Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
6
Diagnostisch materiaal
ADHD Monitor Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen Andere psychometrische kenmerken Beoordeling/ervaring Andere informatie
Van Dyck L. en Walgraeve T. in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting, ZitStil, Vrije CLB Koepel en Prof. Roeyers H. 1. Aanmeldingssignalen in kaart brengen bij vermoeden van ADHD. 2. Adviezen formuleren en de leerling opvolgen. Per signaallijst is er een suggestiefiche waarin adviezen staan voor leerkracht(en) en ouder(s), enkel de fiches van toepassing worden gebruikt. Uitgebreide vragenlijst die leerling breed in kaart brengt. De vragenlijst bevat 5 delen: 1 informatie over het aangemelde kind/jongere en het gezin; 2 reden van aanmelding en vragen voor diagnostiek; 3 huidige situatie of functioneren; 4 ontwikkeling van kind/jongere: voorgeschiedenis; 5 gegevens van andere hulpverleners of specialisten. Deel 3, 4 en 5 voor de leerkrachten bevatten andere rubrieken nl. huidig functioneren, relevante informatie uit het verleden en genomen maatregelen en schoolgegevens die relevant zijn voor de toekomstige schoolsituatie. Er zijn vijf verschillende signaallijsten, nl. lichamelijk functioneren, werkhouding en taakgedrag, cognitief of intellectueel functioneren, sociaal-emotioneel en psychisch functioneren en tenslotte leervoorwaarden en schoolse vaardigheden. De webapplicatie (www.ADHD-monitor.be) bevat een elektronisch volgsysteem met alle items van de signaallijsten. Het volgsysteem bevat een analyseblad waarop de DSM-IV kenmerken uit de signaallijsten worden geabstraheerd. De ADHD-monitor kan de diagnose-stelling echter nooit vervangen. Leerlingen uit kleuter en lager onderwijs. Zowel ouders als leerkracht vullen een intakevragenlijst in, die elektronisch kan ingegeven worden Duur: 30’ à 45’ De signaallijst kan op 4 verschillende momenten in de schoolloopbaan van de leerling worden afgenomen: 3de kleuter, 1ste leerjaar, 3de leerjaar en 5de leerjaar. Deze signaallijsten zijn bedoeld om samen ingevuld te worden met ouder(s) en leerkracht(en). Op deze manier kan het functioneren van het kind op verschillende terreinen en in verschillende contexten in kaart brengen. Geen Niet van toepassing
Prodia-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde De auteurs hechten eraan dat de gebruiker kennis heeft van handelingsgerichte diagnostiek alvorens hij dit instrument benut.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
246
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Autisme- en Verwante stoornissenschaalZ-revisie (AVZ-R) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Kraijer D., Swets, Lisse, 1999
De aanwezigheid van een pervasieve ontwikkelingsstoornis inschatten bij personen met een verstandelijke beperking. Resulteert in drie mogelijkheden: 1. geen pervasieve ontwikkelingsstoornis (score 0-6), 2. twijfel (score 7-9), 3. aanwezigheid van pervasieve ontwikkelingsstoornis (score 1019). De AVZ-R bevat 12 items die een gedrag beschrijven. Het gaat steeds om gedrag dat minder frequent/minder volledig of juist vaker/sterker voorkomt bij personen met een verstandelijke beperking mét een pervasieve ontwikkelingsstoornis dan zonder pervasieve ontwikkelingsstoornis. Volgende domeinen worden beoordeeld: - contact met de volwassene - contact met leeftijdsgenoten / niveaugenoten - taal en spraak - overig gedrag (bijv. zich uitkleden) Voor de scoring gebeurt een telling van de plus-scores per kolom. Na een weging worden de scores opgeteld tot de algemene AVZR-score. Kinderen, jeugdigen en volwassenen van 2 - 70 jaar met een licht, matig, ernstig of diepe verstandelijke beperking Individuele afname. Duur: 10 – 25 min De AVZ-R schaal wordt bij voorkeur ingevuld door professionele werkers die vertrouwd zijn met ASS, het doen en laten van mensen met een verstandelijke beperking en beschikken over voldoende recente informatie over de te beoordelen persoon. In de praktijk voldoen psychologen, orthopedagogen, artsen (psychiaters), specifiek werkende begeleid(st)ers, leerkrachten en maatschappelijk werkers aan deze eisen. De AVZ-R is gericht op het huidige gedrag. De directe medewerking van de te beoordelen persoon is niet nodig. COTAN beoordeling 1995 van normen: goed Genormeerd op basis van de resultaten van 1230 Nederlandse onderzoekspersonen met een verstandelijke beperking. Geen Vlaamse normen beschikbaar. COTAN beoordeling in 1995: Uitgangspunten bij testconstructie: goed Kwaliteit van het testmateriaal/ de handleiding: goed Kwaliteit van de normen: goed Betrouwbaarheid: goed Interne consistentie: .80, Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: .81; stabiliteit (6 maanden): .81 Validiteit: Begripsvaliditeit: goed Criteriumvaliditeit: voldoende Vergelijking met klinische classificatie van professionelen op basis van DSM-III-R: > 90% correct geklasseerd.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
247
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Beoordeling/ervaring Andere informatie
PRODIA-beoordeling: 2de keuze
248
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Autisme-kijkwijzer
Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen Andere psychometrische kenmerken Beoordeling/ervaring Andere informatie
