A-PDF Merger DEMO : Purchase from www.A-PDF.com to remove the watermark
PERIODIEK TIJDSCHRIFT ZEven EN VIJFTIGSTE JAARGANG februari 2010-01
SPONSOREN:
Paling
eriek Uniek in gen
AQUACULTUUR IN NEDERLAND EN BELGIË
SPONSOREN:
eriek Uniek in gen
Periodiek tijdschrift Periodiek tijdschrift vijfenvijftigste jaargang zevenvijftigste jaargang no. 12 -- 2010 2008 no.
Omslagbeeld: De foto op de omslag laat een oude manier van desinfecteren zien. Het betreft een spiritusbrander, gebruikt met formaline, om in Nederland de TBC te bestrijden (jaren ‘50 en ‘60). Veel steden hadden hun “eigen” desinfectieunit, deze is afkomstig uit Apeldoorn. De inzet is een foto van een krachtige warmtevernevelaar, zoals anno 2008 nog steeds wordt gebruikt. Beide foto's zijn beschikbaar gesteld door Rob van Veldhuijzen, de auteur van Hoofdstuk 8.
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN: eriek Uniek in gen
ISSN ISSN 0417 0417--4631 4631
De DeStichting StichtingDiergeneeskundig DiergeneeskundigMemorandum, Memorandum, opgericht een zich onafhankelijke stichting opgerichtinin1953, 1953,isstelt ten doel aan dierenzonder winstoogmerk en stelt zich ten doel aan artsen in binnen- en buitenland voorlichting te geven dierenartsen in binnen- en voorlichting van wetenschappelijke enbuitenland commerciële aard op teveterinair geven van wetenschappelijke en commerciële gebied. aard op veterinair Ter uitvoering vangebied. haar doelstelling is zij uitgeefster Ter van “Diergeneeskundig haar doelstelling is Memorandum”. zij uitgeefster vanuitvoering het tijdschrift van het tijdschrift ,, Diergeneeskundig Memorandum” De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel De exploitatie van dit mogelijk gemaakt in tijdschrift Nederlandwordt, door: naast de abonnementen, financieel mogelijk B.V. gemaakt door : Alfasan Diergeneesmiddelen te Woerden. Alfasan Diergeneesmiddelen te Woerden en Intervet Nederland B.V. teB.V. Boxmeer Janssen Animal Health Benelux te Beerse VetZ B.V. te Sliedrecht Het Tijdschrift wordt gratis beschikbaar gesteld aan de praktiserende dierenartsen in Nederland, De abonnementsbijdrage Benelux wordt kunPostdoctorale veterinairevoor studenten in Utrecht jaarlijks automatische nen het geïnd tegen via een een kleine vergoedingincasso. verkrijgen bij Voor het buitenland wordt factuur verzonden. het Reductiebureau. Voor een anderen bestaat de mogeDe abonnementstarieven zijnde: kosten van een abonlijkheid zich te abonneren; Benelux : ex BTW 6%BTW incl. BTW nement bedragen: Automatische incasso € per 28,30 € 1,70 € 30,Voor Nederland € 28,00 jaargang. Factuur € 33,02 € 1,98 € 35,Voor het buitenland € 39,50 per jaargang. Buitenland : € 37,26 € 2,24 € 39,50 Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen worden besteld d.m.v. een overschrijving à €worden 11,50 besteld d.m.v. een betaling à € 15,onzevoor rekening per exemplaar voor Nederland of €op 14,00 het onder vermelding gewenste nummer. buitenland op eenvan vanhet onze rekeningen. Redactiecommissie Redactiecommissie: J.J.Goudswaard, Goudswaard,voorzitter voorzitter J.J.Schrooyen, Schrooyen,secretaris secretaris Mw. Diergeneesmiddelen) B.V.) Mw.A. A. Tolkamp Tolkamp (Alfasan (Alfasan Dierengeneesmiddelen Mw. C. de Mûelenaere (Janssen Animal Health BeneJ. Vernooij (Intervet Nederland) lux) J.R. van Dongen (VetZ) Redactieen Administratieadres: J.Halderheiweg Hulsen (Vetvice) 11, 5282 SN Boxtel tel.: 0411-676822 Redactieen Administratieadres: fax: 0411-671595 Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel e-m:
[email protected] tel.: 0411-676822 website: de-em.nl fax: 0411-671595 Rabobank Boxtel 1688.49.674 e-m: BIC
[email protected] RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74 website: de-em.nl Rabobank Verklaring:Boxtel 1688.49.674 BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABOgeen 0168aanspra8496 74 De Redactie en uitgeefster aanvaarden kelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het Verklaring: gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de De Redactie en in uitgeefster aanvaarden geenartikelen. aansprainhoud van de dit tijdschrift opgenomen kelijkheid voor schade,mag welkedirectverveelvoudigd of indirect- het Niets uit dit tijdschrift worden gevolg mocht zijn van gebleken en/of openbaar worden gemaaktonjuistheden door middel in vande inhoud van de in of ditop tijdschrift opgenomen artikelen. druk, microfilm welke andere wijze ook, Niets uitschriftelijke dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd zonder toestemming van de Redactie. en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, microfilm of Bloembergen op welke andere wijzebvook, zonder Opmaak en druk: Santee Nijmegen schriftelijke toestemming van de Redactie. Opmaak en druk: Leonard Nijmegen bv
Van de Redactie
Trouwe lezers van het Diergeneeskundig Memorandum weten, dat de Redactie streeft naar een zo groot mogelijke veelzijdigheid in de te behandelen onderwerpen. Deze optie kan wel eens diametraal staan ten opzichte van het aantal uitgaven dat per jaar mogelijk is. Desalniettemin bewijst zelfs een lijst van de meest recente nummers al, dat aan dit redactiebeleid toch goed wordt voldaan. Aandacht is in dit decennium besteed aan gezelschapsdieren: denk aan de nummers over de behandeling van ooglidafwijkingen, cardiovasculaire aandoeningen bij de hond, haematopoietische tumoren, huidaandoeningen bij de hond en de kat ( 2 delen), tandheelkunde, en meer. Maar ook kan gedacht worden aan landbouwhuisdieren en het paard: endocrinologie van het paard, varkensfokkerij, enz. Gespecialiseerde onderwerpen kwamen eveneens ruimschoots aan de orde: klinische immunologie, veterinaire toxicologie, reiniging en desinfectie, dierfysiotherapie. De uitgaven over “bijzondere huisdieren”, zoals het hangbuikzwijn, duivenziekten en de ezel waren altijd al een succes: het aantal aanvragen voor extra nummers was meestal zo groot, dat de secretaris van het DM al snel op de verzoeken moest aangeven, dat ze “ uitverkocht” waren. Het is al weer een flink aantal jaren geleden (in 2002), dat een Diergeneeskundig Memorandum gewijd werd aan de diagnostiek en therapie van siervissen. De auteurs (O. Haenen, P. Sondervan, E.Bruins en J. Van Weerd- de laatste drie auteurs zijn werkzaam bij Artis-), behandelden niet alleen bij aquariumvissen voorkomende ziekten en de diagnostiek daarvan, maar ook “zoötechnische aspecten“ met betrekking tot het houden van vissen. Extra nummers van deze uitgave zijn allang niet meer beschikbaar: de Redactie bezit nog 1 nummer... In 1984, nu dus ruim 25 jaar geleden,
verscheen overigens ook al een nummer over visziekten van de hand van Professor Frankenhuis en medewerkers (“Diagnose en therapie”): de toenmalige redactie was er kennelijk toen toch ook al van doordrongen, dat dierenartsen betrokken konden worden bij de diagnostiek en behandeling van zieke siervissen. In 1993 werd in de handleiding voor Bijzondere Dieren (jubileumuitgave) een hoofdstuk gepubliceerd over tropische aquariumvissen van de hand van Dhr. Lambrechts. Collega Werkman was in de afgelopen jaren auteur van een aantal zeer interessante en fraai geillustreerde artikelen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, die in gebundelde vorm ook beschikbaar zijn voor de in visziekten geïnteresseerde dierenarts. Ondanks deze, in het Nederlands verschenen, beschikbare literatuur, bleef één onderwerp, naar de mening van de Redactie, toch nog onderbelicht: de aquacultuur. Dit stond al diverse malen op de agenda (en dus op de wensenlijst van de Redactie), al direct nadat het “aquariumnummer” was uitgekomen. Gelet op het redactiebeleid, dat gestreefd moet worden naar een zo groot mogelijke verscheidenheid in de te publiceren nummers, kon echter niet op korte termijn aan deze wens gevolg gegeven worden. Het heeft al met al dus toch nog zo’n acht jaar geduurd voor een uitgave aan aquacultuur kon worden gewijd. Het was niet moeilijk om de auteurs te vinden voor dit artikel: Olga Haenen en Peter Werkman zijn bij de weinigen, die zich met recht specialisten op dit vakgebied kunnen noemen. De Redactie was derhalve zeer verheugd, dat zij tijd en energie wilden investeren in het schrijven van deze uitgave. Het toont hun inzet en betrokkenheid bij deze sector. Het is misschien ook wel goed, dat er wat meer tijd is verlopen tussen de uitgifte van het nummer over siervissen en deze uitgave over aquacultuur. Niet alleen in Nederland, maar overal ter wereld vertoont het kweken D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 1
van vissen, garnalen en molluscen in de laatste jaren een sterk stijgende lijn. Daar zijn meerdere argumenten voor te vinden: visproducten zijn gezond, iedereen is er van overtuigd dat de mens niet kan blijven overbevissen en milieu-aspecten spelen ook een rol. Het areaal voedselproducerend land raakt immers vol en uitbreiding is lastig (kap van oerwoud) en- af hankelijk van hun voeding- koudbloedigen zijn de meest efficiente levensvormen voor productie van dierlijk eiwit. Dit DM gaat hier ook op in en geeft voorts interessante oplossingen aan voor bijvoorbeeld afvalstoffen: o.a. combinatieteelt, zoals het samen telen van tomaten en het kweken van tilapia. Overigens wordt hier in tropische landen ook aandacht aan besteed:
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 2
men kweekt daar soms graskarpers in delen van rijstvelden. De vis leeft voornamelijk van het “onkruid” en de boer behoeft daarom minder onkruidverdelger aan te schaffen en te gebruiken. Voorts wordt aandacht besteed aan heel andere aspecten, die met het kweken van vissen te maken hebben: de (Europese) regelgeving, waterzuivering, voeding, gebruikte therapeutica en de wijze van toediening, etc. Iedere dierenarts, die ook maar zijdelings met dit vakgebied te maken heeft, kan zijn voordeel doen met de talloze wetenswaardigheden, die in dit nummer worden gepresenteerd; de prachtige foto’s dragen er toe bij, dat dit DM tot een unieke Nederlandstalige uitgave is geworden over aquacultuur in Nederland en Vlaanderen.
Inhoudsopgave Inleiding Organisaties Vissoorten
pag. 7 pag. 7 pag. 7
Aquacultuur in Nederland en Vlaanderen Recirculatiesysteem Combinatieteelten Hygiëne Sorteren Voeding a. Larvale voeding b. Productievoer c. Voerhoeveelheid Zagers Waterzuivering a. Meten b. Afvalstoffen
pag. 11 pag. 11 pag. 12 pag. 13 pag. 13 pag. 13 pag. 13 pag. 14 pag. 14 pag. 15 pag. 15 pag. 16 pag. 16
Regelgeving Hygiëne Veterinair Voor productie te houden vissoorten Vergunningen bij het opzetten van een visteeltbedrijf Handel en ziekte
pag. 18 pag. 18 pag. 18 pag. 18 pag. 18 pag. 18
Geneesmiddelen Logboek Gebruikte anti-bacteriële middelen Toedieningswijze Effecten van medicijnen Duurzaamheid en milieu
pag. 19 pag. 19 pag. 20 pag. 20 pag. 21 pag. 21
Aflevering en verwerking Afzwemmen Dodingsmethoden
pag. 21 pag. 21 pag. 21
Diagnostiek en behandeling van de meest voorkomende ziekten Parasieten Bacteriën Virussen
pag. 23 pag. 23 pag. 26 pag. 28
Ziekten per vissoort Paling Forel Karper Tilapia Afrikaanse meerval Zeebaars Tarbot en tong
pag. 31 pag. 31 pag. 33 pag. 34 pag. 35 pag. 35 pag. 35 pag. 36
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 3
Schaal- en weekdieren Schaaldierziekten Weekdieren Weekdierziekten
pag. 37 pag. 37 pag. 37 pag. 37
Slotbeschouwingen Alertheid Onderzoek Opleidingen Toekomst Contactpersonen
pag. 39 pag. 39 pag. 39 pag. 39 pag. 39 pag. 40
Aanbevolen literatuur
pag. 41
Nog te verkrijgen nummers
pag. 43
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 4
Surolan en Otoclean ®
®
Kampioenen in oorbescherming!
O T I T I S
E X T E R N A
BIJ
HOND
EN
K AT
Wist u dat polymyxine B en miconazole een synergetische werking hebben bij de afbraak van de bacteriecelwand? bij Gram-positieve én Gram-negatieve bacteriën geen inductie van plasmideresistentie
de beste keuze bij eerstelijnsbehandeling van otitis externa
de oorreiniger met beste ceruminolytische werking
SUROLAN® Oordruppels ter behandeling van oor- en huidinfecties bij honden en katten. Samenstelling: miconazolnitraat, prednisolonacetaat, polymixine B-sulfaat. Diersoorten: hond en kat. Indicaties: *otitis met name: bacteriële otitis veroorzaakt door Staphylococcus spp., Streptococcus spp., Pseudomonas spp. Escherichia coli; mycotischeotitis veroorzaakt door Microsporum spp., Trichophyton spp., Candida spp., Malassezia pachydermatis (Pityrosporum pachydermatis); veroorzaakt door Otodectes cynotis. *huidinfecties met name: bacteriële dermatitis veroorzaakt door Staphylococcus spp., Streptococcus spp., Pseudomonas spp. Escherichia coli; mycotische dermatitis veroorzaakt door Microsporum spp., Trichophyton spp., Candida spp., Malassezia pachydermatis. Dosering en wijze van toediening: Oren: na het reinigen van de gehoorgang, tweemaal per dag, enkele druppels Surolan in het oor aanbrengen. Om een goede verdeling van het preparaat te verkrijgen, dienen oor en gehoorgang goed gemasseerd te worden. Huid: tweemaal per dag worden enkele druppels Surolan op de letsels aangebracht en goed ingewreven. De behandeling moet zonder onderbreking gedurende enkele dagen na het verdwijnen van de symptomen voortgezet worden. In sommige gevallen kan een behandeling van 2 à 3 weken noodzakelijk zijn. De behandeling van Otodectes cynotis is 2 weken (zie indicaties). Contra-indicaties: geen. Bijwerkingen: geen. Registratienummer België: 2S78F12 - Nederland: REG NL 3153; UDA. OTOCLEAN® Oorreinigingsmiddel voor honden en katten. Samenstelling: Salicyzuur (2,32 mg), propyleenglycol, polyglycol, ethoxydiglycol, gereinigd water, glycerine, melkzuur, cucumis sativus, cetraria islandica, mimosa tenuiflora, oliezuur. Eigenschappen: OTOCLEAN ® bevat keratolytische, oorsmeer oplossende, verzachtende, hygiënische en hydraterende bestanddelen die het product buitengewoon geschikt maken voor de hygiëne en verzorging van de uitwendige gehoorgang van hond en kat, doordat het de gehoorgang vrijhoudt van vuil en oorsmeer. Dosering: Gebruik OTOCLEAN ® in beide gehoorgangen van de hond resp. kat. Breng voldoende aan, afhankelijk van de grootte van het dier: Bij grote dieren moet voor elk oor een flesje (5 ml) worden gebruikt. Bij middelgrote of kleine dieren kan de inhoud van een flesje over beide oren worden verdeeld. Voorzorgsmaatregelen: Uitsluitend voor uitwendig gebruik. Vermijd contact met de ogen. Bewaren beneden 30°C. Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter.
