Aan de leden van Provinciale Staten
Nr.: 2003-10528/27/A.28, W
Groningen, 11 juli 2003
Behandeld door Telefoonnummer Bijlagen
: Frijling, H. : (050) 3164968 : 3
Onderwerp
: evaluatie tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003, scheiden wonen en zorg
Geachte dames en heren, Bij brief van 12 december 2002 hebben wij u geïnformeerd over de intrekking per 14 december 2002 van de tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003, scheiden wonen en zorg. Conform de toezegging in voornoemde brief doen wij u hierbij de evaluatie van de tijdelijke regeling toekomen. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten der provincie Groningen:
, wnd. voorzitter.
, secretaris.
EVALUATIE Tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur scheiden, 2002-2003, scheiden wonen en zorg
1. Inleiding Op voordracht van Gedeputeerde Staten d.d. 26 maart 2002 hebben Provinciale Staten op 19 juni 2002 ingestemd met de tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003, scheiden wonen en zorg (bijlage 1) De regeling werd ingesteld om, in navolging van de rijksoverheid, een actieve en stimulerende rol te vervullen bij het totstandkomen van (kleinschalige) woonzorgvoorzieningen en/of vernieuwingen op het terrein van wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare doelgroepen (ouderen, gehandicapten, cliënten GGz, etc.). Voor de periode 2002-2003 was een bedrag van € 963.629,19 beschikbaar (vrijgevallen rentebaten ex Wet op de bejaardenoorden, respectievelijk Overgangswet verzorgingshuizen). In navolging van het ministerie van VROM werd de eenmalige bijdrage per woning vastgesteld op € 6.806,70 tot een maximumbedrag van € 136,134,00 (= 20 woningen). Met dit maximum bedrag is de voorkeur uitgesproken voor het ontwikkelen van kleinschalige projecten in wijken of dorpen die als "witte vlekken'' kunnen worden aangemerkt. Provinciale Staten stemden voorts in met het besluit de tijdelijke regeling einde 2003 te evalueren. Reacties en subsidieaanvragen De voordracht van Gedeputeerde Staten leidde in de periode maart-juni 2002 tot enkele tientallen reacties, te weten een tweetal subsidieaanvragen en veel verzoeken om nadere informatie. Na de definitieve besluitvorming in Provinciale Staten op 19 juni 2002 werden nieuwe subsidieaanvragen bij de provincie ingediend. Deze aanvragen en mogelijk beslag op de beschikbare middelen werden per aanvraag bijgehouden in bijgevoegd overzicht (bijlage 2). Intrekking tijdelijke regeling In november 2002 werd duidelijk dat het aantal aanvragen de beschikbare middelen dreigde te overstijgen. Gedeputeerde Staten hebben daarom op 3 december 2002 besloten de tijdelijke regeling in te trekken. Van dit besluit is op 14 december 2002 mededeling gedaan in de edities van het Dagblad van het Noorden. Tevens is besloten de evaluatie van de regeling zo spoedig mogelijk uit te voeren, zodat een nieuw College kan bepalen of, en zo ja hoe, de regeling opnieuw moet worden ingevoerd. 2. Resultaten en algemeen oordeel Het resultaat van de tijdelijke regeling Uit het overzicht kan worden opgemaakt dat de tijdelijke regeling de realisatie van een 10-tal woonzorgprojecten mede mogelijk heeft gemaakt. Een viertal aanvragen is inmiddels afgehandeld, de zes overige aanvragen kunnen worden afgehandeld nadat door de initiatiefnemers schriftelijk aangegeven is dat aan de criteria is voldaan en met de bouw in het jaar 2003 begonnen wordt. Uit het overzicht blijkt verder dat het vooral gaat om kleinschalige woonzorgprojecten in kleinere dorpen of plaatsen(Zevenhuizen, Grootegast, Oldehove, Leens, Usquert, Uithuizermeeden, Oude
2
Pekela) en enkele kleinschalige projecten in Veendam en Groningen. Hiermee wordt tegemoet gekomen wordt aan de intentie van de tijdelijke regeling. Criteria De tot nu toe afgehandelde aanvragen voldoen in alle opzichten aan de gestelde voorwaarden en criteria. Afhankelijk van de omvang van de te realiseren zorginfrastructuur en de hoogte van de al dan niet verkregen bijdragen van het ministerie van VROM en de gemeente kunnen wel vrij grote verschillen in de onrendabele top per woning worden vastgesteld. De onrendabele top per woning varieert van circa € 16.000,00 tot ruim € 40.000,00 per woning. Deze variaties hebben te maken met zowel de omvang van de te realiseren zorginfrastructuur, alsook met verschillen in de wijze waarop de onrendabele top wordt berekend. Het voorgaande laat onverlet dat de provinciale bijdrage van wezenlijk belang is om woonzorgprojecten binnen de huursubsidiegrens te realiseren. Opvallend is ook dat de gemeentelijke bijdragen sterke verschillen vertonen: van royale eenmalige financiële injecties tot een beperkte bijdrage in de bijvoorbeeld de grondkosten. Algemeen oordeel Uit het voorgaande mag de conclusie getrokken worden dat de tijdelijke regeling in een duidelijke behoefte heeft voorzien (voorziet). Daarbij spelen de volgende factoren een rol. In de tekst van de tijdelijke regeling is opgemerkt dat een gezamenlijke inspanning van woningbouwstichtingen, zorgaanbieders, welzijnsstichtingen, gemeenten en provincie noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de sterk groeiende woonzorgbehoefte in de komende jaren. Een groei die direct te maken heeft met de vergrijzing, de vermaatschappelijking van de zorg en het scheiden van wonen en zorg. Het betekent dat in de komende jaren, c.q. decennia het aanbod aan geschikte, aanpasbare of multifunctionele woningen aanzienlijk zal moeten worden uitgebreid, waar mogelijk in combinatie met vormen van dienstverlening en zorgarrangementen. Activiteiten andere provincies In bijlage 3 is een beknopt overzicht gegeven van de activiteiten van andere provincies op bovengenoemde terreinen. Geconstateerd kan worden dat de inzet van de diverse provincies sterke verschillen vertonen, zowel ten aanzien van de omvang van de beschikbare middelen - variatie: € 150.000,00 (Drenthe) tot € 4,3 miljoen (Zuid-Holland) - de bijdrage per woning en/of de bijdrage per project. De meeste provincies hanteren daarbij een artikelsgewijze regeling of verordening. 3. Financiën De tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003, scheiden wonen en zorg werd gefinancierd uit de vrijgevallen rentebaten ex Wet op de bejaardenoorden, respectievelijk Overgangswet verzorgingshuizen. In de toekomst zal worden bezien of er binnen CESI mogelijkheden ontstaan om dit soort projecten te financieren.
