7 KINDERZORG
logo
Naam van de leerling: Naam van de school: Schooljaar: Klas: Cluster 1 : Zorgcompetenties Cluster 2 : Omgangscompetenties bij het kind, zijn sociaal netwerk en/of de groep Cluster 3: Competenties met betrekking tot het team en de instelling Cluster 4: Competenties met betrekking tot zelfreflectie en levenslang leren Het gedrag dat de stagiair stelt wordt door de stagiair zelf en door de mentor(en) op een apart document onderlijnd. Het onderlijnde wordt besproken aan de hand van voorbeelden indien onduidelijkheid blijkt. De tweede kolom geeft de minimum te behalen competenties aan. De stagiair is dus GESLAAGD. Een kolom moet volledig overeenstemmen met het gedrag van de stagiair vooraleer naar de volgende kolom kan worden overgegaan. Het gedrag dat overeenstemt met kolom 4 is eerder uitzonderlijk. Tenslotte nog dit: cellen die grijs opgelicht zijn, verwijzen naar arbeidsattitudes.
deze documenten mogen vrij worden gebruikt, op voorwaarde dat de logo's blijven staan
2
STAGE 7 KINDERZORG LEERLING:
STAGEOORD: 0
ADRES:
TELEFOON:
SCHOOLJAAR: 0
PERIODE:
KLAS: 0
STAGEBEGELEIDER:
MENTOR:
Cluster 1 Zorgcompetenties Creëert een onveilige situatie.
Werkt veilig.
Handelt in elke situatie veilig. Reflecteert hierover en doet suggesties tot verbetering. Maakt nieuwe mogelijkheden bespreekbaar in het team.
Werkt onvoldoende hygiënisch
Werkt hygiënisch.
Past de basisprincipes onvoldoende toe en heeft onvoldoende oog voor de beleving en het comfort van het kind. Heeft weinig of geen zicht op wat het kind kan of niet kan.
Past de basisprincipes toe en heeft oog voor de beleving en het comfort van het kind. Stimuleert tot zelfstandigheid.
Werkt in elke situatie hygiënisch. Reflecteert hierover en doet suggesties tot verbetering. Maakt nieuwe mogelijkheden bespreekbaar in het team. Past altijd in alle situaties de basisprincipes toe. Denkt mee in het nog beter toepassen van de principes in specifieke situaties. Stimuleert en motiveert de zelfstandigheid van het kind op een respectvolle manier, ook in onvoorziene omstandigheden.
Slaagt er niet in de dagelijkse taken kwaliteitsvol uit te voeren en te organiseren.
Bereidt en verdeelt maaltijden, organiseert de huishoudelijke taken op zelfstandige wijze en heeft hierbij oog voor de leefruimte. Begeleidt het kind en maakt hierbij gebruik van hulpmiddelen waar nodig.
Basisprincipe veilig werken
Basisprincipe hygiënisch werken
Basisprincipes ergonomisch, economisch, ecologisch en belevingsgericht werken, met oog voor comfort en zelfzorg van het kind.
Organisatie van dagelijks terugkerende taken - voeding (bereiden en verdelen van maaltijden); - huishoudelijk werk; - zorg voor de leefruimte (orde, netheid en gezelligheid)
Neemt het maaltijdgebeuren en de huishoudelijke taken vlot over. Werkt hierbij vlot en gestructureerd, altijd hygiënisch en nauwkeurig. De zorg voor de leefruimte sluit steeds aan bij de behoefte van het kind.
3
Cluster 2: Omgangscompetenties bij het kind, zijn sociaal netwerk en/of de groep Legt op een on(aan)gepaste wijze contact met het kind/de groep: * maakt geen of weinig oogcontact; * brengt boodschappen onvoldoende volledig of onvoldoende duidelijk over; * non-verbale en verbale communicatie vullen elkaar niet aan; * spreekt niet spontaan met anderen.
Legt op een on(aan)gepaste wijze contact met het sociaal netwerk: * maakt geen of weinig oogcontact; Helder communiceren * brengt boodschappen onvoldoende Op een begrijpelijke wijze volledig of onvoldoende duidelijk over; communiceren, in overleg gaan en * non-verbale en verbale aanzetten tot helder communicatie vullen elkaar niet aan; communiceren. * spreekt niet spontaan met anderen.
