7
Verandertaal: uitlokken van wensen en mogelijkheden
Samenvatting » Je gedrag veranderen heeft voor- en nadelen. Niet veranderen echter ook. Deze tegenstrijdige gevoelens noemen we ambivalentie. Motiverende gesprekvoering helpt de cliënt om deze natuurlijke twijfel te verminderen, zodat ruimte ontstaat voor verandering. Tegelijkertijd werk je ook aan iemands zelfvertrouwen over de haalbaarheid van de verandering. Dat doe je door het uitlokken en versterken van verandertaal: taal waarmee mensen aangeven dat ze (voorzichtig) nadenken over een andere toekomst. Veranderbereidheid en zelfvertrouwen hierover moeten sterk genoeg zijn voor een volgende stap: het maken van een concreet actieplan. 7.1
Waarom veranderen mensen niet?
Als mensen niet veranderen, komt dat omdat ze iets echt niet willen veranderen, omdat ze geen idee hebben hoe die verandering tot stand kan komen, of omdat ze ambivalent zijn. Ambivalentie is een heel gewoon verschijnsel als je iets wilt of zou moeten veranderen. De meeste mensen weten niet goed wat hun gevoelens zijn of hebben heel verschillende gevoelens ten opzichte van een gedragsverandering. Ongeveer twee derde van de mensen die een gedragsverandering overwegen, voelt zich daar onzeker en ambivalent over (DiClemente, 2003). Onzekerheid over wat je gevoelens precies zijn, of ambivalentie, is niet hetzelfde als geen enkel beeld hebben van de nadelen van je gedrag. Mensen hebben vaak een beter beeld van de nadelen van hun gedrag dan professionals denken. Bovendien kunnen ze zelf ook vinden dat verandering eigenlijk goed voor ze zou zijn. Mensen lopen niet vast omdat ze geen inzicht hebben in de nadelen van hun gedrag, noch omdat ze geen voordelen zien in veranderen, maar ze lopen vast omdat ze er minstens twee tegenstrijdige gevoelens bij hebben.
96
Motiverende gespreksvoering voor sociaalagogisch werk
Voorbeelden Ik wil meer tijd maken voor mijn gezin,
maar
ik wil wel in aanmerking komen voor die promotie.
Ik weet wel dat ik grenzen zou moeten stellen,
maar
ik wil geen zeurende moeder zijn.
Ik wil wel weer aan het werk,
maar
ik wil niet meer hoeven samenwerken met die collega.
Ik weet wel dat ik moet ophouden met geld lenen,
maar
iedereen heeft een smartphone.
Ik weet heus wel dat ik steeds ruzie krijg als ik blijf plagen,
maar
zij zit mij ook de hele tijd dwars.
Ik wil met hem stoppen want hij doet niets om uit zijn depressie te komen,
maar
ik houd nog van hem.
Deze tegenstrijdige gevoelens zijn te omschrijven als het ja-maardilemma: Ik wil wel en tegelijkertijd wil ik niet. En/of: Ik kan het wel en tegelijkertijd ook (nog) niet. In gewoon Nederlands: ik twijfel. hoe ontstaat ambivalentie ? Er ontstaat een intern conflict als mensen tegelijkertijd gemotiveerd zijn voor verschillende doelen, wensen en waarden. Dit interne conflict creëert stilstand en belemmert verandering. Dit conflict ontstaat op verschillende manieren. 1 Men heeft het gevoel te moeten kiezen tussen twee positieve alternatieven: een conflict tussen aantrekking en aantrekking. Ik wil graag weer gaan studeren, maar ik wil ook graag tijd aan mijn kinderen kunnen besteden. 2 Men heeft het gevoel te moeten kiezen tussen twee kwaden: een conflict tussen vermijding en vermijding. Ik moet wel meedoen met pesten, want anders gaan ze mij weer pesten. 3 Men wordt tegelijkertijd aangetrokken en afgestoten door hetzelfde. Ik schaam me ervoor dat ik de kinderen sla, maar ik krijg er wel mee gedaan wat ik wil. 4 Men twijfelt over twee alternatieven die allebei zowel sterk positieve als sterk negatieve aspecten in zich hebben. Dit levert een dubbel conflict op tussen aantrekking en vermijding. Optie A en B hebben beide voor- en nadelen. Zodra je dichter bij optie A komt, gaan de nadelen van optie A steeds zwaarder wegen en lijken de voordelen van optie B steeds duidelijker, en andersom.