3
Bijlage 1 Commissie Bestuur en Financiën Commissie Welzijn, Zorg en Cultuur
26 maart 2002 Nr. 2002-02884, IWW
Nummer 15/2002
Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen inzake tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003, scheiden wonen en zorg.
SAMENVATTING: Uit verschillende landelijke en provinciale onderzoeksmethoden en/of berekeningsmodellen op het terrein van wonen en zorg komt een sterk groeiende behoefte naar voren aan woonzorgvoorzieningen op basis van scheiden van wonen en zorg in de periode 2000-2010, dan wel 2000-2015. Een gezamenlijke inspanning is nodig om tegemoet te komen aan de groeiende vraag. Het gaat daarbij zowel om nieuwe voorzieningen, alsook om aanpassingen in de bestaande voorraad. Zoals bekend vormt de financiering van de bouwkundige zorginfrastructuur bij het scheiden van wonen en zorg een groot knelpunt. Onderzoek van het Innovatieprogramma Wonen en Zorg (IWZ) toont aan dat in recent gerealiseerde woonzorgcomplexen de kosten van de zorginfrastructuur circa € 13.613,-- per woning bedragen. Voor woningbouwcorporaties en andere initiatiefnemers is het daarom moeilijk om dergelijke woonprojecten binnen de huursubsidiegrens te realiseren. Mede om die reden heeft de rijksoverheid voor de periode 2001-2002 een regeling in het leven geroepen, waarbij projecten € 6.806,70 per woning kunnen ontvangen (tot een maximum van € 453.780,22) voor het realiseren van de zorginfrastructuur. Echter, het landelijke bedrag voor het jaar 2002 bedraagt slechts € 12.150.000,--. Navraag bij het ministerie van VROM leert dat het aantal subsidieaanvragen het beschikbare bedrag in veelvoud overstijgt, waardoor de kans op een bijdrage (op basis van het principe 'wie het eerst komt…') vrijwel nihil is. In navolging van het rijk stellen wij voor een soortgelijke eenmalige bijdrage per woning te verstrekken tot een maximumbedrag van € 136.134,-(= 20 woningen) per project, voor de jaren 2002 en 2003. Met dit maximumbedrag wordt de voorkeur uitgesproken voor het ontwikkelen van kleinschalige projecten in wijken of dorpen die als "witte vlekken" kunnen worden aangemerkt. Voorgesteld wordt de vrijgevallen rentebaten ex Wet op de bejaardenoorden, resp. Overgangswet verzorgingshuizen aan te wenden voor een tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003. De omvang van deze middelen bedraagt € 963.629,19 per 31-12-2001. Met deze regeling kan de provincie, in navolging van de rijksoverheid, een actieve en stimulerende rol vervullen bij het totstandbrengen van vernieuwingen op het terrein van wonen, welzijn en zorg voor kwetsbare doelgroepen (ouderen, gehandicapten, cliënten ggz, etc.).