Het taalgebruik is on(aan)gepast: * spreekt weinig of niet aangepast Nederlands; * spreekt niet op begrijpelijke wijze
Echtheid
Benadert het kind niet vanuit de rol die van hem verwacht wordt. Het handelen sluit niet aan bij wat hij uitstraalt.
Legt spontaan contact met het kind/de groep: * maakt spontaan oogcontact; * brengt een (moeilijke) boodschap vlot en begrijpelijk over; * stemt non-verbale communicatie af op verbale communicatie.
* Gaat regelmatig na of de boodschap voor het kind/de groep duidelijk is. * Gebruikt een gepaste communicatiestijl, afhankelijk van de situatie. * Geeft het kind/de groep de kans om te reageren en onderbreekt nem niet.
* Past communicatiestijl tijdens overleg aan de mogelijkheden/eigenheden van het kind/de groep aan. * Past zijn luisterhouding tijdens overleg aan het kind/de groep aan. * Geeft tussendoor een correcte samenvatting van wat gezegd is. * Reageert op non-verbale signalen van het kind/de groep. * Vraagt opheldering, reden of oorzaak als wat het kind/de groep zegt, niet duidelijk is.
Legt spontaan contact met het sociaal netwerk: * maakt spontaan oogcontact; * brengt een (moeilijke) boodschap vlot en begrijpelijk over; * stemt non-verbale communicatie af op verbale communicatie. * spreekt gesprekspartner en/of het sociaal netwerk spontaan aan.
* Gaat regelmatig na of de boodschap voor de gesprekspartner en/of het sociaal netwerk duidelijk is. * Gebruikt een gepaste communicatiestijl, afhankelijk van de situatie. * Gaat in overleg met gesprekspartners en/of het sociaal netwerk. * Geeft de gesprekspartner de kans om te reageren en onderbreekt hem niet.
* Past communicatiestijl tijdens overleg aan de mogelijkheden/eigenheden van gesprekspartner en/of het sociaal netwerk aan. * Past zijn luisterhouding tijdens overleg aan de gesprekspartner(s) aan. * Geeft tussendoor een correcte samenvatting van wat gezegd is. * Reageert op non-verbale signalen van zijn gesprekspartner en/of het sociaal netwerk. * Vraagt opheldering, reden of oorzaak als wat de gesprekspartner en/of het sociaal netwerk zegt, niet duidelijk is. Het taalgebruik is perfect. Er is helemaal niets op aan te merken.
Het taalgebruik is aangepast: * spreekt verzorgd, standaard Nederlands * gebruikt een gepaste woordenschat en spreektempo; * spreekt op een begrijpelijke wijze.
Benadert het kind vanuit een oprechte zorg om hem/haar. Hij is eerlijk in wat hij zegt en doet zonder te kwetsen.
4 Leeft zich onvoldoende in en houdt weinig rekening met de gevoelens en behoeften van het kind.
Ziet en begrijpt gevoeligheden: * leeft zich in de denkwereld en de gevoelswereld van de anderen in; * houdt rekening met de omstandigheden waarin de andere zich bevindt; * merkt emoties van anderen op; * kan het welbevinden van anderen inschatten.
Gaat adequaat om met door anderen geuite gedachten, gevoelens, behoeften en verwachtingen: * geeft duidelijk blijk van begrip voor de gedachten, gevoelens, behoeften en verwachtingen van anderen; * houdt rekening met gedachten, gevoelens, behoeften en verwachtingen in het eigen handelen en past het eigen gedrag aan; * speelt in op de gedachten, gevoelens, behoeften en verwachtingen van anderen; * leidt uit het gedrag van de andere de mogelijke behoeften af.
Gaat adequaat om met impliciete, onuitgesproken gedachten, gevoelens, behoeften en verwachtingen van anderen: * kan de gevoeligheden en de (te verwachten) reacties vooraf goed inschatten; * speelt gepast in op onuitgesproken gevoelens en verwachtingen van anderen; * betrekt de sociale en menselijke aspecten in zijn analyse van de situatie; * creëert (zelf)vertrouwen bij de andere.
Luistert actief en doet geen pogingen om zijn luistervaardigheden te verbeteren.
Toont een zekere vorm van actief luisteren: moedigt aan en laat ruimte aan het kind om zich te uiten.
Luistert actief: moedigt aan en laat ruimte aan het kind om zich te uiten, past gesprekstechtnieken toe. Zoekt nog naar een natuurlijke manier.