7 Verandertaal: uitlokken van wensen en mogelijkheden
Als ik bij mijn man blijf, gaat de mishandeling door, maar als hij niet gedronken heeft, zorgt hij goed voor me, niet alleen financieel. Als ik bij mijn man wegga, kan ik eindelijk doen wat ik wil, maar wie heeft me dan nog nodig? Ik ben dan wel alleen. ambivalentie herkennen Een ja-maardilemma kun je herkennen aan de gemengde boodschappen van de cliënt. Je hoort zowel bezwaren als wensen om iets te veranderen. Uitingen die te maken hebben met bezwaren, worden binnen MG bezwaartaal genoemd. Uitingen die te maken hebben met de wens iets te veranderen, worden verandertaal genoemd. Bezwaartaal drukt de acceptatie van de huidige situatie uit en/of redenen voor de cliënt om de status quo te behouden. Bezwaartaal is het gevolg van: ! de ! wens om de situatie te houden zoals ze is; ! de ! gedachte zelf niet te kunnen veranderen of dat verandering in algemene zin niet mogelijk is; ! voordelen ! zien in de huidige situatie; ! nadelen ! zien in verandering van de huidige situatie. Verandertaal geeft de wens aan om iets aan de huidige situatie te veranderen en/of redenen hiervoor. Verandertaal is het gevolg van: ! de ! wens om de situatie te veranderen; ! de ! gedachte dat verandering mogelijk is; ! voordelen ! zien in veranderen; ! nadelen ! zien van de huidige situatie. In een hulpverleningscontext is een ambivalente cliënt dus een cliënt die wel enig verlangen heeft om te veranderen en ook enig geloof dat de verandering verbetering zal brengen in de eigen levenssituatie. Misschien is er bij hem ook wel enig vertrouwen dat er manieren te vinden zijn om doelen te realiseren. Desondanks kun je uit gedrag of uit concrete uitspraken van de cliënt afleiden dat er toch ook sprake is van twijfel, waardoor er weinig of geen vooruitgang geboekt wordt.
Signalen van ambivalentie Signalen van ambivalentie kunnen bijvoorbeeld de volgende zijn. ! Uitingen ! van bezwaartaal, zoals: allerlei zaken noemen die eerst opgepakt moeten worden voordat er gewerkt kan worden aan een doel; de nadelen die aan veranderen kleven, de aarze-
97
98
Motiverende gespreksvoering voor sociaalagogisch werk
!
!
!
lingen die er zijn, de angst voor reacties van anderen of andere negatieve gevolgen, de voordelen die de huidige situatie heeft et cetera. !De informatie die beschikbaar is over hoe je iets zou kunnen aanpakken, wordt onvoldoende gebruikt om verandering te realiseren. !De cliënt vermijdt bepaalde situaties in een poging om niet geconfronteerd te worden met de veranderingsnoodzaak. !Een duidelijk verschil tussen wat de cliënt zegt en het gedrag dat hij vertoont, kan eveneens een teken van ambivalentie zijn. Hoewel er in woorden misschien wel een duidelijke wens om te veranderen geuit wordt, veranderen gedragspatronen niet of nauwelijks. Rondom de verandering ervaart de cliënt een negatief gevoel. Dit heeft vaak te maken met de onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid die geassocieerd wordt met verandering en de relatieve veiligheid van de bestaande situatie. Je weet daarin tenminste waar je aan toe bent. Je weet hoe je daarmee moet omgaan.
