en d l e M t n e d i c 6 Veilig In e lijn d e e w t n e e t s in de eer op e i t a c i x o t n i 13 GHBp l u h e d n e s i e de Spoed g van n i l e s s i w t i 25 U rden a a w m u i r o t labora -assistenten ialisten, arts edisch spec m r de on d ei r 2013 gratis verspr 11, decembe n. Jaargang aCa en wordt ve H n ho va nd e Ei av in is een uitg Ziekenhuis HaCaSpect t Catharina artsen van he is hu e nt re en de adhe
Nummer 26
Onderwijsagenda
Bedside teaching 21 januari, 18 februari, 18 maart, 15 april, 20 mei, 17 juni, 16 september, 21 oktober, 18 november, 16 december, tijd 17.30 - 19.30 uur Het doel van deze nascholing is deskundigheidsbevordering van huisartsen en het verbeteren van de communicatie en afstemming tussen de eerste en tweede lijn. Onderwerpen worden zowel door huisartsen als specialisten aangedragen. Specialisten verzorgen deze nascholing aan de hand van casuïstiek en na voorbereiding met de huisartscoördinator.
OverEINDse dagen 9 t/m 13 april 2014: in Newcastle Jaarlijkse werkconferentie van huisartsen en specialisten georganiseerd door de stichting OverEIND. De conferentie heeft als doel de afstand tussen huisartsen en specialisten te verkleinen en de samenwerking te bevorderen. Vaak leiden deze workshops uiteindelijk tot (Regionale) Transmurale Afspraken. Het Eindverslag van deze reis wordt aan alle huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en specialisten van Catharina Ziekenhuis en Máxima Medisch centrum verstuurd.
Grand Café HaCa 24 maart Plastische chirurgie, andere data nog niet bekend Tijdens deze bijeenkomst staat de samenwerking tussen huisartsen en een specialisme centraal. Wensen en knelpunten in samenwerking komen aan bod en actuele ontwikkelingen worden besproken. De avond wordt voorgezeten door een huisarts en alle huisartsen ontvangen een verslag met leerpunten.
2
Gezamenlijke nascholing huisarts specialist Data nog niet bekend Door het organiseren van nascholingen over algemene onderwerpen wil HaCa huisartsen en specialisten de gelegenheid bieden elkaar te ontmoeten en samen te leren.
Vaardigheidstraining huisartsen Data nog niet bekend In samenwerking met de dienst Onderwijs en Onderzoek en het Skillslab in het Catharina Ziekenhuis worden jaarlijks vaardigheidstrainingen georganiseerd. Voor elk onderwerp wordt het programma voorbereid door een specialist en een huisarts, waarbij de huisartsgeneeskundige invalshoek duidelijk op de voorgrond staat.
Het ‘Heilig uur’ Elke donderdag, 12.30 - 13.30 uur, Wintertuin In het Catharina Ziekenhuis wordt elke donderdag van 12.30 - 13.30 uur in de Wintertuin of het Auditorium een serie bijeenkomsten (het zogeheten ‘heilig uur’) aangeboden. Ook huisartsen (in opleiding) zijn welkom om aan het heilig uur deel te nemen. De onderwerpen en data zijn opgenomen in de agenda op de HaCa website. U hoeft zich voor de bijeenkomsten niet aan te melden.
Overigen Derde dinsdag, 19.30 - 22.00 uur: Refereeravond kinderartsen Voor meer informatie of inschrijven kunt u terecht op de website www.cze.nl/haca onder het kopje bij- en nascholing.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Voorwoord Voor u ligt alweer nummer 26 van HaCaSpect, het blad dat beoogt een verbinding te slaan tussen specialisten van het Catharina Ziekenhuis en de huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde in hun gebied. Om deze verbinding ook daadwerkelijk te realiseren zal de tweede lijn echter beter geïnformeerd moeten worden over de ontwikkelingen in de eerste lijn, blijkens de lezersenquête waarvan de uitslagen in het eerste artikel gepubliceerd staan. Er wordt door de redactie dan ook dringend een enthousiaste huisarts en/of specialist ouderengeneeskunde met journalistieke aspiraties gezocht! Als deze ook nog kan zorgen voor wat meer casuïstiek in dit blad zou dat helemaal fantastisch zijn. Nu weten we best wel dat het velen aan tijd ontbreekt, ook gezien de doelstellingen van het kabinet in de zorg. Al die DBC’s die in de eerste lijn moeten gaan lopen inclusief het meer officieel intercollegiaal overleg, de ontwikkeling van de basis-GGZ, de budgettaire maatregelen binnen de jeugdzorg en in het algemeen het méér moeten doen met minder, maakt dat de zorgverlener er hard aan moet trekken. Laten we elkaar desondanks blijven inspireren, ook in 2014! De redactie
Inhoud Pagina 4-5 Uitgelicht: lezersenquête; een blijk van waardering Pagina 6-7-8-9 Veilig Incident Melden in de eerste en tweede lijn Pagina 10-11-12 Blaaskatheterisatie in het Catharina Ziekenhuis Pagina 13-14-15 GHB-intoxicatie en GHB-onthouding op de Spoedeisende hulp Pagina 16-17 Huis en haard Pagina 18-19 Project ‘Farmacie’ nu ook transmuraal Pagina 20-21 Betere medicatieveiligheid door nieuw computersysteem Pagina 22-23 Uitgelicht: Kwaliteitsvisatie Intensive Care in Paramaribo Pagina 24 De huisarts tevreden? Pagina 25-26-27 Uitwisseling van laboratoriumwaarden Pagina 28-29 Oncologische zorg in het Catharina Ziekenhuis Pagina 30-31 RTA bariatrische zorg
HaCaSpect is een uitgave van HaCa en wordt gratis verspreid onder huisartsen en specialisten van het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. HaCaSpect verschijnt twee keer per jaar. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder bronvermelding. Colofon Redactie Hennie van Bavel, Pieter Friederich, Meggy Hurenkamp, Jolanda Oosterwaal, Joelle Rijkers, Mark Scherders, Marjolijn Wegdam Fotografie Materiaal Catharina Ziekenhuis tenzij anders vermeld, Willem Binnendijk, Guy van Dael, Wim Verrijp Ontwerp en opmaak Ster design BNO, Eindhoven Drukwerk Drukkerij van Druenen, Eindhoven. Oplage: 750 stuks Redactieadres: HaCaSpect, Postbus 1350, 5602 ZA Eindhoven, telefoon 040 - 239 84 05, e-mail:
[email protected]
Uitgelicht Lezersenquête; een blijk van waardering D o o r H e n n i e v an B av e l , c oör d ina t or Ha C a e n re d a cti e l i d e n M ar k S c h e r de r s , p s y chia t e r e n v o o rz i t t e r r e dac t i e
In juli van dit jaar bestond HaCaSpect alweer tien jaar en is de 25e editie verschenen. Reden voor de redactie om na te gaan of HaCaSpect voldoet aan uw verwachtingen. Wij stuurden alle ontvangers een korte vragenlijst en delen graag met u de resultaten.
Inhoud In de vragenlijst is onderscheid gemaakt tussen waardering voor inhoud en vorm. De inhoud van de artikelen is gemiddeld beoordeeld met een rapportcijfer 7,5. Daarbij valt op dat een aantal respondenten opmerken: ‘Meer kopij vanuit de eerste lijn is wenselijk’. Bij deze daarom een uitnodiging aan huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde om in HaCaSpect te publiceren over actuele ontwikkelingen in hun sector! Andere suggesties voor de inhoud van HaCaSpect zijn onder meer: ‘Wat meer casuïstiek’ en ‘Liever niet teveel op promotie gerichte artikelen’. Alle suggesties worden door de redactie verwerkt om HaCaSpect te verbeteren. Vormgeving Het uiterlijk van HaCaSpect wordt gewaardeerd met een gemiddeld rapportcijfer van 7,9. Het blijkt dat het formaat van het blad en de kleurstelling bijzonder gewaardeerd worden. Enkele respondenten geven aan dat de layout ‘frisser’ mag. Vanaf deze uitgave is daar gehoor aan gegeven met behoud van de uitstraling die het blad kenmerkt.
Respons HaCaSpect wordt verzonden aan 535 zorgverleners, namelijk aan 309 huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde, 226 medisch specialisten, en daarnaast aan 150 andere geïnteresseerde professionals binnen de zorg. Hiervan heeft 24% (n=167) de enquête ingevuld teruggestuurd. Dit waren 63 huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde, 77 medisch specialisten en 27 anders. Resultaten Ongeveer 22% van de respondenten geeft aan vrijwel alle artikelen te lezen, 46% enkele artikelen, 23% bladert het tijdschrift door en 8% geeft aan het niet te lezen. Voor het laatste antwoord is de meest genoemde reden: ‘Te weinig tijd, te veel te lezen’. 1% heeft de vraag niet beantwoord. 10% geeft aan HaCaSpect als naslagwerk te gebruiken. 66% vindt het tijdschrift onderscheidend ten opzichte van vergelijkbare uitgaven uit andere zorginstellingen. Dit geeft aan dat HaCaSpect een herkenbaar en eigen karakter heeft.
4
Conclusie De redactie is zeer tevreden met een algemeen rapportcijfer van 7,7 dat HaCaSpect van haar lezers kreeg. Het kan natuurlijk altijd beter en daar gaan we de komende tijd ook ons best voor doen. Onze conclusie is dat HaCaSpect voorziet in een behoefte en we een grote groep trouwe lezers hebben die de informatie over ontwikkelingen dicht bij huis waarderen. Iedereen bedankt voor alle goede suggesties en complimenten!
Liever digitaal? In plaats van de papieren versie, kunt u HaCaSpect ook digitaal ontvangen. Wilt u dit maar heeft u de brief hierover gemist, laat het ons weten via
[email protected].
