BIJWOORD A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen). 1.
Je tekent mooi, zeg.
2.
Wat een mooi schilderij!
3.
Ik heb iets moois voor jou.
4.
Mijn vader is een harde werker.
5.
Het gips wordt al hard.
6.
Het regent hard in de Ardennen.
7.
Grootmoeder spreekt moeilijk zonder haar kunstgebit.
8.
Zo moeilijk is die oefening niet.
9.
Doe niet zo moeilijk, alsjeblieft.
10. Dat is mijn gewone plaats, daar in de boek. 11. Doe maar gewoon! 12. Televisie is nu iets heel gewoons. 13. Die gitarist speelt vals. 14. Waarom kijkt die man me vals aan? 15. Dat is een valse Rembrandt.
Nederlandse Academie
02/218 47 07
B1
BIJWOORD B) Maak de zinnen compleet. Gebruik volgende bijwoorden: op z'n hoogst
voorbeeldig
rijkelijk
gelukkig
beleefd
hoogstens
gewoonlijk
openlijk
herhaaldelijk
diep
1.
’s Morgens eet die jongen
2.
Ik heb hem
3.
Deze notaris werd
twee boterhammen met chocolade.
________________ _
gewaarschuwd voor het gevaar maar tevergeefs. beloond voor zijn tussenkomt in de commerciële
onderhandelingen. 4.
De dood van Boudewijn de Eerste heeft alle Belgen
5.
getroffen.
was moeder niet gewond in die kettingbotsing.
6.
Hij is zojuist getrouwd. Zijn vreugde is
7.
Ik heb hem
8.
Dat huis is
9.
Op die foto ziet die vrouw er
10. Als je me dat niet
Nederlandse Academie
.
de waarheid gezegd. 100.000 euro uit. vraagt, dan antwoord ik zelfs niet.
02/218 47 07
B1
BIJWOORD
C) Verander de volgende zinnen met behulp van de elementen tussen haakjes 1.
Ik houd van bier. (graag drinken)
2.
We houden van mosselen. (graag eten)
3.
Hij houdt van Engels. (graag spreken)
4.
Ze houdt van griezelfilms. (graag kijken naar)
5.
Houdt u van jazz? (graag luisteren naar)
6.
Ik houd meer van stripverhalen dan van romans. (liever lezen)
7.
Van voetbal houd ik het meest. (het liefst spelen)
8.
Mijn ouders houden meer van Nederland dan van Engeland. (liever gaan naar)
9.
We houden het meest van judo. (het liefst doen aan)
10. Mijn zus houdt meer van spijkerbroeken dan van rokken. (liever dragen)
Nederlandse Academie
02/218 47 07
B1
BIJWOORD
D) Stel vragen. De woorden in cursief zijn de antwoord. 1.
Toen zijn ze onder de houten brug gevaren.
2.
Hij kwam met zijn nieuwe boekentas naar huis terug.
3.
Hij is bij de oogarts geweest.
4.
Meneer Janssen heeft geen kaartjes voor de voetbalwedstrijd
5.
We zijn allemaal naar Oostende gereden.
6.
Mevrouw Van Daele zou graag met haar directeur spreken.
7.
Die mensen komen van Amerika.
8.
Ze zijn met hun neven met vakantie geweest.
9.
Uit dat glas moet je niet drinken.
10. Mia heeft lang aan haar vriendje gedacht.
Nederlandse Academie
02/218 47 07
B1
BIJWOORD
E1) Voeg de bijwoorden tussen haakjes op de juiste plaats toe en herschrijf de zin. 1.
Kom maar zitten, Mieke. (hier)
2.
Ik zie uw man in de tuin. (nergens)
3.
Hij zit in de woonkamer. (binnen)
4.
De kinderen spelen op straat. (buiten)
5.
De bordjes staan in de kast. (boven)
6.
Kom maar. Loop de trap af. (beneden)
7.
Laten we in de zaal zitten. (achter)
8.
Je kleren liggen op de vloer. (overal)
9.