Mensen, en dus ook cliënten, zijn zich in het algemeen niet of niet volledig bewust van dit innerlijke conflict en de ambivalente gevoelens die daarbij horen. Zij realiseren zich vaak niet welke gevoelens er bij hen spelen. Ook als het gaat om keuzes maken en doelen stellen, hebben mensen hun gevoelens en wensen die hierbij een rol spelen vaak niet helder en op een rij. Als hun niet gevraagd wordt om de verschillende voor- en nadelen op een rij te zetten, blijven ze zich daarvan dus ook onbewust. Nog minder zijn ze zich er meestal van bewust hoe deze verschillende aspecten en voor- en nadelen op elkaar inwerken en wat de uitkomsten daarvan zijn op hoe ze over zichzelf of over de situatie denken. Dit wordt ook wel het cognitieve onbewuste genoemd (Arkowitz, 2006). De ambivalentie heeft altijd betrekking op een specifieke gedraging of een specifieke situatie; de cliënt hoeft op andere (levens)gebieden geen ambivalentie te ervaren. Ambivalentie is dus geen persoonskenmerk, maar is gekoppeld aan een situatie en/of vraagstuk waar men niet goed uitkomt. ambivalentie verkennen Als verandering in veel gevallen samengaat met ambivalentie, is dit dus een belangrijke factor bij het al dan niet kunnen bereiken van
7 Verandertaal: uitlokken van wensen en mogelijkheden
veranderdoelen. Werken aan doelen zal weinig resultaat hebben als de ambivalentie niet verminderd is. De tegenstrijdige gevoelens en gedachten hebben een blokkerende werking. Adviezen over hoe een probleem aangepakt kan worden, zullen niet aankomen. Je kunt als professional zelf hard aan het werk gaan door bijvoorbeeld te helpen bij het vinden van een baan, door huisvesting te regelen of door een training aan te bieden. Dit zijn zinvolle zaken als het gaat om handelen in crisissituaties en als vervolgstap in een traject. Bij veranderen gaat het echter niet zozeer om het oplossen van problemen als wel om het realiseren van veranderingen in denken en doen van de cliënt met betrekking tot gebieden zoals werk vinden, huisvesting regelen en training volgen. In plaats van de ambivalentie uit de weg te gaan, help je als professional door deze ambivalenties te verkennen. Dit doe je door je cliënt te stimuleren om zijn gedachten en gevoelens over de voor- en nadelen van veranderen en niet-veranderen op een rijtje te zetten. Ambivalentie hoeft niet opgelost te worden, maar moet wel verminderd worden om stappen te kunnen zetten. Ambivalentie is belemmerend als tegenstrijdige gevoelens en gedachten in het denken even zwaarwegend zijn. De balans hoeft maar een beetje naar één kant te verschuiven om beweging mogelijk te maken en stappen te kunnen zetten. 7.2
Ambivalentie als aangrijpingspunt voor verandering