Actief luisteren is een tweede natuur, aangepast aan de situatie en met diepgang.
Toont weinig of geen respect voor de Omgaan met diversiteit Positief en respectvol omgaan met identiteit en diversiteit van anderen. verscheidenheid (sociale, etnische, religieuze of filosofische achtergrond, economische status, opleidingsniveau, seksuele geaardheid, lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden, gedragsmoeilijkheden, normen en waarden, ...), zowel bij kinderen, ouders, collega's als externen.
Toont respect voor de identiteit en diversiteit van anderen: * heeft oog voor verschillen tussen mensen; * laat eigen vooroordelen niet meespelen in de werkcontext; * toont belangstelling voor het perspectief van anderen; * laat anderen toe om zichzelf te zijn; * spreekt kinderen aan wanneer ze niet respectvol zijn.
Gaat op een positieve manier om met de identiteit en diversiteit van anderen: * geeft op een evenwichtige manier aandacht aan anderen; * houdt rekening met de behoeften, leefgewoonten, waarden en normen van anderen; * stemt zijn activiteiten en handelingen af op de eigenheid van anderen.
Zet kinderen aan tot het ontwikkelen van respect voor anderen. Waarborgt de continuïteit tussen de thuisomgeving en de opvang.
Empathie, privacy Relaties Inlevingsvermogen, het vermogen om je te verplaatsen in anderen, begrip en betrokkenheid te tonen en hier op een aangepaste manier naar te handelen.
Enthousiasme
Toont geen/wisselend enthousiasme in Toont enthousiasme in de omgang met Straalt enthousiasme uit. de omgang met het kind. het kind.
Kan anderen enthousiasmeren door een aangepaste stijl te hanteren.
5 Het handelen sluit niet aan bij de behoefte van het kind.
Merkt op wat de behoeften van het kind zijn en zoekt hoe hij zijn handelen hier kan op afstemmen: * zorgt ervoor dat het kind zich welkom voelt in de opvang; * benadert het kind op een vriendelijke en efficiënte manier; * is toegankelijk voor vragen of bekommernissen; * geeft duidelijke antwoorden op vragen; * blijft beleefd, ook bij klachten; * bevraagt gericht de wensen, behoeften en verwachtingen van het kind en gaat hierover in dialoog.
Het handelen sluit aan bij datgene waar het kind behoefte aan heeft: * verwijst zo nodig door of zoekt hulp; * stemt actief af op de wensen en de inbreng van het kind.
Het handelen sluit perfect aan bij datgene waar het kind in elke situatie behoefte aan heeft. Bouwt een vertrouwensrelatie op met het kind: * toont betrokkenheid door bezorgdheden, klachten of problemen op te volgen; * gaat expliciet na of het kind tevreden is met de aangeboden oplossing; * onderneemt concrete acties naar aanleiding van specifieke feedback of inbreng van het kind.
* Zorgt ervoor dat kind en ouder zich welkom voelen in de opvang. * Benadert de ouder op een vriendelijke en efficiënte manier. * Is toegankelijk voor vragen of bekommernissen. * Geeft duidelijke antwoorden op vragen. * Blijft beleefd, ook bij klachten. * Bevraagt gericht de wensen, behoeften en verwachtingen van de ouder en gaat hierover in dialoog.
* Biedt spontaan informatie over de opvang van het kind. * Verwijst zo nodig door of zoekt de ouder als partner in het zoeken naar oplossingen. * Stemt acties af op de wensen en de inbreng van het kind en ouder en gaat hierover in dialoog.
* Bouwt een vertrouwensrelatie op met de ouder. * Toont betrokkenheid door bezorgdheden, klachten of problemen op te volgen; * Neemt deel aan de activiteiten om de betrokkenheid tussen kind, ouder en opvang te vergroten. * Onderneemt concrete acties naar aanleiding van specifieke feedback of inbreng van het kind en/of de ouder.
Stimuleert de ontwikkeling van het kind onvoldoende of niet op alle vlakken.
Stimuleert op alle vlakken de ontwikkeling van het kind: * laat kinderen zelf ontdekken hoe iets werkt/moet; * moedigt kinderen aan tot initiatief; * biedt gepaste (spel)prikkels aan kinderen; * geeft bevestiging aan kinderen; * biedt structuur tijdens de dagelijkse werking.