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 5
De Auteurs
Dr.Ir. O.L.M. Haenen CVI van Wageningen UR Postbus 65 8200 AB Lelystad Drs.Ing. P.J. Werkman Henegouwen 11 3831 AD Leusden
Olga Haenen In 1985 ben ik afgestudeerd aan Universiteit Wageningen in de richting Biologie, nivo organisme, specialisatie visteelt. Sindsdien ben ik werkzaam als onderzoeker bij het Centraal Veterinair Instituut van WUR te Lelystad, als hoofd van het Nationaal Referentie Laboratorium voor Vis- en Schelpdierziekten (dit laatste sinds 2000), dat voor heel Nederland fungeert als 2e lijns multidisciplinair diagnostisch laboratorium voor o.a. vis- en schelpdierkwekers, dierenartsen, dierentuinen en particulieren. In 1995 ben ik aan Wageningen UR gepromoveerd op de epidemiologie, pathogenese en pathobiologie van de parasitaire zwemblaasnematode Anguillicola crassus van paling. Mijn specialisaties betreffen o.a. ISO accreditatie op visziektenlaboratoria, bacteriële en virale paling- en karperziekten en contact zoönotische infecties uit vis, in diverse (inter)nationale onderzoeksprojecten. Daarnaast geef ik veel advies in woord en geschrift, o.a. aan vishouders, dierenartsen, de overheid, EU, EFSA en internationale adviescommissies. Ik ben sinds september 2009 lid van de Aquatic Animal Health Standards Commission van de O.I.E. te Parijs. Mijn interesse voor visziekten begon met fascinatie voor stekelbaarsjes en werd verder gevoed door de colleges in visteelt en door het visziektenpracticum dat Dr. R. Bootsma tijdens mijn studie gaf. Het is en blijft een geweldig leuke baan in een goed team, met nog zoveel braakliggend terrein qua onderzoeksvragen en -antwoorden. Peter Werkman Na het behalen van het diploma van de Hogere Landbouwschool in 1962 ben ik tot 1964 in Canada geweest. Eén jaar heb ik op diverse boerderijen gewerkt en het laatste jaar aan het Ontario Agricultural College in Guelph gestudeerd. Terug in Nederland ben ik met de studie diergeneeskunde begonnen en, na een onderbreking van twee jaar voor de militaire dienstplicht, in 1972 afgestudeerd. Na een jaar waarnemen in Wageningen kon ik in de grote gemengde groepspraktijk Amersfoort gaan werken. Vanaf 1978 ben ik gezelschapsdieren gaan behandelen en kreeg ook interesse in ziekten bij vissen. Extra kennis heb ik opgedaan door het bijwonen van meerdere buitenlandse vis congressen en het deelnemen aan cursussen over visziekten en aquacultuur. Vanaf 2009 behandel ik uitsluitend vissen, zowel kweekvissen voor consumptie als vissen van aquarium of vijver liefhebbers. Ik schrijf artikelen over problemen bij vissen, geef ook cursussen voor vishobbyisten en college aan studenten diergeneeskunde. Af en toe wordt ik in het buitenland om advies gevraagd en ik ben daarvoor in Malawi en Nigeria geweest en ga binnenkort naar India. In 2010 ben ik gekozen tot bestuurslid (Director at Large) van de World Aquatic Veterinary Medical Association en ben lid van de Fish Veterinary Society in Groot Brittannië. D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 6
Inleiding Naast rundvee, varkens, schapen, geiten en pluimvee worden in Nederland en België consumptievissen gehouden en gekweekt. Aquacultuur kan, mits het voldoet aan een aantal voorwaarden, een duurzaam alternatief en aanvulling zijn voor de visserij. In het begin van de jaren ’80 werd voor het eerst het kweken van vis op grotere schaal tot ontwikkeling gebracht. Dat gebeurde in bijvoorbeeld netkooien in koelwater van krachtcentrales en in bassins in schuren met waterzuivering, in plaats van vijvers. Maar omdat kweken op deze wijze toch te langzaam ging en ook niet op grote schaal kon worden uitgevoerd is men geleidelijk overgestapt op recirculatie systemen. Nu de vissen steeds schaarser worden heeft kweekvis de toekomst. En dan bij voorkeur vissen die het milieu niet belasten en waarbij tevens het welzijn van de vissen aandacht krijgt.
de Nederlandse Vereniging van Viskwekers (NeVeVi) en het Ministerie van LNV, om de ontwikkelingen binnen de sector te stimuleren. Internationaal zijn er ook tal van organisaties actief in de visteeltsector. In totaal wordt bij 61 bedrijven in Nederland ongeveer 9500 ton vis gekweekt, waarvan tarbot, tong, snoekbaars, barramundi en steur samen ongeveer 600 ton uitmaken. In de zomer van 2009 gingen een grote garnalenkwekerij door onjuist beleid en een barramundi kwekerij failliet. Forel wordt in een broedhuis gekweekt en daarna in buitenvijvers gehouden; de overige soorten blijven binnen in recirculatiesystemen met een biofilter. Forellen worden meestal als maatse vis geïmporteerd, met gezondheidscertificaat, en in forellenvijvers gehouden voor de hengelsport.
Wereldwijd wordt meer dan 55 miljoen ton vis geproduceerd (waarvan 10% schelpdieren) en dit is 49% van alle geconsumeerde vis. Aquacultuur is wereldwijd de snelst groeiende tak van voedselproducerende dieren in de afgelopen jaren. Organisaties Nationaal zijn er verschillende organisaties actief die onder andere de belangen van visproducenten behartigen, zoals het Productschap Vis,
[figuur 1] Forellenfarm in Zuid-Engeland (rondstroombekken)
Vissoorten De in Nederland gehouden vissen behoren tot de wat meer “luxe” soorten: Eind 2009 aantal bedrijven en tonnage Soort vis wildvang/afmest water Paling wildvang zoet/brak/zout Afr. meerval kweek/afmest zoet Tilapia kweek/afmest zoet/brak Forel kweek/afmest zoet/brak/zout Tarbot kweek/afmest brak/zout Tong kweek/afmest brak/zout Snoekbaars kweek/afmest zoet Barramundi kweek/afmest zoet/brak Steur kweek/afmest zoet/brak Garnalen kweek/afmest zout/zoet Claresse® kweek/afmest zoet
temp 25° C 25-30° C 28° C 15-20° C 25°C 25°C 15-20°C 25-31°C 15-21°C 30°C 25-30°C
bedrijven 19 5-6 0 5 2 1 3 0 1 0 2
jaarproductie < 3000 ton 1000 ton 0 ton 50 ton 210 ton 20 ton 130 ton
3000 ton
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 7
[figuur 2] Rustrek voor paling
[figuur 4] Tong
Omdat in Nederland weinig snel stromend schoon buitenwater is, worden weinig forellen gekweekt . Paling wordt als glasaal (die dan al ongeveer 3 jaar oud is sinds vertrek vanuit de paaigronden in de Sargasso zee) bij binnenzwemmen in riviermondingen van ondermeer de Gironde in Frankrijk en de Severn bij Bristol in Engeland gevangen. De naam zegt het al: de glasalen zijn doorzichtig. Paling is tot nu toe één van de weinige vissoorten waarbij kunstmatige voortplanting nog niet is gelukt. Door de afhankelijkheid van wilde glasaal bestaat een grote kans op insleep van ziekten van
buitenaf. Helaas is het aantal binnen zwemmende glasaal de laatste paar jaar drastisch verminderd, waardoor glasaal erg schaars en duur is: voor kwekers erg duur pootgoed om af te mesten. Door succesvolle voortplantingsexperimenten aan de WUR (Wageningen Universiteit Research Centrum) wordt de Afrikaanse meerval nu ook in Nederland gekweekt. De vissen kunnen goed worden gehouden in recirculatiesystemen. Alleen blijkt de reguliere vishandel niet erg geïnteresseerd in het product, zodat kwekers, naast export naar Duitsland en Frankrijk, ook lokaal restau-
[figuur 3] Afrikaanse meervallen D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 8
[figuur 5] Tilapia rants of koksscholen moeten zien te interesseren om hun product af te nemen. De Claresse® is de nieuwe naam voor een vis die verkregen is uit de kruising van twee meervalsoorten. Tong en tarbot zijn twee luxe platvissoorten die in zeewaterbassins in broedhuizen worden gekweekt met succesvolle vooruitzichten. Pangasius is een tropische meervalsoort en tilapia is een tropische cichlide. Beide soorten worden massaal in het verre oosten gekweekt. In Nederland probeert men deze als verse vis zonder residuen op de markt te brengen. De vanuit het buitenland aangevoerde vis is in de regel diepgevroren en dus niet vers te noemen. Echter, door de enorme aanvoer uit Zuid Oost Azië tegen woekerprijzen is het voor Nederlandse kwekers niet mogelijk, hiermee te kunnen concurreren. Kwekers van snoekbaars (een inheemse vis) en barramundi (ook Aziatische zeebaars genoemd) zijn sinds kort actief, in recirculatiesystemen in broedhuizen. Onderzoekers van Nederlandse universiteiten, hogescholen en instituten bestuderen ondermeer nieuwe vissoorten met betrekking tot de manier van houden, het gedrag en de juiste voeding. De visteelt in Nederland heeft het zwaar te verduren de laatste paar jaar. De voornaam-
ste oorzaken zijn de toegenomen concurrentie van importproducten, hoge kosten van bedrijfsvoering en gebrek aan ondernemerschap. De diepgevroren importproducten pangasius en tilapia filets worden als “verse” vis verkocht. Mogelijk dat de term “refreshed” zal moeten worden gebruikt voor deze niet verse producten. De prijs blijft bepalend voor de keuze van de consument. En met de huidige economische crisis kiest de consument eerder de goedkopere vissoorten. Ook duurzaamheid is voor de consument (nog) geen reden om een hogere prijs te betalen voor een kweekvis product. Een ander probleem blijkt de afzet naar de supermarkten te zijn vanwege de eisen waaraan een levering moet voldoen. Men eist regelmaat van aanvoer van een aantal vissen. Niet iedere viskweker kan hier aan voldoen en daardoor worden zij gedwongen eigen afnemers te vinden bij plaatselijke vishandelaren en restaurants. Eigen verkoop en distributie zijn duur. Om een economisch positief resultaat te halen moet gelet worden op kostenbesparing, maar zeker ook op een goede aansluiting van de productie bij de marktvraag. Vlaanderen telt slechts een handvol bedrijven die zich bezig houdt met aquacultuur. Er zijn bedrijven die specifiek- of in combinatie met anderen- activiteiten met paling, karper, forel, kaviaar, meerval, oesters en mosselen ontwikkelen. De laatste jaren is er een toenemende belangstelling voor aquacultuur en de overheid stimuleert dit ondermeer via subsidiepolitiek. Aquacultuur in Vlaanderen is een zeer marginale sector. Ondanks veel en duur onderzoekswerk en het subsidie ondersteuningsbeleid vanuit de Vlaamse en Europese overheid slaagt deze sector er niet in echt van de grond te komen. De Vlaamse aquacultuur bedraagt een paar honderd ton.
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 9
Uw nieuwe aanspreekpartner voor diergeneeskundige informatietechnologie in Nederland Geïntegreerd praktijkmanagement, digitale beeldverwerking en digitale röntgen: advies, installatie en service – alles onder een noemer.
Vanaf nu hebben Nederlandse dierenartspraktijken en dierenklinieken een nieuwe aanspreekpartner wat betreft oplossingen aangaande IT-problemen: VetZ BV. De nieuw opgerichte dochteronderneming van de Duitse VetZ GmbH in Sliedrecht begeleidt dierenartsen en managers betrouwbaar en competent wat betreft praktijkmanagement, digitale beeldverwerking en digitale röntgen. Van concept tot toepassing. Al meer dan 15 jaar behoort VetZ tot de leidende aanbieders van informatietechnologieën in de diergeneeskunde. Wat in 1990 als idee begon, is vandaag de dag een van de succesvolste en meest toonaangevende concepten in de diergeneeskunde: efficiënt praktijkmanagement, digitale beeldverwerking, digitale röntgen, innovatieve webtoepassingen en vakkundig advies. Alles in een. Perfect met elkaar verbonden. VetZ begeleidt dierenartspraktijken, dierenklinieken en hoge scholen in heel Europa. Met Johan Richard van Dongen, directeur van de nieuwe VetZ BV, nu ook in Nederland. Als zoon van een dierenarts en praktijkmanager kent hij de behoeften van de Nederlandse dierenartsen uit eigen ervaring en hij weet precies waar het om draait: „Wat mij het meeste aanspreekt in VetZ is het professionele niveau en de uiterste precisie waarmee gewerkt wordt. De hoge mate van toewijding van het team achter VetZ aan het bedrijf en haar producten, vormt elke dag weer een inspiratiebron.
De naadloze integratie van al de diagnostische apparatuur in de dierenkliniek, van digitale röntgensystemen tot bloedcomputers en van echo tot endoscoop, is zeer indrukwekkend en geeft een unieke ervaring. Niet tevreden zijn met ‘goed genoeg’, maar verder ontwikkelen tot een perfect product en de bijbehorende perfecte service naar de klant, is het hoofduitgangspunt waarmee gewerkt wordt binnen VetZ.” Kom meer te weten over VetZ BV! Bel ons op wanneer u vragen heeft over onze producten of diensten of meer over geïntegreerd praktijkmanagement en geoptimaliseerde processen wilt weten! Wij verheugen ons op uw telefoontje!