Jennes A. (red.) en Coördinatie-Stuurgroep Autisme, Vlaams Verbond van het Katholiek Buitengewoon Onderwijs, Autisme Kijkwijzer, Garant, 2004, p 67 ev. Zelfevaluatie over het adequaat tegemoetkomen aan de zorgvragen van autistische kinderen, met het doel handvatten aan te reiken voor verbetering. Versie voor Buitengewoon Onderwijs Deel 1: Educatief programma (vragen over kwaliteit beginsituatieanalyse, opstellen individueel handelingsplan, autismewerking binnen algemene schoolwerking, onderwijsmethoden, leeromgeving, evaluatie en follow-up) Deel 2: Algemene kenmerken van de autismewerking en middelen ter ondersteuning (vragen over samenwerking en ondersteuning gezin, sociale integratie in het onderwijs, begeleiding overgangen, begeleiding probleemgedrag, samenwerking met andere diensten, personeel van de autismewerking en evaluatie van de autismewerking in zijn geheel) Versie voor GOn-begeleiders Deel 1: Educatief programma (vragen over kwaliteit beginsituatieanalyse, uitwerken individueel handelingsplan, autismewerking binnen algemene schoolwerking, begeleidingsmethoden, leeromgeving, evaluatie en follow-up) Deel 2: Algemene kenmerken van de autismewerking en middelen ter ondersteuning (vragen over samenwerking en ondersteuning gezin, sociale integratie in het onderwijs, begeleiding overgangen, begeleiding probleemgedrag, samenwerking andere diensten, personeel van de autisme-GON-werking en evaluatie van de autisme-GON-werking in zijn geheel) Auti-leerkracht en auti-teams in bijzonder onderwijs, Gonbegeleider en teams in gewoon onderwijs 3 fasen: individuele evaluatie – groepsevaluatie – accenten en prioriteiten communiceren met de directie Nadruk op discussie en overleg, dus vergt wat tijd (kan eventueel in verschillende stukken afgenomen worden) Beoordeling op vijfpunten-schaal: 0 (niet) – 1 (minieme mate) – 2 (zekere mate) – 3 (grote mate) – 4 (voor alle ASS-lln.), er is tevens een kolom voorzien voor commentaren en om aan te geven of je op dat vlak een positieve dan wel negatieve evolutie verwacht Niet van toepassing De criteria zijn gebaseerd op de Autism Program Quality Indicators van de University of the State of New York. Het instrument werd vervolgens getest in en afgestemd op een Vlaamse context. PRODIA-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde Het boek bevat een print van de vragenlijsten + een Cd-rom met de vragenlijsten
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
249
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Autismespecifieke Kwaliteitsevaluatie (ASKe) Doel
Beschrijving
Doelgroep
Afname
Normen Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Ontworpen door de Vlaamse Vereniging Autisme Gratis te downloaden op www.autismevlaanderen.be Instrument om de autismespecifieke kwaliteitskenmerken van voorzieningen te peilen met het doel voorzieningen ertoe aan te zetten na te denken over de kwaliteit van hun dienstverleningsaanbod ten aanzien van personen met ASS en uiteindelijk tot optimalisering van het aanbod te komen. Deel 1: algemene criteria (voor alle types van voorzieningen/scholen waarop mensen met ASS een beroep doen) 11 criteria ondergebracht in vier inhoudelijke thema’s: Personeel Samenwerking met en ondersteuning van betrokkenen Autismespecifieke aanpassingen Beleid van de organisatie Deel 2: lijst met criteria apart voor BO-scholen, dagcentra, residentiële voorzieningen, MPI’s en revalidatiecentra. 11 tot 14 criteria ondergebracht in vier inhoudelijke thema’s: Individueel handelingsplan Persoonlijke ontwikkeling Emotioneel en sociaal welzijn Fysiek welzijn Aparte versie voor GOn-begeleiders. Per evaluatiecriterium (dus voor verschillende indicatoren) worden twee vragen gesteld: - Hoe komen deze indicatoren tot uiting in de organisatie? - Is er een ontwikkelingsbehoefte op vlak van deze indicatoren? In de eerste plaats residentiële voorzieningen, dagcentra, medisch-pedagogische instituten, scholen voor buitengewoon onderwijs, revalidatiecentra en GOn-begeleiders waarbij mensen met ASS terecht kunnen. Als inspiratiebron bruikbaar voor voorzieningen of scholen die niet onmiddellijk in bovenvermelde categorieën thuishoren. De voorziening of school weegt zijn ondersteunings- en/of onderwijsaanbod af ten aanzien van de aangegeven criteria op een kwalitatieve manier (schriftelijke neerslag van wat voorhanden is op het vlak van elk evaluatiecriterium). Te gebruiken in het kader van zelfevaluatie en/of wederzijdse evaluatie. Niet van toepassing, er worden bewust geen “normen” gebruikt, zodat de indicatoren ruimte laten voor eigenheid. De criteria zijn gedeeltelijk gebaseerd op de standaarden van het Accreditation Programme van de National Autistic Society en op de Autism Program Quality Indicators van de University of the State of New York. Het instrument werd vervolgens getest in en afgestemd op een Vlaamse context. PRODIA-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
250
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis B², Omgaan met autisme . Instrument voor zelfreflectie Doel
Beschrijving Doelgroep Afname Normen Andere psychometrische kenmerken Beoordeling/ervaring Andere informatie
Degrieck S., Autisme centraal, 2001
Met deze vragenlijst kan de eigen communicatiestijl ten aanzien van 1 of meerdere mensen met autisme nagaan worden. Tevens of het ganse team op dezelfde manier communiceert. B² bevat 2 handleidingen, 5 vragenlijsten en een syntheseblad van waaruit dan actiepunten kunnen worden geformuleerd Professionelen onderling: leerkrachten, begeleiders, therapeuten, opvoeders … Niet van toepassing Niet van toepassing
PRODIA-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde
251
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Beck Depression Inventory, Second Edition, Nederlandse versie (BDI-II-NL) Doel
Beschrijving
Nederlandse bewerking door Does, A.J.W. (2002) van de Beck Depression Inventory-II van A.T. Beck, R.A. Steer en G.K. Brown (1998) Pearson, Amsterdam De BDI-II wordt gebruikt voor het meten van de ernst van een depressieve stoornis. Met de BDI-II kan geen diagnose gesteld worden. Potlood papier test. Het instrument is een zelfrapportage-vragenlijst voor het meten van de ernst van een depressie bij volwassenen en adolescenten. Het wordt gebruikt voor het beoordelen van depressieve symptomen die overeenkomen met de DSM-IV-criteria voor depressieve stoornissen. De cliënt kruist vervolgens zelf bij elk item die uitspraak aan die het best beschrijft hoe hij zich de afgelopen twee weken gevoeld heeft. Eventueel kan de vragenlijst mondeling worden afgenomen.