Stimuleert op alle vlakken de Stimuleert de ontwikkeling van het ontwikkeling van het kind: kind op alle vlakken en in alle * legt uit hoe iets op een bepaalde omstandigheden. manier moet gedaan worden en waarom, of doet voor hoe het moet (aangepast aan de mogelijkheden van het kind); * is duidelijk en consequent bij het hanteren van regels en het geven van verantwoordelijkheden.
Bewaart het overzicht over de volledige groep niet en houdt zich te veel met één ZV bezig.
Bewaart het overzicht over de volledige groep en zoekt hoe hij de aandacht kan verdelen.
Bewaart het overzicht over de volledige groep en verdeelt de aandacht evenredig.
Emancipatorisch, kindgericht handelen. Acties afstemmen op de behoeften en wensen van iedere ouder en ieder kind, ook wanneer die niet rechtstreeks geuit worden. Klanten worden hier beschreven als ouders en Het handelen sluit niet aan bij de kinderen. Uiteraard kunnen behoefte van de ouder en het grootouders, voogden of andere welbevinden van het kind. gemachtigde afhaalpersonen ook klanten zijn.
Responsief handelen
Het spel in de voorziening: invullen van nietverzorgingsmomenten
Bewaart in alle omstandigheden (drukte, verplaatsing, …) het overzicht over de volledige groep en verdeelt de aandacht over de volledige groep.
6 Speelt niet in op de reacties van het kind/de groep en toont weinig belangstelling voor het spel: staat erbij, kijkt, loopt na, …
Speelt in op de reacties van het kind/de groep en toont belangstelling tijdens het spel.
Toont belangstelling voor het spel, stelt vragen, doet voorstellen en heeft oog voor de reacties van het kind/de groep. Begeleidt spontaan het spel en Past zijn houding en (spel)houding aan speelt in op de reacties van het aan het specifieke kind. kind/de groep.
Toont zich enthousiast, speelt gepast in op de reacties van het kind/de groep en stimuleert hem tijdens het spel. Neemt het spel automatisch over van de begeleiding.
Toont geen creativiteit en zoekt geen nieuwe spelmogelijkheden. Vertrekt vanuit het kind/de groep. De activiteit is enkel resultaatgericht.
Zoekt nieuwe spelmogelijkheden op basis van de behoeften van het kind/de groep en vraagt hierbij naar ondersteuning. * Toont een gezonde dosis nieuwsgierigheid voor vernieuwing en verandering. * Is bereid om een nieuw idee uit te proberen. * Stelt bestaande gebruiken op een gezond-kritische wijze in vraag.
Stelt nieuwe spelmogelijkheden voor op basis van wat het kind/de groep aangeeft en bespreekt ze met het team. De aandacht is gericht op de ervaring van het kind/de groep.
Leeft zich volledig in en gaat bij de uitvoering van het spel uit van wat het kind/de groep aangeeft. * Legt de nadruk op het welbevinden en/of plezier. * Durft verrassend uit de hoek komen in het zoeken naar oplossingen.
Werkt bij geplande activiteiten de voorbereiding onvolledig of onvoldoende uit en/of stemt deze onvoldoende af op de behoefte van het kind/de groep.
Vertrekt bij geplande activiteiten bij de voorbereiding vanuit de behoefte van het kind/de groep. Basiselementen zijn erin opgenomen: voorbereiding, uitvoering en nazorg.
Vertrekt bij de voorbereiding vanuit de behoefte van het kind/de groep: alle elementen nodig voor de activiteit zijn vermeld (afspraken, materiaal, nazorg, … ).
Heeft echt aan alles gedacht, voorziet meerdere mogelijkheden om flexibel te kunnen inspelen op het spel/de activiteit en toont dit ook tijdens de uitvoering.
Werkt in alle omstandigheden methodisch: * merkt probleemsituaties op; * observeert de situatie; * stelt vragen; * wint informatie in bij verschillende bronnen.
Ziet de kern van het probleem: * maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken; * benoemt de kern van het probleem of de situatie; * gaat systematisch te werk bij het analyseren van een probleem.
Het spel in de voorziening: invullen van nietverzorgingsmomenten
Cluster 3 Competenties met betrekking tot het team en de instelling METHODISCH HANDELEN Probleemverkenning Op een efficiënte wijze op zoek gaan naar aanvullende, relevante informatie om de probleemsituatie in kaart te brengen en te begrijpen.
