonderheid. Geeft een tip.
Vetgedrukte tekst
Geeft vaste programmaonderdelen aan, zoals velden, tabbladen en menuopties. Bijvoorbeeld: Klik op Nieuw om nog een groep aan te maken.
Vetgedrukte tekst met vishaken (>)
Duidt een reeks handelingen aan die u in het programma uitvoert. Bijvoorbeeld: Ga naar Beheer > Studieroutes.
Tekst in Courier New
Geeft variabelen aan, zoals bestandsnamen en namen van functies en permissies. Bijvoorbeeld: Om deze menuoptie te kunnen gebruiken, hebt u de permissie Materialen toevoegen en wijzigen nodig op de map.
De instructie ‘Klik met de rechtermuisknop’ wordt gebruikt om aan te duiden dat u met uw secundaire muisknop moet klikken om het contextmenu te openen. Als u de muis hebt ingesteld voor linkshandig gebruik, leest u hier dus ‘Klik met de linkermuisknop’.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
v
1 Nieuwe manieren van leren N@Tschool! is een webbased oplossing die het mogelijk maakt om cursussen, toetsen en projecten aan te bieden, digitale portfolio's op te zetten, competentiegericht onderwijs te faciliteren en studenten te begeleiden en te coachen. Met behulp van het (Leer) Content Management Systeem kan cursusmateriaal worden geproduceerd (met bijvoorbeeld Silverpoint), gestructureerd en beheerd. N@Tschool! heeft een unieke modulaire structuur. Deze structuur maakt het mogelijk voor de organisatie om zelf te bepalen welke functionaliteit op welk moment ingezet wordt. N@Tschool! bestaat uit de volgende modules:
Niet alle modules hoeven direct ingezet te worden. Er kan een keuze worden gemaakt uit de benodigde modules, al naar gelang de wensen en eisen van de organisatie of de docent of begeleider. Of dit nu is voor ondersteuning in het primaire onderwijsproces of voor begeleiding van medewerkers in het kader van het in stand houden van de gewenste bekwaamheid, met N@tschool! is het mogelijk. De voordelen van het werken met N@Tschool! zijn legio: •
Op de eerste plaats wordt het voor leerlingen en studenten mogelijk te leren wanneer en waar ze dat willen.
•
Als u docent of begeleider bent, is N@Tschool! voor u een instrument om beter inzicht te krijgen in de leerprocessen. U kunt bijvoorbeeld de voortgang in projecten tussentijds volgen.
•
Als u verantwoordelijk bent voor het maken of samenstellen van materialen, zoals lesmaterialen, toetsmaterialen of informatiematerialen, dan kunt u in N@Tschool! gemakkelijk materialen uitwisselen of samenwerken met anderen aan de contentontwikkeling.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
6
1.1 Mogelijkheden voor docenten en begeleiders Iedere organisatie en ieder organisatieonderdeel kan dus zelf bepalen welke combinatie van N@Tschool!-functionaliteit wordt ingezet. Afhankelijk van de gemaakte keuzen, kunt u als docent of begeleider de volgende basismogelijkheden vinden in N@Tschool!: • • • • • •
uw eigen studiematerialen online toegankelijk maken aanvullende informatiebronnen maken en publiceren digitale projectgroepen opzetten formulieren ontwerpen en inzetten toetsen samenstellen en corrigeren communiceren met uw leerlingen of studenten via de leeromgeving
Als uw organisatie gebruikmaakt van digitale portfolio's en e-learning op basis van competentieprofielen, hebt u ook de mogelijkheid portfoliodelen en persoonlijke competentieprofielen van leerlingen of studenten in te zien en hen te begeleiden bij hun keuzen en leerproces.
1.2 Over deze handleiding Deze handleiding richt zich op docenten of begeleiders die zelf materialen maken voor de leeromgeving, de onderwijsontwikkelaars en docent-auteurs. Als onderwijsontwikkelaar of docent-auteur vindt u hier alle informatie die u nodig hebt om snel aan de slag te gaan met N@Tschool!. U vindt de nodige informatie in de volgende hoofdstukken: Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
2: Three Ships N@Tschool! in vogelvlucht 3: Informatie publiceren 4: Forums opzetten 5: Formulieren ontwikkelen 6: Studiematerialen maken 7: Projecten opzetten 8: Toetsen samenstellen 9: Portfoliosjablonen maken 10: Competentieprofielen maken
Aparte handleiding voor begeleiders Voor docenten of begeleiders die verantwoordelijk zijn voor de begeleiding van studenten, de begeleiders, is de handleiding ‘Aan de slag met Three Ships N@Tschool! voor begeleiders’ beschikbaar. Woordkeuze Een opmerking over de woordkeuze: omwille van de helderheid wordt in deze handleiding gesproken over ‘studenten’. In plaats hiervan kunt u echter ook ‘deelnemers’, ‘cursisten’ of ‘leerlingen’ lezen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
7
1.3 E-learning zonder online studiematerialen Als u weinig tijd hebt om materialen te maken en te publiceren, zijn er een aantal manieren waarop u snel een alternatief e-learningtraject kunt opzetten: •
U zet een project op voor uw studenten, waarbij de materialen als het ware in de loop van het project ontwikkeld worden door de input van uw studenten en uw terugkoppeling daarop. U doet dit door een projectontwerp te definiëren en uw studenten aan het project te koppelen. Verwijzing Zie hiervoor hoofdstuk 7 Projecten opzetten.
•
U zet een verkorte studieroute op, waarin u uw studenten een opdracht geeft middels een instructiedocument. In het document geeft u een korte uitleg, gevolgd door de opdracht en eventueel verwijzingen naar internetsites waarop uw studenten meer informatie kunnen vinden. U doet dit door een studieroute te maken waarin u het instructiedocument opneemt. Verwijzing Zie hiervoor hoofdstuk 6 Studiematerialen maken
•
U geeft uw studenten een taakopdracht, waarin u eventueel tips en terugkoppeling verwerkt. U doet dit door een studieroute te maken waarin u taakvragen opneemt. Verwijzing Zie hiervoor: • paragraaf 8.1 Vragen maken • hoofdstuk 6 Studiematerialen maken
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
8
2 Three Ships N@Tschool! in vogelvlucht Dit hoofdstuk voert u in vogelvlucht door N@Tschool!. U kunt dit hoofdstuk gebruiken om vertrouwd te raken met het programma. U krijgt hier achtereenvolgens uitleg over: • • • • •
de de de de de
hoofdonderdelen van het programma: de menu’s en werkruimten namen van de elementen op het scherm navigatiemogelijkheden in het programma online help-functie rechten van gebruikers in het programma
2.1 De menu’s en werkruimten Als u inlogt in N@Tschool! ziet u het hieronder afgebeelde beginscherm.
Menu’s en werkruimten Bovenaan het programma wordt een menubalk getoond. U ziet hierin alle menu’s waartoe u toegang hebt. Ieder menu geeft vervolgens weer toegang tot een of meer werkruimten. Zo ziet u in het menu Beheer bijvoorbeeld de werkruimten Projecten en Studieroutes:
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
9
In het programma kunnen de volgende menu’s voorkomen, die werkruimten bevatten voor de verschillende typen gebruikers: •
het menu Geopende werkruimten , waarin gebruikers hun geopende werkruimten kunnen zien, tussen de geopende werkruimten kunnen switchen en geopende werkruimten snel kunnen sluiten.
•
het menu Portaal, waarin gebruikers snel diverse N@Tschool!-informatie en algemene informatie kunnen raadplegen en bewerken, via ‘portaalpagina’s’ die door de organisatie zijn ingericht (en die gebruikers eventueel ook zelf kunt inrichten als dit zo is ingesteld). Tip Portaalpagina’s zijn werkruimten die naar eigen wens kunnen worden ingericht met behulp van widgets.
•
het menu Mijn portaal, waarin gebruikers snel diverse N@Tschool!informatie en algemene informatie kunnen raadplegen en bewerken, via portaalpagina’s die ze zelf kunnen inrichten.
•
het menu Studie, waarin studenten de mogelijkheid hebben om studiematerialen te raadplegen, toetsen te maken, in projecten samen te werken, in hun portfolio te werken en formulieren in te vullen. In het portfolio kunnen ze portfoliodelen bijwerken, dossiers samenstellen en hun competentieprofielen inzien en bijwerken.
•
het menu Coaching, waarin begeleiders onder andere de studievoortgang van hun studenten kunnen volgen, projecten kunnen begeleiden, portfolio’s kunnen inzien, assessmentdossiers kunnen beoordelen, toetsen kunnen corrigeren en toetsresultaten kunnen analyseren. Andere gebruikers kunnen hier gepubliceerde showdossiers bekijken.
•
het menu Communicatie, waarin studenten en overige gebruikers berichten kunnen sturen, hun webmail kunnen lezen, kunnen zien welke gebruikers er op dit moment zijn ingelogd, informatie kunnen raadplegen en de mogelijkheid hebben om te discussiëren op forums.
•
het menu Beheer, waarin de applicatiebeheerder de basisinrichting van N@Tschool! opzet. Hij zet hier onder andere de gebruikersadministratie op, definieert en beheert de organisatieprofielen (inrichtingsstructuren voor de diverse onderdelen van uw organisatie), zet de structuur van de studiematerialen op en kan deze hier beheren, en zet toetsen- en vragenbanken op. Andere gebruikers met de juiste permissies kunnen via dit menu materialen opslaan voor gebruik binnen het programma. als onderwijsontwikkelaar of docent-auteur kunt u hier: o studiematerialen bouwen o gebruikers aan studieroutes koppelen o projecten opzetten o formulieren ontwikkelen o portfoliosjablonen maken o competentieprofielen maken o forums en forumsjablonen opzetten en beheren o de informatiebronnen en nieuwsberichten samenstellen o toetsen en vragen maken en deze eventueel koppelen aan een correctieschema
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
10
o
materialen opslaan die binnen de studie- en informatieomgeving worden gebruikt.
Tenslotte kan de menubalk nog de knop Zoeken bevatten, die de zoekfunctie zichtbaar maakt waarmee gebruikers binnen N@Tschool! naar materialen kunnen zoeken. Tip Voor toegang tot menu’s en werkruimten dient u over de juiste functionele rechten te beschikken.
2.2 De delen van het scherm Het scherm in de diverse werkruimten is opgebouwd uit een aantal vaste delen. In de volgende afbeelding ziet u de werkruimte Projecten beheren uit het menu Beheer afgebeeld, met de namen van de schermdelen erbij. menubalk
taakbalk
verkennerpaneel
werkpaneel
De menubalk bevat de menu's met commando's die betrekking hebben op deze werkruimte. De taakbalk bevat iconen voor vaakvoorkomende commando's. Het verkennerpaneel gebruikt u om elementen uit een structuur te selecteren. In het werkpaneel rechts kunt u het geselecteerde element bewerken.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
11
Sommige werkruimten gebruiken een actiepaneel in plaats van een menubalk en taakbalk. Actiepaneel
Het actiepaneel bevat de acties die betrekking hebben op deze werkruimte. Verder vindt u rechtsboven in het portaal enkele vaste elementen.
Dit zijn van links naar rechts en van boven naar beneden: • • • • • •
een icoon waarmee u naar de werkruimte Mijn postkantoor kunt gaan uw naam en, tussen haakjes, uw inlognaam een link waarmee u uw persoonlijke instellingen kunt openen een link waarmee u de online help kunt openen een link waarmee u kunt uit loggen (om met een andere inlognaam weer in te loggen) een zoekveld waarmee u vanuit elke werkruimte direct een zoekactie kunt starten om naar materialen in N@Tschool! te zoeken
2.3 Navigeren in Three Ships N@Tschool! Om van de ene werkruimte naar de andere te gaan, kunt u: • •
een menu aanwijzen en de werkruimte uit het menu selecteren; op een menu klikken en in het overzicht dat verschijnt op het werkruimteicoon klikken.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
12
Tip Via het overzicht ziet u bovendien een beschrijving van elke werkruimte. Om de route naar een werkruimte in een menu weer te geven, gebruikt deze handleiding de volgende notatie: naam menu > naam werkruimte (zonder ‘beheren’). Bijvoorbeeld: Beheer > Studieroutes. Als u overgaat naar een andere werkruimte, blijven werkruimten waarin u zich eerst bevond, openstaan. Hierdoor worden die werkruimten bij terugkeer sneller geladen. U kunt al uw geopende werkruimten bekijken via het menu Geopende ). werkruimten (aangeduid met het icoon U kunt een werkruimte sluiten: • vanuit de werkruimte zelf: met het kruisje op de tab van de werkruimte (rechts boven de werkruimte) of : met het kruisje rechts • via het menu Geopende werkruimten bovenaan het werkruimte-icoon
2.4 De online help Voor de taken die u het meest zult uitvoeren, vindt u in deze handleiding alle instructies die u nodig hebt. Daarnaast kunt u binnen het programma gebruikmaken van de contextgevoelige online help. Deze kunt u vanuit een werkruimte oproepen met de menuoptie Help > N@Tschool! Help (F1), de functietoets F1 (alleen in de clientversie van dat bij sommige velden wordt N@Tschool!), of met het vraagtekenicoon getoond. Hiernaast is rechtsboven in het programma een algemene link naar de help beschikbaar. Hieronder ziet u de helpoptie in de werkruimte Projecten beheren. Op deze manier opent u de helppagina voor de specifieke werkruimte waarin u zich bevindt.
Mocht u vragen hebben over het programma die niet beantwoord kunnen worden met behulp van de online help of deze handleiding, dan kunt u contact opnemen met uw N@Tschool!-applicatiebeheerder of projectcoördinator, die zelf altijd terecht kunnen bij de afdeling Support van Three Ships.
2.5 Rechten in Three Ships N@Tschool! Iedere gebruiker in N@Tschool! krijgt rechten toegewezen. Iemands rechten bepalen tot welke delen van N@Tschool! hij toegang heeft en welke handelingen hij daar mag uitvoeren.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
13
Afhankelijk van de toegekende rechten, kan iemand een bepaalde rol in N@Tschool! vervullen, bijvoorbeeld die van student, begeleider of applicatiebeheerder. Deze hoeft niet altijd te corresponderen met zijn rol in de fysieke wereld. Als u als onderwijsontwikkelaar of docent-auteur ook verantwoordelijk bent voor het begeleiden van gebruikers, krijgt u bijvoorbeeld ook rechten voor het begeleiden van gebruikers. Waarom ziet N@Tschool! er bij mij anders uit? Een belangrijk gevolg van de toekenning van rechten en de rol(en) die men daarmee binnen N@Tschool! vervult, is dat gebruikers met verschillende rollen als het ware verschillende programma's zien. Sommige werkruimten zijn niet voor iedereen toegankelijk. Zo krijgen studenten de beheerwerkruimten niet te zien, gewoonweg omdat ze daar geen taken hoeven uit te voeren. Dit principe werkt ook door op lagere niveaus in het programma. Dat betekent dat u soms een bepaalde menuoptie niet kunt gebruiken. Die optie is dan bedoeld voor iemand met een ander rechtenniveau. Ook kan het voorkomen dat u in de online help een instructie hebt gevonden die u niet kunt uitvoeren, omdat de beschreven functionaliteit voor u niet toegankelijk is. U zult dan een beroep moeten doen op een gebruiker met een ander rechtenniveau (meestal uw N@Tschool!-applicatiebeheerder of degene die binnen N@Tschool! de administratietaken uitvoert). Als dit heel vaak voorkomt, kunt u uw applicatiebeheerder vragen om u meer rechten toe te kennen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
14
3 Informatie publiceren Uw organisatie kan op verschillende manieren informatie aan gebruikers verstrekken, namelijk door: •
gegevensverzamelingen op te zetten over een bepaald onderwerp of een eigen intranet te realiseren. De gegevensverzamelingen worden gepresenteerd als informatiebronnen in de werkruimte Informatiebronnen. Een informatiebron kan bestaan uit een enkel onderdeel of uit een complete boomstructuur.
•
gepersonaliseerde informatie te maken, waarbij gebruikers eventueel zelf via abonnementen kunnen regelen welke informatie ze te zien krijgen. De gepersonaliseerde informatie wordt gepresenteerd als nieuwscategorieën met nieuwsberichten in de widget Mijn nieuws op een portaalpagina.
Als docent-auteur kunt u binnen een gedeelte van de informatieomgeving zelf materialen publiceren als aanvulling op uw studiematerialen of projecten. U kunt bijvoorbeeld een pagina maken met verwijzingen naar interessante websites of Word-bestanden publiceren met extra informatie.
Wat hebt u nodig? •
U kunt de materialen die u wilt gebruiken direct tijdens het opzetten van de informatiestructuur aanmaken of uploaden, of u kunt ze eerst verzamelen op een locatie in de materialenbank en ze later in de informatiestructuur opnemen. In het laatste geval hebt u toegang nodig tot de materialenbank en tot een of meer mappen in de materialenbank om uw materialen in op te slaan.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
15
•
U hebt toegang nodig tot Informatiebronnen beheren en Mijn nieuws beheren. Hiernaast moet u bovendien in een of meer mappen van de informatieomgeving permissies hebben om materialen te kunnen toevoegen en wijzigen.
Wat moet u doen? Om een informatiebron bestaande uit een complete boomstructuur, of mappen en informatie-items binnen informatiebronnen aan te maken, voert u de volgende stappen uit: • •
eventueel de materialen die u wilt gaan publiceren eerst opslaan in de materialenbank (paragraaf 3.1) informatiebronnen, mappen en/of informatie-items maken (paragraaf 3.2)
Om nieuwscategorieën met nieuwsberichten, of alleen losse nieuwsberichten, aan te maken, voert u de volgende stappen uit: • •
eventueel de materialen die u wilt gaan publiceren eerst opslaan in de materialenbank (paragraaf 3.1) nieuwscategorieën met nieuwsberichten, of alleen losse nieuwsberichten maken (paragraaf 3.3)
3.1 Materialen opslaan in de materialenbank De materialenbank is de centrale opslagplaats voor alle informatiematerialen in N@Tschool!. U gaat nu uw informatiematerialen toevoegen aan de materialenbank, om ervoor te zorgen dat ze beschikbaar zijn bij het aanmaken van uw informatiebronnen, mappen en -items of uw nieuwscategorieën met nieuwsberichten. In de materialenbank kunt u zes typen materialen opslaan, namelijk bestanden, webpagina's, websites, Silverpoints, internetlinks en materialenbank-links: •
Een bestand is een enkelvoudige document, bijvoorbeeld een Worddocument, een Excel-sheet of een gif-afbeelding.
•
Een webpagina is een enkele HTML-pagina.
•
Een website is een verzameling bij elkaar horende bestanden. Een website is te vergelijken met een internetsite.
•
Een Silverpoint is een website met een uniform uiterlijk, die ook web 2.0elementen en wintoetsen kan bevatten.
•
Een internetlink is een verwijzing naar een internetsite.
•
Een materialenbank-link is een verwijzing naar een document in de materialenbank.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
16
Tip Uw N@Tschool!-applicatiebeheerder kan een of meer mappen voor u aanmaken in de materialenbank en u permissie verlenen om in die mappen materialen op te slaan en te wijzigen. Als u nog niet weet waar uw map of mappen precies staan, neem hierover dan contact op met uw applicatiebeheerder.
Een bestand uploaden in de materialenbank Tip Spreek met uw collega's af hoe u materialen noemt, zodat ze snel terug te vinden zijn. 1. Ga naar Beheer > Materialenbank. 2. Klik in het verkennerpaneel met de rechtermuisknop op de map waaraan u . het bestand wilt toevoegen en kies Uploaden Tips Om deze menuoptie te kunnen gebruiken, hebt u de permissie Materialen toevoegen en wijzigen nodig op de map. U kunt een bestand ook uploaden door het vanuit de Windows verkenner naar de map te slepen. In dat geval kunt u bovendien meerdere bestanden tegelijk toevoegen (bulk-upload). Het slepen van bestanden is alleen mogelijk als op uw pc de Three Ships Browser Plugin is geïnstalleerd. Of dit bij u het geval is, kunt u zien door naar Instellingen te gaan (rechtsboven in de applicatie) en daar op Over te klikken. 3. Klik vervolgens in het dialoogvenster dat wordt geopend op Browse..., selecteer het bestand op uw pc of netwerk en klik op Open. In het veld Pad verschijnen het pad en de naam van het geselecteerde bestand. Tips Bij het uploaden wordt het materiaaltype van een bestand automatisch gedetecteerd door N@Tschool!. In bepaalde situaties kan dit onwenselijk zijn (bijvoorbeeld als u een zip-bestand als zip-bestand wilt uploaden in plaats van als website of Silverpoint, wat automatisch gebeurt). Om zelf het materiaaltype te bepalen, kunt u op Geavanceerd >> klikken en bij Type het gewenste materiaaltype kiezen. Om een zip-bestand als zipbestand te uploaden, kiest u als materiaaltype Bestand. Via Geavanceerd >> kunt u ook andere opties opgeven, namelijk een beschrijving en versie- en caching-instellingen. Als u meerdere bestanden toevoegt middels het slepen vanuit de Windows verkenner, gelden deze instellingen voor alle bestanden die u toevoegt.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
17
4. Klik op OK. Het bestand wordt toegevoegd als bestand, webpagina, website of Silverpoint; het materiaaltype wordt automatisch gedetecteerd. De materialen zijn toegankelijk voor gebruikers met de juiste permissies op de bovenliggende map(pen). Tips Als in de map al een bestand met dezelfde naam bestaat, kunt u kiezen om: • het te uploaden bestand als nieuwe versie toe te voegen aan dat bestand (kies Als nieuwe versie toevoegen) • de naam van het te uploaden bestand te wijzigen (kies Naam wijzigen), of • het uploaden te annuleren (kies Annuleren). Als in de map al een map met dezelfde naam bestaat, kunt u kiezen om: • de naam van het te uploaden bestand te wijzigen (kies Naam wijzigen), of • het uploaden te annuleren (kies Annuleren). Verwijzing Over het aanmaken van webpagina’s, websites, Silverpoints, materialenbank-links en internetlinks, vindt u informatie in de online help.
