a an de bar in
vijftien droomhuizen met een naam
Levien Vermeer met fotografie van Lisette van de Pavoordt
6
De Tiendweg voert je door Leerdam over meerdere verkeersdrempels heen naar een T-splitsing waar je kunt kiezen voor de richting Oosterwijk, Kedichem of Leerbroek. Als je de Tiendweg blijft volgen rijd je parallel aan de dijk tussen de weilanden door richting Kedichem. Elke keer als ik hier langs fiets zie ik wel een boerenpoes door het gras sluipen of twee ooievaars parmantig rondstappen. Het doet heel vertrouwd aan, zo van: die dieren horen hier, ze voelen zich op hun gemak. Op die fietstocht kom ik dan ook langs nummer 9: een vrijstaande bungalow op een ruim bemeten kavel. Wat meteen opvalt is de karakteristieke raampartij. Over de hele breedte en aan de twee kopse kanten van het huis zijn grote vierkante ramen. Bij verschillende buurtbewoners is het huis dan ook beter bekend als ‘het aquarium’. Voor een van die ramen hangt een klein donkerblauw bordje waarop in strakke witte letters het woord ‘Olifantskop’ staat, en die naam intrigeert me.
woensdag 15 november 2006 en maandag 11 december 2006
astvrij binnengelaten door Jaap van den Brink, heer des huizes, mag ik gaan zitten aan de bar. Een poes (gitzwart met witte bef) ligt op een rieten stoel aan de tafel achter mij in de opgekrulde ‘niet storen’ houding. Als ik het toch waag haar met een paar gefluisterde woordjes te begroeten, ligt ze d’r kop even op voor een ‘antwoordmiauw’ en slaapt onverstoorbaar verder. Er is ook ergens een kpn monteur in huis, die eerst te woord gestaan moet worden. Jaaps vrouw Nies is naar de pottenbakkersclub en daarom helaas afwezig. Dat geeft helemáál niet. Zo heb ik het voorrecht om even stilletjes in m’n eentje te genieten. De sfeer van dit huis te proeven. Het spectaculaire uitzicht op me in te laten werken; het weidse polderlandschap strekt zich naar maar liefst drie kanten uit. Nu, midden november van een veel te warme herfst – de warmste van de laatste drie eeuwen zelfs –, ruisen de populieren aan weerszijden van de Tiendweg nog met hun verroeste blaadjes. Toch laten de meeste blaadjes zich trouwens wel eindelijk vallen. De slootkanten zien eruit als gele tapijten. Vanuit de woonkamer kijk ik op een mooie, schuine rij knotwilgen die hun iele takken ver de lichtgrijze lucht insteken. Er staan rozen uit de tuin op tafel en er liggen sierappeltjes op een schaal. Op de bar staan ook schalen en schaaltjes met fruit, trostomaten
7
en walnoten. Naast Delfts blauwe huisjes is er ook blauw-wit Chinees servies. En dan: de zon! Bewegende licht- en schaduwstrepen door de kamer en de keuken geven me een blij gevoel. Ik hoor een klok tikken die ik niet kan zien. Wat een lééfhuis is dit. Nu het verhaal nog! Op een perceel van 2 ha. heeft hier vroeger een boerderij gestaan. Mijn gastheer laat een foto zien van een aquarelletje met een langgerekte boerderij, het erf omzoomd
aan de bar in olifantskop
huurd, en opgedeeld in volkstuintjes. Maar uiteindelijk werd de boerderij verkocht aan aannemer Boot, terwijl Zijderveld in Leerdam ging wonen. Dit speelde medio jaren zestig, toen de Tiendweg nog een zandpad was. Aannemer Boot had een groot gezin. Hij wilde een ruim huis als vervanging voor de boerderij bouwen, maar stuitte daarbij op gemeentelijke bezwaren. De boerderij zomaar afbreken mocht niet. Dan maar alvast de buitenmuur van het nieuwe huis om de boerderij heen gemetseld, toen mocht het breken van binnenuit beginnen. Vandaar ook dat het huis zo groot is geworden. Toen de familie Boot dan eindelijk provisorisch in het casco afgebouwde huis woonde, ging zijn bedrijf failliet en werd Boot gedwongen tot verkoop. Omdat het huis weinig aantrekkelijk bleek voor kopers door het ontbreken van voorzieningen (er was geen gas, geen riolering, alleen stromend water) ging de tijd dringen en kwam de vertrekdatum van de geplande emigratie naar Nieuw Zeeland steeds dichterbij. Tenslotte werd het huis op een veiling verkocht en aan een mevrouw uit Asperen toegewezen omdat de geboden som niet hoger uitkwam dan haar inzet. Het was niet haar bedoeling het huis werkelijk te gaan bewonen, dus zij zat er mee in haar maag. Dat was makelaar van den Berg ter ore gekomen. Via deze makelaar kwamen de huidige bewoners de bungalow op het spoor toen ze na een buitenlandse detachering, in 1972 tijdens hun verlof op zoek waren naar een huis in midden Nederland. Ze vonden het wel wat groot voor hun gezin, hoewel de locatie bijzonder aantrekkelijk was. Tijdens de tweede bezichtiging ontdekten ze dat er nog meer belangstellenden waren. Toen realiseerden ze zich dat ze dit plekje niet wilden laten schieten. Het huis is binnen zes weken van eigenaar gewisseld.
door hoge populieren, met op de voorgrond grote rode kolen. De zoon van boer Zijderveld nam het boerenbedrijf over, maar begon een professionele tuinderij, waarvan de groente aan de veiling werd geleverd. De zware klei speelde hem echter parten. Zodoende werd de tuinderij in een kleine boomgaard omgetoverd, terwijl de boerenzoon ’s nachts op de glasfabriek in Leerdam ging werken. Het achterste gedeelte van het perceel werd ver-
8
Omdat het casco opgeleverd werd moest er nog erg veel aan gebeuren. Op de bovenverdieping waren de deurposten al wel gesteld, maar er zaten geen deuren in. De hele raampartij beneden in de kamer was van enkel glas; als je op de bank zat kreeg je een koude rug. En dat niet alleen; je kreeg ook koude voeten op de planken vloer zonder isolatie. In de tijd dat de olie drie keer zo duur werd zijn er voorzetramen gekomen, met subsidie van de overheid. En er is een nieuwe houten vloer gelegd, zonder de tochtende kieren. Echtgenote Nies vroeg zich in eerste instantie af wat ze moest met al die ramen in plaats van muren, hoewel de lichtval in de huiskamer en het uitzicht ontzettend veel goedmaakten. Maar hoe pakten ze de inrichting aan? Iemand uit hun vriendenkring kwam op het goede idee om een boekenkast als wandafschei-
aan de elektriciteitskabel te volgen, kwam Jaap met een boer overeen de kabel door zijn land te leggen in ruil voor recht van overpad. Twintig jaar heeft familie van den Brink over de aardbol gezworven tot ze in 1992 zelf definitief hun intrek namen in Olifantskop.