Heb je mijn horloge gezien? (ergens)
Nederlandse Academie
02/218 47 07
B1
BIJWOORD
E2) Voeg de bijwoorden tussen haakjes op de juiste plaats toe en herschrijf de zin. 10. Het regent bijna elke dag. (daar)
11. We hebben een drukke dag. (vandaag)
12. We gaan boodschappen doen. (eerst)
13. We brengen tante Hilda een bezoek. (daarna)
14. We moeten grootvader naar het ziekenhuis brengen. (dan)
15. We moeten de kinderen aan het station afhalen. (vervolgens)
16. We moeten in de tuin werken. (vanmiddag)
17. Mijn vriendin komt bij ons eten. (vanavond)
18. Het is negen uur en we hebben nog niets gedaan. (nu)
Nederlandse Academie
02/218 47 07
B1
BIJWOORD
F) Stel vragen. De woorden in het cursief zijn de antwoorden. Volg het voorbeeld. Bv: Ik kijk elke dag naar het journaal. a. Waarnaar kijk je elke dag? 1.
b. Waar kijk je elke dag naar?
Ik droom elke nacht van hetzelfde kasteel. a. b.
2.
Mijn zus houdt veel van sport. a. b.
3.
We wachten op de bus van negen uur. a. b.
4.
Zondag gaan ze naar zee. a. b.
5.
We komen uit Aruba. a. b.
6.
Ze spreken over de examens. a. b.
7.
Ik luister naar mijn nieuwe CD. a. b.
8.
Hij schildert met zijn tenen. a. b.
9.
Ik heb trek in een peer. a. b.
Nederlandse Academie
02/218 47 07
B1
BIJWOORD 10. Hij denkt aan zijn vakantieplannen. a b.
G) Splitst de vragende bijwoorden
1.
Waaraan is hij gestorven?
2.
Waarin hebt u zin?
3.
Waarnaast moet ik dit tafeltje zetten?
4.
Waarheen zijn ze zo vlug gelopen?
5.
Waarover hebt u het?
H) Reconstrueer de vragende pronominale bijwoorden. 1.
Waar leven ze nu van?
2.
Waar heb je de hele avond naar geluisterd?
3.
Waar bent u bekwaam voor?
4.
Waar hebben de kinderen zo lang mee gespeeld?
5.
Waar ben je door gestoken?
Nederlandse Academie
02/218 47 07
B1
BIJWOORD
I) Maak gebruik van vragende bijwoorden. Bv: Hij heeft op lijn 48 gewacht. Waar heeft hij op gewacht? Op lijn 48? 1.
Ze hebben over hun lessen gesproken.
2.
Hij is naar Italië gereisd.
3.
Ze houdt zich met de boekhouding bezig.
4.
Zij is aan kanker gestorven.
5.
We interesseren ons voor politiek.
6.
Ik heb naar klassieke muziek geluisterd.
7.
Hij heeft de brief met een potlood geschreven.
8.
Ze is van de ladder gevallen.
9.
Deze mooiprater is bestemd voor de balie.
Nederlandse Academie
02/218 47 07
Ja, daarop.
B1
BIJWOORD 10. Ze werden van diefstal beschuldigd.
J) Maak de volgende zinnen ontkennend. Bv: De gasrekening zal stijgen. De gasrekening zal niet stijgen 1.
Mijn nicht heeft een baby gekregen. …………………………………………………………………………………………………………………
2.
Deze politieagent gaat met pensioen. …………………………………………………………………………………………………………………
3.
Hij spreekt Chinees. ………………………………………………………………………………………………………………..
4.
De dokter kent het probleem. ………………………………………………………………………………………………………………..
5.
Drugs zijn dodelijk. ………………………………………………………………………………………………………………..
6.
Ik zie hem morgen. ………………………………………………………………………………………………………………..
7.
Nancy zwemt graag. ………………………………………………………………………………………………………………..
8.
Sam woont in New York.
……………………………………………………………………………………………………………………… 9.
Denise heeft vier kinderen. …………………………………………………………………………………………………………….…
10. Kurt rijdt meestal snel. ……………………………………………………………………………………………………….……..
Nederlandse Academie
02/218 47 07
B1