D.M. 57e jaargang - 58 No.• 13361 blz.VT 10Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 •
[email protected] • www.myvetz.nl VetZ BV • Middeldiepstraat
Aquacultuur in Nederland en Vlaanderen De voordelen van aquacultuur in Nederland en Vlaanderen ten opzichte van landen met een warmer klimaat zijn: - veel kennis en kunde bij viskwekers aanwezig - goede technieken om vissen te houden - goede materialen beschikbaar - goede filtertechnieken - goede infrastructuur - levering het hele jaar door - weinig ziekte-introductie vanwege het gesloten systeem - minder kans op ontsnappen van vissen
bacteriën worden de (giftige) afvalstoffen ammoniak en nitriet omgezet in nitraat dat minder schadelijk is. Ongeveer een derde van de ruimte van een kwekerij wordt ingenomen door de water zuivering.
Nadelen van aquacultuur in Nederland en Vlaanderen zijn: - dure energie - dure arbeid - dure grond - dure gebouwen - te koud voor teelten buiten Recirculatiesysteem De meeste vissoorten worden binnenshuis gehouden in zogenaamde recirculatie systemen omdat het klimaat te koud is voor een snelle groei van vis in buitenvijvers. Voordelen zijn de onafhankelijkheid van invloeden van het weer, overstromingen, droogte (water tekort), predatoren en de lagere kans op insleep van parasieten en andere visziekten vanuit het buitenwater. Ook kan men in recirculatie systemen de waterkwaliteit reguleren, hoeft men nauwelijks bij te verwarmen en is de kans, dat vissen ontsnappen naar het buitenwater, praktisch nihil. Deze manier van viskweek zorgt voor minder milieu vervuiling. Hier staat tegenover dat de investeringskosten hoog zijn. Een recirculatiesysteem bestaat uit meerdere ronde of rechthoekige betonnen of kunststof bassins met water. Een voordeel van een rond bassin is dat het in hoge mate zelf reinigend is, een nadeel is dat er meer oppervlakte voor nodig is. De bassins zijn vaak gekoppeld en het water uit de bassins wordt over een mechanisch en een biologisch filter gepompt om zo de afvalstoffen van de vissen te verwijderen. Door in het biologische filter aanwezige
[figuur 6] Drumfilter bij Tilapia kwekerij Het is een absolute voorwaarde voor succes dat de waterkwaliteit goed wordt gehouden. Plotselinge stroomuitval, filterverstopping of niet werkende pompen kunnen binnen enkele uren grote uitval en sterfte bij de vissen veroorzaken. Veel parameters worden gecontroleerd door middel van computers en automatische alar-
[figuur 7] Tilapia in recirculatie systeem met voederautomaten D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 11
[figuur 8] Tilapia in recirculatie systeem met pendel voederautomaat mering per telefoon, zoals bij voorbeeld het waterniveau, de watertoevoer, de temperatuur, het zuurstofgehalte, uitval van stroom en uitval van de lucht- of zuurstofvoorziening. De naam recirculatie zegt het al: veel van het gebruikte water wordt na reiniging opnieuw gebruikt. Hierdoor zijn de kosten voor verwarming en water laag. Kwekerijen proberen energiezuinig te zijn. Toch moet regelmatig een deel van het water worden aangevuld of ververst en dus ook opnieuw worden verwarmd. De watertemperatuur, waarbij paling en Afrikaanse meerval vaak worden gehouden, ligt tussen 23 en 26°C. De meeste gehouden vissoorten kunnen binnenshuis worden gekweekt en daardoor is wildvang niet meer nodig. Voor paling lukt kweek (nog) niet en is men aangewezen op het vangen van glasaal. De kans op insleep van ziekten en parasieten is hierdoor aanwezig. De glasaal wordt bij binnenkomst nauwkeurig onderzocht op afwijkingen en in een apart recirculatiesysteem gehouden. Glasaal is nog geen volledig ontwikkelde paling en moet wennen aan een geheel nieuwe omgeving en nieuw voedsel. Pas als de glasaal gepigmenteerd is komt het immuunsysteem tot ontwikkeling. Met kabeljauwkuit en speciaal glasaalvoer wordt geprobeerd de paling aan het eten te krijgen. Als de vissen ongeveer 1 gram wegen worden ze overgezet naar een pootaal bak. Hierin verblijven ze tot een D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 12
gewicht van 10-15 gram, waarna ze naar het afmest systeem verhuizen. Binnen 12-18 maanden groeit de aal van glasaal naar consumptieaal van ongeveer 150 gram. In de natuur duurt het 3-4 jaar voordat een dergelijk gewicht wordt bereikt. Een nadeel bij veel palingmesterijen is dat naast het glasaalsysteem meestal slechts één biofilter systeem voor meerdere afmest bassins (6-20) aanwezig is. Wanneer een ziekte uitbreekt bij paling van bijvoorbeeld 50 gram is het onmogelijk om alleen de bassins met de zieke vissen te behandelen omdat een geneesmiddel in het water ook naar de andere bassins gaat. Een ander nadeel is dat de vissen een verschillende groeisnelheid hebben, waardoor sommige dieren na selectie snel naar andere bassins gaan, terwijl de langzame groeiers erg lang achter kunnen blijven. Er is geen all-in, all-out systeem mogelijk. Daardoor is niet meer na te gaan welke vissen nog een restant geneesmiddel bij zich kunnen hebben en welke niet, tenzij een residu test wordt uitgevoerd vòòr de aflevering. Combinatieteelten Er zijn proeven gedaan met een combinatie van visteelt en andere teelten. Eén bedrijf
[figuur 9] Tilapia onder tomaten
[figuur 10] Tilapia onder net onder tomaten kweekt tilapia onder tomaten. Het water van de vissen wordt na toediening van bepaalde meststoffen als hydrocultuur voor de tomaten gebruikt. Een voordeel is dat tilapia en tomaat een zelfde optimum groeitemperatuur hebben. Hygiëne De overdracht van ziekten kan zowel horizontaal als verticaal verlopen. Bij een verticale besmetting wordt een ziekte overgedragen van een ouderdier op de nakomelingen. Ook met goede hygiëne maatregelen is deze overdracht niet te voorkomen. Horizontale besmetting is de meest voorkomende vorm van besmetting en zo kan een ziekte via het water, de vissen, netten, laarzen en ander materiaal van de ene vis naar de andere en van het ene systeem naar het andere worden overgedragen. Om dit te voorkomen is een goede hygiëne uiterst belangrijk. Desinfectie van schoeisel, netten en ander gebruikt materiaal is bij voorbeeld mogelijk met Halamid®. Sorteren Het verschil in grootte tussen vissen onderling is een probleem binnen de productie. Concurrentie tussen de dieren kan een probleem vormen als de kleinere vissen niet bij het voer kunnen komen, daardoor achterblijven in groei, en dan soms zelf kunnen worden opgegeten (kannibalisme). Hiervoor is regelmatig sorteren van de vissen noodzakelijk. Sorteren kan met de hand of met sorteermachines gebeuren. Dit geeft stress en huidbeschadigingen bij de vis, die een basis kunnen vormen voor ziekte.
Voeding Een belangrijk aspect van voer is de levering van energie voor groei. De keuze van het voer hangt sterk af van het productiedoel en het levensstadium waarin de vis zich bevindt. De commerciële voederindustrie heeft tal van visvoeders ontwikkeld. Er is voer voor vislarven, jonge vissen en volwassen dieren. Larven en jonge vissen hebben extra supplementen nodig voor optimale groei en ontwikkeling. Smaak en reuk van het voer, evenals de grootte en vorm van de pellets, spelen een rol. Sommige pellets zinken, andere blijven tijdelijk drijven. De meeste vissoorten hebben in de larvale startfase levend voer nodig. Dit bestaat
[figuur 11] Machinaal paling sorteren op een palingkwekerij meestal uit Artemia (pekelkreeftjes) en bij zoutwater soorten ook kleinere rotifera (raderdiertjes). Na verloop van tijd wordt geleidelijk overgegaan op droogvoer. A. Larvale voeding Nadat vislarven uit het ei gekomen zijn wordt meestal pas na een paar dagen met de voeding gestart, vaak levend voer. Tot die tijd teren de larven op de dooierzak. Tijdens de larvale groei wordt de basisstructuur voor de vis verder vastgelegd en is de groeisnelheid hoog. Een goed startvoer is dus belangrijk. Het produceren van een pellet startvoer is moeilijk omdat de vislarven heel klein en kwetsbaar zijn en langzaam zwemmen. Verdeling van het voer over het wateroppervlak is belangrijk. Daarbij komt dat larven soms kannibalistisch zijn en het lastig is om ze droogvoer te laten opnemen. D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 13
deze bestanddelen te verminderen wordt gezocht naar vervangende plantaardige eiwitten, voor een voeder met b.v. 80% plantaardige en 20% dierlijke bestanddelen. Vooral een aantal vissoorten die omnivoor of herbivoor zijn (karpers, tilapia) is een plantaardig voer mogelijk. Voor carnivore (of piscivore) soorten als paling, forel, tong en tarbot moet nog steeds een deel dierlijk eiwit in het voer aanwezig zijn. Vitamine C-deficiëntie veroorzaakt vooral bij jonge vis irreversibele kraakbeenvergroeiingen. [figuur 12] Paling bij een voeder automaat B. Productievoer Voor de meeste gekweekte vissoorten is een apart voer ontwikkeld. De samenstelling en grootte van de pellets, staafjes of bolletjes verschilt per gewichtsklasse en het productiestadium. Als richtlijn bevat productievoer ongeveer 40-50% eiwit, 10-15% vetten, 20-25% stikstofvrije component, 10-12% as en 1-2% ruwe celstof. Daarbij worden ook vitamines en soms smaakstoffen en kleurstoffen toegevoegd. Vis wordt voor een deel gevoerd met voer dat vismeel en visolie bevat. Om het gebruik van
[figuur 12] Hongerige bek van een koi D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 14
[figuur 14] Forel met vitamine C-deficiëntie: irreversibele kraakbeenvergroeiingen. C. Voerhoeveelheid Het voerniveau wordt uitgedrukt als percentage dagelijks gevoerd voer ten opzichte van het visgewicht. Zo kan een voedingtabel worden samengesteld. Meestal daalt het percentage voer bij een stijgende visgewichtsklasse. Jonge vis wordt vaak ad libitum gevoerd, waarna het voerpercentage van ongeveer 10% tot bijna 1% daalt, afhankelijk van de vissoort en de kweektemperatuur, omdat bij hogere temperaturen de groei meestal groter is. Het doel van de productie van vissen is groei. De voederconversie bij vissen is relatief laag ten opzichte van andere productiedieren en kan in het geval van de Afrikaanse meerval zelfs bijna 1 zijn. Voor jonge vissen worden voederconversies van minder dan 1 gemeten, omdat een groot deel van de groei bestaat uit water. Voer kan met de hand worden gegeven, maar
het kan ook automatisch met een pendel automaat, een voerbandje en een voerkanon. Bij een pendelautomaat bewegen de vissen een in het water hangende staaf (pendel) die vast zit aan een plateau waarop voer ligt, in een silo. Door de beweging glijdt voer in het water. Een voordeel is dat alleen voer in het water komt wanneer de vissen daadwerkelijk willen eten. Een nadeel is dat sterkere vissen beter bij de pendel kunnen dan kleinere vissen. Een voerbandje heeft vaak een tijdklok waardoor op bepaalde tijden het bandje gaat lopen en voer in het water valt. Bijzonder belangrijk is om goed toe te zien dat de vissen al het voer opeten. Voer is duur en daarbij zorgt niet opgegeten voer snel voor watervervuiling. Zagers Zagers of zeeduizendpoten zijn bij hengelsportliefhebbers goed bekend als aas. Minder bekend is dat ze ook worden gebruikt als voerbestanddeel voor kweekvis. Een Zeeuws bedrijf levert onder meer aan kwekerijen in Vietnam, maar ook aan forelen zalmkwekerijen in Wales en Schotland, via een eigen fabriek in Wales. Dit is een goede ontwikkeling voor de toekomst, omdat er wereldwijd een groot tekort aan vismeel en visolie aan het ontstaan is voor de productie van visvoer. Op deze wijze wordt getracht om een vismeelvrij zalm- en forelvoer te produceren. De zagers worden in grote buitenvijvers gekweekt. Water uit de Oosterschelde wordt opgepompt en continu gefilterd en over de bassins verdeeld. De vijvers hebben een bodem van folie met daarop zeezand. De zagers leven in het zand en worden met kleine pellets gevoerd. Waterzuivering Om het zwemwater vrij te maken van afvalstoffen, die door de vissen worden geproduceerd of van restanten voer, worden filterinstallaties gebruikt. Allereerst wordt het water uit de bassins naar een borstel- of zeeffilter geleid waar de grove delen worden verwijderd. Vervolgens vindt sedimentatie plaats van vaste bestanddelen. Daarna wordt het water over een groot aantal bioringen gepompt waarop zich nitrificerende bacteriën
hebben afgezet, behalve bij moving bed filters. Bioringen zijn poreuze ringen van plastic of andere stoffen met een groot aanhechtingsoppervlak voor bacteriën. De voornaamste afvalstof is ammoniak dat voor ongeveer 95% via de kieuwen wordt uitgescheiden. Ammoniak wordt met zuurstof en Nitrosomas bacteriën omgezet in nitriet. Ammoniak is in evenwicht met het niet giftige ammonium (NH4+) . Dit evenwicht is afhankelijk van de pH en de temperatuur. Bij een hoge pH en een hoge temperatuur wordt meer ammoniak dan ammonium gevormd. Nitriet wordt met zuurstof en Nitrobacter bacteriën omgezet in nitraat. Ammoniak en nitriet zijn giftig voor vissen en behoren niet meer aanwezig te zijn in het schone water dat terugkomt uit het biofilter. Ammoniak zorgt voor irritatie van de huid en kieuwen en veroorzaakt extra slijmvorming en bloedingen in huid, kieuwen en vinnen. Vissen raken onder stress en proberen te schuren en weg te komen uit het water. Tenslotte kan sterfte optreden bij 0.2-0.5 mg/liter. Nitriet verdringt zuurstof van de hemoglobine waardoor methemoglobine ontstaat, dat bloed een bruine kleur geeft. Ook hier extra slijmvorming en irritatie van de vissen. Bij 10-20 mg/liter gaan vissen dood. Bij voorkeur hoort noch ammoniak noch nitriet in het water uit het biofilter aantoonbaar te zijn. Nitraat is veel minder giftig en wordt deels omgezet in stikstof dat verdwijnt uit het water en via waterverversing. Nitrificatie is een ingewikkeld proces waarbij ondermeer de watertemperatuur, de pH, het zuurstofgehalte,
[figuur 15] Bioringen voor bacterie aanhechting D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 15
[figuur 16 en 17] Afrikaanse meerval met rode vinnen als gevolg van een verhoogd nitriet gehalte de voersoort en hoeveelheid en de hardheid van het water invloed op het verloop hebben. Onder invloed van de nitrificatie en koolzuurproductie daalt de pH en verzuurt het water. Verzuring is een gevolg van bacteriële omzetting van ammonium (NH4+) in het filter via nitriet naar nitraat. Door het toevoegen van een buffer als calciumcarbonaat wordt het vermogen van het water, om de pH gelijk te houden, bevorderd. De hoeveelheid calciumcarbonaat, die moet worden toegevoegd, wordt mede bepaald door de hoeveelheid voer. Het schone water wordt teruggepompt naar de bassins. Om de afvalstoffen in de lucht af te voeren uit een visteelt broedhuis (koolzuurgas, ammoniak, stikstofgas, o.a.) is een goede ventilatie van essentieel belang. A. Meten De kleur en de helderheid van het water zeggen niets over de kwaliteit. Daarom is het regelmatig meten van de pH, de temperatuur, het zuurstofgehalte ( minimaal 6 mg/liter, iets lager bij meervallen), het ammoniak gehalte (0 mg/liter), nitriet gehalte (0 mg/liter) en nitraatgehalte (maximaal 20 mg/liter) erg belangrijk. Voorbeeld: Systeem voor palingteelt De normale onderdelen van een palingmest systeem bestaan uit vistanks of bassins, een mechanisch filter, pomptank reservoirs, een
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 16
biologisch filter, een ontgassings eenheid voor het verwijderen van koolzuurgas, een zuurstofkolom en UV-licht. Zuivering door middel van ultra violet licht wordt gebruikt om micro-organismen te doden. Eventueel kan een denitrificatie systeem, waarbij nitraat onder zuurstofarme omstandigheden wordt omgezet in stikstofgas, worden gebruikt. In meer uitgebreide systemen kan, afhankelijk van de lozingskosten, ook defosfatering en/of flocculatie-technologie worden geïntegreerd. In systemen met de meest uitgebreide waterbehandeling kan de waterafvoer naar het milieu beperkt worden tot 100 liter per kg voer. Mogelijk kan dit in de toekomst nog minder worden. B. Afvalstoffen Bij visteelt in een recirculatiesysteem is de vuilproductie ten opzichte van een conventioneel systeem sterk geconcentreerd. Er vindt lozing plaats van met name nitraat en afvoer van organische stof. De samenstelling en de hoeveelheid van het te lozen effluent hangen in grote mate af van het gebruikte filtersysteem en het management. Aanleg van een slibput of slibvijver, die regelmatig worden geleegd met een overloop op het riool, is soms wenselijk. Lozen van afval behoeft vaak een gemeentelijke vergunning, afhankelijk van de hoeveelheid vervuiling/ biomassa.