Doelgroep Afname
De BDI-II-NL is onderverdeeld in drie dimensies: Affectief (5 items), Cognitief (7 items) en Somatisch (9 items). De totale vragenlijst bestaat uit 21 items die elk weer uit vier uitspraken bestaan. 1. Somberheid, verdriet 2. Pessimisme 3. Mislukkingen 4. Verlies van plezier 5. Schuldgevoelens 6. Gevoel gestraft te worden 7. Afkeer van zichzelf 8. Zelfkritiek 9. Suicidale gedachten of wensen 10. Huilen 11. Agitatie, onrust 12. Verlies van interesse 13. Besluiteloosheid 14. Waardeloosheid 15. Energieverlies 16. Verandering in slaappatroon 17. Prikkelbaarheid 18. Verandering van eetlust 19. Concentratieproblemen 20. Moeheid 21. Verlies van interesse in seks Volwassenen en adolescenten ouder dan 13 jaar. Afname duurt ongeveer 5-10 minuten. Patiënten met een ernstige depressieve of obsessieve stoornis kunnen meer tijd nodig hebben. Elk item wordt gescoord op een vierpuntsschaal die van 0 tot 3 loopt. Cliënten wordt gevraagd om de meest karakteristieke uitspraak te kiezen die het beste beschrijft hoe men zich de afgelopen 2 weken voelde. De totaalscore komt tot stand door de antwoorden van de 21 items bij elkaar op te tellen. Handmatige scoring en interpretatie
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
252
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
nemen ook ongeveer 5 minuten in beslag. Vergelijking van de totaalscore of de score op de drie dimensies met de gemiddelde scores, medianen en decielscores van 260 psychiatrische patiënten en 505 controlepersonen uit voornamelijk de regio Leiden en de Randstad (1999-2001). Afkapscores voor het vaststellen van de ernst van de depressie (minimaal, licht, matig ernstig of ernstig) werden ontwikkeld op basis van patiënten van de universiteit van Pennsylvania. Het interpreteren van de totaalscore moet door een psycholoog, psychiater of gedragstherapeut met de juiste klinische training en ervaring gedaan worden. Daarbij moet extra gelet worden op item 2 (Pessimisme) en item 9 (Suïcidale gedachten of wensen) als indicatoren voor risico op suïcide. Ook is het belangrijk dat de professional het algehele patroon van depressieve symptomen dat de patiënt rapporteert onderzoekt. Normen van 2001. COTAN beoordeling in 2004: onvoldoende Normen niet representatief en/of de representativiteit is niet te beoordelen. 260 psychiatrische patiënten en 505 controlepersonen uit voornamelijk de regio Leiden en de Randstad (1999-2001). Betrouwbaarheid: goed Interne consistentie is hoog met alpha = 0.92 voor de patiëntengroep en alpha = 0.88 voor de controlegroep Hertest-betrouwbaarheid was hoog: r = 0.82 (p < 0.001) Validiteit: Begripsvaliditeit: voldoende Criteriumvaliditeit: onvoldoende wegens te weinig onderzoek PRODIA-beoordeling: 2e keuze
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
253
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Beoordeling van Schoolgedrag (SCHOBL-R) Doel
Bleichrodt N., Resing W., Zaal J., Swets, Lisse, 2000
Beschrijving
SCHOBL-R bestaat uit 4 factorschalen met 13 gedragsschalen: - Extraversie met de gedragsschalen terughoudend/ongeremd, gesloten/vrijpostig, volgzaam/bazig en zelfonderschattend/zelfoverschattend. - Werkhouding met de schalen ongehoorzaam/gehoorzaam, ongeconcentreerd/geconcentreerd, gemakzuchtig/ambitieus en impulsief/weloverwogen. - Aangenaam gedrag met de schalen onbehouwen/voorkomend, egoïstisch/onzelfzuchtig en kil/meevoelend. - Emotionele stabiliteit met de schalen onevenwichtig/onbewogen en zwaartillend/onverschillig. Kinderen van 4-11 jaar Er zijn twee parallelle vormen (A en B) met elk 52 bipolaire items, bijv.: 'Praat honderd uit 3, 2, 1 - 1, 2, 3 Zegt geen woord'. De leerkracht kruist aan welke uitspraak in welke mate het gedrag van de leerling het meest typeert.
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Meten van sociaal-emotionele ontwikkeling.
Vlaamse normen van de Lessius Hogeschool /Thomas More Antwerpen (Bos A. en De Cleen W.) berekend op 1410 leerlingen uit de verschillende onderwijsnetten en provincies. Betrouwbaarheid: Interne consistentie: tussen .64 en .94 Validiteit: De validiteitsgegevens liggen in het verlengde van de Nederlandse gegevens. COTAN –beoordeling in 1998 van Nederlands standaardisatieonderzoek in 1992: Betrouwbaarheid: voldoende Begripsvaliditeit: goed Criteriumvaliditeit: voldoende PRODIA: 1ste keuze Vlaamse normering is een supplement bij de handleiding.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
254
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Beter samen Doel
Beschrijving
Doelgroep
Afname Normen Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Schiltmans C. en Vermeulen P., Vlaamse Dienst Autisme, Vlaamse Vereniging Autisme, 1998 Werkinstrument om de samenwerking tussen ouders en dienstverleners van kinderen met ASS te inspireren, vorm te geven, te bevragen en te evalueren. Met formulieren om in een minimum van tijd maximale informatie over het kind door te geven aan babysit, leerkrachten, opvoeders, enz. “Beter samen” bevat drie onderdelen die samen gebruikt moeten worden: -handleiding -werkboek “Samenwerking op maat” -werkboek “Het deskundig verslag” (invuldocument door ouders en/of dienstverleners over verschillende gebieden van functioneren van het kind) communicatie (over hoe gecommuniceerd wordt met het kind en wat het begrijpt) zelfstandigheid (lijst van handelingen waarop aangeduid wordt in welke mate het kind het zelfstandig kan) vrije tijd sociaal gedrag maatschappelijk functioneren werken en leren seksualiteit en relaties medicatie eten en drinken slapen aanvullende informatie In de eerste plaats gericht op ouders van kinderen met ASS, maar is omwille van inhoud en vormgeving even bruikbaar voor dienstverleners die met ouders van kinderen met ASS willen samenwerken Invuldocument in de vorm van werkboek Niet van toepassing Gebaseerd op - ervaring van ouders en dienstverleners - decreet betreffende de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen - nota 'Kwaliteit ten aanzien van de dienstverlening aan personen met autisme' van de ouder- en familievereniging PRODIA-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde Staat deels op site http://www.autismevlaanderen.be/
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
255
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis BRIEF Gedragsvragenlijst, 5 - 18j Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Smidts D., Huizinga M., Hogrefe, 2009