3.2 Informatiebronnen opzetten Een complete informatieboom bestaat uit een informatiebron met daaronder een mappenstructuur en/of items. De items vormen het laagste niveau (u kunt echter ook mappen als laagste niveau gebruiken). Aan elk niveau kan informatie worden gekoppeld; het koppelen van informatie aan items is verplicht. Voor het opzetten van een complete informatieboom volgt u de volgende stappen: • U maakt de informatiebron, eronder maakt u mappen en submappen en daaronder voegt u items toe, en aan elk gewenst niveau koppelt u
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
18
•
informatie (in elk geval aan de items). Wilt u geen mappen gebruiken, dan maakt u de items direct onder de informatiebron. U koppelt gebruikers aan de informatiebron en kent ze rechten toe. U bepaalt hiervoor welke rechten de gebruikers hebben op het niveau van de informatiebron en op het niveau van de onderliggende mappen.
Als u onvoldoende rechten hebt voor het aanmaken van een informatiebron, maakt u alleen mappen en/of items. Het aanmaken van een informatiebron, map of item gaat op vrijwel dezelfde manier. U kunt hiervoor telkens de stappen uit de volgende paragraaf herhalen. Een nieuwe informatiebron, map of item aanmaken Let op Bij het aanmaken van een informatiebron: Om een informatiebron te kunnen aanmaken, hebt u de permissie Submappen toevoegen en wijzigen nodig op de hoofdmap in de materialenbank waarin de informatiebronnen worden opgeslagen (standaard is dit de map Informatiebronnen onder _Informatie). Hebt u deze rechten niet, dan krijgt u een foutmelding. 1. Ga naar Beheer > Informatiebronnen. Tip Als het dialoogvenster Favorieten instellen verschijnt, selecteer dan eventueel eerst de informatiebronnen die u wilt laden, en klik op OK. 2. Maak het gewenste onderdeel aan: •
Voor het aanmaken van een informatiebron: klik met de rechtermuisknop op Informatiebronnen en kies Informatiebron
.
•
Voor het aanmaken van een map: klik met de rechtermuisknop op een > Map . informatiebron of onderliggende map en kies Nieuw
•
Voor het aanmaken van een item: klik met de rechtermuisknop op een > Item . informatiebron of onderliggende map en kies Nieuw
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
19
Het dialoogvenster van het onderdeel wordt geopend. Voor een informatiebron is dit het volgende venster:
3. Geef een naam op voor het onderdeel, zoals gebruikers het te zien krijgen. 4. Koppel content aan het onderdeel door de gewenste link te kiezen. U kunt kiezen uit een link naar een: • nieuwe webpagina, • document in de materialenbank, • internetpagina, • te uploaden bestand of • document op basis van een sjabloon. Tips Bij het aanmaken van een map of informatiebron: als u geen link naar een document aan de informatiebron of map wilt koppelen maar de inhoud van de informatiebron of map wilt tonen, kies dan Inhoudsopgave. Eventueel kunt u nog geavanceerde opties instellen: U kunt een beschrijving van het onderdeel toevoegen, het onderdeel met een ander icoon tonen, de gekoppelde inhoud van het onderdeel in een apart venster tonen of een publicatieperiode voor de gekoppelde inhoud instellen. Klik voor het weergeven van de geavanceerde opties op Geavanceerd >>. 5. Als u de optie Naar nieuwe webpagina hebt gekozen: klik in het venster op OK, maak in de Webpagina Editor uw webpagina en sla deze vervolgens op. 6. Als u de optie Naar document in de materialenbank hebt gekozen: klik , selecteer een bestand, webpagina, website, Silverpoint, op de knop internetlink of materialenbank-link uit de materialenbank, klik op OK en klik nogmaals op OK om het venster van het onderdeel te sluiten. , 7. Als u de optie Naar internetpagina hebt gekozen: klik op de knop typ het internetadres in het veld Adres, klik op OK en klik nogmaals op
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
20
OK om het venster van het onderdeel te sluiten. 8. Als u de optie Naar bestand (te uploaden) hebt gekozen: klik op de , klik op Browse..., selecteer een bestand van uw pc of netwerk, knop klik op Open, klik op OK en klik nogmaals op OK om het venster van het onderdeel te sluiten. , selecteer 9. Als u de optie Van sjabloon hebt gekozen: klik op de knop een sjabloon uit de sjablonenmap, klik op OK, klik in het venster van het onderdeel op OK, bewerk het document eventueel en sla het vervolgens op. Het resultaat bekijken 1. Ga naar Beheer > Informatiebronnen. Tip Als het dialoogvenster Favorieten instellen verschijnt, selecteer dan in elk geval de nieuw aangemaakt informatiebron en klik op OK. 2. Kies Bekijken > Inhoud. U kunt nu door de structuur van de nieuwe informatiebron bladeren en in het rechterpaneel de gekoppelde inhoud bekijken.
Tip U kunt het resultaat ook bekijken via Informatie > Informatiebronnen. In dat geval ziet u direct de inhoud als u door de structuur van de informatiebron bladert.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
21
Gebruikers koppelen aan de informatiebron Nu de informatiebron is gemaakt en er materiaal aan is gekoppeld, gaat u bepalen welke gebruikers de informatiebron mogen zien en of ze de informatiebron ook mogen wijzigen of verwijderen. U doet dit door permissies toe te kennen op het niveau van de informatiebron en de mappen. 1. Ga naar Beheer > Informatiebronnen. Tip Als het dialoogvenster Favorieten instellen verschijnt, selecteer dan in elk geval de nieuw aangemaakte informatiebron en klik op OK. 2. Klik met de rechtermuisknop op de informatiebron, of open de informatiebron en klik met de rechtermuisknop op de map waarop u permissies wilt instellen. 3. Kies Permissies
.
4. Klik op Gebruiker of groep toevoegen. Tip Als u de inlognaam kent van een gebruiker die u wilt toevoegen, kunt u deze ook direct intypen. Dubbelklik hiervoor op
, typ de inlognaam en druk op ENTER. 5. Selecteer de gewenste gebruikers en/of groepen en klik op OK. De gebruikers zijn nu toegevoegd. Verwijzing Kijk in bijlage 1 voor uitgebreide instructies over het selecteren van gebruikers en groepen. 6. Vink nu voor iedere gebruiker of groep aan wat deze mag doen. Tips Standaard krijgt een gebruiker die wordt toegevoegd op een informatiebron of map de permissies Map inzien en Gekoppeld materiaal ophalen. Met de permissie Map inzien ziet een gebruiker de informatiebron of map (afhankelijk van waarop de permissie is ingesteld) en de onderliggende items. Hij kan echter geen inhoud bekijken. Met de permissie Gekoppeld materiaal ophalen kan de gebruiker de inhoud die aan de informatiebron of map (afhankelijk van waarop de permissie is ingesteld) en de onderliggende items is gekoppeld, openen. U kunt de ingestelde permissies eventueel doorvoeren naar alle submappen. Klik in dat geval met de rechtermuisknop op een gebruiker of groep waarvan u de permissies wilt doorvoeren en kies (u kunt in dit geval ook de Op submappen toepassen permissies van alle gebruikers en groepen doorvoeren). Kies vervolgens de gewenste optie.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
22
Let op Bij het doorvoeren van permissies naar submappen: Gebruik met name de optie Alle permissies op submappen vervangen met beleid. U vervangt hiermee in één keer de permissies van alle submappen door de permissies van de huidige map. Gebruikers die geen rechten hadden in onderliggende mappen kunnen rechten krijgen, en gebruikers die wel rechten hadden kunnen ze hiermee kwijtraken. 7. Klik op OK als u klaar bent.
3.3 Nieuwscategorieën met nieuwsberichten opzetten Nieuwsberichten worden ingedeeld in nieuwscategorieën, waarbij de nieuwsberichten in subcategorieën van een of meer hoofdcategorieën worden gemaakt. In de widget Mijn nieuws op een portaalpagina worden de categorienamen als kop boven de nieuwsberichten getoond. In tegenstelling tot informatiebronnen (waarbij aan elk niveau inhoud kan worden gekoppeld) kan er bij nieuwscategorieën met nieuwsberichten alleen aan nieuwsberichten inhoud worden gekoppeld. Nieuwscategorieën aanmaken Let op Om nieuwscategorieën te kunnen aanmaken, hebt u de permissie Submappen toevoegen en wijzigen nodig op de hoofdmap in de materialenbank waarin de nieuwscategorieën worden opgeslagen (standaard is dit de map Mijn Nieuws onder _Informatie). Hebt u deze rechten niet, dan krijgt u een foutmelding. 1. Ga naar Beheer > Nieuws. Tip Als het dialoogvenster Favorieten instellen verschijnt, selecteer dan eventueel eerst de hoofdcategorieën die u wilt laden, en klik op OK. 2. Voor een hoofdcategorie: klik met de rechtermuisknop op Categorieën en . kies Categorie Voor een subcategorie: klik met de rechtermuisknop op een . hoofdcategorie en kies Subcategorie 3. Geef een naam op voor de categorie, zoals gebruikers die te zien krijgen. 4. Wilt u dat de categorie met subcategorieën (alleen voor een hoofdcategorie) en nieuwsberichten, gedurende een beperkte periode zichtbaar is, stel dan een publicatieperiode in: klik op Geavanceerd >> en geef de periode op. Dit kan ook later via de eigenschappen van de categorie. 5. Klik op OK.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
23
De categorie verschijnt in het verkennerpaneel. 6. Herhaal deze stappen voor elke hoofd- of subcategorie die u wilt aanmaken. Tip U kunt meerdere hoofdcategorieën, en onder elke hoofdcategorie meerdere subcategorieën aanmaken. Als u klaar bent, maak dan nieuwsberichten aan in de subcategorieën. Nieuwsbericht maken Om Mijn nieuws te vullen met inhoud maakt u nieuwsberichten. Een nieuwsbericht bestaat uit de titel van het bericht, de inhoud en/of een link naar een uitgebreid nieuwsbericht of een bijlage. 1. Ga naar Beheer > Mijn nieuws. Tip Als het dialoogvenster Favorieten instellen verschijnt, selecteer dan eventueel eerst de hoofdcategorieën die u wilt laden, en klik op OK.
2. Open in het verkennerpaneel de hoofdcategorie 3. Klik met de rechtermuisknop op de subcategorie Nieuwsbericht .
. en kies
4. Geef een naam op voor het bericht. Dit wordt de titel van het bericht in het nieuwsoverzicht. Tip Wilt u het bericht als belangrijk markeren, klik dan achter de naam op het icoon Belangrijk . 5. Typ in het veld Inhoud uw bericht of een samenvatting van uw bericht. De inhoud wordt in het nieuwsoverzicht direct onder de naam getoond. 6. Voor een uitgebreid bericht of een bijlage, kunt u eventueel een link naar gekoppeld materiaal toevoegen: klik op Materiaal koppelen en volg de instructies voor de link: •
voor een link naar een nieuwe webpagina: Selecteer Nieuwe webpagina, klik op OK. Tip Wilt u de periode dat het bericht zichtbaar is beperken, geef dan onder Zichtbaarheid een begin- en/of einddatum op, of kies een begindatum in combinatie met een duur (aantal dagen). Dit kan ook later nog, via de eigenschappen van het bericht. Klik nogmaals op OK om het berichtvenster te sluiten. De Webpagina
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
24
Editor wordt geopend met daarin een nieuwe webpagina. U kunt nu inhoud toevoegen en de pagina opmaken. Kies Bestand > Sluiten als u klaar bent en klik op Ja om uw wijzigingen op te slaan. •
voor een link naar een lokaal bestand dat u uploadt: rechts van het Selecteer Bestand (te uploaden), klik op het icoon veld Pad, klik op Browse..., selecteer het bestand van uw pc of netwerk, klik op Open en op OK. Klik vervolgens op OK om de link toe te voegen in het berichtvenster.
•
voor een link naar een informatiebron: rechts van het Selecteer Informatiebronlink, klik op het icoon veld Pad, selecteer een informatiebron en klik op OK om de link toe te voegen in het berichtvenster.
•
voor een link naar een document uit de materialenbank: Selecteer Materialenbank-link, klik op het icoon rechts van het veld Pad, selecteer een document uit de materialenbank en klik op OK om de link toe te voegen in het berichtvenster.
•
voor een link naar een internetpagina: rechts van het veld Pad, Selecteer Internetlink, klik op het icoon geef een internetadres op en klik op OK om de link toe te voegen in het berichtvenster.
•
voor een link naar een nieuw document van een sjabloon uit de materialenbank: rechts van het Selecteer Materiaal van sjabloon, klik op het icoon veld Pad, selecteer een document uit de materialenbank dat u als sjabloon wilt gebruiken, klik op OK om de link toe te voegen in het berichtvenster. Tip Wilt u de periode dat het bericht zichtbaar is beperken, geef dan onder Zichtbaarheid een begin- en/of einddatum op, of kies een begindatum in combinatie een duur (aantal dagen). Dit kan ook later nog, via de eigenschappen van het bericht. Klik nogmaals op OK om het berichtvenster te sluiten. De Website Editor wordt geopend met daarin het nieuwe document op basis van het gekozen sjabloon; bij een webpagina wordt de Webpagina Editor geopend. U kunt het document nu verder bewerken. Sla uw wijzigingen op en sluit uit de editor als u klaar bent.
Hebt u gekozen voor een link naar een nieuwe webpagina of een document van sjabloon, dan bent u nu klaar. In andere gevallen, gaat u verder met de volgende stap. 7. Wilt u de periode dat het bericht zichtbaar is beperken, geef dan onder Zichtbaarheid een begin- en/of einddatum op, of kies een begindatum in combinatie een duur (aantal dagen). 8. Klik op OK. Het nieuwsbericht wordt aangemaakt.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
25
Permissies instellen op nieuwscategorieën 1. Ga naar Beheer > Mijn nieuws. Tip Als het dialoogvenster Favorieten instellen verschijnt, selecteer dan in elk geval de nieuw aangemaakte hoofdcategorieën en klik op OK. 2. Klik met de rechtermuisknop op de hoofdcategorie subcategorie
, of op de
waarvoor u de permissies wilt instellen.
3. Kies Permissies
.
4. Klik op Gebruiker of groep toevoegen. Tip Als u de inlognaam kent van een gebruiker die u wilt toevoegen, kunt u deze ook direct intypen. Dubbelklik hiervoor op , typ de inlognaam en druk op ENTER. 5. Selecteer de gewenste gebruikers en/of groepen en klik op OK. De gebruikers zijn nu toegevoegd. Verwijzing Kijk in bijlage 1 voor uitgebreide instructies over het selecteren van gebruikers en groepen. 6. Vink nu voor iedere gebruiker of groep aan wat deze mag doen. Tips Standaard krijgt een gebruiker die wordt toegevoegd op een categorie de permissies Categorie zien en Nieuwsberichten bekijken. Let op: Met de permissie Categorie zien kunnen in Mijn nieuws beheren bovendien de berichten worden bekeken, met uitzondering van de bijlagen (hiervoor is de permissie Nieuwsberichten bekijken vereist). In de widget Mijn nieuws is voor het bekijken van de berichten en de bijlagen de permissie Nieuwsberichten bekijken vereist.) Met de permissie Abonnementen beheren kan een gebruiker zelf zijn abonnement op de hoofd- of subcategorie regelen (afhankelijk van waarop de permissie is ingesteld). Als een gebruiker zijn abonnement op een categorie heeft opgezegd en die categorie en de berichten erin dus niet meer ziet, kunt u deze instelling bij de gebruiker niet wijzigen; dit kan de gebruiker alleen zelf. Wel kunt u controleren welke gebruikers met de permissie Categorie zien op een categorie hun abonnement hebben opgezegd. U kunt als volgt controleren welke van de gebruikers met permissies op de categorie, niet zijn geabonneerd: klik met de rechtermuisknop op de categorie en kies Niet-geabonneerde gebruikers tonen. U kunt de ingestelde permissies eventueel doorvoeren naar alle
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
26
subcategorieën (alleen van toepassing op een hoofdcategorie). Klik in dat geval met de rechtermuisknop op een gebruiker of groep waarvan u de permissies wilt doorvoeren en kies Op submappen (u kunt in dit geval ook de permissies van alle toepassen gebruikers en groepen doorvoeren). Kies vervolgens de gewenste optie. Let op Bij het doorvoeren van permissies naar subcategorieën: Gebruik met name de optie Alle permissies op submappen vervangen met beleid. U vervangt hiermee in één keer de permissies van alle subcategorieën door de permissies van de huidige categorie. Gebruikers die geen rechten hadden in subcategorieën kunnen rechten krijgen, en gebruikers die wel rechten hadden kunnen ze hiermee kwijtraken. 7. Klik op OK als u klaar bent. Het resultaat bekijken 1. Ga naar de portaalpagina Mijn portaal > portaalpagina of Portaal > portaalpagina. 2. Ga naar de widget Mijn nieuws.
Tip Als de widget niet aanwezig is op de pagina, kunt u deze toevoegen als u voldoende rechten hebt: klik bovenaan de pagina op Widgetgalerie tonen en klik vervolgens op de widget of sleep deze naar de gewenste plek op de pagina. 3. U kunt nu uw nieuwsberichten lezen. Nieuwsberichten waaraan een uitgebreid bericht of een bijlage is gekoppeld (met blauwe letters weergegeven) kunt u lezen door op de titel van het bericht te klikken.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
27
Tip Als een nieuwscategorie niet zichtbaar is en u wel over de juiste permissies beschikt, bent u er mogelijk niet geabonneerd: klik op de menu-indicator van de widget en kies Abonnementen beheren, vink de categorie aan en klik op OK.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
28
4 Forums opzetten Er bevinden zich twee werkruimten in het programma waarbinnen u forums kunt opzetten. Dit zijn: • •
Forumsjablonen beheren Forums beheren
In de werkruimte Forumsjablonen beheren definieert u forumsjablonen, dat wil zeggen voorgedefinieerde forums die aan projecten en studieroutes kunnen worden gekoppeld. Project- en studierouteforums zijn alleen toegankelijk voor de gebruikers die aan het project of de studieroute deelnemen, mits ze permissies op de forums hebben. In de werkruimte Forums beheren zet u algemene forums op. Deze forums zijn toegankelijk voor alle gebruikers, mits ze permissies op de forums hebben. Dit hoofdstuk behandelt het aanmaken van forumsjablonen. Verwijzing Het aanmaken van algemene forums gaat op vrijwel dezelfde manier. Informatie hierover kunt u vinden in de online help.
Wat hebt u nodig? •
U dient over permissies te beschikken die het mogelijk maken om forumsjablonen te ontwikkelen en om forumsjablonen aan studieroutes en projecten te koppelen.
•
U hebt toegang nodig tot een en meer studiebanken en daaronder eventueel tot één of meer mappen waarin u studieroutes kunt maken om uw studieroute-forums in te zetten.
Wat moet u doen? • •
forumsjablonen definiëren (paragraaf 4.1) forumsjablonen aan projecten en studieroutes koppelen (respectievelijk paragraaf 7.3 en paragraaf 6.1)
4.1 Forumsjablonen definiëren Een forumsjabloon bevat categorieën en onderwerpen naar keuze waarmee u een start kunt maken voor een discussie. De sjablonen worden georganiseerd in een mappenstructuur. Zowel op de mappen, als op de sjablonen en categorieën kunnen permissies worden gezet, bijvoorbeeld voor forummoderators, begeleiders en studenten. Binnen een project, projectsjabloon of studieroute kunt u gebruikmaken van een forumsjabloon door deze aan het project, projectsjabloon of de studieroute te koppelen. Hoe werkt dit binnen de projectomgeving of in studieroutes?
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
29
U kunt bijvoorbeeld bij het definiëren van een projectsjabloon een forum voorbereiden en klaarzetten compleet met categorieën, onderwerpen en permissies. Als u vervolgens projecten op basis van het projectsjabloon aanmaakt, wordt voor elk project een forum aangemaakt dat zich precies zo gedraagt als u tevoren hebt aangegeven en dat direct toegankelijk is voor de deelnemers aan dat project. Evenzo kunt u bij het opzetten van studieroutes forumsjablonen aan de studieroutes koppelen. Zodra u een studieroute publiceert wordt er afhankelijk van de gekozen instelling voor het forum, een forum per studieroutepublicatie aangemaakt of een gemeenschappelijk forum voor alle studieroutepublicaties. Het forum is toegankelijk voor alle begeleiders en deelnemers die aan publicaties zijn gekoppeld, mits zij permissies hebben op het forum. Als uw applicatiebeheerder nog geen mappen heeft aangemaakt, maakt u eerst een map aan, anders voegt u direct een forumsjabloon toe. Map aanmaken voor sjablonen en permissies instellen 1. Ga naar Beheer > Forumsjablonen. 2. Geef een naam en eventueel een beschrijving op voor de map. 3. Klik op OK. De map verschijnt in het verkennerpaneel. 4. Om permissies in te stellen op de map, selecteert u eerst de map en vervolgens in het rechterpaneel het tabblad Permissies. 5. Klik met de rechtermuisknop op het tabblad en kies Permissies
.