XDR2 - De familie is compleet!
(1.280 x 1.024) • volwaardig toetsenbord met touch- of balpad • trolley handvat en draagband • geïntegreerd PACS en Image Processing Software • leverbaar in alle kleuren met individueel praktijklogo
Detector: 25 cm x 30 cm actief bereik • 2.040 x 2.520 pixel (5.14 megapixel) • 0,127 mm pixelgrootte 3,9 lijnparen per mm • Casium-Jodide (CsI:TI) scintillator • minder geruis • hogere kwantum effectiviteit • hogere gevoeligheid • revolutionaire Image Processing D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 17
VetZ BV • Middeldiepstraat 58 • 3361 VT Sliedrecht • Telefoon: +31 (0)184 820201 •
[email protected] • www.myvetz.nl
Gestaltung: RpunktDESIGN Werbeagentur GmbH
XDR2-K: 45 cm x 50 cm x 26 cm (B x H x D) • 18 kg totaalgewicht • 19” capatief touchscreen
Regelgeving Hierbij enkele kernpunten uit de wet- en regelgeving met betrekking tot visteeltbedrijven. De Nederlandse visteeltsector is een relatief nieuwe bedrijfstak, waar nog weinig wet- en regelgeving voor bestaat. Het beleid op Europees niveau staat in een aantal richtlijnen, verordeningen en beschikkingen weergegeven. Deze worden of zijn omgezet in nationale regelgeving of zijn rechtstreeks geldend binnen de EU. Daarbij speelt het Ministerie van LNV een cruciale rol, met name de Veterinaire Dienst, Directie Visserij en VWA. Meer informatie over Europese besluiten is te vinden op de website ec.europa.eu/aoz. Hygiëne Voedselveiligheid wordt gegarandeerd door hygiënevoorschriften en regelingen op sanitair gebied. Veterinair Op veterinair gebied is relatief veel vastgelegd in wet- en regelgeving. De import van vissen (en tevens eieren en gameten hiervan) en het op de markt brengen van aquacultuur producten is gereguleerd in Europese beschikkingen en richtlijnen. Ook melding en bestrijding van ernstige ziekten in aquacultuur dieren worden in veterinaire voorschriften verwoord. Europese regelgeving over medicijngebruik in de viskweek is in Nederlandse en Belgische wetgeving geïmplementeerd. Voor productie te houden vissoorten Om welzijnsredenen mogen in Nederland en België niet alle vissoorten worden gehouden voor productiedoeleinden. Welke soorten toegestaan zijn en de procedures voor nieuw toe te laten vissoorten is in nationale regelgeving vastgelegd. Vergunningen bij het opzetten van een visteeltbedrijf Bij het opzetten van een visteeltbedrijf in Nederland moet rekening worden gehouden met provinciale en gemeentelijke wet- en D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 18
regelgeving over zaken als bestemmingsplannen, afvalwater en vergunningen. Handel en ziekte De handel in levende vis en visproducten wordt geregeld in de Europese Aquacultuur richtlijn 2006/88/EC. Hierin staan artikelen gewijd aan registratie en vergunning van aquacultuur bedrijven, hygiëne, preventie van ziekten, certificering, het veilig in de handel brengen van aquacultuur dieren en – producten, zowel binnen als buiten de EU, regels ten aanzien van wilde vis en siervis, meldplicht van aangifteplichtige ziekten met de betreffende ziektenlijst, bestrijding van ziekten, verkrijgen van een ziektevrije status, zonering van landen en bedrijven qua gezondheidsstatus en eisen aan nationale referentielaboratoria (voor Nederland CVI van WUR te Lelystad, en voor België NRL voor visziekten te Marloie), en de EU referentielaboratoria voor visziekten (Denemarken) en schelpdierziekten (Frankrijk) o.a.. Daarbij worden bij de indeling naar gezondheidsstatus vijf categorieën gebruikt: 1. ziektevrij, 2. bedrijf met bewakingsprogramma, 3. onbepaald (voor zover bekend niet besmet maar niet onderworpen aan een programma om de ziektevrije status te bereiken), 4. bedrijf met uitroeiingsprogramma ten aanzien van de ziekte en 5. besmet bedrijf. In landen als Denemarken en Noorwegen heeft men veel ervaring met effectieve uitroeiings- en desinfectieprogramma’s in geval van ziekteuitbraken op visteeltbedrijven. Risk assessment is daarbij van belang. Er zijn richtlijnen bekend bij de overheden, in hun rampenplannen/contingency plans, volgens de 2006/88/EG regelgeving. Op de OIE site is achtergrondinfo te vinden (www.oie.int). Meer informatie over de richtlijn, de lijsten van aangifteplichtige aquacultuurziekten en de aanverwante regelgeving is te vinden op: http://ec.europa.eu/food/animal/liveanimals/aquaculture/index_en.htm
Geneesmiddelen Het Productschap Vis heeft een protocol voor het gebruik van diergeneesmiddelen opgenomen in de gedragscode voor viskwekers in Nederland. Er is afgesproken met het ministerie van LNV dit protocol te hanteren totdat de Europese richtlijn 2004/28/EG voor diergeneesmiddelen wetgeving volledig in de Nederlandse wetgeving is ingepast. Richtlijn 2004/28/EG heeft als doel het waarborgen van de volksgezondheid en het welzijn van de dieren. Zie voor 2004/28/EG de link: http://eur-lex.europa.eu/Result.do?T1=V1 &T2=2004&T3=28&RechType=RECH_ naturel&Submit=Zoeken De afzonderlijke lidstaten dienen zelf de richtlijn in de wetgeving aan te passen. De gedragscode van het Productschap Vis richt zich onder andere op het voorkomen en adequaat bestrijden van visziekten. Daarnaast benadrukt de code dat maatregelen genomen dienen te worden om ongewenste residuen in de vis te voorkomen en schadelijke effecten op het ecosysteem te minimaliseren. In het protocol staat hoe viskwekers om dienen te gaan met het gebruik van diergeneesmiddelen in de viskweek. Indien maatregelen, zoals bij voorbeeld het verversen van water, ontoereikend zijn om de ziekte te bestrijden, moet een (gespecialiseerde) dierenarts geraadpleegd worden. Als de dierenarts een behandeling noodzakelijk acht, mag hij/zij diergeneesmiddelen voorschrijven. Bij voorkeur worden middelen voorgeschreven die zijn beschreven in bijlage 2 van de gedragscode. In het geval van antibiotica wordt voor een effectieve genezing bij voorkeur gekozen op basis van een antibiogram tegen de vispathogene bacterie. Antibiogram en bacterietypering worden door het CVI uitgevoerd, maar het antibiogram kan soms ook door een dierenartsenpraktijk zelf worden bepaald. Bij gebruik van enig middel dient, zowel bij de dierenartsenpraktijk, als bij de viskweker een logboek (zoals weergegeven in bijlage 3 van de gedragscode) nauwkeurig te worden bijgehouden. Wanneer vissen met een
gewicht van meer dan 5 gram zijn behandeld moeten deze, alvorens ze voor consumptie aan te bieden, worden getest op de aanwezigheid van eventuele residuen. Voor consumptievissen zijn in Nederland geen geregistreerde geneesmiddelen verkrijgbaar. Gezien de geringe omvang van de aquacultuur sector zullen in de nabije toekomst geen geneesmiddelen voor vissen worden geregistreerd. In de praktijk wil men het gebruik van geneesmiddelen en bestrijdingsmiddelen tegen parasieten zo veel mogelijk beperken, in verband met het voorkomen van residuen in visvlees en vanwege de kosten. Een vrij te gebruiken middel in zoet water is jodium vrij zout (1-5 gram per liter). Het remt de groei van parasieten, schimmels en bacteriën. Ook wordt het gebruikt om het effect van een te hoog nitriet gehalte te verminderen. Echter, het is niet aan te raden om permanent zout aan het systeem toe te voegen. Gebruik zout als goed en goedkoop geneesmiddel zonder residu vorming. Een ander vrij toe te passen middel is formaline of formaldehyde oplossing 36% (10-20 ml op 1000 liter water gedurende 48 uur). Dit wordt gebruikt tegen ééncellige parasieten en huid- en kieuwwormen. Voorzichtigheid is geboden bij vissen met kieuwproblemen, omdat formaline zuurstof onttrekt aan het water. Controleer altijd de kieuwen voordat een behandeling wordt ingesteld. Bij zacht water met een hoge temperatuur en een lage pH is formaline meer toxisch. Niet gebruiken onder 10 en boven 26°C en niet samen met zout. Bij gebruik altijd extra beluchten. Met meer zoötechnische maatregelen zoals waterverversing, een variërende zuurgraad, een aangepaste watertemperatuur en een verlaging van de visdichtheid probeert men de leefomstandigheden van de vissen zo optimaal mogelijk te maken om de kans op een ziekte uitbraak zo klein mogelijk te maken. Logboek De volgende gegevens moeten door de dierenarts worden genoteerd bij een behandeling D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 19
in het logboek van de viskweker en die van de dierenarts: - Naam van het middel, reg.NL en batchnummer - Datum van toediening - Gebruikte hoeveelheid - Afdeling en bassin nummers van de behandelde dieren - Aantal of kilogrammen behandelde dieren - Einde wachttijd na laatste toediening - Naam van de behandelend dierenarts - Leverancier van het geneesmiddel Als algemene regel wordt aangehouden slechts vis van minder dan 5 gram te behandelen met antibiotica. Bij gebruik van een medicament moet een wachttermijn van MINIMAAL 500 daggraden worden aangehouden, tenzij voor dezelfde vissoort in een andere Europese lidstaat een andere wachttermijn is vastgesteld. Daggraden is het product van de watertemperatuur en het aantal dagen niet leveren. Dus bij een temperatuur van 25 graden moet een wachttermijn van 20 dagen worden aangehouden. Bij een temperatuur van 10 graden 50 dagen (MINIMAAL!). Van paling is verder bekend dat zij geneesmiddelen veel langer vasthouden dan andere vissoorten, waarschijnlijk in het vet; dus hierbij is een langere wachttermijn nodig. Gebruikte anti-bacteriële middelen (doseringen voor pure stof) - OXYTETRACYCLINE In water: alleen tegen uitwendige bacteriële infecties; 20 mg/l voor 24 uur In voer: 50-80 mg/kg vis/dag voor 7-10 dagen - OXOLINEZUUR (weinig gebruikt) In water: 25 mg/l voor 3 uur In voer: 3-12 mg/kg vis/dag voor 7-10 dagen (12 mg/kg/dag in zout water) - FLUMEQUINE In water: 10-25 mg/l voor 3 uur In voer: 6-10 mg/kg vis/dag voor 7-10 dagen - TRIMETHOPRIM SULFADIAZINE (80:400) In water: 20 mg/l voor 12 uur In voer: 30-75 mg/kg vis/dag voor 5-7 dagen D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 20
N.B. Bij gebruik in water: biologisch filter kortsluiten! Toedieningswijze 1. Lokaal zalf aanbrengen op een ontstoken wond nadat deze eerst is schoongemaakt met bij voorbeeld waterstof peroxide 3%. 2. Injectie met een antibioticum intra-musculair net achter de borstvin of intra-peritoneaal net boven en voor de anus. Methoden 1 en 2 worden veelal gebruikt voor individuele grote vissen, zoals ouderdieren of grote siervissen. 3. In water als kortdurend bad: minuten tot enkele uren, of een lang werkend of permanent bad van meerdere dagen voor een behandeling tegen uitwendige parasieten of uitwendige bacteriële infecties. Een hoge concentratie wordt kort toegepast, terwijl een lagere concentratie langer wordt gebruikt. Let op: in zacht water, bij een lage pH en hoge temperatuur zijn veel stoffen meer toxisch dan normaal, bij voorbeeld formaline. Voor zover mogelijk wordt gebruik gemaakt van pure stoffen, omdat bij- of vulstoffen het water vervuilen. Met hulp van een oppervlaktespanning verlagend middel, bijvoorbeeld Tween 80®, kan een geschikt geneesmiddel in een zeer kort durend bad van enkele seconden worden opgenomen in het lichaam. In de praktijk wordt dit zelden toegepast. 4. Door het voer gemengd. Vooral gebruikt bij systemische bacteriële aandoeningen, bijvoorbeeld een septicaemie. De behandelduur is meestal 10 tot 14 dagen achtereen. De dosering is in mg/kg vis per dag en gaat uit van pure stof. Het totale gewicht van de vissen moet daarbij berekend worden en de normale voederopname per dag moet bekend zijn (dit kan variëren van 0,5 - 5% van het lichaamsgewicht). Het geneesmiddel wordt gemengd voor een voeropname van 1% omdat zieke vissen meestal minder of niet eten. Zo krijgen zij
een voldoende hoge dosering geneesmiddel binnen. Een nadeel is dat de minst of niet zieke vissen het meeste geneesmiddel opnemen. Noteer de datum van de laatste toediening en houdt een wachttermijn voor slachten aan van MINIMAAL 500 daggraden. Effecten van medicijnen Van bepaalde antibiotica, bijvoorbeeld tetracyclines, is bekend dat zij immuno-suppressief kunnen werken. Dit betekent dat gevoelige vissen (bijvoorbeeld paairijpe vrouwelijke vissen met kuit of vissen die in water leven van een minder goede kwaliteit) een verminderde afweer hebben en dat de kans op ziek worden en langer ziek blijven groter
wordt, zeker als er virussen op de loer liggen. Zowel de viskweker als de toezichthoudende dierenarts hebben elk hun eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het afleveren van een voedselveilig product. De viskweker moet zorgen voor residuvrije vis, terwijl de dierenarts een voldoende lange wachttermijn moet adviseren. Duurzaamheid en milieu Afvalwater behoort vrij te zijn van meststoffen en resten van geneesmiddelen voordat het mag worden geloosd op het riool. Meerdere viskweek bedrijven willen in aanmerking komen voor een milieu keurmerk, waaruit blijkt dat men op duurzame wijze vis kweekt en het milieu spaart.