Hiervoor had je misschien verwacht dat je iemand moeilijk kunt ondersteunen in een veranderingsproces als hij of zij een twijfelende houding heeft en niet goed weet of hij wel wil veranderen. Als het goed is, zie je nu dat twijfelen een normale fase is in een veranderingstraject. Bij sommige cliënten lijkt er echter niet of nauwelijks sprake te zijn van ambivalentie. Dit kan betekenen dat de cliënt gewoon duidelijk toe is aan actie en dat zijn ambivalentie dus voorbij is. Het kan ook betekenen dat de cliënt misschien wel een probleem heeft en daarvan af wil, zonder al te diep nagedacht te hebben of een beeld te hebben over zijn eigen rol daarin. Hierna lichten we twee vormen van een gebrek aan ambivalentie toe. wel een probleem dat opgelost moet worden; geen hulpvraag Cliënten kunnen inzien dat ze in de problemen zitten en om hulp vragen zonder dat ze het nodig vinden om zelf te veranderen. Zo willen
99
100
Motiverende gespreksvoering voor sociaalagogisch werk
cliënten met schulden misschien wel geholpen worden om de schulden te saneren en financieel weer op orde te komen. Zij kunnen hun schuld echter als een op zichzelf staand probleem ervaren en er niet voor openstaan om te werken aan andere doelen die hiermee mogelijk verband houden. Denk bijvoorbeeld aan hulp vragen voor een depressie, problemen in het werk, problemen in het structureren van hun leven. Zo kunnen ouders wellicht hulp vragen omdat ze een opvoedingssituatie niet meer kunnen hanteren. Ze kunnen vragen om uithuisplaatsing van een agressieve, onhandelbare zoon. Iemand anders moet het probleem oplossen. Misschien willen ze wel tips hebben hoe ze hun kind beter in de hand kunnen houden, zonder dat ze een wezenlijke verandering wensen in hun opvoedingsstijl. Dat betekent dus dat deze cliënten wel van het probleem af willen, maar nog moeten ontdekken wat dit van henzelf vraagt. De ambivalentie die dan ontstaat in de vorm van wil ik dit wel? en kan ik dit wel? vormt het aangrijpingspunt van de verandering. geen probleem, geen twijfel Een gebrek aan ambivalentie kan betekenen dat de cliënt vindt dat hij of zij geen probleem heeft maar de problematiek krijgt opgedrongen. De cliënt vindt dat er sprake is van bemoeizorg of gedwongen zorg. Ook dan is de eerste stap in het veranderingsproces juist dat mensen ambivalent(er) worden. Deze ambivalentie maakt verandering juist mogelijk. Dit betekent namelijk dat mensen zich bewust worden dat er ook nadelen zijn aan de huidige situatie en voordelen aan veranderen. Dat er een verschil is tussen hoe de dingen nu gaan en hoe ze eigenlijk zouden willen dat het gaat. Motivatie voor verandering ontstaat uit een door betrokkenen zelf waargenomen verschil in uitkomst tussen wat men eigenlijk wil en het gedrag dat men daadwerkelijk laat zien. Een duidelijk verschil tussen de situatie waarin ze zich nu bevinden en wat ze eigenlijk belangrijk vinden en willen bereiken in dit leven. Dit verschil wordt discrepantie genoemd. Discrepantie kan ook ontstaan doordat de wig groter wordt tussen hoe je aankijkt tegen de nadelen van de huidige situatie en de voordelen van veranderen. Hoe meer iemands veranderdoelen gekoppeld zijn aan een diepgewortelde waarde, hoe sterker de aantrekkingskracht ervan. Als iemand erachter komt dat zijn gedrag strijdig is met wat hij werkelijk belangrijk vindt in het leven, is het meestal het gedrag dat verandert.
