5 - Kunst of Kitsch Film
Inleiding Multidisciplinair - 6
als extreem betiteld. Bij analyse van de beelden blijkt echter dat er weinig expliciet te zien is. het is slechts suggestie en bestaat vooral in het hoofd van de kijker. het postmoderne karakter zit onder andere in de voortdurende verwijzingen en citaten uit oudere films en tv-series. dat kan bestaan uit de casting waar hij bij voorkeur zijn persoonlijke helden uit het filmverleden voor neemt. Zo laat hij John travolta, acteur in Grease en Saturday Night Fever, weer dansen in Pulp Fiction. ook voor zijn filmmuziek put hij uit de hitlijsten van jaren terug. hij haalt visuele grappen uit door in een actiescène in Kill Bill plotseling over te schakelen op animatie in zwart-wit. het bloed en geweld zijn plotseling een stripverhaal. de hele plot van deze film is over the top en verwijst via de acteurs en de actie naar televisieseries uit de jaren 70. tarantino heeft ook een voorkeur om een verhaal op een niet-aristotelische manier te vertellen. hij wisselt zonder probleem van hoofdfiguur, een verwijzing naar hitchcock, monteert scènes niet chronologisch en zet daarmee de kijker regelmatig op het verkeerde been. Een film als Reservoir Dogs lijkt een nascholingscursus voor gevorderde regisseurs, zo knap wordt het verhaal filmisch verteld.
Film als strip Een van tarantino’s vrienden is de texaanse regisseur robert rodriguez die in 1992 El Mariachi maakt voor 7000 dollar, een onwaarschijnlijk laag bedrag. de film is een succes in Mexico en valt op: hollywood nodigt de regisseur uit voor een remake, Desperado in 1994. rodriguez maakt samen met tarantino enkele films in dezelfde nouvelle violence-stijl en wordt dan de regisseur van Sin City (2005). Sin City is een postmoderne film die qua inhoud, maar vooral qua beeldtaal en stijl een rechtstreekse verwijzing is naar het stripverhaal van frank Miller uit de jaren 90. stripverhalen verfilmen is dan al eerder gedaan met films als Batman en Spiderman, maar daar volgt de filmtaal en stijl de klassieke hollywoodfilm. in Dick Tracy (1990) probeert Warren Beatty het in een stripstijl, maar zonder veel succes. Sin City is overtuigender, erg succesvol en de film wint diverse prijzen. dit geeft andere regisseurs meer zelfvertrouwen. daaronder is Zack snyder die in 2006 het heldenepos 300 over de strijd van de spartanen tegen de perzen bij thermopylae verfilmt. ook dit is een strip van frank Miller. net als rodriguez verfilmt snyder niet alleen het verhaal maar hij gebruikt, geholpen door digitale technieken, ook de beeldtaal van Millers strip met succes.
6. Multidisciplinair Dit laatste hoofdstuk gaat over kunstuitingen waarbij disciplines zodanig met elkaar en met techniek ver vlochten raken dat ze niet meer los van elkaar kunnen worden gezien. Er wordt uitgebreid ingegaan op de meest ingewikkelde en technische kunstvorm van onze tijd: de speelfilm in alle vormen. Maar dit hoofd stuk besteedt ook aandacht aan die regisseurs die zich het liefst zo min mogelijk afhankelijk zien van de tech niek. Verder komen de nieuwe podia zoals social media en internet aan bod.
meer. in 2000 had niemand gehoord van Youtube of het meer artistieke Vimeo. nu zijn het internationale podia voor iedereen die meent iets te moeten delen met de rest van de wereld. net na de tweede Wereldoorlog waren die mogelijkheden er nog niet. film was er sinds 1934 wel in kleur, maar een zwart-witfilm bezoeken was ook nog heel gewoon. film zonder muziek of geluid is dan inmiddels vrijwel ondenkbaar. Een film maken is een heel gecompliceerd proces geworden. naast de bekende technieken zijn er de computeranimatie, 3d-techniek en speciale effecten bijgekomen.