Kopij aanleveren? Neem dan contact op met HaCa via
[email protected], of via telefoonnummer 040 - 239 84 05 HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Redactie HaCaSpect, van links naar rechts; Mark Scherders, Jolanda Oosterwaal, Hennie van Bavel en Marjolijn Wegdam Op de foto ontbreken: Pieter Friederich, Meggy Hurenkamp en Joëlle Rijkers
Redactielid HaCaSpect gevraagd De redactie van HaCaSpect is op zoek naar een enthousiaste huisarts die de redactie komt versterken. Als redactielid denkt u mee over onderwerpen, benadert u collega’s voor bijdragen, en beoordeelt u teksten die ter publicatie worden aangeboden. De huidige redactieleden zijn: Hennie van Bavel, coördinator HaCa, Pieter Friederich, MDL arts, Meggy Hurenkamp, huisarts, Jolanda Oosterwaal, secretaresse HaCa, Joëlle Rijkers, communicatiemedewerker, Mark Scherders, psychiater (voorzitter) en Marjolijn Wegdam, arts-microbioloog. De tijdsinvestering betreft het bijwonen van de redactievergaderingen, ca. 5 keer per jaar 1 uur. Voor deelname aan de redactie zijn vacatiegelden beschikbaar. Twijfelt u of het iets voor u is? U bent van harte welkom om een keer geheel vrijblijvend deel te nemen aan de redactievergadering. Interesse? Neem dan contact op met HaCa, telefoon: 040 - 239 84 05
5
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Veilig Incident Melden in de eerste lijn D o o r: J an M e u l e n b e r g, h u i sa r t s , D O H
De huisartspraktijken van De Ondernemende Huisarts (DOH) zijn in 2009/2010 gestart met Veilig Incidenten Melden (VIM). Het is een pilot binnen het landelijke aanjaagproject ‘Zorg voor veilig’. Veilig Incidenten Melden, ook wel ‘vimmen’ genoemd, is bedoeld om het bewustzijn van professionals rond patiëntveiligheid te vergroten en de kwaliteit in de praktijken te verbeteren. Alle DOH-praktijken zijn NHG geaccrediteerd en daarin is vimmen sinds kort een verplicht onderdeel in de praktijkvoering. In 2010 is het vimmen in de meeste praktijken daadwerkelijk van start gegaan. Robuust (voorheen stichting FAST), de regionale ondersteuningsstructuur voor de eerste lijn in Zuidoost Brabant, heeft ons geholpen met de kennisopbouw binnen onze organisatie en met de implementatie. Voor een succesvolle implementatie in een organisatie zoals DOH, is een doortimmerd plan nodig. Dat hebben we samen met Robuust gemaakt.
Bewustwording Allereerst is er een projectgroep gevormd en een coördinator aangesteld. De coördinator heeft een plan uitgewerkt om de verschillende praktijken te bereiken. Praktijken verschillen en daarom is maatwerk toegepast. Een organisatie, in dit geval DOH, kan besluiten tot het invoeren van een instrument als VIM. Om echter hiermee daadwerkelijk de kwaliteit en veiligheid in de praktijk te verbeteren, moet er binnen de praktijk een bewustwordingsproces op gang komen waardoor de mensen die er werken zich gaan realiseren dat een dergelijk nieuw initiatief de moeite waard is om in te investeren. Uiteindelijk hebben alle praktijken een zogenaamde VIM-commissie samengesteld, die zijn getraind door DOH. De commissie kreeg de taak om het bewustwordingsproces in de praktijken vorm te geven en praktijkmedewerkers enthousiast te krijgen. Daarbij werd eerst aandacht besteed aan de veiligheidscultuur binnen de praktijk. Het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft hiervoor een vragenlijst ontwikkeld en stelt die ter beschikking aan de huisartsenpraktijken die starten met VIM. Met behulp van deze vragenlijst werd bij alle praktijkmedewerkers nagegaan hoe zij staan tegenover de veiligheid binnen
Een voorbeeld Een weduwe belt op dat zij het als zeer onaangenaam heeft ervaren dat zij een uitnodiging heeft ontvangen waarin haar recent overleden man wordt uitgenodigd voor een griepvaccinatie op de praktijk. Veel meldingen betreffen communicatieproblemen, misverstanden, verkeerd of onvolledig gebruik van het huisartsinformatiesysteem (HIS). Een probleem dat meer dan 1x werd beschreven was het uitnodigen van overleden patiënten voor bijvoorbeeld de griepprik of een routine bloedonderzoek (bijvoorbeeld bij een diabetes mellitus patiënt), nadat patiënt was overleden. Hoe regel je dat in jouw praktijk om er voor te zorgen dat dergelijke situaties minder en liever helemaal
6
niet meer kunnen voorkomen? Een dergelijk voorval heeft er voor gezorgd dat in een praktijk een protocol is samen gesteld waarbij vanaf het moment van overlijden duidelijk is wie, wat gaat doen. De dokter of diegene die het eerst van het overlijden hoort geeft dit door aan een assistente die op haar beurt alle connecties van de overledene systematisch nagaat en op de hoogte stelt van het overlijden. Zij geeft op een formulier aan welke acties zijn ondernomen en dat formulier komt uiteindelijk weer terug bij de huisarts van betreffende patiënt. De aanpassing in die handelwijze lijkt tot op heden succesvol. Door voor dit probleem een duidelijk protocol te maken is een incident gebruikt om een structurele oplossing te creëren, die de zorg voor de patiënt (nabestaande in dit voorbeeld) in de toekomst verbetert.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
de praktijk. Het is belangrijk om van elkaar te weten hoe ieder dit ervaart. Soms was het nodig er eerst met elkaar over te spreken voordat het klimaat kon ontstaan dat voor VIM nodig is! Dit bleek een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle implementatie. Het inzetten van een geschoolde buitenstaander kan hierbij van nut zijn, ook om eventuele knelpunten te bespreken. Loesje De VIM commissie had ook als taak om de praktijkmedewerkers te enthousiasmeren en te bereiken dat zij openstaan voor de nieuwe manier van omgaan met incidenten en fouten. Zoals bij veel nieuwe ideeën waren de eerste reacties: “Waar halen we de tijd vandaan, hoe kunnen we dit er nog bij doen?” Er is veel overtuigingskracht, energie en tijd nodig om collega’s te laten inzien dat VIM echt wat oplevert, zowel voor de patiënt als voor de professional. Om met in Loesjetermen te spreken: “Geef mij één reden om mij niet van je fout te laten leren?” Daarbij moet onderstreept worden dat analyse van de (bijna-)incidenten die met VIM worden ontdekt, kunnen leiden tot systeemverbeteringen. Het gaat niet om het disfunctioneren van een persoon, maar om het niet goed functioneren van het systeem, de praktijk. Het is een leerproces voor de praktijk als geheel en dat proces moet goed bewaakt worden. Het is de bedoeling om vanuit (bijna-)incidenten, verbeterplannen en protocollen te (her-)formuleren om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. In de follow-up is het van belang dat in teambesprekingen daarna ook regelmatig wordt gecheckt of er daadwerkelijk volgens de nieuwe richtlijnen wordt gewerkt. Bij de invoering van VIM bij DOH zijn achtereenvolgens de volgende stappen doorlopen: 1 De startbijeenkomst en het samenstellen van VIMcommissies per praktijk. 2 Nascholing over VIM. 3 Opstellen DOH VIM-procedure met als onderdeel het meldformulier. 4 Bijeenkomst om de eerste ervaringen te delen met als doelen leren van elkaar en stimuleren van elkaar. 5 Borging van VIM en de bijbehorende procedures, jaarlijkse herhaalsessies. 6 Levend houden van VIM in de praktijk door de ‘VIM van de maand’ in de ledenbrief.
7
Motivatie Wat waren de belangrijkste knelpunten bij de implementatie? Allereerst het op praktijkniveau alert blijven op de voortgang. Borging van de VIM-cultuur in de alledaagse praktijkvoering is niet eenvoudig en vergt energie. Deze hangt samen met de motivatie om te vimmen van de individuele praktijkmedewerker. Is er sprake van intrinsieke motivatie of wordt vimmen gevoeld als een verplichting van DOH of de NHG accreditering? We hebben de praktijken die er mee aan de slag zijn gevraagd hoe DOH bij deze borging kan helpen. Praktijken geven aan het prettig te vinden om jaarlijks tijdens een gezamenlijke sessie na te gaan hoe het in de praktijken verloopt. Frequentere coaching wordt als te belastend ervaren. Dit jaar experimenteren wij met het publiceren van een maandelijkse ‘VIM van de maand’ in de ledenbrief en op intranet. Het doel is elkaar te laten zien hoe de analyse van een (bijna-)incident in de praktijk is uitgevoerd. Ook dat vraagt oefening! Juist het inzicht krijgen in die analyse van meldingen in de eigen praktijk blijkt een goede manier om elkaar te stimuleren en van elkaar te leren. Na een jaar evalueren we dat om te zien of het voor de specifieke praktijk ook de juiste manier is geweest of dat het eventueel uitgebreid of veranderd moet worden. Tot slot DOH-praktijken lijken doordrongen van het nut van VIM, maar de tijdsinvestering die ervoor nodig is blijft concurreren met de dagelijkse bezigheden. Het blijft een opgave om te bereiken dat VIM gevoeld wordt als een regulier onderdeel van de praktijkvoering. Als het leden van het team opvalt dat VIM een keer niet op de agenda staat van het praktijkoverleg dan is de implementatie geslaagd. Het is de kunst om de borging van VIM op een creatieve manier vorm te geven.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Veilig Incident Melden in de tweede lijn D o o r: Ev e r t K ol de w i jn , u r oloog e n Ka r in Ha w inke ls , a d v is e ur Kwa l i te i t e n V e i l i gh e i d
Velen van ons zijn inmiddels bekend met Veilig Incident Melden (VIM). In het artikel op pagina 6 en 7 lazen we al over ‘vimmen’ in de huisartspraktijken. Vimmen in het ziekenhuis is een onderdeel van het landelijke VeiligheidsManagementSysteem (VMS) en gebaseerd op de zes veiligheidspijlers van het ziekenhuis: patiënt-, medicatie-, gebouw-, apparaat-, informatie- en medewerkersveiligheid). Sinds 2009 heeft elke afdeling in het Catharina Ziekenhuis een decentraal VIM-team. Dat zijn er ongeveer 40. Op jaarbasis komen er bij deze VIM-teams meer dan 5000 meldingen binnen. Meer dan de helft van de meldingen wordt gedaan door verpleegkundigen, 17% door paramedici en 7% door artsen. Ernst van de melding Niet elke melding is even ernstig. In eerste instantie wordt een onderverdeling gemaakt. De melder geeft in de melding aan hoe vaak het incident voorkomt en wat de ernst is van het incident. Op basis hiervan bepaalt het systeem een kleur: rood, oranje, geel of groen. Rood is het meest ernstig en groen het minst ernstig. In 3% van alle VIM’s betreft het een rode VIM, de oranje, geel en groene VIM zien we in respectievelijk 30, 40, 30%. Bij een rode VIM gaat automatisch een mailtje naar het management ter alarmering. Iedereen is dan alert of er mogelijk sprake is van een calamiteit. Aansluitend gaat het decentrale VIM-team de VIM bespreken danwel verder onderzoeken. Calamiteit Een calamiteit is elke niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis die betrekking heeft op de kwaliteit van zorg, en die tot de dood of een ernstig schadelijk gevolg voor een patiënt of cliënt van de instelling kan hebben. Als ziekenhuis zijn we verplicht dit bij de Inspectie voor de GezondheidsZorg (IGZ) te melden. Een rode VIM kan een calamiteit zijn. Hierop is iedereen in huis alert; het VIM-team, de manager en de medisch specialist. Maar zeker niet elke rode VIM is een calamiteit.