7 Verandertaal: uitlokken van wensen en mogelijkheden
vergroten van discrepantie De gedachte waarom zou ik eigenlijk veranderen? is het belangrijkste kenmerk van een gebrek aan discrepantie. Zonder een begin van discrepantie zal de cliënt in het geheel niet willen overwegen om te veranderen. Bij een gebrek aan discrepantie is het dus de eerste taak van de professional om die te helpen ontwikkelen en vergroten. Het is niet de bedoeling dat je gaat ‘aantonen’ dat de cliënt niet slim bezig is omdat het duidelijk is dat de nadelen veel groter zijn dan de voordelen. Ook moet je de cliënt niet ermee confronteren dat zijn handelen niet strookt met wat hij zelf belangrijk vindt, met zijn eigen waarden en normen. Evenmin leg je de nadruk op niet-functionele gedachten die beter vervangen kunnen worden door meer rationele gedachten. Het onderzoeken van voor- en nadelen, langetermijndoelen, belangrijke waarden, datgene wat je nastreeft, kan het beste in een meer explorerende en observerende stijl gebeuren. Over de ‘gevaren’ van het bespreekbaar maken van de discrepantie in een niet-explorerende en -observerende stijl, lees je verder in paragraaf 7.5. Mensen zijn altijd gemotiveerd voor iets. Het is daarom de kunst te ontdekken waarvoor en daarbij aan te haken. Daarom is het niet van belang om stil te staan bij de vraag waarom je cliënt niet gemotiveerd is. Het is de uitdaging om uit te zoeken waarvoor je cliënt wel gemotiveerd is. Elke motivatie kan een opstap zijn voor een veranderingsproces. 7.3
Ambivalentie verkennen
Ambivalentie verkennen doe je onder andere door de basisgesprekstechnieken uit hoofdstuk 5 toe te passen. Vooral open vragen stellen en alle vormen van reflecteren zijn geschikt, en met name de dubbelzijdige reflectie en de complexe reflectie. Meer specifiek komen de volgende technieken in aanmerking. Dubbelzijdige reflectie Dit is een reflectie die de verschillende gezichtspunten van de cliënt weergeeft. Deze vorm van reflecteren is vooral relevant als de cliënt dubbele gevoelens heeft ten aanzien van een bepaald doel. Je hebt er een enerzijds-anderzijdsgevoel over. In de reflectie koppel je verschillende uitspraken aan elkaar en moedig je de cliënt aan om na te denken over de verschillende kanten en deze te verhelderen.
101
102
Motiverende gespreksvoering voor sociaalagogisch werk
Complexe reflecties Reflecties die de (mogelijke) bedoeling en het gevoel van de cliënt weergeven. De manier van kijken van de cliënt op zichzelf en de situatie wordt erdoor verdiept en er wordt meer richting aan gegeven. Onderzoeken van voor- en nadelen Hiermee vraag je door op de voor- en nadelen van zowel de huidige situatie als van een eventuele verandering. Zie voor uitgewerkte voorbeelden van het verkennen van ambivalentie de bijlagen. 7.4
Van ambivalentie naar verandertaal
Om uit de ambivalente toestand een uitweg te vinden, moeten we erachter komen wat er uiteindelijk voor de cliënt het meest toe doet vanuit zijn eigen perspectief. Met andere woorden: je richt je niet op wat je cliënt niet wil, maar op wat je cliënt wél wil. Verandering komt op gang als iemand het resultaat ervan kan verbinden met iets wat voor hem of haar zelf waardevol is. Dat geeft motivatie. Motivatie is het fundament van verandering. Want de mate waarin cliënten gemotiveerd zijn om te veranderen, blijkt in onderzoek een goede voorspeller van het uiteindelijke resultaat.