Executieve Functies zijn cognitieve processen die nodig zijn voor doelgericht, efficiënt en sociaal aangepast gedrag. BRIEF is bedoeld voor: - screening van deze functies - diagnose executieve functiestoornissen (! mits aangevuld met en bevestigd door andere gegevens) - behandeling: voor het aangeven van de richting bij behandeling Er zijn drie versies beschikbaar: Oudervragenlijst, Leerkrachtvragenlijst en Zelfrapportage. De BRIEF geeft scores op acht klinische schalen: Inhibitie, (cognitieve) flexibiliteit, emotieregulatie, initiatief nemen (alleen in ouder- en leerkrachtversie), werkgeheugen, plannen en organiseren, ordelijkheid en netheid, gedragsevaluatie. Voor kinderen van 5-18 jaar. Het invullen van de vragenlijst duurt circa 15 minuten. Scoren en interpreteren van de papieren versie circa 10 minuten. De scores worden samengevat in twee algemene indexen en een totaalscore. Er kunnen twee validiteitsschalen (negativiteit en inconsistentie) worden berekend. Er zijn Vlaamse normen (juni 2012) voor de Ouder- en Leerkrachtvragenlijst voor kinderen van 6 tot en met 18 jaar en voor de Zelfrapportage voor jongeren van 12 tot en met 18 jaar. De Nederlandse normen (juni 2012) voor de Ouder- en Leerkrachtvragenlijst gelden voor kinderen van 5 tot en met 17 jaar en voor de Zelfrapportage voor jongeren van 11 tot en met 17 jaar. Er zijn normen voor de Ouder- en Leerkrachtvragenlijst afzonderlijk, voor elk leeftijdsjaar, voor jongens en meisjes afzonderlijk. Nederlands standaardisatie-onderzoek (2009): Betrouwbaarheid: goed Alle schalen Cronbach’s alpha >.81 (uitzondering schaal Initiatief nemen ouderversie .78) totale schaal .96 ouderversie en .98 leerkrachtversie Test-hertestbetrouwbaarheid: voldoende ICC > .73 (ouderversie) en >.61 leerkrachtversie Validiteit: voldoende Construct-validiteit, convergente en divergente validiteit werden nagegaan. PRODIA-beoordeling: 1e keuze Executieve Functiestoornissen komen voor bij kinderen met uiteenlopende neurologische, psychologische en psychiatrische aandoeningen, zoals onder andere leerstoornissen, ADHD, ASS, niet-aangeboren hersenletsel en prematuriteit.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
256
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Caregiver-Teacher’s Report Form voor kinderen van 1 ½ – 5 jaar (C-TRF 1 ½ - 5) Doel
Beschrijving
Verhulst C., Frank C., van der Ende J., Koolhans M., AZ Rotterdam/Erasmus Universiteit Rotterdam: Sophia Kinderziekenhuis, 2000 Een breed spectrum van probleemgedrag op een gestandaardiseerde wijze beschrijven en inventariseren bij jonge kinderen. De C-TRF meet of er sprake kan zijn van psychopathologie maar is niet ontworpen om diagnoses te verschaffen. De Gedragsvragenlijst voor Kinderen van 1½-5 jaar, Informatie Leiding-Leerkracht (C-TRF, Caregiver-Teacher’s Report Form for Ages 1½-5) is een vragenlijst waarop kinderverzorg(st)ers van een kinderdagverblijf en kleuterleid(st)ers vragen kunnen beantwoorden over gedrag, moeilijkheden en goede dingen van een kind. De C-TRF heeft 99 specifieke vragen over emotionele en gedragsproblemen en een vraag over andere problemen. Bij het gedragsprobleemdeel worden gedrags-en emotionele problemen beoordeeld op een driepuntenschaal. Bij enkele items moet aangevuld worden over welk gedrag het precies gaat. De antwoorden op de vragen tellen op tot de probleemschalen: 1. Emotioneel reagerend 2. Angstig / depressief 3. Lichamelijke klachten 4. Teruggetrokken 5. Aandachtsproblemen 6. Agressief gedrag 1 + 2 + 3 + 4 = schaal Internaliseren 5 + 6 = schaal Externaliseren Alle vragen over gedrag opgeteld, vormen de schaal Totale Problemen. De meeste vragen op de C-TRF komen overeen met vragen op de CBCL 1½-5. Ook de indeling in empirische syndroom- en DSMschalen komt grotendeels overeen met de CBCL 1½-5.
Doelgroep
Afname
Leerlingen van 1;6 tot 5;0 jaar met leer(ontwikkelings)- en gedragsproblemen op school en gedrags- en sociaal-emotionele problemen thuis. De vragenlijst en de syndroomschalen worden ingevuld door kinderverzorg(st)ers, kleuterleid(st)ers of ander personeel die vertrouwd zijn met het functioneren van het kind in het kinderdagverblijf of op school. Elk item dient te worden gescoord met 0 (= helemaal niet van toepassing, 1 (= een beetje) of 2 (duidelijk of vaak van toepassing). Duur: 20 minuten Er bestaat een papieren en een computerversie (ADM). Bij de papieren versie kunnen de ruwe uitslagen manueel overgebracht worden op een profielblad. Voor het scoren van de vragenlijst is ook een computerprogramma-module (ADM) beschikbaar. Die module (vanaf versie 7.2) biedt de mogelijkheid
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
257
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring
Andere informatie
om de gegevens van meer dan twintig landen als normen te hanteren. De Amerikaanse handleiding (2000-2010) met het onderzoek van 2000 gebruikte een representatieve Amerikaanse steekproef van 1999. Aparte normen voor jongens en meisjes. Het ADM scoringsprogramma (vanaf versie 7.2) baseert zich op de Amerikaanse normen van 2000 (met representatieve Amerikaanse steekproef uit 1999) en heeft nadien gegevens opgenomen van meer dan 20 culturen. Die culturen zijn verdeeld in drie groepen: laag, midden en hoog. België en Nederland (zoals o.m. Amerika) bevinden zich in de middengroep. In de ADM, zeker vanaf versie 9.1 (mogelijk ook al een vroegere versie) zijn nieuwe Nederlandse normgegevens opgenomen. Meer informatie op www.aseba.nl De RU-scores worden omgezet in een genormaliseerde standaardscore voor internaliseren, externaliseren, totale probleemscore. De gestandaardiseerde T-scores en percentielscores staan aangegeven per geslacht. Drie stippellijnen geven drie interpretatiegebieden aan: een klinisch gebied, een grensgebied en een gebied van (meer of minder verhoogd) ‘normaal’ functioneren. Voor de syndroom- en DSMgeoriënteerde schalen werd de klinische grensscore vastgelegd op percentiel 98 (T-score = 70). Voor de totale probleemscore en de schalen internaliseren en externaliseren is de klinische grensscore percentiel 90 (T-score = 63) Amerikaanse handleiding (2000-2010): Betrouwbaarheid Interne consistentie: in van .52 tot .96, waarbij de totale probleemschaal een interne consistentie heeft van .97. Voor de DSM-georiënteerde schalen liggen ze tussen .68 en .93. Test-hertest betrouwbaarheid van .68 tot .91. Voor de totale probleemschaal bedraagt ze .88. Validiteit is op verschillende wijzen onderzocht: begripsvaliditeit, constructvaliditeit en criterium gerelateerde validiteit. Er is nog geen COTAN beoordeling voor de versie van 2000. Draagt bij tot brede inventarisatie van probleemgedrag en eventuele bepaling van psychopathologie. Is vrij lang en onderstelt taalvaardigheid. De discrepantie tussen de verschillende gebruikers (de ene kleuterleid(st)er, de andere kleuterleid(st)er) is interessant als maat van perceptie van problemen bij de verschillende informanten. Heeft goede signaalfunctie. PRODIA-beoordeling: 2de keuze Zie www.aseba.nl Er is ook een cross-informant scoringsprogramma (in de ADM) waarmee de C-TRF, en de CBCL 1 ½ – 5 jaar met elkaar vergeleken kunnen worden. De ASEBA-vragenlijsten zijn zowel bij autochtonen als bij allochtonen (Turks-Nederlands en Marokkaans-Nederlands) afgenomen en blijken geschikt voor afname bij allochtone kinderen (structurele equivalentie tussen beide groepen).