4
1. Inleiding Bij brief van 27 september 2000 is aan de Statencommissies Welzijn en Zorg en Cultuur, alsmede Ruimte, Water en Groen de provinciale rol uiteengezet ten aanzien van de aanpak van de wachtlijsten op het terrein van wonen en zorg. De belangrijkste aanleidingen waren: Landelijk - de inzet van extra middelen van de rijksoverheid om de wachtlijsten in de zorgsector te reduceren; - de groeiende woonzorgbehoefte onder kwetsbare doelgroepen, waarbij de combinatie van wonen, dienstverlening en zorg steeds belangrijker zal worden; - de vermaatschappelijking van de zorg; - het aanwijsbare tekort aan geschikte huisvesting voor kwetsbare doelgroepen (ouderen, gehandicapten, etc.); - het pleidooi van de rijksoverheid voor het op grotere schaal realiseren van kleinschalige woonvormen voor dementerenden en gehandicapten; - de woonzorgstimuleringsregeling van VWS en VROM; - de nota Wonen: mensen, wensen, wonen" van VROM. Provinciaal: - in het kader van het POP: onderzoek vraag en aanbod geschikte huisvesting; - de nota Bouwen en Wonen, c.q. woonplannen; - de provinciale regiovisie ouderenbeleid 2001-2005. Gelet op bovengenoemde ontwikkelingen werden de navolgende maatregelen verwoord in zowel de regiovisie ouderenbeleid, als ook de Nota Bouwen en Wonen: 1. Uitvoeren van een quick scan onder woningbouwcorporaties en gemeenten ten aanzien van de acute behoefte aan geschikte huisvesting voor ouderen, gehandicapten en andere doelgroepen. 2. Vaststellen in welke mate in deze behoefte kan worden voorzien middels vervanging en/of aanpassing van de bestaande voorraad. 3. Indien nodig de mogelijkheid bieden voor nieuwbouw voorafgaand aan sloop teneinde sneller in de aangetoonde behoefte en/of wachtlijstreductie te kunnen voorzien. 4. Buiten de contingentering houden van de nieuwe en extra vraag van gehandicapten die zelfstandig willen gaan wonen, aangezien de bediening van deze vraag nauwelijks effecten heeft op de bestaande woningvoorraad. 5. Met voortvarendheid behandelen van de ruimtelijke inpassing van woonzorgvoorzieningen, via artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening. In het vervolg wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen op het terrein van wonen en zorg sinds september 2000 en voorstellen gedaan voor nieuw beleid. 2. Wonen en Zorg landelijk Uit een aantal landelijke berekeningen komt naar voren dat in de komende 10 jaar circa 50.000 extra (zelfstandige) zorgwoningen nodig zullen zijn om tegemoet te komen aan de toenemende vraag. In dit scenario wordt ervan uitgegaan dat de capaciteit van verzorgingshuizen en verpleeghuizen constant zal blijven. Het College Bouw ziekenhuisvoorzieningen is van mening dat deze opgave een "Deltaplan" vergt om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. In het kader van het Nationaal Akkoord Wonen hebben Aedes (koepel woningbouwcorporaties) en Arcares (koepel verzorgingshuizen en verpleeghuizen) de intentie uitgesproken om in de komende twee jaar 12.000 zorgwoningen te bouwen en 120.000 bestaande woningen op te plussen.
5
Het onderwerp wonen en zorg (op maat) op basis van het scheiden van wonen en zorg heeft de volle aandacht van de ministeries van VWS en VROM. Zo is extra geld beschikbaar gekomen voor de woonzorgstimuleringsregeling. Daarnaast is aandacht besteed aan het knelpunt ten aanzien van de financiering van de zorginfrastructuur van woonzorgcomplexen. Dat heeft ertoe geleid dat in het najaar van 2001 een aanvullende regeling tot stand gekomen is voor de jaren 2001 en 2002. De regeling houdt in dat initiatiefnemers een bijdrage van 6.806,70 per woning (tot een maximum van 453.780,22) kunnen ontvangen voor het realiseren van de zorginfrastructuur (recreatieruimte, zusterpost, opslag etc.). Het maximum bedrag komt overeen met circa 65 woningen. Daarmee heeft VWS haar voorkeur voor kleinschalige oplossingen tot uiting gebracht. 3. Wonen en zorg provinciaal In de brief van 27 september 2000 zijn onder meer de navolgende gegevens opgenomen met betrekking tot vraag en aanbod van geschikte huisvesting voor kwetsbare doelgroepen: Verstandelijk Gehandicaptenzorg: - circa 450 op de wachtlijst voor een zelfstandige vorm van wonen. Lichamelijk gehandicapten: - circa 50. Groepsgewijs wonen gehandicapten: - 7 initiatieven ten behoeve van circa 70 personen. Ouderen: ABF-onderzoek "Ruimte voor Kwaliteit" Buiten de stad Groningen blijkt er een groot tekort te bestaan aan geschikte huisvesting voor ouderen, die veelal nog wonen in goedkopere eengezinshuurwoningen. Ouderen zijn op zoek naar centraal gelegen appartementen die goed bereikbaar zijn voor allerlei voorzieningen. Het aantal ouderen met een hoger inkomen en/of goed pensioen neemt toe. Op dit moment behoort bijna 70% van de ouderen tot de lagere inkomensgroepen. Dit aandeel zal drastisch dalen. De generatie die nu 55 tot 65 jaar is heeft een veel betere pensioenopbouw. Gevolg is er een toenemende vraag is naar hoogwaardige seniorenhuisvesting. Het tekort aan huurappartementen voor alleenstaanden en ouderen, met name buiten de stad, wordt op circa 3.000 huurappartementen geschat. Deze vraag concentreert zich echter niet alleen in de huursector. De vraag naar seniorenwoningen in de koopsector is minstens zo groot. Trendrapportage Ouderen 1999 (POZW) Vergeleken met landelijke percentages wonen in de provincie Groningen relatief weinig ouderen in speciale huisvesting voor ouderen (respectievelijk 25% en 22%). Vooral in de leeftijdscategorie 65 tot 75 jaar is het verschil groot (10% landelijk, 4% provincie). Opvallend is dat bijna 50% van de ouderen die alleen in een reguliere woning woont, aangeeft lichamelijk ernstig beperkt te zijn. Van de mensen die ernstige lichamelijke beperkingen hebben, blijkt 25% binnenshuis trappen te moeten lopen. Bij mensen met matige beperkingen is bijna 50% genoodzaakt om binnenshuis trappen te lopen. Als aan ouderen met een wens tot verhuizen gevraagd wordt naar het type woning waarheen men zou willen verhuizen, dan blijkt slechts 6,3% te kiezen voor het verzorgingshuis. De meeste ouderen willen verhuizen naar een gewone woning (40%) of een vorm van ouderenhuisvesting (54%). 3.1. Onderzoek vraag en aanbod geschikte (ouderen)huisvesting In het kader van het POP heeft Arcadis Heidemij Advies onderzoek verricht naar vraag en aanbod van geschikte ouderenhuisvesting in de sociale huursector in de provincie Groningen.
