Uiu Tussen cultuur enPolitiek Het Alge meen-Nederlan ds V etbo nd
6. Oorlogsjaren
IN or scneourí vAN or Dutrsr
1895-7995
oPMARS
Het uitbreken van de Eerste W'ereldoorlog eind iuli t9t+, als direct gevolg van de moord op de Oostenrijks-Hongaarse troonpretendent Franz-Ferdinand, haalde voor het ANV een forse streeP door de rekening. De contacten tussen Nederland en Vlaanderen werden verbroken en de uitgave van Neerkndia moest enige maanden worden opgeschort.
De eerste dagen na de oorlogsverklaring op 30 juli van Oostenrijk aan Servië heerste er in Nederland een ware paniekstemming. De bevolking sloeg massaal aan het hamsteren, spaargelden werden prompt oPgenomen en de handel in aandelen zakte door een plotseling overaanbod in elkaar, waardoor er niets anders opzat dan de beurs te sluiten. Op 31 juli besloot de Nederlandse regering tot een algehele mobilisatie van de land- en zeestrijdkrachten. Op 2 augustus echter leek voor Nederland het grootste geva'ar voorbij door de verklaring van de chef van de Duitse generale staf, Von Moltke, dat de Nederlandse neutraliteit stipt in acht genomen zou worden. België was daarentegen een geheel ander lot beschoren. Op 4 augustus werd het door Duitsland aangevallen. Tegen deze achtergrond belegde het dagelijks bestuur een extra vergadering op woensdag 5 augustus te Rotterdam, om te bezien hoe in die buitengewone omstandigheden gehandeld moest worden. Besloten werd een telegram naar de minister van Binnenlands eZakente zenden, waarbij het Verbond geheel ppr beschikking van de Nederlandse regering werd gesteld. Het aanbod werd door minister-president Cort van der Linden met eikentelijkheid aanvaard. "'].", Op instigatie van het ANV zelf verzocht de minister van Oorlog verdblgens het Verbond de gemobiliseerde strijdkrachten van leesstof te voorzien. De Boekencommissie werd benaderd en meteen werden de eerste kisten met boeken voor verzending gereed gemaakt. Verdere actie door het Verbond werd door de buitengewone hoofdbestuursvergadering van 11 augustus als ongewenst en als strijdig met de beginselen van het ANV verklaard. De directe aanleiding hiertoe was de ontvangst van twee suggesties. De ene stelde voor het Verbond in te schakelen bij de opneming van Belgische kinderen
t" tnrerneering*ak Hardemijk nn het Algem Nederl' verbond' van rinks naar rechts, lste rij: No 1, A. Goosens (voorzitter Afdeeling Vlaamsche Kmnt); No. 5, L. Vos (lid wn het bestuur); No.6, R. Holvoet (secre rais wn den Tak); No. 7, H. Picrd (voorzitter nn den Tak); No. 8, Mr Dr Fmns van Cauwlaen; No 9, Dr. P de Keyser (onder-voorziter); No. 10, F Vlaminck (lid nn her bestuur). 2de rij: No. 1, E. de \íaelheyns (voozitter Liedenvonden). 3de rij: No.2, A. de Vit (propagandist); No. 11, K. Hoorelbeke (propagandist).
Onmiddellijke steun en hulp aan het bezette België kon het ANV niet geven. Wel steunde het Verbond uitgeweken Vlamingen en geihterneerde Vlaamse militairen met lircraruur en studiemateriaal en stimuleerde het Verbond culturele activiteiten onder hen.
in Nederlandse gastgezinnen en de tweede behelsde een inzameling voor het Belgische Rode Kruis. De eerste suggestie werd afgewezen door te wijzen op een 'groote omzichtigheid in woord en daad', die ten behoeve van de onzijdigheid van het Verbond geboden was. Daarnaast was er een praktisch probleem: wilde
het ANV de opname van Belgische kinderen in Nederlandse gastgezinnen steunen, dan diende krachtens de aard van het Verbond de steun beperkt te blijven tot enkel de Nederlands-sprekende kinderen. De tweede suggestie werd eveneens om gronden van neuualiteitshandhaving afgewezen. Over het algemeen werd gesteld dat het ANV zich strikt diende te laten leiden
door de neutraliteitspolitiek van de Nederlandse regering. Zodoende moe$ bij ieder nieuw voorstel aan h$ Verbond gedaan afgevraagd worden of het binnen het genoemde kader paste. Dit werd ge achtte zijn de plicht van iglere Nederlander en dus zeker van een verbond, dat wel niet officieel doch,weL de facto als leidend lichaam zou worden erkend. Hulp aan de Vlaamse geestiitw4nten dien\' de aldus gunstiger tijden af rc wachten.