6. Selecteer de gebruikers en/of groepen die u permissies wilt geven en klik op OK als u klaar bent. Tip Zorg ervoor dat u zoveel mogelijk permissies toekent aan groepen in plaats van aan individuele gebruikers, om het beheer efficiënter te maken. Verwijzing Kijk in bijlage 1 voor uitgebreide instructies over het selecteren van gebruikers en groepen. 7. Vink op het tabblad Permissies voor elke gebruiker of groep de gewenste permissies aan. Tip Ken de permissies Map zien en Map inzien toe aan alle gebruikers die door de mappenstructuur moeten kunnen bladeren en de forumsjablonen in de map moeten kunnen bekijken. 8. Kies Bestand > Opslaan om uw instellingen op te slaan.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
30
9. Onder de aangemaakte map kunt u eventueel submappen maken: klik met de rechtermuisknop op de map en kies Map . Herhaal dit voor elke submap die u wilt aanmaken. Forumsjabloon aanmaken en permissies toekennen 1. Ga naar Beheer > Forumsjablonen. 2. Open het organisatieprofiel. 3. Klik met de rechtermuisknop op de map waarin u een forumsjabloon wilt aanmaken en kies Sjabloon. Er verschijnt een dialoogvenster. 4. Geef een naam en eventueel een beschrijving op voor het sjabloon. Tip De naam van het sjabloon wordt alleen getoond in de beheeromgeving. De beschrijving wordt ook getoond aan deelnemers aan de forums die op het sjabloon zijn gebaseerd. 5. Klik op OK. 6. Kies Bestand > Opslaan om het sjabloon te bewaren. 7. Selecteer het sjabloon in het verkennerpaneel. 8. Klik op het icoon Forumpermissies Sjabloon.
rechtsbovenaan het tabblad
Het dialoogvenster voor het instellen van permissies verschijnt. 9. In het dialoogvenster kunt u permissies toekennen aan één of meer gebruikers en/of groepen. Klik op de knop Gebruiker of groep toevoegen, selecteer de gewenste gebruikers en groepen en klik op OK. Tip Als u de inlognaam kent van een gebruiker die u wilt toevoegen, kunt u deze ook direct intypen. Dubbelklik hiervoor op , typ de inlognaam en druk op ENTER. Verwijzing Kijk in bijlage 1 voor uitgebreide instructies over het selecteren van gebruikers en groepen. Om permissies toe te kennen aan studieroutedeelnemers en –begeleiders van studieroutepublicaties waaraan het forumsjabloon later wordt gekoppeld, voegt u de groepen Studieroutedeelnemers en Studieroutebegeleiders toe in het permissievenster. Klik hiervoor op Studieroutedeelnemers toevoegen en Studierouteroutebegeleiders toevoegen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
31
Tips De groepen Studieroutedeelnemers en Studieroutebegeleiders hebben alleen betekenis bij koppeling van het forumsjabloon aan een studieroute. Als deze groepen zijn toegevoegd, heeft elke gebruiker die als deelnemer of begeleider aan de studieroute wordt gekoppeld waarin het forum beschikbaar is, automatisch toegang tot het forum. Zoals er speciale studieroutegroepen zijn waarmee de toegang tot studierouteforums kan worden bepaald, zijn er ook projectgroepen die de toegang tot projectforums bepalen, namelijk de projectdeelnemersprofielen. De koppeling van deze groepen aan het forum vindt plaats in de projectomgeving (zie paragraaf 7.3 Forum toevoegen). 10. Vink nu voor iedere gebruiker of groep aan wat deze mag doen. 11. Klik op OK om uw instellingen op te slaan. U kunt nu categorieën toevoegen aan het forumsjabloon. Categorieën aanmaken en permissies toekennen 1. Ga naar Beheer > Forumsjablonen. 2. Open het organisatieprofiel en de map. 3. Selecteer het forumsjabloon. 4. Klik op de link Nieuwe categorie
.
5. Geef een naam en eventueel een beschrijving op voor de categorie. 6. Klik op OK. De nieuwe categorie wordt in het sjabloon toegevoegd. 7. Klik rechts van de categorie op het icoon Categoriepermissies
.
Het dialoogvenster voor het instellen van permissies verschijnt. 8. In het dialoogvenster kunt u permissies toekennen aan één of meer gebruikers en/of groepen. Klik op de knop Gebruiker of groep toevoegen, selecteer de gewenste gebruikers en groepen en klik op OK. Om permissies toe te kennen aan studieroutedeelnemers en –begeleiders van studieroutepublicaties waar het forumsjabloon later aan wordt gekoppeld, voegt u de groepen Studieroutedeelnemers en Studieroutebegeleiders toe in het permissievenster. Klik hiervoor op Studieroutedeelnemers toevoegen en Studierouteroutebegeleiders toevoegen. 9. Vink voor iedere gebruiker of groep aan wat deze mag doen. 10. Klik op OK om uw instellingen op te slaan.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
32
U kunt het forumsjabloon nu eventueel aan een project of studieroute koppelen. Verwijzing Voor instructies over het koppelen van forumsjablonen aan projecten en studieroutes, zie respectievelijk paragraaf 7.3 en paragraaf 6.1.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
33
5 Formulieren ontwikkelen In de werkruimte Formulieren beheren kunt u meerdere formulieren ontwerpen die u op verschillende manieren kunt inzetten. Het aanbieden van formulieren gebeurt door optioneel een publicatieperiode in te stellen en door de formulieren toe te wijzen aan de gewenste studenten. Formulieren bieden studenten een eenvoudig alternatief om informatie in hun portfolio op te slaan. Enkele voorbeelden van formulieren die u kunt samenstellen zijn EVC-formulieren, reflectieformulieren, evaluatieformulieren en stagevoortgangsformulieren. Studenten kunnen formulieren zowel in hun portfolio invullen en bekijken, als via de werkruimte Mijn Formulieren. Een formulier is opgebouwd uit één of meer pagina’s (formuliersecties), die eventueel zijn ondergebracht in mappen, en bevat per pagina een aantal bouwstenen (vragen). Deze bouwstenen variëren van verklarende teksten of verschillende soorten vraagvelden tot tabellen en een module waarmee studenten bestanden kunnen selecteren en uploaden in hun portfolio. Bouwstenen hebben eigenschappen die u kunt instellen om het formulier naar eigen behoefte in te richten. Zo kunt u bij een meerkeuzevraag de antwoordopties onder elkaar tonen, maar deze ook via een keuzelijst presenteren. Andere voorbeelden zijn het beperken van invoer bij open vragen tot alleen cijfers of datums, en het verplicht laten invullen van bepaalde onderdelen. Voor geavanceerd gebruik wordt sequencing ondersteund. Hierbij kunt u bijvoorbeeld aangeven dat het invullen van bepaalde vragen afhangt van een eerder gegeven antwoord. Hierdoor kunt u studenten gericht door het formulier sturen. Er zijn verschillende voorzieningen om een student te helpen bij het invullen van een formulier. Zo wordt bij een formulier dat uit meerdere bladen bestaat met iconen getoond welke onderdelen nog niet zijn bezocht, deels zijn ingevuld of volledig zijn ingevuld. Verder kunt u bij elke bouwsteen in een formulier informatie opnemen die in de vorm van een tooltip wordt getoond. En u kunt een overzicht opnemen dat als beknopte samenvatting dient, alsmede een tekst die wordt getoond voor het opsturen van een formulier.
Wat hebt u nodig? •
U hebt toegang nodig tot de werkruimte Formulieren beheren en inzienrechten op het organisatieprofiel waarbinnen u formulieren wilt maken.
Wat moet u doen? Om formulieren aan te maken en beschikbaar te stellen, voert u de volgende stappen uit: • •
formulieren maken (paragraaf 5.1) de gemaakte formulieren beschikbaar stellen aan studenten (paragraaf 5.2)
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
34
5.1 Formulieren maken Formulier maken 1. Ga naar Beheer > Formulieren. 2. Klik met de rechtermuisknop op het organisatieprofiel en kies Formulier . Het formulier wordt aangemaakt. U kunt nu de velden invullen die voor u van toepassing zijn. 3. Geef een naam op voor het formulier zoals gebruikers die te zien krijgen, en eventueel een korte beschrijving voor uzelf of voor andere beheerders. 4. Wilt u direct bij het openen van het formulier een internetpagina of tekst met opmaak tonen, kies dan in het veld Type de gewenste optie: • Bij Tekst met opmaak verschijnt automatisch een eenvoudige HTMLeditor. Hierin kunt u tekst typen en opmaken. U kunt de tekst later bewerken door in het veld onderaan het formulier te klikken (hier kunt u ook klikken als de editor niet automatisch verschijnt). • Kiest u voor Internetpagina, typ dan in het veld Inhoud het adres rechts van het veld, om het van de internetsite. Klik op het icoon resultaat te bekijken. Wilt u geen inhoud tonen, laat het veld dan leeg of kies de lege optie. 5. Vink Overzicht aan als u een overzichtspagina wilt toevoegen waarop een selectie van formuliersecties en vragen wordt getoond. Na het aanvinken verschijnt er een nieuw tabblad Overzicht waarop u (later) kunt bepalen welke formuliersecties en vragen er worden getoond. Tip Op het tabblad Overzicht kunt u velden definiëren en aangeven welke formuliersecties en vragen erin participeren. Dit kunt u doen door kolommen toe te voegen met Bestand > Nieuw > Formulieroverzichtskolom. 6. Wilt u dat gebruikers, als ze klaar zijn met het formulier, het formulier naar hun portfolio kunnen sturen, zet dan de optie Opsturen aan en geef in het veld Tekst voor opstuur-link de tekst op voor de link waarop gebruikers kunnen klikken om het formulier op te sturen. Tip Bij het opsturen van het formulier kan er optioneel een pagina met een toelichting worden getoond: Klik hiervoor in het veld Pagina voor opsturen en selecteer in het venster Materiaal selecteren de gewenste pagina of, als u nog geen pagina had gemaakt, maak een nieuwe pagina en selecteer deze vervolgens. Controleer ook of de gebruikers die de pagina moeten kunnen zien voldoende rechten hebben: om de pagina te kunnen bekijken, is de permissie Materialen ophalen nodig op de map waarin de pagina staat. Klik op OK om de pagina toe te voegen en het venster Materiaal selecteren te sluiten.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
35
7. Kies Bestand > Opslaan om het formulier te bewaren. 8. U kunt nu verder gaan met het aanmaken van mappen als u de formuliersecties van het formulier wilt groeperen in een mappenstructuur, of direct formuliersecties definiëren. Mappen, formuliersecties en vragen toevoegen Map voor formuliersecties maken U kunt formuliersecties groeperen in mappen. U kunt meerdere niveaus mappen aanmaken. 1. Open Beheer > Formulieren. 2. Open het organisatieprofiel in het verkennerpaneel. 3. Klik met rechtermuisknop op het formulier of een onderliggende map en . kies Map 4. Geef in het rechterpaneel een naam en eventueel een korte beschrijving van de inhoud van de map op, zoals gebruikers die te zien krijgen. 5. Kies in het veld Type het type inhoud dat u wilt weergeven bij de selectie van de map: • Kies Voorlooppagina om de naam en beschrijving van de map zelf en van de submappen en formuliersecties direct onder map, te tonen. • Kies Tekst met opmaak om een eigen tekst te tonen. Bij het kiezen van deze optie verschijnt een eenvoudige HTML-editor. Hierin kunt u uw tekst typen en opmaken. • Kies Internetpagina om een internetpagina te tonen. Typ in het veld rechts Inhoud het adres van de internetpagina. Klik op het icoon van het veld, om het resultaat te bekijken. 6. Als u wilt dat alle vragen in de formuliersecties in deze map en alle submappen worden doorgenummerd, vink dan het veld Nummer eerste vraag in formuliersecties vanaf hier aan. Klik vervolgens in het veld Nummertype en kies het type nummering dat u wilt gebruiken. 7. Kies Bestand > Opslaan om de map te bewaren. Formuliersectie definiëren Er zijn vier typen formuliersecties. Welk type u kiest, hangt af van waarvoor u de formuliersectie wilt gebruiken. 1. Ga naar Beheer > Formulieren. 2. Open het organisatieprofiel in het verkennerpaneel. 3. Klik met de rechtermuisknop op het formulier of een onderliggende map . en kies Formuliersectie
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
36
4. Geef een naam op voor de formuliersectie zoals gebruikers die te zien krijgen, en eventueel een korte beschrijving voor uzelf of voor andere beheerders. 5. Geef het type van de formuliersectie op. Kies: • Internetpagina als u uitleg wilt geven over een onderwerp en hiervoor een internetpagina wilt tonen. • Tekst met opmaak als u uitleg wilt geven over een onderwerp en deze pagina zelf wilt (op)maken. • Formuliersectiesjabloon als u studenten eenzelfde groep vragen herhaaldelijk wilt laten invullen. Meestal is niet bekend hoe vaak de groep vragen zal worden ingevuld. U kunt een formuliersectiesjabloon bijvoorbeeld gebruiken voor het opgeven van werkervaring, gevolgde opleidingen/vakken, stages of hobbies. Bij gebruik van het sjabloon kan de student in eerste instantie maar één veld invullen; dit veld verwijst bijvoorbeeld naar de naam van de opleiding of het stageadres. Op basis van dit veld wordt automatisch een nieuwe pagina aangemaakt, waarin de student de overige gegevens van die opleiding of dat stageadres kan invullen. •
Standaard formuliersectie als u studenten een groep vragen slechts één keer wilt laten invullen. Dit type gebruikt u bijvoorbeeld als adresgegevens moeten worden ingevuld, of gegevens voor een opleiding die de student gaat volgen.
6. Als u Internetpagina hebt gekozen, geef dan in het veld Internetadres het adres van de internetpagina op. 7. Bij Tekst met opmaak, verschijnt automatisch een eenvoudige HTMLeditor. Typ hierin uw tekst maak deze op. 8. Als u Standaard formuliersectie hebt gekozen, geef dan eventueel aan of de vragen moeten worden genummerd (zet een vinkje achter Vragen in formuliersectie nummeren) en kies vervolgens bij het veld Nummertype het type nummering dat u wilt gebruiken. 9. Als u Formuliersectiesjabloon hebt gekozen, geef dan in het veld Maximaal aantal instanties aan hoe vaak u wilt dat er op basis van het sjabloon een nieuwe formuliersectie wordt aangemaakt. Vul 0 in, als u niet wilt dat er een maximum is. Bij Vraag (antwoord wordt sectietitel) kiest u een open vraag die u onder de formuliersectie hebt aangemaakt. (U kunt dit veld pas invullen nadat u vragen binnen de formuliersectie hebt gedefinieerd.) Het antwoord op deze vraag wordt de titel van de nieuwe formuliersectie die op basis van het sjabloon wordt aangemaakt. Verwijzing Het toevoegen van vragen aan de formuliersectie wordt in de volgende paragraaf behandeld.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
37
Let op Als u geen open vraag aan een formuliersectiesjabloon koppelt via het veld Vraag (antwoord wordt sectietitel) worden er geen nieuwe formuliersecties op basis van het sjabloon gemaakt en kunnen de overige vragen uit de formuliersectie niet worden beantwoord. Tip Kies bij het toevoegen van vragen aan een pagina van het type Formuliersectiesjabloon als eerste vraag een open vraag (of eerst een uitlegtekst gevolgd door een open vraag). Er kunnen immers pas nieuwe formuliersecties worden gemaakt als de open vraag in het veld Vraag (antwoord wordt sectietitel) is beantwoord. Geef eventueel aan of de vragen moeten worden genummerd (zet een vinkje achter Vragen in formuliersectie nummeren) en kies vervolgens bij het veld Nummertype het type nummering dat u wilt gebruiken. 10. Kies Bestand > Opslaan om uw formuliersectie te bewaren. Heb u een formuliersectie van het type Formuliersectiesjabloon of Standaardformuliersectie gemaakt, voeg dan nu vragen toe aan de formuliersectie. Vragen toevoegen aan een formuliersectie Na het aanmaken van een formuliersectie van het type Standaard formuliersectie of Formuliersectiesjabloon, voegt u de vragen voor de sectie toe. 1. Ga naar Beheer > Formulieren. 2. Open het organisatieprofiel in het verkennerpaneel. 3. Open het formulier en eventueel de submap. 4. Klik met de rechtermuisknop op de formuliersectie en kies Vraag
.
5. Geef de naam op waaronder u de vraag wilt opslaan. Dit is dus niet de vraagtekst zelf. 6. Vul eventueel een beschrijving in. Tips Het veld Volgorde geeft de plaats aan van de vraag binnen de formuliersectie. Eventueel kunt u de volgorde wijzigen door met de rechtermuisknop op een vraag te klikken die u wilt verplaatsen en of Omlaag verplaatsen te kiezen. Omhoog verplaatsen Achter Aantal keer inspringen (1x is 10 pixels) kunt u aangeven hoeveel de tekst moet inspringen. Vul hier een geheel getal in. 7. Onder Vraagtype geeft u aan om welk type vraag het gaat. De keuze van het vraagtype bepaalt welke velden verder moeten worden ingevuld.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
38
U hebt de keuze uit zes verschillende mogelijkheden: • Uitlegtekst • Ja/Nee-vraag • Meerkeuzevraag • Open vraag • Vraagtabel • Portfolio vullen De laatste vraag is anders dan de andere. Deze kunt u gebruiken om studenten de mogelijkheid te geven lokale bestanden te uploaden in hun portfolio. Het maken van vragen in een formulier werkt vrijwel hetzelfde als het maken van vragen in een toets. Verwijzing Zie bijlage 2 voor informatie over vraagtypen in toetsen. 8. Herhaal de bovenstaande stappen voor elke vraag die u wilt toevoegen. 9. Kies Bestand > Opslaan om uw wijzigingen te bewaren. Verwijzing Kijk in de online help voor instructies over onder andere het instellen van sequencing. (Met sequencing kunt u het invullen van een vraag laten afhangen van een eerder gegeven antwoord.)
5.2 Formulieren beschikbaar stellen Nu uw formulieren klaar zijn, kunnen ze beschikbaar worden gesteld aan uw studenten. Hiervoor: • stelt u optioneel een publicatieperiode in en • wijst u het formulier toe aan de gewenste studenten.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
39
Formulier beschikbaar stellen 1. Ga naar Beheer > Formulieren. 2. Open het organisatieprofiel. 3. Selecteer het formulier in het verkennerpaneel. 4. Stel optioneel een periode in wanneer het formulier beschikbaar is door onder Publicatieperiode een begin- en/of einddatum op te geven: klik , selecteer de achter begindatum en/of einddatum op het icoon gewenste datum en klik op OK. 5. Wijs het formulier toe aan de gewenste gebruikers: klik met de rechtermuisknop op het formulier en kies Formulier toewijzen
.
6. Klik in het venster Formulier toewijzen op Gebruiker of groep toevoegen, selecteer de gewenste gebruikers en/of groepen en klik op OK. De gebruikers kunnen het formulieren nu bekijken en invullen via de werkruimte Mijn formulieren en hun portfolio. Tips Als u de inlognaam kent van een gebruiker die u wilt toevoegen, kunt u deze ook direct intypen. Dubbelklik hiervoor op , typ de inlognaam en druk op ENTER. Om een formulier weer bij een gebruiker te verwijderen: klik met de , rechtermuisknop op het formulier, kies Formulier toewijzen klik met de rechtermuisknop op de gebruiker of groep, kies Verwijderen, klik op OK. Kies vervolgens Bestand > Opslaan om uw wijzigingen te bewaren. 7. Kies Bestand > Opslaan om uw wijzigingen te bewaren.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
40
6 Studiematerialen maken In N@Tschool! worden in totaal zes niveaus onderscheiden bij de opzet van studiematerialen, van hoog naar laag: • • • • •
studiebanken - corresponderen met vakken of onderwerpen mappen (optioneel) – hiermee kunnen studieroutes binnen de studiebank worden georganiseerd studieroutes - bijvoorbeeld een blok lessen binnen een vak mappen (optioneel) – hiermee kunnen niveaus binnen de studieroute worden aangebracht of studieonderdelen worden gegroepeerd studieonderdelen - bijvoorbeeld een les, een onderwerp binnen een les, een inleveropdracht of een toets
De studiebanken en de mappen eronder zijn de verantwoordelijkheid van de applicatiebeheerder (of de organisatieprofielbeheerder of onderwijsprogrammabeheerder). U voegt zelf de studieroutes met submappen en studieonderdelen toe. Verwijzing Of deze niveaus allemaal worden gebruikt binnen uw organisatie en hoe ze worden ingevuld, bijvoorbeeld met welke typen materialen, is een keuze die tijdens het opzetten van N@Tschool! in uw organisatie is gemaakt en die is vastgelegd in het inrichtingsplan. U kunt hierover navraag doen bij uw applicatiebeheerder.
Wat hebt u nodig? •
U hebt toegang nodig tot de werkruimte Studieroutes beheren en inzienrechten op het organisatieprofiel waarbinnen u studieroutes gaat maken.
•
Hiernaast hebt u toegang nodig tot een en meer studiebanken en daaronder eventueel tot één of meer mappen waarin u studieroutes kunt
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
41
maken. Uw applicatiebeheerder kan persoonlijke mappen of gedeelde mappen hebben opgezet.
Wat moet u doen? Om studiematerialen aan te maken, voert u de volgende stappen uit: • • •
studieroutes met mappen (optioneel) en studieonderdelen maken binnen een studiebank of onderliggende map, en hiervoor instellingen opgeven studieroutes testen studieroutes publiceren
In de volgende paragrafen vindt u voor deze drie stappen uitgebreide instructies.