Aflevering en verwerking Afzwemmen Om de grondsmaak van consumptievis, veroorzaakt door de stof geosmine, te voorkomen moeten de vissen voor de slacht enkele dagen in schoon water zwemmen, zonder gevoerd te worden. Het gewichtsverlies tijdens deze periode verschilt tussen vissoorten en tussen individuele vissen. Dodingsmethoden Voor het doden van vissen, die afkomstig zijn van kwekerijen, zijn meerdere methoden in gebruik. Volgens de Europese richtlijnen voldoen deze methoden niet omdat de vissen niet snel genoeg worden bedwelmd. Dit moet binnen een halve seconde voordat de dood intreedt. Ook treedt bij de huidige methoden veel stress op bij de vissen. Voor het doden van paling is de meest gebruikte methode het ontslijmen van de huid in een zoutbad. Uit analyses blijkt dat de versheid en het uiterlijk van het palingvlees negatief kan worden beïnvloed door stress
wanneer het dier niet onmiddellijk het bewustzijn verliest. Onderkoelen met ijs of ijswater is de meest gebruikte dodingsmethode voor Afrikaanse meerval en tilapia. Hierbij kan de hartslag van de vissen toenemen van 70 tot 300 slagen per minuut. Direct verbloeden van paling en meerval blijkt de dieren niet onmiddellijk te bedwelmen. Ook het geven van een harde slag op de kop, zoals in het buitenland wordt gebruikt bij zalm en karper, blijkt de vissen niet meteen te bedwelmen en stress op te leveren. Hieruit blijkt dat het verantwoord slachten van de diverse soorten vis nog niet diervriendelijk genoeg gaat. Er is al veel onderzoek naar gedaan. Een elektrocutie methode is ontwikkeld, maar is duur. Toch wil de sector deze methode toepassen om tegemoet te komen aan de wensen van consumenten organisaties. Het zou goed zijn als op Europees niveau goede slachtmethodes verplicht worden gesteld. Dit onderwerp staat vol in de aandacht bij de EU, de EFSA en de OIE. D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 21
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 22
Diagnostiek en behandeling van de meest voorkomende ziekten De meest voorkomende ziekten bij kweekvissen zijn infectieuze aantastingen door: 1. parasieten 2. bacteriën 3. virussen Daarnaast zijn er: “4. overige aandoeningen”. 1. Parasieten De meest voorkomende parasieten bij zowel wilde vissen als kweekvissen in Nederland zijn: ICHTHYOBODO (voorheen Costia) Een zeer kleine druppelvormige flagellaat ter grootte van een rode bloedcel (10 bij 6 µm). Geeft veel irritatie op kieuwen en huid en kan vooral bij jonge vissen aanzienlijke sterfte geven. De parasiet kan zich vastzetten met een kleine hechtplek, maar beweegt zich meestal over de huid en kieuwen met hulp van flagellen. Vermeerdering vindt plaats door overlangse deling en soms zijn zeer grote aantallen parasieten te vinden op een kleine oppervlakte. Zonder gastheer sterft de parasiet snel. VERSCHIJNSELEN: Op de vis kan een blauwig-witte waas van extra slijm zichtbaar zijn met soms samengeknepen vinnen. Bij aantasting van de kieuwen zullen de vissen
lusteloos worden en op de bodem liggen of aan de oppervlakte luchthappen. Vaak eet de vis niet meer. CHILODONELLA Een op de huid en kieuwen voorkomende ciliaat met een grootte van 10 bij 60 µm. Zij tuimelen door het gezichtsveld en in grote aantallen geven zij huid en kieuwirritatie. Voortplanting geschiedt door overlangse deling. Dit wordt meestal gezien bij verminderde weerstand van de vissen, mogelijk als gevolg van een minder goede waterkwaliteit. VERSCHIJNSELEN: Witte slijmvlekken op de huid en extra slijm op de kieuwlamellen. Heftig schuren, luchthappen, lusteloosheid, niet meer eten en vermagering kunnen worden gezien
[figuur 19] Chilodonella
[figuur 18] Kieuwtop met druppelvormige Ichthyobodo (Costia), een parasitaire flagellaat.
TRICHODINA Een qua vorm mooie schotelvormige parasitaire ciliaat die door het beeld tolt en met meerdere rijen ciliën de huid afschraapt. Voortplanting geschiedt door overlangse deling. De parasiet wordt meestal gevonden bij minder goede omstandigheden: slechte waterkwaliteit, verzwakte vissen en in het voorjaar bij stijgende watertemperaturen. VERSCHIJNSELEN: Grauwe huid, troebeling door verhoogde slijmproductie. Door schuren kunnen kleine verwondingen in de D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 23
huid worden gezien, soms met puntbloedinkjes. Lusteloosheid, ruwe huid en kortademigheid kunnen optreden en door irritatie stopt de vis met eten.
[figuur 22] Paling met zware witte stip infectie door Ichthyophthirius multifiliis.
[figuur 21] Massa’s Trichodina in een huidafstrijkje van vis. ICHTHYOPHTHYRIUS MULTIFILIIS (ICH, WITTE STIP) Deze ciliaat is qua naam bij bijna iedereen bekend. De ovaalronde parasiet bevindt zich in dikke witte slijmpropjes op de huid (vandaar de naam witte stip) en beweegt zich draaiend voort door middel van ciliën op de hele celwand. Een lichte hoefijzervormige kern is goed zichtbaar. De parasiet, die in meerdere grootten te zien is, kan zich explosief vermeerderen. Vanuit de volwassen parasiet komen vrij-zwemmende trophonten los; deze gaan naar de bodem en vormen cysten waarin snel delingen plaats vinden, waarna vrije ciliosporen op zoek gaan naar een nieuwe gastheer. Alleen de vrij-zwemmende parasieten zijn te doden. Hierdoor is een herhaalde behandeling noodzakelijk. De cyclussnelheid van de parasiet is afhankelijk van de temperatuur. Bij 21-24°C 3-4 dagen, bij 10°C 5 weken. VERSCHIJNSELEN: Witte stippen als kleine bolletjes zijn zichtbaar op de huid, vinnen en staart. (N.B. Niet iedere witte stip is WITTE STIP, ook andere parasieten kunnen door slijmvorming wittige stippen vormen). De vissen worden rusteloos, gaan schuren en knijpen met de vinnen. Door de D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 24
[figuur 23] Giemsa gekleurde Ichthyophthirius multifiliis (witte stip) van de huid van vis veelheid van parasieten worden de vissen benauwd, lusteloos, eten niet meer, vermageren en sterven, soms aan secundaire bacteriële infecties. HEXAMITA Een eencellige flagellaat (7-12 µm) met 2x3 flagellen aan de voorzijde en twee lange zweepdraden aan de achterzijde. Hexamita bewegen zich snel door het water en kunnen in grote aantallen worden aangetroffen. Meestal komen ze voor bij wat minder goede omstandigheden zoals minder goede waterkwaliteit en vis onder stress. De parasiet kan zowel op de huid maar vooral in de darm (feces) worden gevonden. Deling vindt plaats in de lengte richting. In het cyste stadium kan de parasiet dagen tot we-
ken overleven. Besmetting treedt op door opname via de bek van besmette cysten. VERSCHIJNSELEN: Vooral jonge dieren zijn gevoelig en worden lusteloos, weigeren voedsel, vermageren, hebben soms rode darmen en krijgen slijmige dunne ontlasting. Bij oudere dieren ziet men dezelfde verschijnselen met voortplantings-stoornissen. Vooral bij cichliden ziet men ronde gaten in de huid van de kop (hole in the head) en propjes vervallen weefsel. In een af krabsel kan de parasiet zeer plaatselijk in grote aantallen worden gevonden. Meercellige organismen (PSEUDO-)DACTYLOGYRUS (kieuwworm, trematode) Een zeer beweeglijke zuigworm van 0.3-1 mm groot vindt men op de kieuwen en op de huid. Typisch zijn haken waarmee zij zich vasthechten, een vierlobbige voorzijde en 4
[figuur 25] Gyrodactylus, een kieuwworm, die levendbarend is: de haken van de nakomeling zijn al in het ouderdier te zien. wen wordt een versnelde ademhaling gezien en slijmvorming op de kieuwlamellen, bloedingen en mogelijk secundaire bacteriële infecties.
[figuur 24] De eileggende kieuwworm (Pseudo-)Dactylogyrus (trematode) op de kieuwen van paling zwarte pigment vlekken (ogen). Deze parasiet legt eieren en een behandeling hiertegen moet worden herhaald omdat eieren niet worden gedood door anti-parasitaire middelen. De parasiet kan hooguit 10 uur overleven zonder gastheer (bij 23°C). GYRODACTYLUS (huidworm, trematode) Deze zuigworm houdt zich ook met haken vast aan de huid, maar is ook op de kieuwen te vinden. Vaak is in het volwassen dier (0,30,5 mm) al een embryo met haken zichtbaar. VERSCHIJNSELEN: Bij Gyrodactylus en Pseudodactylogyrus treedt huidirritatie, slijmvorming en jeuk op. Bij aangetaste kieu-
ANGUILLICOLA CRASSUS (zwemblaasworm bij paling) Een nematode waarvan de volwassen worm zich voedt met bloed. Hun ontwikkeling loopt via een of twee tussengastheren, waarvan de essentiële tussengastheer een copepode is (vele mogelijke soorten, aanwezig in het zoöplankton) die door de paling wordt opgegeten. Na het opeten kruipt de wormlarve dwars door het lichaam van de paling naar de zwemblaas, vervelt daar enige malen en wordt volwassen. Dan gaat de parasiet bloed zuigen. In de zwemblaas vindt geslachtelijke voortplanting plaats en jongen gaan via de ductus pneumaticus naar de slokdarm en verlaten de paling via de darm. Afdoden van de volwassen parasiet is lastig, o.a. omdat de wormen niet steeds bloed zuigen. Preventie is mogelijk door glasaal te kopen die niet besmet is met de zwemblaasworm, dat wil zeggen glasalen die nog niet in het zoete water zijn geweest. D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 25
[figuur 26] Anguillicola crassus, de zwemblaasnematode van paling: mannetje
[figuur 27] Anguillicola crassus, de zwemblaasnematode van paling: vrouwtje DIAGNOSE van de meeste (uitwendige) parasieten kan door de kweker zelf of door de begeleidende dierenarts gebeuren. Voor onderzoek op inwendige parasieten kan dit na sectie op locatie worden uitgevoerd, of vissen kunnen (levend) naar een visziektenlaboratorium worden gebracht (voor NL CVI te Lelystad, voor België het NRL voor visziekten in Marloie). Voor de behandeling van uitwendige parasieten kunnen ondermeer de vrije middelen zout (jodium-vrij) en formaline worden gebruikt. Als u minder bekend bent met het gebruik van geneesmiddelen bij vissen is aan te raden om het middel eerst bij een klein aantal vissen te gebruiken en dan ook de vissen goed te observeren. De meeste parasieten zijn gevoelig voor zout en formaline. De zout (NaCl) dosering varieert van 1-3 gram per liter water gedurende 1-2 dagen, tot 10 of soms 20 gram per liter water gedurende 30 minuten. Gebruik zout als geneesmiddel en niet als permanent bad. Zout remt nitriet opname in vissen en D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 26
zorgt voor minder vochtverlies uit wonden. Daarnaast heeft het een remmende werking op bacteriegroei en remt de cyclus van parasieten. Advies is om dit niet te gebruiken bij de aanwezigheid van zeoliet in het filter. Zout maakt giftig ammoniak vrij uit zeoliet. Formaline (formaldehyde 36%) is een vloeistof die carcinogeen is en irriterend op slijmvliezen werkt. Vissen met kieuwproblemen zijn erg gevoelig voor formaline. Gebruik alleen heldere vloeistof; neerslagen zijn giftig. De dosering is 0,01 – 0,02 ml/liter water voor 48 uur, of 0,1 – 0,2 ml/l voor 30 minuten in een aparte bak. Altijd extra beluchten! De laagste dosering aanhouden bij zacht water, een lage pH en een hoge temperatuur. Niet gebruiken in water van 26°C of hoger. Praziquantel wordt gebruikt tegen Dactylogyrus, Gyrodactylus en andere trematoden en mag alleen op voorschrift van een dierenarts worden verstrekt. De dosering is 2-3 mg/liter. Zo nodig na 3-4 dagen herhalen. Maak eerst een suspensie. 2. Bacteriën Symptomen van een bacteriële infectie kunnen zijn: bloedingen in vinnen, huid, kop, kieuwen en anus, een opgezette buik en ulcera in de huid. We zien een langzaam opkomende sterfte, maar meer chronisch dan bij een virus infectie. Bij een opgezette buik denken we aan ascites (helder vocht). Verder ziet men bloedingen in de inwendige organen, een bleke stevige lever en een opgezette milt die normaal of donkerder van kleur is. Onderzoek van een bacteriële huidontsteking kan door vanuit de rand van het aangetaste weefsel van een ulcus een uitstrijk te maken op een bloedagar-plaat. De definitieve diagnose en gevoeligheidstest kan door een op visziekten gespecialiseerd laboratorium (bijvoorbeeld CVI van Wageningen UR te Lelystad en het NRL voor visziekten van België in Marloie) worden uitgevoerd. Ook is het mogelijk om bij vage aandoeningen aangetaste levende vissen (na overleg) naar het laboratorium te brengen. Na een uitslag van het laboratorium met een antibioticum-gevoeligheidstest is het zinvol om met de viskweker te overleggen of een behandeling moet worden ingesteld, waarmee en op welke wijze.