HEr ANV rN
BEzEr BnrcrË
Actioisrne en passipisrne
Met betrekking tot België kreeg het ANV direct re maken met de tweedeling, die zich geleidelijk onder de Vlaamsgezinden begon te manifesteren. Vluchtig 66
bezienkwam het neer op een kiezen tussen strikte onzijdigheid of .bemoeiing met interne politieke aangelegenheden van België. Voor het ANV als verbond op zich was de keuze voor het eerstgenoemde niet moeilijk. Verschillende leden zouden echter afwijkende denkbeelden rcn toon gaan spreiden. Van een eerste agitatie onder de Vlaamsgezinden was reeds sprake in het nalaar van l9I4.De Nederlandse predikantJ.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard (een neef van de bekende anarchist), verzamelde vanuit zijn woonplaats Gent een kring om zich heen die uitgesproken pro-Duits was.Ze noemde zichJongVlaanderen. De inhoud van het programma van de groep was in feite absurd. Het opteerde onder meer voor de stichting van een Koninkrijk Vlaanderen onder Duits patronaat. De groep gaf een dagblad uit dat pro forma enkel ijverde voor een bestuurlijke scheiding zoals die ook al voor de oorlog gewenst werd. In aanvang hadJong-Vlaanderen reeds connecties met de Duitse bezetters. Bij het het meerendeel van de Vlaamsgezinden was in deze beginperiode echter nog nauwelijks Duitsgezindheid te ontwaren. Zij wensten geen samenwerking met de Duitse bezetters die door hen, ondanks de inferieure positie van Vlaanderen binnen het Belgische staatsbestel, als nationale vijand werden beschouwd.Daarnaast waren de Vlaamsgezinden in meerderheid overtuigd dat Duitsland de oorlog niet zou winnen. Pas in de tweede helft van 1915 begon een aantal flaminganten hieraan te twijfelen en kreeg het activisme meer aanhang. Ook door diverse \flaalse publikaties, waarin meer dan eens ongezouten kritiek op de Vlaamse Beweging werd geleverd en de oorlog werd voorgesteld als een strijd tussen de Latijnse beschaving (\íallonië) en het Germaanse barbarisme (Vlaanderen en Duitsland), werden flaminganten in het activistische kamp gedreven. Eind december 1915 was een beslissend keerpunt. ïben namelijk werd een belangrijk deel van de Vlaamsgezinden door de Duitse bezetter voor een moeilijke keuze geplaatst: er werd in het kader van de Duitse'Flamenpolitik'voorgesteld de Gentse universiteit te heropenen met het Nederlands als voertaal. Dit bracht een dilemma met zich mee. Door de Vlaamse intellectuelen werd terdege onderkend dat steun hieraan de patriottische gevoelens in België kon kwetsen, ook onder de Vlamingen. Er was immers ondubbelzinnig sprake van collaboratie. Anderzijdszou de universiteit in geval van een Duitse'overwinning zonder twijfel een veilige toekomst krijgen. In geval van een geallieerde overwinniqg zou echter een heftige aanval op de Nederlandse taal in België te verwachten zijn. Een vernederlandste Gentse universiteit zou in dat geval een schuilplaáti zijn voor de eigen beschaving. Verder genoot het streven naar een Nederlandsgalige Gentse universiteit al jarenlang hoge prioriteit. Onder deze omstandigheden ging een aantal Vlaamse intellectuelen van zeer verschillende geestelijke afkomst ertoe over aan de Nederlandstalige Gentse universiteit zijn medewerking te verlenen. Een van hen was Hippoliet Meert, die er als hoogleraar aangesteld
werd. De activisten, die onder studenten en andere jongeren veel sympathie genoten, konden pas in t9l7 komen tot een bepaalde vorm van consolidatie in de
vorm van de Raad van Vlaanderen. In
de tijd van onrstaan ervan bestond er een gerede kans op vrede. In een georganiseerd verband meende een groep acrivisren
een betere kans te maken om bij de vredesonderhandelingen te komen tot een zelfstandig Vlaanderen. Vrede bleef echter uit, en de R aad gingzichals een soort
