p/a C.G.G. PassAnt v.z.w. Beertsestraat 21, B - 1500 Halle Tel. 02 361 21 28 Fax 02 361 77 17
[email protected] www.werkgroepverder.be
JAARVERSLAG 2012
INHOUD Inleiding I. II.
Werkgroep Verder - Nabestaanden na zelfdoding Verslag van de activiteiten in 2012
RESULTAATSGEBIED 1: Het aanbod van informatie, documentatie en advies 1.1.
Het uitdragen van haar specifieke deskundigheid in postventie van nabestaanden na zelfdoding door het ingaan op vragen naar vorming voor intermediairen m.b.t. volgende thema’s: a. Rouwen na zelfdoding; b. De hulpverlener als nabestaande; c. De werkgever als nabestaande.
1.2.
Het verbeteren van de houding van de werkgever ten opzichte van de werknemer die nabestaande is door: a. Het aftoetsen van geïnventariseerde real en good practices aan het internationaal kader; b. Het aftoetsen van actuele praktijken aan de ervaringen en behoeften van nabestaanden; c. Het integreren van goede praktijken met actuele praktijken en het voorstellen van een protocol in brochurevorm voor werkgevers. d. Het betrekken van begrafenisondernemers bij de opvang van nabestaanden na zelfdoding en bekendmaking van Werkgroep Verder bij deze nabestaanden
RESULTAATSGEBIED 2: De ontwikkeling van methodieken en materialen op vlak van de zorg voor nabestaanden na zelfdoding en de verspreiding ervan. 2.1. Het ontwikkelen en ondersteunen van een informatieve website: a. De bestaande website (www.werkgroepverder.be) verder te verfijnen, aan te passen aan de actualiteit en er nieuwe activiteiten in op te nemen + evaluatie toegankelijkheid b. Verspreiding van materiaal via de webwinkel + evaluatie materiaal c. Het Interactief Forum te promoten en de moderen;
RESULTAATSGEBIED 3: De zorg voor nabestaanden na zelfdoding Het zorgen voor, bewaken en opvolgen van de media-richtlijnen
2
3.1.
a. b. c. d. e. f.
Het organiseren en ondersteunen, verspreid over Vlaanderen en Brussel-Hoofdstad, van gespreksgroepen voor nabestaanden na zelfdoding: Kwaliteitsvolle bekendmaking van de gespreksgroepen; Maximale laagdrempelige contactmogelijkheden aanbieden ; Het aanbieden van inhoudelijke ondersteuning; Afstemming van het aanbod op de noden; Kwaliteitscriteria op te leggen en het uitreiken van de kwaliteitslabels; Instaan voor minstens 2 gespreksgroepen die beantwoorden aan de kwaliteitscriteria in elke provincie.
3.2.
Het stimuleren van ontmoetingsmomenten voor nabestaanden na zelfdoding door: a. De organisatie van de 11de Dag van de Nabestaanden, een conferentie- en ontmoetingsdag voor nabestaanden na zelfdoding en hulpverleners, te organiseren in november 2012; b. Een wandeling voor nabestaanden: You’ll never walk alone; c. Het stimuleren van het samen sporten door nabestaanden: voetbal, lopen…
3.3.
Het aanpassen en zonodig opnieuw opstellen van Mediarichtlijnen voor verantwoorde berichtgeving, door: a. Jaarlijkse uitreiking van de media award tijdens de Dag van de Nabestaanden; b. Bijhouden van een perslijst met nabestaanden om op die manier mee te kunnen werken aan berichtgeving en de mediarichtlijnen zo systematisch onder de aandacht te brengen; c. 1 x per jaar een mailing naar alle journalisten aangesloten bij de Vlaamse Vereniging van Journalisten met de do’s en don’ts die opgenomen zijn in de mediarichtlijnen; d. Contactname met alle opleidingsinitiatieven en instituten voor journalisten met de vraag om een aanbod – les – te mogen verzorgen m.b.t. de mediarichtlijnen; e. MediaWatch: bij flagrante schending van de mediarichtlijnen contacteren van de betreffende journalist of redactie en eventueel inschakelen van de deontologische Raad voor de Journalistiek;
3
INLEIDING
I.
WERKGROEP VERDER- NABESTAANDEN NA ZELFDODING
In Vlaanderen sterven elk jaar bijna 1.000 mensen door zelf een eind aan hun leven te maken (Bron: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid). Een ‘nabestaande’ na suïcide is iemand die in zijn omgeving iemand heeft verloren door zelfdoding. Nabestaanden zijn in de eerste plaats gezins- en familieleden. Men gaat ervan uit dat bij elke zelfdoding minstens 6 tot 10 nabestaanden direct betrokken zijn. Recent onderzoek (Berman, 2011) suggereert dat bij elke suïcide heel wat meer nabestaanden achterblijven, afhankelijk van de soort relatie, de leeftijd en de frequentie van contact dat men met de overledene had. Ook vrienden, collega’s, leerkrachten, medeleerlingen, spoorwegpersoneel of hulpverleners moeten verder na de zelfdoding van een bekende of een geliefde (Werkgroep Verder, s.d.).
We kunnen hier de metafoor gebruiken van een steen die in een plas water valt. Dichtbij de inslag van de steen zijn de golven en impact het grootst (directe omgeving), deze golven deinen echter steeds verder uit en confronteren zo heel wat mensen met zelfdoding (bvb. vrienden, klasgenoten, collega’s, maar ook treinreizigers in geval van een treinsuïcide). Dit betekent dat er jaarlijks in Vlaanderen ongeveer 28.000 nabestaanden na zelfdoding bijkomen. Postventie-activiteiten dienen zich dan ook te richten op elk van deze nabestaanden en leveren een belangrijke bijdrage binnen de primaire en secundaire preventie. Opvang en ondersteuning van nabestaanden is niet alleen een therapeutische verantwoordelijkheid die moet worden opgenomen, maar ook en vooral een preventieve noodzakelijkheid (Clark, 2001). Postventie, ook tertiaire preventie genaamd, is tegelijkertijd primaire preventie van suïcide en andere psychiatrische problematieken (Jordan & McMenamy 2004). Postvention is prevention for the next generation (Schneidman, 1997; Laux, 2002).
Vanuit deze bekommernis is in Zelfdoding opgericht.
2000 Werkgroep
Verder,
Nabestaanden na
4
Werkgroep Verder - Nabestaanden na Zelfdoding P/a CGG PassAnt vzw Beertsestraat 21 1500 Halle Tel: 02 361 2128 Fax: 02 361 77 17 E-mail:
[email protected] Web: www.zelfdoding.be www.werkgroepverder.be
MISSIE Werkgroep Verder is het Vlaams kenniscentrum en samenwerkings-platform inzake postventie. Postventie is de verzamelnaam voor de activiteiten, de zorg en de hulpverlening die met of voor nabestaanden gebeuren met het doel hen te steunen, of te begeleiden in de zoektocht naar een nieuw evenwicht en zin in hun leven. We willen een dynamische, innovatieve partner en aanspreekpunt zijn waar men als individu, organisatie en bedrijf terecht kan na een zelfdoding. Werkgroep Verder heeft als missie te sensibiliseren, de opvang van nabestaanden te verbeteren en het thema “rouw na zelfdoding” bespreekbaar te maken in onze samenleving.
DOELSTELLINGEN De doelen van Werkgroep Verder bestaat uit netwerkvorming, informatieverstrekking, sensibilisering en het bieden van professionele e.a. ondersteuning (lotgenotencontact) voor nabestaanden na zelfdoding. Bijkomend heeft Werkgroep Verder de taak om de berichtgeving inzake zelfdoding in de media op te volgen aan de hand van de mediarichtlijnen.
5
ORGANIGRAM Werkgroep Verder (situatie 2012) en functiehouders Raad van Bestuur CGG PassAnt vzw (Jan Debie)
Eindverantwoordelijke (Mimi Deboiserie & Veerle Stevens)
Voorzitter Werkgroep Verder (Lynn Delfosse)
Stafmedewerker (Marjan Lindt)
Vrijwillige projectmedewerker (Chris Erauw)
Secretariaat (Fabienne De Braeckennier)
Free-lance medewerkers (Jan De Coster e.a.)
Werkgroep Verder is terreinorganisatie, gehuisvestigd binnen Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg PassAnt vzw. Als dusdanig is de Raad Van beheer van CCC PassAnt (Voorzitter Jan Debie), evenals de directeur (Mimi Deboiserie) eindverantwoordelijk voor Werkgroep Verder. De oprichter van Werkgroep Verder was Nico De fauw. Hij was 12 jaar de voorzitter en trekker van Werkgroep Verder. Vanaf 2012 laat hij de leiding over aan Lynn Delfosse. Deze integratie van Werkgroep Verder als een project binnen CGG PassAnt is een bewuste keuze. Daardoor is er een breder professioneel draagvlak (met name binnen de CGG) en kan Werkgroep Verder ook beroep doen op de logistiek van CGG PassAnt. Zo kan de kostprijs voor het gebruik van lokalen e.a. infrastructuur, netwerk aan een vriendenprijs ter beschikking gesteld worden van Werkgroep Verder. Dit is ook zo goedgekeurd door de Raad van Beheer. De boekhouding van Werkgroep Verder maakt dan ook deel uit van deze van CGG PassAnt, evenwel bijgehouden op afzonderlijke kostenplaatsen. Zo is er niet alleen een bestuurlijke autonomie binnen PassAnt, maar ook een financiële. Dit betekent dat giften of reserves beschikbaar blijven voor Werkgroep Verder en niet doorstromen naar de ruimere werking van CGG PassAnt. Naast de logistieke ondersteuning geeft de integratie binnen CGG PassAnt ook inhoudelijke ondersteuning. Het zorgt voor een link naar de andere CGG, enerzijds met de mogelijkheid om de gespreksgroepen te laten begeleiden door ervaren therapeuten, anderzijds therapeuten de mogelijkheid te bieden om aan cliënten die zijn getraumatiseerd door een suïcide het netwerk en aanbod van Werkgroep Verder voor te stellen.
6
De medewerkers en functiehouders binnen Werkgroep Verder zijn: -
Jan Debie (voorzitter raad van Beheer CGG PassAnt vzw)
-
Mimi Deboiserie (directeur CGG PassAnt vzw)
-
Veerle Stevens (adjunct-directeur CGG PassAnt vzw)
-
Lynn Delfosse (19u/38u) (coördinator Werkgroep Verder)
-
Marjan Lindt (19u/38u) (Stafmedewerker)
-
Chris Erauw (Vrijwillig ervaringsdeskundige)
-
Fabienne De Braeckenier (2u/38u) (Onthaal en secretariaat)
-
Jan De Coster (Free-lance, ict-ondersteuning)
-
Verschillende freelance vormingsmedewerkers
projectmedewerker
&
Op die manier wil Werkgroep Verder de zorg voor nabestaanden op een kwaliteitsvolle manier verderzetten.
SITUERING IN HET WERKVELD
Werkgroep Verder is een project binnen de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. Het situeert zich als actor binnen het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie en is erkend als terreinorganisatie voor nabestaanden na zelfdoding van 2012-2016. Werkgroep Verder wil immers alle actoren die bezig zijn met postventie in Vlaanderen bij elkaar brengen om op die manier een breed draagvlak te creëren en de postventieactiviteiten zo efficiënt mogelijk te kunnen coördineren, stroomlijnen en realiseren. Dit alles in nauwe samenspraak met ervaringsdeskundigen, nabestaanden. Samen met het Centrum ter Preventie van Zelfdoding, de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek en de Suïcidepreventiewerking van de CGG vormt het een consortium van expertise binnen de suïcidepreventie in Vlaanderen. Daarnaast zijn er samenwerkingsverbanden met andere partners: Centra voor Algemeen Welzijnswerk, Centra voor Morele Dienstverlening en Tele-Onthaal. Deze partners maken allen deel uit van het Werkgroep Verder-overleg.
Voor advies inzake wetenschappelijk onderzoek wordt beroep gedaan op de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek.
Overlegvergaderingen: * de overlegmomenten van Werkgroep Verder hebben plaatsgevonden op: 08/03/2012 26/04/2012 7
07/06/2012 13/09/2012 25/10/2012 13/12/2012
II.
VERSLAG VAN DE ACTIVITEITEN VAN 2012
RESULTAATSGEBIED 1: Het aanbod van informatie, documentatie en advies
1.1. Het uitdragen van haar specifieke deskundigheid in postventie van nabestaanden na zelfdoding door het organiseren van vormingen voor intermediairen m.b.t. volgende thema’s: a. Rouwen na zelfdoding; b. De hulpverlener als nabestaande; c. De werkgever als nabestaande. Eén van de kerntaken van Werkgroep Verder is het verzorgen van deskundigheidsbevordering inzake postventie. Werkgroep Verder heeft 4 modules ontwikkeld om het thema postventie op verschillende doelgroepen af te stemmen: 1) Werkgroep Verder: organisatie, projecten voor nabestaanden, voorstelling 2) Rouw na zelfdoding 3) Media-richtlijnen in kader van ‘als journalist kan je levens redden’ 4) Werkgever als nabestaande/Hulpverlener als nabestaande (gebaseerd op brochure rouwen op de werkvloer) Deze modules worden jaarlijks aangepast en geüpdatet waar nodig, zo ook in 2012. Op die manier kunnen we garanderen dat de informatie die Werkgroep Verder doorgeeft correct en actueel is. De modules kunnen op vraag gegeven worden. Organisatorisch De huidige personeelsbezetting van Werkgroep Verder laat niet toe om verspreid over Vlaanderen op een structurele manier vormingsmomenten te organiseren. In 2011 werden de 14 freelancers (die in 2010 gerekruteerd werden) gevormd in bovenstaande thema’s. Dit gebeurde via een train-the-trainer formule. Er werden in totaal drie vormingsdagen georganiseerd. Nadien kregen de freelancers het materiaal van Werkgroep Verder ter beschikking (powerpointpresentatie, folders, boeken). Dit materiaal kan aangepast worden naar eigen vormingsstijl, maar inhoudelijke veranderingen dienen eerst met Werkgroep Verder besproken te worden. We streven naar uniformiteit in onze vormingen en vragen de freelancer slechts minimale wijzigingen te doen. In 2012 werden 5 freelance vormingsmedewerkers actief ingezet bij het geven van vormingen. De overige freelancers toonden minder engagement om verschillende redenen (afstand, daguren,…) In 2012 (10/10/2012) vond een intervisiemoment met deze 5 freelancers plaats om bevindingen, ervaringen, tips en dergelijke uit te wisselen. Dit gaf Werkgroep Verder de gelegenheid om het werkjaar te evalueren. De samenwerking werd heel positief onthaald en wordt in 2013 verdergezet. De collega’s van de Suïcidepreventiewerking van de CGG hebben als hoofdopdracht het organiseren van vormingsmomenten in functie van preventie. Zij nemen ook het stuk 8
“postventie”, meer bepaald “rouwen na zelfdoding” mee als thema. In de vormingen van Werkgroep Verder wordt het stuk “preventie” meer bepaald “het suicidaal proces” meegenomen als thema. Er werd een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de suïcidepreventiewerking van de CGG’s. Eén van de afspraken is een vormingsmoment voor de preventiewerkers over het thema ‘postventie’. Op die manier wordt de laatste nieuwe informatie doorgegeven en wordt materiaal uitgewisseld. In 2013 zal Werkgroep Verder uitgenodigd worden op één van de coachingsdagen om deze afspraak na te komen.
Overzicht vormingen 2012 (zie pagina 10) Met het oog op verbetering streven we naar een systematische evaluatie van de vormingen. Op die manier krijgen we een zicht op de sterke en minder sterke punten. Elke freelancer heeft een evaluatieformulier meegekregen dat door Werkgroep Verder werd opgesteld (zie bijlage 1). Uit het volgend overzicht blijkt dat niet alle vormingen systematisch geëvalueerd werden. Van de 22 vormingen werden 8 vormingen geëvalueerd (zie gele hokjes in overzicht). Overzicht evaluaties vormingen 2012
2012
14 febr
14 febr 1 (getuigenis) maart
21 maart
29 maart
26 april
22 mei
5 juni
Gemiddelde score / evaluatiecriteria
Informatief
8,8
9
7,8
7,7
8,4
7,2
8,2
7,2
8,03
Interactief
9,1
7,9
8,7
7,9
7,6
6,4
7,8
5,6
7,6
Toepasselijk 8,8
8,4
8,1
7,5
7,3
7,5
7,6
7
7,7
Gemiddelde 8,9 score / vorming
8,4
8,2
7,7
7,7
7,03
7,8
6,6
Totaal gemiddelde score: 7,7
Besluit: Uit de evaluaties merken we dat het nodig is om in 2013 een meer systematische opvolging te doen van de vormingen. Het is een aandachtspunt dat wordt meegenomen. Toch kunnen we tevreden zijn over de gemiddelde score van 7,7 die we behaalden voor de geëvalueerde vormingen.
9
1.2. Het verbeteren van de houding van de werkgever ten opzichte van de werknemer die nabestaande is: a. Het aftoetsen van geïnventariseerde real en good-practices aan het Internationaal kader. b. Het aftoetsen van actueel praktijken aan de ervaringen en behoeften van nabestaanden c. Het integreren van goede praktijken met actuele praktijken en het voorstellen van een protocol in brochurevorm voor werkgevers. d. Het betrekken van begrafenisondernemers bij de opvang van nabestaanden na zelfdoding en bekendmaking van Werkgroep Verder bij deze nabestaanden
1.2.a. Het aftoetsen van geïnventariseerde real en good-practices aan het Internationaal kader 1.2.b. Het aftoetsen van actuele praktijken aan de ervaringen en behoeften van nabestaanden In 2010 werd het project ‘rouwen op de werkvloer’ opgestart. Binnen het kader van dit project werd een traject uitgezet, met een gerichte bevraging van de verscheidene doelgroepen als uitgangspunt bij het inventariseren van goede praktijken. Hiervoor werden nabestaanden-hulpverleners, nabestaanden niet-hulpverleners en werkgevers bevraagd (zoals Colruyt en Fortis). Er hadden overlegmomenten plaats met zowel profit als non-profit organisaties. Er werd tevens een sensibiliseringstekst ontwikkeld om op de website van werkgeverorganisaties te plaatsen:
Als het je allemaal teveel wordt Ondernemers en zelfstandigen zijn veelal personen met een ondernemende geest, energie, ideeën, capaciteiten en ze dragen vele verantwoordelijkheden. Ze kunnen veel aan en zijn doorgaans stressbestendig. Dat neemt niet weg dat het ook maar mensen zijn. Zoals zovele anderen kunnen ondernemers en zelfstandigen kampen met persoonlijke problemen, moeilijkheden thuis, in de familie, vriendenkring, op het werk en in het bijzonder in tijden van crisis of faillissement. Het kan gebeuren dat je energie om met problemen om te gaan (tijdelijk) op een laag peil staat, alsof het allemaal te veel wordt. Positieve stress wordt negatieve werk –en prestatiedruk. De emmer loopt langzaam vol en één druppel kan genoeg zijn om deze te doen overlopen,… Dit overlopen kan zich uiten onder allerlei vormen. De ene ontwikkelt een depressie, burn-out, de andere vlucht in alcohol en drugs,…Sommigen doen ook een (poging tot) zelfdoding. Een (poging tot) zelfdoding is een uiting van ondraaglijke psychische pijn, een drastische oplossing voor een vaak tijdelijk probleem. Maar ook een oplossing die er niet echt één is. Het is een stopzetten, wegvluchten van de pijn. Hopeloosheid en hulpeloosheid zijn dan kernwoorden. Je weet niet meer hoe je met jouw problemen kan omgaan,… Externe hulp dringt zich dan op, je kan nu eenmaal niet alles zelf oplossen. Waar kan je terecht voor hulp? Velen voelen weerstand om toe te geven dat ze het niet meer aan kunnen. Ondernemers zijn dagelijkse probleemoplossers en doe-het-zelvers, maar dat is soms onvoldoende. Hulp vragen is geen teken van zwakte, het is een bewijs van wijsheid. Heb je een goede vertrouwensband met je huisarts ? Dan is hij/zij je eerste aanspreekpunt. Je kan ook in vertrouwen, anoniem en 24/24 terecht bij de gratis nummers van Tele-Onthaal ( Zelfmoordlijn ( 02 649 95 55).