Casus: een ‘ongemotiveerde’ puber die nooit zijn huiswerk wil maken Jason is 16. Hij heeft moeite om aan zijn huiswerk te beginnen. Liever gaat hij gamen of naar de sportschool. Soms spijbelt hij. Zijn ouders hebben er keer op keer achteraan gezeten. Alleen als zijn moeder er bovenop zit, gaat hij na veel treuzelen aan de slag. Wat gebeurt er nu? De ouders van Jason hebben alles uit de kast gehaald, variërend van dreigen met sancties tot het in het vooruitzicht stellen van beloning. Belonen heeft in eerste instantie even gewerkt, maar bleek geen stand te houden. Dreigen met sancties of daadwerkelijk straffen bleek Jason nog meer in de contramine te brengen. Jason reageert afwisselend met ‘waar bemoei je je mee’, ‘kan mij het allemaal schelen’ en ‘jullie hebben toch nooit vertrouwen in mij’. Het dreigement van zijn vader, ‘je eindigt nog als vakkenvuller bij AH’, had een onbedoeld effect. Dat leek
7 Verandertaal: uitlokken van wensen en mogelijkheden
Jason eigenlijk wel een goede optie: dan verdien je tenminste nog wat. De sfeer in huis werd steeds slechter en huiswerk werd niet gemaakt. Wat gaat Jason helpen om hard te gaan werken en uit zichzelf zijn huiswerk maken? Als zijn ouders erover beginnen? Nee natuurlijk. Hij moet zelf een reden hebben. Straf of beloning werkt meestal slechts tijdelijk. Uitgangspunt is dat de hij niet totaal ongemotiveerd hoeft te zijn, ook al werkt hij totaal niet aan zijn schoolwerk. Het is beter als hij zelf kan bedenken waarom het zin heeft om te werken. Het gaat erom dat het doel, huiswerk maken, aangesloten wordt op iets wat voor Jason zelf waarde heeft op dat moment. Als hij ontdekt dat wat hij doet (niet werken) niet overeenkomt met wat hij eigenlijk wil en belangrijk vindt. Wat vindt Jason zelf belangrijk? Op een rustig, ontspannen moment is een van de ouders het gesprek aangegaan. Samen met Jason is onderzocht hoe de situatie zich op korte termijn zou kunnen ontwikkelen. Jason heeft daarbij aangegeven dat het inderdaad mogelijk is dat hij blijft zitten. Heel erg zou hij dit niet vinden, er blijven er wel meer zitten. Niemand maakt huiswerk, je wilt ook geen nerd zijn. Even doorpratend kwam het volgende naar voren. ! ‘Er ! blijven er wel meer zitten’ blijkt bij gezamenlijk onderzoeken slechts om enkelen te gaan. De meeste vrienden van Jason zullen wel overgaan. Als ik blijf zitten en al mijn vrienden gaan wél over, dan zit ik straks in een groep met vreemden. Dat lijkt mij toch een stuk minder fijn. ! Nadenkend ! over de toekomst heeft hij wel een beeld van wat hij later wil worden. Nu hij weet dat hij dierenarts wil worden, beseft hij dat hij wel zijn scheikunde moet halen. Nu weet ik tenminste waar ik het voor doe. ! Blijven ! zitten ziet hij sowieso niet zitten, want dan moet hij nog een jaar langer thuis wonen. Die gedachte komt nu ook opeens binnen. Het lijkt hem heel aantrekkelijk om op kamers te gaan wonen en eindelijk te doen wat hij zelf wil. Als wat meer huiswerk maken kan helpen om sneller zelfstandig te worden, dan is dat wel wat meer inzet waard. ! Hij ! vraagt zich af of het hem gaat lukken om dit jaar te halen. Eigenlijk heeft niemand van de leraren nog vertrouwen in hem. Daarom had hij het zelf ook een beetje opgegeven. Toch vindt
103
104
Motiverende gespreksvoering voor sociaalagogisch werk
!
!
!
hij dat hij meer in zijn mars heeft dan hij nu laat zien. Dat wordt bevestigd door zijn moeder, die hem herinnert aan het goede cijfer dat hij onlangs haalde voor geschiedenis. Voor dat proefwerk had hij wel hard geleerd. Hij wil laten zien dat hij het wel kan. Die uitdaging gaat hij met zichzelf aan. ! Hij wil het wel op zijn manier doen en volgens zijn schema. Zijn vader en moeder geven hem de ruimte daarvoor. De afspraak is dat hij om hulp vraagt als het nodig is. ! De wiskundeleraar ziet zijn toegenomen inzet en weet hem te inspireren door dit te benoemen. ! Het eerste succes geeft motivatie om door te gaan.
