A N G S T Addie Witteman,
S1020286
DBKV Hogeschool Windesheim, Profielstudie Kunst, PKU1 Statement januari 2013
I N H O U D : Statement januari 2013 Aanvulling statement maart 2013 Collectie
Inleiding: Een half jaar geleden, bij de start van PKU, heb ik mijzelf diverse vragen gesteld. Na 4 jaar als een relatieve buitenstaander in de kunst en het onderwijs rondgekeken te hebben, heb ik mezelf de opdracht gegeven uit te zoeken waar ik sta. Hoe verhoud ik me nu ten opzichte van deze wereld en kan ik me het kunstenaarsschap eigen maken? Om dat te kunnen doen heb ik ook twee voorwaarden gesteld. Ik wilde vanaf dat moment elke keuze maken in overeenstemming met mezelf, mijn eigen innerlijke behoefte. Daarnaast wilde ik dit proces op een heldere manier delen met de mensen om me heen. Deze uitgangspunten hebben daarna verrassende consequenties gehad. Ik ben begonnen met het bijhouden van een blog waarmee ik me op een kwetsbare manier heb opsteld naar de buitenwereld. Ik heb een atelier gezocht om ongestoord te kunnen werken en mezelf serieus te nemen. Ik heb een waterleiding aangelegd, verf gemaakt, pigmenten gevoeld, kleur onderzocht en er een grote muurschildering mee gemaakt. Al deze activiteiten leken een omweg maar hebben indirect tot inzichten geleid. Een stuk zelfkennis, wat past wel en wat past niet bij mij, waar en wanneer precies levert het beeldend proces dat op wat ik zoek.
Beeldend werk: In mijn collectie laat ik de toeschouwer een verzameling water zien. Om precies te zien wateroppervlaktes op verschillende locaties. Water en angst. Water heeft heel veel bijzondere kwaliteiten, zoals de grote beweeglijkheid, het transparante karakter en het vermogen tot reflectie. Je schildert geen water maar je schildert de omgeving die reflecteert in het water. Water bergt een grote tegenstelling in zich, het brengt leven, geen plant groeit zonder water en het brengt dood, denk aan de kracht van overstromingen. Het schilderen van de muurschildering, de stroom en de golven, lieten mij de levenskrachten, energie, voelen tijdens het maken en tegelijkertijd kwam het overweldigende besef van die andere kant, de angst. Ik heb gezocht naar het gevoel van angst voor water zoals ik dat als kind al had. De angst voor het onbekende, het grote diepe, het zwarte gat onder dat spiegelende oppervlak dat je niet kan zien maar wel kan voelen. Het gevoel dat je als mens zomaar zou kunnen verdwijnen zoals een schaatser een wak inrijdt… Ik heb dit beeld onderzocht op de plaatsen waar ik dit zo ervaar, zoals bijvoorbeeld de gracht in Haarlem, het Apeldoorns kanaal, op de pont over de IJssel of in het zwembad. Ik sta aan de rand en kijk. Het zwarte gat is een subjectieve, gevoelsmatige
waarneming, die verder gaat dan alleen het visuele... Elke context, aangebracht in het schilderij, zodat de locatie sprekender wordt, bijvoorbeeld de rand van het zwembad of de rand van de gracht, gaat direct over de plek en de hoogte van het standpunt in relatie tot het wateroppervlak. Maar het gaat mij om de essentie van het water zelf, de spanning en de angst die ik daarbij voel is overal hetzelfde en blijft overeind, ook nu nog, na talloze waarnemingen. Dus ik schilder een verzameling ‘waters’, die voor mij gekoppeld zijn aan bepaalde plekken en het gevoel van angst. Daarbij schilder ik het water dusdanig dat er een gevoel van afkeer ontstaat, het ziet er niet uitnodigend uit, en ik laat daarbij een bepaalde ruimte open om het schilderij binnen te kunnen gaan, maar deze is minimaal. Hierdoor ontstaat de spanning, het aftasten van het doek met de ogen, de verflaag, gaat gelijk op met het aftasten van het wateroppervlak en de toeschouwer zoekt naar het punt om in te kunnen verdwijnen. Het gebruik van een ‘starre’ verf in tegenstelling tot een waterige verf, maakt dat de spanning verhoogd wordt tussen het onderwerp en het materiaal.