ding te gebruiken. Daardoor ontstond een intieme zithoek. Verder hadden ze het plan opgevat om het middelste raam aan de voorgevel dicht te maken, om meer gelegenheid te hebben iets op te hangen. Er is maar één woonweek voor nodig geweest om van dat plan af te zien. Het zou immers veel uitzicht hebben ontnomen. Op enig moment werd mijn gesprekspartner Jaap uitgezonden naar Zuid-Afrika om een steengroeve te beheren. Tijdens ieder verlof werd er druk gewerkt aan het huis om het wooncomfort te vergroten. Een van de eerste dingen die aangepakt werden was het leggen van een elektriciteitskabel. Dat klinkt eenvoudiger dan het was. Jaap stapte af op zijn overbuurman. Als hij de kabel aan wilde sluiten zou die door het weiland naar de dijk moeten lopen. Daar was een akte van erfdienstbaarheid voor nodig en overleg met de boer in kwestie. Na een maand was het huis voorzien van elektriciteit. Vanaf dat moment kon het verhuurd worden tijdens hun afwezigheid. Toen ze voor een jaar naar Saoedi-Arabië gingen betekende de vrijgekomen woonruimte een uitkomst voor een bedrijf waarvan het pand net voor de decemberfeestdagen afbrandde. Dit bedrijf wilde hun huis gaan verwarmen met elektrische kachels. Het meterkastje van de elektriciteitsvoorziening stond aan de dijk, maar het werd niet goedgekeurd door de maatschappij die de energie leverde. Het kastje was namelijk van hout met noesten erin die konden gaan lekken. In allerijl hebben Jaap en Nies toen provisorisch voor een hardboard omhulsel gezorgd. Stonden ze op de dijk naast de auto te zagen en te timmeren... De gasleiding werd pas later gelegd. Omdat het niet mogelijk bleek het traject parallel
9
De naam van het huis is niet dagelijks in hun gedachten, en het is ook niet het eerste waar Jaap en Nies aan denken. Het is soms wel, soms niet, het eerste waar ze naar kijken als ze thuiskomen. Maar de naam herinnert hen weer aan de buitenlandse periode die ze met elkaar beleefd hebben, met name aan Zuid-Afrika. Tijdens het beheer van de steengroeve daar, werd een van de bergen helemaal afgegraven om verwerkt te worden in beton en asfalt. En omdat deze Olifantskop inmiddels niet meer bestaat (kleine bergen worden in het Zuid-Afrikaans ‘kopjes’ genoemd), heeft Jaap het originele naambordje meegenomen naar zijn nieuwe huis. Ze waren in eerste instantie niet van plan om het naambordje thuis op te hangen, maar ja, ‘je moet er wat mee’ verklaart Nies, en omdat de naam aan beide zijden te zien is kreeg het toch een plekje voor het raam. Drie dingen waar ze blij van worden als ze aan hun huis denken zijn: ruimte, rust en uitzicht. Het zijn polderliefhebbers: ‘Je kunt hier zo heerlijk van je af kijken’, zegt Jaap. Er ligt daarom ook altijd een verrekijker onder handbereik. En het favoriete plekje in huis is voor beiden de zitkamer, vanwege de ruimte en het uitzicht. Nies zit graag op het hoekje van de bank, want daar vandaan heeft ze het mooiste overzicht. Dit huis is alweer veertien jaar hun permanente thuis. Ze wonen er met heel veel plezier en willen niet weg. In de zomer hebben ze veel schaduw van de bomen die om hun huis heen staan. De berken zijn helaas gesneuveld, misschien werd de klei hen te veel, denkt Nies. Die schaduw is heel prettig, omdat het anders een aardige broeikas zou worden door al die ramen. Alhoewel ze hoge temperaturen wel gewend zijn, want in Zuid-Afrika was het in huis al 27 graden. Voor ik weer op de fiets stap, lopen we even de tuin door, naar het achterste gedeelte. De grond die nog steeds aan volkstuinders verhuurd wordt, heeft Jaap tegelijk met het huis gekocht. De laatste jaren heeft hij echter steeds meer gras ingezaaid, omdat voor de vertrekkende tuinders geen nieuwe liefhebbers zijn teruggekomen. Vorige week nog heeft iemand na dertig jaar met tranen in z’n ogen afscheid genomen. Het is een ware oase van rust. Het land eromheen een eldorado voor weidevogels in het voorjaar. Er staan een paar oude appel- en pruimenbomen langs de kant en ik zie een stel walnotenbomen
aan de bar in olifantskop
ten. Ik wordt binnen gelaten via het achterhuis. Nu valt me pas op hoe lang de gang is (10 meter vertelt mijn gastvrouw). Met aan weerszijden houten deuren, verder een ruime ontvangsthal en een vide. Tussen hal en gang een vitrine met kunstvoorwerpen en souvenirs. Het geheel ademt een kosmopolitische en warme sfeer. Dit gedeelte van Olifantskop bestaat uit de vroegere deel van de boerderij. Over die boerderijtijd kan Nies nog een leuk verhaal vertellen. Ze nodigt me uit om naast haar aan dezelfde kant achter de bar te komen zitten want: ‘hier heb je het mooiste uitzicht’! Bruin en groen ligt het land zich voor ons uit te strekken, onder een grauwgrijze lucht. Nu gaat Nies vertellen: ze kreeg eens een meneer Fraanje op bezoek, inwoner van Leerdam. Zijn zoon debuteerde als organist tijdens een concert van het Petrakoor, waar mijn gastvrouw in zingt. Fraanje kwam de cd van het concert ophalen. Hij vond het heel leuk om in Olifantskop te zijn omdat het hem aan vroeger herinnerde. In zijn verkeringstijd haalde hij hier zijn meisje op. Boer Zijderveld had zijn boerderij opgesplitst in twee wooneenheden voor twee aparte gezinnen. Terwijl in het hele huis dat in de plaats van de boerderij gebouwd is, tegenwoordig nog maar twee personen wonen. Wat een wereld van verschil. Onder de koffie aan de bar kwam het onderwerp ‘de snelheid van het leven en het consumentisme’ ter sprake. Met bovenstaand verhaal wordt dat verschil duidelijk geïllustreerd: vroeger had men veel minder ruimte nodig, en leefden de mensen veel langzamer. Voor Fraanje leverde het bezoek aan Olifantskop een mooie associatie op, maar wat de cd betreft waarschijnlijk een teleurstelling. Volgens Nies kon het orgelstuk helaas niet meer opgenomen worden vanwege de lengte van de cd en de montage van het koorprogramma.
van bescheiden omvang. Verderop staan een paar scheefgezakte schuurtjes en een oude kas. Er is al een nieuwe kas voor in de plaats gekomen en ook zijn er plannen voor één grote schuur waar iedereen een gedeelte van krijgt voor eigen gebruik. Wie weet trekt het nieuwe tuinders aan! Bij mijn tweede bezoek aan Olifantskop jagen storm- en regenvlagen me over de Tiendweg. Vandaag hebben katten en ooievaars een goed heenkomen gezocht. Ik heb alleen een paar eksters gezien, die als zwart-witte schimmen onhandig tussen de populierenstammen doorscho-
10
Mijn gastvrouw legt de laatste tomaten uit de kas op de schaal en nog een armetierige, maar smaakvolle komkommer. Het is tenslotte al december, dus wat mag je verwachten.... Dan pak ik mijn papieren bij elkaar en maak nog even gebruik van het toilet. Wat ligt daar op de grond? Een kokosmatje in de vorm van een olifant. Nies attendeert me op de valreep op de keukenhanddoeken met olifantprint. Pas nadat ze hun huis Olifantskop doopten, werd hun interesse gewekt voor de olifant als dier, als ornament, als symbool. Is de familie van den Brink nog wel eens terug geweest naar Olifantskop? Het antwoord is ontkennend. Maar plannen daarvoor zijn er wel. Waarschijnlijk zien ze dan ook weer eens een echte olifantskop. Hoewel ze vroeger in het Krugerpark en in Kenia al genoeg olifanten zijn tegengekomen.