6.1 Studieroutes maken U gaat nu een studieroute samenstellen. Een studieroute bestaat uit studieonderdelen, eventueel gegroepeerd in mappen. Studieroute maken en onderdelen toevoegen 1. Ga naar Beheer > Studieroutes. 2. Open het organisatieprofiel. 3. Klik met de rechtermuisknop op de studiebank of een submap (om de studieroute binnen een map te maken) en kies Nieuwe studieroute
.
4. Geef een naam en eventueel een korte beschrijving op voor de studieroute, zoals studenten die te zien krijgen. 5. Klik op OK. Er wordt een venster geopend met de tabbladen Studieonderdelen, Instellingen en Publicatie. Selecteer het tabblad Studieonderdelen en voeg hier de inhoud van de studieroute toe.
6. Maak eventueel eerst een of meer mappen. Voor het aanmaken van een map: klik met de rechtermuisknop op Studieonderdelen (of een map als
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
42
u een submap wilt maken), kies Nieuwe map de map en klik op OK.
, geef een naam op voor
7. Voeg de studieonderdelen toe: klik met de rechtermuisknop op Studieonderdelen of op de map en kies Nieuw onderdeel door de gewenste optie.
, gevolgd
Tips Bij de meeste onderdelen kunt u een beschrijving opnemen. Deze is alleen voor uzelf of voor andere beheerders beschikbaar en wordt in de werkruimte Studieroutes beheren bij selectie van het onderdeel, onder Details getoond. Bij een aantal onderdelen kunt u kiezen om het onderdeel bij het openen ervan in een nieuw venster te tonen, bijvoorbeeld als er problemen optreden bij het openen in het actieve venster: vink hiervoor in het instellingenvenster achter Tonen in de optie Nieuw venster aan. , geef de naam op 8. Voor een bestand van schijf: Kies Uploaden waaronder het bestand in de studieroute wordt getoond, klik op Bladeren... en op Browse.... Selecteer het bestand vervolgens van uw pc of netwerk, klik op Open, op OK en nogmaals op OK om het bestand toe te voegen in de studieroute. , geef de naam op 9. Voor een document van sjabloon: Kies Van sjabloon waaronder het document in de studieroute wordt getoond, klik achter Pad op Bladeren... , selecteer het gewenste sjabloon, klik op OK en klik nogmaals op OK om het sjabloon toe te voegen in de studieroute. U kunt het sjabloon nu bewerken door er met de rechtermuisknop op te klikken en een bewerkoptie te kiezen, bijvoorbeeld Bewerken of Lokaal (welke optie(s) beschikbaar zijn, hangt af van het type bewerken sjabloon). 10. Voor een inleveropdracht (dat wil zeggen een opdracht die een gebruiker moet uitvoeren en waarvoor hij als resultaat een document moet , geef de naam op waaronder de inleveren): Kies Inleveropdracht inleveropdracht in de studieroute wordt getoond, klik achter Opdracht op Opdracht bewerken , formuleer de uit te voeren opdracht en kies Bestand > Sluiten gevolgd door Ja om de opdracht te bewaren. Kies bij Inleveropdracht opslaan in de locatie in het portfolio van de gebruiker waar het in te leveren document moet worden opgeslagen. Om het document in een submap van deze map op te slaan, geeft u in het veld Submappad het pad van de submap op (bijvoorbeeld Inlevermap of Inleveropdracht/Ingeleverde documenten). Bestaat deze map al, dan wordt het document daarin opgeslagen, anders wordt er een nieuwe map aangemaakt. Vink Opnieuw inleveren toestaan aan als u wilt dat alle gebruikers onbeperkt nieuwe versies van een ingeleverd document mogen inleveren; deze instelling kan daarna niet meer worden gewijzigd voor individuele gebruikers. Laat de optie uitstaan als gebruikers slechts één documentversie mogen inleveren. Begeleiders kunnen dan nog wel voor individuele gebruikers instellen dat ze opnieuw een documentversie mogen inleveren.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
43
Wilt u documenten die worden ingeleverd laten controleren op plagiaat, vink dan Plagiaatcontrole toepassen op ingeleverde documenten aan en selecteer de inleversleutel. Klik op OK om uw instellingen te bewaren. Tips Om een inleveropdracht te kunnen definiëren, hebt u de functie MNGT_ALLOW_ASSIGNMENT_DEFINITION nodig. Om een bijlage toe te voegen bij de opdracht: Klik achter , selecteer het Opdrachtdocument op Document selecteren gewenste document en klik op OK. Let op: om het document te kunnen bekijken, heeft een gebruiker de permissie Materialen ophalen nodig op de map waarin het document staat. Na het toevoegen kunt u het document bekijken met de knop Document bekijken . Om een sjabloon toe te voegen dat gebruikers optioneel kunnen bewerken en als inleverdocument kunnen inleveren: Klik achter Inleverdocumentsjabloon op Sjabloon selecteren , selecteer het gewenste document en klik op OK. Klik daarna op Sjabloon bekijken om het sjabloon te bekijken. Als bij Inleveropdracht opslaan in de optie Studieroutemap in portfoliodeel wordt gekozen, wordt het document in de studieroutemap van het standaard portfoliodeel voor het organisatieprofiel opgeslagen. Als er geen standaard portfoliodeel is of als in het standaard portfoliodeel geen studieroutemap kan worden aangemaakt, wordt het document opgeslagen in het primaire portfoliodeel. In dit portfoliodeel is het document te vinden in de studieroutemap of, als voor het primaire portfoliodeel de optie Automatisch studieroutemappen aanmaken uitstaat, in de werkruimtemap. Wilt u niet dat de inlevermap in het portfolio dezelfde permissies krijgt als de werkruimtemap of studieroutemap (een nieuwe map krijgt namelijk automatisch de permissies van de bovenliggende map), geef dan in het veld Submappad een submap op en maak deze bovendien aan in het portfoliosjabloon. Stel vervolgens de gewenste permissies in op de map. Houd er rekening mee dat een student over meerdere portfoliodelen kan beschikken en dat u de map mogelijk in meerdere portfoliosjablonen aan moet maken. Dit is een optionele koppeling met de plagiaatcontroledienst. De optie is alleen beschikbaar als N@Tschool! over een licentie voor gebruik van de plagiaatcontroledienst beschikt en als u het functioneel recht MNGT_ALLOW_PLAGIARISM hebt. , geef de naam op waaronder 11. Voor een internetlink: kies Internetlink de link in de studieroute wordt getoond, vul achter Adres het internetadres in, bijvoorbeeld www.google.nl en klik op OK. Tip Zoek het adres eventueel op met behulp van de link Nieuw browservenster openen. 12. Voor een link naar een document in de materialenbank: kies Materialenbank-link , geef de naam op waaronder de materialenbank-
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
44
link in de studieroute wordt getoond, klik achter Pad op het icoon (tenzij het venster Materiaal selecteren al automatisch wordt opgestart), selecteer het materiaal waarnaar u een link wilt maken en klik op OK. . Er verschijnt een wizard waarin u de 13. Voor een project: Kies Project projectinstellingen kunt opgeven. Geef in de eerste stap aan of u de studieroutedeelnemers over één of meerdere projecten wilt verdelen. Bij één project wordt er een project aangemaakt dat toegankelijk is voor alle studieroutedeelnemers (ongeacht de publicatie), bij meerdere projecten wordt er bij elke publicatie van de studieroute een 'projectreservering' toegevoegd, waarvoor u optioneel één of meer projecten kunt aanmaken die alleen toegankelijk zijn voor deelnemers uit de publicatie. Vervolg de wizard door in elke stap de gewenste instellingen op te geven. Met Volgende gaat u naar een volgende stap, met Vorige gaat u terug naar een vorige stap. De stap Samenvatting toont alle gekozen instellingen. Bent u tevreden, klik dan op Voltooien om het project of de projectreservering aan te maken. Tips Stap Projectreservering: Geef optioneel het aantal gebruikers per project op en het projectsjabloon dat u wilt gebruiken. Beide opties zijn indicatief en dienen alleen als aanwijzing voor het aantal aan te maken projecten en het te gebruiken sjabloon. Stap Projectaanmaak: Geef aan of u een geheel nieuw project, een nieuw project van een sjabloon of een bestaand project wilt gebruiken. Selecteer daarna voor een nieuw project van sjabloon en voor een bestaand project respectievelijk het projectsjabloon en het project. Stap Opslaglocatie: selecteer het projectcluster of de map waarin u het project wilt opslaan. Stap Projectdeelname: selecteer profielen als u deelnemers en/of begeleiders automatisch aan het project wilt koppelen, of kies Geen profiel als u ze handmatig aan het project wilt koppelen. Bij Geen profiel kunt u individuele studieroutedeelnemers en studieroutebegeleiders over verschillende profielen verdelen. Stap Details projectonderdeel: geef een naam en eventueel een beschrijving op voor het project. Let op Als u voor meerdere projecten hebt gekozen, zijn er hiermee nog geen projecten beschikbaar: maak uw projecten aan bij het maken of wijzigen van de studieroutepublicaties. 14. Voor een Silverpoint: Kies Silverpoint , geef de naam op waaronder het Silverpoint-onderdeel in de studieroute wordt getoond en klik op OK. Silverpoint wordt nu geopend. Selecteer het sjabloon dat u als basis voor uw content wilt gebruiken, klik op OK en voeg uw content toe. Bent u klaar en wilt u uw wijzigingen opslaan en Silverpoint sluiten, klik dan op
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
45
Opslaan en afsluiten. Let op U kunt het gekozen sjabloon later niet meer wijzigen. Verwijzing Zie voor instructies over het toevoegen van content in Silverpoint, de Silverpoint help. 15. Voor een toets: kies Toets , klik achter Pad op het icoon , open in het venster het organisatieprofiel, de toetsen- en vragenbank en de map, selecteer vervolgens de toets en klik op OK. , klik achter Pad op het icoon , open in 16. Voor een vraag: kies Vraag het venster het organisatieprofiel, de toetsen- en vragenbank en de map, selecteer vervolgens de vraag en klik op OK. 17. Voor een web 2.0-object, bijvoorbeeld een YouTube-, Flickr- of Google Maps-object: , geef de naam op waaronder het object in de Kies Web 2.0-object studieroute wordt getoond, selecteer onder Web 2.0-object het object dat u wilt toevoegen, volg de stappen onder Te volgen stappen en klik op OK. , geef de naam op waaronder 18. Voor een webpagina: Kies Webpagina de webpagina in de studieroute wordt getoond en klik op OK. De Webpagina Editor wordt geopend met een nieuwe pagina. U kunt nu inhoud toevoegen en de pagina opmaken. Als u klaar bent, kies dan Bestand > Sluiten, gevolgd door Ja, om uw wijzigingen te bewaren en de Webpagina Editor te sluiten. 19. Neem eventueel een studiewijzer bij de studieroute op, zodat gebruikers snel kunnen zien wat in de studieroute wordt behandeld zonder de studieroute te hoeven opstarten: Klik met de rechtermuisknop op , kies het documenttype, Studiewijzer en kies Nieuwe studiewijzer Uploaden (voor een bestand van schijf) of Van sjabloon (voor een nieuw document op basis van een sjabloon). Volg verder de instructies voor het maken van een studieonderdeel van hetzelfde documenttype. 20. Ga nu verder met het opgeven van instellingen voor de studieroute. Studieroute-instellingen opgeven U kunt nu de gewenste instellingen voor de studieroute opgeven, dat wil zeggen: studieroutecategorieën, het aantal studiebelastingsuren (SBU's), een prikbord, een forum, metadata, competenties, de studieroute-lay-out, de auteur, de portfoliomap of het icoon van de studieroute. 1. Ga naar Beheer > Studieroutes. 2. Open het organisatieprofiel. 3. Open de studiebank en eventueel de map.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
46
4. Klik met de rechtermuisknop op de studieroute en kies Bewerken
.
De studieroute wordt geopend. 5. Ga naar het tabblad Instellingen.
6. Wilt u dat bij inschrijving op de studieroute door gebruikers zelf, de studieroute eenvoudiger kan worden gevonden middels bladeren, stel dan categorieën in. In de widget Inschrijving studieroutes is dan een extra indeling beschikbaar onder de studiebank: de studieroute kan worden gevonden door eerst de studiebank en vervolgens de categorie te kiezen. , selecteer de Om categorieën in te stellen: kies Categorie toevoegen gewenste categorie (als er al categorieën bestaan) of maak een nieuwe categorie (klik op Nieuwe categorie, geef een naam op voor de categorie en klik op OK) en selecteer deze vervolgens, klik vervolgens op OK om de categorie toe te voegen. Tips Via de widget Inschrijving studieroutes kunnen gebruikers zich op studieroutes inschrijven, mits ze kandidaat-deelnemer zijn in de studieroute en mits is ingesteld dat inschrijving door gebruikers zelf mogelijk is. Categorieën die worden aangemaakt, zijn automatisch beschikbaar voor alle studieroutes binnen de studiebank. Om een gekoppelde categorie uit een studieroute te verwijderen: klik op het tabblad Instellingen achter Categorieën op de categorie (de categorie wordt nu geselecteerd) en kies vervolgens . Categorie verwijderen 7. Vul in het veld SBU's het aantal studiebelastingsuren voor de studieroute in. Dit aantal wordt in de studierouteoverzichten in de werkruimten Mijn
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
47
voortgang en Begeleiden getoond. 8. Stel eventueel een prikbord in voor de studieroute. Hiermee is bij elke studieroutepublicatie een prikbord beschikbaar waarop berichten voor de deelnemers van die publicatie kunnen worden geplaatst. Vink hiervoor achter Prikbord de optie Prikbord gebruiken aan. Tip Bij de studieroutepublicaties kunt u berichten toevoegen aan het prikbord. Dit . kan met de actie Nieuw bericht 9. Neem eventueel een forum op bij de studieroute. Een forum maakt geen deel uit van de inhoud van de studieroute, maar is naast de studieroute beschikbaar. Voor een gemeenschappelijk forum voor alle studieroutepublicaties: kies bij Forum de optie Gedeeld forum. Voor een apart forum per studieroutepublicatie: kies bij Forum de optie Forum per publicatie. Klik daarna op Ja als u al direct het te gebruiken forumsjabloon wilt selecteren, en selecteer het forumsjabloon. Tip U kunt het forumsjabloon ook later selecteren met de menuoptie Forumsjabloon selecteren uit het actiepaneel. 10. Om trefwoorden aan de studieroute of onderdelen binnen de studieroute te koppelen waarop binnen N@Tschool! kan worden gezocht, stelt u metadata in op de studieroute, mappen of studieonderdelen. Om metadata op de studieroute zelf in te stellen: kies Metadata op het tabblad Instellingen. Om metadata op een map of instellen studieonderdeel in te stellen: klik met de rechtermuisknop op de map of het studieonderdeel en kies Metadata instellen . Selecteer vervolgens het gewenste schema en kies Metadata toevoegen (of Metadata wijzigen als er al metadata bestaan), vul de metadata in door de standaardwaarden te wijzigen en klik op Opslaan . Sluit het venster met het kruisje in de rechterbovenhoek. De metadata zijn toegevoegd en beschikbaar om op te zoeken. Let op Als u de metadata opslaat kan op alle ingevulde waarden worden gezocht, dus ook op standaardwaarden die u niet wijzigt. 11. Als uw organisatie werkt met competentieprofielen, koppel dan eventueel de competenties die bij de studieroute horen aan de studieroute: Kies Competenties . Klik vervolgens op Toevoegen , open het organisatieprofiel en eventueel de map, selecteer het competentieprofiel waaruit u competenties wilt selecteren en klik op OK. Het competentieprofiel wordt toegevoegd in het venster Studieroutecompetenties instellen. Selecteer de gewenste competenties en competentiecriteria door deze afzonderlijk aan te vinken te kiezen. Klik op OK om de of door Alle competenties selecteren geselecteerde competenties aan de studieroute te koppelen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
48
Tip kiest: selecteer eventueel eerst Voordat u Alle competenties selecteren in het linkerpaneel het competentieprofiel of een competentiematrix als u alleen de competenties van een bepaald competentieprofiel of een bepaalde competentiematrix wilt selecteren. 12. Stel eventueel nog overige instellingen in (zie de tips). Tips Typ eventueel een andere naam in het veld Auteur, als u de auteur van de studieroute wilt wijzigen. Als studieroutedeelnemers over een portfolio beschikken wordt automatisch in het standaardportfoliodeel voor het organisatieprofiel, of, als dat er niet is, in het primaire portfoliodeel, een map voor de studieroute aangemaakt. (Dit gebeurt op het moment dat de student de studieroute start.) Wilt u geen portfoliomap aanmaken, verwijder dan het vinkje bij portfoliomap. Let op Er wordt alleen een portfoliomap aangemaakt als voor het portfoliodeel de optie Automatisch studieroutemappen aanmaken is ingesteld. Om de studieroute met een ander icoon weer te geven: kies Icoon , selecteer het gewenste icoon en klik op OK. Om de wijzigen selectie weer te wissen en terug te keren naar het standaard icoon: klik nogmaals op Icoon wijzigen en kies vervolgens Wissen. U kunt, indien gewenst, de standaard lay-out van de studieroute in Mijn studieroutes wijzigen: Kies Studieroute-lay-out instellen . U kunt nu eventueel widgets toevoegen, verplaatsen of verwijderen of de kolomindeling van de pagina wijzigen.
Verwijzing Kijk in de online help voor instructies over vaak voorkomende bewerkingen in studieroutes, zoals het kopiëren van studiematerialen en het hernoemen, wijzigen en verwijderen van studierouteonderdelen.
6.2 Studieroutes testen U kunt nu bekijken hoe uw studieroute eruit komt te zien voor een student die hem opent in de studieomgeving. Studieroute testen 1. Ga naar Beheer > Studieroutes. 2. Open het organisatieprofiel. 3. Open de studiebank en eventueel de map.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
49
4. Klik met de rechtermuisknop op de studieroute en kies Bewerken
.
De studieroute wordt geopend. 5. Klik met de rechtermuisknop op Studieonderdelen (op het tabblad . Studieonderdelen) en kies Voorbeeld studieroute tonen De studieroute wordt weergegeven zoals deze wordt getoond in de werkruimte Mijn studieroutes. 6. Test de studieroute. 7. Als u klaar bent, sluit het voorbeeld dan met het kruisje in de rechterbovenhoek. Eventueel kunt u nog wijzigingen aanbrengen.
6.3 Studieroutes publiceren Nu uw studiematerialen klaar zijn, moeten ze nog worden gepubliceerd, zodat ze daadwerkelijk toegankelijk zijn voor uw studenten. Hiervoor moeten de volgende handelingen worden uitgevoerd: •
Er moet eventueel een publicatie voor de studieroute worden gemaakt (of de standaardpublicatie moet worden gebruikt). Tip Via een publicatie kan de toegang tot een studieroute en de beschikbaarheid van een studieroute worden bepaald.
•
Om de studieroute beschikbaar te stellen aan studenten en begeleiders moeten er gebruikers aan de publicatie worden gekoppeld of moet in de publicatie worden ingesteld dat gebruikers zichzelf mogen inschrijven.
•
De status van de studieroute moet worden gewijzigd in Gepubliceerd.
Studieroute publiceren 1. Ga naar Beheer > Studieroutes. 2. Open het organisatieprofiel. 3. Open de studiebank en eventueel de map. 4. Klik met de rechtermuisknop op de studieroute en kies Publiceren
.