106) en de
Toon je aan anderen als je ergens mee zit? Wil je alles steeds onder controle hebben? Kan je moeilijk nee zeggen? Vind je het moeilijk om ergens enthousiast voor te worden? Deze en vele andere vragen op
www.fitinjehoofd.be gaan na hoe fit je hoofd nu eigenlijk is. In de online test zie je hoe goed jij om kan met problemen, depressiviteit, angst, stress… Voor elk onderdeel van de test krijg je een persoonlijk profiel met meer uitleg. Je krijgt er ook tips, opdrachten en extra informatie. Scoor je minder goed op bepaalde domeinen, dan geeft de website je adressen en telefoonnummers waar je gepaste hulp kan zoeken.
De verzamelde gegevens uit de bevraging, de persoonlijke contacten en werkbezoeken zijn geïnventariseerd en verwerkt in het protocol ‘rouwen op de werkvloer’. In 2011 was de brochure volledig afgewerkt en zijn we gestart met de promotie van deze brochure. Om de brochure af te toetsen aan de actuele praktijken aan de ervaringen en behoeften van nabestaanden, werd ingespeeld op relevante informatie. Scholen/bedrijven die te maken kregen met zelfdoding, werden door Werkgroep Verder telefonisch of via mail gecontacteerd om ons aanbod en hulp voor te stellen. Aangezien Werkgroep Verder niet steeds op de hoogte is van zelfdodingen binnen een bedrijf, organisatie of school zijn we in 2012 gestart met het proactief aanbieden van onze brochure. Op maat van deze brochure werd een vorming ontwikkeld met de uitleg en praktische tips rond rouwen op de werkvloer. Onze doelgroep voor deze brochure zijn bedrijven. Via preventiediensten proberen we een voet binnen te zetten (zie verder).
1.2.c. Het integreren van goede praktijken met actuele praktijken en het voorstellen van een protocol in brochurevorm voor werkgevers. De brochure “rouwen (na zelfdoding) op de werkvloer” is beschikbaar in de webwinkel en in pdf-formaat op onze website: http://werkgroepverder.be/wv_realisaties_werkvloer.pdf#zoom=75
De promotie en bekendmaking van de brochure ging via volgende kanalen:
12
1. Contacteren van bedrijven met aanbod tot voorstelling van onze brochure, aanbod vorming rond deze brochure en aanbod tot samenwerking rond ontwikkeling protocol op maat van de organisatie.
Aangezien Werkgroep Verder niet steeds op de hoogte is van zelfdodingen binnen een bedrijf, organisatie of school zijn we in 2012 gestart met het proactief aanbieden van onze brochure met bijhorende vorming. Onze doelgroep voor deze brochure zijn bedrijven: a)via preventiediensten
Beste mevrouw, Als verantwoordelijke voor de opleidingen en voor Penne bij PreBes stellen wij u graag Werkgroep Verder, nabestaanden na zelfdoding voor. Wij zijn het Vlaams kenniscentrum en samenwerkingsplatform rond postventie. Dagelijks stappen er in België gemiddeld 7 mensen uit het leven, die allemaal heel wat nabestaanden achterlaten. Als we uitgaan van 6 direct betrokkenen bij elk overlijden, betekent dat dus dat er jaarlijks meer dan 15.000 nabestaanden na zelfdoding bijkomen in België. Bovendien weten we dat nabestaanden 10 keer meer kans hebben om zelf ook door zelfdoding te sterven. Hallucinante cijfers, waar elk bedrijf vroeg of laat jammer genoeg wel een keer mee geconfronteerd wordt. Door een zelfdoding van een medewerker of doordat één van de medewerkers iemand uit zijn directe omgeving verliest. Daarom heeft Werkgroep Verder de brochure ‘Rouwen op de Werkvloer’ ontwikkeld. Dat is een brochure rond rouw na zelfdoding, een aantal checklists en een aanzet tot een rouwprotocol voor bedrijven. Daarnaast hebben wij ook een vormingspakket rond ‘Rouwen op de Werkvloer’ dat zich richt tot vertrouwenspersonen, preventieadviseurs en leidinggevenden in bedrijven. Meer informatie vindt u op onze website: http://www.werkgroepverder.be/index.php?m=bedrijven&l=werkvloer. Wij zouden graag eens bij u langskomen om u wat meer informatie te geven over dit pakket en te kijken op welke manier dit interessant kan zijn voor uw doelgroep.
b)Via de webwinkel De brochure wordt te koop gesteld op de webwinkel van Werkgroep Verder. Via dit kanaal komen ook bestellingen van deze brochure binnen. De mensen of organisaties die een brochure besteld hebben, werden gecontacteerd voor onze vormingen rond deze brochure.
Rouwen op de werkvloer De voorbije jaren werd Werkgroep Verder vanuit diverse hoeken gecontacteerd door bedrijven, organisaties, e.a. met de vraag welke acties ...
13
In 2012 werden 130 brochures door 12 bedrijven, organisaties en scholen verkocht via de webwinkel. Van deze 12 bedrijven kregen we de kans om voor 3 bedrijven een vorming te verzorgen.
2. Contacteren van bedrijven waarvan we weten dat er een zelfdoding heeft plaatsgevonden. a. KBC In 2011 werd een samenwerkingsverband met het bedrijf rond het thema ‘rouwen op de werkvloer’ afgesloten. Op 7 juni 2011 vond het eerste overleg plaats. Samen ontwikkelden we een visietekst en tijdsplanning op maat van het bedrijf. Het voorstel werd goedgekeurd door de bevoegde commissie binnen het bedrijf. In 2012 werden twee opleidingsdagen verzorgd voor het personeel van de interne preventiedienst. Deze gingen door op 29 maart te Leuven en 26 april te Merelbeke. In augustus/september 2012 werd het postventie protocol op maat voor het bedrijf uitgeschreven. Dit werd binnen de medische dienst van het bedrijf nagelezen en indien nodig aangepast. Nadien werd het verspreid onder de werknemers van het bedrijf en werd er aandacht aan besteed via hun intern tijdschrift. b. bpost Onze brochure wordt ook bekendgemaakt tijdens de vormingen van de suïcidepreventiewerkers en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding. Op deze manier hebben we dit jaar een samenwerkingsverband afgesloten met het bedrijf bpost.
In 2013 zal op 19 maart en op 8 april de vorming voor bpost doorgaan. De doelgroep voor deze vorming zijn de medewerkers van de interne preventiedienst.
3. Bedrijven, organisaties, scholen die ons gecontacteerd hebben ivm opvang van werknemers na een zelfdoding.
a. Varese – opvang expats in Italië Werkgroep Verder werd gecontacteerd door een Europese school in Italië. Zij verloren één van hun leerkrachten en waren op zoek naar opvang voor de leerlingen en collega’s. Omwille van de taal en de beperkte opvang in Italië, werden ze via een Nederlandse website doorverwezen naar onze werking. Vanuit Werkgroep Verder gingen twee mensen ter plaatse. Het rapport kan u in bijlage 2 vinden. b. Verzekeringsbedrijf Op 19 december 2012 werd Werkgroep Verder telefonisch gecontacteerd i.v.m. een suïcide binnen een verzekeringsbedrijf. Eén van de werknemers was uit het leven gestapt diezelfde week. Zij stelden de vraag naar opvang voor de nabije collega’s en tips naar communicatie toe. De tips werden telefonisch meegedeeld.
14
Via mail werd de brochure ‘Rouwen op de werkvloer’ toegestuurd. Op vrijdag 21 december vond de opvang van het team plaats. Hiervoor gingen twee medewerkers, één vanuit Werkgroep Verder en één vanuit CGG PassAnt vzw mee. In 2013 worden verdere contacten gelegd in functie van vorming in het bedrijf. 4. Brochure opnemen in onze nieuwsbrief De brochure werd op regelmatige basis vermeld in onze maandelijkse nieuwsbrief.
1.3. Het betrekken van begrafenisondernemers bij de opvang van nabestaanden na zelfdoding en bekendmaking van Werkgroep Verder bij deze nabestaanden.
Funebra Dit jaar werd meer focus gelegd op de doelgroep begrafenisondernemers. Vanuit verhalen van nabestaanden en vragen uit hun werkveld dringt de nood zich op om ook deze doelgroep meer te sensibiliseren en handvaten te geven rond rouw na zelfdoding. Vanuit slachtofferonthaal van het parket te Tongeren werd Werkgroep Verder gevraagd om in de provincie Limburg een project op te starten rond begrafenisondernemers. Deze vraag werd gesteld naar aanleiding van de nieuwe call rond ‘waardig afscheid’ nemen. Deze call omvat richtlijnen voor slachtofferbejegenaars in het omgaan met nabestaanden. Zij spelen namelijk een bemiddelingsfunctie tussen de nabestaande en begrafenisondernemer als het gaat om afscheid nemen van het lichaam. In dit project werden ook andere belangrijke partners betrokken: slachtofferbejegening van de politie en slachtofferhulp vanuit de CAW. Samen met slachtofferonthaal van het parket en Werkgroep Verder vonden drie overlegmomenten plaats. In één van de overlegmomenten werd ook Roger Lathouwers van Funebra uitgenodigd. Bij de begrafenisondernemers binnen de provincie Limburg is hij een belangrijk contactpersoon. Via Funebra kregen we de kans om op één van de ledenvergaderingen te mogen spreken, namelijk 8 november 2012 te Genk. Het uiteindelijke resultaat van onze samenwerking was een vorming met heel wat informatie over de werking van de verschillende diensten, de personen met wie nabestaanden in contact komen na het overlijden en rouw na zelfdoding. Op deze avond waren een 40-tal begrafenisondernemers aanwezig. Als vervolg op dit verhaal werd Werkgroep Verder gevraagd om een stukje te schrijven rond onze werking in de ‘Gids na overlijden. Handleiding voor nabestaanden’, geschreven door Roger Lathouwers van Funebra. Dit boek is bedoeld voor nabestaanden om hun wegwijs te maken in zowel juridische als praktische zaken i.v.m. het overlijden. Dit boek wordt verspreid onder begrafenisondernemers die zij vervolgens uitdelen aan de nabestaanden.
15
Dela Via een nabestaande zijn we in contact gekomen met een begrafenisondernemer te Mortsel die verbonden is aan Dela. Zij sprak Werkgroep Verder aan over haar initiatief. Zelf is ze haar echtgenoot aan zelfdoding verloren. In haar rouwproces heeft ze veel gehad aan de uiteenzetting van Leo Bormans. Graag wou ze haar positieve ervaring delen met anderen en het geld inzamelen voor een goed doel, namelijk Werkgroep Verder en de liga tegen kanker. Hiervoor werkte ze samen met haar begrafenisondernemer met wie ze goede contacten onderhouden heeft. Naar aanleiding van dit mooie gebaar zijn we in contact gekomen met de begrafenisondernemer en werd een overleg gepland. In dit overleg werd informatie uitgewisseld. Er werden gegevens van de provinciale coördinator voor Dela uitgewisseld en dit vormt een pad voor meer bereik naar deze doelgroep. In 2013 zullen verdere contacten gelegd worden.
16
RESULTAATSGEBIED 2; uitgevoerde activiteiten in 2012 vanuit de beheersovereenkomst 2012-2016. De ontwikkeling van methodieken en materialen op vlak van de zorg voor nabestaanden na zelfdoding en de verspreiding ervan. 2.1.
Het ontwikkelen en ondersteunen van een informatieve website: a. De bestaande website (www.zelfdoding.be) verder te verfijnen, aan te passen aan de actualiteit en er nieuwe activiteiten in op te nemen + evaluatie toegankelijkheid b. Verspreiding van materialen via de webwinkel + evaluatie materiaal c. Het Interactief Forum te promoten en de moderen;
2.1.a. De bestaande website verder verfijnen, actualiseren en nieuwe activiteiten opnemen. URL van de website van Werkgroep Verder: www.zelfdoding.be of www.werkgroepverder.be Op 26 november 2011 werd op de Dag van de Nabestaanden de nieuwe website van Werkgroep Verder gelanceerd.
17
De oude website maakte bijna uitsluitend gebruik van html-code, maar voor de nieuwe is geopteerd voor php. Dit heeft als voordeel dat de site flexibeler wordt en dat het mogelijk is om databases aan de site te koppelen. Mensen kunnen zich registreren op de site. Dit heeft verschillende voordelen: • Werkgroep Verder verzamelt informatie over de mensen (nabestaanden, hulpverleners,…) die de site bezoeken; • Wie eenmaal geregistreerd is, kan via de site gerichte informatie krijgen die hem of haar aanbelangt. Nabestaanden krijgen bijvoorbeeld direct toegang tot de pagina’s van de gespreksgroepen, de nieuwe uitgaven, enz. Jongeren worden direct doorverwezen naar hun eigen pagina’s. Ook voor hulpverleners en voor de pers wordt er gewerkt aan een specifiek aanbod. • In een volgende fase kan hier voor de medewerkers van Werkgroep Verder een intranet aan gekoppeld worden, eventueel met een apart gedeelte voor de vrijwilligers, de freelance vormingsmedewerkers, enz. • Inschrijving voor de Dag van de Nabestaanden, online gespreksgroepen, de wandeling en andere activiteiten vragen nog één enkele klik voor de bezoekers, wat de procedure aanzienlijk vereenvoudigd. • Op termijn zullen ook het online forum, de herinneringssite en de verzending van de nieuwsbrief hieraan gekoppeld kunnen worden. Alle gegevens van de registratie komen terecht in een database waar enkel de medewerkers van Werkgroep Verder toegang toe hebben. Dit verlicht de administratieve verwerking van grote activiteiten zoals de Dag van de Nabestaanden aanzienlijk.
18
De teksten van de oude website zijn in 2012 volledig herwerkt en aangepast, rekening houdend met de actualiteit en met de verschillende doelgroepen. Sinds 2012 hebben we ook een administratiemodule ontwikkeld, zodat we zelf eenvoudig wijzigingen kunnen doen aan de inhoud van de site. Zo zijn we niet langer afhankelijk van externen voor wijzigingen, aanpassingen, verbeteringen, herstellen van verbroken links, enz. Alle inhoudelijke fouten worden dan ook binnen de week aangepast. Twitter en sociale media Onderaan de website is ook een “twitter-feed”. Hierop zijn alle “tweets” van Werkgroep Verder op Twitter te volgen. Werkgroep Verder maakt steeds meer gebruik van Twitter om activiteiten bekend te maken, oproepen te doen voor getuigenissen, enz. Het grote voordeel hiervan is, naast de snelheid van communiceren, dat er andere mensen bereikt worden dan via onze klassieke nieuwsbrief. In 2012 werden 32 tweets geplaatst door Werkgroep Verder. Deze tweets gingen hoofdzakelijk over de aankondiging van de online gespreksgroep, oproep voor getuigenissen, aankondiging nieuwsbrief, aankondiging Dag van de Nabestaanden en berichten in functie van de media-richtlijnen. Momenteel heeft Werkgroep Verder 103 volgers via dit kanaal. Voorbeelden ‘tweets’:
Werkgroep Verder @WerkgroepVerder Gezocht: iemand die een zelfmoordpoging ondernomen heeft en wil getuigen in reportage van Koppen. Help het taboe doorbreken! Info bij WGV! Openen
Werkgroep Verder @WerkgroepVerder Getuigenissen gezocht voor interview Goed Gevoel. Help mee sensibiliseren! Interesse? seintje op
[email protected] Werkgroep Verder @WerkgroepVerder WGV en VTM zoeken een getuigenis van een suïcidepoger (een jongere), maar nu gelukkig is en wil vertellen. Seintje:
[email protected] Werkgroep Verder @WerkgroepVerder Nieuwe online gespreksgroep voor nabestaanden op 30 mei van 19u tot 21u. Inschrijven kan nu én op moment zelf! werkgroepverder.be http://www.
Werkgroep Verder @WerkgroepVerder inschrijven voor de Dag van de Nabestaanden op 24 november kan via onze website: werkgroepverder.be http://www.
Werkgroep Verder @WerkgroepVerder vraagt media om rekening te houden met de media-richtlijnen bij berichtgeving over zelfdoding. Zie richtlijnen op: werkgroepverder.be/m_richtlijnen_ …. http://www.
folder.pdf
Sinds 2012 wordt de facebook-pagina van Werkgroep Verder actiever gebruikt om allerlei aankondigingen van onze activiteiten te maken. Momenteel heeft Werkgroep Verder 176 ‘vind-ik-leuks’. Dit betekent dat 176 mensen de aankondiging gelezen hebben en dit goed vinden. Facebook Werkgroep Verder:
19
E-nieuwsbrief Er is ook een e-nieuwsbrief (gekoppeld aan onze database, voorlopig nog via MyMailMarket), die inhoudelijke links maakt naar de website en bepaalde topics in de kijker zet. In 2012 werden 8 nieuwsbrieven verstuurd. Per nieuwsbrief worden gemiddeld 5200 exemplaren verzonden. De nieuwsbrief wordt gemiddeld door 3295 mensen gelezen. De laatste versie van de nieuwsbrief is steeds te vinden op onze website.
Kwantitatieve evaluatie website Onze website heeft sinds de start in 2002 een stijgend aantal bezoekers gekregen. In 2012 is dat aantal voor het eerst iets gezakt. Dit heeft voornamelijk te maken met het feit dat we een nieuwe registratietool hebben. Sinds 2012 werken we met Google Analytics, die andere normen hanteert dan NedStat voor het bepalen van unieke bezoekers. 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
991 6.575 13.998 20.276 23.432 22.640 23.758 24.247 24.025
2011
24.823
2012
23.937
20
Dit betekent dat er gemiddeld 65,68 bezoekers per dag op de website komen. In de detailcijfers zien we duidelijk dat mensen de weg vinden naar onze website als het thema zelfdoding om één of andere reden sterker aanwezig is. Een paar voorbeelden: 2+3 oktober 2012
235 bezoekers per dag
Op 2 oktober werd in Nederland het ophefmakende interview uitgezonden met Viktor Staudt die in Altijd Wat getuigt over zijn zelfdodingspoging op het spoor.