Het hoekje van de bank is het favoriete plekje van Nies van den Brink, omdat je ‘zo heerlijk van je af kunt kijken de polder in’.
11
20
In het herfstdonker van de vroege avond steekt een egeltje de straat over, vlak voor mijn fietswiel. Zo stil is het hier. Ik rijd door de Achterstraat van Asperen, een parel van een stadje aan de Linge in Gelderland, op weg naar nummer 66 voor mijn eerste bezoek aan de ‘Schuttershof ’. Dit is de enige L-vormige boerderij die Asperen rijk is. Het woongedeelte heeft een complexe voorgevel, vanwege kapvorm en gevelindeling. Het heeft een deels met pannen en deels met riet gedekt voorhuis. De rechterzijgevel wordt tuitgevel genoemd. Deze vorm vind je verder vooral in Kedichem, Hei-en Boeicop en langs de Graafstroom in de Alblasserwaard.
asperen, maandag 20 november 2006
e voormalige boerderij is omstreeks 1830-1850 gebouwd en was tot 1972 als zodanig in gebruik, maar doet nu dienst als woonhuis. Er wordt kort melding gemaakt van het architectuurhistorische pand in het boek De Vijfheerenlanden, de Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst geschreven door Catharina L. van Groningen uitgegeven door sdu uitgeverij in samenwerking met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in 1989. Volgens de auteur kunnen de buitenmuren gedateerd worden als achttiende eeuws, maar de monumentencommissie van de gemeente houdt het op rond 1830. Weer een andere bron verhaalt dat de brandmuren en de schouw rond 1600 gebouwd zouden zijn. In het boek van mevrouw van Groningen is te vinden dat deze boerderij samen met de nummers 40, 42, 50 (het voorhuis) en 72 de laatste getuigen zijn van de bebouwingsverdichting aan de Achterstraat in de 18e eeuw. Wat haar verder opviel was het volgende: ‘Bij de L-vormige boerderij op nummer 66 is een groot formaat baksteen toegepast aan het bedrijfsgedeelte, ongetwijfeld afkomstig van een van de gesloopte kloosters, of de nabij gelegen Gasthuiskerk’. Toen de huidige bewoners hier hun intrek namen in 1993 stond het op de nominatie voor gemeentemonument. Toch heeft het tot mei 2003 geduurd tot de definitieve beschikking afgegeven werd. In het gemeenterapport wordt gesproken van: ‘Architectuurhistorisch en zeer monumentwaardig. Qua bouwstijl zeldzaam. In goede bouwkundige staat’.
21
aan de bar in olifantskop
Zodra je door de voordeur (met roedeverdeling direct in het kozijn) over de drempel stapt, kom je een andere wereld binnen. En ook al zit daar een modern meisje achter de computer een spelletje te doen, dat neemt niet weg dat je je onmiddellijk in nostalgische sferen waant. De twee authentieke bedsteden met roodgeblokte gordijntjes en groen geschilderde houten schotten ervoor; het lijkt net een sprookje. Hier kun je elke dag naar de Efteling...
De grijze estrikken (gebakken vloertegels) op de grond en de indrukwekkende haardpartij met schouw bepalen de sfeer. Hier mag natuurlijk geen boekenkast ontbreken; dat doet die dan ook niet. Ik zie veel oude banden vertrouwelijk naast elkaar staan, klaar om meegenomen te worden naar een van de gemakkelijke stoelen die voor de haard geschoven zijn. Om de historische sfeer die dit vertrek ademt, is het de favoriete plek van de heer des huizes, Jan-Arie Bogert. Deze ruimte geeft hem hetzelfde gevoel als de balken en het gebinte op de deel. Die opkamer is ook een van de dingen waar hij blij van wordt als hij aan zijn huis denkt. Samen met de mooie rieten kap, de ruime tuin, de ruimte in het hele huis. Er is in de loop van de tijd het nodige aan veranderd en verbeterd. Overlopend van enthousiasme geeft Jan-Arie Bogert mij een rondleiding. Liefkozend strijkt hij langs de originele balken die zowel boven in de slaapkamers, als in het benedengedeelte van het hele huis nog te vinden zijn. Daar stonden de koeien aan vast, kijk maar. Ja, ik zie de zwarte ijzeren ringen er nog aanzitten. En m’n verbeelding roept dampende koeienlijven op, ik kan ze horen rammelen met hun kettingen, af en toe loeiend, schurend, herkauwend. En verderop, meer naar achteren, op de plaats waar nu een comfortabel lederen bankstel staat, stonden de paarden. Je hoeft niet te vragen of Jan-Arie van dit huis houdt, dat spreekt uit zijn hele houding en de manier waarop hij er over vertelt. Hij haalt ook een fotoalbum uit de kast over de vervanging van de rieten kap. Het oude riet werd gewoon naar beneden gegooid, dat moesten ze zelf zien af te voeren. Er zijn prachtige foto’s bij, tegen strakblauwe luchten, met uitzicht op het oude gedeelte van het stadje. Er kwam nieuw riet uit Stellendam op het dak. Buitenlands riet (bijv. Tsjechisch) is meestal korter. Lang riet komt de kwaliteit van het dak in zijn geheel ten goede. De afwerking van het riet onder een condensafvoerpijp met lood, wordt een ‘snor’ genoemd. Naast het raam heet dat een ‘voetje’. De nokvorsten werden hier en daar vervangen en opnieuw gevoegd. Het gaf hen veel voldoening het dak zo op te zien knappen. Zijn vrouw Ina beaamt dat het een gigantische klus was, maar alle moeite meer dan waard. Ze konden niet wachten tot ze subsidie van de gemeente zouden krijgen, die procedure duurde veel te lang. In het voorhuis zijn nieuwe ramen gekomen, de achtergevel is vernieuwd –die was van hout, maar is nu met handgebakken waalstenen opgetrokken, het pleister-
22
werk op de deel (de huidige woonkamer) is vervangen en in originele staat hersteld, de til is versterkt tot zolder. De familie Bogert hecht bijzonder aan de originele details van de boerderij. Zij zijn dan ook niet gezwicht voor een verzekeringsmaatschappij die stelde dat de rieten kap aan de binnenkant beschoten moest worden (aftimmering met gipsplaten). Dan maar van verzekering veranderd. Je kijkt nu, als je op zolder staat, tegen de rie-
23
ten dakbedekking aan, die onbelemmerd kan ‘ademen’, zoals dat de oorspronkelijke bedoeling is. Aan de voorzijde naast het huis kwam ook een origineel houten hek. Dat hebben ze laten ontwerpen door een vakman die bekend is met oude boerenerven en vervolgens hebben ze het zelf geplaatst en groen met wit geverfd. Op de stoep voor het huis heeft altijd een stoof-
aan de bar in olifantskop
peer gestaan, waar ze iedere herfst 7 of 8 kisten peren van plukten. Door een vervelend misverstand is die plotseling gekapt door de gemeente. Maar er is weer een fruitboom voor in de plaats gekomen, al zal het wel even duren voor die de knoestige vorm van de oude boom heeft terug gekregen. Toen ik de naam Schuttershof voor het eerst las associeerde ik die met jagers, omdat er in deze omgeving regel-
matig gejaagd wordt. Maar ‘Schutters’, zo werden de toenmalige eigenaars genoemd omdat ze, naast het boeren, zorgden voor het schutten van de sluisjes in de polder en het veld. Dat was het gebruik in de jeugdjaren van de moeder (1916) van Jan-Arie. Tijdens het schutten hebben ze dan misschien niet geschoten, maar vast en zeker wel eens een ree of een konijntje zien rennen neem ik aan. De huidige bewoners vinden de naam niet het meest opvallende aan het huis, maar eerder het model van de voormalige stadsboerderij en de sfeer die daarvan uit gaat. De naam is niet zo belangrijk bij het gevoel dat ze over hun huis hebben. Het karakter van het huis weegt dan ook erg zwaar mee in de afweging of de familie Bogert ooit wel of niet zal gaan verhuizen. Ze vinden dat een naam het huis een onterechte dimensie kan geven, zoiets als ‘een vlag die de lading dekt’. Sfeer en authenticiteit daarentegen tellen voor hen veel meer. De vraag of ze van dit huis houden wordt met een volmondig ‘ja’ beantwoord. En waarom? Om de historische en nostalgische sfeer en de ruime en praktische inrichting. Maar of ze meer van het huis dan van de tuin en de omgeving houden, daarbij wordt een kanttekening geplaatst. Huis en tuin zijn twee aparte grootheden. De tuin is hen ook veel waard; ze genieten erg van de weelderige beplanting. Plannen met betrekking tot verbetering van de woning zijn er nog genoeg: enkele ramen moeten vervangen worden, de plafonds in het voorhuis zijn aan een schilderbeurt toe en de binnenhal gaat nog verbouwd worden. De familie Bogert wil deze boerderij best als hun droomhuis kwalificeren.