6
Geschikte (ouderen)huisvesting voldoet aan de navolgende criteria: De woning moet waar mogelijk levensloopbestendig zijn en geheel of gedeeltelijk voldoen aan eisen van het "Kwaliteitsmerk WoonKeur". Concreet betekent het onder meer: een woning met gelijkvloerse slaapkamer, rolstoeltoegankelijk sanitair, drempelvrij, zonder traplopen te bereiken en voor zien van alarmering. Deze woningen zijn overigens evengoed geschikt voor andere doelgroepen, zoals gehandicapten. Met betrekking tot de woonomgeving zijn de volgende aspecten van belang: Basisvoorzieningen, zoals winkel, postkantoor en bushalte moeten binnen een afstand van 500 meter bereikbaar zijn. De ruimtelijke inrichting van de woonomgeving, een wijk of dorp moet bijdragen aan de mobiliteit en (fysieke) veiligheid van ouderen. De ruimtelijke inrichting van de woonomgeving moet voorzien in ontmoetingsmogelijkheden (bijvoorbeeld buurt- en sportcentra).
Aanbod Marktpositie Uit de pilot onder vijf gemeenten kwam naar voren dat voor 39% van de op dit moment geschikte woningen geldt dat de verhuurbaarheid in de toekomst zal afnemen, als zij in de huidige staat gehandhaafd blijven. Dit heeft te maken met onvoldoende woon- en bouwtechnische kwaliteit en/of aantrekkelijker nieuwbouw elders in het dorp. Anderzijds spelen ook de ligging van het complex ten opzichte van centrumvoorzieningen en woonmilieu een rol. De marktpositie van ouderenwoningen is daarom beter in kernen met een hoog voorzieningenniveau: 80% van deze woningen in deze kernen kent een goede verhuurbaarheid tegenover 44% in de overige kernen. Samenstelling woningaanbod Het woningaanbod voor ouderen in de sociale huursector bestaat voor circa 60% uit zelfstandige ouderenwoningen zonder directe zorg- of gemeenschappelijke voorzieningen. Circa 40% beschikt wel over deze voorzieningen. Hiertoe behoren onder andere aanleunwoningen, wooncentra en serviceflats. Circa eenderde van de ouderenwoningen beschikt over één slaapkamer, tweederde heeft twee of meer slaapkamers. Van de gestapelde ouderenwoningen beschikt ruim een kwart niet over een lift en voldoet niet aan de minimale eisen van een ouderenwoning (gelijkvloerse woonsituatie). Bijna 60% is na 1980 gebouwd, circa 30% dateert uit de periode 1970-1980 en 10% voor 1970. Afstand voorzieningen Een kwart van de ouderenwoningen scoort goed wat betreft de afstand tot voor ouderen belangrijke voorzieningen (winkel, postkantoor, bushalte, dorpshuis), 60% redelijk en 10% onvoldoende. Plannen Circa 20% van de ouderenwoningen zijn in de afgelopen 10 jaar opgeknapt. Voor een kwart van de seniorenwoningen zijn verbeteringsplannen (17%) of herstructureringsplannen (7%) in voorbereiding. Vraagberekening 2000-2010 Toename ouderen en oudere huishoudens Geschat wordt dat het aantal ouderen (55+) in de provincie Groningen tussen 2000 en 2010 met circa 25.000 zal toenemen (= 18,5%). De sterkste toename voltrekt zich in de leeftijdsgroep 55-70 jaar (29%). Het voorgaande betekent dat het aantal oudere huishoudens met circa 17.000 zal toenemen, een groei van 19%. Een eerste globale vertaling naar ouderenhuisvesting leert dat de behoefte aan specifieke seniorenwoningen in de provincie in de sociale huursector met circa 2.500 zal toenemen: - 1.600 voor de leeftijdsgroep 55-70 jaar; - 400 voor de leeftijdsgroep 70-85 jaar; - 500 voor de leeftijdsgroep 85 plus. Naast deze uitbreidingsbehoefte zal nieuwbouw/modernisering nodig zijn ten behoeve van de opvang van krimp in intramurale verzorgingsplaatsen en sloop van niet meer passende seniorenwoningen.