9+10+11 oktober 2012
meer dan 200 bezoekers per dag
Op 9 oktober is de film The Broken Circle Breakdown in première gegaan, waarin het hoofdpersonage een mislukte zelfdodingspoging doet en uiteindelijk in een coma terecht kwam.
28 november 2012
180 bezoekers
Een jongen van 14 springt van een brug over de E40
30 november 2012
165 bezoekers
Een meisje van 18 pleegt zelfdoding op de E17 in Lokeren.
De toegankelijkheid van de website wordt minstens 1 x geëvalueerd De toegankelijkheid van de site wordt verschillende keren per week gecontroleerd door de medewerkers van Werkgroep Verder. In 2012 is de site elke dag beschikbaar geweest. Indien er zich problemen zouden voordoen, wordt er onmiddellijk contact opgenomen met Jan De Coster, die de website ontwikkeld heeft, en met register.be, die de hosting voor ons verzorgt.
2.1.b. Verspreiding van materialen via de webwinkel
Door de grote hoeveelheid aanvragen voor materiaal en boeken van Werkgroep Verder, hebben we begin 2009 besloten een webwinkel op te zetten via mijnwebwinkel.nl. Dit maakt het gemakkelijker om alle bestelling op te volgen en de verzendingen te doen. Bovendien genereert de webwinkel automatisch facturen inclusief BTW en verzendingskosten en is het mogelijk betalingsherinneringen te sturen om achterstallige facturen te innen. In 2012 zijn er in totaal 150 bestellingen binnengekomen via de webwinkel. Een groot deel hiervan zijn van particulieren. Verder hebben we 15 bestellingen gehad van scholen en CLB’s, 5 van bedrijven, 26 van hulpverlenende instanties en 4 van politiezones. In 2012 werd het boekje ‘de visjes van océane’ geëvalueerd via een online enquête. Het rapport van deze evaluatie kan in bijlage 3 gevonden worden. Over het algemeen wordt het boek zeer goed onthaald: het maakt een gesprek met jonge kinderen gemakkelijker
21
en ook de praktische activiteiten op het einde van het boekje helpen om aan de slag te gaan met kinderen. Mensen kiezen ook zeer bewust het moment waarop ze met het boekje aan de slag gaan: als ze het zelf aankunnen om het gesprek aan te gaan en als ze merken dat het kind zelf met vragen zit. De leeftijdsgroep van de kinderen wordt wel breder genomen dan wij zelf gezien hadden: waar wij vooropstellen dat het boek geschikt is voor kinderen van 4 tot 7 jaar, blijkt het gebruikt te worden tussen 5 en 12 jaar. 2.1.c. Promotie en modereren van het Forum voor nabestaanden na zelfdoding
Het forum voor nabestaanden na zelfdoding wordt gepromoot door: • de links op de site • de nieuwsbrief • de uitgaven en publicaties van Werkgroep Verder folder, sensikaart, boeken,…) • Facebook • Twitter • de online gespreksgroep • de gespreksgroepen Het forum is ook in 2012 opnieuw heel druk bezocht. Volwassenen Geregistreerde gebruikers 2007 241 2008 496 2009 710 2010 908 2011 1087 2012 1272
Berichten 814 2741 3679 4630 5983 6744
Het modereren van het forum gebeurt door 1 professionele hulpverlener (psycholoog) die gespecialiseerd is in zelfdodingpreventie en rouwverwerking, i.s.m. met de webmaster/forumbeheerder voor de technische kant van het forum.
22
Op dit forum zijn 1237 geregistreerde leden actief die samen meer dan 6752 berichten hebben geplaatst. Sinds 2010 doet Werkgroep Verder, in samenwerking met Trimbos-instituut en gefinancierd door Ga voor Geluk, een onderzoek naar de effectiviteit van het online forum.
Onderzoeksvragen Het doel van dit onderzoek is na te gaan in hoeverre nabestaanden van suïcide (NvS) gebaat zijn bij online contact met lotgenoten. Als belangrijkste uitkomstmaat wordt daarbij de mate van psychisch welbevinden gemeten. Andere uitkomstmaten zijn de mate van (gecompliceerde) rouw, depressieve gevoelens, zelfwaardering en kwaliteit van leven. Bovendien wordt onderzocht of er specifieke groepen zijn die meer of minder baat hebben bij het lotgenotencontact. Dergelijke informatie is van belang voor indicatiestelling en voor het verkrijgen van suggesties voor eventuele aanpassingen in de aard van het online lotgenotencontact. Middels een kwalitatief onderzoeksdeel wordt verder geëxploreerd welke verklaringen respondenten geven voor het ervaren effect van het online lotgenotencontact. De vragen luiden: 1. Heeft deelname aan online lotgenotencontact positieve effecten op het welbevinden van NvS, zowel op korte termijn (6 maanden na start van het lotgenotencontact), als op langere termijn (12 maanden na start van het lotgenotencontact)?
23
2. Welke specifieke groepen NvS hebben vooral baat bij het online lotgenotencontact, en welke niet of minder? 3. Welke ondersteunende en niet-steunende processen vinden plaats tijdens deelname aan online lotgenotencontact, volgens deelnemers die baat hebben bij het lotgenotencontact, vergeleken met hen die dat niet hebben? En wat is volgens deelnemers de oorzaak van het succes / gebrek aan succes? Onderzoeksopzet De studie betreft een pretest-posttest onderzoek in een bestaande naturalistische setting, dat bestaat uit drie online metingen. Bij het eerste bezoek aan het nabestaandenforum op de website van 113online.nl en van WerkgroepVerder.be krijgt de bezoeker een tussenpagina te zien waarop hij/zij wordt uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek. Na het geven van informed consent kan het onderzoek starten. Deelnemers worden gevraagd drie keer een vragenlijst in te vullen aan de hand waarvan kan worden kan worden bekeken of het geestelijk welbevinden toeneemt als gevolg van het online lotgenotencontact. Ook wordt bekeken welke groepen meer of minder profiteren van het aanbod. Doel hiervan is het beantwoorden van de eerste twee onderzoeksvragen: namelijk (1) Heeft deelname aan online lotgenotencontact positieve gevolgen voor het welbevinden van NvS, zowel op korte termijn (6 maanden na start van het lotgenotencontact), als op langere termijn (12 maanden na start van het lotgenotencontact)? (2) Welke specifieke groepen NvS hebben vooral baat bij het online lotgenotencontact, en welke niet of minder? Ten slotte kent het onderzoek een kwalitatief deel. Dit bestaat uit 20 telefonische interviews door een onderzoeksmedewerker uit resp. Nederland en Vlaanderen, met deelnemers aan het online lotgenotencontact. Het streven is om 10 deelnemers te interviewen die aangeven baat te hebben gehad bij het online lotgenotencontact, en 10 die aangeven er geen baat bij te hebben gehad. Doel hiervan is antwoord te geven op de derde onderzoeksvraag, namelijk: Welke ondersteunende en niet-steunende processen vinden plaats tijdens deelname aan online lotgenotencontact, volgens deelnemers die baat hebben bij het lotgenotencontact, vergeleken met hen die dat niet hebben? En wat is volgens deelnemers de oorzaak van het succes / gebrek aan succes? Eind 2011 werden de online vragenlijsten ingevuld en werd de input voor het kwantitatief deel afgesloten. In de periode van maart-mei 2012 werden telefonische interviews afgenomen van nabestaanden die actief zijn of geweest zijn op het forum van Werkgroep Verder. Deze interviews werden afgenomen door de medewerker van Werkgroep Verder. Op voorhand werden vragen vastgelegd die ook gesteld werden aan de Nederlandse gebruikers van het forum van 113online. Op die manier wordt gestreefd naar uniformiteit. Een interview duurde ongeveer 45 minuten tot 90 minuten. Deze interviews werden opgenomen (hiervoor werd toestemming van de nabestaande gevraagd) om nadien woord voor woord uit te typen. Op die manier kan ook een inhoudsanalyse van het forum gemaakt worden. Vanaf mei 2012 begon het analytische gedeelte van het onderzoek dat door Trimbos werd opgenomen. In het najaar van 2012 (11 december) werd de begeleidingscommissie opnieuw samengeroepen om de eerste resultaten mee te delen. Bij het bespreken van deze resultaten werd duidelijk dat nog verschillende vragen onbeantwoord bleven. De grootste moeilijkheid naar interpretatie toe is het ontbreken
24
van een controlegroep. Een controlegroep maakte deel uit van het begin onderzoeksopzet, maar dit werd door de ethische commissie van Trimbos niet goedgekeurd. De ethische moeilijkheid hierin was het ontzeggen van hulp aan nabestaanden na zelfdoding. Ze mochten tijdens die bepaalde periode geen gebruik maken van het forum en dit werd niet aanvaard. Er zijn nog een aantal andere factoren die de interpretatie compliceren: - het forumgebruik is niet erg hoog (75% tot 80% is er minder dan 1x per maand aan het lezen geweest) - een deel van de forumgebruikers waren al aanwezig op het forum voordat ze meededen aan het onderzoek. Van hen is er geen voormeting. - Er is geen kennis of mensen na 6 mnd en 12 mnd helemaal geen gebruik meer hebben gemaakt van het forum. De laagste antwoordoptie was “minder dan 1 keer per maand”. Dit maakt het lastig om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Binnen de begeleidingscommissie werd besloten om extra analyses te doen waarbij de factor ‘grief’ mee opgenomen wordt. Nabestaanden kunnen namelijk een normaal rouwproces doorlopen, maar ook een gecompliceerd rouwproces. Door deze factor mee op te nemen, kan duidelijk worden welk profiel de gemiddelde gebruiker van het forum heeft. Het verminderd gebruik van het forum in de tijd kan ook te wijten zijn aan een dynamisch rouwproces waarbij nabestaanden ook minder behoefte hebben aan het forum. Het kan hen geholpen hebben in het begin van hun rouwproces, maar kan overbodig worden als ze verder in hun rouwproces staan. Bovendien beperkten de meesten zich hierbij niet tot het forum alleen. Vaak zijn er nog andere hulpverleningsmogelijkheden aanwezig. Vermoedelijk zullen in maart 2013 de resultaten van de extra analyses gekend zijn. Dan wordt opnieuw samengezeten met de begeleidingscommissie om de verdere stappen te bespreken.
RESULTAATSGEBIED 3: De zorg voor nabestaanden na zelfdoding Het zorgen voor, bewaken en opvolgen van de media-richtlijnen
3.1.
Het organiseren en ondersteunen, verspreid over Vlaanderen en Brussel-Hoofdstad van gespreksgroepen voor nabestaanden na zelfdoding: a. Kwaliteitsvolle bekendmaking van de gespreksgroepen; b. Maximale laagdrempelige contactmogelijkheden aanbieden ; c. Het aanbieden van inhoudelijke ondersteuning; d. Afstemming van het aanbod op de noden; e. Kwaliteitscriteria op te leggen en het uitreiken van de kwaliteitslabels; f. Instaan voor minstens 2 gespreksgroepen die beantwoorden aan de kwaliteitscriteria in elke provincie.
25
Belang van Gespreksgroepen Lotgenotencontact Lotgenotencontact in een groep is voor veel mensen belangrijk om de periode vanaf twee weken na het overlijden door te komen. De gedeelde ervaring van verlies door zelfdoding geeft de deelnemers de kans om open over hun ervaringen te praten in een klimaat van erkenning en vertrouwen. Sommige nabestaanden gaven aan dat ze na het overlijden moeite hadden om mensen te vertrouwen, vooral als ze geconfronteerd werden met een openlijk negatieve houding, beschuldigingen of ongenuanceerde berichtgeving in de media. Vrouwelijke deelnemers vinden dat de groepen helpen om hun gedachten en gevoelens rond het overlijden te normaliseren. Deze vaststelling werd bevestigd door onderzoek (Picton et al, 2001, Knieper, 1999, Murphy et al, 1998). Door het verwoorden van deze gevoelens en gedachten komt er orde in de chaos en worden de dingen letterlijk ‘uitspreekbaar’. Andere deelnemers, vooral mannen en mensen die zichzelf omschrijven als gesloten, gaven aan dat ze het oorspronkelijk niet zagen zitten om deel te nemen aan een gespreksgroep maar dat hun partner of andere familieleden aandrongen. Ook zij geven aan dat de gespreksgroepen heel zinvol zijn om verder te kunnen.
3.1.a. Kwaliteitsvolle bekendmaking van de gespreksgroepen
Promotie/bekendmaking van de respectievelijke gespreksgroepen middels aanmaak en verspreiding van een geïndividualiseerde folder per gespreksgroep. Om de respectievelijke gespreksgroepen bekend te maken bij de doelgroep, wordt al sinds 2008 gekozen voor een geïndividualiseerde bladwijzer voor elke groep. Deze bladwijzer bevat alle nodige contactgegevens zodat hij zelfstandig verspreid kan worden. Door zijn formaat (1/3 van A4-formaat) kan hij ook gemakkelijk in de folder van een andere organisatie worden geschoven. Er is gekozen voor een eenvormige lay-out voor alle groepen. Daarbinnen is ruimte om de eigenheid van de groep aan bod te laten komen in de vorm van geïndividualiseerde teksten.
26
FLYER GESPREKSGROEP GENT
Na de invoering van de nieuwe website in november 2011, hebben we in 2012 geopteerd voor een nieuwe frisse lay-out voor de flyers van de gespreksgroepen. De realisatie hiervan werd in handen gegeven van een jonge grafische vormgeefster die zelf als nabestaande nauw betrokken is bij Werkgroep Verder. Alle flyers zijn gedrukt op basis van deze ontwerpen. Om in de loop van het jaar sneller wijzigingen aan te kunnen brengen in de flyers en tegelijk de kosten te drukken, werd besloten hiervoor niet langer beroep te op een communicatiebureau maar dit in eigen beheer te doen. Daardoor kunnen aanpassingen van de contactgegevens of andere informatie en de aanmaak van flyers voor nieuwe groepen nu onmiddellijk door de eigen medewerkers van Werkgroep Verder gedaan worden. Voor alle gespreksgroepen werd ook een digitale folder aangemaakt in pdf-formaat. Voor de groepen die op basis van de werking tijdens het voorbije kalenderjaar het kwaliteitslabel van Werkgroep Verder behaalden, kreeg het kwaliteitslabellogo een prominente plaats op de flyer en stond Werkgroep Verder ook in voor de druk ervan. Een voorbeeld hierboven.
27
De finalisering van het tekstmateriaal gebeurt in overleg tussen de begeleiders van de gespreksgroepen en de kwaliteitsverantwoordelijke gespreksgroepen voor Werkgroep Verder. De flyers werden geschreven en aangemaakt in het eerste kwartaal van 2012. Verspreiding van de flyer – samen met de folder van Werkgroep Verder – bleef, zoals gebruikelijk, in handen van de begeleiders van de gespreksgroepen of van de mensen die hen ondersteunen. Daarnaast worden de folders van alle gespreksgroepen telkens ter beschikking gesteld aan de infostand van Werkgroep Verder, zowel bij door de Werkgroep georganiseerde momenten (bv. de Dag van de Nabestaanden) als ter gelegenheid van door derden georganiseerde evenementen. Ook via de site van Werkgroep Verder zijn deze flyers te downloaden.
3.1.b. Aanbod van maximale laagdrempelige contactmogelijkheden. De eerder geïmplementeerde laagdrempelige contactmogelijkheden werden behouden. Bij hun zoektocht naar een gespreksgroep voor nabestaanden na zelfdoding kunnen geïnteresseerden nog steeds met hun vragen terecht bij Werkgroep Verder. De kwaliteitsverantwoordelijke legt dan de nodige contacten, zodat de geïnteresseerde zo snel mogelijk uitgenodigd wordt voor een intakegesprek bij de begeleider van de meest aangewezen gespreksgroep. Ook de website van Werkgroep Verder geeft een overzicht van alle groepen en de bijhorende contactgegevens (GSM en e-mail).
Geïnteresseerden die reeds voldoende duidelijkheid hebben rond werking en geografische inplanting van de gespreksgroepen, kunnen rechtstreeks contact opnemen met de begeleider van de gespreksgroep van hun keuze. Daartoe blijven twee maximaal laagdrempelige contactlijnen actief.
28
• •
Zo beschikte elke gespreksgroep voor nabestaanden na zelfdoding over een eigen e-mailadres: nazelfdoding.locatie
[email protected]; en over een eigen rechtstreeks GSM-nummer (ter beschikking gesteld door Werkgroep Verder).
3.1.c. Het aanbieden van inhoudelijke ondersteuning In functie van de ervaren behoeften van de begeleiders van de gespreksgroepen werd hen op 1 februari in Halle een vorming aangeboden rond het thema “PR en bekendmaking van gespreksgroepen voor nabestaanden van zelfdoding”. Voor deze vorming werden niet alleen alle begeleiders van gespreksgroepen uitgenodigd, maar ook mensen die interesse hebben om zelf een groep te starten. De vorming werd georganiseerd in samenwerking met Trefpunt Zelfhulp. Tijdens de vorming werd op vraag van de deelnemers vooral veel aandacht besteed aan de verschillende kanalen die gebruikt kunnen worden om gespreksgroepen voor nabestaanden bekend te maken: internet, media, doorverwijzers, enz. Daarnaast was er aandacht voor de manier waarop doorverwijzers het best benaderd kunnen worden en is er kort ingegaan op de vormgeving en de copywriting van de folders. Er waren in totaal 13 mensen aanwezig; 2 andere mensen waren ingeschreven maar konden door ziekte op het laatste moment niet aanwezig zijn. Het verslag van de vorming werd nadien ook naar alle begeleiders doorgestuurd.
3.1.d. Afstemming van het aanbod op de noden. Er is duidelijk een grote nood aan lotgenotencontact in Vlaanderen, maar we krijgen regelmatig het signaal van nabestaanden dat het niet altijd mogelijk is om naar een gespreksgroep te komen. Een aantal voor de hand liggende redenen hiervoor zijn: • Problemen om opvang te vinden voor de kinderen, zeker voor mensen die na de zelfdoding alleen zijn komen te staan met de kinderen; • Flexibele werkuren, die niet altijd aansluiten bij de uren van de gespreksgroep; • Transportproblemen; • Drempelvrees om het gesprek aan te gaan met onbekenden – de zelfdoding brengt vaak gevoelens van schaamte en schuld mee, die het moeilijker kunnen maken om face-to-face contacten aan te gaan. Al deze bovenstaande redenen hebben geleid tot de organisatie van een online gespreksgroep in Vlaanderen. Vanaf januari 2012 is de chat maandelijks doorgegaan, telkens op de laatste woensdag van de maand, van 19.00 tot 21.00 uur. Gemiddeld zijn er elke maand een vijftal nabestaanden aanwezig. De chat wordt begeleid door professionele hulpverleners en/of nabestaanden die allemaal een bijkomende vorming hebben gekregen over online moderatie en het gebruik van een chatroom. Er werd gekozen voor een professionele hulpverlener als moderator om de kwaliteit en veiligheid van de groep te bewaken. Als de sfeer te negatief zou worden of er is een nabestaande aanwezig die zelf suïcidaal is, dan kan kort op de bal worden gespeeld. De hulpverlener kan dan in een aparte chatruimte een individueel gesprek aangaan met die persoon.