Het tabblad Publicatie wordt geopend met daarop de standaardpublicatie. U kunt de standaardpublicatie gebruiken of een nieuwe publicatie aanmaken. Tip Gebruik de standaardpublicatie als basis voor andere publicaties door hierin de algemene instellingen op te geven en nieuwe publicaties op de standaardpublicatie te baseren met de menuoptie Nieuwe publicatie van kopie in het contextmenu.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
50
5. Om een nieuwe publicatie te maken: Klik met de rechtermuisknop op . Er verschijnt een wizard Publicaties en kies Nieuwe publicatie waarin u de publicatie-instellingen kunt opgeven. Geef in de stap Algemeen een naam op voor de publicatie, bijvoorbeeld Studiejaar 2010-2011. Vervolg de wizard door in elke stap de gewenste instellingen op te geven. Met Volgende gaat u naar een volgende stap, met Vorige gaat u terug naar een vorige stap. Tips Stap Publicatieperiode: Om een periode in te stellen waarin de studieroute beschikbaar is, kiest u Ja, klikt u op Volgende > en geeft u de begin- en/of einddatum op. Geef eventueel ook aan of deelnemers voor of na deze periode toegang hebben tot de studieroute. (Buiten de periode mogen deelnemers geen documenten inleveren of toetsen maken.) Om geen periode instellen, kiest u Nee. Stap Inschrijving: bepaal of deelnemers zichzelf mogen inschrijven (kies Ja) of dat ze door de docent, begeleider of administratie worden toegevoegd (kies Nee). Stap Details inschrijving: geef hier: • aan hoe deelnemers zich kunnen inschrijven (via de widget Inschrijving studieroutes op een portaalpagina of via competenties in Mijn competentieprofielen), • eventueel een inschrijvingsperiode op als u de inschrijvingstijd wilt beperken, • eventueel een maximum aan deelnemers op dat zichzelf mag inschrijven. De stap Samenvatting toont de gekozen instellingen. Bent u tevreden, klik dan op Voltooien om de publicatie aan te maken. 6. Koppel deelnemers en/of begeleiders aan de publicatie: klik met de of rechtermuisknop op de publicatie, kies Deelnemers toevoegen , selecteer de gewenste gebruikers en/of Begeleiders toevoegen groepen en klik op OK. De gebruikers zijn nu toegevoegd. 7. Als u een project gebruikt, koppel dan deelnemers en begeleiders aan het project als dit niet automatisch gebeurt: selecteer het project, klik onder de kopjes Niet aan het project gekoppelde begeleiders of Niet aan het project gekoppelde deelnemers met de rechtermuisknop op een , selecteer gebruiker die u wilt koppelen, kies Aan project koppelen het gewenste profiel en klik op OK. Tip Om meerdere gebruikers te selecteren om te koppelen, klikt u ze aan terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
51
8. Als u een projectreservering gebruikt, maak dan een of meer projecten aan en koppel daar de deelnemers en begeleiders aan als dit niet automatisch gebeurt: en kies Project Klik met de rechtermuisknop op de projectreservering , doorloop de wizard en kies de gewenste opties. Klik toevoegen daarna op Voltooien om het project of de projecten aan te maken. Tips Stap Projectaanmaak: Geef aan of u een geheel nieuw project, een nieuw project van een sjabloon of een bestaand project wilt gebruiken. Selecteer daarna voor een nieuw project van sjabloon en voor een bestaand project respectievelijk het projectsjabloon en het project. Stap Details projectonderdeel (1): Geef aan hoeveel projecten u wilt aanmaken en waar u deze wilt bewaren. Als locatie kunt u een projectcluster of map binnen een projectcluster selecteren. Stap Projectdeelname: selecteer profielen als u deelnemers en/of begeleiders automatisch aan het project wilt koppelen, of kies Geen profiel als u ze handmatig aan het project wilt koppelen. Bij Geen profiel kunt u individuele studieroutedeelnemers en studieroutebegeleiders over verschillende profielen verdelen. Stap Details projectonderdeel (2): geef een naam en eventueel een beschrijving op voor het project. Om deelnemers en begeleiders aan een project te koppelen (als dit niet automatisch gebeurt): selecteer het project, klik onder de kopjes Niet aan het project gekoppelde begeleiders of Niet aan het project gekoppelde deelnemers met de rechtermuisknop op een gebruiker die u , selecteer het gewenste wilt koppelen, kies Aan project koppelen profiel en klik op OK. 9. Publiceer de studieroute door naar het tabblad Instellingen te gaan en de status te wijzigen in Gepubliceerd.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
52
7 Projecten opzetten Studenten kunnen binnen N@Tschool! samenwerken in projecten. Dit doen zij in de werkruimte Mijn projecten als u het project losstaand toegankelijk maakt, of in de werkruimte Mijn studieroutes als u het project als onderdeel van een studieroute opneemt. Binnen een project kunnen de studenten in ieder geval: • •
documenten uitwisselen en bewerken; communiceren met elkaar en met de begeleider door berichten te sturen.
Verder kunt u de deelnemers aan een project de mogelijkheid geven: • • • • • •
aanvullende studiematerialen te bekijken; de fasering van het project te bekijken en nieuwe projectfasen aan te maken; te discussieren met elkaar over een onderwerp door middel van een forum; te communiceren met elkaar en met de begeleider door een logboek bij te houden; de beoordelingen van de begeleider te bekijken; hun mening over het verloop van het project te geven door een thermometer in te stellen.
Wat hebt u nodig? •
U hebt toegang tot de werkruimte Projecten beheren, inzienrechten op het organisatieprofiel en beheerrechten op het projectcluster nodig.
Wat moet u doen? Om projecten op te zetten, voert u de volgende stappen uit: • • • •
projecten definiëren (paragraaf 7.1) de eventuele projectfasering opzetten (paragraaf 7.2) eventueel een forum toevoegen (paragraaf 7.3) deelnemers en begeleiders toevoegen (paragraaf 7.4)
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
53
•
de projectstatus wijzigen om het project te starten (paragraaf 7.5)
7.1 Projecten definiëren U kunt een nieuw project op twee manieren aanmaken: • •
het nieuwe project baseren op een sjabloon het nieuwe project zelf definiëren
Om u kennis te laten maken met alle facetten van het project, behandelt deze handleiding uitgebreid het zelf definiëren van een nieuw project. Verwijzing Kijk voor meer informatie over het aanmaken van projectsjablonen en het baseren van een project op een sjabloon in de online help.
Een nieuw project definiëren 1. Ga naar Beheer > Projecten. 2. Open het organisatieprofiel. 3. Klik met de rechtermuisknop op het projectcluster of een onderliggende > Project . map, en kies Nieuw De volgende wizard verschijnt:
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
54
4. Geef een korte, unieke naam en eventueel een beschrijving op voor het project. 5. Vink de extra opties aan die u binnen het project wilt gebruiken, bijvoorbeeld bibliotheekmappen, fasering en logboek: •
In bibliotheekmappen kunt u materiaal zetten dat beschikbaar moet zijn voor de deelnemers aan het project, bijvoorbeeld studiemateriaal of documenten bij het studiemateriaal, zoals een invulformulier voor een persoonlijk opleidingsplan.
•
Fasering maakt het mogelijk voor de verschillende fasen waarin een project zich kan bevinden mappen aan te maken. Hierin kunnen documenten worden ingeleverd die betrekking hebben op die fase.
•
Met fasebeoordeling kunnen documenten die in fasen zijn ingeleverd, worden beoordeeld. Zo kan fasebeoordeling bijvoorbeeld worden gebruikt om projectdeelnemers elkaars producten te laten beoordelen. Tip Fasebeoordeling gebruiken is alleen beschikbaar als de optie Fasering gebruiken aanstaat.
•
Het onderdeel Evaluatie geeft docenten en begeleiders de mogelijkheid om notities en faseproducten (alleen bij gebruik van fasering) te evalueren.
•
Een forum is een discussieruimte waarbinnen projectdeelnemers informatie en meningen kunnen uitwisselen over uiteenlopende onderwerpen.
•
Via het logboek kunnen deelnemers aan het project met elkaar communiceren over het verloop van het project.
•
Het onderdeel Beoordelingen geeft begeleiders en docenten de mogelijkheid om het project zelf en de projectdeelnemers te beoordelen. Daarnaast kunnen projectdeelnemers de beoordelingen van hun begeleider inzien.
•
Door het instellen van thermometers kunnen projectdeelnemers dagelijks hun mening geven over het verloop van het project. Hiermee kan in een oogopslag worden gezien wat de 'gevoelswaarde' is die de deelnemers aan het project ervaren.
6. Klik op Volgende >. 7. Maak alle deelnemersprofielen aan die u nodig hebt. Klik hiervoor op het en maak nieuwe icoon Deelnemersprofiel toevoegen deelnemersprofielen aan door de naam van het profiel op te geven, het type van het profiel te kiezen en de gewenste permissies aan te vinken.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
55
Tips Door de standaardrechten aan te passen kunt u verschillende typen deelnemers definiëren. Standaard beschikt u (in de stap Deelnemersprofielen van de wizard) al over twee deelnemersprofielen die u eventueel kunt gebruiken, bewerken of verwijderen, namelijk: • het deelnemersprofiel Beheerder, gebaseerd op het type Projectbeheerder, dat alle rechten heeft. • het deelnemersprofiel Deelnemer, gebaseerd op het type Projectdeelnemer, dat de standaardrechten voor een projectdeelnemer heeft. Als u voor elk aangemaakt profiel automatisch een map wilt aanmaken in de werkruimtemap, vink dan bovendien Maak voor elk deelnemersprofiel een map aan aan. 8. Klik telkens op Volgende > om naar een volgende stap te gaan, dat wil zeggen Bibliotheekmappen, Beoordelingscriteria en/of Evaluatiewaarden en geef bij elke stap de instellingen op. Welke
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
56
stappen verschijnen, hangt af van de door u gekozen extra onderdelen. Tips Stap Bibliotheekmappen: Selecteer de gewenste bibliotheekmappen uit de materialenbank. , selecteer de map Klik hiervoor op Bibliotheekmap toevoegen (of maak eerst een nieuwe map aan en selecteer deze vervolgens) en klik op OK. Herhaal deze stap als u meer mappen wilt selecteren. Stap Beoordelingscriteria: Geef de beoordelingscriteria op, op basis waarvan het project, de afzonderlijke projectdeelnemers en/of de documenten die in fasen zijn ingeleverd, kunnen worden beoordeeld. Klik hiervoor onder het gewenste kopje (Criteria voor het project, Criteria voor projectdeelnemers of Criteria voor en geef de naam van faseproducten) op Criterium toevoegen het criterium op, bijvoorbeeld voor het project en projectdeelnemers: motivatie, resultaat, en voor faseproducten: inhoud of actualiteit. Selecteer vervolgens het type van de waarden die u voor het criterium wilt gebruiken (niet beschikbaar voor criteria voor faseproducten). Om voorgedefinieerde waarden te gebruiken, vinkt u het vakje Voorgedefinieerde waarden gebruiken aan en geeft u de waarden op die voldoen aan het opgegeven type (niet beschikbaar voor criteria voor faseproducten). Selecteer tenslotte het deelnemersprofiel waarvoor u de waarden wilt gebruiken (niet beschikbaar voor criteria voor het project en voor faseproducten). Stap Evaluatiewaarden: Geef de waarden op waarmee gemaakte notities en/of documenten die in fasen zijn ingeleverd, kunnen worden geëvalueerd. Klik hiervoor onder het gewenste kopje (Waarden voor notities of en geef Waarden voor faseproducten) op Waarde toevoegen in het veld Naam de waarde op, bijvoorbeeld voor notities: Nuttige feedback, Neutraal, Overbodig, en voor faseproducten: Geschikt voor publicatie, Niet geschikt voor publicatie. Klik vervolgens op OK. Herhaal deze stappen voor elke waarde die u wilt toevoegen. 9. Klik op Volgende >. In de stap Samenvatting ziet u welke onderdelen u hebt gekozen in het project. Eventueel kunt u dit nog wijzigen door enkele stappen terug te gaan in de wizard met < Vorige. 10. Klik op Voltooien. Het project wordt toegevoegd. Ga nu verder door de projectonderdelen op te zetten die u in het project hebt opgenomen (fasering of forum).
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
57
Verwijzing Zie de online help voor toevoegen van studiematerialen aan bibliotheekmappen en het definiëren van het logboek.
7.2 De projectfasering opzetten Als u er bij het definiëren van het project voor hebt gekozen een fasering toe te passen in het nieuwe project, gaat u nu de projectfasering opzetten. 1. Ga naar Beheer > Projecten. 2. Open achtereenvolgens het organisatieprofiel, het projectcluster, eventueel de map waarin het project zit, en het project. 3. Klik met de rechtermuisknop op het onderdeel Fasering en kies Nieuw > Fase . Hiermee opent u het volgende dialoogvenster:
4. Geef een korte, eenduidige naam en eventueel een beschrijving op voor de fase. 5. Selecteer eventueel een begindatum en -tijd en een einddatum en -tijd voor de fase. Klik hiervoor in de betreffende velden, selecteer een datum uit de kalender of een tijd uit de keuzelijst en klik op OK. 6. Geef aan of dossiers vóór de begindatum mogen worden toegevoegd en of dossiers automatisch worden bevroren als de einddatum is verstreken door eventueel de betreffende vakjes aan te vinken.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
58
7. Klik op OK. De fase verschijnt nu in het verkennerpaneel.
7.3 Forum toevoegen Als u er bij het definiëren van het project voor hebt gekozen een forum aan het project te koppelen, kunt u nu het forum toevoegen. Een forum toevoegen 1. Ga naar Beheer > Projecten. 2. Open achtereenvolgens het organisatieprofiel, het projectcluster, eventueel de map waarin het project zit, en het project. 3. Klik met de rechtermuisknop op het onderdeel Forum en kies Nieuw . forum Let op Als er al een forum aan het project of projectsjabloon is gekoppeld, geef dan aan of u dit wilt overschrijven (kies Ja) of of u het bestaande forum wilt behouden (kies Nee). 4. Selecteer het gewenste forumsjabloon in het venster Nieuw forum en klik op OK.
5. Het forum wordt toegevoegd aan het project. U kunt gebruikers nu rechten geven op het forum.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
59
Gebruikers autoriseren 1. Ga naar Beheer > Projecten. 2. Open het organisatieprofiel, het projectcluster, eventueel de map en vervolgens het project. 3. Selecteer het forum in het verkennerpaneel. 4. Klik in het rechterpaneel rechtsbovenaan het forum op het icoon Forumpermissies
.
Het dialoogvenster voor het instellen van permissies verschijnt, met daarin al automatisch forum-inzienpermissies voor alle projectdeelnemers (groep Project):
U kunt eventueel de ingestelde permissies door de projectgroep te verwijderen, andere permissies in te stellen, of (andere) gebruikers en/of groepen toe te voegen en hiervoor permissies in te stellen. 5. Om (andere) gebruikers en/of groepen toe te voegen: klik op Gebruiker of groep toevoegen, selecteer de gewenste gebruikers en/of groepen en klik op OK. Tip Via de zoekmodus Deelnemersprofielen kunt u deelnemersprofielen of deelnemers uit het huidige project selecteren en deze permissies geven op het forum. Ken verder zoveel mogelijk permissies toe aan groepen in plaats van aan individuele gebruikers, om het beheer efficiënter te maken.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
60
Verwijzing Kijk in bijlage 1 voor een uitgebreide instructie over het zoeken en selecteren van gebruikers en groepen. 6. Selecteer in het venster Permissies de toegevoegde gebruiker of groep en vink de gewenste permissies aan. Tip Aan alle gebruikers die het forum moeten kunnen benaderen, geeft u de permissie Forum inzien. Dit geldt zowel voor degenen die het forum beheren, als voor degenen die reageren op onderwerpen en reacties. 7. Klik op OK om de toegekende permissies op te slaan. 8. Klik rechts van de categorie op het icoon Categoriepermissies permissies in te stellen op een categorie.
om
Het dialoogvenster voor het instellen van de permissies verschijnt:
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
61
9. Voeg de gewenste gebruikers en/of groepen toe en geef deze permissies. Verwijzing Kijk in bijlage 1 voor een uitgebreide instructie over het zoeken en selecteren van gebruikers en groepen. Tip Alle gebruikers die de categorie moeten kunnen benaderen, zowel de beheerders van de categorie als degenen die onderwerpen en reacties moeten kunnen lezen of bewerken, dienen te beschikken over de permissie Categorie inzien. 10. Klik op OK om de toegekende permissies op te slaan.
7.4 Deelnemers en begeleiders toevoegen Voordat een project van start kan gaan, moet u deelnemers en eventuele begeleiders aan de deelnemersprofielen in het project koppelen. Later kunt u nog extra deelnemers toevoegen. Projectdeelnemers toevoegen 1. Ga naar Beheer > Projecten. 2. Open het organisatieprofiel, het projectcluster en eventueel de map met het project. 3. Klik met de rechtermuisknop op het project of projectsjabloon en kies . Deelnemersprofielen beheren Een dialoogvenster verschijnt met alle deelnemersprofielen.
Tips U kunt ook direct vanuit de werkruimte deelnemers toevoegen aan een deelnemersprofiel: open hiervoor in het verkennerpaneel het project en open daaronder het onderdeel Projectdeelnemers. Er kunnen deelnemersprofielen worden toegevoegd als u deze mist. Om te zien welke permissies zijn ingesteld op een deelnemersprofiel, klikt u met de rechtermuisknop op het profiel en kiest u Eigenschappen .
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
62
4. Klik met de rechtermuisknop op het gewenste deelnemersprofiel en kies Leden toevoegen . 5. Selecteer een of meer gebruikers of groepen en klik op OK. Verwijzing Kijk in bijlage 1 voor een uitgebreide instructie over het zoeken en selecteren van gebruikers en groepen. De deelnemers verschijnen nu in het rechterpaneel. Uw projectdefinitie is nu klaar en het project kan worden gestart.
7.5 De projectstatus wijzigen: het project starten De laatste stap bij het opstarten van een project is het wijzigen van de projectstatus van Geïnitialiseerd naar Gestart. Ook tussentijds kan de projectstatus op elk moment, naar elke gewenste status, worden gewijzigd. Hier zijn geen restricties aan verbonden. Tip U kunt ook uw eigen naamgeving gebruiken voor de statussen. Dit kan via de eigenschappen van het projectcluster, op het tabblad Statussen. De statussen zijn dan wel op de standaardtypen gebaseerd.
De projectstatus wijzigen 1. Ga naar Beheer > Projecten. 2. Open het organisatieprofiel. 3. Selecteer het projectcluster, of open het projectcluster en selecteer de map, als het project in een map zit. In het rechterpaneel ziet u de projecten uit het projectcluster of de map, en de status van elk project. 4. Klik met de rechtermuisknop op het project. Tip Om de status van meerdere projecten tegelijk te wijzigen, houdt u de Ctrl-toets ingedrukt terwijl u in het rechterpaneel de projecten aanklikt. (Voor een aaneengesloten groep, klikt u op het eerste project, houdt u de Shift-toets ingedrukt en klikt u vervolgens op het laatste project van de groep.) Daarna klikt u met de rechtermuisknop op de geselecteerde projecten. 5. Kies Projectstatus instellen > Gestart
.
Het project krijgt de gekozen status.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
63
Tips Er zijn in totaal vier projectstatussen: Geïnitialiseerd, Gestart, Bevroren en Gesloten: • Geïnitialiseerd: Ieder nieuw project krijgt standaard de status Geïnitialiseerd. Zolang het project deze status heeft, geldt het in principe als in ontwikkeling en is het niet beschikbaar voor de projectdeelnemers. Tip U kunt de deelnemers wel laten meekijken in dit stadium door ze in hun deelnemersprofiel het recht Inactieve projecten bekijken te geven. Met dit recht kunnen deelnemers tevens projecten bekijken met de status Bevroren of Gesloten. Gestart: Zodra u de status hebt omgezet naar Gestart, is het project toegankelijk voor de deelnemers en kunt u geen wijzigingen meer aanbrengen in het basisontwerp van het project. • Bevroren: Nadat het project is gestart, kunt u het op de status Bevroren zetten om het tijdelijk stil te leggen of te beoordelen. De inhoud van de mappen Werkruimte en Fasering kan niet meer worden gewijzigd. Wel kunnen in de werkruimte Projecten beheren wijzigingen worden aangebracht in de projectstructuur en de deelnemerslijst. • Gesloten: U wijzigt de status naar Gesloten om het project definitief af te sluiten. Het project kan niet meer worden bekeken door de deelnemers, tenzij u ze hiervoor speciaal het recht Inactieve projecten bekijken hebt gegeven in hun profiel. De status wordt visueel weergegeven door de kleur van het •
projecticoon: Geïnitialiseerd Gesloten
, Gestart
, Bevroren
,
.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
64
8 Toetsen samenstellen U kunt in N@Tschool! niet alleen studiematerialen, maar ook de bijbehorende vragen en toetsen online aanbieden. De toetsomgeving kan worden gebruikt om te zien hoe ver een student is met de stof (formatief toetsen) of als beoordelingsinstrument (summatief toetsen). Ook kunnen vragen en toetsen als oefenmateriaal worden aangeboden. Zo kunt u bijvoorbeeld in N@Tschool! een interactief werkboek realiseren met verwijzingen naar de theorie vanuit oefenvragen. Voor studenten is het voordeel dat ze met de vragen kunnen oefenen op het moment dat het hen het beste uitkomt. Als een student de vraag of toets bij het studiemateriaal selecteert, wordt er een viewer geopend die de vraag of toets afspeelt. De student kan daarbij tips en diverse typen feedback krijgen.
Voor u als docent-auteur is het voordeel dat u snel toetsen op maat kunt maken. Alle toetsen, vragen en secties voor uw vakgebied worden namelijk in één en dezelfde toetsen- en vragenbank opgeslagen. Op deze manier kunt u bij het samenstellen van uw eigen toetsen gebruikmaken van de al aanwezige vragen. Door met workflow-instellingen te werken kunt u studenten bovendien een langzamere of snellere route door de toets laten afleggen. Verder kan het nakijken van toetsen automatisch gebeuren, waarbij achteraf de mogelijkheid bestaat de automatische correctie aan te passen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
65
Wat hebt u nodig? •
U hebt toegang tot de werkruimte Toetsen en vragen beheren nodig. Daarnaast hebt u inzienrechten op het organisatieprofiel nodig, bladerrechten op een toetsen- en vragenbanken en rechten om toetsen en vragen te kunnen maken in een of meer mappen in die bank.
Wat moet u doen? • • •
vragen maken (paragraaf 8.1) toetsen maken en eventueel koppelen aan een correctieschema (paragraaf 8.2) toetsen opnemen in studiemateriaal (paragraaf 6.1)
8.1 Vragen maken Er zijn twaalf verschillende typen vragen, waaronder meerkeuzevragen, invulvragen, combinatievragen, volgordevragen en taakvragen. Deze paragraaf legt uitgebreid uit hoe u vragen maakt, aan de hand van een meerkeuzevraag. Verwijzing Een compleet overzicht van de instellingen voor de andere vraagtypen vindt u in bijlage 2. Er zijn twee typen meerkeuzevragen: de meerkeuzevraag met één correct antwoord en de meerkeuzevraag waarbij meerdere correcte antwoorden mogelijk zijn. In dit voorbeeld wordt een meerkeuzevraag met één correct antwoord gemaakt. Dit vraagtype gebruikt u om studenten een keuze te laten maken uit meerdere mogelijke antwoorden. Slechts één antwoord is het juiste. Een meerkeuzevraag met één correct antwoord maken 1. Ga naar Beheer > Toetsen en vragen. 2. Open in het verkennerpaneel het organisatieprofiel. 3. Open de toetsen- en vragenbank. 4. Klik met de rechtermuisknop op de map waarin u de vraag wilt aanmaken en kies Nieuw
> Nieuwe vraag
.