24
Jan-Arie Bogert zit graag in de opkamer met de prachtige schouw, omdat de historische sfeer van het vertrek hem bijzonder aanspreekt.
25
42
‘In het begin, toen we hier net woonden, zaten we naast elkaar op de bank met uitzicht op de achtertuin: alleen maar te kijken. Het was net een groot schilderij. Dat waren we niet gewend. We komen uit het Gooi, en hadden daar een rijtjeshuis in zo’n grote nieuwbouwwijk. Iedereen dezelfde inrichting, heel voorspelbaar met de televisie op dezelfde plaats enzo. De mensen liepen vlak langs je huis zo naar binnen te kijken. En dat vind ik zo prettig aan deze woning, dat het woongedeelte aan de achterkant ligt. Heerlijk rustig, geen inkijk, veel privacy.’
acquoy, dinsdag 23 januari 2007
an het woord is Frank Klaasen, de oprecht tevreden eigenaar van de bescheiden T-boerderij In Den Koperen Ko√ekan aan de Lingedijk te Acquoy. Acquoy is een klein, stil en gemoedelijk boerendorpje langs de Linge. Het valt onder de gemeente Geldermalsen. Vroeger stond er een rosmolen, en was het een echt paardendorp. Het is een prachtige dag, vannacht heeft het eindelijk eens gevroren. Ik sta onder een helderblauwe lucht met een stralende zon, als ik de koperen klopper op de voordeur laat vallen. De deur wordt geflankeerd door twee eenvoudige, donkergroen geverfde bankjes. Rood-wit-groene luiken vrolijken de wit gesausde gevel nog meer op. In de grasberm aan de overkant van de dijk is een metalen bordje in de grond gestoken. Het gehurkte witgeschilderde hondje draagt twee niet mis te verstane zwarte letters op zijn rug: ‘no’. Vanaf de dijk naar de rivier toe, ligt nog een perceel van zo’n 700 vierkante meter met een enkele fruitboom, wat struiken, een bankje en een kippenschuur. Dat stukje grond hoort ook bij In Den Koperen Koffiekan. Eenmaal binnen mag ik op het favoriete plekje van het echtpaar Klaasen-Braamhorst zitten. Daar waar vroeger een bank stond, staat nu een comfortabele leren clubfauteuil. Tijdens ons gesprek hoor en zie ik heel veel vogels in ‘het levende schilderij’. Jammer genoeg kan mevrouw er niet bij zijn. Zij moest onverwachts werken en zit in Hilversum. Sylvia Braamhorst is nieuwslezeres bij Sky Radio en Classic fm. Maar meneer neemt de honneurs waar. En dit is een woonkamer om je meteen thuis te voelen. Gestileerde metalen figuren van een haan en een
43
aan de bar in olifantskop
vis voor het grote achterraam. De zware, langzame tik van een hangklok. Gele tulpen op tafel in een veelkleurige vaas en een fleurig geel kleed op de licht grenen planken vloer (pas geschuurd en opnieuw in de lak gezet). Ik kijk mijn ogen uit. Zoveel sfeer. Juist omdat de inrichting niet aan een meubeltoonzaal doet denken, maar van authenticiteit getuigt. En dan doel ik niet eens in de eerste plaats op de originele balken van de vroegere stal, die in het zicht gehouden zijn (stemmig grijs geschilderd, wat een mooi en rustig geheel vormt met de witte muren). Of op de witgesausde, gemetselde open haard. Maar met authentiek bedoel ik vooral het eigen stempel dat de bewoners op de inrichting gedrukt hebben. Hun thuis gemaakt hebben van deze woning. Frank zal later zeggen dat dit huis een positieve uitstraling heeft, dat het je een goed gevoel geeft. Dat kan ik volledig beamen. Wat opvalt langs de noordelijke zijmuur, is een oeroud keukenblokje. Een degelijke, dikke, zwarthouten plank
44
met een onooglijk wasbakje erin heeft vroeger als keuken dienst gedaan. Het gepolijste aanrecht lijkt me te laag om er niet zonder rugklachten achter vandaan te komen. Maar het vertegenwoordigt nog altijd een stukje geschiedenis van deze kleine, tweehonderd jaar oude T-boerderij. En het heeft iets knus, nu er een ‘werkplank’ van gemaakt is, met daaronder ruimte voor papieren en boeken. Dit huis is ergens in 1700 gebouwd. Hier woonde de knecht met een paar koeien. Het verhaal gaat dat twee boerderijen verderop de oude moeder Merkens de papieren van nummer 114 in haar brandkast bewaarde. Maar voordat de huidige bewoners de kans hadden gekregen daar achteraan te gaan, werd die bewuste brandkast op zekere dag door dieven op een steekkar geladen en afgevoerd. September 1989 hebben Frank en Sylvia dit huis gekocht. Begin 1990, ze hadden hun nieuwe huis nog niet betrokken, moest Frank voor een knieoperatie naar het ziekenhuis. Er stak zo’n zware storm op dat zijn vrouw het niet waagde hem vanwege het noodweer te bezoeken. De volgende dag werden ze meteen door hun
nieuwe buren gebeld om te zeggen dat alles in orde was. Dat hebben Frank en Sylvia heel bijzonder gevonden. Als het stormt, kraakt de oude balkenstructuur altijd een beetje, soms komt er dan zand naar beneden. Recent is alles weer eens goed dichtgekit door de winterschilder, en is er een nieuw dakraam geplaatst. Dat het wel eens meer gelekt heeft hoorde Frank van een van de vorige bewoners. Als het gesneeuwd had moest die, voordat hij naar zijn werk ging, eerst sneeuw ruimen op de hooizolder, anders lekte alles door. Later kwam hij, inmiddels een man van tachtig, nog eens terug. Hij klopte zomaar aan omdat hij zijn oude huis graag weer wilde zien. Hij vertelde toen dat hij het destijds huurde voor twee gulden vijftig per week van de grote herenboer op nummer 112. Hij en zijn gezin woonden in de twee kamers van het voorhuis met daarboven de hooizolder. Het was toen al geen boerenbedrijf meer. En hoe kwam familie Klaasen-Braamhorst dan aan dit unieke pand? De vrouw van een collega, waarmee Sylvia
45