Musical
Mix van technieken Verschillende kunst- en cultuuruitingen vallen onder de term multidisciplinair. Ze zijn een vorm van totaaltheater waar licht, geluid, decors, kostuums, dans, drama en muziek samenkomen. dat kan op de planken van een podium, op een locatie of op tv, internet of het witte doek. in alle gevallen komt er meer of minder techniek aan te pas en worden al die zaken geïntegreerd tot een geheel. Wat technisch mogelijk is, wordt met de dag
Musical is net als opera en operette een vorm van totaaltheater. in de musical zoals wij die nu kennen, komen verschillende disciplines bij elkaar: dans, zang, spel, muziek, vaak met spectaculaire aankleding, ingenieuze decors en betoverende belichting. deze theatervorm vindt zijn oorsprong in de revueachtige, extravagante vaudeville- en minstrelshows. die bestaan uit variété in losse scènes en sketches, aan elkaar geknoopt met een verhaal als rode draad. aan het begin van de jaren 50 komt deze populaire vorm van entertainment vanuit de Vs naar Europa. ook hier wordt het een succesverhaal. Broadway, de theaterstraat in new York, is de kraamkamer van deze theatervorm. succesvolle toneelstukken worden er
Boven: Q. Tarantino: Reservoir Dogs, 1991
Links: R. Wise: West Side Story, 1961
Midden: R. Rodriguez: Sin City, 2005
Boven: B. Lurmann: Moulin Rouge, 2001
Onder: Z. Snyder: 300, 2006
152
HISTORY Massacultuur
HISTORY Massacultuur
153
6 - Multidisciplinair Inleiding
Film Multidisciplinair - 6
producers in verschillende landen. de taal wordt aangepast, maar het verhaal, de liedjes, kostuums en decors blijven hetzelfde.
Rockopera
A. Webber: Scène uit The Lion King, 1997
P. Verhoeven: Soldaat van Oranje, filmstill, 2013
met wisselend succes bewerkt tot musicals. in eerste instantie zijn die producties vrolijke komedies die een happy end kennen. het publiek wil zich vooral amuseren en lachen om allerlei spitsvondigheden. My Fair Lady (1964), een bewerking van Pygmalion van George Bernard shaw, is een van de succesvolste musicals. Ze worden door hollywood verfilmd en bereiken zo een nog groter publiek. Er komt zelfs een aantal musicalfilms tot stand zonder dat die ooit in het theater hebben gespeeld, zoals Singing in the Rain (1954) met Gene Kelly. Een wat moderner voorbeeld is het wervelende Moulin Rouge (2001) van Baz luhrman. het is een postmoderne film die zich afspeelt in de negentiende eeuw, maar vol zit met allerlei popsongs en citaten uit de twintigste eeuw. Geleidelijk aan ontstaat er bij de makers ook belangstelling voor een wat serieuzere problematiek. West Side Story (1957) is een keerpunt in de geschiedenis van de musical. in deze productie wordt het Romeo and Julia-thema verplaatst naar de straten van new York. tony, lid van een jeugdbende, wordt verliefd op Maria, zus van een rivaliserend puertoricaans bendelid. dat levert naast een onmogelijke liefde wel tal van mogelijkheden tot gevarieerde muziek en dans op. de tweede grote vernieuwing is dat de spelers zelf acteren, zingen en dansen. in oudere musicals speelden de acteurs alleen hun personages, waarna dansers hun plaats innamen. Vervolgens keerden dan de acteurs weer terug. Een derde revolutie is de inzet van de klassieke componist leonard Bernstein en de balletchoreograaf Jerome robbins. hier vinden ‘hoge’ en ‘lage’ kunst elkaar in een postmoderne mix avant la lettre. de musical wordt zeer succesvol verfilmd door robert Wise in 1961. het publiek is om. opera, bij uitstek het muziektheater voor drama en tragedie, heeft hiermee een eigentijdse concurrent die steeds populairder wordt. de musical Miss Saigon (1970), een bewerking van puccini’s Madama Butterfly (1898) met een tragisch einde, wordt een wereldwijd megasucces. sommige hollywoodproducenten vinden film zelfs een geschikter medium voor musical dan het theaterpodium. Je kunt er dans en muziek perfect mee vast te leggen. alle acties die tijdens een liveshow nog wel eens mis gaan, kunnen
eindeloos worden overgedaan en in de montage worden samengevoegd tot een volmaakt resultaat. het succes van de musical is niet meer te stuiten. Vooral andrew lloyd Webber weet het genre wereldfaam te geven. Webber pakt de zaken commercieel aan: nog voordat de theaterproductie gestart is, lanceert hij enkele nummers om het publiek vertrouwd te maken met de muziek. hij zorgt daarmee voor herkenning en wekt ook nieuwsgierigheid voor de musical. die tactiek wordt ook nu op een wat andere manier toegepast door de producenten. Musicals worden geplugd door talentencompetities op tv. daar zitten grote voordelen aan. de musical krijgt op deze manier een aantal uren reclame. de kijkers kennen de hoofdrolspeler(s) al en vinden die sympathiek. Een deel van de liedjes is door de tv-show bekend en populair geworden net als bij andrew lloyd Webber. het publiek voelt zich ook betrokken bij de musical omdat ze hebben kunnen meestemmen op de kandidaten. Een musical produceren is een riskante onderneming door de grote investering in geld en mankracht. in de praktijk mislukken producties regelmatig. Voor succes moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de muziek gevarieerd zijn en daarmee voor een breed publiek aantrekkelijk, de tekst van de liedjes moet goed verstaanbaar zijn en dat maakt dat de muziek niet moet domineren, maar eenvoudig moet zijn. de