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
258
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Er is ook een cross-informant scoring mogelijk met de ADM waarmee de TRF, de YSR en de CBCL met elkaar vergeleken kunnen worden. Beoordeling door Netoverschrijdende Werkgroep Faire Diagnostiek van CBCL: - Afnemen in een interview - Op itemniveau kijken - Standaardisatie vaak niet mogelijk - Niet inzetten in de beginfase van een onderzoek - SDQ is een goed alternatief - Gebruik, zie: ‘Toetsstenen Faire Diagnostiek’ (www.vclbkoepel.be/faire-diagnostiek2) bij indicatie klinisch/psychiatrisch beeld. - Wanneer afgenomen door een andere dienst (bv. bij een doorverwijzing) contact opnemen met desbetreffende dienst. Dus inventief, pragmatisch, cultuursensitief en zuinig gebruik van de CBCL in een schoolpsychologische context. Lees meer ... http://www.vclbkoepel.be/professionals/kansenbevordering3/fairediagnostiek/materialen23
259
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Child Behavior Checklist voor kinderen van 1 ½ – 5 jaar (CBCL 1 ½ - 5) Doel
Beschrijving
Doelgroep
Afname
Normen
Verhulst C., Frank C., van der Ende J. en Koolhans M.,Sophia Kinderziekenhuis, Rotterdam, 2000
Een breed spectrum van probleemgedrag op een gestandaardiseerde wijze beschrijven en inventariseren bij jonge kinderen. De CBCL meet of er sprake kan zijn van psychopathologie maar is niet ontworpen om diagnoses te verschaffen. Bevat 99 specifieke vragen over emotionele en gedragsproblemen en een vraag over andere problemen. De antwoorden op de vragen tellen op tot de probleemschalen: 1. Emotioneel reagerend 2. Angstig / depressief 3. Lichamelijke klachten 4. Teruggetrokken 5. Slaapproblemen 6. Aandachtsproblemen 7. Agressief gedrag 1 + 2 + 3 + 4 = schaal Internaliseren 6 +7 = schaal Externaliseren Alle vragen over gedrag opgeteld, vormen de schaal Totale Problemen. Een indeling van de vragen over gedrag die nauw aansluit bij het classificatiesysteem van de DSM leidt tot de zogenaamde DSMschalen. Deze vijf DSM-schalen zijn: 1. Affectieve Problemen, 2. Angstproblemen, 3. Pervasieve Ontwikkelingsproblemen, 4. Aandachtstekort / Hyperactiviteitproblemen en 5. Oppositioneel Opstandige Problemen. Kinderen van 1 ½ tot 5 jaar met leer(ontwikkelings)- en gedragsproblemen op school en gedrags- en sociaal-emotionele problemen thuis Pen- en papiervragenlijst. Ouders (moeder en vader apart), andere familieleden, of volwassenen die het kind goed kennen, beantwoorden vragen over gedrag, moeilijkheden en goede dingen van het kind. Ze kunnen aangeven hoe goed een vraag nu of in de afgelopen 2 maanden bij dit kind past met behulp van volgende antwoordmogelijkheden: 0 = helemaal niet, 1 = een beetje of soms, 2 = duidelijk of vaak. Ruwe uitslagen kunnen manueel overgebracht worden op een profielblad of in de computer. De computerprogramma-module (ADM-versie vanaf 7.2) biedt de mogelijkheid om de gegevens van meer dan twintig landen als normen te hanteren. De Amerikaanse handleiding (2000-2010) met het onderzoek van 2000 gebruikte een representatieve Amerikaanse steekproef van 1999. Aparte normen voor jongens en meisjes Voor het scoren van de vragenlijst is een computerprogrammamodule ADM beschikbaar. Het ADM scoringsprogramma (vanaf versie 7.2) baseert zich op de Amerikaanse normen van 2000 (met representatieve Amerikaanse steekproef uit 1999) en heeft nadien gegevens opgenomen van meer dan 20 culturen. Die culturen zijn verdeeld in drie groepen: laag, midden en hoog. België en
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
260
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Andere psychometrische kenmerken (oude versie)
Beoordeling/ervaring
Andere informatie
Nederland (zoals o.m. Amerika) bevinden zich in de middengroep. Informatie hierover is te vinden in de Amerikaanse bijlage bij de multiculturele normen. In de ADM, zeker vanaf versie 9.1 (mogelijk ook al een vroegere versie) zijn de nieuwe Nederlandse normgegevens opgenomen. Meer informatie op www.aseba.nl De RU-scores worden omgezet in een genormaliseerde standaardscore voor Internaliseren, Externaliseren en Totale Probleemscore. Cesuur: 3 stippellijnen geven drie interpretatiegebieden aan: een klinisch gebied, een grensgebied en een gebied van verhoogd of minder verhoogd ‘normaal’ functioneren. in Amerikaanse handleiding (2000-2010): Betrouwbaarheid Interne consistentie: van .66 tot .92, waarbij de totale probleemschaal een interne consistentie heeft van .95. Voor de DSM-georiënteerde schalen liggen ze tussen .63 en .86. Test-hertest betrouwbaarheid van het probleemgedrag-deel van .68 tot .92. Voor de totale probleemschaal bedraagt ze .90. Validiteit is op verschillende wijzen onderzocht: begrips-, constructvaliditeit en criterium gerelateerde validiteit. Er is nog geen COTAN beoordeling van de versie van 2000. CBCL is geschikt om een brede inventaris op te maken van het probleemgedrag en ook als maat voor psychopathologie. Is vrij lang en onderstelt taalvaardigheid. Heeft goede signaalfunctie. PRODIA-beoordeling: 2de keuze (1e keuze bij gebruik van de Vlaamse ‘cut-off’ scores; voorlopig alleen beschikbaar voor moeders als informanten) Binnen het ASEBA-instrumentarium zijn er naast de CBCL gelijkaardige vragenlijsten voor kinderverzorg(st)ers kleuterleid(st)ers (Caregiver - Teacher Report Form of C-TRF): zie overeenkomstige testfiches. De discrepantie tussen de verschillende gebruikers is interessant omdat het de perceptie van problemen bij de verschillende informanten zichtbaar maakt. Er zijn tabellen met de ‘Vlaamse’ cut-off scores voor de CBCL van 1 ½ en 5 jarigen & 6-18 jarigen, alleen voor informanten Vlaamse moeders beschikbaar op www.testpracticum.ugent.be . In de meeste gevallen zijn de scores van de Vlamingen lager. In het bijzonder voor ‘totale problemen’ en de ‘externaliserende schalen’. Hogere Vlaamse scores m.b.t. problemen die behoren tot de ‘internaliserende schalen’. Beoordeling door Netoverschrijdende Werkgroep Faire Diagnostiek: - Afnemen in een interview - Op itemniveau kijken - Standaardisatie vaak niet mogelijk - Niet inzetten in de beginfase van een onderzoek - SDQ is een goed alternatief - Gebruik, zie: ‘Toetsstenen Faire Diagnostiek’ (www.vclbkoepel.be/faire-diagnostiek2) bij indicatie klinisch/psychiatrisch beeld.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