bevriend was, zei regelmatig ‘we gaan weer eens naar ons boerderijtje’. Daarmee bedoelde ze In Den Koperen Koffiekan. Ze vertelde hoe weldadig het wonen was langs het schilderachtige en lieflijke riviertje de Linge. Op het moment dat Sylvia haar rijbewijs had gehaald begon het te kriebelen. Nu werd hun ideaal om landelijker te gaan wonen letterlijk bereikbaar. Ze vroegen hun vrienden uit te kijken naar iets geschikts in Acquoy en omgeving. Tot die vrienden zelf gingen verhuizen en hen deze kleine boerderij aanboden. De koop was snel gesloten. Ze moesten beloven dat ze het uithangbord met de naam zouden laten hangen. Aan die wens voldeden ze maar al te graag. Het bord hangt er al zo’n vijfendertig jaar, schat Frank. Hij kan precies vertellen hoe het er gekomen is. Ergens in Zuid-Holland woonde een arts die verbonden was aan een tehuis voor verstandelijk gehandicapten. Hij kocht het boerderijtje in Acquoy als vakantiehuis voor de kinderen. Ze maakten deel uit van de gemeenschap, je kon ze niet missen want ze maakten veel lawaai. Er liepen ook weleens kinderen te zwerven omdat ze het huis
62
Eerst kom ik tussen boomgaarden door en omgeploegd land, dat blinkt in de ochtendzon. Overal vogels: in het water, in de lucht, in de bomen. Merels, vinken, eenden, waterkipjes, grutto’s, kieviten, een ooievaar, nijlganzen, een roofvogel die uit z’n nestkast vliegt, een scholekster die met z’n felrode snavel driftig loopt te pikken in het groene gras. Verder zie ik: wilde konijntjes, scharrelkippen, versgeknotte wilgen, lammetjes, het viswater van ‘LHV de Snoek’ (Leerdamse Hengelsport Vereniging), en een eindje verderop dat van ‘HSV Herwijnen’. Beter bekend als ‘de Herwijnse put’, waar je ’s zomers kunt zwemmen. Maar ook fiets ik over de A15 heen, met parallel daaraan de gloednieuwe Betuwelijn waar in de verste verte geen trein te bekennen valt.
herwijnen, woensdag 28 maart 2007
enmaal in het dorp kom ik langs lantaarnpalen met borden ‘Bob blijft fris’, een Spar supermarkt met daartegenover De Echte Bakker waar je de beroemde Herwijnse zoute krakelingen kunt krijgen. Bij de bakker vraag ik voor de zekerheid nog even welke kant ik het best op kan fietsen naar de Waaldijk. De Waaldijk is lang, maar als ik in de buurt van de kerk moet zijn, kan ik het beste door de Schoutensteeg. Even later passeer ik het bord met daarop ‘Kerkeneind’. Zo heeft Herwijnen ook nog een ‘Boveneind’ en een ‘Benedeneind’. Dit is een lied dat ooit door het mannenkoor van de historische vereniging ‘Den Ouden Dijk’ gezongen werd: Midden in de Tielerwaard ligt een dorpje klein Slechts een stipje op de kaart maar het mag er zijn Huizen langs een kronkeldijk, appelbomendroom Dat moet Herwijnen zijn, ’t dorpje waar ik woon. Wilgen langs een boerensloot, rietkraag rond een plas ’s Nachts getjoeker van een boot, vee in drassig gras Mensen in hun tuin, vriendelijk vertrouwd Dat is Herwijnen dan, ’t dorp waar ik van houd. Schuin tegenover de hervormde kerk ligt beneden aan de oude dijk het statige, fris wit geverfde herenhuis Kerkenstein. Het ziet er aantrekkelijk en toegankelijk uit. De kozijnen zijn licht okerkleurig en de luiken donker-
63
aan de bar in olifantskop
ik een picknicktafel staan. Voordat de nieuwe dijk aangelegd was had je vanuit het huis zelf uitzicht op het water, dus zo wordt het leed nog enigszins verzacht. Kerkenstein, half verscholen achter twee grote kastanjebomen, heeft nu de officiële status van rijksmonument. Als burgemeesterswoning lag het in het ‘oude hart van het dorp’, zoals Koos van Zomeren dat noemt in zijn Nog in morgens gemeten; Nieuw Herwijns dagboek, uitgegeven in 2006 bij de Arbeiderspers. Er tegenover was het postkantoor en verderop de kleuterschool, de kroeg en de kerk natuurlijk. Toen het dak aan vervanging toe was is het
huis twee jaar geleden meteen buitenom geverfd. Lydi wilde het graag in haar lievelingskleur rood geschilderd hebben, maar daar gaf monumentenzorg geen toestemming voor. Nu is ze toch wel blij dat het er rustiger uitziet; het past zo beter in de omgeving. Het huis is ook een beetje van het dorp. Dat het betekenis voor de dorpsbewoners heeft, konden ze merken toen het huis in de steigers stond. Mensen bleven staan om te kijken, maakten een praatje, en leefden mee. Na afloop werden Jared en Lydi gefeliciteerd met het resultaat. Zoals Lydi aan de omgeving moest wennen, zo duurde het ook even voordat ze het gevoel had dat dit hun eigen huis was. Het gevoel van ‘eigenheid’ en ‘vertrouwdheid’ moest groeien. Bovendien vindt ze ook dat ze het moet delen. Als kind is ze niet met zoveel ruimte opgegroeid, ze had bijvoorbeeld geen eigen kamer. Ze voelt zich dan ook erg bevoorrecht en een beetje vereerd dat ze hier nu woont, ervaart het als luxe en wil anderen ervan mee laten genieten. Ze beschouwt het daarom meer als een familiehuis. Want in welke willekeurige woning kun je een kerstdiner organiseren voor dertig mensen? Of in de tuin kamperen, en een kampvuur maken? Of een speurtocht uitzetten in je eigen bos? Ze houden allemaal van dit huis; het hele gezin, de hele familie. Er gaat geen vakantie voorbij of er zijn wel gegadigden in familie en/of vriendenkring te vinden die op het huis willen passen. Alles kan hier altijd. Er is ook altijd iets aan de gang. Door Jareds werk zijn er regelmatig muzikale gasten over de vloer. Nu de zolder verbouwd wordt, komt er in de toekomst zelfs een aparte, zelfstandige logeerruimte beschikbaar. Soms is het moeilijk om even een plekje voor jezelf te vinden, al is het huis nog zo groot. Het komt in principe heel weinig voor dat ze helemaal alleen is. En als het voorkomt dan is ze zich daar heel erg van bewust, haalt eens goed adem en vraagt zichzelf: ‘Zo, wat zal ik eens gaan doen?’ Waar ze blij van wordt als ze aan dit huis denkt? Van de plek op zich, van de rivier en van de keuken. Daar is ze toch wel het liefst. Toen de oudste twee kinderen als kleuters in Amsterdam buiten speelden, was dat in het Vondelpark, en natuurlijk onder toezicht. Hier mochten ze zomaar alleen naar buiten, terwijl de tuin in hun kinderogen voor het park niet onderdeed. Ze wisten niet wat hen overkwam. Verkleden, muziek maken, verven, decors verzinnen, hutten bouwen, van de dijk afrollen, in het bos struinen... het kon allemaal en het kan nog steeds. En toch verlangden ze wel eens naar een klein vakantiehuisje aan zee van goede vrienden. ‘Wanneer gaan we weer naar het zee-