liedjes moeten goed in het gehoor liggen en bovendien ook nog dansbaar zijn. dat is een hele serie eisen. dans in musicals heeft afrikaanse roots en wordt jazzdans genoemd. authentieke afro-amerikaanse dans mixt met invloeden uit de moderne dans en ballet, waardoor er voortdurend nieuwe swingende dansstijlen ontstaan, zoals modern jazz, die bij het publiek goed aanslaan. dat publiek komt ook voor show. spectaculaire decors of mooie decorwisselingen werken ook goed. Bij Soldaat van Oranje (2013) bijvoorbeeld draaien de toeschouwers verrassend om de decors heen. Kleurrijke en exotische kostuums, zoals in The Lion King (1997) zijn ook aan te raden. heeft een musical succes dan kan hij regelmatig opnieuw worden uitgebracht voor een generatie die er nog onbekend mee is. Zo blijven ze volle zalen trekken. succesvolle musicals worden als totaalpakket verkocht aan andere
154
HISTORY Massacultuur
de Britse rockband the Who maakt in 1969 met Tommy de allereerste rockopera. pete townshend, de gitarist en tekstschrijver van de band, schrijft het grootste gedeelte van deze voorstelling. het is een aaneengesloten verhaal dat gaat over het tragische leven van het doofstomme jongetje tommy. die blijkt briljant overweg te kunnen met de flipperkast. naast een album en een theaterproductie, komt er ook nog een verfilming van Tommy uit in 1975. na het succes van Tommy volgden er meer succesvolle rockopera’s waaronder The Wall van pink floyd in 1974. door middel van kostuums, muzikanten en decors worden de rockopera’s volledig gechoreografeerde shows.
conflict op de spits. (Je wilt de automaat te lijf met een bijl. Gelukkig komt de conciërge op het lawaai af.) na de climax volgt de afwikkeling, de ontknoping en of de moraal van het verhaal. (de conciërge maakt de automaat open voor je echte schade aanricht en je krijgt je blikje fris.) sommige regisseurs wijken af van deze regels wat verrassend werkt. Experimenten zijn bij grote studio’s echter niet populair. Ze werken met een storyboard gemaakt dat precies aangeeft hoe de scène vorm krijgt en wat er nodig is. als de film is geschoten, is er veel meer materiaal (twee- tot driehonderd uur) dan voor de eigenlijke film nodig is. uit dat materiaal kiest de editor samen met de regisseur de fragmenten die in de film komen. die worden vervolgens gecombineerd met geluid en score, de filmmuziek. ten slotte worden in de postproductie effecten toegevoegd als dat nodig is (zie bij cGi).
Cameravoering
Film film is een uitgesproken multidisciplinaire vorm van kunst en door de combinatie van geluid en beeld een uitstekende manier om een verhaal te vertellen. hoewel films worden toegeschreven aan de regisseur, is dat niet logisch. Een film ontstaat door de samenwerking van heel veel mensen, waar de regisseur er slechts één van is. film maken is kostbaar, de budgetten lopen wel in de honderden miljoenen. die moeten worden terugverdiend. Vandaar dat men de productie zo aanpakt dat er zo min mogelijk aan het toeval wordt overgelaten. Een succesvolle film verdient de productiekosten in veelvoud terug, maar een geflopte film kost de studio miljoenen dollars. de producenten bemoeien zich daarom actief met het maken van de film.
Het proces in grote lijnen Voor een film is een verhaal nodig dat meestal al bestaat in de vorm van een boek. dat wordt omgezet naar een filmscript of scenario (draaiboek) dat vervolgens wordt opgeknipt in scènes. daarbij wordt als regel een vorm van de aristotelische indeling gebruikt. die verloopt als volgt. Men start met de expositie: informatie over de held (ook wel protagonist: jij, dorstig en bijna blut met nog één euro) en de schurk (ook wel antagonist: een zoemende frisdrankautomaat). Vervolgens is er een conflict. Zonder conflict is er geen drama, geen spanningsboog en dus ook geen boeiende film. (Je stopt je laatste euro in deze automaat en er gebeurt niets.) hieruit volgt het motorisch moment. dat is een serie logische handelingen die voortvloeit uit het conflict. (Je slaat tegen de automaat, schopt er tegen en zegt minder nette woorden. dan ga je de conciërge halen, maar die is er tot overmaat van ramp niet.) uiteindelijk ontstaat een climax. nu loopt het
Bij de cameravoering, de manier waarop de camera wordt gebruikt, zijn de camera-afstand, beweging en het standpunt van belang. hoe iets uiteindelijk op het filmdoek in beeld wordt gebracht heet in de filmwereld kadrering. shots die veel gebruikt worden, zijn: totalshot, mediumshot en close-up. de cameraman kan kiezen om iets van boven te filmen, vogelvluchtperspectief, met een crane shot waarbij de camera aan een kraan hangt of zelfs vliegt, of van onderuit met een kikkerperspectief. ooghoogte is vanzelfsprekend ooghoogte ofwel neutraal perspectief. de camera kan meebewegen met de acteurs (dolly), of op een voertuig zijn gemonteerd. Een ‘pan’ (panorama) is een shot waarbij de camera meedraait. het meest gebruikt is de objectieve camera. de camera is een toeschouwer die niet aan de actie deelneemt. hij staat altijd op de goede plaats en ziet alles. de camera wordt nooit geraakt ook al staat hij midden in de actie. Een tweede variant is de subjectieve camera: de camera wordt gehanteerd alsof hij een van de acteurs is. Wat je op het scherm ziet, is wat het personage ziet. Je kijkt door zijn of haar ogen.