7
Conclusie onderzoekers Naast de uitbreidingsbehoefte van circa 2.500 huurwoningen in de sociale huursector, zal in het komende decennium een forse kwaliteitsslag in de bestaande voorraad seniorenwoningen noodzakelijk zijn. Er vanuit gaande dat er in de provincie Groningen circa 20.000 seniorenwoningen in de sociale huursector zijn, is bij circa 8.000 van deze woningen sprake van een kwetsbare marktpositie. Circa 3.000 hiervan voldoen sowieso niet meer als woonvorm voor ouderen. Er bestaan tussen gemeenten grote verschillen in de kwaliteit van de ouderenwoningen en de belangstelling van ouderen voor de aanwezige woningen. Zowel bij uitbreiding als bij herstructurering zal de locatiekeuze van de nieuwe woningen nauw samenhangen met de toekomstige organisatie van zorg- en dienstverlening voor ouderen. Aangezien een substantieel deel van de behoefte zich manifesteert in kernen in de landelijke gebieden is een visie op de toekomstige zorgstructuur in deze delen van de provincie van groot belang. Deze zal bepalend zijn voor de woonplaatskeuze van ouderen en de investeringsvisie van verhuurders wat betreft moderne seniorenhuisvesting buiten de stedelijke gebieden. 3.2. Quick scan acute behoefte geschikte huisvesting kwetsbare doelgroepen. Bij brief van 20 maart 2001 hebben wij een quick scan vragenformulier toegezonden aan gemeenten, woningbouwcorporaties, verzorgingshuizen, instellingen gehandicaptenzorg en ggz. In totaal zijn 29 vragenformulieren ontvangen, afkomstig van 11 zorgorganisaties, 6 woningbouworganisaties, 8 gemeenten, 2 instellingen verstandelijk gehandicapten, 1 instelling lichamelijk gehandicapten en 1 instelling geestelijke gezondheidszorg. Van een complete respons was geen sprake, omdat een aantal instellingen, organisaties en gemeenten te kennen gaf de gevraagde gegevens niet te kunnen aanleveren. Het voorgaande betekent dat de gegevens hooguit een indicatie vormen en in dat verband een aanvulling zijn op gegevens uit andere bronnen (Trendrapportage Ouderen 1999, ABF-onderzoek, Bouwen en Wonen). Tabel 1. Raming acute behoefte geschikte zelfstandige huisvesting BEHOEFTE
OUDEREN Acute behoefte regulier Acute behoefte specifiek
VERST.GEH. LICH.GEH.
3767 2295
87
38
GGZ
TOTAAL
5
3772
38
2458
Tabel 1. laat de navolgende ramingen zien: • een acute behoefte aan geschikte zelfstandige huisvesting van 3772 woningen in de reguliere voorraad; • een acute behoefte aan geschikte zelfstandige huisvesting van 2458 woningen in de specifieke voorraad (aanleunwoningen, woonzorgcomplexen, serviceflats, seniorenwoningen). Opmerkingen: • bij de vaststelling van acute behoefte is uitgegaan van een inschrijftermijn van een half jaar of langer. • de raming van de acute behoefte aan geschikte huisvesting in de reguliere voorraad (3772) is hoger dan de raming van de acute behoefte aan specifieke huisvesting: 2458. • Een van de redenen is dat in de eerste categorie uitgegaan is van de leeftijd 55+, en bij specifieke huisvesting van 65 jaar en ouder. • zoals te verwachten vormen ouderen verreweg de grootste doelgroep.
8
Aanvullende opmerkingen Het vragenformulier bood de mogelijkheid tot het maken van aanvullende opmerkingen. Daarbij zijn onder meer de volgende signalen afgegeven: - een belangrijk deel van de bestaande voorraad is woontechnisch verouderd; - een duidelijke behoefte aan meer en betere woningen (aanpasbaar/levensloopbestendig); - een tekort aan passende woonruimte in geval van herhuisvesting; - een tekort aan geschikte, betaalbare locaties. 4. Planologische kengetallen wonen en zorg Op landelijk niveau wordt de laatste jaren ook gewerkt aan het opstellen van planologische kengetallen wonen en zorg ter onderbouwing en uitvoering van het beleid op deze terreinen. Het gaat om een samenwerkingsproject van Aedes, Arcares, Innovatieprogramma Wonen en Zorg, de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, alsmede de ministeries van VROM en VWS. In het scenario zijn prognoses gemaakt ten aanzien van de groei van de zorgbehoefte, alsmede de effecten van de te verwachten extramuralisering over de volle breedte van de zorgsector: verzorgingshuizen, verpleeghuizen, internaten verstandelijk gehandicapten, gezinsvervangende tehuizen, woonvormen lichamelijk gehandicapten, psychiatrische ziekenhuizen en reguliere instellingen beschermd wonen GGZ. Een belangrijk uitgangspunt vormt het gegeven dat zowel de verwachte groei van de zorgbehoefte (2% per jaar), alsmede de gevolgen van de extramuralisering (4% per jaar) opgevangen worden in verschillende vormen van zelfstandig wonen: clusterwonen, beschut wonen en woonzorgcomplexen. Landelijk gaat het daarbij om circa 15.000 woningen per jaar. Op basis van het aandeel van de provincie Groningen in de leeftijdscategorie 75 jaar en ouder (4%), gaat het om circa 600 woningen per jaar, of wel 9.000 woningen tot het jaar 2015. In tabel 2. zijn de uitgangspunten van de planologische kengetallen per samenlevingseenheid van 10.000 inwoners vertaald in het scenario voor het jaar 2015. In de kolommen 3 en 5 zijn de gegevens per 10.000 vermenigvuldigd voor de provincie Groningen op basis van 560.000 inwoners in het jaar 2000 en 570.000 inwoners in het jaar 2015. Tabel 2. Opvang van de verwachte woonzorgbehoefte in 2015, in vergelijking met de gemiddelde situatie 2000 per samenlevingseenheid van 10.000 inwoners en totaal provincie Groningen. WOONVORM
1) Intramuraal verblijf (buiten woongebied) 2) Cluster wonen 3) Beschut wonen Totaal 'onzelfstandig' (1-3) 4) Zelfstandig wonen in woonzorgcomplex 5) Individueel zelfstandig met thuiszorg
2000 PER 10.000 INWONERS (GEMIDDELD)
PROVINCIE 2000 (56 X 10.000)
2015 PER 10.000 INWONERS (SCENARIO)
PROVINCIE 2015 (57 X 10.000)
154
8.624
58(0,6%)
3.306
4
224
45(0,4%)
2.565
8
448
50(0,5%)
2.850
166
9.296
153(1,5%)
8.721
81
4.536
144(1,4%)
8.208
106
5.936
141(1,4%)
8.037
9
Totaal cliënten wonen en zorg in de wijk (25)
199
11.144
380 (3,8%)
21.660
Opmerkingen naar aanleiding van het scenario 2015. In het jaar 2015 telt de provincie Groningen ruim 42.000 75 plussers. Volgens het scenario zal, afhankelijk van de hulpvraag of zorgbehoefte, voor circa 25.000 personen een vorm van aangepast wonen tot en met intensieve 24-uurs zorg noodzakelijk zijn. Vormen van intramurale zorg kunnen voor ruim 5.300 personen teruggebracht worden middels een evenredige toename van opvang in geclusterd wonen of beschut wonen. Het woningaanbod in de vorm van woonzorgcomplexen en individueel zelfstandig wonen met thuiszorg zal aanzienlijk uitgebreid moeten worden. In totaal gaat het om de extra huisvesting van circa 5.800 personen.