De Romantiek en het Abstract-Expressionisme: Mijn werk is enkel en alleen een uitdrukking van mijn persoonlijke gevoel. Het perspectief ligt bij mij, mijn beleving van de wereld. Daardoor voel ik me verbonden met de schilderkunst in de Romantiek aan het begin van de 19e eeuw. In de Romantiek vinden we de nietige mens ten opzichte van de overweldigende natuur, het existentialisme had niets met het geloof in de rede (het verlichtingsdenken) van die tijd maar ook niets met het geloof, de mens was overgeleverd aan zichzelf. De filosoof Immanuel Kant (1724-1804) stelt dat de beschouwer autonoom is in zijn smaakoordeel, er bestaan geen absolute normen voor het schone en het ware. De nadruk was dus op het individu komen te liggen. De kunst staat hier tussen het kale, aardse bestaan en de hogere ideale wereld. Het gevaar, de onbeheersbaarheid, levert grote spanning op in het werk van bijvoorbeeld Friedrich en Turner. Dit komt tot uiting in de materiaalbehandeling, grote vegen en klodders verf. Dit vind ik interessant omdat ik met mijn eigen werk ook de donkere kant van het leven wil laten zien, meer gevoel tegenover het oppervlakkige van onze materialistisch ingestelde maatschappij.
Wat ik zoek, is het terug gaan naar de essentie van het mens-zijn, in dit geval de emotie angst. Niet door het uit te vergroten, maar door het te beheersen. En ik weet niet of het door een ander ook zo beleefd of herkend kan worden, maar dat maakt dus niet uit, het is mijn gevoel! Daarnaast is dat wat ik herken het existentialisme, het feit dat elk mens op zichzelf is aangewezen en voor zich zelf zal moeten gaan staan. Voor mezelf probeer ik dit te doen, mezelf onder ogen zien in al mijn verlangens en angsten, en mezelf hierin te kennen om met mezelf verder te kunnen. Er is dus een verschil in nuance, de angst is wel het onderwerp, maar niet alleen maar. Dan zou je op andere beeldende oplossingen uitkomen, de angst zelf is menselijk en als zodanig af te lezen van het menselijk gelaat, zoals bijvoorbeeld bij Edward Munch met ‘De Schreeuw’. Door het uit te vergroten zou ik misschien kunnen volstaan met het enkel en alleen schilderen van een plat, zwart gat, de angst recht in de ogen gekeken, compleet depressief; zoals Mark Rothko. Maar dat is niet wat ik wil, de angst die ik wil tonen is de sluimerende, geniepige angst, het gevoel dat af en toe de kop opsteekt, ik weet dat het er is, dat het aan de rand van mijn gezichtsveld aanwezig is maar ik wil het niet onder ogen zien...
Dat wil niet zeggen, dat ik niet zou willen kunnen schilderen als Mark Rothko, zijn schilderijen hebben een ongelofelijke ruimtelijke kwaliteit, daar kun je pas in verdwijnen... Het Abstract-Expressionisme heeft niet geheel toevallig formele overeenkomsten met de Romantiek, vergelijk kleur, verf en stijl van Friederich, Turner en Rothko. De kunstenaar op zoek naar het sublieme, de behoefte van de mens aan het verhevene, de grenzen van de geest.(uit: ‘Het Sublieme’, Hans den Hartog Jager) De toeschouwer voelt de angst dat hij de grens van zijn eigen bevattingsvermogen nadert en zijn geest niet kan beheersen. De abstractie zou zo krachtig zijn dat het de menselijke geest optilt naar hogere regionen. Rothko was bij uitstek degene die begreep hoe hij dit kon toepassen in zijn werk, maar hij was ook de melancholische, depressieve kunstenaar, die eindigde met enkel zwarte doeken en uiteindelijk zelfmoord pleegde. Want over welke angst hebben we het: de angst voor de dood zou je kunnen zeggen, maar ik zou het willen omdraaien, het verlangen naar de dood en de angst om op een dag aan dat verlangen toe te geven. Dit is de angst voor het leven zelf, het elke dag moeten aangaan van je eigen leven.