261
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis -
Wanneer afgenomen door een andere dienst (bv. bij een doorverwijzing) contact opnemen met desbetreffende dienst. Dus inventief, pragmatisch, cultuursensitief en zuinig gebruik van de CBCL in een schoolpsychologische context. Lees meer … http://www.vclbkoepel.be/professionals/kansenbevordering3/fairediagnostiek/materialen23
262
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Child Behavior Checklist voor kinderen van 6 tot 18 jaar (CBCL 6 - 18) Doel
Beschrijving
Doelgroep
Afname
Verhulst C., Frank C., van der Ende J. en Koolhans M.,Sophia Kinderziekenhuis, Rotterdam, 2001
Een breed spectrum van probleemgedrag op een gestandaardiseerde wijze beschrijven en inventariseren bij kinderen en jongeren. De CBCL meet of er sprake kan zijn van psychopathologie maar is niet ontworpen om diagnoses te verschaffen. Bevat ook een deel dat de competenties beschrijft. Het gedragsdeel bevat 118 specifieke vragen over emotionele en gedragsproblemen en twee open vragen over andere problemen. Ze vormen samen volgende subschalen: 1. Teruggetrokken / Depressief 2. Lichamelijke Klachten 3. Angstig / Depressief 4. Sociale Problemen 5. Denkproblemen 6. Aandachtsproblemen 7. Normafwijkend gedrag 8. Agressief gedrag 9. Andere problemen 1 + 2 + 3 = schaal Internaliseren 7+8 = schaal Externaliseren Alle vragen over gedrag opgeteld, vormen de schaal Totale Problemen. Een indeling van de vragen over gedrag die nauw aansluit bij het classificatiesysteem van de DSM leidt tot de zgn. DSM-schalen. Deze zes DSM-schalen zijn: 1. Affectieve Problemen, 2. Angstproblemen, 3. Lichamelijke Problemen, 4. Aandachtstekort / Hyperactiviteitproblemen, 5. Oppositioneel-Opstandige Problemen, 6. Gedragsproblemen. Het competentiedeel bevat 20 vragen en wordt onderverdeeld in drie subschalen: 1. Activiteiten (bijv. sport) 2. Sociale contacten (bijv. omgang met leeftijdsgenoten) 3. Schoolwerk (bijv. schooluitslagen) Kinderen en jongeren van 6 tot 18 jaar met leer- en gedragsproblemen op school en gedrags-en sociaal-emotionele problemen thuis. Pen- en papiervragenlijst. De ouders (moeder en vader apart), familieleden of volwassenen die het kind/de jongere goed kennen, beantwoorden vragen over diens vaardigheden en gedrag. Ze kunnen aangeven hoe goed een vraag nu of in de afgelopen 6 maanden past bij dit kind / deze jongere met de antwoordmogelijkheden: 0 = helemaal niet, 1 = een beetje of soms, 2 duidelijk of vaak. Ruwe uitslagen tellen op tot schalen en kunnen manueel op een profielblad aangebracht worden. Voor het scoren van de vragenlijst is ook een computerprogramma-module (ADM) beschikbaar. Die module (ADM-versie vanaf 7.2) biedt de mogelijkheid om de gegevens van meer dan dertig landen als normen te hanteren.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
263
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Normen
Andere psychometrische kenmerken (oude versie)
Informatie hierover is te vinden in de Amerikaanse bijlage bij de multiculturele normen. COTAN beoordeling (2013) van de normen van 2005: onvoldoende: de representativiteit van de normen is onvoldoende aangetoond, de normgroepen worden ontoereikend beschreven en over de meetinvariantie over landen en culturen wordt niet vermeld. De Amerikaanse handleiding (2001-2007) met het onderzoek van 2001 gebruikte een representatieve Amerikaanse steekproef van 1999. Het ADM scoringsprogramma (vanaf versie 7.2) baseert zich op de Amerikaanse normen van 2001 (met representatieve Amerikaanse steekproef uit 1999) en heeft nadien gegevens opgenomen van meer dan 30 culturen. Die culturen zijn verdeeld in drie groepen: laag, midden en hoog. België en Nederland (zoals o.m. Amerika) bevinden zich in de middengroep. In de ADM, zeker vanaf versie 9.1 (mogelijk ook al een vroegere versie) zijn de nieuwe Nederlandse normgegevens opgenomen. Er is ook een cross-informant scoring mogelijk met de ADM waarmee de TRF, de YSR en de CBCL met elkaar vergeleken kunnen worden. De RU-scores worden omgezet in een genormaliseerde standaardscore voor Internaliseren, Externaliseren, Totale Probleemscore en Totale Competentiescore. Cesuur: 3 stippellijnen geven drie interpretatiegebieden aan: een klinisch gebied, een grensgebied en een gebied van verhoogd of minder verhoogd ‘normaal’ functioneren. Meer informatie op www.aseba.nl Amerikaanse handleiding (2001-2007) met het onderzoek van 2001: Betrouwbaarheid: Test-hertestbetrouwbaarheid tussen .82 en .93 Voor de totale competentieschaal bedraagt ze .91 en voor de totale probleemschaal .94 Interne consistentie: varieert voor (gedrags)probleemschalen tussen .78 en .94 en is voor de Totale Probleemschaal .97; hoger voor klinische groep dan voor de normgroep (eveneens vrij logisch vanuit frequente comorbiditeit). Validiteit is op verschillende wijzen onderzocht: begripsvaliditeit, constructvaliditeit, criterium gerelateerde en cross-culturele constructvaliditeit validiteit Bij het gebruik van de ADM (vanaf versie 7.2): zie Amerikaanse Bijlage Multiculturele Normen (2007) Betrouwbaarheid: Interne consistentie: de gemiddelde Cronbach’s alpha varieert voor de (gedrag)Probleemschalen tussen .64 en .86 en is voor de Totale Probleemschaal .94. Voor de zes DSM-schalen liggen ze tussen .60 en .79 COTAN beoordeling (2013) van de versie van 2005: onvoldoende. Hoewel de bevindingen over de homogeniteit en de stabiliteit op zich bevredigend zijn, zijn zij berekend op het Nederlandse