3.1.e. Kwaliteitscriteria op te leggen en het uitreiken van de kwaliteitslabels.
29
Kwaliteitscontrole gespreksgroepen in het kader van de huidige kwaliteitscriteria: De kwaliteitsverantwoordelijke van Werkgroep Verder volgt de implementatie en de naleving van de kwaliteitscriteria op die aan de gespreksgroepen worden opgelegd: 3.1.e.1. De gespreksgroep wordt geleid door professionele hulpverleners. Deze hulpverleners volgen de vormingen en intervisies die ingericht worden door Werkgroep Verder - De begeleiding van de gespreksgroepen kan als volgt in kaart gebracht worden: Locatie 1 Aalst
Begeleiders 1 professionele hulpverlener 1 nabestaande
2 Antwerpen
2 professionele hulpverleners
3 Brussel
2 professionele hulpverleners
4 Diest
2 professionele hulpverleners
5 Gent
2 professionele hulpverleners
6 Halle
1 professionele hulpverlener 1 nabestaande
7 Hasselt
2 professionele hulpverlener
8 Kapellen
1 professionele hulpverlener
9 Kortrijk
1 professionele hulpverlener
10 Leuven 1
2 professionele hulpverlener
11 Leuven 2 (ouders)
1 professionele hulpverlener
12 Noord-Limburg 13 Roeselare 14 Sint-Niklaas 15 Turnhout
1 professionele hulpverlener 1 nabestaande 1 professionele hulpverlener 1 professionele hulpverlener 1 nabestaande 1 professionele hulpverlener
Hierbij dient ook opgemerkt te worden dat een aantal professionele hulpverleners zelf ook nabestaande zijn. Dit kan ofwel op de werkvloer zijn, ofwel in hun privéleven.
- Qua vorming kan verwezen worden naar puntje 3.1.c. (cfr. supra)
- Naast voormelde vorming was er een intervisiemoment. Deze intervisie ging door op 27 september 2012, deze keer in Antwerpen. Hierbij waren 15 mensen aanwezig. Een aantal thema’s stonden centraal:
30
•
• • • • •
Hoe omgaan met grote verschillen in de groep tussen mensen bij wie het overlijden kort geleden is en mensen bij wie het al lang(er) geleden is; Zingeving voor mensen die door de zelfdoding hun toekomstperspectief kwijt zijn; Wel of niet werken met thema’s; Opvolging van mensen die maar 1 of 2 keer naar de groep komen; Hoe omgaan met de wisselende omvang van de groepen, wat met groepen die te groot worden; Communicatie tussen de groepen en Werkgroep Verder.
Een overzicht van de deelname:
Locatie gespreksgroep
Aantal aanwezige begeleiders bij de vorming 01.02.2012
Aantal aanwezige begeleiders bij de intervisie 27.09.2012
1
Aalst
2
2
2
Antwerpen
0
1
3
Brussel
0
0
4
Diest
1
0
5
Gent
1
1
6
Halle
0
0
7
Hasselt
0
0
8
Kapellen
1
1
9
Kortrijk
0
2
10
Leuven 1
1
1
11
Leuven 2 (ouders)
1
0
12
Noord-Limburg
0
2
13
Roeselare
1
1
14
Sint-Niklaas*
NVT
NVT
15
Turnhout
1
1
* Opgestart in januari 2013
3.1.e.2.. de gespreksgroep staat enkel open voor nabestaanden na zelfdoding; Alle gespreksgroepen voldoen aan dit criterium. 3.1.e.3. er is een vlotte en laagdrempelige mogelijkheid tot contact per telefoon; De ondersteunde gespreksgroepen, i.e. de gespreksgroepen die werken conform de kwaliteitscriteria, voldoen aan dit criterium. Hiervoor wordt door Werkgroep Verder een GSM-toestel en een SIM-kaart ter beschikking gesteld.
31
3.1.e.4. het bericht op het antwoordapparaat geeft duidelijke informatie over de groep en de momenten van bereikbaarheid; De gespreksgroepbegeleiders van de ondersteunde gespreksgroepen deden het nodige. 3.1.e.5. men maakt gebruik van het uniforme ‘@werkgroepverder.be’ mailadres bij inkomende en uitgaande mail; Alle gespreksgroepen gebruiken het uniforme ‘@werkgroepverder.be’ mailadres. Locatie gespreksgroep
Gestandaardiseerd e-mailadres
1 Aalst
[email protected]
2 Antwerpen
[email protected]
3 Brussel
[email protected]
4 Diest
[email protected]
5 Gent
[email protected]
6 Halle
[email protected]
7 Hasselt
[email protected]
8 Kapellen
[email protected]
9 Kortrijk
[email protected]
10 Leuven 1
[email protected]
11 Leuven 2 (ouders)
[email protected]
12 Noord-Limburg
[email protected]
13 Roeselare
[email protected]
14 Sint-Niklaas
[email protected]
15 Turnhout
[email protected]
3.1.e.6. er is een vlotte en laagdrempelige mogelijkheid tot contact per e-mail; Alle gespreksgroepen voldoen aan dit criterium. 3.1.e.7. men houdt een kwaliteitsvol persoonlijk face-to-face intakegesprek; Alle gespreksgroepen met kwaliteitslabel voldoen aan dit criterium. 3.1.e.8. bij het intakegesprek stelt men aan de nabestaanden Werkgroep Verder voor; Alle gespreksgroepen die een intakegesprek hanteren voldoen aan dit criterium. 3.1.e.9. bij het intakegesprek stelt men de nabestaande in kennis van het bestaan van andere groepen; Alle gespreksgroepen die een intakegesprek hanteren voldoen aan dit criterium.
32
3.1.e.10. men biedt de mogelijkheid tot invullen van een tevredenheidsenquête (op papier of online); De enquête kan op papier of online (www.werkgroepverder.be) ingevuld worden, indien gewenst anoniem. Uit ervaring blijkt echter dat de meeste nabestaanden deze enquête niet invullen, hoewel hier regelmatig op gewezen wordt door de begeleiders. In de toekomst kan de evaluatie mondeling 1x/jaar eventueel na de groep plaatsvinden. 3.1.e.11. men deelt aan Werkgroep Verder op regelmatige basis mee: -
het aantal intakegesprekken en aantal nieuwe inschrijvingen aantal (en reden) tot niet inclusie van kandidaat-leden aantal leden dat een enquêteformulier invult en dat aangeeft tevreden tot zeer tevreden te zijn over de gespreksgroep aantal en data van de bijeenkomsten aantal aanwezigen per bijeenkomst
Aalst (O)
13
Antwerpen (G)
7
Brussel (O)
3
6
3
9
6
6
8
4
8
6
7
4
3
3
4
5
Dec
Nov 7
6
6
5
2
3
3
7
6
3
5
6
Diest 6
Okt
Sept
Aug
Juli
Juni
Mei
April
Febr
Jan
Locatie gespreksgroep
Maart
Aantal participanten gespreksgroepen 2012
6
6
6
Gent (G)
5
7
7
Halle (O)
5
5
4
4
3
4
3
3
2
5
Kortrijk (O)
6
4
5
5
6
4
3
2
4
4
Leuven 1 (O)
6
5
5
3
6
0
5
4
5
6
Leuven 2 (ouders) (O)
4
4
6
4
10
6
7
7
6
10
5
NoordLimburg (O)
13
6
6
12
8
5
7
5
3
6
6
6
7
Hasselt (O) Kapellen (G)
6
2
Roeselare (G)
5
5
5
5
5
5
Sint-Niklaas Turnhout (G)
7
7
7
8
8
8
7
8
8
7
8
7
8
8
7
8
8
8
5
5
5
Besluit: Globaal zien we dat het aantal deelnames aan de gespreksgroepen in Vlaanderen stabiel gebleven is ten opzichte van 2011, met een totaal aantal deelnames rond 690 per jaar. Uit vragen van nabestaanden bleek wel dat we in een aantal regio’s in Vlaanderen niet konden voldoen aan de vraag. Dit ging hoofdzakelijk over het Waasland, de grensregio tussen Limburg en Vlaams-Brabant en het noorden van West-Vlaanderen. Daarom zijn er ondertussen groepen opgestart in Sint-Niklaas en in Diest en plannen we voor 2013 een groep in de regio Brugge.
33
Voor het tweede jaar op rij hebben op één na alle groepen het kwaliteitslabel van Werkgroep Verder behaald. Deze kentering ten opzicht van vorige jaren heeft vooral te maken met een toegenomen deelname aan de vormingen en intervisies die georganiseerd worden door Werkgroep Verder en een grotere algemene betrokkenheid. Gezien de lage opkomst in vorige jaren probeert Werkgroep Verder de vormingen inhoudelijk meer af te stemmen op de behoeften van de begeleiders, zoals bekendmaking van groepen, groepsdynamiek, enz. De enige groep die het label niet behaald heeft, is de open gespreksgroep in Hasselt. Deze groep ressorteert onder Similes; vanuit de filosofie van Similes worden er geen intakegesprekken gedaan, wat niet strookt met de kwaliteitscriteria van Werkgroep Verder. 1.f. Instaan voor minstens 2 gespreksgroepen die beantwoorden aan de kwaliteitscriteria in elke provincie.
Momenteel zijn in elke provincie inderdaad minstens twee gespreksgroepen actief:
West-Vlaanderen: Kortrijk en Roeselare Oost-Vlaanderen: Gent, Aalst en Sint-Niklaas Vlaams-Brabant: Halle, Leuven (2 groepen) en Diest Antwerpen: Antwerpen, Kapellen en Turnhout Limburg: Noord-Limburg en Hasselt Brussel
In de tweede helft van 2011 kreeg Werkgroep Verder van de begeleiders van gespreksgroepen het signaal dat er steeds meer aanmeldingen waren en dat het huidige aanbod aan groepen niet meer voldoende was. Vooral in Limburg, het Noorden van West-Vlaanderen en het Waasland bleek er behoefte te zijn aan bijkomende groepen. De voorkeur ging ook uit naar open groepen, zodat het aanbod beter kon aansluiten bij de bestaande gesloten groepen in de omliggende regio’s. In september 2012 is er daarom in een samenwerking tussen CGG PassAnt en een nabestaande/rouwtherapeute een nieuwe open gespreksgroep van start gegaan in Diest, waar nabestaanden komen uit het oosten van Vlaams-Brabant, het westen van Limburg en het zuiden van Antwerpen. Ook werden in 2012 voorbereidingen getroffen en afspraken geconcretiseerd om in SintNiklaas een nieuwe groep op te starten samen met het CGG Waas en Dender die in januari 2013 van start zal gaan. Een overzicht: Locatie
Aard Gespreksgroep
Leunt aan bij
1 Aalst
Open
CGG ZO Vlaanderen
2 Antwerpen
Gesloten
CAW De Terp
34
3 Brussel
Open
CAW Mozaiek
4 Diest*
Open
CGG PassAnt en CAW Diest
5 Gent
Gesloten
CGG Eclips
6 Halle
Open
CGG De Poort-Ahasverus
7 Hasselt
Open
Similes
8 Kapellen
Gesloten
Gezinspastoraal
9 Kortrijk
Open
CGG Mandel & Leie
10 Leuven (twee groepen)
Open
CGG PassAnt
11 Noord-Limburg
Open
CGG LITP Noord-Limburg
12 Roeselare
Gesloten
Gezinspastoraal i.s.m. CGG Mandel & Leie
13 Sint-Niklaas**
Open
CGG Waas en Dender
14 Turnhout
Gesloten
CGG Noorderkempen
* Opgestart in september 2012 ** Start in januari 2013
35
3.2.
Het stimuleren van ontmoetingsmomenten voor nabestaanden na zelfdoding door: a. De organisatie van de 11de Dag van de Nabestaanden, een conferentie- en ontmoetingsdag voor nabestaanden na zelfdoding en hulpverleners, te organiseren in november 2012; b. Een wandeling voor nabestaanden: You’ll never walk alone; c. Het stimuleren van het samen sporten door nabestaanden: voetbal, lopen…
3.2.a. 11de Dag van de Nabestaanden 2012
Op zaterdag 24 november 2012 hebben we de 11de Dag van de Nabestaanden, conferentie & ontmoetingsdag voor nabestaanden na zelfdoding, hulpverleners en politie georganiseerd. Er waren 418 deelnemers, waarvan 267 nabestaanden (25 nabestaanden < 16 jaar), 43 politie agenten, 23 professionele hulpverleners, 28 vrijwilligers, 28 sprekers (medewerkers van het programma), 14 sympathisanten en 15 eigen medewerkers. Dit jaar werd opnieuw een buddy-systeem ingevoerd om mensen, die voor het eerst aanwezig waren op de Dag van de Nabestaanden, op te vangen en te begeleiden. Op deze manier wordt de drempel verlaagd voor nieuwe mensen. 40 mensen hebben de
36
vraag gesteld naar een buddy. Vijf mensen hebben zich ter beschikking gesteld als buddy. Gemiddeld werden er 8 mensen aan een buddy toegewezen. Het thema voor dit jaar was ‘Rouwen in het gezin’. Het programma bestaat uit twee grote hoofdbrokken: enerzijds het plenaire gedeelte in de voormiddag, anderzijds de lotgenotengroepen en workshops in de namiddag. Voor het plenaire gedeelte hadden we An Hooghe als keynote speaker uitgenodigd. Zij kwam een boeiende uiteenzetting geven over rouwen in het gezin, hoe nabestaanden binnen het gezin daarin kunnen verschillen, én ook kunnen samenkomen. Om het programma extra kracht te geven nodigden we dit jaar de moeder en zus van Jasmine, namelijk Anja Rens, uit als getuigenis. Zij vertelden hoe zij de rouw binnen hun gezin beleefd hebben. Verder werd het programma opgevuld met mooie muzikale intermezzo’s en als afsluiting de uitreiking van de media-onderscheiding. De persprijs ‘Als journalist kan je levens redden’ ging naar het artikel: ‘Ik probeer niet opnieuw te ontploffen’ door Filip Rogiers van De Standaard. Het artikel is een verhalende reportage van drie mensen die een zelfmoordpoging achter de rug hebben. Sommigen onder hen zijn zelf nabestaanden na zelfdoding.
Na het plenaire gedeelte wordt iedereen uitgenodigd voor het ballonritueel. Dit is niet verplicht. Iedereen krijgt een ballon en een ballonkaartje waarop men een boodschap kan schrijven. Deze ballonnen worden gezamenlijk opgelaten. Het is altijd een emotioneel en ondersteunend moment voor de nabestaanden. In het namiddaggedeelte komen lotgenotengroepen en workshops aan bod. Mensen kunnen op voorhand inschrijven welke ze willen volgen. Bij de inschrijvingen hebben we gemerkt dat er héél veel belangstelling is voor het lotgenotencontact ‘voor ouders die een kind verloren’. Hiervoor werd in eerste instantie twee lotgenotengroepen voorzien. Aangezien het aantal inschrijvingen opliep, hebben we
37
twee extra lotgenotengroepen (A1C en A1D) voorzien voor deze doelgroep. Er is een wissel gebeurd met de gemengde lotgenotengroep (A4) waarvoor we slechts zes inschrijvingen hadden. Twee extra begeleiders werden ingezet om de vierde lotgenotengroep ‘voor ouders die een kind verloren’ te leiden.
38
in de inschrijvingsprijs).
D Stand Werkgroep Verder
it alles met ervaren begeleid
Evaluatie van de Dag van de Nabestaanden 2012
Kwalitatieve evaluatie – enkele indrukken ‘Het ballonritueel was voor mij het beste van de dag, ook zeer mooie muziek erbij!’ ‘Hartverscheurende verhalen….maar het doet je wel relativeren.’ ‘Sterke getuigenis van Anja Rens en haar moeder’ ‘Voor mij was het de eerste keer en het was een fantastische ervaring’ ‘Deze dag is een vaste waarde, ik zou het niet meer kunnen missen’ ‘Leuk voor de mogelijkheid om elkaar te ont-moeten en elkaar nabij te zijn; heel verrijkend’ ‘Goede organisatie: mooie ruimte, fijne catering, verzorgde lunch’ ‘Doe zo verder’ ‘De kinderen hebben er veel aan’ ‘Prachtig initiatief’ ‘Het was de eerste keer, ik ben er zeer dankbaar voor, goed!’ ‘Gewoon heel goed, heel professioneel, heel menselijk, toegankelijk, verrijkend’ ‘Het bracht rust in mijn hoofd’ ‘Alles is prima verlopen, doe zo voort!’ ‘Zeker de mengeling nabestaanden – hulpverleners was goed, goede interactie.’ ‘Geen opmerkingen, tot volgend jaar’
Kwantitatieve evaluatie De deelnemers hebben op het einde van deze Dag van de Nabestaanden een evaluatieformulier ingevuld. Er werden 107 evaluatiefiches ingevuld: 83 nabestaanden, 6 hulpverleners, 6 vrijwilligers, 9 politie-agenten en 3 sympathisanten vulden deze evaluatiefiche in. Volgende topics kwamen aan bod in dit evaluatieformulier: 1.Hoe ben je op de hoogte gebracht van deze dag? • • • • • •
2.
15 deelnemers via een gespreksgroep 10 deelnemers via een hulpverlener (arts, therapeut,…) 4 deelnemers via media 40 deelnemers via nieuwsbrief/website 25 deelnemers via persoonlijke uitnodiging 13 deelnemers via andere weg/ o 2 deelnemers via facebook o 3 deelnemers via vrienden o 3 deelnemers via internet o 1 deelnemer via CPZ o 1 deelnemer via TO o 3 deelnemers via familieleden
Algemeen Was de dag voldoende informatief? 1
2 Nauwelijks
3
4
7,85
5 6 voldoende
7
8
9 Uitstekend
10
9 Uitstekend
10
De score hiervoor was gemiddeld: 7,85
Was de dag voldoende ondersteunend? 1
2 Nauwelijks
3
4
7,86
5 6 voldoende
7
8
De score hiervoor was gemiddeld: 7,86
3.