parlement beschouwen. Tot januari 1918 bleef deze eerste Raad bijeen. Na het bankroet ervan werd er een tweede opgericht, die zich evenals de eerste ging zien als de vertegenwoordiger van het Vlaamse volk. Deze ambities waren echter veel te hoog gegrepen. Nadat de Duitsers in maart t9I7 de administratieve scheiding tussen W'allonië en Vlaanderen hadden bevolen, een voor de activisten lang gekoesterde wens, bleek de Raad al door innerlijke verdeeldheid krachteloos. Daarenboven versterkte het slechte functioneren van de administratieve scheiding de trouw van de grote massa aan de gecentraliseerde staat alleen maar en de onduidelijke politiek in casu van de Raad zelf, door haar innerlijke verdeeldheid, sorteerde hetzelfde eÍfect. Zodoende had de Raad nauwelijks een basis om op terug te vallen en bevond zich daardoor in een niemandsland. De beperkte invloed die desondanks van de Raad uitging versterkte de grote massa enkel maar in het besef, dat het Vlaamse probleem een van de grootste politieke items was die het land ooit hadden beheersr. Voor 1914 was dat besef nog nauwelijks aanwezig geweest. De periode van de Vlaamse elitestrijd was aan het einde van de Eerste Wereldoorlog voorgoed voorbij. De houding aan het ANV jegens de oorlog
Zoalsgezienhuldigde het ANV reeds in de begindagen van de oorlog een standpunt van strikte neutraliteit, analoog aan dat van de Nederlandse regering. Deze houding werd door het hoofdbestuur consequent voortge zÊt. Ten aenzien van de verdeeldheid onder de Vlaamsgezinden werd deze niet-kleurbekenning immer belangrijker. Aan de Vlaamse kwestie konden in deze tijd namelijk zÊer gemakkelijk de vingers worden gebrand, vooral met het oog op de collaboratie van de activisten. Nog meer dan voorheen was het standpunt van het ANV een Noordnederlandse ingeving. Het contact met de Vlaamse leden was tijdens de oorlog sporadisch en daardoor werd het Noordnederlandse overwichr in hep,,hoofdbesruur groter dan ooit. Zou het contact met de Vlaamse leden daarentegen wel in stand gebleven zljn, dan nog zou de Noordnederlandse srcm het rt i{st hebben geklonken, daar door innerlijke verdeeldheid een Vlaams eenheidsfront illusoir was. Neerlandiavertolkte logischerwijze de mening van het neutrale Noorden. Veel in het periodiek bleef bij het oude, hoewel invloed van de oorlog zich ging doen gelden. Reeds in de eerste oorlogsuitgave, verschenen in november 1914, verkondigde Neerkndia onomwonden het standpunt, van het hoofdbestuur inzake de houding die ten opzichte van de oorlogvoerende partijen en met name België ingenomen diende te worden. In een ietwat naï'ef artikel ,z.e.er waarschijnlijk van de 68
handvan Kiewiet deJonge, werd een strikte neuualircit in woord en daad gepredikt. Dat sloeg dan vooral op Neerlandiadat, verschijnend in een neutraal land, ook een neutraal standpunt diende te huldigen. Daarnaast beklaagde de schrijver zich over het leed dat het Zuiden was aangedaan: 'En o die schoone steden van Vlaanderen. Niet alleen de steden met namen, die in heel de wereld vermaard zijn en waarheen in bedevaart tijgen al wie liefhebben wat er aan oude stadsbouwkunst zoo heerlijk in is overgebleven, maar ook de kleine, onbekende steden, nog vol van de bekoring van het verleden'. Verder betoonde de schrijver zich een waar optimist, vertrouwend op het goede verstand van de oorlogvoerende partijen en op een goede afloop van de verschrikkingen in België: 'Maarwij hebben vertrouwen in het Duitsche volk.Hetzal,zaohetden oorlog wint, goed maken zooveel het goed te maken is wat het België heeft aangedaan'. Ook nog zou de oorlog de tegenstellingen tussen de Valen en de Vlamingen vanzelf oplossen. Er zou een groeiend \trflaals besef en