Dit sluit naadloos aan bij mijn werk, de tegenstelling zoals ik die ook in het water ben tegengekomen en mijn pogingen van elke dag om mijn depressieve inslag niet te laten overheersen...
Michael Raedecker: Ik heb me afgevraagd waar schilderen in deze tijd over gaat. De schilder die mij raakt met zijn werk is Michael Radecker. Hij schildert grote grijze doeken en zijn onderwerpen zijn klassieke thema’s zoals stillevens, landschap of portretten, daarbij is de leegte in zijn werk een op zichzelf staande kwaliteit. Maar bij bestudering is hij voornamelijk bezig met het onderzoeken van de schilderkunst en hoe zich deze verhoudt tot de huidige tijd. Hij neemt bijvoorbeeld foto’s uit de actualiteit en brengt deze terug tot de essentie, het minst mogelijke waaruit het beeld kan bestaan. Dan schildert en borduurt hij deze in precisie na om zo tot de essentie van de beelden die over ons heen gestort worden, uit film en media, te komen. Zijn onderwerp is dus het beeld zelf, een bepaald gevoel in het werk is aan de interpretatie van de kijker zelf.
(Michael Raedecker, Amsterdam 1963, woont en werkt in Londen)
On 2009 acryl en draad op doek 205 x 330cm
Toon Verhoef: Dit komt overeen met de werkwijze van andere schilders, zoals ik bijvoorbeeld onder de indruk was van een werk van Toon Verhoef dat ik zag in Museum de Pont. Hij maakt tekeningetjes naar de waarneming, behoorlijk exact en degene die het beste typeert wat hij ziet kiest hij uit. Daarna gaat hij aan het werk op het doek, de tekening is de aanleiding voor compositie en kleur, maar daarna wordt de tekening geheel losgelaten. Het gaat om het schilderen op zich. De handelingen voltrekken zich en het doek wordt een zelfstandig object, het staat op zich zelf. Het resultaat is een ruimtelijk, bijna-abstract werk, het onderwerp is niet te herkennen en doet er ook niet meer toe. Maar de verf, het licht en de ruimte, er is een eigen werkelijkheid ontstaan. Door dit te zien kon ik een klein beetje bevatten dat ik nog maar aan het begin sta van het schilderen... en welke mogelijkheden zich nog aandienen. Zijn werk valt niet binnen een theoretisch kader, Verhoef is niet geinteresseerd in conceptuele aspecten van de schilderkunst, zijn werk is niet gepland of van te voren uitgedacht. Het doet een beroep op de kijkervaring zelf, in dat kijken ervaar je de diepte en de kwaliteit van het werk.
(Toon verhoef, Voorburg 1946, woont en werkt in Edam)
Zonder titel 2006 olieverf, alkyd en acryl op doek 190 x 250cm
Kunstfilosofie: Wat betekent het schilderen zelf dan voor mij? Ik verwijs naar wat Maurice Merleau-Ponty (1908-1961), in 1945, beschreven heeft over waarnemen en schilderen. MP stelt dat het bewustzijn in het lichaam aanwezig is, omdat het lichaam al in de wereld is voordat er sprake is van bewustzijn. Hij gaat uit van eenheid tussen lichaam en geest, tussen waarnemend oog en geestesoog, de ‘zijnsdensiteit’. De schilder herschept de werkelijkheid en transformeert deze tot een eigen wereld, dit is de tweede visualisering. Omdat het lichaam tegelijk ziend en zichtbaar is, de dingen bekijkt en zichzelf kan bekijken, tegelijk het waarnemende en het waargenomene is, is er de mogelijkheid van de inwendige blik. Hier voltrekt zich de magie van het zien. Het werk voltrekt zich in het ‘nu’, dit doet recht aan het feit dat het werk ontstaat in de materie en komt overeen met wat er gebeurt als ik schilder. Dit klopt met dat wat ik meemaak ik mijn eigen creatieve proces. Het schilderen is een handeling in het moment, het werk ontstaat, er is interactie tussen mij, de materie en het medium.