De belangrijkste vispathogene bacteriën in Nederlandse (sier)vis: • Aeromonas salmonicida atypische stammen: “karper erythrodermatitis” “gatenziekte” van koi karpers o.a. diepe huidwonden met haemorrhagische randzone (regelmatig gevonden) Typische stam: subs. salmonicida: “furunculose” bij forel, uitbrekende abcessen, sepsis (zelden gevonden) [figuur 28] Ziehl- Neelsen positief: Mycobacterium marinum
• Aeromonas sobria, Aer. hydrophila: secundaire bacterie-infecties bij allerlei vissoorten, zowel uitwendig als inwendig (regelmatig gevonden) • Vibrio-soorten: V.anguillarum, V.vulnificus (zoönotisch, bij de mens ontsteking van huidwondjes die zelfs tot een systemische infectie kan leiden) o.a. vibriose bij brakwatervissoorten (regelmatig gevonden): zowel uitwendig als inwendig (regelmatig gevonden)
[figuur 29] Afenten van een rog in de sectiezaal van het CVI
[figuur 31] Een glasaal met een systemische Pseudomonas anguilliseptica infectie: opgezette nier. • Edwardsiella tarda: (zoönotisch, bij de mens ontsteking van huidwondjes) bij paling, tarbot en cichliden o.a. (enkele malen gevonden): diepe huidulcers, later systemisch
[figuur 30] Koi met gatenziekte (erythrodermatitis) door atypische Aeromonas salmonicida.
• Pseudomonas anguilliseptica: “Red spot disease” bij glasaal, witte waas over hele glasaal; Bacterie is te vinden op en in de glasaal
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 27
vis, want deze moet op het bedrijf worden bepaald door de viskweker zelf. Soms worden meerdere bacterie soorten bij vissen gevonden die vaak niet specifiek pathogeen zijn. In een dergelijk geval kan het beter zijn om meteen de waterkwaliteit te verbeteren en te zien of de vissen hierdoor in een betere conditie komen en de infectie zelf de baas kunnen worden zonder het gebruik van antibiotica.
[figuur 32] Myxobacterie-infectie door Flavobacteria. • Flavobacterium/Flexibacter species: Myxobacteriën op allerlei vissoorten, oppervlakkige huidlaesies (regelmatig gevonden) • Yersinia ruckeri: Enteric Redmouth Disease van salmoniden, systemisch, zie bij forel (sporadisch gevonden) • Streptococcus agalactiae: ziekte bij tilapia (zoönotisch); zie bij tilapia (af en toe gevonden) • Mycobacterium marinum: (zoönotisch) Vissen-TBC van allerlei warmwatervissoorten, Zoönotisch: veroorzaakt zgn. zwemmersgranuloom, dus met handschoenen werken en goed de handen wassen. (regelmatig gevonden) Er is voor visbacteriën in het algemeen niet een lijstje te maken van werkzame antibiotica per bacteriële aandoening: gevoeligheden kunnen sterk variëren. Een uitzondering hierop vormen myxobacteriële huidinfecties (Flavobacterium columnare o.a.) die doorgaans goed te behandelen zijn met tetracycline in een bad of trimethosulfmix per os. Een ziekte kan ook optreden bij een verminderde weerstand, bijvoorbeeld door een slechte waterkwaliteit. In de uitslag van het laboratorium staat niets vermeld over de waterkwaliteit op het moment van insturen van zieke D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 28
Een behandeling met zeezout (bijvoorbeeld 3 gram per liter) remt bacterie- en parasiet groei en zorgt voor minder vochtverlies uit open wonden, waardoor vissen sneller kunnen herstellen. Soms is met technische maatregelen (bijvoorbeeld temperatuur verhoging of -verlaging, visdichtheid verlaging of minder voeren) ook een verbetering te verkrijgen, maar dit is afhankelijk van de aandoening (enkele of alle vissen ziek) en de heftigheid van de infectie. Vaccins: Tegen sommige bacteriële infecties is enten mogelijk. In landen buiten Nederland en België worden commerciële vaccins verkocht tegen Yersinia ruckeri, Vibrio stammen, Aeromonas salmonicida en tegen streptococcen (wordt ook in Nederland bij tilapia toegepast). 3. Virussen Symptomen van een virus infectie zijn weinig specifiek: donker worden van de vis, minder actief gedrag, soms exophthalmus met bloedingen in het oog, bloedingen aan de vinbases, snelle en vaak hoge sterfte. Bij sectie: bleke organen met puntbloedingen, bleke milt en anemie, bloedige ascites. Overdracht van virussen gebeurt meestal horizontaal, dat wil zeggen via contact met andere vissen, water, netten. Bij sommige virussen is ook verticale transmissie via eieren naar nakomelingen mogelijk. In veel gevallen blijkt stress door welke oorzaak dan ook (mindere waterkwaliteit, sorteren, nieuwe vissen, etc.) een basis te vormen voor een virusuitbraak. Stress is o.a. te zien aan gedragsverandering: schichtige vis, door de bak schieten, aan oppervlak hangen etc. Het is dan ook zaak, stress te voorkomen, dat wil zeggen, de houderij-omstandigheden zo gunstig mogelijk te maken voor de vis.
[figuur 33] Paling met European Virus of Eel (EVE): opgezette kop en bloedingen. De diagnose van een virusinfectie wordt uitgevoerd met lever, nier en milt-materiaal en kieuwen of met de totale (kleinere) vis. Hiervan wordt een suspensie gemaakt die op een vissencellijn wordt gebracht. Na bebroeding vermeerdert een eventueel aanwezig virus zich en maakt de aanwezige cellen kapot (cyto-pathogeen effect). De virussuspensie wordt daarna met serologische testen of met de PCR nader getypeerd tot een virusnaam. Een snellere test dan virusisolatie is de PCR (Polymerase Chain Reaction) waarbij DNA of RNA van een virus, na binding aan stukjes nagemaakt genetisch materiaal zich gaat vermeerderen in een thermocycler tot een meetbare hoeveelheid. Via gel-electroforese wordt het gewicht van het verkregen DNA-bandje vergeleken met dat van een bekend referentievirus. Voor onderzoek op visvirussen is een gespecialiseerd laboratorium nodig: levende vissen kunnen naar een visziektenlaboratorium worden gebracht (voor NL CVI te Lelystad, voor België het NRL voor visziekten in Marloie), De belangrijkste vispathogene virussen in Nederlandse (sier)vis:
[figuur 34] Spring Viraemia of Carp virus (SVCV), een rhabodovirus, gezien met de electronenmicroscoop. den, zie bij forel: in NL sinds 2008: 3 uitbraken. • SVCV (Spring Viraemia of Carp Virus) in karperachtigen: zie onder karper; eens in de ca. 7 jaar een uitbraak • EVEX (European Virus of Eel X) bij paling, zie onder paling, af en toe gevonden • H VA (Herpesvirus van de paling) Bij paling, niet schadelijk voor de mens; zie onder paling; vaak gevonden • K HV (Koi Herpesvirus)(lijst EU) Bij koi en karper Cyprinus carpio, zie onder karper, vaak in koi gevonden Vaccins: Virale vaccins voor vis zijn schaars. Commercieel zijn IPNV- en ISA vaccins op de markt. ISA is een aangifteplichtige exotische zalmziekte, zie de OIE Manual. Tevens werkt men aan een veilig KHV vaccin. Tegen de andere virussen zijn nog geen werkzame vaccins voorhanden.
• IPNV (Infectious Pancreatic Necrosis Virus) in salmoniden (type Sp), zie bij forel, heel soms in paling vaak (typen VR 299 en Ab = EVE ( European Virus of Eel)) • VHSV (Viral Haemorrhagic Septicaemia Virus) (lijst 2006/88/EG EU) in salmoniden, zie bij forel, o.a.: sporadisch • IHNV (Infectious Haematopoietic Necrosis Virus)(lijst 2006/88/EG EU) In salmoni-
[figuur 35] Koi met Koi Herpes Virus (KHV) ziekte: enophthalmus, kieuwnecrose, dik slijm. D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 29
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 30
Ziekten per vissoort PALING Parasieten De meest voorkomende uitwendige parasieten zijn Trichodina, Ichthyobodo en Pseudodactylogyrus (kieuwworm). Daarnaast worden Chilodonella, Ichthyophthirius multifillis (witte stip) en Gyrodactylus (huidworm) regelmatig aangetroffen. De in de zwemblaas voorkomende Anguillicola crassus wordt steeds minder aangetroffen in kweekpaling omdat de meeste glasaal wordt gevangen voordat deze besmet raakt in zoetwater en de kweker dus A.crassus-vrije glasaal als pootvis aankoopt.
[figuur 36] Trichodina (een parasitaire ciliaat) in een huidafstrijkje van vis. Het is zinvol om de levenscyclus van de verschillende parasieten te kennen. Zo is het mogelijk om een cyclus te versnellen door de watertemperatuur te verhogen. Sommige parasieten gaan dood bij een hoge watertemperatuur. Behandeling van bijvoorbeeld witte stip moet worden herhaald (hoe frequent is afhankelijk van de watertemperatuur) omdat alleen de vrij zwemmende stadia worden gedood met medicijnen. Een behandeling tegen ei-leggende parasieten (Pseudodactylogyrus) moet worden herhaald omdat eieren niet worden gedood door anti-parasitica.
Op de meeste vissen zijn een of enkele parasieten te vinden. Deze hoeven niet allemaal gedood te worden. Door een verminderde weerstand van de vissen bijvoorbeeld als gevolg van een minder goede waterkwaliteit kunnen aanwezige parasieten, maar ook bacteriën zich explosief vermeerderen en vissen ziek maken. Bacteriën Een bacterie, bekend bij glasaal is Pseudomonas anguilliseptica. Deze bacterie veroorzaakt een opgezette nier en een witte waas op de huid. Bij grotere vissen zijn rode vlekken op de huid te zien. Bestrijding bij glasaal is mogelijk door de watertemperatuur te verhogen naar 27°C gedurende minimaal 2 weken. Andere bacteriën die soms secundair, bij stress bijvoorbeeld na sorteren, worden gevonden zijn Aeromonas hydrophila en A. sobria.
[figuur 37] Paling met huidlaesies door o.a. Aeromonas hydrophila Myxobacteriën en Edwardsiella tarda werden bij kweekaal aangetroffen, soms in combinatie met een virus. Edwardsiella tarda (potentieel zoönotisch) wordt aangetroffen in huidzweertjes die overgaan in stinkende abcessen, waarbij ook ontstekingshaardjes in lever, milt en nieren zijn te vinden. De sterfte is relatief laag (10%), maar kan oplopen tot wel 50%. Vibrio vulnificus (potentieel zoönotisch) en V. fluvialis zijn beide zout-minnende bacteriën en komen voor bij paling die in zout of brak (bron) water worden gehouden. Bestrijding van Vibrio kan soms ook door een D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 31
water wisseling van brak of zout water naar zoet water. Indien behandeling van bacteriële ziekten nodig is moet dit op geleide van een antibiogram en op voorschrift van de behandelende dierenarts gebeuren. Virussen Het virus EVEX (Eel Virus European X) is een rhabdovirus en komt weinig voor in Nederland en daarbuiten. Het kan bij kweekaal een sterfte van 10% veroorzaken indien er een stressfactor meespeelt. Daarnaast komt HVA (Herpes Virus Anguillae) algemeen voor bij palingkwekerijen en wilde paling in Nederland en andere landen van West-Europa. De paling vertoont fijne huidbloedingen in een soort tijgerpatroon, rode vinnen en lichte sterfte.
[figuur 40] Een vissenkieuw met stikstof gasbellen in de bloedvaten: gas bubble disease. bij de paling anemie, een opgezette kop en kieuwdeksels en knalrode vinnen vertoont met vele fijne huidbloedingen. De hoogte van de sterfte varieert en is mede afhankelijk van o.a. de waterkwaliteit. Een acute infectie van HVA kan worden afgeremd door de watertemperatuur drastisch te verlagen naar ongeveer 20°C. Bij EVE en EVEX moet de watertemperatuur juist vaak omhoog richting 26°C. Een andere ondersteunende maatregel is water verversen en veel minder voeren. Een medicinale behandeling is niet mogelijk.
[figuur 38] Paling met vibriose.