Werkt niet methodisch, techniek wordt niet vlot toegepast. Er is geen oog voor het kind. Vangt signalen niet of beperkt op en gaat actief op zoek naar bijkomende informatie.
Werkt methodisch: * vangt signalen op en gaat actief op zoek naar bijkomende informatie; * is aandachtig voor zijn omgeving.
7
METHODISCH HANDELEN Plannen Structuur aanbrengen in tijd, ruimte en prioriteit geven aan belangrijke taken of problemen. Organiseren De nodige acties, tijd en middelen in kaart brengen en sturen om de doelstellingen te bereiken conform de planning.
Werkt niet gestructureerd binnen het eigen takenpakket. Zoekt ook niet naar hulpmiddelen of past ze niet toe bij het organiseren van het eigen werk.
Brengt structuur in het eigen takenpakket: * maakt gebruik van hulpmiddelen bij het hanteren van structuur. Organiseert het eigen werk; * bereidt taken/activiteiten voor en werkt volgens een methode.
* Houdt rekening met de nodige voorbereidings- en uitvoeringstijd van taken; * Pakt de zaken efficiënt aan, met het oog voor het kind.
* Pakt eerst de belangrijkste of meest dringende opdrachten aan. * Houdt rekening met eigen draagkracht bij het plannen. * Bewaakt het dagverloop. Ontwikkelt een aanpak die blijk geeft van doorzicht en overzicht. * Speelt in op wijzigende omstandigheden.
Is niet bereid om te werken onder begeleiding van een verantwoordelijke.
Werkt onder begeleiding van een verantwoordelijke: * informeert, helpt collega's en overlegt; * maakt afspraken met collega's; * aanvaardt groepsbeslissingen; * luistert naar de inbreng van collega's; * is duidelijk en consequent; * komt op een beheerste manier uit voor de eigen mening.
* Deelt kennis met collega's. * Overlegt met collega's en zoekt naar een oplossing, consensus of compromis. * Legt duidelijk uit waarom bepaalde afspraken van toepassing zijn. * Brengt zijn ideeën op een enthousiaste manier over. * Toont begrip voor meningen en standpunten van anderen.
Werkt zelfstandig aan de toegestane taken en overlegt correct met de verantwoordelijke: * stimuleert de samenwerking binnen het team; * komt met ideeën om het gezamelijke resultaat te verbeteren; * bevraagt spontaan en pro-actief de mening van collega's.
Rapporteert niet via de gebruikelijke kanalen. Noteert te beperkt of onjuist of geeft mondeling te weinig informatie door.
De kanalen voor rapportering zijn gekend en worden gebruikt. De schriftelijke en mondelinge rapportering bevat de noodzakelijke informatie.
Kent dagindeling en het takenpakket niet of onvoldoende.
Kent grotendeels de dagindeling en het takenpakket, vraagt wel eens bevestiging.
Samenwerken
Rapporteren, informatie doorgeven, deelnemen aan overlegmomenten.
Zelfstandig functioneren
Is zelden op tijd klaar. Het Het werktempo is aan de werksituatie werktempo is niet of onvoldoende aan aangepast. Werkt, zelfs onder de werksituatie aangepast. tijdsdruk, alles tijdig en correct af.
Alle kanalen voor rapportering worden prima benut, de informatie is zeer specifiek. Ze zet aan tot verdere reflectie en aanpak.
Werkt volgens verwachtingen/volgens Neemt gepast initiatief/doet schema. voorstellen binnen het schema. Verhoogt het tempo indien de omstandigheden het vragen en heeft hierbij oog voor het kind.
Het werktempo is in alle omstandigheden aangepast aan de werksituatie. Tempo is altijd perfect aangepast aan het kind en de situatie.
8 VERANTWOORDELIJKHEIDSZIN In staat zijn om zijn verantwoordelijkheid op te nemen binnen de bevoegdheden van de eigen functieomschrijving.
Gedraagt zich niet of onvoldoende verantwoordelijk. Er is permanent toezicht nodig.
Gedraagt zich verantwoordelijk: * neemt de verantwoordelijkheid binnen het eigen takenpakket; * begint spontaan aan de eigen taken; * voert de eigen taken correct uit.
* Geeft verantwoordelijkheden door die niet binnen het eigen takenpakket vallen. * Neemt initiatief. * Bewaakt de eigen draagkracht.