Hij verklaart hiermee voor mij, het wonderlijke proces, van ‘in het moment zijn’, flow, waarbij de tijd stil lijkt te staan, het denken ophoudt, het bewustzijn verplaatst zich naar de handen en het waarnemen, je handen doen wat je ogen zien, zonder tussenkomst van ingewikkelde gedachten over hoe en wat er geschilderd gaat worden.Op deze manier komt al het zichtbare en het onzichtbare in het werk terecht. Dat je niet van te voren precies weet hoe het eruit komt te zien. Schilderen is een op zichzelf staand scheppend proces, met de kracht van de creatieve expressie, waardoor het van alle tijden is en een eigen plaats heeft binnen de kunst. En over het belang van dit scheppend bezig zijn heb ik geschreven in mijn vakvisie en zo is blijkbaar de cirkel weer rond. De mens als scheppend wezen, dat ervaren en daardoor in contact komen met jezelf, dat is wat ik beleef in het schilderen, dat is mens-zijn.
A N G S T Addie Witteman,
S1020286
DBKV Hogeschool Windesheim, Profielstudie Kunst, PKU2 aanvulling op statement maart 2013
Vooraf: Binnen PKU1 heb ik het theoretisch kader van mijn werk onderzocht. Dit heb ik vastgelegd in mijn statementboekje deel 1. Omdat de basis niet gewijzigd is wil ik daar naar verwijzen, als onderdeel van dit aanvullende statement. Dit is een verslag van het beeldend onderzoek en de conclusies die ik er aan verbonden heb binnen PKU2. Deze keuze heb ik gemaakt omdat de opdracht voor PKU2 vooral was om de problemen die er nog lagen in het beeld al schilderend op te lossen, niet meer nadenken over theorie, alleen maar verf... In de collectie van PKU1 was nog een tweedeling te zien, in beeld, maar ook in materiaal. Het thema angst heb ik uitgewerkt, in combinatie met water, maar het beeld bleef te afstandelijk. Je keek meer naar de angst, dan dat je hem voelde. De collectie was eindproduct gericht. De 2 werken in olieverf hadden een heel andere uitstraling dan de werken gemaakt in acrylverf, alle werken waren op doek gemaakt.
Materiaalkeuze: om meer procesmatig te kunnen werken, ben ik gestart op papier met acrylverf. Deze keuze geeft meer snelheid in het werken, zover dat kan in het het proces, en een bepaalde vrijheid om met het materiaal te experimenteren, die ik tot nu toe nog niet had. Om met olieverf op doek te werken was niet haalbaar in verband met droogtijd in mijn grotendeels onverwarmde werkplek. Door op grote 400grams vellen papier te werken heb ik het werk ook goed door en door kunnen werken. Het papier als drager is geen belemmering om tot een eindproduct te komen. Om tot een levendig beeld te komen heb ik geschilderd met een verbeterde acrylverf, deze verf slaat niet helemaal doods neer tot een plasticfilm, maar laat de penseelstreek zien, hierdoor ontstaat een beeld dat dichtbij olieverf komt. In het werken ben ik steeds vrijer met het materiaal omgegaan. Het is een stap vooruit om ontdekt te hebben dat schilderen puur om verf gaat. Hierdoor is mijn werkvolgorde omgekeerd, het is niet langer zo dat ik een beeld in mijn hoofd heb dat alleen nog geschilderd hoeft te worden. Nee, ik begin nu met enkel een paar uitgangspunten , in mijn geval, 2 grote vlakken, een ondergrond en het thema water.
Met deze elementen moet het gebeuren, ik bepaal ongeveer de kleuren en verder ontstaat het beeld tijdens het schilderen. Dit geeft een vrijheid om met de verf te doen wat je wilt en leidt tot verrassingen die spontaan ontstaan. Het zoeken naar de juiste kleur, vooral de transparante, fijne verven is een lastige aangelegenheid. Ik ben veel tijd kwijt met zoeken naar de juiste spullen, kwasten, verdunners, afmetingen papier enz. enz. Het inzicht dat me dat opgeleverd heeft is dat ik nu wik en weeg, binnen mijn beperkte budget, als een professional en dat de juiste vakkennis over materiaal er toe leidt dat ik de juiste keuzes kan maken. Kennis die je opdoet door te experimenteren, maar die als basis onontbeerlijk is om tot een goed eindproduct te komen. Mijn grondige leerstijl zat me daarbij in de weg, ik ga dan ver in de techniek, zoals bijvoorbeeld zelf verf maken. Maar het levert uiteindelijk ook wat op , namelijk de conclusie dat ik mezelf serieus dien te nemen in alle keuzes die ik maak aangaande het materiaal.