8
De VIM-melding De melder van het incident moet kiezen uit één van de 26 categorieën waarin de melding past. De meeste meldingen vallen onder de volgende categorieën: • Behandeling & verzorging (zorg rondom het bed van de patiënt): 28%, • Medicatie: 24% • Organisatie patiëntenzorg (logistieke zorg rondom de patiënt): 21% • Vallen: 6% Na de melding analyseert het decentrale VIM-team de VIM en komt tot verbeteracties. Om een gedegen oorzakenanalyse te doen, wordt in de analyse gebruik gemaakt van de PRISMA-analyse.
De Prismamethode is een methode om systematisch naar de oorzaken van (bijna)incidenten te zoeken. Doel van de methode is het systematisch verzamelen en vastleggen van incidenten en de oorzaken daarvan om hiervan te leren en al doende de zorg veiliger te kunnen maken. De Prismamethode brengt het ontstaan van (bijna-)incidenten in beeld in de vorm van een ‘oorzakenboom’. http://www.veiligezorgiederszorg.nl/speerpuntvim/publicatie-bestand_werken_met_prisma.pdf
Voorbeeld van verbeteractie De dosering van medicatie voor pijnstilling bij kinderen die na een OK pijnstilling moeten krijgen werd een aantal maal niet goed voorgeschreven. Er kwamen meerdere VIM’s binnen over dit onderwerp. De hierbij betrokken afdelingen hebben in samenwerking onderzocht welke verbeteracties nodig zijn. De specialismen hebben hierover duidelijke afspraken gemaakt. Op basis van de VIM werd er een aanpassing gedaan in EZIS (Elektronisch ZiekenhuisInformatieSysteem) van de standaard medicatieopdracht.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Blijven verbeteren Inmiddels is vimmen een begrip in het Catharina Ziekenhuis. Nieuwe medewerkers worden in het introductieprogramma ‘Bootcamp’ geschoold in VIM. Bestaande VIM-teams kennen hun taak en leidinggevenden sturen de VIM-teams aan. Uiteraard zijn er zaken die beter kunnen, vooral in de afronding van een melding. Soms doet een incident zich voor in de samenwerking tussen afdelingen. Het is de bedoeling dat deze VIM-teams met elkaar tot verbeteracties komen. Hierin kan nog verbeterd worden, bijvoorbeeld de snelheid waarmee geantwoord wordt op meldingen. Ook het vimmen op afdelingen ondersteunend aan het primaire proces verdient nog aandacht. Transmuraal VIM Sinds oktober 2012 is het mogelijk dat huisartsen een VIM-melding bij het Catharina Ziekenhuis doen. Het doel is de ketenzorg rondom de patiënt te verbeteren door het verbeteren van de samenwerking tussen huisarts en ziekenhuisafdelingen. Huisartsen gaven aan van het kastje naar de muur gestuurd te worden en niet terecht te kunnen met een telefonische melding van een incident. Dat is de reden dat we dit met elkaar mogelijk hebben gemaakt.
9
De huisarts doet de VIM nu via stichting HaCa via een standaardformulier. HaCa beoordeelt of het een VIM is, of anderszins direct gemeld kan worden en zet de melding in het systeem. Binnen het Catharina Ziekenhuis wordt de melding doorgezet naar het betreffende VIM-team van de afdeling waar het incident op van toepassing is. Dit VIM-team handelt de melding af en geeft, via de manager, een terugkoppeling per mail naar de huisarts. Een voorbeeld: de huisarts meldt dat er geen terugkoppeling is geweest in de vorm van een huisartsenbrief bij een patiënt die op de Intensive Care ligt. Het VIM-team Intensive Care heeft dit onderzocht. Strubbelingen rond het automatisch versturen van de huisartsenbrieven bij IC-opname bleek de oorzaak. Hier wordt nu aan gewerkt. Sinds de start zijn er ongeveer 15 meldingen van huisartsen binnengekomen. Het is momenteel nog niet mogelijk dat huisartsen zelf de melding rechtstreeks in het systeem doen. Als op termijn blijkt dat dit gewenst is, moet de mogelijkheden hiervoor worden onderzocht. Maar de eerste stap is gezet!
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Blaaskatheterisatie in het Catharina Ziekenhuis D o o r: L i s e t t e v an de B i l t - S o nd e r e gge r , v e r p le e gkund ig speci a l is t U r ol ogi e
In april 2012 zijn er nieuwe richtlijnen gepubliceerd met betrekking tot blaaskatheterisatie (Catheterisation, Indwelling catheters in adults. Urethral and suprapubic. 2012). Deze richtlijnen zijn tot stand gekomen in samenwerking met de European Association of Urologists (EAU) en de European Association of Urology Nurses (EAUN) en gepresenteerd op het jaarlijkse congres voor urologieverpleegkundigen in Parijs (2012). Omdat het Catharina Ziekenhuis streeft naar zoveel mogelijk werken volgens de nieuwe richtlijnen, zijn de belangrijkste vernieuwingen doorgevoerd in de protocollen. Dit heeft geleid tot onderstaande veranderingen als het gaat om langdurige blaaskatheterisatie. Op 18 februari heeft in het Catharina Ziekenhuis een informatiebijeenkomst plaatsgevonden waar de nieuwe veranderingen zijn gedeeld. Er was gelegenheid
tot het stellen van vragen en onduidelijkheden op dit gebied konden meteen worden besproken. De informatiebijeenkomst en de daaraan voorafgaande klinische lessen voor verpleegkundigen zijn in totaal door ruim 250 medewerkers bezocht. Wat betekent dit voor de praktijk? Omdat latexallergieën steeds vaker voorkomen - 1% van de wereldbevolking heeft een latexallergie, zowel bij patiënten als bij zorgverleners - is het advies om een patiënt die gedurende langere tijd (langer dan 1 week) een verblijfs-/ of suprapubische katheter nodig heeft te voorzien van een 100% siliconenkatheter. In de praktijk is gebleken dat dit niet altijd comfortabeler is voor de patiënt. Sinds het gebruik van de siliconenkatheters komen er meer klachten als blaaskrampen en pijn voor. De verklaring hiervoor moet men zoeken in de stugheid van de katheter, wat een lastige eigenschap is van siliconen. Hoewel gekozen is voor de meest soepele siliconenkatheter, zijn er klachten. Deze klachten ontstaan vooral bij patiënten die gedurende geruime tijd gewend zijn aan een (gesiliconiseerde) latexkatheter. Patiënten die voor de 1e keer een verblijfskatheter krijgen ervaren deze klachten veel minder. Voordelen siliconenkatheter Groot voordeel van het gebruik van een siliconenkatheter is dat er minder vaak verstoppingen van de katheter voorkomen, wat leidt tot minder katheterwisselingen. In het Urologisch BehandelCentrum (UBC) van het Catharina Ziekenhuis, waar per week veel katheterwissels plaatsvinden, heeft men geconstateerd dat patiënten minder frequent terugkomen met een verstopte katheter. Fixeren van de blaaskatheter Een ander belangrijk aspect waar aandacht aan wordt besteed in de nieuwe richtlijnen is de fixatie van de blaaskatheter. Het is logisch dat indien er weinig tractie kan ontstaan, er minder reacties als blaaskrampen en hematurie zijn. In de praktijk blijkt dat niet elke blaaskatheter wordt gefixeerd of op de juiste plaats wordt gefixeerd. Het advies is om de katheter te fixeren met behulp van een zogenaamde fixatiepleister. Hierdoor ontstaat minder tractie bij bewegen en is de kans op hematurie en krampen minder. Ook zou de kans op ‘verliezen’ van de katheter afnemen.
Lisette van de Bilt-Sonderegger
10
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
100% siliconen 2 weg katheter
100% siliconen 2 weg katheter
Schema maatvoering diameter blaaskatheter Voor gebruik bij kinderen Ch 6-10 Voor volwassenen Ch10 bij heldere urine, geen vuil, geen gruis (korstvorming). Ch 12-14 bij heldere urine, geen bezinksel, geen gruis, geen hematurie. Ch 16 bij enigszins troebele urine, lichte hematurie met of zonder stolsels, geen of weinig gruis, geen of weinig bezinksel. Ch18 bij matig tot veel gruis, matig tot veel bezinksel bij hematurie met middelgrote stolsels. Ch 20-24 bij ernstige hematurie, als spoelen noodzakelijk is.
Gebruik type katheter In de aanbevelingen, beschreven in de nieuwe richtlijn, wordt een verschil gemaakt tussen de typen verblijfskatheters. Voor gewone blaaskatheterisatie moet een katheter met een gewone (nelaton) tip worden gebruikt. Het komt echter ook voor dat de blaas moeilijk toegankelijk is, bijvoorbeeld door een urethrastrictuur of blaashalssclerose. De voorkeur is dan om een katheter met Tiemann- of Coudé-tip te gebruiken.
glycerine/water geadviseerd. Dit om verlies van vocht uit de ballon gedurende een langere periode te voorkomen.
Ballonvulling Als ballonvulling wordt geadviseerd om een vulling van 5-15 ml te hanteren (10 ml. bij standaardgebruik). Een ballon van een (gesiliconiseerde) latexkatheter kan gevuld worden met steriel water. Blijft een (siliconen) katheter echter langer in situ, dan wordt ballonvulling met
Diameter blaaskatheter Welke maat (uitgedrukt in charrière=Ch) wordt aanbevolen bij kinderen en volwassenen? Deze maatvoering geeft de buitendiameter aan waarbij 1 mm= 3Ch, de maten lopen van Ch 6 tot Ch 30, zie schema.