5. Samenvatting en voorstel nieuw beleid Bovengenoemde onderzoeksmethoden en/of berekeningsmodellen leiden tot verschillende uitkomsten wat betreft de behoefte aan woonzorgvoorzieningen voor kwetsbare doelgroepen in de periode 2000-2010 dan wel 200-2015. Die verschillende uitkomsten zijn onder meer het gevolg van de gehanteerde scenario's ten aanzien van de verwachte groei van de zorgbehoefte, alsmede de verwachte effecten van de extramuralisering of vermaatschappelijking van de zorg. Ondanks deze verschillen kan worden vastgesteld dat op het terrein van wonen en zorg voor kwetsbare doelgroepen in de komende jaren grote inspanningen noodzakelijk zijn om tegemoet te komen aan de groeiende zorgbehoefte, als gevolg van demografische ontwikkeling, alsmede de wens om wonen en zorg in toenemende mate te scheiden(extramuralisering/vermaatschappelijking van de zorg). Het gaat daarbij zowel om het realiseren van nieuwe voorzieningen, alsook om aanpassingen in de bestaande woonvoorraad. Om tot goede resultaten te komen zal die inspanning gezamenlijk geleverd moeten worden door gemeenten, corporaties, zorgaanbieders, zorggebruikers, welzijnsstichtingen en provincie. De planologische kengetallen wonen en zorg, c.q. het scenario 2015 bieden een leidraad om op het niveau van een samenlevingseenheid van 10.000 personen invulling te geven aan de toekomstige behoefte aan wonen en zorg ten behoeve van kwetsbare doelgroepen. Extramuralisering, scheiden van wonen en zorg, kleinschaligheid, vermaatschappelijking van de zorg en versterking van de welzijnscomponent vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. Provinciale rol Voor zover (intramurale) voorzieningen vallen onder het regiem van de AWBZ (en dus met betrekking tot bouw en zorg gefinancierd worden op basis van de Wet ziekenhuisvoorzieningen of de toekomstige Wet exploitatie zorginstellingen) is er voor de provinciale overheid geen directe taak weggelegd. Wel willen wij een stimulerende rol vervullen op het terrein van het scheiden van wonen en zorg. Het gaat daarbij om het realiseren van geschikte, zelfstandige huisvesting, bijvoorbeeld in de vorm van kleinschalige woonzorgcomplexen of het leveren van een bijdrage aan het ontwikkelen van woonzorgzones. Zoals opgemerkt vormt de financiering van de zorginfrastructuur bij het scheiden van wonen en zorg een belangrijk knelpunt. Onderzoek van het Innovatieprogramma Wonen en Zorg (IWZ) toont aan dat in recent gerealiseerde woonzorgcomplexen de kosten van de zorginfrastructuur circa € 13.613,-- per woning bedragen. Voor woningbouwcorporaties en andere initiatiefnemers is het daarom moeilijk om dergelijke woonprojecten binnen de huursubsidiegrens te realiseren. Mede om die reden heeft de rijksoverheid voor de periode 2001-2002 een regeling in het leven geroepen, waarbij projecten 6.806,70 per woning kunnen ontvangen (tot een maximum van 453.780,22) voor het realiseren van de zorginfrastructuur. Echter, het landelijke bedrag voor het jaar 2002 bedraagt slechts € 12.150.000,--. Navraag bij het ministerie van VROM leert dat het aantal
10
subsidieaanvragen het beschikbare bedrag in veelvoud overstijgt, waardoor de kans op een bijdrage (op basis van het principe 'wie het eerst komt…') vrijwel nihil is. Gelet hierop vervult naar onze mening een eigen stimuleringsregeling een duidelijke meerwaarde. Tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003 In navolging van het rijk stellen wij voor een soortgelijke eenmalige bijdrage per woning te verstrekken tot een maximumbedrag van 136.134,--(= 20 woningen) per project, voor de jaren 2002 en 2003. Met dit maximumbedrag wordt de voorkeur uitgesproken voor het ontwikkelen van kleinschalige projecten in wijken of dorpen die als "witte vlekken" kunnen worden aangemerkt. De definitieve bijdrage per woning kan lager worden vastgesteld door rekening te houden met de omvang van de onrendabele top, de al dan niet verkregen bijdrage van de ministeries van VWS en VROM, alsmede de noodzakelijk geachte bijdragen van de desbetreffende gemeente en corporatie. Rentebaten ex Wet op de bejaardenoorden, resp. Overgangswet verzorgingshuizen Voorgesteld wordt de middelen te putten uit de rentebaten, die - na de recente en definitieve afrekening met het ministerie van VWS van het provinciaal beleid op grond van de voormalige Wet op de bejaardenoorden (WBO), resp. Overgangswet verzorgingshuizen - vrijgevallen zijn. Geruime tijd bestond onduidelijkheid of de resterende rentebaten door het ministerie teruggevorderd zouden worden. Uit de brief van 31 januari 2002 van het ministerie van VWS ten aanzien van de 'Afrekening Overgangswet inzake WBO voor het jaar 2000' blijkt dat de resterende rentebaten niet teruggevorderd zullen worden. De omvang