Over de auteur: Wicher Pattje Wicher Pattje is oud-wethouder van de gemeente Groningen en beleidsadviseur in de sociale sector, gericht op overheden en non-profit instellingen. Voor meer informatie: www.conjunct.nl.
9 WMO Wet Maatschappelijke Ondersteuning
De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is bedoeld om ondersteuning te bieden aan groepen burgers die vanwege beperkingen niet in staat zijn om volwaardig deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer. Dat kunnen fysieke beperkingen zijn (bijvoorbeeld bij gehandicapten en ouderen), of verstandelijke beperkingen. Ook kunnen de beperkingen voortkomen uit de situatie waarin iemand leeft of opgroeit. De WMO is een relatief jonge wet. De wet is pas op 1 januari 2007 in werking getreden. Gemeenten zijn als lokale overheid (en als enige overheidslaag) verantwoordelijk voor de uitvoering van de WMO.
Aanleiding Ondanks het feit dat onze welvaart de laatste decennia steeds is gestegen, zijn er nog steeds veel mensen die niet volwaardig aan de samenleving (kunnen) deelnemen. Gemeenten proberen al jarenlang om die groepen mensen weer bij de samenleving te betrekken. Er zijn allerlei landelijke projecten of initiatieven geweest die gemeenten daarbij probeerden te helpen. Maar de effecten bleven onvoldoende.
9
In 2007 is het bestaande wettelijk kader (met name de Welzijnswet en de Wet Voorzieningen Gehandicapten) omgesmeed om gemeenten in staat te stellen die maatschappelijke ondersteuning beter te kunnen regelen. In de WMO krijgen gemeenten de regierol bij de maatschappelijke ondersteuning. Ze moeten professionele organisaties, samen met vrijwilligersorganisaties, zo aansturen dat die samen in staat zijn de groepen waar het over gaat weer bij de samenleving te betrekken, weer mee te laten doen. En ze moeten dat doen door gebruik te maken van de bestaande lokale sociale infrastructuur en door de vrijwillige inzet van zo veel mogelijk burgers.
Doelgroep Meedoen! Dat is dus het centrale doel van de WMO. Maar wie moeten er dan meedoen? Over welke doelgroepen maken we ons eigenlijk zorgen? Allereerst gaat het om mensen met beperkingen: fysieke beperkingen en verstandelijke beperkingen. Op basis van de WMO kunnen gemeenten specifiek beleid maken om mensen met beperkingen in staat te stellen toch volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Allereerst gaat dat door voorzieningen aan te bieden, bijvoorbeeld aangepaste woningen, aangepaste auto’s, scootmobiels en rolstoelen. Maar ook collectief gehandicaptenvervoer is een voorziening. De WMO voegt daar nog een gebied aan toe: ook het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van zelfstandig functioneren is een onderdeel van de WMO. Ten tweede gaat het om jongeren en hun ouders. Het hele gemeentelijke jeugdbeleid is ondergebracht in de WMO (met uitzondering van het 55 boek3.indd 55
08-03-10 19:28
onderwijsbeleid, dat zijn eigen centrale wetten heeft gehouden). Dat betekent dat alle beleid dat te maken heeft met preventie, voorlichting, opvoeding en opvoedingsondersteuning thuis hoort in de WMO. Gemeenten hebben daarvoor in de afgelopen gemeenteraadsperiode de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) opgericht. En ten derde gaat het om mensen, min of meer aan de zelfkant van de samenleving: daklozen, zwervers, verslaafden, maar ook slachtoffers van huiselijk geweld, die hun huis zijn ontvlucht. Die doelgroep moet ergens worden opgevangen. We noemen dat dan ook de doelgroep van de maatschappelijke opvang. Het beleid voor deze groepen wordt uitgevoerd door zogenaamde centrumgemeenten. Voor dak- en thuislozen, zwervers en verslaafden zijn dat 43 grotere gemeenten, verspreid over het hele land. 35 van die 43 gemeenten zijn ook centrumgemeente voor de vrouwenopvang. Centrumgemeenten voeren het beleid voor de hiergenoemde doelgroepen uit, meestal in goede samenspraak met de gemeenten uit hun regio. Bij het maken van de WMO heeft men zich gerealiseerd dat doelgroepenbeleid niet veel succes zal hebben, als aan een drietal randvoorwaarden om te kunnen ‘moedoen’ niet is voldaan. •
Sociale samenhang en leefbaarheid. Als niemand zich iets gelegen laat liggen aan de sores van een ander, dan wordt het met dat ‘meedoen’ wel heel moeilijk. Deze randvoorwaarde draait eigenlijk om het begrip ‘burgerschap’. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid moet gebeuren heel dicht bij waar mensen wonen: in dorpen en buurten. En het beleid kan te maken hebben met alles wat ontmoeting en uitwisseling tussen mensen kan bevorderen. Van dorps- en buurthuizen tot aan een veilige hangplek.