Crew bezig met een crane shot
HISTORY Massacultuur
155
6 - Multidisciplinair Film
Montage in de montage wordt de eigenlijke film gemaakt. de manier van cameragebruik en montage maakt die film uniek. Er zijn in grote lijnen twee verschillende soorten montagetechnieken te onderscheiden. de hollywoodmontage, uitgevonden door d.W. Griffith, waarin zo wordt gemonteerd dat de overgangen nauwelijks merkbaar zijn. de bedoeling is het maken van een perfecte illusie. daarnaast is er een russische montagevorm, uitgevonden door sergej Eisenstein. in deze zogenaamde attractiemontage wordt bewust zo gemonteerd dat er shockeffecten ontstaan. Een beweging naar boven wordt bijvoorbeeld afgewisseld met een naar beneden, of links met rechts. het doel van deze montagevorm is de kijker bij de les
Film Multidisciplinair - 6
te houden: je zit naar een film te kijken. Met de montage vertel je het verhaal. de kijker brengt het verband aan tussen de opeenvolgende beelden. als we een scène zien waarin een kleuter op een grasveld speelt en die scène wordt vervolgens voortdurend afgewisseld met een in het gras kruipende slang, dan maken onze hersenen daarvan dat het kind bedreigd wordt door dat dier. ook al zijn beide opnamen op verschillende dagen gemaakt en op plaatsen die honderden kilometers van elkaar liggen. dat verschijnsel heet het Kuleshov-effect, naar de russische wetenschapper die het onderzocht. het tempo van de montage en de combinatie van muziek en geluid zorgen samen voor de snelheid van de film. in films voor de tweede Wereldoorlog zijn honderden shotwisselingen gebruikelijk. tegenwoordig zijn het er duizenden. film is dus sneller geworden. na de introductie van de videoclip in de jaren 80 volgt filmmontage regelmatig het ritme van de filmmuziek en vinden beeldwisselingen heel snel plaats, om de paar seconden zelfs. in films als The Matrix (1999) lijken de actiescènes wel een choreografie op de filmmuziek. film is geleerd gedrag. saaie dingen worden overgeslagen. Je laat als regisseur niet zien dat iemand vijf minuten voor een lift staat te wachten, tenzij dat in het verhaal nodig is. Je springt soms uren en soms dagen en jaren vooruit. Je kunt zelfs terug in de tijd via de flashback en snel vooruit via een flash-forward. Buiten dat kan de regisseur spannende scènes nog eens versterken door die te vertragen: een slow motion. als je aan je verleden terugdenkt, gaat het beeld niet plotseling wiebelen of worden je gedachten zwart-wit. Bij film is dat soms wel het geval en gebruikt de regisseur het zodat het publiek weet dat het om een flashback gaat. Zo zijn er meer montageconventies.
De blockbuster Een heel succesvolle grote film die veel publiek trekt noemt men wel een blockbuster. om een film tot een succes te maken is de casting belangrijk: grote sterren trekken veel publiek en het is dus belangrijk om die te boeken. spectaculaire scènes of intense reclamecampagnes lokken het publiek ook naar de bioscoop. dit soort grote films wordt vanaf de jaren 80 door de studio’s ingezet om de strijd tegen de thuisbioscoop, de tv, te winnen. Massascènes en prachtige decors zien er op het grote scherm veel beter uit dan op het toch wat beperkte formaat van een tv thuis. Voorbeelden van blockbusters zijn Ben Hur, de Godfather-trilogie en de In de ban van de ring-trilogie.