van deze middelen bedraagt 963.629,19 per 31-12-2001. Gelet op het oorspronkelijk doel van deze middelen, te weten ouderenbeleid en -zorg, ligt het in de rede dit geld in te zetten voor vernieuwend woonzorgbeleid. Subsidies De subsidies zullen op grond van artikel 10 van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998 door ons worden verleend. Daarbij stellen wij voor op grond van het zesde lid van dat artikel te bepalen dat de statencommissie(s) achteraf geïnformeerd worden over de verleende subsidies. Tot slot stellen wij voor de tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003 einde 2003 te evalueren. Criteria en procedure Criteria Om in aanmerking te komen voor een bijdrage zijn de navolgende criteria van toepassing: • het project maakt deel uit van of sluit aan op het woonplan van de gemeente/samenwerkende gemeenten. • het project verschaft inzicht in de betrokkenheid van de doelgroep bij de opzet van het project. • het project doet een beroep op de woonzorgstimuleringsregeling of op de regeling financiering zorginfrastructuur bij het scheiden van wonen en zorg van de ministeries VWS en VROM. • het project bevat een programma van eisen, schetsontwerp en begrotingsopzet. • het project geeft inzicht in de toepassing van ICT/domotica (woonhuisautomatisering). • in het project wordt de mate van cofinanciering aangegeven door corporatie, gemeente en andere belanghebbenden ter bestrijding van de onrendabele top. • het project verschaft inzicht in de organisatie van de zorg en de welzijnscomponent (alarmering, noodhulp, dienstenpakket, recreatie, etc.). • de voor het project relevante planologische procedures dienen bij de aanvraag doorlopen te zijn of in een vergevorderd stadium te verkeren en mogen niet in strijd zijn met het provinciaal planologisch beleid.
11
•
Projecten die reeds in uitvoering zijn genomen, komen niet voor een bijdrage in aanmerking.
Procedure De aanvraag wordt ingediend bij het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, ter attentie van de afdeling Welzijn, Zorg en Sport. Met het Zorgkantoor, als uitvoerende instantie van de AWBZ, zullen de aanvragen besproken worden. Na beoordeling van het project aan de hand van de genoemde criteria zal het besluit inzake een mogelijke eenmalige bijdrage zo spoedig mogelijk aan de indiener(s) van het project schriftelijk kenbaar gemaakt worden. Bekendmaking Wij zullen ervoor zorgen dat belanghebbenden (gemeenten, woningbouwcorporaties, zorgaanbieders, patiënten-,consumentenorganisaties, welzijnsstichtingen), middels een gerichte mailing geïnformeerd worden over de tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 20022003. 6. Afsluitend voorstel Wij stellen u voor het in ontwerp bij deze voordracht gevoegde besluit vast te stellen. Groningen, 26 maart 2002. Gedeputeerde Staten der provincie Groningen:
J.G.M. Alders
H.J. Bolding
12
, voorzitter.
, griffier.
Nr.
15/2002
Provinciale Staten van Groningen:
Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 maart 2002, nr. 2002-02884, IWW; Gelet op artikel 10 van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998; BESLUITEN: 1. In te stemmen met de tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003, scheiden wonen en zorg.
2. Gedeputeerde Staten de bevoegdheid te geven subsidies te verlenen, en de statencommissie(s) achteraf te informeren over de verleende subsidies.
3. De tijdelijke regeling cofinanciering zorginfrastructuur 2002-2003 einde 2003 te evalueren. Groningen, Provinciale Staten voornoemd:
, voorzitter.
, griffier.
13
Bijlage 2 Overzicht aanvragen zorginfrastructuur, stand maart 2003 NR. 1.
2. 3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
INGEDIEND DOOR Stichting Vredewold Leek 7 mei 2002 Wierden en Borgen Bedum 6 mei 2002 Woongroep Marenland 11 juli 2002 Seniorenwoongroep Usquert 3 december 2001 Wold en Waard Leek 23 augustus 2002 Acantus Woongroep Vlagtwedde 26 augustus 2002 Woningstichting IN Groningen 26 september 2002 Wold en Waard Leek 3 oktober 2002
PROJECT
11 seniorenappartementen 74.873,70 Zevenhuizen
22 levensloopbestendige woningen Leens woonzorgcomplex Uithuizermeeden: 12 woningen 17 seniorenwoningen / multifunctioneel centrum Usquert 24 huurappartementen volgens Woonkeur in Oldehove Woonzorgproject voor 24 daklozen, zorginfrastructuur voor 12 woonruimten Veendam Wooncomplex 6 daklozen met psychiatrische achtergrond Groningen multifunctioneel woonzorgcomplex verstandelijk gehandicapten en 17 senioren Grootegast Woningstichting IN Begeleid zelfstandig Groningen wonen voor 12 29 oktober 2002 verstandelijk gehandicapte jong volwassenen Acantus Woonzorgcomplex 24 Woongroep seniorenwoningen Oude Vlagtwedde d.d. 11 Pekela met december 2002 multifunctionele ruimte
Intrekking 11.