Kwantitatieve evaluatie per lotgenotengroep en workshop
Aanwezigheid lotgenotencontact
Nabestaande Eigen medewerker Vrijwilligers Professionele
A1A 16 1
A1B 16 0
A1C 16 0
A1D 14 0
A2A 14 0
A2B 13 0
A3 17 1
A5 18 1
B 22 0
Totaal 146 3
1 0
0 2
1 1
0 2
0 2
0 1
0 1
1 1
0 2
3 12
41
hulpverlener Politie Totaal
0 18
0 18
0 18
0 16
0 16
0 14
0 19
0 21
0 24
0 164
A1A: Ontmoeting met nabestaanden – voor ouders die een kind verloren hebben –Chris Erauw en Stef Vanmolkot 10 evaluatiefiches ●Tijd : net goed (8), te kort (2) ●Inhoud: bevredigend (4), zeer goed (6) ●Interactief: zeker voldoende (10)
A1B Ontmoeting met nabestaanden – voor ouders die een kind verloren hebben – Els Jaeken en Karolina Bystram 3 evaluatiefiches ●Tijd : net goed (2), te kort (1) ●Inhoud: teleurstellend (1), bevredigend (1), zeer goed (1) ●Interactief: onvoldoende (1), net voldoende (1), zeker voldoende (1)
A1C Ontmoeting met nabestaanden – voor ouders die een kind verloren hebben – Nele Van Daele en Liliane Somers 6 evaluatiefiches ●Tijd : net goed (6) ●Inhoud: teleurstellend (1), bevredigend (2), zeer goed (3) ●Interactief: onvoldoende (1), net voldoende (2), zeker voldoende (3) A1D Ontmoeting met nabestaanden – voor ouders die een kind verloren hebben – Anne Moerman en Mieke Merckx 1 evaluatiefiche •Tijd: te kort (1) •Inhoud: bevredigend (1) •Interactief: zeker voldoende (1) A2A Ontmoeting met nabestaanden – partner verloren hebben – Ilse Conserriere en Karolien Vermeiren 4 evaluatiefiches ●Tijd : te kort (4) ●Inhoud: zeer goed (4) ●Interactief: net voldoende (2), zeker voldoende (2)
A2B Ontmoeting met nabestaanden – partner verloren hebben – Gerke Verthriest 3 evaluatiefiches ●Tijd : net goed (3) ●Inhoud: zeer goed (3) ●Interactief: onvoldoende (1), net voldoende (1), zeker voldoende (1)
A3 Ontmoeting met nabestaanden – ouder verloren hebben – Evi Ballet en Marjan Lindt 16 evaluatiefiches ●Tijd : te kort (3), net goed (13) ●Inhoud: bevredigend (9), zeer goed (5) ●Interactief: net voldoende (5), zeker voldoende (10)
42
A5 Broers en zussen – Astrid Alders en Vicky Van Dooren 4 evaluatiefiches ●Tijd : net goed (4) ●Inhoud: bevredigend (3), zeer goed (1) ●Interactief: net voldoende (1), zeker voldoende (3)
B. Reiki – Jezelf terugvinden na verlies – Kenny Appelen 5 evaluatiefiches ●Tijd : net goed (4), te lang (1) ●Inhoud: zeer goed (5) ●Interactief: net voldoende (4), zeker voldoende (1)
Aanwezigheid workshops
Nabestaande Eigen medewerker Vrijwilliger Professionele hulpverlener Politie Totaal
C 31 0
D 28 0
E 12 1
F 34 1
G 1 1
H 16 0
I 15 1
Totaal 137 4
0 3
0 1
1 6
0 6
0 4
0 3
0 0
1 23
3 37
0 29
5 25
5 46
11 17
18 37
0 16
42 207
C. Verder op eigen kracht – Lut Celie 9 evaluatiefiches ●Tijd : te kort (6), net goed (3) ●Inhoud: bevredigend (8), zeer goed (1) ●Interactief: onvoldoende (1), net voldoende (2), zeker voldoende (6)
D. Mildheid, compassie en mindfulness – David Dewulf 8 evaluatiefiches ●Tijd : te lang (3), te kort (2), net goed (3) ●Inhoud: bevredigend (5), zeer goed (3) ●Interactief: onvoldoende (1), net voldoende (3), zeker voldoende (4)
E. De reus en het kleine duimpje hand in hand. Over jongeren en rouw – Ilse Delafontaine 3 evaluatiefiches ●Tijd : net goed (3) ●Inhoud: bevredigend (2), zeer goed (1) ●Interactief: net voldoende (2), zeker voldoende (1)
F. Rouw in het gezin: we hebben het zelfde verlies en toch rouwen we anders – An Hooghe
43
10 evaluatiefiches ● Tijd : te kort (2), net goed (8) ●Inhoud: teleurstellend (1), bevredigend (4), zeer goed (6) ●Interactief: onvoldoende (1), net voldoende (2), zeker voldoende (7) G. Collega als nabestaande na zelfdoding – Carla Cobbaut 3 evaluatiefiches •Tijd: net goed (3) •Inhoud: zeer goed (3) •Interactief: zeker voldoende (3) H. Vragen na zelfdoding: een aanzet tot antwoord – Kirsten Pauwels en Karen De Waele 11 evaluatiefiches ●Tijd : te lang (2), net goed (9) ●Inhoud: teleurstellend (1), bevredigend (9), zeer goed (1) ●Interactief: onvoldoende (1), net voldoende (3), zeker voldoende (5) I.You’ll never walk alone – ontspannende wandeling – Herman Melkenbeek 3 evaluatiefiches ●Tijd : net goed (3) ●Inhoud: zeer goed (3) ●Interactief: zeker voldoende (3) Besluit: Algemeen kan besloten worden dat de Dag van de Nabestaanden geslaagd was in alle facetten. Zowel het plenaire gedeelte als de lotgenotengroepen en workshops werden goed onthaald. Elk jaar wordt dezelfde structuur aangehouden en het blijkt dat dit een werkbare en steunende methode voor nabestaanden is. Uit de evaluaties onthouden we de vraag van nabestaanden om iets te doen rond nieuw samengestelde gezinnen (overlijden ex-partner) en een ruimer aanbod voor politie. 3.2.b. Een wandeling voor nabestaanden: You’ll never walk alone
Wandeling 1mei 2012 te Zutendaal Op 1 mei 2012 ging de 3e editie door van de wandeling voor nabestaanden na zelfdoding. Dit jaar namen 30 mensen deel aan de wandeling. De zon was van de partij wat de dag stralend maakte, maar ook licht en verwarmend. Op het domein zelf kon Werkgroep Verder een stand opzetten met onze infofolders, boeken, rouwbandjes,…
44
Rond 14u begon de wandeling. Samen gingen we op pad. Halverwege onze vlakke wandeling van 5,5 km hielden we kort halt: wie natje of droogje bij had, kon dit verorberen. Tijdens de wandeling waren er verschillende contacten tussen de deelnemers onderling en de begeleiders: een echte openlucht gespreksgroep is het geworden! Het tweede gedeelte deden sommigen in snelvaart tempo, want ze hadden door welk kentekentje we volgden. Na een korte rustpauze deden we aan een nabijgelegen poeltje ons “Stil moment”. Een hart werd gevormd met keien. Na enkele toepasselijke teksten werden de aanwezigen uitgenodigd een handvol rozenblaadjes uit te strooien in het hart. Als afsluiter werd een tekst over “Verder leven” gebracht en kreeg iedereen een zakje met zonnepitjes met een labeltje “Ik draag je mee”. Sommigen keerden huiswaarts, want het was school-of werkdag de volgende dag; anderen hielden nog een mooi kringgesprek in een laat warm avondzonnetje buiten op het tuinterras.
a. kwantitatieve evaluatie: In totaal vulden 17 mensen het evaluatieformulier in.
Vragen
Mogelijke antwoorden
Aantal Opmerkingen/Suggesties
Hoe bent u ingelicht over deze wandeling?
Medewerkers WGV Gespreksgroepen Website Nieuwsbrief Flyer Andere
2 1 4 5
Ja
16
Was de informatie rond de wandeling duidelijk?
5
Door man/vrouw/zus
Neen, wat kan er anders? Wat vond u van de gekozen afstand?
Te kort
4
45
Wat vond u van de locatie/accommodatie?
Te lang Goed
13
Goed
16
Niet goed, waarom? Wat vond u van het herdenkingsmoment?
Goed
11
Niet goed Zou u deze activiteit aanbevelen aan andere nabestaanden?
Ja
15
Nee b. kwalitatieve evaluatie: “Verder doen zoals bezig. De formule van telkens een andere provincie vind ik heel goed gekozen.” “Proficiat aan alle medewerkers van Werkgroep Verder, was deugddoend” “Liefst een plaats kiezen waar we een snack of kleine warme dagschotel kunnen gebruiken.” “Hopelijk volgend jaar opnieuw” “10/10” “Het is positief”
3.2.c. Het stimuleren van samen sporten door nabestaanden : voetbal, lopen,…
Werkgroep Verder Sport Er is een zaalvoetbalploeg met en voor nabestaanden, actief in kerncompetitie van de gemeente Denderhoutem. Op vraag voetballen we tegen andere organisaties, o.a. bedrijfsploegen.
46
Traditiegetrouw waren we ook in 2012 aanwezig op de 20 km van Brussel en namen we deel aan de Ekiden aflossingsmarathon (13/10/2012 - Brussel). Dit jaar bestond de ploeg uit een mooie mix van mensen uit het werkveld en een nabestaande: - Andy Van Hauwermeiren (familielid medewerker Werkgroep Verder) - Lieve Grauls (vrijwilliger zelfmoordlijn) - Liselot Willems (Slachtofferhulp) - Willy (sympathisant) - Nele Desseyn (suïcidepreventiewerker West-Vlaanderen) - Chris Erauw (nabestaande) Dit jaar werden we opgemerkt door de media en verscheen er een mooi artikel.
47
f. Het aanpassen en zonodig opnieuw opstellen van Mediarichtlijnen voor verantwoorde berichtgeving, door: a. Jaarlijkse uitreiking van de media award tijdens de Dag van de Nabestaanden; b. Bijhouden van een perslijst met nabestaanden om op die manier mee te kunnen werken aan berichtgeving en de mediarichtlijnen zo systematisch onder de aandacht te brengen; c. 1x per jaar een mailing naar alle journalisten aangesloten bij de Vlaamse Vereniging van Journalisten met de do’s en don’ts die opgenomen zijn in de mediarichtlijnen; d. Contactname met alle opleidingsinitiatieven en instituten voor journalisten met de vraag om een aanbod – les – te mogen verzorgen m.b.t. de mediarichtlijnen; e. MediaWatch: bij flagrante schending van de mediarichtlijnen contacteren van de betreffende journalist of redactie en eventueel inschakelen van de deontologische Raad voor de Journalistiek; f. Evaluatie media-richtlijnen en uitschrijven nieuwe richtlijnen
6.a. Jaarlijkse uitreiking van de media award tijdens de Dag van de Nabestaanden Tijdens de 11de Dag van de Nabestaanden is de Media Onderscheiding 2012 uitgereikt. De persprijs ‘Als journalist kan je levens redden’ ging naar de reportage: ‘Ik probeer niet opnieuw te ontploffen’ van Filip Rogiers (De Standaard). In deze reportage werden 3 getuigenissen van pogers naar voor gebracht. Dit artikel werd genomineerd wegens volgende redenen: - Serene getuigenissen met ruimte voor hun verhaal, ongenuanceerd gebracht zonder sensatie. - Verwijzing naar hulpverlening - Goed contact met Werkgroep Verder, zowel voor de reportage (het zoeken naar getuigenissen), als na de reportage (nalezen van het artikel en aanpassingen kunnen aanbrengen waar nodig).
48
6.b. Bijhouden van een perslijst met nabestaanden om op die manier mee te kunnen werken aan berichtgeving en de mediarichtlijnen zo systematisch onder de aandacht te brengen Er is een ruime perslijst met ongeveer 90 geregistreerde nabestaanden die bereid zijn zich te engageren om de media te woord te staan. Deze perslijst wordt ook jaarlijks geactualiseerd (controle om te zien of nabestaanden op de perslijst wensen te blijven staan). Er wordt via mail contact opgenomen met de vraag of zij nog steeds bereid zijn om de media te woord te staan. Mensen kunnen zich inschrijven voor de perslijst via onze website: http://www.werkgroepverder.be/wv_pers_getuigenis_inschrijven.php of via mail
[email protected] Na inschrijving volgt er een verkennend gesprek om verder te peilen naar de motivatie, verwachtingen en worden ook de praktische afspraken verder doorgenomen. Sinds begin dit jaar werd regelmatig de vraag gesteld naar getuigenissen van pogers. Werkgroep Verder deed via de sociale media een oproep naar getuigenissen van pogers en hierop hebben een 10-tal mensen gereageerd. Deze mensen werden ook opgenomen in de perslijst. Als we een vraag binnenkrijgen van de media, wordt een mailing gedaan naar de perslijst met de nodige informatie en vraag tot medewerking. Als een nabestaande graag meewerkt, zorgen we ervoor dat de journalist in contact komt met de nabestaanden. Er wordt steeds toestemming gevraagd aan de nabestaande voor het doorgeven van contactgegevens. Daarnaast worden duidelijke afspraken gemaakt met de desbetreffende journalist rond verwijzing naar hulpverlening, anonimiteit, nalezen van het artikel,…
6.c. 1 x per jaar een mailing naar alle journalisten aangesloten bij de Vlaamse Vereniging van Journalisten met de do’s en don’ts die opgenomen zijn in de mediarichtlijnen Jaarlijks doen we enerzijds een bekendmakingsactie via de Vlaamse Vereniging voor Journalistiek (VVJ) in het vakblad De Journalist, anderzijds doen we zelf een mailing naar alle journalisten die aangesloten zijn bij de VVJ. Dit is in 2012 dan ook gebeurd.
49
6.d. Contactname met alle opleidingsinitiatieven en instituten voor journalisten met de vraag om een aanbod – les – te mogen verzorgen m.b.t. de mediarichtlijnen. Alle opleidingsinstituten zijn op de hoogte van ons aanbod (vorming mbt de mediarichtlijnen inzake verantwoorde berichtgeving over zelfdoding.) In 2012 is één vormingsmoment doorgegaan binnen de VUB, studenten journalistiek.
6.e. MediaWatch: bij flagrante schending van de mediarichtlijnen contacteren van de betreffende journalist of redactie en eventueel inschakelen van de deontologische Raad voor de Journalistiek Werkgroep Verder is, jammer genoeg, genoodzaakt om meerdere keren op te treden tegen de schending van de mediarichtlijnen. Vaak gebeurt dit reactief op ad hoc gebeurtenissen. Het patroon dat duidelijk op te merken is, is de mediacommunicatie die gaat over een jongeren die zelfmoord pleegt op een meer publieke plaats én met een vermoedelijke oorzaak (dit is wat journalisten althans zien). De strategie die sinds 2012 gegroeid is, is het afstemmen van de communicatie in samenwerking met de partners suïcidepreventie. Deze samenwerking bestaat al jaren, maar wordt sinds 2012 meer systematisch toegepast. Bij ad hoc gebeurtenissen brengen de partners elkaar op de hoogte en wordt er afgestemd hoe we zullen reageren. Echter, we merken dat sensatie vaak de bovenhand neemt en het niet evident is om de berichtgeving in te tomen. In het najaar 2012 is er een grote mediaheisa geweest rond de 14-jarige jongen Inias die van een brug in Ternat sprong. We werden gecontacteerd door Het Laatste Nieuws, the Story, Het nieuwsblad, De Standaard, VRT en VTM. Twee dagen later pleegde een 19jarig meisje op een gelijkaardige manier zelfmoord. Op dat moment hebben de partners de krachten gebundeld om een persstop in te roepen om verder copy-cat gedrag tegen te gaan. Reactie VRT op deze persstop: Collega's, ik vond onderstaande materie eergisteren al voer voor discussie, en vandaag nog veel meer. "Dat is waar de mensen (morgen) over (zullen) praten", is een vaak gehoorde reactie van een eindredacteur. Misschien moeten we ons als openbare omroep daarin durven te onderscheiden en dergelijke (uiteindelijk zeer uitzonderlijke gevallen) niet brengen. Het argument dat mij het meest overtuigt, en hopelijk jullie ook: wetenschappelijk onderzoek rond het aantal suïcides op de metrolijnen in Wenen, midden jaren 80, heeft aangetoond dat het aantal zelfdodingen met 75% (jawel, 75 procent) daalde nadat de kranten hadden opgehouden erover te schrijven.”
6.f. Evaluatie media-richtlijnen en uitschrijven van nieuwe media-richtlijnen Begin 2012 werd gestart met de evaluatie van de media-richtlijnen. Sinds 2008 zijn de eerste richtlijnen ontwikkeld. Het werd tijd om deze te evalueren en indien nodig ook aan te passen. Hiervoor werd input gevraagd van journalisten. We willen de richtlijnen namelijk afstemmen op hun werkveld zodat de implementatie optimaal kan gebeuren. Hiervoor werden afspraken gemaakt met verschillende journalisten. Daarnaast werd ook een ruime wetenschappelijke literatuurstudie uitgevoerd om de wetenschappelijke evidence up te daten.
50
Bij de ontwikkeling van de Vlaamse richtlijnen werden 7 interviews gedaan bij journalisten en redactiemedewerkers met het oog op het evalueren van de vorige richtlijnen en suggesties voor een beter gebruik van nieuwe richtlijnen. De herwerking van de mediarichtlijnen wordt gefaseerd aangepakt. Op deze manier willen we een grondige analyse uitvoeren en het brede werkveld van media en hulpverlening betrekken. 1. Plan van aanpak a) Het thema “media-richtlijnen” werd geagendeerd op het Werkgroep Verderoverleg. Partners en nabestaanden werden hier uitgenodigd om hun mening en opmerkingen rond de bestaande folder mee te delen. b) In de eerste fase zijn in het voor- en najaar van 2012 verschillende overlegmomenten doorgegaan met stakeholders uit het media werkveld: Tom Naegels (De Standaard), Veerle Beel (De Standaard), Sara van Boxstael (Radio 1), Bart Schols (VRT), Marc Coenen (Canvas), Dimitri Antonissen (Het Laatste Nieuws), Frederik De Swaef (Story). Volgende vragen werden hen gesteld: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wat is uw algemene indruk van de richtlijnen? Hoe ervaart u het gebruik van de richtlijnen? Hoe toepasbaar zijn de richtlijnen in realiteit? Welke richtlijnen zou u zeker behouden? Welke richtlijnen moeten herzien worden? Wat vindt u van de titel? Suggesties voor aanpak naar sensibilisering media? Andere suggesties?