11
Kortdurende blaaskatheterisatie In de huisartsenpraktijk zal het vaker voorkomen dat kortdurende blaaskatheterisatie wenselijk is. Voorkeur is dan om met gesiliconiseerde latexkatheters te werken. Deze zijn niet geschikt voor patiënten die al bekend zijn met een latexallergie.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Nelaton katheter met gevulde ballon
Nelatontip CH 14
Interesse in de richtlijnen? Uiteraard bevatten de nieuwe richtlijnen nog meer aanbevelingen die te uitgebreid zijn om in dit artikel te benoemen. Heeft u interesse om de uitgebreide richtlijn (recent in het Nederlands vertaald) te downloaden, neemt u dan contact op met Lisette van de Bilt-Sonderegger, verpleegkundig specialist Urologie: lisette.sonderegger@ catharinaziekenhuis.nl.
12
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Jong volwassenen zien GHB als veilig en onschadelijk
GHB-intoxicatie en GHB-onthouding op de Spoedeisende hulp D o o r: M aai k e M aas , S E H - ar t s e n Ma r k Sche r d e r s , psy c h i at e r
Op de Spoedeisende hulp van het Catharina Ziekenhuis presenteren zich jaarlijks meer dan 500 mensen met enige vorm van intoxicatie. Dit kan intentioneel zijn, bijvoorbeeld bij een tentamen suïcide, maar het kan ook accidenteel zijn; kinderen die iets in hun mond hebben gestopt, een medicatiefout bij ouderen of bijvoorbeeld mensen die in aanraking komen met toxische vloeistoffen of gassen bij een bedrijfsongeval. Echter de grootste groep mensen met intoxicaties zijn de gebruikers van alcohol en/of drugs.
GHB GHB (gamma-hydroxy-boterzuur) werd in het begin van de jaren zestig voor het eerst synthetisch gemaakt om te gebruiken als anestheticum. Het is een lichaamseigen stof dat zowel een afbraakproduct als een voorloper van de neurotransmitter gammaaminoboterzuur (GABA) is. GABA is de belangrijkste inhiberende neurotransmitter in de hersenen en in hoge doseringen lijkt GHB dezelfde effecten te genereren. Als anestheticum bleek het middel echter niet zo geschikt omdat sommige patiënten ervan gingen braken of epileptische aanvallen kregen. Het had bovendien een slechte pijnstillende werking en het was ook nog eens moeilijk te doseren tot het gewenste effect. In de jaren tachtig werd het middel vanwege mogelijk spierversterkende werking gebruikt in voedingssupplementen en in het body-builderscircuit. Pas aan het einde van de jaren negentig werd GHB bekend als partydrug.
Zowel de verslaafde alcohol- of druggebruikers als de gebruikers in de uitgaansscène, komen nogal eens (vaak onbedoeld) op de SEH terecht. Naast alcohol gaat het meestal om intoxicaties met heroïne, methadon, cocaïne, amfetaminen, paddo’s, MDMA(XTC) en GHB. Daarnaast is er nog een zeer groot scala aan zowel legale als illegale partydrugs. De meeste presentaties van intoxicaties als gevolg van partydrugs hebben een wisselend beloop in de tijd al naar gelang wat er in de mode is in de uitgaansscène. Presentaties van patiënten met GHB-intoxicaties lijkt de laatste jaren in veel westerse landen (en ook Nederland) alleen maar toe te nemen. In 2012 hebben er op de SEH in het Catharina Ziekenhuis. voor zover we hebben kunnen achterhalen, rond de 50 presentaties met GHB-intoxicatie plaatsgevonden.
13
De gebruikers van GHB zijn over het algemeen jong volwassenen tussen de 18 en 30 jaar en zien het middel als veilig en onschadelijk. In lagere doseringen heeft het door activatie van het dopaminerge systeem een (seksueel)stimulerende en euforische werking en bij hogere doseringen een meer relaxerend en sederend effect. Vooral bij gebruik samen met alcohol wordt het sederende effect enorm veel sterker en kunnen de gebruikers in coma raken met soms zelfs ademhalingsdepressies. Op de SEH zien we dan een diep comateuze patiënt met vaak een bradycardie, soms hypotensief en hypotherm. Het kan voorkomen dat de patiënt myoclonieën of zelfs een epileptisch insult laat zien. De werkingsduur van het middel is kort, maar afhankelijk van de hoeveelheid en combinatiegebruik, kunnen de effecten 3-6 uur aanhouden. Er is geen antidotum voor het middel dus de maatregelen die we kunnen treffen op de SEH zijn ondersteunend. Soms moet een patiënt kortdurend geïntubeerd worden om de ademweg vrij te houden. Wanneer de (hetero)anamnese geen aanwijzing voor GHB gebruik geeft of de symptomen langer aanhouden, kan overwogen worden serum en urine te testen op GHB en andere drugs. De materialen moeten echter kort na binnenkomst worden afgenomen omdat GHB maar enkele uren na inname traceerbaar is. GHB wordt nogal eens zelf gemaakt door gamma-butyrolacton (GBL) of 1,4 butaandiol (BD) als professioneel schoonmaakmiddel
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
te mengen met natronloog (verkrijgbaar als gootsteenontstopper). Dat is niet ongevaarlijk gezien de licht ontvlambaarheid van de middelen. GBL (of BD) wordt ook wel verdund met water gedronken aangezien ze ook in het lichaam omgezet worden tot GHB. Dit geeft echter een risico op erosies in de mond en slokdarm wanneer het in te sterke oplossing wordt gedronken. Na het ontwaken uit een ‘GHB-coma’ is de patiënt soms kortdurend onrustig, maar meestal snel weer helder en zijn er geen ‘katerige’ symptomen. Hierdoor wordt door de patiënt zelf de ernst van de symptomen nogal eens onderschat. Hoewel er in de literatuur zelden een fatale afloop van een dergelijke intoxicatie beschreven wordt, zijn er recent in regio Eindhoven 2 patiënten buiten het ziekenhuis overleden na overdosering met GHB.
GHB-afhankelijkheid Een patiënt met GHB-afhankelijkheid en de wens om te detoxificeren meldt zich in het ideale geval bij een instelling voor verslavingszorg. Aldaar kan een plan gemaakt worden voor klinische dan wel ambulante detoxificatie onder begeleiding. Steeds vaker komt het echter voor dat een patiënt met GHB-afhankelijkheid zich met klachten van een spoedeisend karakter meldt in een ziekenhuis. Als behandeling op de SEH niet afdoende is kan de indicatie tot opname gesteld worden. De reden van opname kan een GHB-gerelateerd drugsincident zijn, maar dit hoeft niet. Er kan ook een (andere) somatische of psychiatrische opname-indicatie bestaan. Vaak is op de SEH of bij opname nog niet duidelijk dat de patiënt GHB gebruikt. Als een patiënt met GHB-afhankelijkheid of intensief GHB-misbruik vanwege een acute opname in een ziekenhuis geen GHB meer kan gebruiken, kunnen, afhankelijk van de frequentie en dosering van het eerdere gebruik, onthoudingsverschijnselen optreden. Deze onthoudingsverschijnselen kunnen zeer heftig verlopen en zelfs fataal zijn. Onthoudingsverschijnselen kunnen bestaan uit craving, agitatie, tremoren, zweten, moeheid, angst, koude rillingen, spiertrekkingen,
GHB-molecuul
14
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
In Nederland is sprake van een roename van GHB-gebruik
loopneus, buikpijn, braken, hallucinaties en delier, maar ook autonome ontregelingen kunnen optreden. Acute GHB-onthouding wordt vaak behandeld met benzodiazepines en/ of antipsychotica. De werkzaamheid van deze middelen is echter beperkt en er zijn aanwijzingen dat bij gebruik van antipsychotica meer kans is op paradoxale reacties en/of (motorische) bijwerkingen. Op basis van ervaring in de verslavingszorg met gecontroleerde GHB-detoxificatie met farmaceutische GHB, wordt dit inmiddels ook toegepast in het Catharina Ziekenhuis. Een goede samenwerking tussen SEH-arts, psychiater, intensivist en ziekenhuisapotheker is hierbij essentieel. Farmaceutische GHB is in Nederland geregistreerd (voor de behandeling van narcolepsie) onder de merknaam Xyrem (natrium-gamma-hydroxybutyraat, 500 mg/ml). Het kan ook gemaakt worden door de apotheker in een concentratie van 150 mg/ml. Het laatste is goedkoper en gemakkelijker te doseren.