•
Informatie, advies en cliëntondersteuning. Hoe kom je aan de informatie over wat voor jou een geschikt traject zou zijn om weer actiever te worden? Wie geeft je advies? Wie begeleidt je daarbij? Zeker als de problemen nog helemaal niet zo groot zijn, is heel belangrijk dat informatie, advies en ondersteuning gemakkelijk te vinden zijn. Dat geldt voor de genoemde doelgroepen, maar ook voor hun familie en hun kennissen of hun buren.
•
Mantelzorgers en vrijwilligers. Voor heel veel mensen is ‘meedoen’ alleen maar mogelijk als er mensen zijn die tijd, soms heel veel tijd, besteden aan de zorg en de begeleiding. Het is dus zaak die mensen heel goed te ondersteunen, omdat ze de sleutel vormen tot het ‘meedoen’ van anderen.
9
Verantwoording Het bijzondere aan de WMO is dat de gemeente de enige overheid is die over de WMO gaat. De gemeente hoeft geen verantwoording af te leggen aan provincie of Rijk over hoe zij het WMO-geld heeft besteed. Verantwoording hoeft de gemeente alleen maar af te leggen aan de eigen gemeenteraad en aan haar burgers. We noemen dat de horizontale verantwoording.
Prestatievelden Toch heeft de wetgever gemeenten niet helemaal vrij willen laten. Het is immers wel de bedoeling dat er wat tot stand wordt gebracht. Er moeten prestaties geleverd worden! Daarom zijn in de wet negen prestatievelden opgenomen. Gemeenten moeten aangeven welke prestaties ze op die prestatievelden willen leveren, en die prestaties 56 boek3.indd 56
08-03-10 19:28
vastleggen in een vierjarig beleidsplan. De negen prestatievelden zijn de volgende: 1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid. Gemeenten mogen helemaal zelf bepalen welke prestaties ze willen leveren. Een gemeente mag zelfs zeggen dat ze op het gebied van bijvoorbeeld ‘gehandicapten’ helemaal niets doet. Zolang de gemeenteraad dat goed vindt, is het wat de WMO betreft prima.
9
WMO-raad of WMO-platform Zo weinig als de WMO vastlegt over prestaties, zo duidelijk is de wet over de betrokkenheid van burgers en belanghebbenden (of hun representatieve organisaties) bij maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten moeten burgers en belanghebbenden betrekken bij het opstellen van hun plannen èn ze moeten – voordat de plannen aan de gemeenteraad voorgelegd worden – het oordeel en het commentaar vragen van de belanghebbenden. De reactie van de belanghebbenden moet meegestuurd worden aan de raad. Het is in de WMO dus nadrukkelijk: voor èn met ons! Bovendien moeten gemeenten jaarlijks de tevredenheid onderzoeken van de vragers van maatschappelijke ondersteuning. En de daarbij gebruikte methode moet weer tot stand gekomen zijn na overleg met representatieve organisaties. De wetgever heeft willen voorkomen dat het ‘meedoen-beleid’ over de hoofden van de van vragers van maatschappelijke ondersteuning zou worden vastgesteld. Veel gemeenten hebben voor die inspraak- en adviesfunctie van de doelgroepen een WMO-raad geformeerd, bestaande uit vertegenwoordigers van de representatieve organisaties. In de WMO-raad krijgen de belanghebbenden bij de WMO op het lokale niveau in directe zin een stem. Daarmee is er in de WMO dus bij wet een krachtige lobby vanuit de gebruikers georganiseerd.