[figuur 39] Paling met ziekte door herpesvirus anguillae (HVA), met specifieke bloedingen. Verder komt EVE (Eel Virus European, een IPNV-achtig bi-RNA = dubbel strengig RNA virus) soms voor bij kweekaal, waarD.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 32
Overige aandoeningen Overige ziekten die kunnen worden gezien bij paling zijn gasbellenziekte (GBD = Gas Bubble Disease) waarbij stikstof-luchtbelletjes in de huid, in de vinnen en kieuwen en soms zelfs in het oog worden aangetroffen, een soort caissonziekte. De oorzaak ligt bij bijvoorbeeld een defecte waterpomp (lucht aanzuigen) of door een te forse beluchting of water instroom in de bassins. Een verhoogd nitriet-, ammoniak- of nitraatgehalte in het water kan huid- en kieuwirritatie veroorzaken, met als gevolg onrust, schuren, springen, luchthappen, het oplopen van huidverwondingen, en soms zelfs huidlbloedinkjes. Nitriet geeft door vorming van methemoglobine bruinkleuring van het bloed. Frequente controle van de waterwaarden is nodig. Helder water zegt niets over de kwaliteit. Bij recirculatiesystemen kan een ver-
hoogd koolzuurgehalte in de lucht (als gevolg van te weinig ventilatie) het zwemgedrag van de vissen beïnvloeden. Ook de medewerkers in het bedrijf kunnen last van ademhalingsproblemen krijgen. Goede ventilatie is dus noodzakelijk. FOREL Parasieten Bij forellen worden veelal dezelfde huidparasieten als bij de andere vissoorten aangetroffen, n.l. Trichodina, Chilodonella, Witte Stip, Gyrodactylus, Hexamita (in de darm en op de huid) en inwendig Diplostomum spathaceum, een trematode met slakken als tussengastheer en meeuwen als eindgastheer. Vissen vermageren sterk door een infectie met deze trematode. Hiertegen is geen behandeling mogelijk. Preventie: door vogels te weren (de mest kan besmet zijn met eieren van de parasiet) en zo veel mogelijk slak-vrij te werken. De kans op besmetting van forellen is groter omdat zij veelal in open water worden gehouden, in bassins of in (netten in) vijvers. Behandeling: zie paling. Preventie: koop parasiet- en virusvrije vissen en probeer eventuele tussengastheren uit te schakelen. Bacteriën Aeromonas salmonicida salmonicida veroorzaakt furunculose bij forel, Yersinia ruckeri veroorzaakt zgn. enteric redmouth disease waarbij naast een soms rode bek ook bloedingen in huid en spieren worden gevonden. De
[figuur 41] Regenboogforel met enteric redmouth disease door Yersinia ruckeri, met als specifiek kenmerk een gele ontlasting.
buik is dik door vochtophoping in de maag en de darminhoud kan geel zijn. De milt is opgezet en donker van kleur. Myxobacteriën zoals b.v. Flavobacterium columnare worden in relatief oppervlakkige huidinfecties aangetroffen.
[figuur 42] Myxobacteriën (Flavobacterium groep) in een afstrijkje van de huid van een vis: lange staafjes met een zgn. gliding motility. Vibrio salmonicida komt met name voor bij zalm. Behandeling: zie paling, afhankelijk van het antibiogram. Badbehandelingen in vijvers kunnen een groot effect op het milieu hebben. Beter is, als een badbehandeling noodzakelijk is, om dit in een apart bassin uit te voeren. Een behandeling via het voer heeft de voorkeur bij de behandeling van zieke vijvervissen. Virussen In Nederland is bij forel meerdere malen VHS (Viral Haemorrhagic Septicaemia), een ziekte met bloedingen in de spieren, geconstateerd. Sterfte kan tot 100% oplopen. Deze ziekte is aangifteplichtig in de EU. Symptomen kunnen variëren van acuut: sloom worden, exophthalmus, bloedingen in de ogen en bij de vinbases en hoge sterfte tot subacuut: draaiend zwemmen, donkere huid, en anemie tot de eindfase, waarin abnormaal nerveus zwemgedrag als voornaamste afwijking wordt gezien en er veel minder sterfte optreedt. Boven 16 graden wordt de ziekte geremd, maar het virus blijft wel aanwezig. D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 33
Gyrodactylus, en Hexamita. Behandeling: zie paling. Omdat karpers in vijvers worden gehouden, dient men uiterst terughoudend te zijn met badbehandelingen en deze zo nodig in een aparte behandeltank uit te voeren.
[figuur 43] Regenboogforel met VHS. Preventie: aankoop van virusvrije vissen met gezondheidscertificaat, bijvoorbeeld vanuit forellenkwekerijen in Denemarken of Duitsland. Sinds 2008 en 2009 is tevens de aan VHS sterk verwante aangifteplichtige virus- ziekte IHN (Infectious Haematopoietic Necrosis) in Nederland aangetoond. Verschijnselen: dezelfde als die van VHS, met eveneens hoge vissterfte. Isolatie en typering dienen door een gespecialiseerd laboratorium plaats te vinden Ziet men verschijnselen van een aangifteplichtige ziekte, dan dient men de Algemene Inspectie Dienst (AID) meldkamer in te lichten: telefoon 045-5466230. (Nederland) IPN (Infectieuze Pancreatische Necrose) is niet aangifteplichtig en is enkele malen bij forel in Nederland gevonden, soms zonder ziekteverschijnselen. Op andere bedrijven was de sterfte tussen 15 en 80%. Symptomen: plotselinge sterfte bij jonge vissen, ongeveer 6 weken na de eerste voedselopname. Vissen zwemmen in spiralen door het water en kunnen een opgezette buik hebben door aantasting van darmen en pancreas. In de darmen is slijm te zien, maar geen voedsel. Het virus wordt via meeuwen, feces en hom overgebracht. Preventie: door het aankopen van jonge vissen met een gezondheidscertificaat. Er is geen behandeling mogelijk. KARPER Parasieten Ook bij karpers worden de volgende parasieten regelmatig gevonden: Trichodina, Chilodonella, Ichthyobodo, Dactylogyrus, D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 34
Bacteriën Erythrodermatitis is een huidontsteking met diepe wonden veroorzaakt door een atypische Aeromonas salmonicida. De ziekte wordt ook wel gatenziekte genoemd. Ook Flavobacterium columnare kan worden aangetroffen in ulcera van de huid. Omdat de laatste jaren de houderij van de Japanse karper (KOI) erg populair is, vinden we helaas ook steeds meer bacteriën, die resistent blijken te zijn tegen de gangbare antibiotica. Blijkbaar wordt hier, maar vaak ook in de landen van herkomst, erg gemakkelijk met bacterieremmende stoffen omgesprongen. Hieruit blijkt, dat een antibiogram voor de correcte behandeling van deze vissen onmisbaar is. Virussen SVC (Spring Viraemia of Carp) veroorzaakt ziekte in het voorjaar, vooral bij karpers waarvan de conditie na de winter minder goed is. Zieke vissen zonderen zich af, kleuren donker, krijgen exophthalmus, een dikke buik door bloederige ascites, puntbloedingen in de huid, kieuwen, spieren en inwendige organen, anemie en sterfte (kan meer dan 30% zijn). Overdracht geschiedt via water, netten en direct contact tussen vissen. De incubatietijd is ongeveer 10-14 dagen bij 12°C. Boven 18°C verdwijnen de ziekteverschijnselen. Behandeling: niet mogelijk. Ziekte is te stoppen door de temperatuur te verhogen naar 18°C, maar dit blijkt niet altijd praktisch uitvoerbaar. Een andere virusinfectie wordt veroorzaakt door het KHV (Koi Herpes Virus), bij Cyprinus carpio (karper en koi), waarbij sterfte tot 100% kan oplopen. Aangetaste vissen vertonen afwijkend gedrag, ingevallen ogen, overmatige slijmproductie en huiden kieuw-necrose. Een behandeling, door de aangetaste vissen gedurende minimaal 7 dagen bij een temperatuur van minimaal 27°C te houden, zou de ziekte onderdruk-
ken, maar kan ook net teveel stress voor de zieke vissen geven. Echter, overlevende vissen zijn in principe drager van KHV en vormen daardoor nog steeds een groot risico voor andere vissen. Diagnostiek gebeurt met een PCR test van koi- nier en –kieuw bij een visziekten laboratorium. Het virus zou ook in de ontlasting zijn aan te tonen. Het opsporen van dragers is nog niet mogelijk. OVERIGE VISSOORTEN TILAPIA Parasieten De “normale” huidparasieten zoals die bij de eerder genoemde soorten voorkomen, worden ook bij tilapia aangetroffen. Bacteriën Bacterieel gezien kan tilapia besmet worden met allerlei opportuun pathogene bacteriën als Aeromonas hydrophyla, net als dat kan gebeuren bij andere vissoorten. Mycobacterium fortuitum is bij tilapia wel eens gevonden. Bij de mens kan de bacterie met name via wondjes abcessen of postoperatieve infecties veroorzaken. Dit is derhalve een zoönotische bacterie. Bij wat grotere tilapia zijn wel eens Piscirickettsia-achtige bacteriën gevonden en deze zijn volgens de literatuur gevoelig voor tetracycline, met grote granulomen in de inwendige organen. Daarnaast is Streptococcus agalactiae (een potentieel zoönotische bacterie) een enkele keer gevonden. Deze veroorzaakt bij tilapia anorexia, blindheid door exophthalmus en de vis vertoont een C-vormig verkrampt lichaam en derhalve een draaiend zwemgedrag aan het oppervlak, waarbij er feces uit de anus kan hangen.
AFRIKAANSE MEERVAL Parasieten De “normale” huidparasieten zoals die bij de eerder genoemde soorten voorkomen, worden ook bij Afrikaanse meerval wel eens aangetroffen. Bacteriën Er zijn geen strikte Afrikaanse meerval bacterieziekten en deze soort staat bekend als ziekteresistent. Afrikaanse meerval is sterk kannibalistisch en de daardoor ontstane wonden kunnen met opportuun pathogene bacteriën, als Aeromonas hydrophyla, gaan ontsteken, Daarnaast komt heel soms Mycobacterium marinum, vissen-TBC, voor bij de meerval. Virussen Er zijn nog geen soortspecifieke virussen gevonden bij de Afrikaanse meerval. ZEEBAARS Zeebaars kan infecties met de zoutminnende Vibrio bacteriën oplopen. In mediterrane gebieden, waar veel zeebaars en zeebrasem wordt gekweekt, heeft men problemen door het noda virus, dat Viral Erythrocytic Necrosis (VER) of Viral Nervous Necrosis (VNN) veroorzaakt, in Nederland nog niet. De vissen vertonen nerveuze verschijnse-
Virussen Er zijn nog geen soortspecifieke virussen gevonden bij tilapia. Overige aandoeningen Tilapia is verhoogd gevoelig voor oververzadiging van water met stikstof gas. Gas bubble disease werd dan ook regelmatig waargenomen bij deze vissen.
[figuur 44] Tarbot met Vibrio infectie D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 35
len en schieten door het water. Het virus is daarbij onder andere te vinden in de hersenen van de vis.
Vibrio anguillarum o.a., te zien als rode huidlaesies, huidbloedinkjes en inwendig opgezette organen (milt, lever en nieren) met sterfte.
TARBOT en TONG
Omdat deze laatste vissoorten nog maar kort in Nederland worden gekweekt voor consumptie, is de verwachting dat er meer ziekten zullen opduiken.
Bij tarbot zijn tot op heden enkele Vibrio soorten en Edwardsiella tarda gevonden. Bij tong
[figuur 45] Sexen van tong met echo
[figuur 46] Tarbot met ooglaesie door Edwarsiella tarda infectie D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 36
Schaal- en weekdieren Schaaldierziekten In Nederland en België is het aantal bedrijven, dat schaaldieren kweekt, op één hand te tellen. Er spelen bij schaaldieren voornamelijk virusziekten een rol. In de 2006/88/ EC richtlijn worden er drie genoemd: de exotische ziekten Yellow Head Disease, Taura Syndrome en de niet-exotische ziekte White Spot. Gaff kemia is daarnaast een bekende bacteriële schaaldierziekte, veroorzaakt door Aerococcus viridans. Inheemse zoetwaterkreeften kunnen daarnaast lijden aan kreeftenpest, veroorzaakt door de schimmel Aphanomyces astaci. Bij verhoogde sterfte van schaaldieren is het zaak direct dieren naar het gespecialiseerde laboratorium (CVI) te brengen voor diagnostiek. Weekdieren Tot de weekdieren behoren onder andere de slakken, inktvissen en tweekleppigen.
[figuur 47] Oesters vangen in Zeeland
[figuur 48] Bonamia ostreae in de platte oester (HE-kleuring) Onder de tweekleppigen zijn een aantal soorten (oesters en mosselen) die een belangrijk deel uitmaken van de wereldwijde aquacultuur productie. Tweekleppigen verzamelen hun voedsel door het water te filteren en voedseldeeltjes met trilharen op hun kieuwen uit het water te zeven. De belangrijkste voedselbron bestaat uit de microscopisch kleine algen die in het water zweven (fytoplankton). In Nederland worden oesters (de inheemse platte oester en de Japanse oester) en mosselen gekweekt op de kweekpercelen in de Waddenzee, Oosterschelde en het Grevelingenmeer. Deze extensieve kweek is grotendeels afhankelijk van de natuurlijke zaad of broedval. Het broed wordt ingevangen op lege schelpen op de percelen of met kunstmatige collectoren of wordt opgevist van natuurlijk ontstane banken en overgebracht naar de percelen voor verdere groei. De extensieve kweek houdt ook in dat de sector sterk af hankelijk is van de natuurlijke omstandigheden. Het opzetten van kweekstations, “hatcheries”, die met geselecteerde ouderdieren, die voor het broed zorgen, is één van de gebruikte methoden om deze af hankelijkheid te verminderen. Weekdierziekten Ziekteproblemen in schelpdieren uiten D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 37
zich vooral als verhoogde sterfte in de populatie, zonder specifieke kliniek. De populatie van de platte oester, Ostrea edulis in West Europa is gedecimeerd door achtereenvolgende uitbraken van de ééncellige parasieten Marteilia refringens en Bonamia ostreae. Beide zijn aangifteplichtig volgens de Aquacultuurrichtlijn 2006/88/EG. In Nederland is Bonamia ostreae endemisch in de platte oesterbestanden van de Oosterschelde en Grevelingen. Marteilia refringens, was aanwezig in Nederlandse oesters en mosselen, maar is sinds ca. 1978 niet meer waargenomen bij de jaarlijkse monitoring. De afgelopen twee zomers (2008 en 2009) heeft er massale sterfte plaatsgevonden onder oesters in alle belangrijke kweekgebieden in Frankrijk en Ierland. Hierbij lijkt voornamelijk een nieuwe variant van het oesterherpesvirus betrokken te zijn. Diagnostiek van oesterziekten wordt aan een specialist overgelaten en gebeurt voornamelijk door middel van histopatho-
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 38
[figuur 49] Marteilia refringens in oester (HEkleuring) logie door het CVI van WUR te Lelystad. Daarbij worden moleculaire technieken steeds belangrijker. Met uitzondering van de “hatcheries” is behandeling van weekdierziekten onhaalbaar door dat de kweek zich voornamelijk in het buitenwater afspeelt tussen de wilde populatie schelpdieren.