15
Effecten van GHB In de literatuur staat tot dusver nog weinig beschreven over de lange termijn effecten van GHB-gebruik of over de effecten van het GHBcoma. Er zijn echter wel aanwijzingen dat langdurig GHB-gebruik tot hersenschade kan leiden waarbij geheugenproblemen, leerproblemen en concentratieproblemen zich manifesteren. Daarnaast kan comateus raken thuis of in de kroeg leiden tot letsels, tijdelijk zuurstof tekort of uiteindelijk fataal aflopen. Gelet op het ernstige en soms fatale beloop van GHB-intoxicaties en/ of -onthoudingen en het toenemende GHB-gebruik in Nederland, is kennis hiervan, vooral op de SEH en binnen de GGZ, belangrijk, maar ook binnen de huisartsenpraktijk zullen de gebruikers zich in toenemende frequentie kunnen gaan presenteren.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Project ‘Farmacie’ nu ook transmuraal D o o r: H an s V l e k , p r oje c t m ana ge r ‘Slim m e r m e t Zor g’
Waarom een project farmacie? Hoe mooi zou het zijn als de voorschrijvers van medicijnen in de eerste en tweede lijn hun keuzes beter op elkaar zouden afstemmen? Wanneer zij doelmatiger zouden voorschrijven dan nu het geval is? Als ze van elkaar zouden weten waarom in bepaalde gevallen werd afgeweken van onderlinge afspraken? Doelen farmacieproject en Slimmer met Zorg Voor de patiënt zou het zeker wat opleveren. Minder verwarring, minder fouten in het gebruik van medicijnen, minder kans op complicaties, betere therapietrouw en een betere behandeling dus betere uitkomsten van de zorg en geringere kosten. Dat leidt tot meer tevredenheid bij alle betrokkenen: patiënten, dokters, zorgverzekeraars, overheid. Is dit utopie of kunnen we dit werkelijk met elkaar bereiken? De coalitie ‘Slimmer met Zorg’ denkt dat dit haalbaar is. Zij streeft in Zuidoost Brabant naar zinnige en zuinige zorg op maat. Betere zorg tegen minder kosten. Concreet is de doelstelling van Slimmer met Zorg de verwachtte kostengroei de komende vijf jaar tenminste 50% te reduceren met tegelijkertijd een betere kwaliteit van zorg en gezondheidswinst voor de patiënten in de regio. Het St. Anna Ziekenhuis, het Catharina Ziekenhuis en het Máxima Medisch Centrum gaan deelnemen aan de coalitie Slimmer met Zorg die is gevormd op initiatief van de zorggroepen DOH en PoZoB, van de zorgverzekeraars CZ en VGZ en Zorgbelang Brabant. Het project Farmacie is het eerste project waarin de ziekenhuizen inhoudelijk participeren. We verwachten dat door deze ‘transmuralisering’ de doelen beter kunnen worden behaald. Wat houdt het project in? Het project Farmacie bestaat uit vier onderdelen: formularia, substitutie, eerste en tweede uitgifte (EUG en TUG) en medicatiereviews. Er is een business case opgesteld voor de eerste twee onderdelen dat een beeld geeft van het besparingspotentieel. De andere twee onderdelen, EUG / TUG en reviews zijn niet in de business case opgenomen omdat daarvan de opbrengst veel moeilijker is in te
18
schatten. Vooral met betrekking tot de speerpunten ‘formularia’ en ‘substitutie’ kunnen medisch specialisten een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling van het project. Formularia De keuze van generieke middelen in huisartsenformularia is gebaseerd op een afweging van factoren als richtlijnen (van het Nederlands Huisartsen Genootschap), doelmatigheid / effectiviteit, eenvoud (eenduidigheid) en kostenbewustzijn (prijs). Er zijn eerstelijns formularia opgesteld voor Astma / COPD, DM type II en CVRM (cardiovasculair risicomanagement) die afgestemd zullen worden met de specialisten op deze terreinen. Wij hopen dat deze formularia met die specialistische input een transmurale reikwijdte krijgen. Wanneer medisch specialisten deze formularia niet alleen onderschrijven maar ook volgen in het eigen voorschrijfgedrag (zolang er tenminste geen reden is daarvan af te wijken), zal dat een belangrijke bijdrage aan de doelstellingen opleveren. Substitutie: generiek voorschrijven Voor veel patiënten is de medisch specialist de eerste voorschrijver van medicatie. Specialisten kunnen een grote bijdrage leveren aan het welslagen van het project Farmacie wanneer zij generieke middelen voorschrijven als deze bio-equivalent zijn met een mogelijk voorzien specialité. Dit ligt in het verlengde van de afspraken die door de Orde van Medisch specialisten met het ministerie van VWS zijn gemaakt in het onderdeel ‘Doelmatig voorschrijven’ dat in 2011 in het convenant met het ministerie van VWS is vastgelegd. Het bijzondere van Slimmer met Zorg is dat zowel patiënten (Zorgbelang), zorgverleners (huisartsen, medisch specialisten en apothekers) en zorgverzekeraars hierin naast elkaar staan en zo hun werkwijze versterken. Zowel wanneer het om nieuwe voorschriften gaat als wanneer het een omzetting van een specialité naar een generiek middel betreft. Uit een eerste inventarisatie bij het Máxima Medisch Centrum is gebleken dat de medisch specialisten al in hoge mate generieke, als multi source beschikbare middelen voorschrijven, daarbij ondersteund door een EVS (electronisch voorschrijf systeem) als belangrijke succesfactor. In het Catharina Ziekenhuis wordt hetzelfde EVS gebruikt.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Therapeutische substitutie Er zijn veel patiënten die specialités gebruiken. Het projectplan voorziet voor een beperkte groep middelen/ indicaties in een systematische substitutie, waar mogelijk, naar generieke middelen. Ook hierbij speelt de medisch specialist een belangrijke rol omdat het voor een deel patiënten betreft die onder specialistische controle staan. Het is de bedoeling dit onderdeel gefaseerd uit te rollen. Zo zal op korte termijn voorgesteld worden aan de slag te gaan met therapeutische substitutie van bepaalde migrainemiddelen. Reviews Hoewel vanuit Slimmer met Zorg aan de genoemde speerpunten in de uitwerking met de ziekenhuizen prioriteit zal worden gegeven, zal het onderdeel Reviews ook meegenomen kunnen worden, afhankelijk van de prioriteit die het ziekenhuis daaraan wil geven. Medicatiereviews behelzen het systematisch checken van medicatieoverzichten van patiënten die meerdere medicamenten gebruiken. Bekeken wordt of de indicatie nog actueel is, of er mogelijke interacties zijn, of doseringen kloppen (het betreft immers vaak oudere patiënten) etc. Systematisch wordt onderzocht of patiënten gezondheidsproblemen hebben die met die medicatie samenhangen en hoe die problemen opgelost dan wel voorkomen kunnen worden. Deze reviews worden door huisartsen en apothekers uitgevoerd. In veel gevallen zullen specialisten betrokken zijn bij het behandelproces. Zij kunnen daarom input geven aan de reviews. De uitkomsten ervan kunnen bovendien gevolgen hebben voor de door hun ingestelde behandeling.
19
Communicatie en onderlinge informatie zijn erg belangrijk Veelal worden de medisch specialisten bij verwijzing van een patiënt geconfronteerd met door de huisarts geïnitieerd farmacotherapeutisch beleid. Continuering van het door de huisarts ingezette beleid is wenselijk tenzij er een indicatie is daarvan af te wijken en te kiezen voor bijvoorbeeld een ander middel. Omgekeerd is dat natuurlijk ook het geval. Het is zo belangrijk van elkaar te weten waarom welke medicatie werd voorgeschreven en waarom in bepaalde gevallen werd afgeweken van een richtlijn of afspraak. Het lijkt een open deur, maar vaak gaat het nog mis. Daarom wordt hieraan in het project veel aandacht besteed. Gezocht wordt naar een efficiënte ICT-ondersteunde manier van onderlinge informatieuitwisseling. Aan de slag! Het project Farmacie heeft een voor de drie ziekenhuizen algemene opzet die met vertegenwoordigers van de staven van de drie ziekenhuizen is afgestemd. Per ziekenhuis wordt een op de specifieke situatie van het ziekenhuis afgestemd plan van aanpak inclusief implementatieplan van de hierboven genoemde onderdelen opgesteld. Voor het Catharina Ziekenhuis wordt dit voorbereid met ziekenhuisapotheker Robert ten Broeke, internist Albert-Jan Aarnoudse, poliklinisch apotheker Maarten de Greef en medisch coördinator HaCa Hennie van Bavel. We verwachten het plan van aanpak in januari 2014 te kunnen presenteren!
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Betere medicatieveiligheid door nieuw computersysteem D o o r: C ar ol i e n v an de r Li n de n, klinis ch ge r ia t e r , klinis ch f a rma c ol oog
Promotie aan de TU/e op 27 juni 2013 Samenvatting proefschrift: “Adverse drug reactions in individual patient care: documentation and prevention of represcription.” Bijwerkingen medicatie Het gebruik van geneesmiddelen gaat frequent gepaard met bijwerkingen. Bijwerkingen leiden regelmatig tot ziekenhuisopname, vooral bij ouderen. Een groot deel van deze bijwerkingen is vermijdbaar. Vermijdbare bijwerkingen kunnen het gevolg zijn van een behandeling die niet strookt met de huidige stand van zaken van medisch wetenschappelijke kennis. Een andere oorzaak van vermijdbare bijwerkingen is het opnieuw voorschrijven van een geneesmiddel aan een patiënt, bij wie dat geneesmiddel eerder gestaakt is vanwege een bijwerking. Redenen van staken van geneesmiddelen Het eerste deel van dit proefschrift beschrijft de documentatie van redenen van staken van geneesmiddelen, inclusief bijwerkingen, en de frequentie van represcriptie van geneesmiddelen die eerder gestaakt
werden vanwege een bijwerking. In een studie bij 215 opgenomen patiënten op twee afdelingen Klinische geriatrie werden 104 bijwerkingen vastgesteld bij 69 patiënten. Slechts 51% van deze bijwerkingen werden gemeld in de ontslagbrief naar de huisarts en slechts 22% daarvan werd door de huisartsen verwerkt in hun eigen systeem. Openbare apothekers werden nooit geïnformeerd over de opgetreden bijwerkingen in het ziekenhuis. Van de geneesmiddelen die vanwege een bijwerking werden gestaakt, werd 27% binnen een half jaar opnieuw voorgeschreven aan dezelfde patiënt. Aan deze hoge frequentie van represcriptie droegen waarschijnlijk slechte documentatie en communicatie bij. Eén van de voorwaarden voor de preventie van represcriptie van geneesmiddelen die eerder een allergie of andere geneesmiddelenbijwerking veroorzaakten, is dat bijwerkingen en andere redenen voor het staken van geneesmiddelen goed worden vastgelegd. In een volgende studie hebben we de documentatie van redenen voor het staken van geneesmiddelen onderzocht bij 400 opgenomen patiënten op afdelingen Inwendige geneeskunde en Klinische geriatrie in twee ziekenhuizen. Bij 40% van alle gestaakte geneesmiddelen was daarvoor in het dossier geen reden vastgelegd. De vaakst vastgelegde redenen voor staken waren ‘niet langer geïndiceerd’ (27,5%), ‘palliatief beleid’ (9,8%), ‘contraindicatie’ (9,1%), en ‘bijwerking’ (5,2%).