57 boek3.indd 57
08-03-10 19:28
Huishoudelijke hulp Ruim een jaar voordat de WMO van kracht werd, werd duidelijk dat de huishoudelijke hulp (dat gaat vooral om hulp bij het schoonmaken van je huis) onderdeel zou worden van de WMO. Tot dan toe was deze zorg onderdeel van de AWBZ. Gemeenten hadden er geen ervaring mee. Huishoudelijke hulp werd uitgevoerd door de instellingen voor Thuiszorg en de financiering liep via de zorgkantoren. Om gemeentelijke financiering via de WMO mogelijk te maken werd er een enorm volume aan geld (ruim € 1,3 miljard) vanuit de AWBZ overgeheveld naar het Gemeentefonds. De overheveling van de huishoudelijke hulp leidde tot veel problemen bij de invoering van de WMO. Gemeenten moesten opeens beleid gaan maken op een onderdeel waar ze geen ervaring mee hadden. En behalve dat, raakten ze ook nog eens verzeild in omvangrijke aanbestedingsprocedures met grote juridische risico’s. Men kan rustig stellen dat de invoering van de WMO overheerst is door de zorgen over de overheveling van de huishoudelijke hulp. Veel gemeenten zijn daardoor pas laat toegekomen aan het formuleren van het inhoudelijke beleid dat ze op de prestatievelden willen gaan voeren.
Breed of smal
9
De WMO heeft een brede doelstelling. Die loopt van het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid, tot en met het ontwikkelen van verslavingsbeleid. Toch gaan de meeste discussies in de gemeenteraad niet over sociale samenhang of het bevorderen van burgerschap en ook niet over verslavingsbeleid. De discussies in de gemeenteraad worden overheerst door thema’s als de criteria om in aanmerking te komen voor een rolstoel en het aantal uren huishoudelijke hulp voor zelfstandig wonende ouderen. De WMO heeft in de praktijk van veel gemeenten een hoog ‘voorzieningengehalte’. Voorzieningen voor mensen met een beperking. Die focus op voorzieningen is mede een gevolg van de bij wet georganiseerde medezeggenschap van ‘vragers’ van maatschappelijke ondersteuning. Zowel gehandicapten als ouderen hebben sterke vertegenwoordigende organisaties. Als die in de WMO-raden vertegenwoordigd zijn, is het ook logisch dat ze hun stempel gaan drukken op de discussie. Het effect is vaak dat er in de praktijk een smalle WMO overblijft. Dat is prima als iedereen daarvoor kiest, maar het is een beetje jammer als je dat als gemeenteraad min of meer overkomt.
Recente en toekomstige ontwikkelingen Sinds de invoering in 2007 is al een aantal nieuwe onderdelen vanuit de AWBZ overgeheveld naar gemeenten en ondergebracht in de WMO. Soms kwam het geld daarvoor mee, soms (o.a. de laatste keer bij de zogenaamde ‘pakketmaatregel’) kwam maar 10% van het geld mee uit de AWBZ. Gemeenten moeten in zo’n geval letterlijk de armoede verdelen. Dat is geen leuke taak. De kans is zeer aannemelijk dat binnenkort nog meer onderdelen vanuit de AWBZ in de WMO terecht zullen komen.
Uw rol en verantwoordelijkheid als raadslid U moet als raadslid de kaders vaststellen, waarbinnen het college van burgemeester en wethouders de WMO mag gaan uitvoeren. En daarnaast dient u het college natuurlijk te controleren. Die kaderstellende rol van de raad is al58 boek3.indd 58
08-03-10 19:28
tijd al erg lastig, maar bij de WMO is het wel heel ingewikkeld. Moet u bijvoorbeeld kaders stellen op elk van de negen prestatievelden? Of kan de raad volstaan met accenten? En welke kaders stelt u als het gaat om bijvoorbeeld ‘leefbaarheid’? De WMO laat u vrij en dus zult u een keuze moeten maken. Realiseert u zich daarbij dat de WMO nog maar een jonge wet is. Elk jaar krijgt de gemeenteraad meer ervaring in het formuleren van de kaders. En het WMObeleid zal dus elk jaar een beetje beter worden. Tot slot nog een bijzonder punt als het gaat om uw rol. De gemeenteraad is de beslissende instantie. De WMO-raad adviseert slechts. Veel gemeenteraden vinden het moeilijk om in te gaan tegen een advies van een WMO-raad, “want daar zitten toch de mensen uit de praktijk”. Natuurlijk doet u er goed aan naar hen te luisteren. Maar zij ontslaan u niet van uw plicht om niet alleen hun belangen, maar ook andere maatschappelijke belangen te wegen. En soms kan dat betekenen dat u tot een ander standpunt komt, dan de WMO-raad had geadviseerd. En dat is precies de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad.
9
59 boek3.indd 59
08-03-10 19:28