“Het Sublieme” : Dit heb ik eerder niet aan mijn werk durven koppelen, nu wel,het leek me een te groot begrip voor mijn werk. Immanuel Kant, (1724-1804) de filosoof, over het sublieme: Bij de gewaarwording van het sublieme ervaren wij oneindigheid en onoverzichtelijkheid. Het werk kenmerkt zich door vormeloosheid, mateloosheid, het is niet doelmatig in zijn vorm. Het gaat het voorstellingsvermogen te boven, het verlamt ons, en in tweede instantie vervult het ons met levensenergie. Deze grenservaring, het oneindige, de chaos, geeft contact met het bovenzituiglijke, de wereld van de ideeën. (uit : Denken over Kunst, A.A. van den Braembussche, p.156/157.) Ik heb het formaat van het werk onderzocht. Ik heb op papier gewerkt van 1,2 x 1,5m tot 2 x 2 meter. Het gevoel dat je in het water kan verdwijnen, dat het tot de mogelijkheden zou behoren, maakt dat het werkt. De conclusie is dat mijn beeld veel meer zeggingskracht krijgt door het groter te maken en daardoor ook een transformatie ondergaat. Door het formaat komt er ruimte om ‘in’ de angst te duiken. Het beeld en het wateroppervlak is opengebroken door meerdere lagen aan te brengen. De vraag of het werk over water of over angst gaat is hiermee beantwoord. Het beeld is de expressie van de angst geworden waarmee ik mijn doel met deze beeldende collectie bereikt heb.
Persoonlijk: De hoofdvraag die ik mij in september heb gesteld is of ik me kan verbinden met het kunstenaarsschap en wat ik daarvoor nodig heb. De randvoorwaarden die mezelf heb gesteld zijn: ik wil al mijn keuzes zo maken dat ik trouw blijf aan mezelf en ik wil helder en transparant zijn in deze keuzes door dit te delen met de mensen om mij heen. Het antwoord daarop is dat het gelukt is. Door het schrijven van het blog zie ik mezelf in relatie tot andere en de wereld om mij heen. Ik heb dat blijkbaar nodig om mijn plaats te bepalen. Voor het eerst heb ik me helemaal verbonden gevoeld met mijn werk en het beeldend proces. Deze collectie is het resultaat van driekwart jaar werken als kunstenaar. Nu, in het eindtraject, kan ik me voorstellen dat ik binnen dit thema nog meer werken maak. De volgende stap dient zich aan en ik zou morgen weer aan de slag kunnen. Dit is het resultaat van het procesmatig werken, niet alleen om tot je thema en de betekenis te komen, maar ook in de eindfase. Het maakt dat je ruimte houdt in je hoofd voor het volgende werk.
Persoonlijk vervolg: Hoe het scheppend proces bij mij werkt is wel wonderlijk, ik probeer in een bepaalde staat van ‘zijn’ te komen, waarbij mijn hoofd leeg is. Het werken is geestelijk intensief, juist omdat ik moet zien te voorkomen dat ik ga nadenken, zodra ik ga denken is het creatieve proces onderbroken. Dit is intensief werken, de stappen gaan langzaam, er is ook een zekere rust en afstand nodig om weer door te kunnen. Mijn atelier is mijn plek geworden en voelt als een cocon, er is een soort afspraak dat ik daar, buiten het drukke gezinsleven en tijdschema’s van kinderen halen en brengen, even mezelf kan zijn. Mezelf mag neerzetten op een manier die blijkbaar heel erg bij mij past. Er is een behoefte in mij, om te verbinden en te werken met mensen, maar de andere behoefte, om mij te verbinden met mezelf in het beeldend werk is net zo groot. De opdracht die voor me ligt is om deze beide kanten van mezelf een plek te geven in het dagelijks leven.
C O L L E C T I E
ANGST VI acrylverf op papier 115 x 145cm
ANGST VII acrylverf op papier 115 x 145cm
ANGST VIII acrylverf op papier 115 x 145cm
ANGST IX acrylverf op papier 115 x 145cm