Merchandising
Boven: Het Kuleshov-effect: links Alfred Hitchcock als voyeur en rechts dezelfde als lieve opa. Onder: Gebr. Wachowski: The Matrix, 1999
156
HISTORY Massacultuur
Bij grote publiekstrekkers proberen de studio’s extra inkomsten te krijgen door allerlei attributen te verkopen die betrekking hebben op de film. actiefiguren, t-shirts, eenvoudige gebruiksvoorwerpen en allerlei andere prullaria worden aangeboden. Bovendien worden de films zelf na enige tijd ook op dvd verkocht, vertoond
op filmkanalen en uiteindelijk uitgezonden op tv. Bij sommige producties levert de merchandising zelfs meer op dan de film zelf.
CGI (computer generated imagery) Menig bioscoopbezoeker realiseert zich niet dat animatie in veel films een steeds grotere rol speelt. de duizelingwekkende horden die op het witte doek ten strijde trekken, bestaan op de set slechts uit een tiental figuranten en acteurs. de rest komt uit de computer. Voor monsters en gedrochten in film is het vanzelfsprekend dat ze niet bestaan en dus kunstmatig moeten zijn. Maar voor bekendere levensvormen zoals mensen en dieren lijkt dat minder vanzelfsprekend. toch worden ook die steeds vaker digitaal gegenereerd. Vooral als de actie op het doek voor de betreffende deelnemer fataal zou worden, lijkt het verstandig een digitale dubbelganger in te zetten. al was het maar om geen conflict te krijgen met de vakbonden of de dierenbescherming. Zo sneuvelden in de film Ben Hur uit 1959 van William Wyler meer dan honderd paarden tijdens de opnamen van de beroemde race. dat zou nu, heel terecht, volslagen onmogelijk zijn. ook voertuigen zoals schepen, vliegtuigen en wagens, maar ook decors en soms hele landschappen bestaan in films uit enen en nullen. Ze zijn dus virtueel.
Hoe werkt dat? Voor mensen, dieren en monsters gaat het in grote lijnen als volgt. Een kunstenaar ontwerpt naar aanleiding van het script de gewenste figuren tot in detail in schetsen en tekeningen. als de regisseur en producenten tevreden zijn gaan de schetsen naar een 3d-kunstenaar. 3d betekent hier het computer-3d, niet de 3d-film. nu zijn er twee mogelijkheden. het gedrocht, dier of mens wordt in klei nauwkeurig driedimensionaal uitgevoerd. daarna wordt het model via een 3d-scanner in een digitale figuur omgezet. de andere mogelijkheid is dat de kunstenaar direct in een 3d-programma de betreffende figuur in ‘digitale klei’ bouwt.
De texture is de figuur naar wens, dan wordt vervolgens een geschikte huid aangebracht op alle verschillende onderdelen zoals kleding, haar, huid, ogen, tanden etc.: de texture (Engels voor textuur). dat is een precisiekarwei want een texture reageert op licht. het ziet er hard en glad uit als metaal of zacht en fluwelig als een perzik. Een foute texture en de illusie van echtheid is weg. ingewikkelde textures betekenen veel rekenkracht voor de computer. naarmate computers in de afgelopen tijd krachtiger werden, zijn ook de computerwezens ingewikkelder geworden. Waren vroeger alle wezens glad met weinig detail zoals Toy Story (1995), nu hebben wezentjes haar, veren en dons zoals in Ice Age (2002).
Boven: J. Camaron: Avatar, 2009 Miidden: Ontwerp CGI-figuur Onder: Ontwerp CGI-figuur met ‘textures’
De animatie de volgende stap is het aanbrengen van een bewegingsskelet. hoe nauwkeurig dat gaat, is afhankelijk van de rol van de figuur. op afstand kan dat tamelijk grof, maar in een close-up moeten alle gezichtsspieren, ogen en oogleden heel nauwkeurig en realistisch bewegen. HISTORY Massacultuur
157
6 - Multidisciplinair Film
Je elleboog- of kniegewricht kan bijvoorbeeld maar een beperkt aantal bewegingen uitvoeren. Voor een digitale figuur bestaan die beperkingen niet. de animator moet ze dus allemaal aanbrengen. Vervolgens wordt de figuur geanimeerd. ook hier zijn er twee mogelijkheden. Een acteur, menselijk of dierlijk, wordt volgeplakt met markeerpunten op de belangrijkste gewrichten en voert vervolgens de gewenste actie uit. die wordt opgenomen door een camera en via de markeerpunten wordt de beweging gedigitaliseerd in een computerbestand. deze ‘gevangen’ beweging kan vervolgens worden overgezet op het digitale skelet. de computerfiguur beweegt nu exact hetzelfde als de acteur. deze techniek heet motion-capture. Bij levensgevaarlijke, halsbrekende toeren werkt dat natuurlijk niet. in dat geval moet een animator de figuur beeld voor beeld animeren.