vooral begrip bestaan voor de Vlaamse eisen voor gelijkberechtiging. Een optimistische stellingname aldus, en misschien ook wat buircn de werkelijkheid staand, die zich in het geheel niet in een algemene instemming onder de verbondsleden kon verheugen. De fundamenten voor een conflictsituatie waren gelegd. Het jaar 1915 begon met een scherpe stellingname tegen al het neutraals dat het hoofdbestuur meende te moeten verkondigen. Leo Simons, die al in 1902 het in zijn ogen passieve optreden van het Verbond had gelaakt, deed in deze eerste oorlogsmaanden in feite hetzelfde. Hij constateerde een tweedeling binnen het Verbond tussen het hoofdbestuur en de 'oppositie'. Het hoofdbestuur blonk volgens hem uit in wijsheid en voorzichtigheid. Dat leidde tot een onbenut laten van een aantal uitgesproken kansen tot hulp aan de Vlamingen, zoals de opvang van de vluchtelingen en het beschikbaar srcllen van geld aan het Rode Kruis. De 'oppositie' zou deze kansen niet hebben laten liggen, daar zlj het standpunt van wijsheid en durf in het vaandel droeg. Ook de rol van Kiewiet de Jonge werd aan de kaak gesrcld. Als voorzitter van een internationaal verbond had hij het ANV niet onderhorig aan de Nederlandse regering mogen opstellen. Hij had als verbondsvoorzitter moeten handelen, niet als individu. Ook het verbondslid dr. P. Geyl, in deze periode correspondent voor de NRC rc Londen, was met de neutrale houding van het ANV weinig ingenomgp. Hij hamerde op de verbondenheid van de Nederlandse en Vlaamse beschaving. Een verbond uitgaande van een Grootnederlands streven mocht in zijn optíëk nigt aan steun voor het Vlaamse volk voorbijgaan. Dat dit nu wel gebeurde vè'ryulde hem met grote teleurstelling. Dizelfde gevoel konden het hoofdbestuur en de redactie vanNeerkndia(hen in één adem noemen is alleszins gerechtvaardigd) niet onderdrukken bij het aanschouwen van de geleverde kritiek. Met een soms bijtend sarcasme werden alle aantijgingen terzijde gelegd en de neutraliteit gehuldigd, die reeds vanaf de eerste gevechtshandelingen buiten de Nederlandse grenzen in acht werd genomen. D eze gedragscode bleef consequent gehandhaafd. 69
lVat in het vervolg sterk opviel was, dat na de eerste woorden van kritiek de aanval op de koers van het Verbond voor wat betreft Neerlandiatotaal verstom. de. Dit impliceert in geen geval dat het bij een korte maar hevige opwinding bleef. De jaarganglg16van Neerlandia was geheel verschoond van kritiek van formaat, zadat de gedachte aan een bepaalde vorm van zelf-censuur in die periode voor de hand ligt. Inl9l7 paswerd het beleid inzake het plaatsen van kritiek op het ANV van verbondszijde toegelicht. Ruiterlijk werd erkend, dar her verbondsperiodiek niet meer de spreekbuis was van voor de oorlog. Vrije meningsuiting was inderdaad taboe geworden. De gedachtenwisselingen en polemieken, die verband hielden met het verloop van de oorlog, werden door de redactie geacht nutteloos te zijn. Het werd het meest opportuun geacht om te wachten tot de gemoederen binnen het Verbond wat meer bedaard zouden zijn eer de gedachtenwisseling over de oorlog en al wat daarmee samenhing te hervatten. Duidelijk had de redactie er geen behoefte aan de vuile was buiten te hangen. Verder kon een op de spits gedreven