Verslag bevraging stakeholders media Bij de de vraag rond algemene indruk van de richtlijnen wordt het gebruik en de toepassing van de richtlijnen bevestigd. Het grote verschil tussen de media-actoren m.b.t. aandacht voor het thema is opvallend. Bij sommige actoren zijn mensen aanwezig die meer voeling hebben met het thema doordat ze zelf nabestaande zijn of iemand op de redactie kennen die nabestaande is. Bij andere actoren staat dit thema naast zoveel andere thema’s. Journalist gebruiken de richtlijnen vaak naar eigen aanvoelen. In dit deel werd vaak de discussie rond het gebruik van de termen zelfmoord/zelfdoding aangehaald. Zelfmoord wordt als een correct en natuurlijk woord beschouwd, terwijl het woord zelfdoding niet zo ervaren wordt. Integendeel, het wordt ervaren als geforceerd en niet correct. Het merendeel van de journalisten wenst het bij zelfmoord te houden. Bijkomend wordt het argument aangehaald naar het gebrek aan onderzoek rond het drempelverlagend effect van het gebruik van zelfdoding in de media en copy-cat gedrag. Journalisten stellen zich de vraag of er wel degelijk een effect is. Het gebruik van de mediarichtlijnen worden algemeen als te beperkt ervaren. Het vermelden van de hulplijnen wordt systematisch gedaan. Dit is een heel concrete richtlijn die makkelijk toe te passen is. De andere richtlijnen zijn vaak niet in detail gekend en worden dus ook niet zo toegepast. Er moet ook rekening gehouden worden met de beperkte werksetting van journalisten én de nieuwswaarde van een bericht. Daarnaast is er ook een opmerking over het dwingende karakter van de mediarichtlijnen. Het belang van de richtlijnen wordt te weinig benadrukt, maar er volgt wel een sanctie (bv. via mail)
51
als ze niet toegepast worden. Een suggestie die geopperd wordt, is spreken over ‘aanbevelingen’ in plaats van richtlijnen. De richtlijnen in hun geheel zijn niet altijd toepasbaar in de realiteit. Vanuit het mediawerkveld spelen verschillende factoren een rol in de nieuwswaarde van berichtgeving: wie? Wanneer? Waar en hoe? Journalisten willen een antwoord geven op deze vragen omdat het ook deze vragen zijn die de lezers zich stellen. Hierdoor wordt onvermijdelijk informatie gegeven waar de richtlijn dit verbiedt. Als het gaat om een bericht met grote nieuwswaarde, schieten de richtlijnen tekort. Sommige journalisten zijn van mening dat groot nieuws meegedeeld moet worden en liefst met zoveel mogelijk informatie voor de lezer. Er wordt aangegeven dat het niet evident is om een genuanceerde context te brengen. Vaak ontbreekt de ruimte hiervoor en is het een kwestie van prioriteiten stellen. Bij ad hoc nieuws is de toepasbaarheid van de richtlijnen geen evidentie. Als er ruimte en tijd gegeven wordt voor het thema, dan kunnen ze wel goed toegepast worden. Daarnaast spelen onderlinge én interne concurrentie (wie geeft de primeur?) en economische belangen een rol. Ten slotte wordt aangegeven dat er nog veel onwetendheid rond zelfmoord onder journalisten heerst. Er is nood aan een wetenschappelijk kader, eventueel aangevuld met voorbeelden van ‘good practices’. De stakeholders gaven aan dat volgende richtlijnen zeker behouden moeten worden: 1) vermelden van hulplijnen; 2) niet dramatiseren van het verhaal; 3) geen gedetailleerde berichtgeving; 4) respecteren van privacy. Daarnaast werd aangegeven dat het erkennen van de complexiteit van zelfdoding en eindigen met een positieve boodschap ook als belangrijk geacht worden. De richtlijnen rond dramatiseren, gedetailleerd beschrijven en respecteren van de privacy worden toegepast afhankelijk van de situatie. Hier stelt zich de vraag waar de grenzen liggen. Wanneer wordt privacy overschreden? Wanneer wordt het teveel dramatisering? Bij ad hoc berichtgeving met een grote nieuwswaarde is het mogelijk dat journalisten zich verliezen in sensatie. Het is een aandachtspunt om hierover controle te bewaken. De richtlijnen die, volgens de stakeholders, herbekeken moeten worden, zijn ten eerste het gebruik van het woord ‘zelfdoding’. Eén journalist beschrijft het woord als een overdreven politiek correct woord. Anderen vinden het een vreemd woord dat niet courant gebruikt wordt en niet leeft binnen het werkveld media (“het is tegen de natuur van de journalist”). Anderen hebben een sterke vraag naar het kader waarom deze term moet gebruikt worden. Ook wordt geopteerd om meer alternatieven naar voor te schuiven en niet vast te pinnen op het woord ‘zelfdoding.’ Bij de richtlijn rond het vermelden/beschrijven van de methode, wordt meer flexibiliteit gevraagd. Volgens velen is het onvermijdelijk om de methode te vermelden. De manier waarop deze vermelding gebeurt, kan genuanceerd worden. Toch wordt gesteld dat het aanvaardbaar moet zijn dat een zekere mate van details vrijgegeven worden. Vanuit het standpunt van de lezer wordt de vraag naar het “hoe” onvermijdelijk gesteld. Een hulpverlener aan het woord laten, is een goede richtlijn op zich, maar opnieuw wordt een zekere mate van flexibiliteit gevraagd. In grote reportages ziet men geen problemen, maar bij ad hoc nieuwsgeving is hier niet altijd ruimte en tijd voor. Bovendien lijken hulpverleners altijd hetzelfde te zeggen en kan dit voor extra tekst zorgen waarvoor niet altijd plaats is. De vraag hierbij is ook om een lijst te krijgen met experts die gecontacteerd kunnen worden bij dergelijke berichtgeving. Als nieuws snel gaat, moeten ‘tools’ ook snel te raadplegen zijn. Bij dit punt rond herziening van de richtlijnen, werd de discussie rond ‘nieuwswaarde van een bericht’ aangehaald. Deze discussie kwam bij elke stakeholder terug. Verschillen zijn op te merken tussen de verschillende media-actoren. Sommigen gaan uit van volgende
52
criteria: Zelfmoord wordt niet bericht tenzij: 1) het verhaal anders gestart is (bv. een onrustwekkende verdwijning), 2) het gaat om een bekend persoon, 3) er zijn getuigen. Anderen sluiten hierbij aan en melden dat een bericht met grote nieuwswaarde onvermijdelijk op de frontpagina komt. Ondanks de aanbevelingen, primeert de nieuwswaarde en de economische belangen. Daarbij stelt zich de vraag hoelang iets ‘nieuw’ blijft? Is het nodig om berichtgeving te blijven herhalen? Als laatste werd geopperd om extra richtlijnen naar foto’s (bij respect voor privacy) op te stellen. Sinds het busongeval in Sierre en de massale berichtgeving mét foto’s van de overledenen achteraf, werd een richtlijn rond het gebruik van foto’s van facebook ingevoerd. Hierin staat dat foto’s van facebook niet gebruikt mogen worden en indien dit wél gebeurt, kan een klacht ingediend worden bij de Raad voor Journalistiek. Foto’s die door de familie ter beschikking worden gesteld, mogen wel gebruikt worden. Bij berichtgeving rond zelfdoding worden vaak foto’s toegevoegd uit een database. Hierin kunnen methodes te zien zijn. Van hieruit komt de vraag wat een ‘goede’ foto is (wat is neutraal?). Concrete voorbeelden kunnen helpen om een goed beeld te krijgen van ‘good practice’. Algemeen komt het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing o.a. rond het imitatieeffect (nl. copy-cat fenomeen) naar voor. Journalisten wensen graag overtuigd te worden van het belang van de richtlijnen door verwijzing naar cijfers, literatuur en bronnen. Ze wensen een duidelijke onderbouwing van de richtlijnen waarin concrete feiten staan. Dit kan helpen om de richtlijnen extra gewicht te geven. De titel wordt door de stakeholders als goed en krachtig bevonden. Er werden geen opmerkingen of suggesties naar voor geschoven. Naar sensibilisering van de media toe worden verschillende suggesties gedaan: Ten eerste is het nodig om journalisten in hun rol aan te spreken en hen aan het denken te zetten door de focus te leggen op het effect van een bericht via het geven van voorbeelden. Ook het effect op nabestaanden na zelfdoding laten verwoorden door reacties van nabestaanden te vermelden. Een bijkomende focus is het preventieve effect benadrukken: welke positieve effecten kan een goede berichtgeving hebben? Bijvoorbeeld; nabestaanden kunnen er troost in vinden. Ten tweede kan een goede omkadering en duidelijke uitleg journalisten over de schreef trekken rond het gebruik van de richtlijnen. Hierdoor kan meer begrip ontstaan (cfr. wetenschappelijk onderzoek en cijfers met duidelijke verwijzing naar de bronnen). Ten derde kunnen de richtlijnen meer uitnodigend en aanbevelend geschreven worden in plaats van verplichtend. Ten vierde kan een mailing naar de mensen die bepalend zijn voor de uitkomst van berichtgeving (redacties, eindredacties) een rol spelen. Het wordt als belangrijk beschouwd om hierin een netwerk op te bouwen. Dit kan via de journalistenbond en hun tijdschrift of rechtstreeks naar de redacties en nieuwschefs. Ten vijfde wordt de suggestie voor een aanspreekpersoon naar voor geschoven. Deze persoon kan kort op de bal spelen en als bemiddelaar tussen pers en nabestaanden fungeren. Ten zesde kan bij een overload aan berichtgeving de actie gesteld worden om een sensibiliseringsbericht rond te sturen naar de eindredacties. Tenslotte worden nog enkele losse suggesties gegeven: De vraag wordt gesteld naar een makkelijke toegang tot een lijst met contactpersonen inzake zelfdoding én een woordvoerder die ad hoc gecontacteerd kan worden als het om dit thema gaat. Het wordt tevens als zinvol geacht om actief te zijn op nieuwsfora. Ook nieuwe media zoals twitter en facebook worden intensief gebruikt door journalisten. Dit kan een bijkomend medium vormen naar bereik toe. De suggestie naar verder onderzoek van de mediarichtlijnen in Vlaanderen wordt geopperd. Een inhoudsanalyse van effect van media op het aantal zelfdodingen of effect op nabestaanden, zou nuttige informatie kunnen geven over het imitatie-effect in Vlaanderen.
53
c) In de tweede fase werden bevindingen uit de stakeholdersbevraging, het Werkgroep Verder-overleg én wetenschappelijke literatuur gebundeld die leiden tot de herwerking van nieuwe mediarichtlijnen. Uit deze bevindingen én de wetenschappelijke literatuur (zie rapport in bijlage) zijn de nieuwe richtlijnen ontstaan die gebaseerd zijn op volgende drie pijlers: 1. Vermijd foute informatie Baseer artikels op de juiste cijfers en geef een volledig profiel van suïcidale personen. 2. Geef hoop Gebruik berichten om mensen te informeren over de oorzaken en behandelmethoden. Gebruik getuigenissen en verhalen om lezers alert te maken op signalen, om hen te overtuigen dat suïcidale personen toch voor het leven kunnen kiezen en om hen de mogelijkheden van behandeling te tonen.
3. Beperk bereik en hoeveelheid van berichtgeving Beschrijf de zelfmoord zo kort en feitelijk mogelijk. Hou het neutraal; geef geen oordeel. Hoe groter de intensiteit en hoe groter het bereik, hoe meer kans op navolging. In 2012 zijn volgende documenten beschikbaar (zie bijlage 4): 2. Achtergrond informatie over de uitwerking van de richtlijnen 3. De volledige wetenschappelijke evidence van de richtlijnen 4. Brochure waarin de richtlijnen ‘in het kort’ worden weergegeven
54
BIJLAGEN Bijlage 1: evaluatiefiche vormingen
Evaluatieformulier Werkgroep Verder Wat heb je geleerd?
Wat heb je gemist?
Wat was niet oké?
Wat was sterk?
Informatief? (geef een score op 10) 0 1 2 3 4 5 6
7
8
9
10
Interactief? (geef een score op 10) 0 1 2 3 4 5
6
7
8
9
10
Toepasselijk? (geef een score op 10) 0 1 2 3 4 5 6
7
8
9
10
Bedankt!
Bijlage 2: rapport opvang expats in Varese Achtergrond informatie: Naar aanleiding van de zelfdoding van de kleuterleerkracht in de Nederlandstalige Unit op de Europese school te Varese werd onze dienst CGG PassAnt vzw ‘Werkgroep Verder’ gecontacteerd door F. van de Kerkhof, Manager Unit Europese Scholen NOB, Nederlandse Delegatie RvB Europese Scholen, met de vraag naar ondersteuning inzake de school en collega als nabestaanden. Vanuit dit contact werd duidelijk dat het docententeam weinig tot geen ondersteuning had ter plekke. De Nederlandse inspectie van NOB dat ter plekke ging, gaf aan dat de verslagenheid groot was en een grote onzekerheid leefde naar aanpak. De vraag van NOB werd specifiek gesteld naar de mogelijkheid om ter plaatsen te gaan en de school bij deze gebeurtenis te ondersteunen. Vanuit Nederlandse hulpverlening en Riet Fiddelaers werden de contactgegevens van Werkgroep verder door gegeven. In overleg met de directie van CGG PassAnt vzw en na overleg met de overheid werd een team van twee hulpverleners voor 3 werkdagen naar Varese gestuurd. Vanuit de insteek en visie ‘pre en postventie’ op korte en lange termijn werd intern afgestemd wat kon en waar de beperkingen zijn aan deze opvang. De opvang werd enerzijds gericht op het in kaart brengen en bespreekbaar stellen van aandachts-punten binnen een preventiebeleid op korte en lange termijn. Handvatten betreffende aanpak van risicoleerlingen werden besproken. Anderzijds werden aanbevelingen gemaakt voor een postventiebeleid op lange termijn. En bekeken wie deze zorg verder kan opnemen. Bevindingen ter plaatsen Een zelfdoding van een teamgenoot/vriend heeft impact op het hele systeem, zowel op de school als organisatie, als op alle individuele leden aanwezig op school. De aanwezigheid van expats en weinig steunfiguren in de omgeving vraagt een aangepaste aanpak. De opvang en ondersteuning werd ingezet op verschillende luiken; individueel naar docenten, de school als organisatie, impact op leerlingen/risicoleerlingen en concrete praktische organisatie van activiteiten Acties en hulpverlening op korte termijn Woensdagavond kregen we van de aanwezige en verantwoordelijke docent een briefing betreffende de stand van zaken. Vanaf donderdagochtend waren we aanwezig op de school. We creëerden de mogelijkheid om (in)formeel, individueel en in groep opvang te voorzien. Tal van docenten maakten gebruik van de mogelijkheid om binnen te lopen en in gesprek te gaan. Rekening houdend met de beperkingen aan het gesprek was op dat moment voornamelijk de grote vraag en verwachting naar ventileren met een extern persoon. Eveneens waren er een aantal achtergrond vragen en bezorgdheden naar wat deze situatie met hun doet. Vanuit het preventieve luik kan ventileren in een veilige omgeving helpen, maar een zeer belangrijks aandachtpunt is dat dit niet bij een éénmalig gegeven blijft. Zoals aangegeven werd getracht om in dit gesprek ook een aantal psycho-educatieve insteken weer te geven en de koppeling te maken met de eventuele aanwezige achterban om mogelijke steunfiguren in kaart te brengen en te activeren. Psycho-educatief hebben we regelmatig in de gesprekken terug gekoppeld dat de confrontatie met iemand die uit het leven stapt heel wat gevoelens kan oproepen. Het uiten van de boosheid, schuldgevoelens, machteloosheid,… en het onverwachte kader waarin dit gebeurd is, is belangrijk. Het gegeven van alles wat je voelt kan en mag maakte verscheidene docenten rustiger bij het gegeven. Tevens werd ook de impact op zichzelf en eventueel eigen suïcide risico bevraagd. Doorverwijzing en het voorstellen van mogelijke zorg werd in kaart gebracht.
Naast de individuele docentondersteuning waren wij ook beschikbaar voor ouders die een taak binnen de school opnemen. Ouders nemen op een andere manier deel aan het onderwijs dan bij ons in de Vlaamse scholen. Heel wat ouders nemen taken binnen de school op. Ook voor hun werd op mogelijkheid gecreëerd. Daar de samenwerking veel nauwer is, is er ook tussen ouders en docent een andere band. Door de grote betrokkenheid zijn de docenten ook veel meer dan enkel docenten. Signaalherkenning bij hun kinderen en het bespreekbaar maken waren voornamelijk de thema’s die in deze gesprekken naar voor kwamen. Het gegeven om alert te blijven ook op lange termijn werd meegegeven. Rouwsignalen specifiek op leeftijd werden vertaald en op vraag doorgegeven aan de docenten en ouders. In kader van zowel opvang en ondersteuning op korte en lange termijn werd samengezeten met directie, adjunct directie, schoolpsycholoog en inspecteur. Als voorbereiding op dit gesprek werd vertrokken vanuit het preventiedraaiboek dat wij in Vlaanderen binnen de scholen hanteren. De totale zorg om leerlingen. Enerzijds vanuit het grote luik geestelijke gezondheid op school als meer specifiek wat zijn signalen. Onder het luik van geestelijke gezondheid komen verscheidene luiken aanbod. Vervolgens werd in gegaan op detectie van signalen maar voornamelijk op het knelpunt waren komen deze signalen terecht. Opnieuw werd dit knelpunt aangekaart bij acute dreiging en wat na een poging. Al dit materiaal werd achter gelaten bij de adjunctie directie daar de realiteit ook was dat het team heel wat op zijn bord kreeg. In een verdere opvolging gaan we merken dat er een betere samenwerking komt met externe diensten. Specifiek werd de aandacht met leidinggevende gericht op de ondersteuning van het team. Knelpunt hier bij is voornamelijk de organisatie van een Europese school. De verschillende invalshoeken van aansturing doen maken een kader scheppen voor zorg niet evident. De Nederlandse Unit diende veel zelf op te nemen. Daar waar de aanbeveling toch is dat de werkgever actief zelf initiatief neemt naar een rouwende medewerker en team toe. Tot slot namen we een coachende en praktische rol op betreffende de begrafenis, herdenking en contact met de ouders. Dit alles met oog op de bestaande structuren, relaties en vertrouwensbanden. In een zoektocht naar de nodige aanwezigheid en afstand bleek onze komst in heel wat praktisch zaken ondersteunend en opportuun. Bv. Hoe ga je om met rouwende ouders?, Is het belangrijk dat zij hun zoon nog groeten?, Hoe lang dring je aan als ze dit niet willen doen? Een aantal duidelijke aanbevelingen gaven docenten hier houvast in. Knelpunten -Werken als expat brengt een weinige inbedding in een sociale netwerk met zich mee. Vaak komen mensen hier alleen toe. Daar sociale inbedding toch zeker als beschermd wordt aangegeven is om dit gegeven de nodige bezorgdheid. Mensen blijken hier vaak heel alleen te zijn. Natuurlijk is dit ook vaak een eigen keuze geweest om in het buitenland aan de slag te gaan. -De hulpverlening is weinig gekende of bekend. Zowel voor leerlingen ondersteuning als voor teamondersteuning zijn er weinig doorverwijs adressen. Tevens zorgt het verschil in cultuur en taal voor een hoge drempel tot hulpverlening. -De structurele organisatie van een Europese School die door verschillende kanalen wordt aangestuurd zorgt voor weinig structurele inbedding. Acties die gedaan moesten worden kwamen dan ook voornamelijk uit het getroffen team die heel wat diende te dragen. Acties op lange termijn en follow up De Nederlandse Unit stelde de vraag in januari om opnieuw een team ter plekke te sturen daar een aantal leerkrachten het moeilijk hadden. Vanuit de visie van langdurige opvang werd geopteerd om via het online aanbod van Werkgroep Verder een aanbod te doen. Docenten kunnen bij ons terecht voor na opvang omtrent dit gegeven via de
individuele chat van Werkgroep Verder. Zodat er verder kan bekeken worden wat de individuele persoon nodig heeft. In samenspraak met de contactpersoon van NOB wordt dit op regelmatige tijdstippen praktisch geëvalueerd. Het aanpakken van het school systeem wordt eveneens doorgegeven maar blijft hun thema naar aanpak. Tevens werd onze deskundigheid in geroepen voor de coaching van een leerling betreffende het verwerken van deze gebeurtenis. Er wordt met de ouders, het kind en de school op maat gezocht welke hulpverlening mogelijk is voor deze leerling en wat men vanuit Varese kan organiseren. De externe hulpverlener heeft contact met ons naar handvatten en tips binnen de begeleiding maar de begeleiding blijft bij de begeleider die frequent de leerling kan opvolgen.