Film Multidisciplinair - 6
Inpassen
halen wel de cultstatus. Raise the Red Lantern (1991) van Zhimou Yang opgenomen in communistisch china is een goed voorbeeld. ook films die visionair blijken te zijn, zoals Blade Runner (1982), brengen het tot cultfilm. daarnaast halen films die heel eigenzinnig gemaakt zijn en alle filmregels negeren of er een spelletje mee spelen, de cultstatus wel. Monty Python’s Life of Brian (1971) is daarvan een voorbeeld. Van een wat jongere datum is Le Fabuleux Destin d’Amelie Poulain (2001) van Jeanpierre Jeunet. Jeunet maakt een succesvolle hollywoodproductie en is hierdoor financieel in staat een film te maken zonder bemoeienis van buitenaf door geldschieters. naast eigenzinnig kleurgebruik, breekt de regisseur met vaste regels in de filmwereld en doet alles wat ‘not done’ is. de film wordt als oninteressant bestempeld door de directeur van het filmfestival te cannes en Jeunet stuurt hem dus niet in. het publiek denkt er anders over. de film wordt een internationaal kassucces en wordt bekroond met vier césars en krijgt bovendien vijf academy award-nominaties.
Bij het maken van de filmopnamen draait op de set een extra camera met computer mee. die registreert de lichtval en het standpunt van de echte camera’s. dat is nodig omdat het moet lijken alsof de animaties in dezelfde grootte en vanuit dezelfde hoek zijn opgenomen als de echte beelden. ook moeten de schaduwen en lichtval identiek zijn, anders ziet het er vreemd uit. cGi-beelden worden altijd achteraf, in postproductie, ingevoegd. dat geldt ook voor ingewikkelde decors, explosies, vulkaanuitbarstingen, mist, rookwolken en vaak ook sneeuw of regen. Voor acteurs zijn cGi lastig. Ze staan in een decor dat grotendeels bestaat uit groen doek in plaats van een echt decor. Ze moeten vervolgens over gaten springen die er niet zijn, afwezige explosies ontwijken en vechten of spreken tegen niet bestaande tegenstanders. daarom worden hiervoor soms stand-ins gebruikt die later uit de opnamen worden gewist. de cGi-techniek maakt na de jaren 90 van de vorige eeuw grote producties mogelijk die vanwege de kosten anders niet te realiseren zijn. Verdwenen genres als historische spektakels, sciencefiction en fantasy wordt hierdoor nieuw leven ingeblazen. dezelfde techniek wordt ook gebruikt om computerspellen te maken.
Dogma
De kleine film hollywood domineert na de tweede Wereldoorlog de film-industrie. het italiaanse neorealisme en de franse nouvelle Vague zijn het Europese antwoord hierop (zie hoofdstuk 3). ook later blijft er ruimte voor ‘kleine’ films, die overigens ook een fors budget hebben. Ze worden meestal buiten hollywood om in andere landen gemaakt. ook komt het wel voor dat een regisseur zich wil onttrekken aan de invloed van de grote studio’s. als geldschieters bemoeien die studio’s zich rechtstreeks met de film en ze aarzelen niet om wezenlijke zaken te veranderen tegen de wil van de regisseur in. Vandaar dat soms een directors cut van een film verschijnt. dat is de film zoals de regisseur hem bedoelde.
Arthousefilms
Boven: Motioncapture: Boven de acteurs met sensors, onder het effect in de filmscène. Onder: Motioncapture
158
HISTORY Massacultuur
tegenover de grote productie staat de arthousefilm. dat zijn films waarbij het kunstzinnige belangrijker is dan het commerciële. door het hoge artistieke gehalte trekken ze echter maar een beperkt publiek. de financiering komt door subsidies, steunfondsen en een enkele keer door crowdfunding tot stand. acteurs werken wel belangeloos of tegen een geringe vergoeding mee en de set wordt veelal bemand door vrijwilligers. het is voor onbekende en buitenlandse regisseurs de springplank naar grotere bekendheid. Een arthousefilm groeit een enkele keer uit tot een cultfilm. de films draaien vooral in filmhuizen; in de grote theaters zijn ze niet te zien. Guillermo del toro (Pan’s Labyrinth, 2006), alejandro amenábar (Agora, 2009) en david lynch (Mulholland Drive, 2001) zijn regisseurs
Boven: G. del Toro: Pan’s Labyrinth, 2006 Midden: R: Scott: Blade Runner, 1982 Onder: L. H. Martinson: Batman, 1966
die hun naam vooral hebben opgebouwd met dit type film. het komt regelmatig voor dat een succesvolle arthousefilm in hollywood opnieuw wordt geproduceerd met een veel ruimer budget en soms met een aangepast script dat meer gericht is op het grote publiek.