Uitreiking bul Carolien van der Linden
20
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
ADVERSE DRUG REACTIONS IN INDIVIDUAL PATIENT CARE documentation and prevention of represcription
UITNODIGING Voor het bijwonen van de openbare verdediging van mijn proefschrift
ADVERSE DRUG REACTIONS
Carolien M.J. van der Linden
IN INIDIVIDUAL PATIENT CARE documentation and prevention of represcription Op donderdag 27 juni Om 16.00 uur precies in het Auditorium van het van Abbemuseum Eindhoven Bilderdijklaan 10 te Eindhoven Receptie na afloop van de promotie in het museumcafé Carolien van der Linden Frederika van Pruisenweg 58 5616 AW Eindhoven
[email protected]
C.M.J. van der Linden
Paranimfen: Dick van der Linden Jeroen Martens
[email protected]
carolienvdlinden_cover08.indd 1
24-4-2013 17:02:57
Omslag proefschrift
Carolien van der Linden en prof. dr. Erik Korsten van de TU/e
Voorkomen van represcriptie gestopte medicijnen In het tweede deel van dit proefschrift beschrijven we methoden om represcriptie van eerder gestaakte geneesmiddelen te voorkomen, inclusief de ontwikkeling en implementatie van een elektronisch beslissingsondersteunende module en de beoordeling van de resultaten en uitvoerbaarheid van deze module. In een review artikel geven we een overzicht van bestaande systemen die de ongewenste represcriptie na een bijwerking kunnen voorkomen. Vervolgens hebben we een elektronische beslissingsondersteunende module ontwikkeld die artsen dwingt om redenen voor het staken van geneesmiddelen vast te leggen en artsen waarschuwt bij represcriptie na een bijwerking. Deze module signaleert het staken van een geneesmiddel in het elektronisch voorschrijfsysteem en laat op het moment van staken een pop-up zien waarin de arts wordt gevraagd een reden voor staken te kiezen uit een gepresenteerde lijst. Als de gebruiker aangeeft dat de reden voor staken een bijwerking betreft, moet de gebruiker nog een aantal vragen beantwoorden; welk verschijnsel is opgetreden, hoe ernstig de bijwerking is en wat zijn/haar advies is aan een arts die hetzelfde middel opnieuw aan dezelfde patiënt wil voorschrijven. De module is geïmplementeerd op de afdelingen Klinische geriatrie en algemene Inwendige geneeskunde van het Catharina Ziekenhuis. Tijdens 830 ziekenhuisopnames werden 3828 medicijnen gestaakt. De meest voorkomende redenen voor staken waren ‘niet langer geïndiceerd’ (55,1%) en ‘onvoldoende effect’ (12,9%). Bijwerking werd 125 keer (3,3%) aangegeven als reden voor staken en 31 keer verscheen een waarschuwing voor represcriptie na een bijwerking.
21
De adviezen die werden gegeven in deze waarschuwing werden in 27 van de 31 (87%) gevallen gevolgd. De meeste gebruikers vonden dat het vastleggen van een reden voor staken met behulp van deze module gemakkelijk in te passen was in hun workflow. Om represcriptie na een bijwerking niet alleen binnen het ziekenhuis te voorkomen, maar ook daarbuiten (in de eerste lijn), is de module verder ontwikkeld om informatie over bijwerkingen die in het ziekenhuis optraden te integreren in het informatiesysteem van eerste lijns gezondheidscentra. In het proefschrift beschrijven we deze koppeling tussen de beslissingsondersteunende module en het informatiesysteem van eerste lijns gezondheidscentra en de problemen die we tegenkwamen bij het tot stand brengen van deze koppeling. Na een demonstratie van de resultaten van deze koppeling gaven de huisartsen aan deze koppeling zeer nuttig te vinden, en gemakkelijk in gebruik. Het is een grote uitdaging om patiënten, in het bijzonder kwetsbare oudere patiënten, optimaal farmacotherapeutisch te behandelen waarbij een gunstige balans gevonden wordt tussen voor- en nadelige effecten van geneesmiddelen. Dit vraagt een grote gezamenlijke inspanning en goede onderlinge samenwerking van patiënten en alle betrokken professionals.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Uitgelicht Kwaliteitsvisitatie Intensive Care in Paramaribo D o o r: H an s V e r b e r n e , t e am le id e r I C e n A le xa nd e r B i n d e l s , i n t e r n i s t - i n t e n s i v i st
Van 23 januari - 4 februari 2013 brachten Hans Verberne en Alexander Bindels een bezoek aan de Intensive Care van het St. Vincentius Ziekenhuis te Paramaribo, Suriname. In het kader van de samenwerkingsovereenkomst tussen het Catharina Ziekenhuis Eindhoven en het St. Vincentius Ziekenhuis was ons door de Raad van Bestuur van laatstgenoemd ziekenhuis gevraagd een nulmeting van hun Intensive Care te verrichten. Dit met het oog op het opwaarderen en uitbreiden van de Intensive Care in de nabije toekomst, onder meer door middel van een nieuwe locatie voor de Intensive Care in het ziekenhuis.
In onderling overleg werd gekozen om voor deze nulmeting het visitatiemodel van de Kwaliteitsvisitatie volgens de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) te hanteren. We realiseerden ons natuurlijk goed dat de kwaliteitsnormen voor de Nederlandse situatie niet 1 op 1 te transponeren zijn naar de situatie in Suriname. Het model hanteert een top-down benadering waarbij eigenlijk alle lagen van de organisatie aan bod komen. Dit maakte dat we tijdens onze aanwezigheid veel mensen hebben kunnen spreken en een aardig beeld hebben kunnen krijgen van de problemen waarmee een perifeer ziekenhuis in Suriname wordt geconfronteerd. Analyse van de situatie Uiteraard hebben we ons afgevraagd of een ziekenhuis als het St. Vincentius überhaupt een Intensive Care nodig heeft. IC-zorg is duur en het budget is, zeker in Suriname, beperkt. Gelet op de landelijke behoefte aan IC-bedden en het huidige aanbod aan patiënten in het St. Vincentius Ziekenhuis (rectumchirurgie, gynaecologische ingrepen/aandoeningen, diabetische keto-acidose), is die behoefte er zeker. Daarnaast streeft het ziekenhuis naar het openen van een Spoedeisende
Bedside teaching op de oude IC
22
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Pas gerenoveerde oude vleugel met daarin de nieuwe IC
Het St. Vincentius Ziekenhuis timmert aan de weg!
Hulp, waardoor het aanbod van patiënten verder gaat toenemen. Op het moment van ons bezoek beschikte het St. Vincentius Ziekenhuis over een duidelijk verouderde Intensive Care met 3 bedden, waarvan formeel 1 met beademingsmogelijkheid. De bouw van de nieuwe Intensive Care op de nieuwe locatie was echter vrijwel voltooid en er was al een begin gemaakt met het aanpassen van de organisatie en werkwijze om uiteindelijk met 6 bedden te kunnen werken, waarvan 3 met beademingsmogelijkheid. Hiervoor was in 2012, na een buitenlandse donatie, een belangrijke investering gedaan in de vorm van nieuwe apparatuur, waaronder nieuwe monitoren en 3 moderne beademingsmachines. Maar nog veel belangrijker het aantrekken van een anesthesioloog-intensivist in oktober 2012, in de persoon van Dick Nahar. Voordien werd de Intensive Care ‘erbij gedaan’ door de enige anesthesioloog in het ziekenhuis. Een specialist die de zorg voor de ziekste mensen in het ziekenhuis naast haar volle programma op de OK er maar even bij moest doen. Met de komst van een intensivist waren de eerste stappen gezet naar meer gestructureerde medische zorg op de IC door onder andere vaste visitetijden en het moderniseren van de aanwezige protocollen. Een vast multidisciplinair overleg zoals we dat in Nederland kennen was er niet, hoewel er uiteraard via de korte lijnen in het ziekenhuis wel consultatie van de verwijzende specialisten plaatsvindt. Een vervelend probleem hierbij is dat een aantal specialismen niet (cardioloog) of slechts beperkt (radioloog) aanwezig is in het ziekenhuis.
realisatie van de uitbreiding en modernisering van de Intensive Care het aantrekken en (na)scholen van ICverpleegkundigen is. Niet alleen het St. Vincentius Ziekenhuis, heel Suriname kampt met een tekort aan verpleegkundigen. Tijdens ons bezoek verschenen er krantenberichten dat men verpleegkundigen uit Cuba liet overkomen om enigszins te kunnen voorzien in de verpleegkundige behoefte. Wat ook duidelijk werd is dat er in Suriname slechts een beperkte opleidingscapaciteit is voor IC-verpleegkundigen is en dat de portie uit de ruif relatief gezien voor het St. Vincentius Ziekenhuis helemaal klein is. Nascholingscursussen voor ICverpleegkundigen zijn er op dit moment niet. De behoefte hieraan is echter groot, zoals ons bleek tijdens de ad-hoc lessen die we tijdens ons verblijf hebben gegeven. We denken dan ook dat we op dit gebied als Catharina Ziekenhuis in de toekomst veel zouden kunnen betekenen voor het St. Vincentius Ziekenhuis. Op dit moment wordt er vanuit het Suriname-comité dan ook nagedacht over hoe we dit gestructureerd vorm kunnen geven. Indruk Wij kunnen terugkijken op 2 zeer indrukwekkende weken. We hebben in een open sfeer veel mensen kunnen spreken. Onze algehele indruk is dat er, ondanks alle problemen, een enorme wil is om de kwaliteit van de zorg te verbeteren in het St. Vincentius Ziekenhuis, ook op het gebied van de Intensive Care. Er is nog een hele lang weg te gaan, maar de eerste stappen zijn gezet.
Tekort aan verpleegkundigen Tijdens het bezoek is ons duidelijk geworden dat het allerbelangrijkste probleem in de uiteindelijke
23
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
De huisarts tevreden? D o o r: J oë l l e R i jk e r s , c om m unica t ie a d v is e ur e n L o u i s K l om p m e de w e r k e r m a r ke t ing int e llige nce
Snellere communicatie en een betere bejegening. Dit zijn belangrijke kritische noten uit het Huisartsen Tevredenheidsonderzoek dat het Catharina Ziekenhuis in september / oktober heeft gedaan. Toch blijken de verwijzende huisartsen tevreden over het Catharina Ziekenhuis. Een greep uit de resultaten én de verbeterpunten. In juni van dit jaar is naar alle huisartsen die in het jaar voorafgaand patiënten naar het Catharina Ziekenhuis hadden verwezen een digitale enquête gestuurd. Bij alle aan de HaCa verbonden huisartsen is deze nog eens extra onder de aandacht gebracht. Bijna een derde van de HaCa huisartsen werkten mee aan het onderzoek. Uitdagingen Uit het onderzoek blijkt dat de ondervraagde huisartsen tevreden (87%) tot zeer tevreden zijn. 3,4% is ontevreden of zeer ontevreden. De respondenten waarderen het Catharina Ziekenhuis met het gemiddelde rapportcijfer 7,5. Dat wil niet zeggen dat we niets te verbeteren hebben. Het rapportcijfer kan omhoog en het Catharina Ziekenhuis wil natuurlijk van ontevreden huisartsen tevreden huisartsen maken. Daar geven de respondenten nuttige suggesties voor: actief beleid om terugverwijzing naar de eerste lijn te bevorderen, palliatieve zorg ziekenhuisbreed implementeren en zonder hoge drempel patiëntenverwijzingen accepteren als de huisarts het niet vertrouwt.