Bijlage 3: evaluatie boekje ‘de visjes van océane’
1. Inleiding De Visjes van Océane werd in 2011 uitgegeven als voorleesboek voor kleuters en jonge kinderen, om zelfdoding met deze leeftijdsgroep bespreekbaar te maken. Met deze evaluatie willen we te weten komen: • door welke doelgroepen die boekje gebruikt wordt; • in welke mate dit boekje aansluit bij de verwachtingen en behoeften; • wat er naar de toekomst toe eventueel veranderd of aangevuld moet worden.
2. Aanpak We hebben hiervoor een online vragenlijst opgesteld, die beschikbaar was van 20 september tot 31 december 2013. Deze link van deze vragenlijst hebben naar alle mensen gestuurd die het boekje via onze webwinkel aangekocht hebben. Bovendien hebben we de link via onze nieuwsbrief verspreid, zodat ook mensen die het boekje via een andere weg gekocht hebben, de kans kregen om de vragenlijst in te vullen. In totaal hebben 17 mensen de vragenlijst volledig ingevuld; dat komt neer op bijna 39% van het aantal mensen dat het boekje via onze webwinkel aangekocht heeft.
3. Vragen De vragenlijst was als volgt opgesteld:
Heeft u het boek gelezen? JA
NEE
Heeft u het boek gebruikt? JA
Waarvoor
Waarom niet? NEE
Waarom niet?
Doelgroep
Hoe vaak
Moeilijkheden
Sterke punten
Suggesties
Verder hebben wij gepeild naar de manier waarop de mensen het boek hebben leren kennen, het geslacht van de gebruikers en hun relatie tot het kind.
4. Resultaten 4.a.
Scenario 1: gekocht maar niet gelezen Alle respondenten hebben het boek ook gelezen.
4.b.
Scenario 2: gelezen maar niet gebruikt 50% van de respondenten heeft op het moment van het beantwoorden van de vragenlijst het boek De Visjes van Océane ook daadwerkelijk gebruikt. De mensen die het nog niet gebruikt hebben, geven hiervoor de volgende redenen op: • De kinderen zijn nu nog te jong of zijn er nog niet aan toe om dit met hen te bespreken. • Nog niet nodig gehad in begeleidingen. • Ik heb het zelf te moeilijk om nu het gesprek aan te gaan. • ‘Een vis verliezen is wel iets anders dan een mens, want een vis kan je vervangen en een vis niet.’ • Aangekocht voor iemand anders. Er worden geen suggesties gedaan ter verbetering of voor toekomstige uitgaven. De meeste respondenten geven wel aan dat ze het boekje zullen gebruiken zodra de tijd er rijp voor is.
4.c.
Scenario 3: gelezen en gebruikt De helft van de respondenten beschouwen het boek als een inspiratiebron voor zichzelf om dit gesprek aan te gaan met jonge kinderen, de andere helft als suggestie voor ouders of intermediairs. In driekwart van de gevallen werd het boek dan ook gebruikt voor jonge kinderen tussen 5 en 12 jaar, in de rest van de gevallen voor intermediairs. Het boekje blijkt vaak meer dan eens gebruikt te worden in de praktijk of in het gezien: in de helft van de gevallen twee tot vijf keer en in één geval zelfs vaker. Op de vraag naar de moeilijkheden die mensen eventueel ondervonden bij het gebruik van het boekje, zeggen de meeste mensen geen problemen te ondervinden. Eén respondent vindt het verhaal te moeilijk voor heel jonge kinderen en in één geval wordt het verhaal niet als realistisch ervaren, omdat een visje vervangen kan worden en een mens niet. De sterke eigenschappen vinden de respondenten vooral dat het verhaal herkenbaar is voor jonge kinderen (50%), dat het helpt om praten over suïcide gemakkelijker te maken met jonge kinderen( 50%) en dat de activiteiten aan het einde van het boek gebruikt kunnen worden om na het verhaal met kinderen aan de slag te gaan (50%). Bovendien is het eenvoudig in het gebruik en is er niet echt scholing of begeleiding nodig om het te gebruiken. Eén persoon wijst er wel op dat er extra aandacht nodig is als het boekje in een klas voorgelezen wordt. De enige suggestie voor verbetering van het boekje sluit hier ook bij aan: er zou een waarschuwing gegeven kunnen worden dat er voorlezen goed moet nagaan of het kind het verhaal ook effectief begrepen heeft en hoe het zich voelt.
5.
Profiel van de respondenten 100% van de respondenten blijken vrouwen te zijn, waarvan 64% dertigers en de rest veertigers en vijftigers. In bijna de helft van de gevallen blijkt over de ouders van de kinderen te gaan; in totaal zijn blijkt 62% van de mensen die het boekje gebruiken familieleden van de kinderen te zijn. De andere respondenten gebruiken het vanuit een professionele invalshoek (hulpverleners en pedagogische begeleiders).
6.
Besluit De Visjes van Océane is duidelijk een boek dat zeer bewust aangekocht wordt met het doel het te lezen en te gebruiken. Alle respondenten hebben het gelezen en zelfs de mensen die het nog niet gebruikt hebben, geven aan dat ze dat zeker zullen doen zodra de situatie daar geschikt voor is. Over het algemeen wordt het boek zeer goed onthaald: het maakt een gesprek met jonge kinderen gemakkelijker en ook de praktische activiteiten op het einde van het boekje helpen om aan de slag te gaan met kinderen. Mensen kiezen ook zeer bewust het moment waarop ze met het boekje aan de slag gaan: als ze het zelf aankunnen om het gesprek aan te gaan en als ze merken dat het kind zelf met vragen zit. De leeftijdsgroep van de kinderen wordt wel breder genomen dan wij zelf gezien hadden: waar wij vooropstellen dat het boek geschikt is voor kinderen van 4 tot 7 jaar, blijkt het gebruikt te worden tussen 5 en 12 jaar.
Bijlage 4: mediarichtlijnen
Achtergrond informatie mediarichtlijnen
Als journalist kan je levens redden! Achtergrondinfo
Stevens V. & Delfosse L. (2013). Als journalist kan je levens redden. Achtergrondinfo. Halle - CGG PassAnt vzw. © Deze publicatie is een initiatief van Werkgroep Verder – Nabestaanden na zelfdoding. Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen mits correcte bronvermelding.
INLEIDING Het Vlaamse suïcidecijfer ligt anderhalf keer hoger dan het Europees gemiddelde en noopt tot actie. Ook de media dragen hierin een verantwoordelijkheid. Berichten of reportages kunnen mensen beschermen tegen zelfdoding, maar evenzeer lokken ze suïcide uit. Een goede verslaggeving is dan ook van levensbelang. Vraag is dan wat de media kunnen doen. In deze paper bundelen we het onderzoek naar de relatie tussen berichtgeving en suïcidaal gedrag. Hierin wordt verklaard hoe de media suïcidaal gedrag beïnvloeden. De paper besluit met richtlijnen die de onderzoeksresultaten vertalen naar de praktijk van de journalist. Omwille van de leesbaarheid spreken we enkel over berichten; hiermee bedoelen we evenwel ook reportages, films, getuigenissen, blogs, webteksten of andere communicatievormen over zelfdoding.
BERICHTGEVING EN SUICIDAAL GEDRAG Er zijn meerdere manieren waarop de media suïcidaal gedrag kunnen beïnvloeden. Uit het werk van Thom et al (2012) en Niederkortenthaler et al (2010) blijken drie mechanismen hiervoor verantwoordelijk: 1) imitatie- of kopieergedrag, 2) normaliseren van zelfdoding, en 3) het Papageno-effect. We overlopen ze achtereenvolgens.
1. IMITATIEGEDRAG Berichtgeving als uitlokker Een eerste mechanisme is dat van imitatie. Imitatie van suïcide verwijst naar het kopiëren van het suïcidaal gedrag op een gelijkaardige manier of op dezelfde plaats, hetzelfde tijdstip of om dezelfde reden. Er worden niet enkel suïcides van bekenden en beroemheden gekopieerd, ook zelfdoding van onbekenden kent navolging. Meer dan 100 studies leveren bewijs dat berichten en reportages over zelfdoding leiden tot kopieergedrag (Clarke, 2010). Dit betekent dat de berichtgeving zélf suïcide uitlokt. De meeste studies tonen een toename van het aantal suïcides in de weken volgend op het verschijnen van het bericht (Portzky & Van Heeringen, 2002; Stack, 2005; Pirkis et al, 2006; Niederkrotenthaler et al, 2010; Klaus, 1992; Pirkis & Blood, 2001). Bij deze onderzoeken werd rekening gehouden met de regio waarin het bericht verscheen en de verspreidingsgraad van het medium.
Een van de meest frappante illustraties biedt het Oostenrijkse onderzoek van Etzersdorfer & Sonneck (1998). De studie beschrijft het suïciderisico in de Weense metro. Toen de metro in 1978 werd geopend, bleek het aantal zelfdodingen er sterk toe te nemen. Dit ging gepaard met heel frequente en vrij sensationele berichtgeving in de media. Als antwoord daarop werden mediarichtlijnen opgesteld en verspreid. Het resultaat was indrukwekkend: het aantal suïcides in de metro daalde in het eerste jaar met 80%. Nadien bleef de lager(e) prevalentie behouden.
Deze figuur illustreert het aantal zelfdodingen in de Weense metro voor en na de introductie van de mediarichtlijnen in 1987/88 (jaar 0) en toont de significante daling als gevolg daarvan (t=4.44, df=19; p<.001). De stijging in aantal suïcides in de latere jaren is een gevolg van het stijgend aantal passagiers.
Model staan voor Een verklaring voor kopieergedrag wordt vooral gevonden in de sociale leertheorieën (Clarke, 2010). Heel wat gedrag dat elk van ons stelt, is aangeleerd. We leren o.m. door te kijken naar wat anderen doen. Anderen staan voor ons model. Als het voorbeeldgedrag leidt tot ‘beloning’, verhoogt de kans op navolging. Bij een suïcidaal persoon kan dat de bevestiging zijn dat men door zelfdoding kan ontsnappen uit een ondraaglijke situatie. Als het voorbeeldgedrag leidt tot negatieve gevolgen, verkleint die kans. Imitatie blijft niet beperkt tot het leren van levende modellen; dit kunnen ook fictieve figuren zijn. Wanneer iemand het gedrag navolgt van een bekende uit zijn/haar omgeving, spreekt men ook wel eens van besmettingsgevaar. Besmetting staat voor suïcidaal gedrag dat zich verspreidt binnen een groep personen die elkaar kennen, bv. bij een groep jongeren, bij personen uit een instelling, bij familie, … Men kan het vergelijken met een ziektekiem die bijna letterlijk van de ene op de andere persoon wordt overgedragen. Naast het louter imiteren, kan zelfdoding bij besmetting ook nog verklaard worden door de complexe rouw waarin iemand vastzit of door de verhoogde herkenbaarheid met de situatie.
Men stelt vast dat kopieergedrag bij suïcide vaker optreedt:
Als het model meer gelijkenissen vertoont, vooral qua leeftijd, geslacht, sociale status en ideeën. Hoe hoger de identificatie met het model, hoe groter de kans dat een model zal gevolgd worden (Clarke, 2010; Chen et al, 2012). Bij een hogere blootstelling aan het model (Portsky & Van Heeringen, 2002) of bij verslaggeving die prominent aanwezig is, gedetailleerd en herhaald. Bv. in elk journaal Bv. eerste item in het nieuws, op de voorpagina, op de blog, … Bv. vermelding van methode (in detail), plaats, tijdstip, … Er is een dose-respons relatie aangetoond. Hoe groter het bereik en hoe frequenter de berichtgeving, hoe groter de impact van het bericht en hoe hoger het aantal zelfdodingen door imitatie (Niederkrotenthaler & Sonneck, 2007; Niederkortenthaler et al, 2010). - Bij berichtgeving over suïcide van bekendheden/beroemdheden (Clarke, 2010; Portzky & Van Heeringen, 2002; Chen et al, 2012; Stack, 2005). Bekendheden zijn sterke modellen. Het risico ligt hier vijf keer hoger. - Bij berichten die sensationeel zijn, geromantiseerd of verheerlijkend. Zo bv. wanneer berichten de suïcide beschrijven als een tragedie of als een politiek protest. Deze verslaggeving zal de zelfmoord vaak ongewild ‘goedkeuren’(Clarke, 2010). Bv. ‘Nu zijn ze voor altijd samen.’ Bv. ‘Er is moed nodig om zo’n stap te zetten.’ Bv. ‘Deze geslaagde zelfmoord’ of ‘De succesvolle zelfmoord’. Dit impliceert dat suïcidepogers in hun opzet gefaald zijn. Bv. ‘De zelfmoordepidemie houdt aan: wat is er mis met onze jeugd?’ Men ziet dat kopieergedrag afneemt bij berichten die zelfdoding ‘afkeuren’ (Stark, 2005). Dit wordt helder geïllustreerd na de suïcide van Kurt Cobain, waar zijn vrouw de suïcide in de media benoemt als een ‘onredelijke daad’ en ‘een zinloze manier om problemen op te lossen’ (Portzky & Van Heeringen, 2002; Jobes et al, 1996). Ook bij verhalen die negatieve beschrijvingen van zelfdoding bevatten, ligt het copycat-effect merkelijk lager (Stack, 2005). - Bij rapportage over suïcides die werkelijk hebben plaatsgevonden.
Het risico op kopieergedrag bij verhalen (fictie) is kleiner dan bij feitelijke verslaggeving (Niederkrotenthaler & Sonneck, 2007). - Bij geschreven berichten en sociale media Rapportages in kranten staan vaker model voor navolging dan verhalen op tv (Niederkrotenthaler & Sonneck, 2007; Stack, 2005). Dit heeft te maken met de duur van blootstelling. Televisie is een vluchtig medium en de boodschap verdwijnt snel. Dit geldt niet voor krantenberichten of berichten op sites, blogs, e.d. Deze laatste zijn vaak gedetailleerder, kunnen gelezen en herlezen worden. Er wordt aangenomen dat dit ook van toepassing op tvprogramma’s die kunnen herbekeken worden. Online fora zijn een belangrijk kanaal om suïcidegerelateerde informatie te sprokkelen (Luxton et al, 2012; Collings & Niederkrotenthaler, 2012). Chat rooms, message boards en fora kunnen gevoelens van eenzaamheid, instabiliteit en hopeloosheid versterken, zeker bij personen die reeds kampen met psychologische problemen. Suïcide wordt hier gefaciliteerd door het idealiseren van personen die door suïcide gestorven zijn (bv. bij uitspraken als ‘hij is tenminste consequent’), het achterlaten van afscheidsbrieven of via pacten of groepsdruk. Dit kan bij suïcidale personen de twijfels en angst verminderen om tot zelfdoding over te gaan.
2. HET NORMALISEREN VAN SUICIDE Het tweede mechanisme betreft het normaliseren van zelfdoding. We spreken over normaliseren wanneer suïcide wordt voorgesteld als een aanvaardbare en gangbare oplossing bij ernstige moeilijkheden (Thom et al, 2012). Door suïcide naar voren te schuiven als een mogelijke uitweg bij moeilijkheden, wordt dit gedrag voorgesteld als een ’normale’ wijze van handelen om problemen op te lossen. Vaak gaat dit gepaard met eenvoudige verklaringen voor het suïcidaal gedrag. Wetenschappelijk studies tonen aan dat veeleer een complexe combinatie van factoren aan de basis ligt (van Heeringen, 2001). Enerzijds zijn er duurzame factoren die de individuele kwetsbaarheid voor suïcidaal gedrag verhogen of die suïcidaliteit kunnen losmaken. Het gaat daarbij om biologische, psychologische, sociale of psychiatrische factoren (bv. serotonerge dysfuncties, impulsiviteit, sociaal isolement of middelenafhankelijkheid in combinatie met depressie). Anderzijds kunnen drempelverlagende factoren, zoals ingrijpende gebeurtenissen of
mediaberichten, suïcidaliteit faciliteren. Een complex en uniek samenspel van factoren ligt aan de basis van elke suïcide. De behoefte om te begrijpen waarom iemand een einde maakt aan het leven is hoog en leidt vaak tot eenvoudige verklaringen: iemand stapt uit het leven omdat hij of zij gepest wordt, ontslagen is, aanslepende pijn ervaart,… Een meer diepgaande analyse leert dat vaak ook andere factoren een rol spelen. Een goede illustratie hiervan blijkt uit de berichtgeving over Phoebe Prince, een Iers tienermeisje dat naar aanleiding van zware pesterijen uit het leven stapte. Haar overlijden veroorzaakte veel (en terechte) verontwaardiging. Journaliste Bazelon verdiepte zich in Phoebes verleden en bracht aan het licht dat Phoebe in het verleden al een suïcidepoging had gedaan, antidepressiva nam en zichzelf automutileerde (Bindley, 2012). De pesterijen overstegen Phoebes draagkracht. Dit werpt een ander licht op deze zelfdoding en nuanceert in sterke mate de ogenschijnlijk rechtstreekse en unicausale relatie tussen i.c. pesten en zelfdoding. Door dergelijke nuanceringen niet mee te nemen in de berichtgeving, gaat belangrijke informatie verloren en wordt het beeld versterkt dat suïcide een adequate oplossing is voor problemen zoals pesten, ontslag, pijn,... Zelfdoding wordt dan één van de oplossingen die mogelijk zijn om problemen het hoofd te bieden. Het grootste risico lopen mensen met een depressie of met suïcidale gedachten. Zij beschikken doorgaans over minder goede probleemoplossende vaardigheden (Portzky et al, 2009; McElroy, 2004). Dit betekent dat zij als antwoord op moeilijkheden minder veelzijdige oplossingen zien, minder adequate oplossingen naar voren schuiven en ook minder rekening houden met de gevolgen ervan op lange termijn. Wanneer berichten verschijnen die zelfdoding normaliseren, zijn ze dan ook bijzonder kwetsbaar. Normalisatie treedt vaker op bij frequente en herhaalde berichtgeving over suïcide (Thom et al, 2012). De frequentie op zich suggereert namelijk dat suïcide een gangbare oplossing is.
3. HET PAPAGENO-EFFECT
Een derde en laatste werkzaam principe is het Pagageno-effect. Niederkrotenthaler et al (2010) stelden vast dat de berichtgeving over suïcide niet alleen schade berokkent. Er blijkt ook een beschermend effect mogelijk. Dit treedt op wanneer het bericht inzoomt op suïcidale ideatie (d.i. het actief denken aan of overwegen van zelfmoord), zonder dat dit gevolgd wordt door een zelfmoord of een zelfmoordpoging. Bescherming is ook mogelijk bij berichten over suïcidepogingen waarbij de suïcide wordt afgewend en de betrokkene toch voor het leven kiest.
Het werkzame mechanisme is hier de positieve modeling. Men leert van anderen door te kijken hoe zij aan hun ernstige moeilijkheden of ondraaglijk lijden het hoofd bieden. Dit werkt protectief en wordt door Niederkrotenthaler et al (2010) het Papageno-effect genoemd. Dit gaat terug op de opera van Mozart waarin Pagageno na het verlies van zijn geliefde afziet van zelfdoding nadat anderen hem op alternatieven hadden gewezen. Berichtgeving kan dus beschermend werken. Ze blijkt het meest effectief indien zij illustreert hoe anderen zich onthouden van suïcideplannen en erin slagen om te leren omgaan met (zeer) moeilijke omstandigheden.