Vervult een voorbeeldfunctie.
Ondanks de nodige uitleg is de stagiair Is mits de nodige uitleg, voldoende Is zelfs zonder de nodige uitleg flexibel Is steeds flexibel indien er wijzigingen niet of onvoldoende flexibel indien er flexibel indien er wijzigingen optreden indien er wijzigingen optreden. optreden (taken, uren, begeleiding). wijzigingen optreden (taken, uren, (taken, uren, begeleiding). begeleiding, … ). Flexibiliteit / aanpassingsvermogen De opvang, het eigen gedrag en de aanpak aanpassen aan (vaak wisselende) kinderen, ouders, collega's en aan de situatie van het moment.
Past het eigen gedrag en de aanpak niet aan aan (vaak wisselende) kinderen, ouders, collega's en aan de situatie van het moment.
Past zijn gedrag aan indien de concrete situatie dit vereist. * verhoogt het werktempo indien de omstandigheden dit vragen; * stuurt zijn bezigheden bij in functie van nieuwe prioriteiten en vragen.
Handelt niet correct en respectvol, * Handelt correct en respectvol. anderen kunnen niet op hem rekenen. * Respecteert afspraken. BETROUWBAARHEID Komt afspraken na en zorgt ervoor dat anderen op hem kunnen rekenen. Aankomst en vertrek, melden van afwezigheid, eigen voorkomen, … Leeft afspraken niet of onvoldoende na. Omgaan met procedures en regels die in de kinderopvang gehanteerd worden, opvolgen.
Organisatiebetrokkenheid Handelen met aandacht voor de doelstellingen, missie, visie en waarden van de kinderopvang
Leeft afspraken na: * respecteert regels en procedures van het opvanginitiatief; * informeert zich regelmatig over de regels en procedures.
Informeert zich niet over de waarden Respecteert de waarden en en doelstellingen van de kinderopvang doelstellingen van de kinderopvang. en/of respecteert deze niet. * informeert zich hierover; * werkt volgens doelstellingen van de kinderopvang.
Wijzigt zijn geplande acties onmiddellijk, bij veranderende omstandigheden of naargelang de inbreng van anderen.
Past zijn gedrag aan om efficiënter te werken: * zoekt andere manieren om een situatie aan te pakken wanneer de gekozen aanpak niet werkt; * formuleert meerdere concrete alternatieven om de doelstellingen beter en efficiënter te kunnen bereiken.
* Voert taken nauwgezet uit. * Handelt consequent: doet wat hij zegt, komt beloften en afspraken na. * Neemt de verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, ook bij fouten, vergissingen of nalatigheden.
* Handelt altijd integer, ook in minder eenduidige situaties en/of in situaties waarrond nog geen afspraken gemaakt zijn. * Houdt in zijn rol het algemeen belang duidelijk voor ogen en gedraagt zich daar ook naar.
Leeft afspraken steeds na. * gaat regelmatig na of het eigen handelen in overeenstemming gebeurt.
Afspraken worden steeds nageleefd, regels en procedures toegepast. Meldt spontaan alle wijzigingen.
Houdt bij eigen acties rekening met de Reageert correct en loyaal wanneer waarden en doelstellingen van de een buitenstaander een opmerking kinderopvang. maakt over de kinderopvang.
9
Beroepsgeheim
Respecteert het beroepsgeheim niet of onvoldoende. Er is bijsturing nodig. Er werd een schending vastgesteld.
Respecteert het beroepsgeheim. De stagiair gaat discreet om met verworven informatie. * Respecteert vertrouwelijke en persoonlijke informatie, ook bij het gebruik van nieuwe media.
Cluster 4 Competenties met betrekking tot zelfreflectie en levenslang leren Leergierigheid, leerhouding, belangstelling
Omgaan met feedback
Reflecteren en zichzelf bijsturen / Levenslang leren Het professionaliseren van het eigen functioneren door een levenslange leerhouding aan te nemen.
Stageverslaggeving (stageboek, vakoverschrijdende opdrachten)
Stelt geen, weinig of ongepaste vragen over het kind of het werken, toont weinig interesse, ook niet na aansporing. Staat niet open voor feedback: toont weinig interesse/biedt weerstand. Vraagt niet of op ongewenste/ongepaste wijze naar feedback. Gaat niet of zeer weinig in op voorstellen. Benoemt de eigen mogelijkheden en beperkingen onvoldoende. Stuurt het eigen handelen niet of onvoldoende bij. Gaat niet of zeer weinig in op voorstellen.