NOVO/De Zijlen d.d. 17 december 2002
12.
Wooncom Stadskanaal d.d. 12 december 2002 (ingeboekt 20-12)
13.
Nijestee d.d. 17 februari 2002
14.
Stichting woningbouw Slochteren d.d. 27 februari 2003
BIJDRAGE
Regeling Begeleid zelfstandig wonen 28 cliënten met verstandelijke beperking Jan Kortstraat flat Stadskanaal Bouw 38 seniorenwoningen +multifunctioneel centrum Onstwedde Bouw woningen voor allochtone ouderen, verstandelijk gehandicapten en senioren Lewenborg Bouw 33 senioren woningen en 7 woningen voor verstandelijk gehandicapten
STAND KREDIET
OPMERKINGEN
888.755,49
subsidie toegekend 80% voorscot
136.134,00
752.621,49
81.680,40
670.941,09
115.713,90
552.227,19
136.134,00
419.093,19
subsidie toegekend 80% voorschot subsidie toegekend toekenning € 74.873,70 (11 woningen) Plan nog in voorbereiding/sloop 12 woningen subsidie toegekend
81.680,40
337.412,79
Bouwvergunning is in voorbereiding
40.840,20
296.572,59
Bouwaanvraag in voorbereiding
115.713,90
180.858,69
Bouwvergunning aangevraagd / verkorte artikel 19 procedure
81.680,40
99.178,29
In ontwikkeling met ORKA (vereniging ouders), Humanitas en Zorgkantoor
96.390,00 (totale kosten zorginfra)
2.788,29
Bouwvergunning is aangevraagd / artikel 19, lid 2 van de wet RO
14
December
2002
gevraagd: 73.050,00
Nog geen antwoord op aanvraag VROM Afgewezen
136.134,00
Aanvraag VROM gehonoreerd. Bouwvergunning aangevraagd (artikel 19) Afgewezen Samenwerking met Brasa, NOVO en De Zijlen Afgewezen
gevraagde bijdrage niet genoemd
gevraagde bijdrage niet genoemd
14
Samenwerking met NOVO Planning: juli 2003 Afgewezen
Bijlage 3. Voorbeelden beleid wonen, welzijn en zorg andere provincies Drenthe Provinciale Cofinancieringsregeling Woonzorgstimulering Middelen: € 150.000,00. Bijdrage € 25.000,00 per project die landelijk gehonoreerd zijn. Utrecht (BRU = samenwerkingsverband van gemeenten) Stimuleringsregeling Woonkwaliteit voor Doelgroepen Doel is het verbeteren van de woonkwaliteit voor doelgroepen door het realiseren van vernieuwende ideeën over wonen die van regionaal belang zijn. Middelen: € 3.500.000,00 voor de periode 2002-2004. Utrecht provincie Tijdelijke woonzorgstimuleringsverordening 2003 € 6.500,00 per woonruimte tot een maximum van € 422.500 per zorginfrastructuur. Subsidieplafond: € 3.915.000,00 (2003-2005). Zuid-Holland Zuid-Holland zet € 4,3 miljoen euro in voor een betere afstemming van wonen, welzijn en zorg. Het doel is ouderen en mensen met een handicap langer thuis te laten wonen. Regionale koepelorganisaties van ouderen en gehandicapten en regionale patiënten- en consumentenplatforms krijgen € 800.000,00 om eigen projecten te ontwikkelen. Gelderland Tijdelijke Subsidieregeling ontgroening en vergrijzing woonservicegebieden 2003 Subsidie: € 100.000,00 per woonserviceproject. Limburg Beleidsregel Wonen-Welzijn-Zorg 2003 Middelen: € 3,4 miljoen euro. Bijdrage per zorgwoning: € 5.000,00 Limburg wil o.a. 30 woonservicezones ontwikkelen in de Westelijke Mijnstreek. Brabant De Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg heeft recent de notitie Goede Zorg in Brabant 2003-2007 uitgebracht. Kern van de notitie vormt het plan om 200 kleinschalige woonzorgcircuits te ontwikkelen, gebaseerd op het STAGG-scenario, waarvan 70 in de periode 2003-2007. Overijssel Overijssel zet in de komende jaren € 2,3 miljoen euro in om in 10 gemeenten een Kulturhus (naar Zweeds voorbeeld) te realiseren. Een kulturhus is een soort multifunctioneel centrum plus en bevat de functies educatie, zorg, welzijn en cultuur. De ervaringen hebben geleerd dat het Kulturhus met name in landelijk gebied toekomst heeft en bijdraagt aan de sociale kwaliteit en leefbaarheid van kleine kernen. Noord-Holland Projectplan WonenPlus 2003-2005. € 350.000,00 per jaar. € 50.000,00 per WonenPlus-project. De provincie subsidieert ook gemeenten om als regievoerder tot een projectplan te komen (25% van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen) Meer weten? Ontwikkelingen op het terrein wonen, welzijn en zorg kunnen gevolgd worden op de volgende websites: www.kenniscentrumwonenzorg.nl (website van Aedes en Arcares) www.iwz.nl (website van innovatieprogramma welzijn en zorg).
15