5. Geef op het tabblad Basisinstellingen een titel op voor de vraag. De titel is de naam waaronder de vraag wordt opgeslagen. Het is dus belangrijk dat u een korte, eenduidige naam kiest. Tip Als u geen titel invult, wordt het vraagnummer als titel ingevuld. 6. Kies uit de keuzelijst Vraagtype het type Meerkeuzevraag met één correct antwoord.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
66
Tips Als dit vraagtype niet voorkomt in de keuzelijst, dan is dit type niet toegestaan in de definitie van de toetsen- en vragenbank. Neem hierover eventueel contact op de beheerder van de toetsen- en vragenbank. Er kan een tijdslimiet worden ingesteld. De vraag moet dan binnen de ingestelde tijd worden beantwoord. Als de tijd is verlopen, wordt de vraag automatisch beëindigd. De tijdslimiet wordt alleen toegepast bij gebruik van de vraag in een toets. Let op: Als de vragen van een toetssectie of losse sectie op één pagina worden getoond (de optie Alle vragen op 1 pagina weergeven staat aan) is het niet mogelijk voor de afzonderlijke vragen een tijdslimiet in te stellen. Er kan dan alleen een tijdslimiet op sectieniveau worden ingesteld. Om een tijdslimiet in te stellen, vinkt u het vak Tijdslimiet instellen aan en geeft u het aantal seconden op dat beschikbaar is om de vraag te beantwoorden. 7. Voer de vraagstelling in. Dit kan als platte tekst of als een HTML-pagina: • Voor platte tekst kiest u Bewerken. Hiermee opent u een tekstvenster waarin u de vraagstelling kunt typen. Klik op OK als u klaar bent. Tips Eventueel kunt u ook HTML-codes in de tekst opnemen, bijvoorbeeld en (om tekst vet te maken) of en (om tekst cursief te maken). Indien gewenst kunt u een reeds gemaakte tekst die u op uw pc of netwerk hebt opgeslagen, openen in dit venster. Klik hiervoor op de knop Openen bovenaan het venster. Met de knop Opslaan kunt u tekst die u hier hebt getypt, opslaan op uw pc of netwerk voor hergebruik in documenten. •
Voor een HTML-pagina kiest u Page Editor. Hiermee opent u de Page Editor waarin u de vraagstelling kunt typen en opmaken. Klik op OK als u klaar bent.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
67
8. Selecteer het tabblad Antwoordopties en voer hier de antwoordopties van de vraag in. Hieronder volgt een voorbeeld van de definitie van een meerkeuzevraag:
9. Klik in het eerste veld van de kolom Antwoordmogelijkheid, typ het eerste mogelijke antwoord en druk op Enter. 10. Klik in het veld onder het eerste antwoord, typ het tweede antwoord en druk op Enter. Ga zo door tot u alle antwoorden hebt ingevuld. 11. Vink in de kolom Correct het juiste antwoord op de vraag aan. Tip Vink eventueel het vakje Antwoordmogelijkheden in willekeurige volgorde weergeven aan om de antwoorden in de vraagviewer telkens in een andere volgorde te laten tonen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
68
12. Voeg eventueel tips en/of feedback toe aan de vraag. Tips zijn hints die de student kan raadplegen tijdens het beantwoorden van de vraag. Feedback is extra uitleg over het antwoord. Selecteer hiervoor het tabblad Ondersteuning. Voer de tips en feedback respectievelijk in de velden Tips en Feedback in. Dit kan als platte tekst of als HTML-pagina: • Voor platte tekst kiest u Bewerken. Hiermee opent u een tekstvenster waarin u de tekst kunt typen. Klik op OK als u klaar bent. • Voor een HTML-pagina kiest u Page Editor. Hiermee opent u de Page Editor waarin u de tekst kunt typen en opmaken. Klik op OK als u klaar bent. Let op Als de vraag deel uitmaakt van een toets, moet u om de tips te kunnen zien in de toets op het tabblad Uitgebreide instellingen de optie Tijdens de toets mogen tips opgevraagd worden of Na afloop tips bekijken aanvinken, en om de feedback te kunnen zien de optie Tijdens de toets mogen de juiste antwoorden en feedback opgevraagd worden of Na afloop correcte antwoorden en feedback opvragen aanvinken. Het bekijken van het correcte antwoord en feedback is pas mogelijk nadat de vraag is beantwoord. 13. Koppel eventueel trefwoorden aan de vraag op basis waarvan de vraag kan worden geselecteerd voor opname in een toets of in een set oefenvragen. U kunt trefwoorden koppelen door voor getoonde attributen waarden op te geven en/of door zelf attributen te selecteren en daar waarden voor op te geven. Tip U kunt alleen trefwoorden koppelen als in de toetsen- en vragenbank attributen voor vragen zijn gedefinieerd. Selecteer het tabblad Attributen. Als het verplicht is attributen op te geven, ziet u in de kolom Naam al een ). Geef hiervoor of meer attributen staan (herkenbaar aan het icoon waarden op door achter het attribuut in de kolom Waarde te klikken en een waarde in te vullen of te selecteren. koppelen. In dat Hiernaast kunt u mogelijk ook optionele attributen geval verschijnt er een extra regel met een pijltje in de kolom Naam. Klik in het veld met het pijltje en selecteer de naam van het attribuut dat u wilt toevoegen. Geef vervolgens waarden op, op dezelfde manier als voor de verplichte attributen. 14. Test uw vraag door in de taakbalk op het afspeelicoon
te klikken.
De vraag wordt afgespeeld in de vraagviewer. 15. Bent u klaar met de vraag, selecteer dan het tabblad Basisinstellingen , bijvoorbeeld in en wijzig de status in een status met het icoon Vrijgegeven of Gepubliceerd. Hiermee kan de vraag niet meer worden gewijzigd en is deze beschikbaar voor gebruik in studieroutes of voor
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
69
gebruik in toetsen die met een toetsmatrijs worden gegenereerd. Tips Welke statussen precies beschikbaar zijn, hangt af van de instellingen op het niveau van de toetsen- en vragenbank. U kunt de status op elk moment weer naar elke gewenste status wijzigen, behalve als de vraag wordt gebruikt in een studieroute. In dat geval is het niet meer mogelijk een status te kiezen waarin de vraag kan worden gewijzigd. In sommige organisaties worden toetsen en vragen centraal gecontroleerd voordat ze worden vrijgegeven. In dat geval kunt u niet zelf een volgende status toekennen, maar neemt u contact op met de toetsen- en vragenbeoordelaar om te melden dat uw vraag gereed is voor beoordeling. 16. Klik op Opslaan
om uw vraag te bewaren.
Tip Door op het icoon Nieuwe vraag te klikken, linksboven in het dialoogvenster, kunt u direct een nieuwe vraag aanmaken. De onderstaande afbeelding toont een map met een collectie losse vragen.
Verwijzing Kijk voor instructies over het maken van andere typen vragen in bijlage 2. Hiernaast vindt u in de online help informatie over het gebruik van lijstmatrijzen, waarmee u in een toetsen- en vragenbank naar losse vragen kunt zoeken.
8.2 Toetsen maken en eventueel koppelen aan een correctieschema Er zijn drie typen toetsen die u kunt maken, namelijk een toets van het type: • Standaardtoets: hiermee kunt u een algemene toets maken die alle vraagtypen behalve Likert-vragen kan bevatten. • Likert-toets: bij een Likert-toets worden de resultaten van de vragen opgeteld tot een score. Hiermee kan vervolgens worden bepaald tot welke categorie iemand behoort. Een Likert-toets kan uitsluitend Likert-vragen bevatten. • Enquête: hiermee kunt u enquêtes maken. Een enquête kan alle vraagtypen bevatten.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
70
Deze paragraaf legt uit hoe u toetsen maakt, aan de hand van een standaardtoets. Het maken van een toets bestaat uit drie stappen: • de toetsopzet aanmaken • vragen toevoegen aan de secties in een toets • de toets klaarmaken voor publicatie Verwijzing U kunt toetsen ook automatisch genereren door vragen op één of meer kenmerken te laten selecteren uit de toetsen- en vragenbank. U doet dit met behulp van een toetsmatrijs. Meer hierover leest u in de online help.
Een nieuwe toets aanmaken Bij het maken van de toetsopzet bepaalt u de toetsinstellingen, koppelt u eventueel een correctieschema voor het automatisch corrigeren van de toets, en maakt u de secties binnen de toets aan, waaraan u vragen kunt toevoegen.
1. Ga naar Beheer > Toetsen en vragen. 2. Open in het verkennerpaneel het organisatieprofiel. 3. Open de toetsen- en vragenbank. 4. Klik met de rechtermuisknop op de map waarin u de toets wilt aanmaken en kies Nieuw
> Toets
> Standaardtoets.
De toetsinstellingen verschijnen. 5. Geef op het tabblad Basisinstellingen de naam op waaronder de toets wordt opgeslagen. De naam wordt onder andere getoond in het
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
71
selectievenster voor toetsen (dat verschijnt bij opname van een toets in een studieroute) en in de studieroutewerkruimten (als titel voor de toets). Tips Vink eventueel aan of de toets geschikt is om te worden afgedrukt op papier. Deze optie dient slechts ter indicatie voor uzelf en heeft geen gevolgen in de applicatie. In het vak Tijdslimiet geeft u aan of de toets binnen een bepaalde tijd moet worden afgelegd, en zo ja, binnen hoeveel minuten. Na het verlopen van de tijd wordt de toets automatisch beëindigd. 6. Bepaal op het tabblad Uitgebreide instellingen hoe de toets moet worden gecorrigeerd: • Wilt u de toets handmatig nakijken, kies dan Handmatige correctie. • Wilt u dat de toets automatisch wordt nagekeken, kies dan een van de andere opties en selecteer het correctieschema dat van toepassing is. Het correctieschema geeft aan met welke beoordeling een bepaald scoringspercentage correspondeert. Geef ook eventueel aan wat de maximale score is. Deze waarde is indicatief. Tips Met Autocorrectie: vraag gedeeltelijk goed = deel van de score wordt voor vragen met meerdere antwoordmogelijkheden een speciale berekening gemaakt die afhangt van het vraagtype. Deze berekening is als volgt: • bij een meerkeuzevraag met één of meer correcte antwoorden en een aanwijsvraag: o alles goed: 100%; o meer goede dan foute antwoorden: ((aantal goede antwoorden - aantal foute antwoorden) / aantal antwoordopties) * 100%; o in alle overige gevallen: 0%; • bij een volgordevraag: o 1 of meer antwoorden in de juiste volgorde (in de zin van: na het goede vorige antwoord): (aantal antwoorden in de juiste volgorde / aantal antwoordopties) * 100%. Dat wil dus zeggen: alle antwoorden in de juiste volgorde: 100%; o geen enkel antwoord in de juiste volgorde: 0%; • bij een combinatievraag en een invulvraag: (aantal goede antwoorden / aantal antwoordopties) * 100%. Een toets waarvoor u automatische correctie selecteert, mag wel degelijk toetsvragen bevatten die niet automatisch nagekeken kunnen worden, dat wil zeggen taakvragen of vrije invoer-vragen. De antwoorden op deze vragen worden apart gezet, zodat ze door een corrector kunnen worden nagekeken, en de vragen die wel automatisch kunnen worden gecorrigeerd, worden direct nagekeken. 7. Vink in het vak Toetsvoorwaarden de opties aan die u wilt laten gelden voor de toets. Dit gaat om instellingen voor het tonen van goed/foutindicaties, correcte antwoorden, feedback en tips tijdens en na de toets,
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
72
voor het navigeren door de toets en voor het opslaan, pauzeren en opnieuw starten van de toets. Standaard zijn er al enkele opties geselecteerd.
Tips Met deze instellingen kunt u feedback en tips die zijn opgenomen bij vragen, uitschakelen. Als u studenten toestaat om de toets opnieuw te starten, dan kunt u met de optie Aantal herkansingen beperken tot maximaal opgeven hoe vaak er opnieuw gestart mag worden. Het aantal 1, dat standaard verschijnt, kunt u wijzigen. Let op Als u ervoor kiest de resultaten niet op te slaan, wordt ervan uitgegaan dat de toets als oefentoets bedoeld is. Dit betekent dat de student automatisch de mogelijkheid krijgt om de toets naar believen te herkansen, pauzeren en hervatten, en de mogelijkheid heeft om goed/fout-indicaties, correcte antwoorden, feedback en tips te bekijken (ongeacht of deze opties zijn aangevinkt of niet). De toets kan in dit geval niet worden nagekeken door de begeleider. 8. Koppel eventueel trefwoorden aan de toets waarop naar de toets kan worden gezocht. U kunt trefwoorden koppelen door voor getoonde attributen waarden op te geven en/of door zelf attributen te selecteren en daar waarden voor op te geven. Tip U kunt alleen trefwoorden koppelen als in de toetsen- en vragenbank attributen voor toetsen zijn gedefinieerd. Selecteer het tabblad Attributen. Als het verplicht is attributen op te geven, ziet u in de kolom Naam al een ). Geef hiervoor of meer attributen staan (herkenbaar aan het icoon waarden op door achter het attribuut in de kolom Waarde te klikken en een waarde in te vullen of te selecteren.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
73
Hiernaast kunt u mogelijk ook optionele attributen koppelen. In dat geval verschijnt er een extra regel met een pijltje in de kolom Naam. Klik in het veld met het pijltje en selecteer de naam van het attribuut dat u wilt toevoegen. Geef vervolgens waarden op, op dezelfde manier als voor de verplichte attributen. 9. Klik op Opslaan
om uw toetsopzet op te slaan.
10. Er is automatisch een eerste sectie (een 'standaardsectie') aangemaakt. Selecteer deze sectie en bepaal de instellingen ervan. Verwijzing U kunt ook bestaande casussecties of Likert-groepen toevoegen aan de toets. Zie hiervoor de online help. 11. Geef op het tabblad Basisinstellingen de naam op waaronder de sectie wordt opgeslagen. Kies hiervoor bij voorkeur een korte, eenduidige naam. Als u geen naam invult, wordt als naam ingevuld. 12. Vink de optie Inleiding opnemen aan als u voorafgaand aan de sectievragen, informatie wilt tonen over het onderwerp dat wordt getoetst in de sectie of over de workflow tussen de secties. In de sectie-instellingen wordt dan een extra tabblad Inleiding toegevoegd waarop u de inleiding kunt maken. Verwijzing U kunt de volgorde van de secties in de toets laten afhangen van de score die op bepaalde secties wordt behaald. Zo kunt u studenten met een hoge score op een bepaald onderdeel, toetsgedeelten laten overslaan, of studenten met een lage score op een bepaald onderdeel, een extra toetsgedeelte laten doen. Hiervoor stelt u op het tabblad Workflow een workflow in voor de toets. Zie de online help voor instructies hiervoor. 13. Bepaal in het vak Vraagvolgorde in welke volgorde de vragen worden gesteld en/of hoeveel vragen er worden gesteld door de gewenste optie aan te klikken. Tip Wilt u dat de sectie binnen een bepaalde tijd wordt beantwoord, vink dan de optie Voor deze sectie geldt een tijdslimiet van (min.) aan en geef het aantal minuten op. Als de ingestelde tijd is verlopen, wordt de sectie automatisch beëindigd. Let op: Het instellen van een tijdslimiet kan alleen als alle vragen op één pagina worden getoond (optie Alle vragen op 1 pagina weergeven staat aan). 14. Koppel eventueel trefwoorden aan de sectie waarop naar de sectie kan worden gezocht. U kunt trefwoorden koppelen door voor getoonde attributen waarden op te geven en/of door zelf attributen te selecteren en daar waarden voor op te geven.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
74
Tip U kunt alleen trefwoorden koppelen als in de toetsen- en vragenbank attributen voor secties zijn gedefinieerd. Selecteer het tabblad Attributen. Als het verplicht is attributen op te geven, ziet u in de kolom Naam al een ). Geef hiervoor of meer attributen staan (herkenbaar aan het icoon waarden op door achter het attribuut in de kolom Waarde te klikken en een waarde in te vullen of te selecteren. koppelen. In dat Hiernaast kunt u mogelijk ook optionele attributen geval verschijnt er een extra regel met een pijltje in de kolom Naam. Klik in het veld met het pijltje en selecteer de naam van het attribuut dat u wilt toevoegen. Geef vervolgens waarden op, op dezelfde manier als voor de verplichte attributen. 15. Klik op het Opslaan
.
U gaat nu vragen toevoegen aan de sectie. Vragen toevoegen aan de secties in een toets U kunt op twee manieren vragen toevoegen, namelijk door een nieuwe vraag aan te maken binnen de sectie of door een bestaande vraag te kopiëren naar de sectie. Ook kunt u het relatieve gewicht van de vragen nog aanpassen. Een nieuwe vraag aanmaken of een bestaande vraag kopiëren 1. Ga naar Beheer > Toetsen en vragen. 2. Open in het verkennerpaneel achtereenvolgens het organisatieprofiel, de toetsen- en vragenbank en de map 3. Klik in het rechterpaneel met de rechtermuisknop op de toets en kies Openen
.
Het venster met de toetsinstellingen wordt geopend. 4. Als u een nieuwe vraag wilt aanmaken: .U Klik met de rechtermuisknop op de sectie en kies Nieuwe vraag definieert de vraag vervolgens op dezelfde manier als u losstaande vragen maakt. Als u een bestaande vraag wilt kopiëren: Zorg ervoor dat het tabblad Structuur van de werkruimte zichtbaar is naast het toetsvenster, door het toetsvenster eventueel opzij te slepen. Klik op het tabblad Structuur met de rechtermuisknop op de vraag die u . Klik vervolgens in het toetsvenster met wilt kopiëren en kies Kopiëren de rechtermuisknop op de sectie en kies Plakken .
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
75
Tip U kunt de vragen ook naar het toetsdialoogvenster slepen. 5. Voeg op deze manier al uw vragen toe. Gewicht van vragen wijzigen U kunt ervoor kiezen vragen zwaarder of lichter te laten wegen in de beoordeling dan andere vragen. 1. Ga naar Beheer > Toetsen en vragen. 2. Open in het verkennerpaneel achtereenvolgens het organisatieprofiel, de toetsen- en vragenbank en de map met de sectie of toets. 3. Klik met de rechtermuisknop op de sectie of toets en kies Openen. 4. Selecteer in het verkennerpaneel de sectie waarbinnen u het gewicht van vragen wilt aanpassen. 5. Selecteer het tabblad Gewicht per vraag. U ziet de titel, het type en het gewicht van elke vraag. Standaard staat het gewicht van elke vraag op 1. 6. Klik met de rechtermuisknop op de vraag waarvan u het gewicht wilt wijzigen en kies Gewicht instellen
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
.
76
Tip Om meerdere vragen tegelijk te selecteren (om het gewicht ervan te wijzigen) klikt u de vragen aan terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt. Voor een aaneengesloten reeks vragen, houdt u de Shift-toets ingedrukt en klikt u de eerste en laatste vraag aan. 7. Vul het nieuwe gewicht in. Dit is het relatieve gewicht ten opzichte van de andere vragen. De score die behaald kan worden voor een vraag wordt vermenigvuldigd met dit gewicht. 8. Klik op OK. De toets testen en de status wijzigen U gaat nu de toets klaarmaken voor publicatie door deze te testen en de status ervan te wijzigen. 1. Ga naar Beheer > Toetsen en vragen. 2. Open achtereenvolgens het organisatieprofiel, de toetsen- en vragenbank en de map. 3. Klik met de rechtermuisknop op de toets en kies Openen
.