Cultfilms cultfilms zijn films die door hun artisticiteit of controversiële inhoud een bijzondere status hebben gekregen bij een groep fans. Vooraf valt niet te voorspellen of een film de cultstatus zal bereiken. het kunnen producties zijn die met een gering budget toch een film met veel impact hebben gecreëerd zoals Easy Rider (1969) van dennis hopper. ook films die onder moeilijke, politieke omstandigheden tot stand zijn gekomen,
dogma is een beweging van scandinavische regisseurs die onder leiding van lars von trier in 1995 een manifest opstellen. het artistieke gehalte van film lijdt volgens hen onder de technische vooruitgang. niet alleen kan iedereen met een videocamera doen wat hij wil, maar hollywood kan door de techniek perfecte illusies scheppen. dat heeft volgens hen slechts sensatiezucht en effectbejag tot gevolg. dogma is het artistieke antwoord hierop. regisseurs die het manifest tekenen, beloven alleen met handcamera’s te werken op locaties zonder decors of attributen. het geluid mag nooit los van het beeld tot stand komen. de film moet een kleurenfilm zijn en speciale belichting is niet toegestaan. optische effecten en filters zijn verboden. films mogen geen oppervlakkige actie bevatten. films zijn in het hier en nu en genrefilms zijn onacceptabel. Verder mag de regisseur niet als regisseur genoemd worden op de aftiteling. de beweging maakt een aantal opzienbarende arthousefilms. de belangrijkste is Festen (1998) van thomas Vinterberg die op onthutsende wijze een thema als incest aan de kaak stelt. de beweging heft zichzelf weer op in 2005. de directheid van de films en de beweeglijke beelden van de handcamera beïnvloeden latere filmmakers.
Camp camp is film die zo overdreven, kitscherig, slecht, clichématig of stompzinnig is, dat hij daardoor weer leuk wordt. camp wordt slechts door een beperkt publiek grappig gevonden en vooral gedraaid tijdens festivals zoals de Week van de Horror. Vooral door de postmoderne opvattingen over cultuur, waarin het verschil tussen hoge en lage cultuur verdwijnt, is camp populairder geworden. de oorspronkelijke Batmanserie en de bijbehorende film uit de jaren 60 zijn camp. HISTORY Massacultuur
159
6 - Multidisciplinair Media
Muziek Multidisciplinair - 6
Animatiefilm animatiefilms zijn net zo oud als de film zelf. Er zijn verschillende technieken die soms door elkaar worden gebruikt. Klassiek zijn de met de hand getekende beelden op transparante folie. die worden op een achtergrond gelegd of digitaal over de achtergrond geprojecteerd. om een vloeiende animatie te krijgen zijn vijfentwintig beelden per seconde nodig, waarbij ieder beeldje net wat verandert ten opzichte van het voorgaande beeld. ieder beeldje moet apart worden getekend, ingekleurd en gefotografeerd. het is een tijdrovende techniek die nog maar door weinig mensen wordt toegepast. Een van de eerste grote animatiestudio’s die zo werkten, was die van Walt disney. Sneeuwwitje (1937) is een bekende speelfilm uit hun studio. Meer eigentijds is Spirited Away (2001) van hayao Miyazaki die ook op deze manier is gemaakt. Een andere veelgebruikte manier die bijna even veel tijd kost, is de stop-motiontechniek. daarbij worden de figuren geboetseerd van een flexibel materiaal zoals plasticine. Ze worden in de scène opgesteld en gefotografeerd. Vervolgens verandert men voor iedere nieuw beeld de figuren een klein beetje van houding of uiterlijk. natuurlijk kan ook met andere materialen worden gewerkt. stop-motion is in principe driedimensionaal tegenover de tweedimensionale getekende film. Tim Burtons Corpse Bride (2005) is een voorbeeld evenals Wes Andersons Fantastic Mr. Fox (2009) studio’s maken het meest gebruik van cGi (computer Generated imagery) om de figuren op de computer te modelleren en te animeren. soms met de hand, soms met motion-capture (zie bij cGi) en soms door key-framing. Bij dat laatste bepaalt de animator de starthouding en plaats in beeld a. Vervolgens doet hij hetzelfde voor de eindhouding in beeld B. de tussenliggende beelden worden vervolgens door de computer uitgerekend. ook de achtergrond is helemaal in de computer opgebouwd. Beroemde animatiefilms als de Toy Story-serie (lee unkrich, 1995-2003) en UP (pete docter en Bob peterson, 2009) zijn met deze techniek geproduceerd.
in 1999 wordt het bewerkt tot een toneelstuk en drie jaar later tot een succesvolle speelfilm. Ja Zuster, Nee Zuster is de opmaat voor meer soortgelijke programma’s, zoals Het schaep met de vijf poten in 1969, een komische, muzikale soap rondom een amsterdams buurtcafé. ook hier tekent harry Bannink voor de muziek, maar nu zijn de teksten van Eli asser. Het schaep is eveneens erg succesvol en ook hier komt er in de periode van 2006 tot 2013 vier opvolgers, die het allemaal goed doen. deze versies kennen wel nieuw geschreven teksten, maar gebruiken bestaande melodieën. dat maakt ze voor het publiek gemakkelijk herkenbaar, iets wat zeker meewerkt aan de populariteit. in alle series zijn de personages enigszins stereotiep en ‘over the top’, wat het komische karakter nog versterkt. de gebeurtenissen bestaan uit uitvergrotingen van herkenbare problemen en een grote hoeveelheid grappige misverstanden.