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
264
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Beoordeling/ervaring
Andere informatie
aandeel in de internationale normgroep en niet op deze normgroep zelf. CBCL is geschikt om een brede inventarisatie op te maken van het probleemgedrag en ook als maat voor psychopathologie. Is vrij lang en onderstelt taalvaardigheid. Heeft goede signaalfunctie. PRODIA-beoordeling: 2de keuze (1e keuze bij gebruik van de Vlaamse ‘cut-off’ scores, alleen beschikbaar voor moeders als informanten) Binnen het ASEBA-instrumentarium zijn er naast de CBCL gelijkaardige vragenlijsten voor leerkrachten (Teacher Report Form) en voor de jongere zelf (vanaf 11 jaar, Youth Self Report), zie overeenkomstige testfiches. De discrepantie tussen de verschillende gebruikers is interessant omdat het de perceptie van problemen bij de verschillende informanten zichtbaar maakt. Er zijn tabellen met de “Vlaamse” cut-off scores voor de CBCL van 1 ½ en 5 jarigen & 6-18 jarigen, alleen voor informanten Vlaamse moeders, beschikbaar op www.testpracticum.ugent.be. In de meeste gevallen zijn de scores van de Vlamingen lager. In het bijzonder voor ‘totale problemen’ en de ‘externaliserende schalen’. Hogere Vlaamse scores m.b.t. problemen die behoren tot de ‘internaliserende schalen’. Beoordeling door Netoverschrijdende Werkgroep Faire Diagnostiek: - Afnemen in een interview - Op itemniveau kijken - Standaardisatie vaak niet mogelijk - Niet inzetten in de beginfase van een onderzoek - SDQ is een goed alternatief - Raadpleeg: ‘Toetsstenen Faire Diagnostiek’ (www.vclbkoepel.be/faire-diagnostiek2) bij indicatie klinisch/psychiatrisch beeld. - Wanneer afgenomen door een andere dienst (bv. bij een doorverwijzing) contact opnemen met desbetreffende dienst. Dus inventief, pragmatisch, cultuursensitief en zuinig gebruik van de CBCL in een schoolpsychologische context. Lees meer ... http://www.vclbkoepel.be/professionals/kansenbevordering3/fairediagnostiek/materialen23
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
265
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Children’s Communication Checklist (CCC-2-NL) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Geurts H.M., Pearson, Amsterdam, 2007
Individueel screening instrument om: - pragmatische stoornissen te identificeren bij kinderen met communicatieproblemen en die waarschijnlijk spraak-/ taalmoeilijkheden hebben. - bij te dragen aan hypothesetoetsing bij een vermoeden van autismespectrumstoornis. De vragenlijst bestaat uit 70 items, verdeeld in 10 schalen. De eerste vier schalen (A Spraak, B Syntax, C Semantiek en D Coherentie) meten aspecten van de taalstructuur zoals woordenschat en verhaallijn. De schalen vijf tot en met acht dekken de pragmatische aspecten van de communicatie die doorgaans niet gemeten worden bij conventionele taalonderzoeken (E Ongepaste initiatie, F Stereotype taal, G Gebruik van context en H Niet verbale communicatie). De laatste twee schalen (I Sociale relaties en J Interesses) meten gedrag dat vaak kenmerkend is voor ASS. Op basis van de verschillende schalen kunnen drie samengestelde scores berekend worden: - de Algemene Communicatie Score (ACS), - de Sociale Interactie Score (SIS), - de Pragmatiek Score (PS). Bedoeld voor kinderen van 4 tot en met 15 jaar De vragenlijst wordt ingevuld door de ouder / verzorger en bevat een reeks beweringen die beschrijven hoe kinderen communiceren. Voor elke bewering wordt de ouder gevraagd om te beoordelen hoe vaak het beschreven gedrag wordt geobserveerd: 0 = minder dan één keer per week of nooit; 1 = minstens één keer per week; 2 = één of twee keer per dag; 3 = verschillende keren per dag of altijd. Individuele afname volgens pen-en-papiermethode. De afnameduur bedraagt ongeveer 20 minuten. COTAN-beoordeling in 2007: voldoende voor Nederlandse normen 2003 Voor de normering zijn er gegevens verzameld bij 2580 kinderen op reguliere scholen verspreid over Nederland. Er zijn geen Vlaamse normen. In de handleiding staat een toelichting bij het gebruik bij Vlaamse kinderen, bij kinderen met een specifieke taalstoornis (SLI), bij kinderen met ASS en bij kinderen met ADHD. COTAN-beoordeling in 2007 voor Nederlandse normen: Betrouwbaarheid: voldoende, betreft de drie samengestelde schalen ACS, SIS en Pragmatiek; de betrouwbaarheid van de tien basisschalen is onvoldoende. Begripsvaliditeit: onvoldoende Criteriumvaliditeit: onvoldoende PRODIA-beoordeling: 2de keuze
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
266