polemiek over een zo gevoelig liggend onderwerp als de Vlaamse ontvoogdingsstrijd van dat moment de neutrale verbondskoers in diskrediet brengen. Duidelijk mag wel ztjn dat er een verregaande verwijdering tussen de Noordnederlandse leden had plaatsgevonden tijden het verloop van de oorlog. Hoogtepunt was de oprichting in juli l9t7 van de Dietsche Bond, de eersre afsplitsing die het verbond kreeg te slikken. De agitatie van de activisren had in het Noorden een nieuwe zustervereniging opgeleverd. Tussen de activistischgezinden in Noord en Zuid bestond namelijk reeds voor 1917 eenvrij regelmatig contact. Hierbij springt in het oog dat de activisten in het Zuiden eigenlijk nooit massaal gestreefd hebben naar een Grootnederlandse staat, hoewel zij zich immer rekenschap gaven van hun verwantschap met het Noorden. Zij huldigden het principe van een autonome Vlaamse staat. Zelfs toen dit ook in de ogen van de activisten onmogelijk bleek werd door de overgrote meerderheid een Grootnederlandse staat niet als doel gezien. De Vlaamsgezinden waren in overgrote meerderheid immer behept met een Vlaamsnationaal gevoel. De Grootnederlandse gedachte was enkel een theorie. De verbondenheid tussen Vlamingen en Noord-Nederlanders werd door de eerstgenoemden nooit als diepgaand beschouwd. De situatie van tijderrs,de oprichting van het ANV was aldus in wezen niet veranderd. Vlaanderens,'ogen waren gericht op het eigen nationale ontwikkelen, de Noordnederlandse op een utopisch einddoel voor alle loten van de zogeheten Nederlandse $tam. lnt9l7 verloor het ANV zodoende een groep activistische leden, die het lont in het ANV-kruitvat hadden ontsbken. Onder hen ko Simons, mr. A. Ioosjes, de voorzitter van de afdeling's-Gravenhage van het ANV, A.J. van Vessem, secretaris van de Utrechtse studentenafdeling van het ANV, die onder zijn leiding een heftige oppositie tegen het hoofdbestuur begon, en de Vlaamse activistische leider dr. August Borms. Over het algemeen moet de Dietsche Bond gezien worden als een Nededands oorlogsprodukt. 70
Evenals in Nederland moet ook in Vlaanderen een globale tweestrijd onder de verbondsleden plaatsgevonden hebben, die toch eigenlijk als de tweedeling tussen activisten en passivisten aangemerkt moet worden. Twee sprekende voorbeelden zijnmr.E.M. Vildiers en mej. R. de Guchtenaere. Beiden werden
korr voor L9!4 door Vlaanderen afgevaardigd naar het hoofdbestuur. Tijdens de oorlog raakten zij verzerld in het activisme, en keerden na de oorlog niet meer in het hoofdbestuur terug. Juist door de tweespalt gaven de Vlaamse takken al snel geen teken meer van leven en waren van de 'hoofdstam' afgesneden. Her ANV verloor hierdoor en ook door zijn neurrale opstelling de greep op Vlaanderen, terwijl ook in Nederland door de oorlogsomstandigheden het verbondsleven op een laag pitje stond. De oorlog zouziinwurgende greep op het
Verbond tot het einde toe behouden.
CoNcrusIE
De stichting van het ANV door Hippoliet Meert in 1895 v/as geen toevalstreffer. Terdege was hij er zichvan bewust dat de Vlaamse ontvoogdingsstrijd aan het einde van de negentiende eeuw in een nieuwe fase aangeland was. In het parlement kwam de discussie over gelijkheidvan beide landstalen oP gang. De taalwetten die in de jaren zeventie en tachtig waren aangenomen hadden maar weinig zoden aan de dijk gezet. Voor Meert was een stevige aanhang voor de Nederlandse taal in deze fase van de ontvoogdingsstrijd van groot belang. Ziininitiatief moet dan ook in dit licht bezien worden. Na de vrij merkwaardige oproep van Kiewiet de Jonge in 1897 smolten Noord en Zuid samen in een nieuw ANV Van gemeenschappelijke belangen was echter nauwelijks sprake, al was de Nederlandse taal een fenomeen dat door allen gehanteerd werd. De Vlaamsgezinden waren voornamelijk op zichzclf gericht. Het ANV was voor hen een koepelorganisatie, waar katholiek, socialist en vooral liberaal elkaar konden vinden. Het verbondskader in het Noorden stond vooral de positie van Nederland op het wereldtoneel voor ogen stond. Beide belangen hadden wel zijdelings met elkaar van doen, doch stonden toch los van elkaar. Het ANV omarmde aldus twee min of meer autonome groePQP met eigen
belangen.