66
huisje toe?’ vroegen ze dan. En als hun ouders wilden weten waarom, zeiden ze ‘dan weten we altijd waar je bent!’ In een kleiner huis zijn papa en mama beter traceerbaar... Nu de kinderen opgegroeid zijn waarderen ze het karakter van het huis bewuster. De oudste, Jonas, wil cameraman worden. Hij heeft een speciaal kamertje tot zijn beschikking voor filmediting. Het decor dat zijn zus Kyra aan het schilderen is voor een paasopvoering in opdracht van haar grootvader, staat tijdelijk opgeslagen in de muziekkamer. Benjamin kan zich naar hartelust in de tuin uitleven met zijn hockeystick. Het is geen wonder dat de kinderen zich sportief en artistiek ontwikkelen in een dergelijke stimulerende en inspirerende omgeving. Van tevoren kun je een woning geen droomhuis noemen; dat máák je ervan, volgens Lydi. Van elk huis of huisje is je eigen droomhuis te maken, vindt ze. Het zit meer in wie je bent en wat je ermee doet. Zij hebben bijvoorbeeld veel opgeknapt en overal hun eigen kleur aan gegeven. Er is geverfd en de elektriciteit is vernieuwd. Het oude behang, dat met latten en jute tegen de muur gespannen was (‘betengelen’ heet dat met een mooi woord), is verwijderd. Bovendien werd de badkamer aangepast aan de
67
eisen van de tijd; er ligt nu een vloer met vrolijk gekleurde tegeltjes. Het dak werd vernieuwd. Op dit moment zijn ze nog met de zolder bezig, die eerst met hulp van een architect van monumentenzorg verbouwd is. De sauna is al klaar. Als je het haar vraagt is dat het lievelingsplekje van Jared. Hij heeft de badruimte zelf gemaakt met sloophout van het dak. Ze is er trots op, en vertelt dat het klussen hem een soort rust geeft. Veel dingen in het huis zijn verbeterd, maar niet ingrijpend veranderd. De oude houten binnenluiken van de badkamer zijn juist weer opgespoord en in ere hersteld. Net als de enorme houten binnendeuren beneden, die het woonvertrek in een voor- en achterkamer verdelen. Afhankelijk van waar de vleugel staat wordt dan eens de voor- en dan weer de achterkamer ‘muziekkamer’ genoemd. Bij wijze van try-out voor de cd-opnames geven ze hier regelmatig huisconcerten. Lydi gaat me voor, door planken paneeldeuren de originele houten trappen op, van ruime kamer naar ruime kamer... De verhoudingen kloppen in dit huis, daar is ze heel gevoelig voor. Het is volgens het principe van de gulden snede gebouwd. Dat geeft een verhouding weer die veelvuldig in de natuur wordt aangetroffen. Deze
aan de bar in olifantskop
Jared in zijn studio van het platenlabel Channel Classics.
deelt een lijn of lengte zodanig in twee ongelijke delen, dat de verhouding van het kleine tot het grote deel dezelfde is als die van het grote deel tot het geheel. In de klassieke architectuur wordt deze verhouding gezien als de meest aangename. Ze is verrukt over het Franse balkonnetje op de eerste verdieping, zo’n sierlijk, bolvormig smeedijzeren hekwerk. En op de bovenste verdieping is het mijn beurt om in vervoering te raken door de prachtige, oogvormige ramen aan de voorzijde. En dan zijn we nog niet eens in de tuin geweest! Weer beneden lopen we via de keuken naar buiten. Eerst
68
naar de ouderwetse ‘poepdoos’. Die is nu als berghok in gebruik. Ook in de tuin is veel eigenhandig opgeknapt. De tuinmuur tussen het huis en het vroegere koetshuis blijkt zelfgemaakt, maar helemaal begroeid met klimop lijkt het alsof die muur er altijd al geweest is. Zo is er geen inkijk meer vanaf de dijk. Aan de zijkant van de woning is de aanleg van de tuin meer in harmonie gebracht met de ligging van het huis. Het is een prettig, niet al te strak geheel geworden, met een speelse indeling. Er is een groot gazon met buxushagen en bomen. Er staat een mooie magnolia te pronken met z’n grote tulpvormige bloemen als een pauw met zijn staart. Een klimroos is door de recente storm van z’n boog gewaaid. Grenzend aan de openslaande deuren van het woonvertrek ligt een mooi vierkant terras. In de border komen de bollen overal op. En nu moet ik de moestuin nog zien. Dat is iets wat Lydi hier is gaan ontdekken, de mogelijkheid om zelf je groente en fruit te telen. Als je die ontdekking eenmaal gedaan hebt ben je verkocht volgens haar. Ze heeft er nog niet zo veel ervaring mee, maar sla is bijvoorbeeld heel leuk want dat groeit hard en doet het altijd wel, net als courgettes en kruiden. Ze vertelt er met aanstekelijk plezier over. ‘Je wordt er mee besmet’ zegt Lydi, als ze me de weelderige bramen- en frambozenstruiken wijst. Nu zou ze niet eens meer terug willen naar de ‘grote stad’. Ze noemt alle voordelen van het buiten wonen achter elkaar op: je kunt hier heerlijk met de honden wandelen. Dat doet ze vaak in gezelschap van een aantal buren en hun viervoeters. Als ze gaat hardlopen stapt ze bij wijze van spreken zo vanuit de voordeur de polder in. Er heerst privacy en rust en je kunt eindeloos naar vogels kijken en luisteren. Daarnaast zijn er de strandjes langs de Waal. Een serre aanbouwen is een droom die ze nog hopen te verwezenlijken. Vooral omdat zo’n woning als dit zich er bij uitstek voor leent, dan is hun huis echt compleet. Ze vermoedt dat er vroeger een serre geweest is, omdat bij één stel ramen aan de achterkant van het woonvertrek de binnenluiken ontbreken. Mochten ze vandaag een nieuwe naam kunnen kiezen, dan zou het opnieuw Kerkenstein gaan heten. De geschiedenis is voelbaar en die willen ze respecteren. Lydi zegt: ‘Na ons komen weer andere mensen, die naam geef je door aan de volgende bewoners’. Op de valreep laat Jared mij een schilderij zien dat zijn dochter heeft gemaakt. Het hangt in de voorkamer, boven de bank. Het is een groot vierkant doek met een impressionistische weergave van de Waal en een wijde, lichte lucht erboven. Het geeft me dezelfde sensatie als toen ik hier kwam, een paar uur geleden: licht, kleur, energie. In een opgewekte stemming fiets ik weer naar huis.