24
Belangrijkste resultaten De samenwerking met specialisten, arts-assistenten en andere medewerkers blijkt heel belangrijk. De resultaten laten zien dat de ondervraagde huisarts dit als prettig ervaart. Wel plaatsen enkele respondenten kanttekeningen, die het Catharina Ziekenhuis moet zien als belangrijke verbeterpunten. Zo vindt de huisarts dat de snelheid en de kwaliteit van de communicatie beter kan. Berichtgeving bij opname, poliklinisch bezoek en tussentijdse berichtgeving naar de huisartsen komt soms te laat, is onvolledig of blijft helemaal achterwege. Aandacht voor bejegening van de patiënt wordt ook vaak genoemd. Een huisarts wil natuurlijk dat zijn patiënt zich prettig voelt in ons ziekenhuis. En dat is terecht. Zelfbewuste patiënt Opvallend in het onderzoek: meer dan 80% van de respondenten noemt de voorkeur van de patiënt als belangrijkste reden om naar een ander ziekenhuis door te verwijzen. Dit bewijst hoe de mondige patiënt van deze tijd meer en meer zelf aan het stuur staat en steeds meer zelfstandig beslist over zijn of haar gezondheid. Voortgang Het Huisartsen Tevredenheidsonderzoek is gedaan om de kwaliteit van de samenwerking tussen huisartsen en het Catharina Ziekenhuis te verbeteren. Punten uit het onderzoek worden opgepakt om beter te voldoen aan de wensen en behoeften van minder tevreden huisartsen en ervoor te zorgen dat tevreden huisartsen ook tevreden blijven. De komende periode wordt er een geïntegreerd verbetervoorstel geschreven voor de ziekenhuisorganisatie. Heeft de huisarts suggesties aan het Catharina Ziekenhuis? Dan zijn deze ook tussentijds van harte welkom!
- - - -
Complimenten van de huisarts Steeds betere bereikbaarheid Hoge zorgkwaliteit Goede samenwerking Laagdrempelig overleg mogelijk bij veel specialismen
- - - - -
Verbetertips van de huisarts Sneller bericht bij opname en poli bezoek Makkelijker contact met specialist Betere tussentijdse berichtgeving over de patiënt Elektronische communicatie verbeteren Wachttijden verkorten
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Uitstel EPD leidt tot andere oplossingen voor gegevensuitwisseling
Uitwisseling van laboratoriumwaarden D o o r: J oyc e C u r v e r s , k l i n i s ch che m icus A lge m e e n Klinis ch L a bo rat or i u m e n P au l S c h r oe m b ge s , p r oj e ct le id e r Re giona a l Z o rg C om m u n i c at i e Ce n t r u m
Om de rol in de zorgketen gedegen te kunnen uitoefenen is voor zorgverleners het uitwisselen van diagnostische uitslagen van belang. Met het uitstel van het landelijke EPD is een snelle en uniforme oplossing hiervoor niet voor handen. In de regio Zuidoost Brabant wordt echter gewerkt aan andere oplossingen, om zo te komen tot een verbetering van de mogelijkheden tot gegevensuitwisseling. Dubbeldiagnostiek Als schakel in de zorgketen speelt de huisarts een belangrijke rol. Bij een aantal patiënten maakt laboratoriumdiagnostiek deel uit van het diagnostische en het follow-up traject in de eerste lijn. Wanneer patiënten in de tweede lijn door een medisch specialist worden gezien, of na een ziekenhuisopname, ontvangt de huisarts hierover bericht met daarbij de laboratoriumuitslagen.
Het idee leeft dat er bij opname van (nieuwe) patiënten en wanneer naast de huisarts een ander specialisme de patiënt vervolgt, veel dubbeldiagnostiek wordt uitgevoerd. Exacte getallen van deze dubbeldiagnostiek kan echter niemand aanleveren. Daarnaast zal een deel van de dubbeldiagnostiek bij nieuwe patiënten ook zijn nut hebben; soms normaliseren laboratoriumwaarden in de loop van de tijd. De oorzaak van onnodige dubbeldiagnostiek ligt vooral in de follow-up van patiënten door specialist en huisarts voor dezelfde aandoening. Veel huisartsen besteden het laboratoriumonderzoek uit aan huisartsenlaboratoria, waardoor deze waarden niet inzichtelijk zijn voor specialisten in het (Catharina) ziekenhuis. Daarnaast is de ontslagbrief niet altijd tijdig of volledig wat betreft laboratoriumuitslagen tijdens opname. Er blijft daarom ruimte voor verbetering van uitwisseling van gegevens. Manieren van uitwisseling Het ziekenhuis en het laboratorium streven naar uitwisseling van laboratoriumgegevens met de huisartsen zodat de huisarts/medebehandelaar zijn zorgrol gedegen kan uitoefenen.
Meting van bloedgassen en pH
Selectie van een transfusieproduct
25
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Flesjes met testreagens in de stollingsanalyser
Bepaling van irregulaire bloedgroepantistoffen
Het Catharina Ziekenhuis heeft een webportaal voor patiënten ingericht. Voor verwijzers is een pilot uitgevoerd in 2011. Op basis van de pilot is besloten dat dit portaal (nog) niet voor verwijzers ingericht zal worden, ondermeer omdat het inloggen op verschillende systemen om inzicht te krijgen in het patiëntendossier tijdrovend is en niet ideaal. Als tussenoplossing geeft het laboratorium de specialist in het ziekenhuis de mogelijkheid om bij klinische opnames een kopie van laboratoriumresultaten naar de huisarts te sturen. Bij de huisarts verschijnt dit bericht in het HIS met de opmerking dat het een ‘klinische order’ betreft, zodat voor de huisarts duidelijk is dat er geen actie ondernomen hoeft te worden. Zo is de huisarts toch op de hoogte van de laboratoriumwaarden van zijn of haar patiënt.
farmacogenetische parameters en spiegels van geneesmiddelen met kleine therapeutische breedte. Essentieel, omdat in ongeveer 1 op de 10 gevallen laboratoriumwaarden nodig zijn om een mogelijke geneesmiddelinteractie of dosisaanpassing op basis van eGFR (geschatte klaring) te kunnen beoordelen. Op dit moment heeft ieder laboratorium een eigen oplossing hiervoor bedacht, zoals bijvoorbeeld het sturen van alle afwijkende eGFR (MDRD)-waarden naar de openbare apotheker.
Laboratoriumwaarden ter ondersteuning van de medicatiebewaking; Lab4Apo Door de wetswijziging in de geneesmiddelenwet in 2012 hebben apothekers het recht op inzage in laboratoriumuitslagen, welke een belangrijk onderdeel zijn bij medicatiebewaking. Het betreft de volgende labwaarden: Kreatinine, Kalium, Natrium, PT-INR,
26
Het Regionaal Zorg Communicatie Centrum (RZCC) ondersteunt in de regio het gebruik van Zorgmail in combinatie met Lab4Apo. Met Lab4Apo abonneert de apotheker zich vanuit zijn rol als medebehandelaar op het ontvangen van bovengenoemde laboratoriumwaarden welke vooraf door koepelorganisaties zijn vastgesteld. Het BSN-nummer van de patiënt dient als identificatie van de patiënt. Met dit systeem worden geselecteerde laboratoriumgegevens pro-actief verzonden naar de apothekers en kunnen in de toekomst ook direct in het informatiesysteem van de apothekers worden opgenomen.
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Analist meet een monster met de celteller (foto AVD)
De Lab4Apo module biedt een laagdrempelige oplossing voor het verkrijgen van laboratoriumwaarden door apothekers waardoor de medicatieveiligheid wordt vergroot. Het systeem werkt op dit moment voor aanvragen door/ voor huisartsen en nog niet voor aanvragen van laboratoriumonderzoek door de specialist.
Niet zonder risico’s Het uitwisselen van laboratoriumgegevens is niet zonder risico. Resultaten van laboratoriumgegevens dienen geïnterpreteerd te worden in de context van de patiënt en het moment van analyse. Daarnaast is het zo dat laboratoria, regionaal en nationaal, veel effort steken in het harmoniseren van referentiewaarden. Maar zeker niet voor alle analyses gelden deze uniforme normaalwaarden. De concentratie van tumormarkers zoals bijvoorbeeld PSA en hormonen, zijn sterk assayafhankelijk. Dat kan interpretatie in de follow up bij verschillende laboratoria lastig maken. Tot slot moet het duidelijk zijn dat de aanvrager van het (laboratorium)onderzoek ook verantwoordelijk is voor het te voeren beleid op basis van (afwijkende) resultaten van het betreffende onderzoek. Fotografie Lourens Smak (ook voorpagina)
Verdunningen van bloed voor het vaststellen van de bloedgroep
27
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Oncologische zorg in het Catharina Ziekenhuis D o o r: I n gr i d W ol b e r t , afde lings m a na ge r O n co l o gi e c e n t r u m e n H e t t y v a n d e n Be r g, ra d i o the r ap e u t e n l i d D age lij ks Be s t uur O n co l o gi e c e n t r u m
In 2010 heeft het Catharina Ziekenhuis een multidisciplinair centrum geopend voor oncologische zorg. Binnen dit centrum werken diverse disciplines samen om de oncologische zorg rondom de patiënt zo optimaal mogelijk te organiseren. De oncologie is benoemd als één van de profileringsgebieden van het Catharina Ziekenhuis en heeft al een meer dan gemiddeld oncologisch profiel.