4. Test uw toets door in de taakbalk van het toetsdialoogvenster op het te klikken. afspeelicoon Er wordt een toetsviewer geopend waarin u de toets kunt afspelen. 5. Sluit de toetsviewer door op het kruisje in de rechterbovenhoek te klikken. 6. Voer eventuele wijzigingen door en sla ze op door op Opslaan klikken.
te
7. Bent u tevreden met de toets, selecteer deze dan in het verkennerpaneel van het toetsvenster, ga naar het tabblad Basisinstellingen en wijzig de , bijvoorbeeld in status van de toets in een status met het icoon Vrijgegeven of Gepubliceerd. Hiermee kan de toets niet meer worden gewijzigd en is deze beschikbaar voor gebruik in studieroutes. Tips Welke statussen precies beschikbaar zijn, hangt af van de instellingen op het niveau van de toetsen- en vragenbank. U kunt de status op elk moment weer naar elke gewenste status wijzigen, behalve als de toets wordt gebruikt in een studieroute. In dat geval is het niet meer mogelijk een status te kiezen waarin de toets kan worden gewijzigd. In sommige organisaties worden toetsen en vragen centraal gecontroleerd voordat ze worden vrijgegeven. In dat geval kunt u niet zelf een volgende status toekennen, maar neemt u contact op met de toetsen- en vragenbeoordelaar om te melden dat uw toets gereed is voor beoordeling.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
77
8. Als u de toets online wilt aanbieden, kunt u deze nu opnemen in een studieroute. Verwijzing Voor instructies over het opnemen van toetsen in een studieroutes, zie paragraaf 6.1.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
78
9 Portfoliosjablonen maken Een student kan in zijn portfolio de beschikking hebben over een of meer portfoliodelen. Een portfoliodeel is als het ware de werkmap van een student voor een bepaalde opleiding of voor bepaalde werkzaamheden. Hierin bewerkt en bewaart hij alle documenten die met die opleiding of dat werk te maken hebben. Dit kunnen studiebestanden zijn, zoals verslagen, rapporten, werkstukken en beoordelingen, of administratieve bestanden, zoals formulieren, certificaten, cijferlijsten en correspondentie. Of, als hij beschikt over een persoonlijk opleidingsplan of activiteitenplan, alle documenten die daarop betrekking hebben. U kunt bepalen hoe de portfoliodelen van studenten eruit komen te zien. Dit doet u door in de werkruimte Portfoliosjablonen beheren portfoliosjablonen aan te maken, waarin de vorm en de permissies van de portfoliodelen zijn vastgelegd. Een portfoliodeel heeft minimaal: • een wijzigingenoverzicht, waarop de student en zijn begeleider(s) alle wijzigingen en ongelezen documenten in het portfoliodeel kunnen bekijken; • een werkruimtemap, waarbinnen de student en zijn begeleider(s) documenten kunnen bewaren, en toetsuitslagen, formulieren en ingeleverde documenten kunnen bekijken. Verder kunt u in een portfoliodeel het volgende opnemen: • een of meer bibliotheekmappen met studiemateriaal; • een logboek, waarin de student en zijn begeleider(s) informatie kunnen uitwisselen; • extra mappen voor diverse doeleinden. In de onderstaande afbeelding ziet u een voorbeeld van een portfoliodeel (het geselecteerde onderdeel):
Wat hebt u nodig? •
U hebt toegang tot de werkruimte Portfoliosjablonen beheren nodig en beheerrechten op het organisatieprofiel waaronder u de portfoliosjablonen wilt aanmaken.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
79
Wat moet u doen? •
portfoliosjablonen aanmaken (paragraaf 9.1)
9.1 Portfoliosjablonen aanmaken Let op Wijzigingen die u aanbrengt in een portfoliosjabloon worden niet doorgevoerd in bestaande portfoliodelen op basis van het sjabloon. Een portfoliosjabloon is immers de basis voor een nieuw portfoliodeel, en na het aanmaken van zo'n nieuw portfoliodeel bestaat er geen koppeling meer tussen het portfoliodeel en het sjabloon. De wijzigingen zijn wel zichtbaar in nieuwe portfoliodelen die u daarna aanmaakt op basis van het sjabloon. Uitzondering hierop is de map Bibliotheekmappen: wijzigingen in deze map zijn in alle portfoliodelen (bestaande en nieuwe) zichtbaar. Ga dus van tevoren na hoe uw organisatie gebruik gaat maken van portfoliodelen en overleg over de structuur ervan! 1. Ga naar Beheer > Portfoliosjablonen. 2. Klik met de rechtermuisknop op het organisatieprofiel en kies Nieuw . Portfoliosjabloon
>
Het volgende dialoogvenster verschijnt:
3. Geef een naam op voor het portfoliosjabloon. 4. Vink Automatisch studieroutemappen aanmaken aan, als u wilt dat in het portfoliodeel van de gebruiker automatisch een map wordt aangemaakt voor elke studieroute waaraan de gebruiker deelneemt.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
80
5. Vink Bibliotheekmappen gebruiken aan, als u een gezamenlijke map Bibliotheekmappen wilt aanmaken voor materiaal dat voor alle portfoliodeelnemers beschikbaar moet komen. In de map kunt u links toevoegen naar mappen in de materialenbank met bijvoorbeeld studiemateriaal of documenten bij het studiemateriaal. 6. Geef aan of u een logboek aan het portfoliodeel toe wilt voegen. 7. Klik op OK. Het portfoliosjabloon wordt toegevoegd en heeft de status Gemaakt. 8. Definieer de structuur van de studieroutemap door eventueel submappen toe te voegen, bijvoorbeeld voor studieresultaten of voor de studievoortgang. De structuur wordt overgenomen in alle studieroutemappen die automatisch worden aangemaakt. Open hiervoor de werkruimtemap, klik met de rechtermuisknop op > Map . Geef een naam op voor de Studieroutemap en kies Nieuw submap en klik op OK. Herhaal dit voor elke submap die u wilt aanmaken. 9. Voeg bibliotheekmappen toe: klik met de rechtermuisknop op de map , selecteer in de Bibliotheekmappen en kies Bibliotheekmap mappenverkenner de map waarin de materialen (komen te) staan en klik op OK om een link naar de map toe te voegen. In het rechterpaneel verschijnt de gekozen bibliotheekmap. Tip Als u een link naar een map met submappen hebt toevoegd, ziet u bij selectie van de map Bibliotheekmappen alleen de hoofdmap. Gebruikers die een portfoliodeel krijgen op basis van het sjabloon zien echter wel alle submappen in hun portfoliodeel, mits ze over de juiste mappermissies beschikken. 10. Geef gebruikers die toegang tot de bibliotheekmappen moeten hebben, permissies: klik met de rechtermuisknop op een bibliotheekmap, kies en stel de gewenste permissies in. Bibliotheekmap beheren Tip Geef gebruikers alleen het recht de materialen in de bibliotheekmappen te raadplegen. Eventueel kunnen ze materialen kopiëren naar de werkruimtemap of een andere map en ze daar bewerken. Met de permissies Map inzien en Materialen ophalen kan een gebruiker de map zien en de inhoud bekijken. 11. Het portfoliosjabloon kan nu aan gebruikers worden gekoppeld; zij krijgen hiermee de beschikking over een portfoliodeel op basis van het sjabloon. Dit gebeurt over het algemeen door uw applicatiebeheerder of door een administatiemedewerker. Verwijzing Zie de online help voor instructies over het definiëren van een eigen lay-out voor logboekberichten.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
81
10 Competentieprofielen maken Mogelijk zijn er bij uw opleiding competenties opgesteld die studenten moeten of kunnen verwerven, bijvoorbeeld door bewijsstukken aan te leveren of door bepaalde studieroutes te volgen. Een verzameling van competenties die een student zich eigen kan maken, wordt een competentieprofiel genoemd. Binnen een competentieprofiel zijn de competenties gegroepeerd in een of meer tabellen, ook wel competentiematrices genoemd. Hieronder ziet u een voorbeeld van een competentieprofiel bestaande uit één competentiematrix:
Studenten kunnen over meerdere competentieprofielen tegelijk beschikken. U kunt competentieprofielen aanmaken voor gebruikers. Dit doet u in de werkruimte Competentieprofielen beheren.
Wat hebt u nodig? •
U hebt toegang tot de werkruimte Competentieprofielen beheren nodig en beheerrechten op het organisatieprofiel waaronder u de competentieprofielen wilt aanmaken.
Wat moet u doen? •
competentieprofielen maken en publiceren. U doet dit door: o een competentiematrix te maken (paragraaf 10.1) o aan de competentiematrix competenties toe te voegen (paragraaf 10.2) o een competentieprofiel te maken en te publiceren (paragraaf 10.3)
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
82
10.1 Competentiematrix aanmaken Een competentiematrix is een overzicht van bij elkaar horende competenties die op een bepaalde manier zijn geordend. De competenties van competentiematrices kunnen worden gebruikt voor het samenstellen van een competentieprofiel. Er zijn twee typen competentiematrices mogelijk, namelijk Lijst en Tabel. Deze kunnen op verschillende manieren worden ingericht door hierbinnen wel of geen dimensies en/of competentiecriteria te gebruiken. Voor een competentiematrix van het type Lijst zijn dimensies en competentiecriteria optioneel. Voor een competentiematrix van het type Tabel zijn dimensies verplicht en competentiecriteria optioneel. 1. Ga naar Beheer > Competentieprofielen. 2. Klik met de rechtermuisknop op het organisatieprofiel of op een map > Competentiematrix binnen het organisatieprofiel, en kies Nieuw . De volgende wizard wordt geopend.
3. Geef in de stap 1 Competentiematrix de algemene instellingen voor de competentiematrix op. 4. Geef een naam op voor de competentiematrix. 5. Selecteer het type van de competentiematrix, dat wil zeggen Lijst of Tabel. Een matrix van het type Lijst wordt het meest gebruikt en komt overeen met de opbouw van landelijke competentiemodellen, zoals COLO kwalificatiedossiers.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
83
Tips Bij het type Lijst worden de hoofdonderdelen die moeten worden beoordeeld, namelijk de competenties, als rijkoppen ('lijst') weergegeven. Eventuele informatie over de te beoordelen onderdelen ('dimensies') wordt in de details van een competentie getoond. Eventuele subonderdelen waaruit het hoofdonderdeel bestaat en die moeten worden beoordeeld ('competentiecriteria') worden als kolomkoppen getoond. De competentiestatussen staan in een aparte kolom achter de competenties; de competentiecriteriastatussen worden in de cellen van de matrix getoond, onder de betreffende competentiecriteria. Bij het type Tabel worden de hoofdonderdelen die moeten worden beoordeeld, namelijk de competenties, in de tabelcellen (als 'tabel') weergegeven. Informatie over de te beoordelen onderdelen ('dimensies') wordt in de kolom- en/of rijkoppen getoond. Eventuele subonderdelen waaruit het hoofdonderdeel bestaat ('competentiecriteria') kunnen worden gevonden en beoordeeld via de details van een competentie. De competentiestatussen staan bij de betreffende competenties, in de cellen van de matrix; de competentiecriteriastatussen worden in de details van een competentie getoond. 6. Als u Tabel hebt gekozen, kunt u bepalen of u alleen de status van competenties wilt tonen in de tabel in de werkruimte Mijn competentieprofielen (de naam is wel zichtbaar via de tooltip van de competentie) of ook de namen. Vink de optie Competentienamen weergeven in Mijn competentieprofielen aan als u beide wilt tonen. Tip In een competentiematrix van het type Lijst worden altijd zowel de namen als statussen van competenties getoond. 7. Als u Lijst hebt gekozen en dimensies wilt gebruiken, vink dan Dimensies gebruiken aan. Bepaal ook de overige dimensie-instellingen. Met een competentiematrix van het type Lijst is het mogelijk om: • aan dezelfde set dimensiewaarden meerdere competenties koppelen. Als u dit wilt, zet dan de optie Voor competenties is een unieke set dimensiewaarden nodig uit; • bij het koppelen van een competentie aan een dimensie, de dimensiewaarde leeg te laten. Als u dit wilt, zet dan de optie Voor competenties is het verplicht om een waarde per dimensie in te voeren uit. Tip Bij een competentiematrix van het type Tabel hebt u deze keuzemogelijkheden niet. 8. Vink Competentiecriteria gebruiken aan als u aan elke competentie competentiecriteria wilt kunnen koppelen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
84
9. Klik op Volgende om verder te gaan. 10. In de stap Dimensies definieert u de dimensies en de dimensiewaarden. Als u geen dimensies gebruikt ga dan verder vanaf stap 14. 11. Om een dimensie aan te maken, klikt u bij een lijst met de rechtermuisknop op: Dimensies, en bij een tabel op: Kolomkoppen of Rijkoppen (afhankelijk van of u dimensiewaarden als kolom- of als , geef in elk geval de rijkoppen wilt tonen) en kiest u Nieuwe dimensie naam op van de dimensie en eventueel een beschrijving, en klik vervolgens op OK. Het aantal dimensies dat u kunt aanmaken is onbeperkt. Tip Om dimensies anders te sorteren, klikt u er met de rechtermuisknop op en kiest u Omhoog verplaatsen of Omlaag verplaatsen , of klikt u met de rechtermuisknop op een hoger niveau en kiest u Sorteren op alfabet . 12. Om een waarde aan te maken voor de dimensie, klikt u met de rechtermuisknop op de dimensie en kiest u Nieuwe dimensiewaarde . Geef in elk geval de naam op van de waarde. Eventueel kunt u een beschrijving toevoegen en/of een toelichtingsdocument opnemen. Voor het toelichtingsdocument klikt u in het veld Document en selecteert u een document via de itemverkenner. Klik vervolgens op OK. Tip Om dimensiewaarden anders te sorteren, klikt u er met de rechtermuisknop op en kiest u Omhoog verplaatsen of Omlaag verplaatsen , of klikt u met de rechtermuisknop op een hoger . niveau en kiest u Sorteren op alfabet 13. Klik op Volgende om verder te gaan. 14. In de stap Competentiecriteria definieert u de competentiecriteria. Als u geen competentiecriteria gebruikt, ga dan verder vanaf stap 21. 15. Als u bij elkaar horende competentiecriteria wilt ordenen in een groep, maak dan eerst een groep aan: klik met de rechtermuisknop op , geef Competentiecriteria, kies Nieuwe competentiecriteriagroep een naam op voor de groep (deze moet uniek zijn binnen de competentiematrix) en eventueel een beschrijving, en klik op OK. Tip Om competentiecriteriagroepen anders te sorteren, klikt u er met de of Omlaag rechtermuisknop op en kiest u Omhoog verplaatsen verplaatsen , of klikt u met de rechtermuisknop op een hoger . niveau en kiest u Sorteren op alfabet 16. Klik met de rechtermuisknop op de groep of op Competentiecriteria, en kies Nieuw competentiecriterium . Geef een naam op voor het competentiecriterium (deze moet uniek zijn binnen de competentiematrix) en eventueel een beschrijving, en klik op OK.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
85
Tip Om competentiecriteria anders te sorteren, klikt u er met de of Omlaag rechtermuisknop op en kiest u Omhoog verplaatsen verplaatsen , of klikt u met de rechtermuisknop op een hoger . niveau en kiest u Sorteren op alfabet 17. Klik op Volgende om verder te gaan. 18. In de stap Competentiecriteriastatussen definieert u de statussen voor de competentiecriteria. De status van een competentiecriterium wordt in de competentiematrix als een gekleurd blokje weergegeven. 19. Er zijn al enkele statussen voorgedefinieerd die u kunt gebruiken. Wilt u een status niet gebruiken, selecteer deze dan en klik op Verwijderen. Ook kunt u de instellingen van een status wijzigen door er met de rechtermuisknop op te klikken, Eigenschappen te kiezen en de gewenste eigenschappen aan te passen. Klik op het icoon Nieuwe competentiecriteriumstatus om een nieuwe competentiecriteriumstatus aan te maken. Geef in elk geval een naam op voor de status en kies de kleur die wordt getoond in het competentieprofiel. Geef verder aan of dit de initiële status is (optie Standaard) en wie deze status mag selecteren (de eigenaar en/of de begeleider). Eventueel kunt u een beschrijving toevoegen. Klik vervolgens op OK. Tip Slechts één status kan worden ingesteld als Standaard. Zorg er verder voor dat u voor elke status een andere kleur gebruikt. 20. Klik op Volgende om verder te gaan. 21. In de stap Competentiestatussen definieert u de statussen die voor competenties kunnen worden gezet. 22. Er zijn al enkele statussen voorgedefinieerd die u kunt gebruiken. Wilt u een status niet gebruiken, selecteer deze dan en klik op Verwijderen. Ook kunt u de instellingen van een status wijzigen door er met de rechtermuisknop op te klikken, Eigenschappen te kiezen en de gewenste eigenschappen aan te passen. Klik op het icoon Nieuwe competentiestatus om een nieuwe competentiestatus aan te maken. Geef in elk geval een naam op voor de status; bepaal welk icoon bij de status wordt getoond; geef het voortgangspercentage (een getal in de reeks van 0 t/m 100) op dat hoort bij de status en dat aangeeft hoever de student is gevorderd. Geef verder aan of dit de initiële status is (optie Standaard) en wie deze status mag selecteren (de eigenaar en/of de begeleider). Eventueel kunt u een beschrijving toevoegen. Klik vervolgens op OK. Tip Slechts één status kan worden ingesteld als Standaard. 23. Klik op Voltooien om de wizard af te sluiten.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
86
De competentiematrix is nu aangemaakt. U kunt nu competenties toevoegen aan de matrix.
10.2 Competenties toevoegen aan de competentiematrix 1. Ga naar Beheer > Competentieprofielen. 2. Open het organisatieprofiel en eventueel de map, als de competentiematrix in een map zit. 3. Klik met de rechtermuisknop op de competentiematrix en kies Nieuw > Competentie .
4. Geef in elk geval een naam op voor de competentie en eventueel een beschrijving. 5. Indien gewenst kunt u ook een of meer toelichtingsdocumenten bijvoegen: klik met de rechtermuisknop in het vak Document en kies Document toevoegen, selecteer het gewenste document via de itemverkenner en klik vervolgens op OK. Op deze manier kunt u meerdere documenten toevoegen. Tip U kunt een document bekijken of weer verwijderen door er met de rechtermuisknop op te klikken en respectievelijk Bekijken of Verwijderen te kiezen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
87
6. Als u dimensies gebruikt, kunt u nu voor elke dimensie de waarde selecteren die u aan de competentie wilt koppelen. Om een waarde te selecteren voor een dimensie, selecteert u de dimensie, klikt u in de kolom Waarde, en kiest u de gewenste waarde uit de keuzelijst. Tips De set dimensiewaarden die u aan de competentie koppelt dient uniek te zijn binnen de competentiematrix. Alleen bij een matrix van het type Lijst waarbij de optie Voor competenties is een unieke set van competentiewaarden nodig uitstaat, kan een bepaalde set dimensiewaarden aan meerdere competenties worden gekoppeld. Bij een matrix van het type Lijst waarbij de optie Voor competenties is het verplicht om een waarde per dimensie in te voeren uitstaat, bent u vrij in het koppelen van dimensiewaarden aan de competentie, dat wil zeggen: • u kunt meerdere dimensiewaarden van een bepaalde dimensie aan de competentie koppelen: klik in dat geval op , kies een dimensie die al is toegevoegd, kies een andere waarde; • u kunt kiezen om van een bepaalde dimensie geen enkele dimensiewaarde aan de competentie te koppelen. U doet dit door de dimensie te verwijderen: klik met de rechtermuisknop op de dimensie en kies Verwijderen. 7. Als u competentiecriteria gebruikt, kunt u de competentiecriteria aanvinken die u aan de competentie wilt koppelen. Wilt u alle criteria koppelen klik dan in het vakje op het hoogste niveau. Wilt u alle criteria van een bepaalde groep koppelen, klik dan in het vakje van die groep. Wilt u enkele individuele criteria koppelen, klik dan in die vakjes. 8. Klik op OK + Nieuw om de competentie op te slaan en direct weer een nieuwe competentie aan te maken (de gekozen dimensiewaarden blijven hierbij staan), of klik op OK als u klaar bent. 9. Herhaal de bovenstaande stappen voor elke competentie die u wilt opnemen in de matrix.
10.3 Competentieprofiel aanmaken en publiceren Een competentieprofiel bevat alle competenties die horen bij een bepaald beroep of bij een bepaalde studie of studierichting. Voor het samenstellen van een competentieprofiel kunt u competenties uit alle beschikbare competentiematrixen selecteren. 1. Ga naar Beheer > Competentieprofielen. 2. Klik met de rechtermuisknop op het organisatieprofiel of een > Competentieprofiel onderliggende map en kies Nieuw
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
.
88
3. Geef een naam en eventueel een beschrijving op voor het competentieprofiel. 4. U kunt ook een toelichtingsdocument toevoegen: klik in het veld Document en selecteer een document via de itemverkenner. 5. Geef aan of de gebruiker aan wie het competentieprofiel wordt toegekend, het competentieprofiel mag bewerken (optie Eigenaar kan bewerken). Tip Met het recht Eigenaar kan bewerken kan de eigenaar van het competentieprofiel: • competenties toevoegen aan het profiel • de status van competenties en competentiecriteria wijzigen (voorzover van toepassing) • bewijsstukken toevoegen • het logboek bijhouden Als een gebruiker zijn competentieprofiel niet mag bewerken, kan zijn begeleider dat voor hem doen (voorzover van toepassing). 6. Klik vervolgens op OK. Tip Als u het competentieprofiel niet kunt toevoegen hebt u mogelijk onvoldoende rechten. Voor het toevoegen van competentieprofielen zijn beheerrechten nodig op het organisatieprofiel. 7. Om competenties aan het profiel te koppelen, klikt u met de rechtermuisknop op het profiel en kiest u Competentie koppelen
.