Bij de begeleiding van cliënten gaat het dus om het beter in beeld brengen van de zaken die ze zelf belangrijk vinden. Bij de begeleiding van ouders bijvoorbeeld om de waarden die voor hen voorop staan in het ouderschap. Hoe wil deze moeder of vader de ontwikkeling van hun kind stimuleren? Wat vinden zij belangrijk in het moeder- of vaderschap? Op zoek gaan naar eigen doelen en waarden van cliënten om daarbij te kunnen aansluiten, vormt de kern van motiverende gespreksvoering. hoe groter het persoonlijk belang, hoe groter de motivatie Bij het verkennen van de ambivalentie kunnen cliënten ontdekken welke keuzes en welk gedrag het best aansluiten op wat ze uiteindelijk willen bereiken of wat ze belangrijk vinden in het leven. Door aan te sluiten op langetermijndoelen en waarden wordt de verandering die nodig is of die men nastreeft, relatief belangrijker. Bij een cliënt in een re-integratieproject bijvoorbeeld kan het doel zijn om weer aan het werk te gaan. Een cliënt kan daarbij ambivalentie ervaren. Bijvoorbeeld tussen enerzijds weer actief willen worden en anderzijds ook willen vasthouden aan een gevoel van onafhankelijkheid en de wens om niet meer voor een baas te willen werken. Als deze cliënt inziet dat hij behoefte heeft aan contacten met anderen en het ook prettig zou vinden dat anderen hem ergens voor nodig hebben, kan dat een motivatie vormen om toch een lastige stap te zetten. Een ander voorbeeld is dat van een alleenstaande moeder in de bijstand. Zij kan opzien tegen de stress van het in haar eentje moeten combineren van werk en privé. Maar het perspectief om niet afhanke-
7 Verandertaal: uitlokken van wensen en mogelijkheden
lijk te zijn en beter voor haar kinderen te kunnen zorgen, kan de balans naar de andere kant doen overhellen. Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat het van belang is om de aansluiting te zoeken tussen veranderdoelen en voor betrokkenen belangrijke waarden. Ga er niet van uit dat dit vanzelfsprekend is. Het gaat tenslotte om percepties: het gaat erom hoe de ander het ziet. Je kunt als professional goede argumenten hebben voor het bereiken van bepaalde doelen, die in het geheel niet overeenkomen met die van de cliënt. Hij kan wel andere argumenten hebben om hetzelfde doel te willen bereiken. Ook is het mogelijk dat de cliënt heel andere doelen wil nastreven. Doelen die beter aansluiten bij zijn eigen motivatie en die dus ook kunnen bijdragen aan een positieve eigen ontwikkeling. Het wordt ingewikkelder als cliënten meer dingen tegelijkertijd van belang en van waarde vinden. Dat is vooral lastig als bepaalde doelen of waarden onderling strijdig zijn. In de privésfeer kennen we dit maar al te goed, bijvoorbeeld het spanningsveld tussen je maximaal inzetten voor je cliënten versus je eigen grenzen en werkbelasting in de gaten houden. Of tussen het streven naar een promotie in de vorm van een leidinggevende baan en het behouden van een gezondere balans tussen werk en privé. Het samen verkennen van deze keuzes is een belangrijke ondersteuning voor je cliënten. De uitdaging is dan ook om cliënten zelf te laten uitspreken wat zij van belang vinden. Hen vertellen wat goed en wat belangrijk voor ze is, werkt niet motiverend. Het is veel effectiever als ze dit zelf ontdekken in het gesprek. Als de cliënt zelf het belang moet gaan inzien van verandering en voor zichzelf de overtuigende argumenten daarvoor moet gaan vinden, heeft dit belangrijke gevolgen voor het gesprek en het uitspreken van verandertaal. 7.5
Verandertaal uitspreken
Het pleidooi voor verandering komt in de praktijk vaak uit de verkeerde mond, namelijk uit die van de professional. Dit heeft onder andere te maken met wat in MG de hulpverlenersreflex wordt genoemd. Het is de neiging om hulp te bieden door een advies of een oplossing te geven. Een bekende valkuil voor (goedbedoelende) professionals. P: Het is echt zaak om dit zo snel mogelijk met je werkgever te bespreken.
105