69
78
Door Leerdam fiets ik naar Schoonrewoerd. Onderweg doe ik m’n jas uit. Het is lente! De temperatuur wijst zomerwaarden aan. Op de directeurswoning van de Noachschool in Schoonrewoerd zitten twee ooievaars op evenzoveel nesten. Er staan ladders tegen de hoogstamfruitbomen in de boomgaarden waar ik tussendoor fiets. Veel mensen zijn in hun tuin bezig aan de kronkelende Kerkweg met knotwilgen. En dan ben ik bij de oprit van een vriendelijk ogend, witgesausd, vrijstaand huis. ‘De Wielewaal’ staat er op.
vrijdag, 13 april 2007
et huis is op de voorjaarsfolder van de Hubo vereeuwigd, vanwege de groen-wit gestreepte markiezen. Het ligt aan de Wiel van Bassa, westelijk van de Diefdijk (in deze streek is het algemeen gebruik om van ‘de’ Wiel te spreken, in plaats van ‘het’, volgens van Dale). In de jaren dertig van de vorige eeuw is de Wiel vernoemd naar boer Hendrik Bassa. Van oudsher heette het Kruithofwiel. Eigenaar van De Wielewaal, René Ponsen, zegt trots: ‘Het grootste en mooiste wiel van Nederland volgens Jac. P. Thijsse in een van zijn beroemde Verkade-albums’. De auteur Aad Nekeman van het boek Wielen –resten van drama’s, paradijsjes van nu– zegt het hem na. In dat laatste boek lees ik ook dat het in 1571 ontstaan is en dat het zo groot werd (ongeveer dertien hectare) omdat de toenmalige Nederlandse overheid de doorgebroken Diefdijk niet kon en wilde herstellen vanwege de oorlog met Spanje. Men leefde liever in ondergelopen, maar vrij, dan in bezet en droog land. Zo schuurde de Wiel steeds verder uit. Het is verleidelijk om nog meer in te gaan op de geschiedenis, maar daar is door anderen genoeg over geschreven. Wij gaan terug naar de oever, naar De Wielewaal. Heeft René deze naam zelf bedacht? Ja! En hoe is hij erop gekomen? De naam De Wielewaal appelleert aan het buitenleven. Je trekt erop uit van de stad naar de natuur, zoals dat uitgedrukt wordt in het bekende versje van vroeger ‘kom mee naar buiten allemaal, dan horen wij de wielewaal....’. Voorbijgangers die de naam zien worden spontaan geprikkeld om het lied in te zetten. René en zijn vrouw Corrie hebben het meermalen gehoord terwijl ze in de tuin zaten. En de naam zegt ook iets over de
79
locatie omdat het woordje wiel er in voorkomt en het huis aan de Schoonrewoerdse Wiel ligt. René is een enthousiast vogelaar. Hij is consulent van Vogelbescherming Nederland en zeventien jaar lang bestuurslid
aan de bar in olifantskop
maar die geeft wel houvast als ze vreemde mensen zoals leveranciers, de weg naar hun huis moeten uitleggen. Temeer omdat er aan de Kerkweg nog een huis met nummer 4 bestaat (de eerste paar honderd meter vanaf de Dorpsstraat valt onder Leerdam). Post die naar Corrie en René gestuurd wordt komt zelfs terecht als er alleen ‘De Wielewaal, Schoonrewoerd’ op staat.
Rond 1850 was er al bebouwing op deze locatie aan de Kerkweg. Van oorsprong was het waarschijnlijk een hut van wilgentenen, dichtgesmeerd met klei. Daarna werd het een daglonerswoning, waar zelfs twee gezinnen in gewoond hebben. Men sliep toen in bedsteden. De mensen hadden een ‘kouwe kraan’ en verder niets. Ze hadden niet veel ruimte nodig. De schoorsteen had aan twee kanten een aansluiting. Eén kant daarvan is nu dichtgesmeerd. Ook zijn de staanders van drie bedsteden weggehaald. Daardoor zakken de balken van het lage plafond in de huidige woonkamer een beetje door. Later is er een gedeelte met een plat dak aan het huis gebouwd, dat in 2000 gesloopt en opnieuw opgetrokken is. In dit nieuwe deel zijn lichtkoepels gekomen. Verder zijn er twee dakkapellen geplaatst, een nieuwe keuken en een eigentijdse badkamer. De hele winter wordt er ouderwets een houtkachel gestookt. We zitten samen aan de houten eetkamertafel voor het raam, op comfortabele leren stoelen. De bos prachtige rozen is aan de kant gezet om plaats te maken voor mijn schrijfmap. Vooral ’s winters is dit het lievelingsplekje van René, omdat hij er uitzicht heeft op de vele zangvogeltjes die op de voedertafel en de vetbollen afkomen. ’s Zomers geniet hij hier van het uitzicht op de bloeiende fruitbomen, de bloemrijke bermen en de tuin. Maar het liefst zit hij dan buiten in zijn bootje. De Wiel bestaat al vierhonderd jaar, het heeft een natuurlijk evenwicht en het is lekker diep. Het zit vol met vis en andere waterbewoners. Rivierkreeft, karpers van wel dertig pond, snoeken van meer dan een meter, palingen van vier centimeter dik. Dat ze zo dik zijn is trouwens bijzonder voor het binnenland. Zijn twee zonen houden van vissen. De grootste karper die ze naar boven haalden woog vierendertig pond. De wolhandkrab is als exoot ook vertegenwoordigd, ooit met ballastwater van schepen uit de Oost meegekomen naar Nederland. Er leeft zelfs een roodwangschildpad van een jaar of twintig in de Wiel. Die kan zich goed handhaven; ’s winters leeft hij in de modder op de bodem, in het voorjaar zit hij te zonnen op een omgevallen boomstam. Hij voedt zich met plantaardig materiaal, maar ook zo af en toe met een ei van een fuut. Als het waterpeil te hoog is, loopt de Wiel over in de polder, de Schaiksepolder. Aan de andere kant ligt het Kortgerecht. Van oudsher lag het natste land het verst achter de boerderij. Op het ‘plas-dras karakter’ van deze grond komen de grutto’s af. Ze houden van lang gras en als de boeren rekening houden met het broeden van de weidevogels, wordt er pas op één juni gemaaid. De mooiste
82
René met zijn telescoopkijker in de achtertuin bij de Wiel van Bassa.