Stelt voldoende vragen over het kind of het werk. Toont voldoende interesse, maar heeft nog aansporing nodig. Staat open voor feedback en verwerkt de gegeven punten. Vraagt feedback.
Stelt doelgerichte vragen over het kind Stelt spontaan vragen over het kind of het werk, toont interesse, heeft en het werk, toont spontaan een ruime nog weinig aansporing nodig. interesse. Vraagt regelmatig naar feedback, gaat Vraagt doelgericht en spontaan naar in op deze feedback en verwerkt deze. gerichte feedback, gaat hierop in en Zoekt samen met de mentor naar een zoekt naar een concrete aanpak. concrete aanpak.
Geeft aan waar zich problemen of moeilijkheden in de taak voordoen.
Benoemt sterktes en werkpunten.
Heeft een attitude van reflecteren over het eigen professionele handelen.
* Stuurt het eigen handelen beperkt bij: dit is voornamelijk op verzoek van mentor/stagebegeleider. * Vraagt om uitleg en toelichting over eigen groei.
* Stuurt het eigen handelen op de belangrijkste vlakken bij. * Werkt uit zichzelf aan gedragsverandering en is constructief ingesteld. Leert uit advies en benut veel leerkansen. * Doet voorstel en neemt actie tot persoonlijke en professionele groei.
* Stuurt zelf het eigen handelen op alle vlakken bij. Uit zijn houding blijkt een attitude van zichzelf te willen verbeteren. * Doet voorstellen voor eigen vormings- en leerbehoeften.
Heeft de nodige opdrachten nooit of zelden bij, moet hier voortdurend op gewezen worden.
Heeft de nodige verslagen bij.
Heeft de nodige opdrachten steeds bij. Heeft de nodige opdrachten steeds bij en biedt ze spontaan aan.
De opdrachten zijn onvoldoende procesmatig tot stand gekomen.
De opdrachten zijn mits beperkte bijsturing procesmatig tot stand gekomen.
De opdrachten zijn goed procesmatig tot stand gekomen.
Taalgebruik, spelling, zinsbouw, layout en structuur zijn over de hele lijn onvoldoende.
Taalgebruik, spelling, zinsbouw, layout en structuur in de verslaggeving zijn goed.
Taalgebruik, spelling, zinsbouw, layout en structuur van de verslaggeving zijn uitstekend.
Inhoudelijk zijn de opdrachten niet correct of onvolledig. De verslaggeving moet echt beter.
Inhoudelijk is de verslaggeving correct.
Inhoudelijk zorgen de opdrachten voor verdieping. Ze geven een extra waarde aan de stage.
De opdrachten zijn procesmatig tot stand gekomen: de verslagen tonen de nodige diepgang en geven duidelijk competentiegroei weer.
STAGE KINDERZORG LEERLING:
STAGEOORD: 0
ADRES:
TELEFOON:
SCHOOLJAAR: 0
PERIODE:
KLAS: 0
STAGEBEGELEIDER: Cluster 1: Zorgcompetentie Opmerkingen tussentijdse evaluatie
Cluster 3: Team- en instellingsgerichte competentie
DATUM: Eind
MENTOR: Cluster 2: Omgangscompetentie Opmerkingen tussentijdse evaluatie
Cluster 4: Zelfreflectie en levenslang leren competentie
Opmerkingen tussentijdse evaluatie
Opmerkingen tussentijdse evaluatie
Handtekening stagebegeleid(st)er/mentor
Handtekening stagiair
STAGE KINDERZORG LEERLING:
STAGEOORD: 0
ADRES:
TELEFOON:
SCHOOLJAAR: 0
PERIODE:
KLAS: 0
STAGEBEGELEIDER: Cluster 1: Zorgcompetentie
Opmerkingen eindevaluatie
Cluster 3: Team- en instellingsgerichte competentie
DATUM: EVALUATIE Eind
MENTOR: Cluster 2: Omgangscompetentie
Opmerkingen eindevaluatie
Cluster 4: Zelfreflectie en levenslang leren competentie
Opmerkingen eindevaluatie
Opmerkingen eindevaluatie
Handtekening stagebegeleid(st)er/mentor
Handtekening stagiair