i
Ïn Nederlánd moest het Verbond al spoedig constateren, drt zljndoeËthUing maar weinigen kon aanspreken. De in 1905 doorgevoerde statutenwiJLiging, waarbij de economische belangen van het Nederlandse volk voorop kwamen te staan, kon hieraan weinig veranderen. Het ANV manifesteerde zich alin ziin begindagen als een elitaire en onder brede lagen van de bevolking onbekende In Vlaanderen was het ledental zelfs nog kleiner dan in Neder"ang.l.genheid. land. Daartegenover smnd dat het draagvlak er enigszins breder was, daar de Vlaamse ontvoogdingsstrijd het belangrijkste item was dat de verbondsleden aldaar bezighield. Het relatief elitaire karakter daarvan maakte dat het Verbond 71
ook in vlaanderen nauwelijks uit de marge kon komen. over het geheel bezien bleef het ANV van voor de Eersre \0'ereldoorlog een zeer kleine fractie. De verbondsarbeid, voornamelijk bestaande uit culturele activiteiten, werd constant aangevuld met actie op politiek bneel door individuele verbondsleden. In vlaanderen betrof dat de perikelen rond de gepropageerde vernederlandsing van de Gentse universiteit, in Nederland uit contacten met Haagse autoriteiten inzake de diverse belangen van het Nederlandse volk. In de beginjaren werd op deze manier duidelijk dat een culturele doelstelling, zoals het ANV die voorstond, niet of nauwelijks los gezienkon worden van politieke activiteiten.
Cultuur en politiek bleken meer dan eens samen re gaan. Ook na de Eerste \il0'ereldoodog zou men hier meer dan eens mee worden geconfronteerd, meestal
in negatieve zin. De oorlog zelf tenslotte maakte het Verbond over
de gehele linie vleugellam. De diepgewortelde tegenstelling tussen activisten en passivisten ging de gehele verbondsarbeid domineren. De culturele benadering van de vlaamse zaak raakte steeds meer ondermijnd. In Nederland stelden d-e ledetr zich neurraal en in sommige ogen zelfs passief op mer betrekking tot Vlaanderen. Iedere bemoeiing met de interne aangelegenheden van België werd door het hoofdbestuur afgewezen. Enkelen die deze opstelling niet wilden accepreren traden uir en verenigden zich in de Dietsche Bond, welke de vormingvan een Groot-Nederland voor ogen stond. Het Verbond zelf bleef echter binnen de grenzen van de Nederlandse neutraliteitspolitiek. Dit gebeurde zeker niet puur uit overtuiging. Een andere opstelling korrlroo, h.t ÀNV, gelet op de financiële ond.rrt.rr-rrirr--g door de Nederlandse regering, waarschijnlijk de ondergang hebben betekend. Na afloop van de oorlog zat men daar overigens niet ver meer vandaan. De verbondsarbeid in Vlaanderen was gereduceerd tot nihil, van Nederland kon niet veel beters worden gemeld. De afzijdigheid die men aldaar had moeten betrachten had tot een scherpe afname van de activiteiten geleid, en zulks gedurende vier jaar. De vlaamsgezinden waren tijdens de oorlog geheel verdeeld geraakt
en van een eenheidsideologie was geen sprake meer. Het
ANV moest
aldus van
kelder tot zolder worden herbouwd. Dat werd dan ook de eerste zorg nahet verstommen van de overwinningsroes in Noord en Zuid. I
i'
i
/ir'1
;.i
72