percelen liggen volgens René achter Schoonrewoerd en Hei- en Boeicop. In de Wiel komt kwelwater naar boven uit de Waal en de Lek. Blauwalg had je vroeger alleen in augustus, nu soms al in februari. Maar als het waait wordt het water weer gemengd. Vanwege de dijkdoorbraken spoelde er veel zand vanuit de oude Betuwse rivierlopen over de veen- en kleigronden van de Vijfheerenlanden. Daar gedijt het fruit goed op. Komt de wielewaal hier ook voor? René: ‘Door gebrek aan stilte niet meer. Bij de Zouwe en in het Lingebos nog wel. Vanouds vond je ze tussen populieren en fruitbomen. Maar de populieren die als productiehout dienden voor klompen en gereedschap, worden vervangen door wilg, els en zomereik. De wielewaal heeft een gemakkelijk te herkennen geluid. Het zijn slechts vier tonen en je kunt ze heel gemakkelijk lokken door het na te bootsen’. Deelt Corrie zijn hobby wat vogels kijken betreft? Op
83
vakantie neemt hij zijn telescoopkijker mee en als hij iets interessants in het vizier heeft, geniet zij er ook van. Maar als hij een uitstapje maakt naar de Oostvaardersplassen bijvoorbeeld, dan gaat zij niet automatisch mee. René zegt: ‘Ik noteer mijn vogelwaarnemingen allemaal’. Hij heeft aantekenboekjes vanaf 1968. Hij houdt bij wanneer hij de eerste grutto, zwaluw etc. gezien heeft. Er bestaan vogelaars die precies weten waar de vogels op hun route zijn, maar hij laat zich graag verrassen. De boerenzwaluw vliegt nu al een weekje rond. Het wachten is op de huiszwaluw en de gierzwaluw, maar die is er meestal pas op koninginnedag. (Karel Knip schreef in zijn column alledaagse wetenschap van het nrc, over het steeds eerder arriveren van de gierzwaluwen. Een waarnemer in Hilversum had dit jaar zijn record: 15 april.) René vindt het erg leuk om te zien hoeveel soorten er nestelen in zijn eigen tuin. Het zijn er een stuk of vijf-
98
Reigers schrijden statig door de weiden, de blinkende sloten zijn hier en daar bedekt met waterlelies en kroos, overal om me heen zijn de boeren aan het maaien. Dit is het perfecte Hollandse landschapsplaatje. Er staat een stevige zomerbries. ‘Zo eenvoudig kan het leven zijn’ denk ik bij mezelf en het zinnetje ‘Toen was geluk nog heel gewoon’ schiet door me heen als ik naar het Zuid-Hollandse plaatsje Schoonrewoerd fiets.
zaterdag 04 augustus 2007
oals J.C. Bloem het verwoordt in zijn gedicht, waarvan het eind zegt: Alles is veel voor wie niet veel verwacht. Het leven houdt zijn wonderen verborgen Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat. Dit heb ik bij mijzelve overdacht, Verregend, op een miezerige morgen, Domweg gelukkig, in de Dapperstraat. Ik ben niet verregend, maar zo voel ik mij dus: domweg gelukkig, al fietsend op weg naar ’t Schutlaken, de woning van Hans en Annelies Vroege. In de verte beweegt iets wits. Even later zie ik wat het is, want op het fietspad komt een eenzame Dalmatiër me tegemoet rennen. De mooie hond met de karakteristieke zwarte stippen kijkt me verwachtingsvol aan. Het rode tuigje steekt fel af tegen z’n wit met zwarte lijf. Er is verder niemand te bekennen en hij trippelt nerveus verder. Na een laatste bocht zie ik een rietgedekt huis met leilindes ervoor. Als ik het erf oprijd van ’t Schutlaken is Annelies de raampjes aan het zemen en loopt een andere hond blij op me af, met een blauw balletje in z’n bek. Hij wil spelen, dat is duidelijk. Silke is een zwartbonte Friese Stabij, vertelt Annelies. Hoewel bruinbont en zelfs oranje met witte aftekening voorkomt, zien we de Stabij het meest in de kleur zwart met witte aftekening. Hij lijkt op de Drentsche Patrijshond, meestal ‘Drent’ genoemd voor het gemak, hoewel die vaker bruin van kleur is. Ze hadden eerst een vuilnisbakkenras, maar die liep steeds weg en moest aan de ketting. Dat was niet ideaal. Hans, haar man, wilde een grotere hond; een herder of een bouvier, maar daar heeft zij niets mee. In Landleven las ze toen een
99
artikel over het ras van de Friese Stabij en dat sprak haar aan. Het is een buitengewoon lieve hond en niet zo ondernemend. Hij komt het pad niet af. We gaan buiten zitten aan de tuintafel, waar een fleurig geruit tafelkleed overheen ligt. Naast de deur staan stokrozen te bloeien en in de borders overheersen blauwe petunia’s en lobelia. Silke krijgt ook wat als we koffie drinken.
aan de bar in olifantskop
Rechtsonder is het groene luik te zien van het vroegere kaaskamertje.
De kaart van het waterschap met de peilgebieden, waaronder Schutlaken.
102
geluk gehad’. ‘Ik denk vaak als ik hier heen en weer loop wat wonen we hier eigenlijk luxe’. Ze houdt van het huis en is ermee vergroeid. Huis en omgeving zijn voor haar één geheel, alles bij elkaar maakt het bijzonder. Ze wil het wel als ‘droomhuis’ kwalificeren, maar dan omdat de plek waar het staat ook zo heerlijk is. Annelies is gelukkig als ze onder de kastanjeboom zit en ze wordt blij als ze aan komt fietsen en ze ziet het huis en de tuin en het is een beetje netjes en alles bloeit. Favoriete plekjes heeft ze genoeg: de stoel voor het raam in de woonkamer als de zon schijnt (hij schijnt het grootste deel van de dag in de voorkamer), de rieten stoel in de keuken en onder de kastanjeboom. Vanuit de keukenstoel kun je zo door de ruiten van de kamerdeuren heen naar buiten kijken, dat geeft een ruimtelijk effect. In de voorgevel zijn van één groot raam twee kleinere gemaakt, met roedeverdeing. Het oude raam was nogal hoog geplaatst, de twee kleinere hebben ze meteen verlaagd zodat je vanuit de keuken zo op de weg kunt kijken. Annelies zegt: ‘dat is het beste dat we gedaan hebben’. Op de plaats van de twee deuren naar de huiskamer was vroeger een grote schouw. Links naast het aanrecht in de keuken is een voormalig kaaskamertje, daar is het altijd koel. Boven, op de graanen hooizolder zijn twee kamers gemaakt. Het achterhuis was heel slecht. In april 1999 is het afgebroken en weer opgebouwd en in november is er riet opgekomen. Annelies zegt: ‘Je hoort weleens je bent onder de pannen, maar wij zitten onder het riet!’ Het is nu een grote ruimte geworden, waar wel eens een verjaardag gevierd wordt. Als ik Hans naar zijn favoriete plek in huis vraag en hij eerlijk antwoord wil geven komt hij uit bij ‘mijn bed’. Maar de al eerder door Annelies genoemde stoel voor het raam is een goede tweede. Verhuizen, daar moet Annelies nog niet aan denken. Onder vriendinnen komt het wel eens ter sprake. Er zijn bijvoorbeeld mooie appartementen te koop voor vijftigplussers. Ze zegt: ‘Je moet het nuchter bekijken. Er is hier altijd veel onderhoud te doen en je weet nooit hoe alles gaat. Maar het is gelukkig nog niet aan de orde’. In de woonkamer heb ik twee mooie reproducties zien hangen, het zijn poëtische, verstilde momenten in de natuur, gemaakt door een Spaanse schilder. Op de achterkant staan de titels: ‘Entre sombras’ (tussen de schaduwen) en ‘Al clarear’ (aan het dag of licht worden). Ik fiets terug door vriendelijk polderlicht. Ik ontmoet een scholekster en passeer een zwanenfamilie. Een blauwe libelle kruist mijn (fiets)pad op weg naar de Bramenhof in Asperen, mijn eigen thuis.
De stoel bij het raam, vooral als de zon in de voorkamer schijnt, is de favoriete plek in huis van Annelies en Hans Vroege. Buiten zitten ze graag onder de kastanjeboom.
103