Slotbeschouwingen Alertheid Vissen, schaal- en schelpdieren worden door een steeds grotere behoefte aan aquacultuur en –verscheidenheid en door de globalisering levend, soms illegaal, over de gehele wereld vervoerd. Hierdoor bestaat een redelijke kans dat nieuwe ziekten en parasieten binnenkomen. Daarom moeten we voortdurend alert zijn en binnenkomende dieren preventief blijven controleren op ziekten, waarbij de vis de eerste weken bij voorkeur in quarantaine wordt geplaatst. Onderzoek De aquacultuur is een relatief jonge primaire productiesector die in de afgelopen dertig jaar explosief is gegroeid. Deze situatie zal op korte termijn niet veranderen. Het succes van deze groei ligt onder andere in “verwetenschappelijking” van het productieproces in de visteelt. Daarnaast is er in de schelpdiersector sprake van sterke kennisvergaring met betrekking tot het duurzaam oogsten van bestanden. Opleiding en onderzoek is van wezenlijk belang in de aquacultuursector. Omdat steeds nieuwe aquatische organismen in productie worden genomen, blijft de vraag naar basale biologische kennis met betrekking tot de voortplanting, de opkweek van het broed, de voeding, de gezondheid, enz. erg groot. Daarnaast doen zich een aantal nieuwe ontwikkelingen voor in de aquacultuur, die samenhangen met de toenemende mate van industrialisatie en voortschrijdende technische mogelijkheden, zoals biotechnologie, fokkerij, veterinaire en farmaceutische toepassingen. Deze nieuwe ontwikkelingen vragen nieuwe kennis ten aanzien van moleculaire aspecten, genetica en genomics, immunologie, pathologie en biotechnologie. In de westerse- en met name in de Europese aquacultuur stijgt, onder invloed van grote maatschappelijke bewegingen, de vraag naar meer kennis over stress, gedrag en welzijn van vissen in relatie tot de huisvesting en andere houderij aspecten.
De explosieve groei en industrialisatie leiden tot ecologische, ruimtelijke en economische problemen rond de aquacultuur. Innovatieve systeembenaderingen zijn nodig om tot oplossingen te komen. Voorbeelden hiervan zijn de teelt in volledig gesloten systemen met een minimale uitstoot van afval, integratie van milieutechnische oplossingen in de productiesystemen, combinatie van aquaculuur met plantenteelt en dierhouderij, ook eventueel in water (bij voorbeeld de combinatie van visteelt met schelpdierteelt, de kweek van zeekraal of wieren) teneinde de afval reststromen zoveel mogelijk te benutten. Opleidingen Kennisinstellingen • Beroepsonderwijs: Wellantcollege in Houten, IPC Barneveld • Hogescholen: Hogeschool Zeeland in Vlissingen en Terneuzen, Van Hall Instituut in Den Bosch • Universiteiten: Wageningen Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen,Universiteit Utrecht, Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Leiden, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Antwerpen, Universiteit Gent,Universiteit Leuven • I nstituten binnen Wageningen UR: CVI Lelystad, IMARES, LEI, Alterra Meer informatie over actuele onderzoekprojecten met betrekking tot aquacultuur is te vinden op de aquacultuur site van WUR, beheerd door IMARES (www.aquacultuur.nl) Toekomst We kunnen stellen dat ook deze bedrijfstak problemen kent, maar die mogen een toekomstige groei niet in de weg staan. Er wordt in de sector hard gewerkt aan nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot waterzuivering, verbetering van de voersamenstelling voor de diverse soorten, het laten ontwikkelen van vaccins tegen ziekten en aandacht voor het welzijn van vissen en het milieu. D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 39
Contactpersonen • D rs.ing. Peter Werkman, dierenarts tel. 033-4943142; e-mail:
[email protected] • D r.ir. Olga Haenen, hoofd NRL voor Vis- en schelpdierziekten CVI; tel. 0320-238352 (voor diagnostiek: tel. 0320-238373); e-mail:
[email protected] • D r.ir. Marc Engelsma, vis- schelpdierziektekundige o.a., CVI; tel. 0320-238729; e-mail:
[email protected] • A ID Meldkamer voor melding verdenking aangifteplichtige dierziekten in NL Ministerie van LNV; tel. 045-5466230. • D r. F. Lieffrig, NRL voor Visziekten van België: CER Groupe, Division Pisciculture, Marloie (B); tel. +32-(0)84-220239; e-mail:
[email protected] De volgende foto’s in dit DM zijn door Olga Haenen (CVI) geleverd: 1, 11, 14, 18, 21-43, 48 en 49. De door Peter Werkman geleverde foto’s zijn: 2-10, 15, 16, 17, 19, 44-47.
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 40
Aanbevolen literatuur Branson, E.J. editor. Fish welfare. 2008. Blackwell publishing. Fish Veterinary Society. ISBN 978-14051-4629-6 Brown,L. editor. Aquaculture for veterinarians. 1993. Disease in aquaculture: 91-129, Therapy in aquaculture: 131-167 Haenen,O.L.M. and A.Davidse, 2001 First isolation and pathogenicity studies with Pseudomonas anguilliseptica from diseased European eel Anguilla anguilla L. in The Netherlands.Aquaculture 196: 27-36 Haenen, O.L.M., S.G.Dijkstra, P.W.van Tulden, A.Davidse, A.P. vanNieuwstadt, F.Wagenaar, G.J.Wellenberg, 2002. Herpesvvirus anguillae (HVA) isolations from disease outbreaks in cultured European eel, Anguilla anguilla in The Netherlands since 1996. Bull.Eur.Ass.Fish Pathol. 22(4): 247-257
OIE, 2009. Manual of Diagnostic Tests for Aquatic Animals, 6th edition. OIE Int, Paris, France, www.oie.int. 383 pag. Werkman, P.J., 2007 Gezondheidszorg voor vissen, uitgave KNMvD Houten Oostenbrugge, H. van, A.P. van Duijn, O. Schneider, M. Poelman, H. van der Veen en R. Beukers, 2010. Oorzaken van de achteruitgang in de Nederlandse Visteelt. Aquacultuur 2010/1: 15-18 Wildgoose, William H. Editor, 2001 BSAVA Manual of Ornamental Fish, 2d edition ISBN: 0 905214 57 9 Wageningen UR, 2009. Informatiesite voor en over Aquacultuur in Nederland. Ed. W. Abbink & O. Schneider. http://www.aquacultuur.wur.nl/NL/
Haenen, O.L.M., L.Grisez, D.De Charleroy, C. Belpaire and F. Ollevier, 1989. Experimentally induced infections of European eel Anguilla anguilla with Anguillicola crassus (Nematoda, Dracunculoida) and subsequent migration of larvae. Dis.aquat.Org. 97-101 Haenen, O.L.M., Way, K., Bergmann S.M. and Ariel, E., 2004 The emergence of Koi herpesvirus and its significance to European aquaculture. Bull.Eur.Ass.Fish Pathol. 24(6): 293-307 Haenen, O.L.M., 2005 Visziekten in Nederland, een terugblik: 20 jaar diagnoses bij het visziektenlaboratorium. Aquacultuur 6/2005: 37-45 Noga, E.J., 1995. Fish disease, diagnosis and treatment. Mosby. St. Louis. USA. 1-55664-374-8.
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 41
Meloxivet
®
Meer flexibiliteit voor een comfortabele pijnbestrijding
W: U E I N
UW FLEXIBILITEIT • • • •
AGE IN L N OOK ATIE VA U N R ENT /ML C N CO 5 MG
Nieuwe 0,5 mg/ml suspensie in 10 ml flesje voor laagste gewichtsklasse 1,5 mg/ml suspensie in 10 ml flesje voor kortdurende behandeling en kleine honden 1,5 mg/ml suspensie in 30 ml flesje voor middelgrote honden
0,
1,5 mg /ml suspensie in 150 ml flesje voor langdurige behandeling en grote honden
ONZE KWALITEIT • • •
Gebruikersvriendelijke glazen flesjes voor optimale zichtbaarheid Krachtige en preferentiële COX-2 inhibitor Zeer smakelijk
© Janssen Animal Health. Nov. 2009/ Veto. BNL 09-001
Meloxivet
®
Meloxivet 0,5 mg/ml suspensie voor oraal gebruik voor honden Meloxivet® 1,5 mg/ml suspensie voor oraal gebruik voor honden ■ Samenstelling: elke ml bevat resp.: meloxicam 0,5mg en meloxicam 1,5 mg, natriumbenzoaat 1 mg ■ Indicaties:Verlichting van ontsteking en pijn in zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. ■ Doeldier: Hond. ■ Dosering en wijze van toediening: Voor oraal gebruik. Dient te worden toegediend met voer. De suspensie moet worden toegediend met de spuit met dosisaanduiding die wordt meegeleverd met de verpakking. De aanvangsbehandelingis een éénmalige dosis van 0,2 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht op de eerste dag. De dagelijkse behandeling dient, met een interval van 24 uur, te worden voortgezet met een orale onderhoudsdosis van 0,1 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht, éénmaal per dag. Een klinisch effect wordt meestal binnen 3-4 dagen waargenomen. De behandeling dient na uiterlijk 10 dagen te worden gestaakt wanneer er geen klinische verbetering optreedt. ■ Contra-indicaties: Dien Meloxivet niet toe: ■ als uw hond drachtig is of tijdens het zogen; ■ als uw hond lijdt aan maagdarmstoornissen, zoals irritatie en bloeding, verstoorde lever-, hart- of nierfunctie en bloedingsstoornissen; ■ als uw hond allergisch (overgevoelig) is voor de actieve stof of één van de andere bestanddelen; ■ als uw hond jonger is dan 6 weken. ■ Bijwerkingen: Typische bijwerkingen van niet-steroïde antiinflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s) zoals vermindering van de eetlust, braken, diarree, occult faecaal bloed en apathie werden af en toe gemeld. Deze bijwerkingen komen gewoonlijk in de eerste behandelingsweek voor en zijn in de meeste gevallen van voorbijgaande aard en verdwijnen na het staken van de behandeling, maar kunnen in zeer zeldzame gevallen ernstig of fataal zijn. Indien u andere bijwerkingen vaststelt, gelieve uw dierenarts hiervan in kennis te stellen. ■ Speciale waarschuwingen: De behandeling dient gestaakt te worden, als er bijwerkingen voorkomen en een dierenarts dient te worden geraadpleegd. Vermijd het gebruik bij gedehydrateerde, hypovolemische of hypotensieve dieren; in deze gevallen is er een potentieel verhoogd risico van nefrotoxiciteit. Andere NSAID’s, diuretica, anticoagulantia, aminoglycoside antibiotica en stoffen met een hoge eiwitbinding kunnen concurreren voor die binding en dit kan derhalve leiden tot toxische effecten. Meloxivet mag niet samen met andere NSAID’s of glucocorticosteroïden worden toegediend.Vóórbehandeling met ontstekingsremmende stoffen kan bijkomende of toegenomen bijwerkingen veroorzaken. Met zulke geneesmiddelen moet een behandelingsvrije periode van tenminste 24 uur voor aanvang van de behandeling in acht worden genomen. Echter, voor het bepalen van de behandelingsvrije periode dient rekening te worden gehouden met de farmacokinetische eigenschappen van de eerder gebruikte producten. In geval van overdosering is een symptomatische behandeling aangewezen. Personen met een bekende overgevoeligheid voor NSAID’s moeten contact met het diergeneesmiddel vermijden. In geval van accidentele ingestie, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en hem de bijsluiter of het etiket te worden getoond. ■ Registratie: Janssen Pharmaceutica NV, Turnhoutseweg 30, B-2340 Beerse, België. EU/2/07/077/001; EU/07/077/003; EU/07/077/004; EU/07/077/005; NL: REG NL 101532, REG NL 101540, UDA; B: uitsluitend op voorschrift. ®
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 42
een divisie van www.janssenanimalhealth.com Janssen-Cilag BV
Nog te verkrijgen nummers Jaar en nummer Titel 1991-1/2 Huidaandoening van het rund 1991-4 Pijnbestrijding bij kleine huisdieren 1992-2 Teken en door teken overgebrachte ziekten 1992-3 Cae, paratuberculose en cl bij de geit 1993-1/2 Interne markt : uitdaging of challenge? 1994-1 Herpesvirussen bij gezelschapsdieren 1994-2 Hertenhouderij 1995-1 Herpesvirussen bij rund en varken 1995-2 Toegepaste epidemiologie voor de dierenartsenpraktijk 1997-1 Overdraagbare encephalopathien bij mens en dier 1997-2 Neonatologie v.h. veulen I 1998-1
Neonatologie v.h. veulen II
1999-1 1999-3 2000-2 2000-3
Contr. van melk en vlees op antimicrobiele geneesmiddelen Acupunctuur: een complementaire geneeswijze
2001-3
In het gezelschap van dieren
2002-1 2002-3
Klinische immunologie Locomotiestoornissen bij de kip
2003-1 2003-3
Cardiologie bij de Hond Farmacovigilantie
2004-1 2004-2 2004-3
Haematopoietische tumoren Egel Veterinaire Volksgezondheid
2005-1 2005-3
Varkensfokkerij Endocrinologie Paard
2006-1 2006-2 2006-3
Huidaandoeningen II Hond en Kat Hangbuikzwijn Dierfysiotherapie
2007-1 2007-2 2007-3
Afwijkingen tanden H + K Duivenziekten Diarrhee bij de kat
Dierenarts-diergeneesmiddelen en GVP Diergeneeskundige en zootechnische aspecten van de geitenhouderij
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 43
2008-1 2008-2
Toxicologie Reiniging en desinfectie
2009-1 2009-2 2009-3
Chirurgische behandeling van ooglidafwijkingen Microbiol. Lab. Diagnostiek bij Hond,Kat en Paard De Ezel
2010-1
Aquacultuur
Opmerking: van sommige nummers zijn nog slechts enkele exemplaren voorradig. D.M. nummers kunnen besteld worden door het totaal bedrag op onze Rabo bank rekening over te maken, onder vermelding van jaar en nummer van het D.M. dat men wenst. Voor bestellingen vanuit het buitenland en bij internet betalingen dienen naam, adres en woonplaats apart aan het secretariaat te worden doorgegeven via e-mail of fax. Per 1 Januari 2010 worden de tarieven als volgt gewijzigd: Abonnementen : automatische incasso: Abonnementen : op factuur: Nazendingen :
D.M. 57e jaargang - No. 1 blz. 44
Benelux Buitenland € 30,00 € 35,00 € 39,50 € 15,00 € 15,00