Het dialoogvenster voor het selecteren van competenties verschijnt. 8. Selecteer de compententiematrix waaruit u competenties wilt selecteren door eerst in het veld te klikken en een organisatieprofiel te kiezen en vervolgens in het veld te klikken en de gewenste competentiematrix te kiezen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
89
Tip Om een geselecteerde competentiematrix (inclusief de geselecteerde competenties) weer te verwijderen, klikt u er met de rechtermuisknop op en kiest u Verwijderen . 9. Selecteer de gewenste competentie(s) in het vak Beschikbare competenties en voeg deze met de knoppen met de pijlen naar rechts toe aan het vak Geselecteerde competenties. Met de knoppen met de pijlen naar links kunnen toegevoegde competenties eventueel weer worden verwijderd. Tips Competenties kunnen ook worden geselecteerd of verwijderd door erop te dubbelklikken. Als bij een competentie een beschrijving is opgenomen, kunt u deze bekijken door de competentie met de muis aan te wijzen. De beschrijving wordt als tooltip getoond. 10. Klik op OK om de competenties aan het competentieprofiel te koppelen. In het rechterpaneel ziet u nu alle competenties die aan het competentieprofiel zijn gekoppeld, geordend per competentiematrix. Onderaan elke competentiematrix staan bovendien de namen van de competentieprofielen die competenties uit die matrix gebruiken. 11. Als u klaar bent kunt u het competentieprofiel vrijgeven door Bestand > Eigenschappen te kiezen, in het veld Status te klikken en Gepubliceerd te selecteren. Let op Een competentieprofiel dat wordt gepubliceerd wordt tevens ‘bevroren’ en kan alleen nog worden gewijzigd of verwijderd als u over de juiste functionele rechten beschikt. Dit geldt ook voor een competentiematrix waarvan de competenties worden gebruikt door een gepubliceerd competentieprofiel. In beide gevallen is voor het wijzigen de functie ADMIN_MODIFY_PUBLISHED_COMPETENCE_PROFILES vereist en voor het verwijderen de functie ADMIN_DELETE_PUBLISHED_COMPETENCE_PROFILES. 12. Klik vervolgens op OK. Het competentieprofiel is nu beschikbaar om te worden gekoppeld aan gebruikers en groepen. Dit gebeurt over het algemeen door uw applicatiebeheerder of door een administatiemedewerker.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
90
Bijlage 1: Gebruikers en groepen selecteren Op diverse plaatsen in N@Tschool! kunt u gebruikers en/of groepen zoeken en selecteren, bijvoorbeeld om ze een bericht te sturen of permissie te geven bepaalde materialen in te zien. Dit doet u in het dialoogvenster Gebruikers en groepen selecteren (Let op: deze naam kan anders zijn, afhankelijk van de context waarin het venster wordt opgestart):
Deze bijlage legt uit hoe u gebruikers en groepen kunt zoeken en selecteren aan de hand van dit dialoogvenster. U kunt het dialoogvenster Gebruikers en groepen selecteren op verschillende manieren verkrijgen. Zo wordt het in de werkruimte Gebruikers en groepen beheren geopend als u leden toevoegt aan een groep met de menuoptie Bestand Nieuw > Leden toevoegen en in de werkruimte Mijn postkantoor als u in een nieuw bericht op Aan... klikt om ontvangers te selecteren. Het dialoogvenster kent een aantal manieren om te zoeken en selecteren (zoekmodi). Welke hiervan beschikbaar zijn, wordt bepaald door de werkruimte waarin u zich bevindt, de actie die u daar uitvoert en uw functionele rechten: Tip U kiest een selectiemodus via de keuzelijst rechtsboven in het dialoogvenster. •
Via de zoekmodus Zoeken kunt u zoeken naar alle gebruikers en groepen in N@Tschool!. U doet dit door zoekcriteria op te geven. Zo kunt u zoeken op (een deel van): de inlognaam, de naam van de gebruiker, de naam van de groep en/of de beschrijving van de groep. Daarnaast kunt u op eigenschappen van gebruikers en groepen (gekoppelde attributen) zoeken.
•
Via de zoekmodus Groepen verkennen kunt u zoeken naar alle gebruikers en groepen in N@Tschool!. Dit doet u door te bladeren door de
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
91
groepenstructuur. •
Via de zoekmodus Mijn studieroutebegeleiders kunt u zoeken naar de begeleiders van de studieroutes die u volgt. Het zoekbestand bestaat uit alle begeleiders die zijn gekoppeld aan de studieroutes waaraan u deelneemt.
•
Via de zoekmodus Mijn studieroutestudenten kunt u zoeken naar de studenten die u begeleidt bij het volgen van studieroutes. Het zoekbestand bestaat uit alle studenten die zijn gekoppeld aan de studieroutes waarvan u begeleider bent.
•
Via de zoekmodus Mijn portfolio kunt u zoeken naar al uw portfoliodeelnemers. Het zoekbestand bestaat uit alle gebruikers die zijn gekoppeld aan deelnemersprofielen in portfoliodelen waarvan u de eigenaar bent.
•
Via de zoekmodus Portfoliobegeleiding kunt u zoeken naar alle studenten die u begeleidt doordat u begeleider bent in een portfoliodeel van die student. Het zoekbestand bestaat uit alle eigenaren van een portfoliodeel waaraan u deelneemt, ongeacht uw deelnemersprofiel.
•
Via de zoekmodus Mijn projecten kunt u zoeken naar al uw medeprojectdeelnemers. Het zoekbestand bestaat uit alle deelnemers die zijn gekoppeld aan de projecten waaraan u deelneemt. Dit kunnen zowel opzichzelfstaande projecten zijn, als projecten die zijn opgenomen in studieroutes.
•
Via de zoekmodus Mijn medestudenten kunt u zoeken naar al uw medestudenten. Het zoekbestand bestaat uit alle gebruikers en groepen die als student zijn gekoppeld aan de studieroutes die u volgt.
•
Via de zoekmodus Mijn contactpersonen kunt u zoeken naar al uw contactpersonen. Het zoekbestand bestaat uit gebruikers en groepen die u in de werkruimten Wie zijn online? en/of Begeleiden hebt toegevoegd aan uw contactenlijsten.
•
Via de zoekmodus Mijn groepenstructuren kunt u zoeken naar alle gebruikers en groepen die lid zijn van een hoofdgroep met onderliggende groepenstructuur, waarvan u ook deel uitmaakt. Het gaat hierbij om hoofdgroepen onder de groep Alle groepen in de werkruimte Gebruikers en groepen beheren. Als hoofdgroep A bijvoorbeeld de subgroepen A en B heeft en u alleen lid bent van subgroep A, dan ziet u niet alleen de leden van subgroep A, maar ook die van subgroep B.
•
Via de zoekmodus Mijn groepen kunt u zoeken naar alle gebruikers en groepen die lid zijn van groepen waarvan u ook direct of indirect lid bent. Het gaat hierbij om groepen onder de groep Alle groepen in de werkruimte Gebruikers en groepen beheren. Als hoofdgroep A bijvoorbeeld de subgroepen A en B heeft en u alleen lid bent van subgroep A, dan ziet u de leden van hoofdgroep A en subgroep A, maar niet die van subgroep B.
•
Via de zoekmodus Individuele begeleiding kunt u zoeken naar alle studenten waarvan u individueel begeleider bent. Het zoekbestand bestaat uit alle studenten waaraan u in de werkruimte Gebruikers en groepen beheren als begeleider bent gekoppeld.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
92
•
De zoekmodi Deelnemersprofielen, Sjabloon-deelnemersprofielen en Portfoliodeelnemers worden in de context van een bepaalde map getoond. Zo wordt Deelnemersprofielen in de context van een map in een project of portfoliosjabloon getoond, Sjabloon-deelnemersprofielen in de context van een map in een projectsjabloon, en Portfoliodeelnemers in de context van een map in een portfoliodeel. Via deze modi kunt u zoeken naar alle deelnemers van het geselecteerde project, projectsjabloon, portfoliosjabloon of portfoliodeel.
De volgende paragraaf beschrijft het zoeken en selecteren in de zoekmodus Zoeken. Verwijzing Informatie over de andere zoekmodi kunt u vinden in de online help.
Zoeken en selecteren in de zoekmodus Zoeken 1. Selecteer in de keuzelijst, rechtsboven in het dialoogvenster, de selectiemodus Zoeken. Het dialoogvenster ziet er nu als volgt uit:
Meestal zult u zoeken op de naam of beschrijving van gebruikers of groepen (zie stap 2 en 3). Het is echter ook mogelijk, via de geavanceerde zoekopties, te zoeken op eigenschappen van gebruikers en groepen (zie stap 4 t/m 6). U kunt beide mogelijkheden combineren; in dat geval worden alleen gebruikers en groepen weergegeven die aan beide zoekcriteria voldoen. Tip Voor de selectiemodus Zoeken is de functie USER_ALLOW_USERGROUP_SEARCH nodig. In de werkruimten Begeleiden en Wie zijn online? is hiernaast ook de functie USER_ALLOW_COACH_USERGROUP_SEARCH vereist. De geavanceerde
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
93
opties zijn alleen beschikbaar voor gebruikers met het functionele recht USER_ALLOW_ATTRIBUTE_SEARCH. 2. Bepaal in het vak Zoeken in: in welk onderdeel of welke onderdelen van de gebruikers- of groepsgegevens u wilt zoeken. U kunt een of meer onderdelen aanvinken. Vinkt u Naam gebruiker en Inlognaam aan, dan bestaat het zoekresultaat uitsluitend uit gebruikers. Vinkt u Naam groep en Beschrijving groep aan, dan krijgt u uitsluitend groepen te zien. 3. Afhankelijk van wat u in de vorige stap hebt geselecteerd, typt u in het veld Zoeken naar: (een deel van) de naam van de gebruiker, de inlognaam, de naam van de groep of de beschrijving van de groep. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. 4. Klik op Geavanceerd als u (ook) wilt zoeken op eigenschappen van gebruikers of groepen. 5. Kies een attributenset uit de keuzelijst, met de attributen waarop u wilt zoeken. De attributen van de attributenset worden getoond. 6. Vul voor attributen waarop u wilt zoeken waarden in. Op attributen waarvoor geen waarden zijn ingevuld wordt niet gezocht. 7. Klik op Zoeken. In het rechterpaneel van het dialoogvenster verschijnen nu de gebruikers en groepen die voldoen aan de ingevulde selectiecriteria. Tips Klik met de rechtermuisknop op een gebruiker en kies Persoonlijke informatie om de persoonlijke informatie van de gebruiker te bekijken. U kunt de vakken in het venster vergroten of verkleinen door met de muis over de splitter tussen de vakken te bewegen tot u een dubbele pijl ziet. Klik vervolgens met de linkermuisknop en versleep de lijn. Klik op het handvat in het midden van de splitter als u deze helemaal naar de zijkant wilt opschuiven. Om gemakkelijker door de lijst met gebruikers en groepen in het rechterpaneel te bladeren, kunt u het aantal elementen per pagina anders instellen of gebruikmaken van de optie Snelzoeken. 8. Selecteer de gewenste gebruikers en/of groepen en klik op de enkelvoudige pijl om deze toe te voegen aan het selectievenster eronder. Met de dubbele pijl hevelt u alle gebruikers of groepen in een keer over. Tips U selecteert meerdere gebruikers en groepen tegelijk door de CTRLtoets ingedrukt te houden terwijl u de gebruikers en groepen een voor een aanklikt. Een aaneengesloten rij van gebruikers of groepen selecteert u door de eerste gebruiker of groep aan te klikken, de SHIFT-toets ingedrukt te houden en vervolgens de laatste gebruiker of groep aan te klikken. U kunt gemakkelijk verschillende manieren van zoeken combineren door andere zoekcriteria in te vullen of door een andere
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
94
selectiemodus te kiezen. De gebruikers en groepen die u al had geselecteerd blijven in het selectievenster staan. Wilt u bepaalde gebruikers niet selecteren, dan verwijdert u ze uit het selectievenster door ze aan te klikken en op het icoon Geselecteerde elementen verwijderen te klikken. Om alle gebruikers uit het selectievenster te verwijderen, klikt u op Alle elementen verwijderen. 9. Klik op OK als u klaar bent.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
95
Bijlage 2: Verschillende typen vragen maken Paragraaf 8.1 behandelt uitgebreid hoe u een meerkeuzevraag met één correct antwoord maakt. Deze bijlage geeft een overzicht van hoe u de overige typen vragen definieert in Toetsen en vragen beheren. Voor wat betreft de algemene instellingen van een vraag is er geen verschil tussen de diverse vraagtypen. Alleen de instellingen op het tabblad Antwoordopties zijn anders. In deze bijlage vindt u instructies voor het invullen van deze specifieke instellingen voor de volgende vraagtypen: • • • • • • • • • • • •
Aanwijsvraag Combinatievraag Invulvraag Ja/Nee-vraag Likert-vraag Meerkeuzevraag met één correct antwoord Meerkeuzevraag met één of meer correcte antwoorden Numerieke vraag Taakvraag Tekstvraag met exact antwoord Volgordevraag Vrije invoer-vraag
Aanwijsvraag Met dit type vraag kunt u studenten een deel van een afbeelding op het scherm laten aanwijzen met de muis. U past de aanwijsvraag bijvoorbeeld toe bij geografische vragen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
96
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. 2. Klik op de knop met punten achter het veld Afbeelding. U opent hiermee het venster Afbeelding selecteren. 3. Selecteer uw afbeelding in het verkennerpaneel op het tabblad Materialenbank en klik op OK. Uw afbeelding wordt in het vak getoond. 4. Geef aan waar in de afbeelding geklikt moet worden voor het juiste antwoord. U doet dit door te klikken met de muis en te slepen. U mag meerdere gebieden markeren, maar deze mogen elkaar niet overlappen. Tips Om een gemarkeerd gebied te verwijderen, klikt u in het gebied, waarna het wordt geselecteerd, en drukt u op Delete. Om een gemarkeerd gebied te verkleinen, klikt u in het gebied, waarna het wordt geselecteerd. Vervolgens klikt u op een hoekpunt en versleept u deze totdat het gebied de juiste omvang heeft. 5. Het juiste antwoord kunt u op twee manieren laten tonen. U kunt ervoor kiezen vinkjes te laten zien in de afbeelding, die het gemarkeerde gebied aangeven, of u kunt een zelfgemaakt plaatje toevoegen dat op een andere manier het juiste gebied aangeeft. Vink de corresponderende optie aan. Als u hebt gekozen voor Bij opvragen correct antwoord een alternatieve afbeelding weergeven: voeg dan een nieuwe afbeelding toe via de knop met de punten, op dezelfde manier als bij de eerste afbeelding.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
97
Combinatievraag U gebruikt een combinatievraag om uw studenten combinaties van woorden of zinsdelen te laten maken. Dit doen zij door de woorden te slepen of erop te dubbelklikken.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. U voert hier uw lijst combinaties in de juiste volgorde in. 2. Klik in het eerste veld in de kolom (1) en voer het eerste deel van de eerste combinatie in. 3. Klik in het eerste veld in de kolom (2) en voer het tweede deel van de eerste combinatie in. 4. Vul op deze manier alle combinaties in.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
98
Invulvraag U gebruikt dit type vraag om zinnen te maken waarin studenten de ontbrekende woorden moeten invullen. U kunt hierbij kiezen uit een invoervak, waarin de student het goede antwoord moet invullen, of uit een keuzelijst, waaruit het goede antwoord geselecteerd moet worden.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. 2. Typ de zin of zinnen in het tekstvak. 3. Selecteer het eerste woord of de eerste woordreeks die u wilt laten invullen en klik op Toevoegen. Hiermee opent u een dialoogvenster. 4. Selecteer de antwoordmogelijkheid: kies Invoerveld of Keuzelijst. 5. Als u voor een invoerveld hebt gekozen, klik dan op OK. Het woord of de woordreeks is nu vervangen door de code . 6. Als u voor een keuzelijst hebt gekozen, klik dan op de regel met * in de kolom Antwoordmogelijkheid en typ de tweede keuzemogelijkheid. Voeg op deze manier alle antwoordmogelijkheden toe en zorg ervoor dat het vakje Correct alleen aangevinkt staat bij het goede antwoord. Klik op OK. Het woord of de woordreeks is nu vervangen door de code .
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
99
Ja/Nee-vraag Een Ja/Nee-vraag geeft een student eenvoudigweg een keuze uit twee mogelijke antwoorden op een vraag.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. 2. In de kolom Correct vink u het juiste antwoord aan. 3. In de kolom Antwoordmogelijkheid kunt u eventueel andere woorden opgeven voor het antwoord, bijvoorbeeld Goed en Fout, of Waar en Onwaar. Klik in het veld en typ uw alternatief. 4. Vink eventueel het vakje onderin het venster aan om de antwoorden in de vraagviewer telkens in een andere volgorde te laten tonen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
100
Likert-vraag U kunt het vraagtype Likert-schaal gebruiken voor enquêtes of reflectieformulieren. Likert-vragen zijn zeer geschikt om te vragen naar meningen en waarderingen. In combinatie met de Likert-toets kunnen de resultaten van de vragen worden opgeteld tot een score. Aan de hand van een schaal kan vervolgens worden bepaald tot welke catagorie men behoort. Ook kan de Likert-vraag worden gebruikt in combinatie met het toetstype Enquête.
Tip Aangezien voor de toetstypen Likert en Enquête de opties voor feedback, goede antwoord en tips zijn uitgeschakeld, hoeft u het tabblad Ondersteuning niet in te vullen.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. Standaard worden daar de Likert-vraagopties getoond zoals ze in de toetsen- en vragenbank op het tabblad Vraagtypen zijn gedefinieerd. 2. Klik in het eerste veld in de kolom Punten en geef hier het gewicht van de keuze op. Doe dit voor elk veld in deze kolom. 3. Klik vervolgens in de velden in de kolom Antwoordmogelijkheid en wijzig eventueel de antwoordmogelijkheden.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
101
Meerkeuzevraag met één correct antwoord Er zijn twee typen meerkeuzevragen: de meerkeuzevraag met één correct antwoord, en de meerkeuzevraag waarbij meerdere correcte antwoorden mogelijk zijn. Hieronder wordt beschreven hoe u een meerkeuzevraag met één correct antwoord maakt.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. 2. Klik in het eerste veld van de kolom Antwoordmogelijkheid, typ het eerste mogelijke antwoord en druk op Enter. 3. Klik in het veld onder het eerste antwoord, typ het tweede antwoord, druk op Enter en ga zo door tot u alle antwoorden hebt ingevuld. 4. Klik in de kolom Correct het juiste antwoord op de vraag aan. 5. Vink eventueel het vakje onderin het venster aan om de antwoorden in de vraagviewer telkens in een andere volgorde te laten tonen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
102
Meerkeuzevraag met één of meer correcte antwoorden Een speciaal type meerkeuzevraag is de meerkeuzevraag met één of meer correcte antwoorden.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. 2. Klik in het eerste veld van de kolom Antwoordmogelijkheid, typ het eerste mogelijke antwoord en druk op Enter. 3. Klik in het veld onder het eerste antwoord, typ het tweede antwoord, druk op Enter en ga zo door tot u alle antwoorden hebt ingevuld. 4. Klik in de kolom Correct de juiste antwoorden op de vraag aan. 5. Vink eventueel het vakje onderin het venster aan om de antwoorden in de vraagviewer telkens in een andere volgorde te laten tonen.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
103
Numerieke vraag U gebruikt dit type vraag om studenten het antwoord op cijfermatige opgaven te laten invoeren. U kunt hierbij kiezen uit een invoervak of uit een slider, die over een schaal verschoven kan worden om de waarde aan te geven.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. 2. Typ in het veld Correct antwoord en het juiste antwoord op de vraag. 3. Bepaal hoe u het antwoordveld wilt weergeven door in het veld Antwoordveld weergeven als te klikken en Invoerveld of Slider te kiezen. 4. Als u voor ‘slider’ hebt gekozen, geef dan aan wat de schaalverdeling is en of er labels moeten worden getoond: • Geef in het veld Minimale waarde de ondergrens van de schaal aan. • Geef in het veld Maximale waarde de bovengrens van de schaal aan. • Vink Labels weergeven tussen minimale en maximale waarde aan om bij elke stap waarmee de slider kan worden verschoven een label te tonen. • Geef in het veld Stapgrootte aan hoe groot de stappen zijn waarmee de slider opgeschoven kan worden.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
104
Taakvraag De taakvraag is een speciaal type vraag. Met een taakvraag kunt u uw studenten namelijk een opdracht geven. Uw studenten voeren de taak uit en koppelen bestanden aan de taakvraag bij wijze van antwoord. Bij dit type vraag hoeft u dan ook geen antwoorden op te geven. Wel kunt u tips en een korte terugkoppeling opnemen bij de opdracht. Bij het nakijken kunt u uitgebreidere feedback geven. U kunt deze vraagsoort zien als de verkorte versie van het werken in projecten.
Op het tabblad Antwoordopties hoeft u geen velden in te vullen. Er is bij een taakvraag immers niet zoiets als een goed antwoord.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
105
Tekstvraag met exact antwoord U gebruikt dit type vraag als een antwoord van slechts één woord of een vaste woordcombinatie mogelijk is.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. 2. In de kolom Correct antwoord vult u een of meer goede antwoorden op de vraag in. U kunt bijvoorbeeld varianten en synoniemen invoeren. Klik hiervoor in een vak, typ het antwoord en druk op Enter. 3. Vink de vakjes in de tweede kolom aan voor alle antwoorden die u ook daadwerkelijk wilt tonen als goed antwoord. Let op Als de vraag deel uitmaakt van een toets, moet u bij de toets op het tabblad Uitgebreide instellingen de optie Tijdens de toets mogen de juiste antwoorden en feedback opgevraagd worden (voor oefentoetsen) of Na afloop correcte antwoorden en feedback opvragen (voor echte toetsen) aanvinken.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
106
Volgordevraag U gebruikt volgordevragen om uw studenten een reeks mogelijkheden in de juiste volgorde te laten zetten. Dit doen zij door de mogelijkheden te slepen of erop te dubbelklikken.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. 2. Voer de reeks mogelijkheden in de juiste volgorde in: Klik in het eerste veld in de kolom Antwoordmogelijkheid, voer de eerste mogelijkheid in en druk op Enter. Klik vervolgens in het veld eronder, voer de tweede mogelijkheid in en druk op Enter, enzovoort. Tip De antwoordopties worden in willekeurige volgorde weergegeven.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
107
Vrije invoer-vraag Vragen met vrije invoer zijn vergelijkbaar met open vragen: de student typt het antwoord in een tekstvak.
1. Selecteer het tabblad Antwoordopties. 2. Typ in het veld Correct antwoord (indicatief) een mogelijk juist antwoord op vraag. Let op Als de vraag deel uitmaakt van een toets, moet u bij de toets op het tabblad Uitgebreide instellingen de optie Tijdens de toets mogen de juiste antwoorden en feedback opgevraagd worden (voor oefentoetsen) of Na afloop correcte antwoorden en feedback opvragen (voor echte toetsen) aanvinken.
AdsmNSondOntw&docAut11 doc1.0
108