TVseries Een tv-serie is een reeks op elkaar aansluitende episodes van een verhaal. in tegenstelling tot soap lopen ze een of meer seizoenen en houden dan op. Ze zijn meestal met veel meer geld en dus mogelijkheden gemaakt. Er figureert altijd een aantal vaste hoofdpersonen, maar er zijn veel gastoptredens en soms nieuwe vaste deelnemers voor een of meer seizoenen. het genre bestrijkt drama, komedie en alles wat daar tussenin zit. omdat het om kostbare producties gaat,
Media
Boven: H. Myazaki: Spirited Away, 2001 Midden boven: W. Anderson op de set van Fantastic Mr. Fox, 2009 Midden onder: P. Docter e.a.: Up, 2009 Onder: A.M.G. Schmidt: Ja zuster, nee zuster, 1966
160
HISTORY Massacultuur
als in 1966 veel nederlandse huishoudens een televisie bezitten, begint er een nieuw tijdperk in de amusementsindustrie met de start van de serie Ja Zuster, Nee Zuster. het programma is een muzikale komedie rondom de verwikkelingen in een rusthuis. Elke aflevering is goed voor een paar liedjes en soms een dansje, waarvan een groot aantal meer dan veertig jaar na het ontstaan nog bekend is. annie M.G. schmidt tekent voor de teksten en harry Bannink voor de muziek. hij is een meester in het schrijven van liedjes die in het gehoor blijven hangen. het programma is een daverend succes.
S. Sveistrup: The Killing, 2008
wordt er wel vooraf een pilot gemaakt. dat is een lange eerste aflevering die het verhaal en de personages moet introduceren bij de kijker. slaat deze pilot aan bij het publiek dan wordt de serie gestart. nederlandse tv-series beperken zich meestal tot niet meer dan een aflevering of tien. succesvolle tv-series in de Vs lopen echter meerdere seizoenen met ieder tien tot twaalf afleveringen per seizoen. in sommige tv-series zit een doorlopende verhaallijn. iedere aflevering is kan apart bekeken worden, maar de cliffhanger aan het einde maakt dat je de volgende aflevering toch wilt zien. andere series bieden alleen afgeronde verhalen aan per aflevering. Er is geen of nauwelijks een doorlopende verhaallijn, alleen de hoofdpersonages zijn iedere keer hetzelfde. Een voorbeeld daarvan is de jarenlang lopende sciencefictionserie Startrek. de uitzendfrequentie van een serie is lager dan die bij soaps: als regel eenmaal per week.
Muziek Filmmuziek al vrij snel na de uitvinding van de film begint men bijbehorende muziek te componeren. Muziek moet vooral de actie ondersteunen en de emoties dramatischer maken. de stomme films werden destijds vaak begeleid met livemuziek van een pianist. Eind jaren 20 doet de geluidsfilm zijn intrede. Vooraf gemaakte muziek kan voortaan aan films worden toegevoegd. Makers realiseren zich welke grote invloed muziek kan hebben. Max steiner, componist van maar liefst 300 hollywoodfilms vindt dat muziek een signaalfunctie moet hebben. Via de muziek kun je op een onopvallende manier aankondigen dat er iets spannends staat te gebeuren. Muziek kun je ook gebruiken als onderliggend patroon voor het ritme in de beeldwisselingen en kan gebruikt worden om het verloop van de gebeurtenissen te accentueren. Zo worden muziek en film een eenheid die heel sterk werkt. de muziek kan de kijker informeren over de personages, emotie, omstandigheden en sfeer. filmmuziekcomponisten hebben het leidmotief overgenomen van de opera. dat is een muzikaal thema dat wordt verbonden met een personage. iedere keer als dat in beeld komt, of op een ander manier van belang is in het verhaal, speelt dat thema. daardoor worden de figuren heel herkenbaar voor het publiek. door de melodie van het thema weet je als kijker onbewust al dat het bijbehorende personage kwaadaardig is of juist niet. Bovendien kan door de klankkleur en manier waarop het leidmotief gespeeld wordt ook iets over de stemming van de acteur worden overgedragen. filmmuziek wordt meestal later toegevoegd aan de scène. het kan echter ook in het verhaal zijn opgenomen omdat op de achtergrond een radio aan HISTORY Massacultuur
161