RICHTLIJNEN VOOR DE MEDIA Meerdere studies openbaren de relatie tussen berichtgeving en suïcidaal gedrag. Het verband is zowel positief als negatief. Media kunnen zelfdoding uitlokken door in hun berichten de zelfmoord uitvoerig te beschrijven of als een model op te voeren. Ook het omschrijven van zelfdoding als ‘normaal’ en ‘onvermijdelijk’ houdt risico in. Berichten werken evenwel beschermend indien voldoende aandacht gaat naar alternatieven. Ze illustreren dan hoe anderen het hoofd bieden aan problemen of moeilijke omstandigheden. Bovenstaande bevindingen werden opgenomen in de mediarichtlijnen. De volledige richtlijnen zijn beschrijven in de brochure ‘Als journalist kan je levens redden!’ (Werkgroep Verder, 2012). Mediarichtlijnen zijn belangrijk. Het blijkt namelijk mogelijk om aan de hand van richtlijnen de kwaliteit van de berichtgeving over suïcide op een positieve manier te beïnvloeden (Niederkrotenthaler & Sonneck, 2007; Bohanna & Wang, 2012). Doel is de berichtgeving over suïcide waardevoller te maken en zelfmoord naar aanleiding van berichten in de media te vermijden (WHO, 2008; Bohanna & Wang, 2012; Pirkis et al, 2006). Ze worden dan ook door overheid en suïcidehulpverlening sterk aanbevolen.
PIJLERS VOOR EEN KWALITATIEVE BERICHTGEVING OVER SUICIDE 1. Streef naar juiste informatie Baseer artikels op de juiste cijfers en geef een volledig profiel van suïcidale personen. Benoem de complexiteit die aan de basis ligt. 2. Geef hoop Gebruik berichten om mensen te informeren over de oorzaken van zelfmoord en over mogelijke behandelmethoden. Gebruik getuigenissen en verhalen om lezers alert te maken op signalen, om
hen te overtuigen dat suïcidale personen toch voor het leven kunnen kiezen en om hen de mogelijkheden van behandeling te tonen. 3. Beperk bereik en hoeveelheid van de berichtgeving Beschrijf de zelfmoord zo kort en feitelijk mogelijk. Hou het neutraal; geef geen oordeel. Hoe groter de intensiteit en hoe groter het bereik, hoe meer kans op navolging.
BIBLIOGRAFIE Bindley K (2012). http://www.huffingtonpost.com/2012/02/08/bullying-suicideteens-depression_n_1247875.html. Bohanna I & Wang X (2012). Media guidelines for the responsible reporting of suicide. A review of effectiveness. Crisis, 4, 190-198. Chen YY, Liao SH, Teng PR, Tsai CW, Fan HF, Lee WC & Cheng A (2012). The impact of media reporting of the suicide of a singer on suicide rates in Taiwan. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 47, 215-221. Clarke L (2010). Imitative suicide: an issue for psychiatric and mental health nursing? Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 17, 741-749. Collings S & Niederkrotenthaler T (2012). Suicide prevention and emergent media: surfing the opportunity. Crisis, 33, 1-4. Etzersdorfer E & Sonneck G (1998). Preventing suicide by influencing mass-media reporting. The Viennese experience 1980-1996. Archive of Suicide Research, 4, 67-74. Jobes D, Berman A, O’Carroll P, Eastgard S & Knickmeyer S (1996). The Kurt Cobain suicide crisis: perspectives from research, public health and the news media. Suicide Life-Threatening Behaviour, 26, 260-296. Klaus J (1992). Modelling and suicide: A test of the Werther effect. British Journal of Social Psychology, 31, 295-306. Luxton D, June J & Jonathan M (2012). American Journal of Public Health, 102, Supplement 2, S195-S200. McElroy A (2004). Suicide prevention and the broad-spectrum approach to health promotion. Health Education Research, 19, 4. Niederkrotenthaler T & Sonneck G (2007). Assessing the impact of media guidelines for reporting on suicides in Austria: interrupted time series analysis. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 41, 419-428. Niederkrotenthaler T, Voracek M, Herberth A, Till B, Strauss M, Etzersdorfer E, Eisenwort B & Sonneck G (2010). Role of media reports in completed and prevented suicide: Werther v. Papageno effects. British Journal of Psychiatry, 197, 234-243. Pirkis J & Blood R (2001). Suicide and the media: Part II. Portrayal in fictional media. Crisis, 22, 155-162. Pirkis J, Burgess P, Francis C, Blood R & Jolley D (2006). The relationship between media reporting of suicide and actual suicide in Australia. Social Science Medicine, 62, 2874-2886. Portzky G & Van Heeringen K (2002). Copycat Suïcide. Neuron, 7, 3-9. Portzky G, Audenaert K & Van Heeringen K (2009). Suicide among adolescents. A psychological autopsy study of psychiatric, psychosocial and personalityrelated risk factors. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 11, 922930. Stack S. (2005). Suicide in the media: a quantitative review of studies based on nonfictional stories. Suicide Life-Threatening Behaviour, 35, 121-133. Thom K, McKenna B, Edwards G, O’Brien A & Nakarada-Kordic I (2012). Reporting of suicide by the New Zealand Media. Crisis, 4, 199-207.
Van Heeringen, K. (2001). The suicidal process and related concepts. In: Van Heeringen, C. (red). Understanding suicidal behaviour. The suicidal process approach to research, treatment and prevention. Wiley, Chichester. Werkgroep Verder (2013). Als journalist kan je levens redden! Mediarichtlijnen. Brochure. Halle: CGG PassAnt vzw. WHO (2008). Preventing Suicide. A resource for media professionals. Geneva: WHO Document Production Services.
De herwerkte mediarichtlijnen A. STREEF NAAR JUISTE INFORMATIE Over cijfers. Dit gebruik je! - Benoem de cijfers in termen van ‘elke zelfdoding is er één teveel’ vanuit de zorg voor de samenleving. - Haal de cijfers uit betrouwbare bronnen (website: agentschap zorg en gezondheid; website: werkgroepverder, …) - Plaats cijfers in de juiste context.
Dit laat je beter… - Benoem de cijfers niet als hoog of laag. Dit suggereert een ‘epidemie’ en hierdoor lijkt een oplossing onmogelijk. - Spreek niet over een drama. Dit maakt dat we machteloos staan terwijl er heel wat preventieve acties zijn (verwijzing naar VASII).
Over het profiel van de suïcidale persoon Dit gebruik je! - Zelfmoord is een complex gegeven waarin meerdere oorzaken en factoren een rol spelen. Bespreek vanuit dit kader welke factoren aan bod komen (kwetsbaarheid individu, levensgebeurtenissen, stressfactoren, gebrek aan beschermende factoren) Maak onderscheid tussen oorzaak en aanleiding . Weet dat een relatiebreuk, ontslag, pesten, financiële problemen,… enkel de trigger (=uitlokker) zijn. Benoem deze ook als trigger en niet als oorzaak. - Leg uit wie daarvoor vatbaar is. Weet dat 90% van de mensen die zelfmoord pleegden ook psychische problemen hadden, waaronder 70% een depressie. Staaf deze cijfers met
Dit laat je beter… - Simplistische verklaringen met vermelding van één oorzaak is foutieve informatie. Dit strookt niet met wetenschappelijk onderzoek en de theorie rond suïcidaliteit. Bijvoorbeeld ‘Pesten leidt tot zelfmoord.’ Of ‘Door de relatiebreuk pleegde hij zelfmoord.’ - Triggers (relatiebreuk, ontslag, pesten,…) benoemen als oorzaken, is niet correct. Dit zijn uitlokkende factoren.
onderzoeksgegevens (website: werkgroepverder).
Over de context. Dit gebruik je! - Plaats epidemiologische gegevens en experten opinies in een niet-sensationele context. - Doorprik mythes en maak het publiek hiervan bewust (bv. de mythe ‘mensen die praten over zelfmoord, doen het niet’ is onterecht. Zij geven juist een signaal dat ernstig moet genomen worden). Meer info over mythes vind je op de werkgroepverder-site. - Informeer bij de partners voor suïcidepreventie, de experts ter zake (verwijzing naar overzicht met contactpersonen)
Dit laat je beter… - Gebruik geen sensationele context waarin epidemiologische gegevens of experten opinies geplaatst worden. Dit geeft het artikel een ‘ernstige toon’, terwijl tegelijkertijd gebruik gemaakt wordt van schadelijke inhoud. Het samenbrengen van beschermende (nl. expertenopinie) en schadelijke eigenschappen (bv. relatiebreuk) in één artikel heeft geen preventieve waarde.
B. GEEF HOOP Dit gebruik je! - Vermeld dat suïcide kan voorkomen worden; dat preventie bestaat. (Tip: gebruiken van getuigenissen van mensen die een suïcidale crisis doorgekomen zijn).
-
Benoem versterkende factoren zoals netwerk vergroten, praten over, zoeken naar professionele hulp (=positieve coping) (verwijzing naar info over doorverwijzing)
-
Toon hoe mensen omgaan met de rouw; hoe zij hun leven herpakken (=positieve modelling) (tip: maak gebruik van een getuigenis)
-
Wees waakzaam voor de term
Dit laat je beter… - Gedetailleerde beschrijving van de zelfmoord (zoals methode en plaats). Hoe meer concretiseringen, hoe hoger de kans op identificatie en navolging.
-
Wees waakzaam op taal die positieve gevoelens en gedachten over zelfmoord kunnen oproepen. Bv. Dat vraagt moed; voor altijd samen, … ‘hij koos voor een bijzondere manier van sterven’ Vermijd woorden als ‘succesvol’ en andere die zelfmoord linken aan een ‘succes’, een ‘prestatie’
-
Negeren van signalen: Bijvoorbeeld: niet zeggen dat
zelfmoord/zelfdoding/suïcide. Gebruik zelfmoord in het kader van preventie, suïcide in het kader van wetenschappelijke benadering en zelfdoding in relatie tot nabestaanden. De term zelfmoord is voor nabestaanden beladen is. Het diepe verdriet bij een verlies door zelfdoding wordt nog versterkt als het voorval wordt gelinkt aan ‘moord’. Respecteer hun gevoelens en gebruik zelfdoding. (achterliggende pagina: (ook in Nieuw-Zeeland is deze discussie gaande: zelfmoord is geen criminele activiteit, en dus dient het taalgebruik aangepast. Toch volgt niet iedereen en wordt de term committed suicide –ipv completed suicide- nog frequent gebruikt).
-
Respecteer persoonlijke grenzen van geïnterviewden/kennissen/fam ilie (vraag steeds toestemming)
-
Wees alert om ook de signalen die er waren te beschrijven (plotse veranderingen in gedrag: teruggetrokken zijn, apathie, hopeloosheid, depressie, dingen weggeven). Het is moeilijk om signalen te herkennen , maar ze kunnen aanwezig zijn. We moeten er als maatschappij alert leren op zijn; iedereen heeft hierin een taak. Maak van preventie eenieders opdracht: bv. Wat kan de school doen? De werkplek? Tip: zeg niet ‘hij is depressief’ dan lijkt het een kenmerk van die persoon, maar zeg ‘hij leed aan depressie op dat moment in zijn leven’. Dit suggereert dat het kan overgaan. Benadruk
niemand het had zien aankomen; het is niet te begrijpen. Zeg niet dat zelfmoord niet te begrijpen is: Hij had alles mee; het ging hem voor de wind en toch pleegt hij zelfmoord. Wat moeten mensen die het veel moeilijker hebben dan niet denken/zeggen?
het tijdelijke en niet het blijvende.
-
Roep op tot waakzaamheid in de omgeving; stimuleer om openlijk de peilen naar suïcidale gedachten; praten helpt!
-
Benoem de nadelige gevolgen voor de omgeving: je raakt meer mensen dan je denkt Vb. citaten uit het forum of getuigenis van een nabestaande (maar is niet altijd makkelijk)
-
Vermeld steeds crisislijnen zoals de zelfmoordlijn en teleonthaal (ook verwijzen naar onlinehulpverlening + gespreksgroepen)
-
Wees extra alert bij online berichtgeving: de informatie blijft op het net aanwezig ook lang na de feiten. Stop eventueel na enige tijd fora of verwijder ongepaste of foute berichten, … Voorzie richtlijnen of procedures bij de fora en chatruimtes.
C. BEPERK BEREIK EN HOEVEELHEID VAN DE BERICHTGEVING
Dit doe je! -
Zet het verhaal niet als eerste item, maar lager op de webpagina of in de krant. Als het verhaal op de frontpagina moet, dan bij voorkeur onderaan.
-
Gebruik het woord zelfmoord, zelfdoding of suïcide niet in de titel. Dit triggert mensen die hiervoor reeds vatbaar zijn
-
Plaats geen foto’s van de persoon die overleden is, tenzij er toestemming is
-
Vermijd herhaling van het bericht. Vermeld het maximum één keer.
-
Geef geen gedetailleerde info die de herkenbaarheid vergroot. Wees extra waakzaam bij een zelfdoding van een bekend persoon of bij een zelfdoding die plaatsvindt op een publieke plaats.
-
Kopieer geen afscheidsbrieven of zinnen uit een afscheidsbrief.
Draft folder mediarichtlijnen Deze folder is niet de definitieve versie. In 2013 wordt verder gewerkt aan de lay-out en vormgeving.
Deze folder is een realisatie van:
“Als journalist kan je levens redden “
Werkgroep Verder, nabestaanden na zelfdoding
Hoe de media zelfdoding kan uitlokken of voorkomen. Onderzoek toont aan dat de media op meerdere manieren suïcidaal gedrag kan beïnvloeden:
In samenwerking met: -
Mediarichtlijnen inzake zelfdoding. -
Elke zelfdoding is er één teveel. Media kan preventief werken via berichtgeving. Berichten of reportages beschermen mensen tégen zelfdoding, maar vaker lokken ze die uit. Een goede berichtgeving is van levensbelang!
p/a CGG PassAnt vzw, Beertsestraat 21, 1500 Halle
-
-
Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) www.journalist.be Raad voor de Journalistiek www.rvdj.be Universiteit Gent Eenheid voor Zelfmoordonderzoek (EZO) www.eenheidvoorzelfmoordonderzoek.be Centrum ter Preventie van Zelfdoding www.preventiezelfdoding.be Suïcidepreventiewerking van de C.G.G. www.suicidepreventievlaanderen.be Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid www.zorg-en-gezondheid.be
Door kopieergedrag te vermijden: Imitatie van zelfmoord verwijst naar het kopiëren van het suïcidaal gedrag op een gelijkaardige manier (qua tijd, plaats, manier,…).Uitgebreide beschrijving van voorgaande factoren kan imitatiegedrag in de hand werken. Normaliseren van zelfmoord: Wanneer zelfdoding beschreven wordt als een oplossing of mogelijke uitweg voor problemen, kan dit mensen in problemen het idee geven dat er geen andere oplossingen meer zijn. Hierdoor zullen ze minder geneigd zijn om zelf op zoek te gaan naar hulp. Door voldoende aandacht te geven aan alternatieven: Het werkzame mechanisme is hier positieve modeling. Men leert van anderen door te kijken hoe zij aan hun ernstige moeilijkheden of ondraaglijk lijden het hoofd bieden. Dit werkt protectief. Berichtgeving is dus het meest effectief indien zij illustreert hoe anderen niet kiezen voor zelfdoding en erin slagen om te leren omgaan met(zeer) moeilijke omstandigheden.
02/361.21.28 –
[email protected] www.mediarichtlijnen.be www.facebook.com/werkgroepverder @WerkgroepVerder
Het waarom en de belangrijkheid van de richtlijnen, samen met het uitgebreide wetenschappelijke rapport kan u terugvinden op www.mediarichtlijnen.be
Geef juiste informatie Geef hoop 1. Over cijfers •Haal cijfers uit betrouwbare bronnen (www.zorg-en-gezondheid.be) en plaats in de juiste context. •Benoem de cijfers in termen van ‘elke zelfdoding is er één teveel’ vanuit de zorg voor de samenleving. Benoem ze niet als hoog of laag. •Spreek niet over een drama 2. Over het profiel van de suïcidale persoon •Maak onderscheid tussen oorzaak en aanleiding. Zelfmoord is een complex gegeven waarin meerdere oorzaken en factoren een rol spelen. Benoem deze factoren. Vermijd simplistische verklaringen. •Leg uit wie daarvoor vatbaar is (bv. mensen met psychische problemen) en staaf deze cijfers met onderzoeksgegevens (www.mediarichtlijnen.be) 3. Over de context •Plaats epidemiologische gegevens en experten opinies in een niet-sensationele context. •Doorprik mythes (zoals ‘mensen die erover praten, doen het niet) en maak het publiek hiervan bewust. •Informeer bij de partners voor suïcidepreventie, de experts ter zake.
•Vermeld dat suïcide kan voorkomen worden; dat preventie werkt. •Benoem versterkende factoren zoals netwerk vergroten, praten over, zoeken naar professionele hulp. •Wees alert om alleen signalen die er waren te beschrijven (bv. beschrijf plotse veranderingen in gedrag). •Roep op tot waakzaamheid in de omgeving; stimuleer om openlijk te peilen naar suïcidale gedachten; praten helpt! •Respecteer persoonlijke grenzen van geïnterviewden/kennissen/familie (vraag steeds toestemming) •Wees waakzaam voor de term zelfmoord/zelfdoding/suïcide. Gebruik zelfmoord in het kader van preventie, zelfdoding in relatie tot nabestaanden suïcide in het kader van wetenschappelijke benadering en. •Schets, bij reportages, beeld van hoe mensen omgaan met de rouw; hoe zij hun leven herpakken •Vermeld steeds crisislijnen en de website van Werkgroep Verder.
Beperk bereik en hoeveelheid berichtgeving •Zet het verhaal niet als eerste item, maar lager op de webpagina of in de krant. Als het verhaal op de frontpagina moet, dan bij voorkeur onderaan. Het kan immers kopieergedrag uitlokken (lees meer op www.mediarichtlijnen.be). •Gebruik het woord zelfmoord, zelfdoding of suïcide niet in de titel. •Plaats geen foto’s van de persoon die overleden is, tenzij er toestemming is. •Vermijd herhaling van het bericht. Vermeld het maximum één keer. •Geef geen gedetailleerde info die de herkenbaarheid vergroot. Wees extra waakzaam bij een zelfdoding van een bekend persoon of bij een zelfdoding die plaatsvindt op een publieke plaats. •Kopieer geen afscheidsbrieven of zinnen uit een afscheidsbrief •Wees extra alert bij online berichtgeving: de informatie blijft op het net aanwezig ook lang na de feiten. Sluit af bij ongepaste berichtgeving. Voorzie richtlijnen of procedures bij de fora en chatruimtes.
Het waarom en de belangrijkheid van de richtlijnen, samen met het uitgebreide wetenschappelijke rapport kan u terugvinden op www.mediarichtlijnen.be