De zorg is in beweging, zo ook de oncologische zorg. Kwaliteitseisen worden strenger, de zorgvraag neemt toe, maar de groeimogelijkheid is beperkt. Dit geeft een bijzondere dynamiek, waardoor het Catharina Oncologiecentrum keuzes moet maken op welke gebieden zij kunnen excelleren. Dit profiel willen wij als ziekenhuis samen met onze partners verder uitbouwen om zo de oncologische patiënt nog beter van dienst te zijn. Het Catharina Oncologiecentrum is ambitieus en wil samen met haar partners in de omgeving de oncologische zorg in de regio behouden en naar een topniveau brengen. Toename oncologische patiënten Landelijk voorspelt het KWF dat het aantal nieuwe oncologische patiënten per jaar zal toenemen met 2,7%. Van 2007 tot 2020 zal dat in totaal een groei van 42% zijn. Door de vergrijzing van de bevolking en de kleinere kans te overlijden neemt de prevalentie fors toe:
Verpleegkundig specialisten, physian assistent en gespecialiseerd verpleegkundigen oncologie van het Catharina ziekenhuis Van links naar rechts: Debbie van Uytvange, Françoise van de Ven, Yvonne Boomgaard, Natasja Verheijde, Majorie de Werd, Saskia Claassen, Mariëlle Castelijns, Pascalle Beekmans, Angelie van den Bosch, Fanny Heesakkers. Op de foto ontbreken Jennifer Demelinne en Maja van Alebeek.
28
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
van 2009 tot 2020 groeit de tienjaarsprevalentie landelijk met 57%, wat een groei van 4,2% per jaar betekent. Voor Noord-Brabant en Limburg is er sprake van een dubbele vergrijzing waardoor de prevalentie in deze regio’s hoger is dan in de rest van Nederland. Door technologische en medisch inhoudelijke ontwikkelingen, kunnen meer mensen behandeld worden en neemt de kans op overleving toe. Rol van de huisarts Van belang is dat de huisarts een meer centrale rol moet krijgen in het bewaken van het proces en het begeleiden van de patiënt. Binnen de oncologische zorg speelt de huisarts vooral een grote rol bij verdenking en de eerste diagnose stelling op een oncologische aandoening en in de terminale fase. Een goede samenwerking en communicatie tussen huisarts en het ziekenhuis is daarmee essentieel om de patiënt en zijn familie te kunnen ondersteunen.
Het klinisch zorgpad en casemanagement Binnen het Catharina Oncologiecentrum werken we steeds meer met multidisciplinaire patiëntenbesprekingen. Na deze besprekingen volgt dezelfde dag nog telefonisch of schriftelijke terugkoppeling naar de eigen huisarts. Tijdens de periode van diagnosestelling, curatieve behandeling en palliatieve zorg, zijn verschillende disciplines binnen de oncologie actief. Het Catharina Oncologiecentrum streeft ernaar om voor elke oncologische aandoening een zorgpad te ontwikkelen waarbij er per patiënt een casemanager wordt aangewezen die fungeert als coördinator en vast aanspreekpunt voor de patiënt. Een zorgpad is een geconcretiseerd zorgprogramma met als doel het verzekeren van kwalitatieve en efficiënte zorgverlening. Op die manier trachten wij onnodig terugkomen en lange wachttijden voor de patiënt tot een minimum te beperken. Het aanstellen van een casemanager geeft de patiënt houvast en ondersteuning tijdens het zorgpad traject. Binnen het Catharina Ziekenhuis kennen we de zorgpaden: colon, mamma, oesophagus, pancreas, long, ovarium en prostaatcarcinoom. De ontwikkelingen van andere zorgpaden zijn momenteel actief.
Bij deze zorgpaden is een casemanager aangesteld of wordt in het najaar van 2013 aangesteld. Hieronder vindt u een overzicht van de casemanagers per zorgpad (specialisme) Zorgpad Casemanager Alvleesklier kanker (Hypec) Jennifer Demelinne (verpleegkundig specialist) Slokdarm/Maagkanker Fanny Heesakkers (verpleegkundig specialist i.o) Darmkanker Natasja Verheijde (Physician ass. MDL/ endoscopie) Longkanker Debbie van Uytvange en Pascalle Beekmans (oncologisch verpleegkundigen longgeneeskunde) Prostaatkanker Maja van Alebeek en Françoise van de Ven (en overige urologische-oncologie) (urologisch-oncologisch verpleegkundigen) Borstkanker Mariëlle Castelijns, Majorie de Werd, Saskia Claassen (verpleegkundig specialisten mammacentrum) Angelie van den Bosch (verpleegkundig specialist i.o chemotherapie) Ovarium kanker Yvonne Boomgaard (en overige gynaecologische- oncologie) (gynaecologisch-oncologisch verpleegkundige)
U kunt hen bereiken via de polikliniek oncologie, tel 040 - 239 66 00 of 239 66 22. Natuurlijk kunt u hen ook bereiken via de polikliniek van het eigen specialisme.
29
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
RTA bariatrische zorg D o o r: Si m on N i e n h u i js , c h ir ur g
Wereldwijd sterven meer mensen ten gevolge van obesitas dan aan ondervoeding. Met overgewicht in meer dan de helft van de bevolking, is dit ook in Nederland een groot medisch en maatschappelijk probleem. Uitgangspunten IPT Hoewel sommige patiënten succesvol afvallen met gecombineerde leefstijl interventies, is bariatrische chirurgie de enige behandeling van morbide obesitas met bewezen langdurig effect. Momenteel worden in Nederland per jaar zo’n 10.000 bariatrische procedures uitgevoerd en de verwachting is dat dit blijft stijgen. Want naast de beschreven demografische ontwikkelingen lijkt het indicatiegebied zich ook uit te breiden tot de lagere BMI’s van patiënten met een moeilijk instelbare medicamenteuze behandeling van diabetes mellitus type 2. Iedereen zal in zijn of haar eigen praktijk dus een toename zien van patiënten die een bariatrische procedure hebben ondergaan.
Hierin nemen ook vertegenwoordigers van huisartsen en Diagnostiek voor U, internisten, psychologen, klinisch chemicus en diëtisten deel. Wij hebben een Regionale Transmurale Afspraak Zuidoost Brabant ontwikkeld waarin de afstemming van het beleid rond behandeling en follow up in de 1e en 2e lijn van patiënten na bariatrische chirurgie centraal staat. Aan bod komen de criteria voor verwijzing naar een obesitascentrum, beschrijving van het screeningsproces en perioperatieve traject. Patiënten worden na 2 jaar terug verwezen naar de 1e lijn indien geen bijzonderheden. Hierbij wordt de patiënt door het obesitascentrum aangemeld bij de ondersteunende dienst van Diagnostiek voor U. Deze dienst zal de patiënten jaarlijks oproepen voor labcontrole op vitamines en mineralen. In de RTA is de inhoud van de ‘shared care’ periode tot 5 jaar na de operatie uitgewerkt, evenals handvatten voor consultatie en indicaties voor terugverwijzingen naar de 2e lijn.
Terugblik OverEINDse dagen Tijdens de OverEINDse dagen in 2012 is daarom een gezamenlijke presentatie gegeven door de chirurgen van het Catharina Ziekenhuis en het Máxima Medisch Centrum over morbide obesitas. De groep deelnemers bestond uit ruim 75 huisartsen en medisch specialisten uit Zuidoost Brabant. In die bijeenkomst is gediscussieerd over de inrichting van de zorg bij deze groeiende patiëntengroep. Het betreft hier zorg voor chronisch zieken, die geprotocolleerd kan worden ingericht, waardoor de huisarts en de praktijkondersteuner een belangrijke rol kunnen spelen bij de begeleiding van deze patiënten. Nu vindt het verplichte begeleidingstraject van 5 jaar nog volledig plaats in een tweedelijns obesitascentrum. Inhoudelijk zouden de laatste jaren overgedragen kunnen worden naar de eerste lijn en is het aannemelijk dat follow-up langer dan 5 jaar wenselijk is. Regionale Transmurale Afspraak Met deze gedachte is op initiatief van de bariatrisch chirurgen uit beide ziekenhuizen een enthousiaste werkgroep samengesteld onder begeleiding van HaCa.
30
Simon Nienhuijs
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Gezamenlijk succes verhogen U zult zich misschien afvragen waarom een obesitascentrum patiënten kwijt wil en of de 1e lijn zit te wachten op extra werk. Met het groeiende aantal patiënten en intensief natraject wordt het inderdaad letterlijk wel eens te krap op de polikliniek. Maar na een initieel succes daalt soms het commitment; juist in de fase waarin begeleiding nodig is, is het van groot belang het succes vast te houden. Dan staan de huisarts en monitoring vanuit Diagnostiek voor U dichterbij. Daarbij houdt begeleiding feitelijk niet op na 5 jaar. Met deze RTA zal wederzijdse kennis toenemen en verwijzingen adequater worden zodat we gezamenlijk het succes verhogen. Met deze gedachte gaat de werkgroep enthousiast verder. We houden u op de hoogte.
Een paar uitdagingen De zorgverzekeraars in onze regio hebben al langer geleden kennis genomen van dit initiatief. Een eerste zorg die geuit werd was de mogelijke kennishiaat bij de 1e lijn in vergelijking tot een obesitascentrum. Het aantal patiënten uit beide obesitascentra is ongeveer 300 per jaar in het gebied waarvoor de RTA geschreven is. Dat is een laag aantal per praktijk, maar ook dan kan de kennis aangeleverd worden. Chirurg Frans Smulders heeft in samenwerking met afdeling Onderzoek en Onderwijs van het Catharina Ziekenhuis een start gemaakt tot ontwikkeling van leermodules hiervoor. Een tweede zorg komt van de werkgroep zelf. De zorgverzekeraars zijn unaniem geïnteresseerd naar de uitkomsten van een eerste pilot fase van 3 jaar, maar bieden daar vooralsnog geen ondersteuning voor. Elke behandelaar zal vanuit zijn professie adequate zorg verlenen, maar voor het succes van de pilot is ondersteuning in kennisoverdracht, gegevensverzameling, analyse en rapportage onontbeerlijk. Alleen met een goed compleet beeld zullen de nu zo voorzichtige verzekeraars gaan inzien dat de shared care voor deze groep patiënten een uitkomst is. De werkgroep werkt er hard aan deze steun spoedig te krijgen zodat zo vroeg mogelijk in 2014 gestart kan worden met de RTA.
31
HaCaSpect, magazine voor huisartsen en specialisten december 2013
Grote Liefde De liefde, de liefde, wat zouden we zijn zonder de liefde? Liefde voor de medemens, het vak, de patiënt. Sinds kort staat dit fraaie beeld van Frank van Waes voor het Catharina Ziekenhuis, de plek waar het leven zo veel aspecten van liefde kent. De redactie van HaCaSpect kiest dit beeld als symbool voor de kerst- en nieuwjaarsgedachte. Naast sfeervolle feestdagen wil de redactie u daarom graag de verbondenheid en de grootsheid van de liefde toewensen in het nieuwe jaar.