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Children’s Depression Inventory (CDI) Doel Beschrijving Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Bewerking van de Children’s Depression Inventory van Kovacs M., Harcourt, Amsterdam, 2008 Geeft een indicatie van de ernst van zelfgerapporteerde depressieve symptomen Zelfrapportagevragenlijst met 27 items m.b.t. cognitieve, affectieve en gedragsmatige depressiesymptomen; Kinderen en jongeren van 7 tot 18 jaar Afnameduur: 15 minuten. Zowel individueel als groepsgewijs af te nemen met zelfscorende formulieren. Genormeerd in 2007 op klinische en niet-klinische populatie in Nederland en Vlaanderen Een niet-klinische normgroep (N= 3073 jeugdigen in de leeftijd van 7-18 jaar, waarvan 1347 Nederlands en 1726 Vlaams). Deze normen zijn opgesplitst naar leeftijdsgroep (7-9 jaar, 10-12 jaar, 13-15 jaar en 16-18 jaar) en geslacht. Een klinische normgroep (N=511 jeugdigen in de leeftijd van 7-18 jaar) Afzonderlijke normen voor BaO-lln. (7-12 jaar), adolescenten (13-18 jaar) en voor jongens en meisjes en voor totale normgroep. COTAN-beoordeling 2009: normen niet representatief en/of representativiteit is niet te beoordelen. COTAN-beoordeling in 2009: Betrouwbaarheid: Interne consistentie: voldoende, Cronbach’s alpha .85 Test-hertestbetrouwbaarheid: voldoende .81 Validiteit: Begripsvaliditeit voldoende Criteriumvaliditeit: onvoldoende Screener PRODIA-beoordeling: 2e keuze Nederlandse vertaling: Timbremont B. en Braet C. Er bestaat ook een ouderversie.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
267
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Competentiebelevingsschaal voor Adolescenten (CBSA) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring
Bewerking van het Self Perception Profile for Adolescents van S. Harter (1988) door Treffers P., Goedhart A., Veerman J., Van den Bergh B., Ackaert L., de Rycke L., Harcourt, Lisse, 2002 Op gestandaardiseerde wijze indruk verkrijgen van zowel de competenties op een zestal specifieke gebieden als van het globaal gevoel van eigenwaarde zoals beoordeeld door de adolescent zelf. Vragenlijst met 35 items gericht op afzonderlijke facetten van het zelfconcept ofwel competentiebeleving. Bestaat uit zeven subschalen met elk vijf items: schoolvaardigheden; sociale acceptatie sportieve vaardigheden; fysieke verschijning; gedragshouding; hechte vriendschap; gevoel van eigenwaarde. Kern van Harter's theorie is dat zelfwaardering een multidimensioneel begrip is, waarin meerdere domeinspecifieke competentiebelevingen worden onderscheiden alsmede het gevoel van eigenwaarde als globale factor. 12- tot 18-jarigen met mogelijke emotionele en gedragsproblemen Kan zowel individueel als in groepsverband afgenomen worden. De jongeren duiden aan op een scoreformulier welke uitspraken voor hen van toepassing zijn (4-puntsschaal) Het eindblad laat toe de uitspraken te scoren per subschaal. Percentielscores van 15 of lager worden als afwijkend beschouwd. Vergelijking tussen de subschalen is mogelijk. Er zijn Nederlandse en Vlaamse representatieve normen (1995 1999) voor de verschillende subschalen, soms per sekse, soms per onderwijsvorm. Er zijn tevens aparte normen geconstrueerd voor 1.375 Nederlandse adolescenten uit vijf gemeenten verspreid over Nederland en 744 adolescenten uit heel Vlaanderen. De verschillende normgroepen bevatten echter dikwijls kleine aantallen. COTAN-beoordeling in 2003 normen: goed COTAN-beoordeling in 2003 Betrouwbaarheid: voldoende De test-hertestbetrouwbaarheid en de stabiliteit van de subschalen is voldoende. Validiteit: Begripsvaliditeit is goed: werd onderzocht in samenhang met depressie, lichamelijke klachten en angst en met aanmelding bij een polikliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Criteriumvaliditeit: onvoldoende / geen onderzoek PRODIA-beoordeling: 1ste keuze Bij het antwoorden moet hard gedrukt worden zodat het resultaat op het laatste blad verschijnt. Niet zo handige manier van verwerken met sleutels.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
268
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Andere informatie
Voorzichtig met al te stellige conclusies, moeten door andere diagnostische gegevens ondersteund worden. Sluit aan bij de CBSK voor kinderen (8 tot 12 jaar). Beoordeling door Netoverschrijdende werkgroep Faire Diagnostiek: Geen informatie over de participatie van allochtonen in de steekproef Taal en etnocentrisme voldoende fair. In de interpretatie van de schalen moet rekening gehouden worden met de overheersende cultuur waarin de adolescent opgroeit en de cultuurgevoeligheid van de domeinen. Om de kans op sociaal wenselijke antwoorden te beperken, laat de adolescent de vragenlijst invullen met de boodschap dat hij/zij items mag openlaten.
269
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis CompetentieVeerman J., Straathof M., Treffers P., Van den Bergh B., ten belevingsschaal voor Brink L., Harcourt, Lisse, 2004, Kinderen (CBSK) Bewerking van het Self Perception Profile for Children van S. Harter (1985) Doel Vaststellen hoe kinderen zichzelf vinden functioneren op een zestal specifieke gebieden en hoe ze hun globaal gevoel van eigenwaarde beoordelen. Beschrijving De 36 items worden gescoord op zes subschalen: schoolvaardigheden; sociale acceptatie; sportieve vaardigheden; fysieke verschijning; gedragshouding; gevoel van eigenwaarde Doelgroep Kinderen van 8 tot 12 jaar. Afname Kan zowel individueel als in groepsverband afgenomen worden. Afnameduur: ongeveer 15 min. De respondenten duiden op een scoreformulier aan welke uitspraken voor hen van toepassing zijn (4-puntsschaal) Het profielblad laat toe de uitspraken te scoren per subschaal. Percentielscores van 15 of lager worden als afwijkend beschouwd. Vergelijking tussen de subschalen is mogelijk. Een competentieprofiel kan worden uitgezet. Duur scoring en interpretatie: ongeveer 10 min Normen Genormeerd op een onderzoeksgroep van 361 Nederlandse kinderen en een representatieve groep van 760 Vlaamse kinderen (1996). Er zijn Nederlandse en Vlaamse normen voor jongens en meisjes. Normen zijn verouderd. Betrouwbaarheid: Andere psychometrische Bij de Vlaamse gegevens is de interne consistentie gemiddeld kenmerken .77 De test-hertestcorrelatie is gemiddeld .77 Validiteit: is matig zoals bij veel zelfbeoordelingschalen. COTAN-beoordeling in 1998: Betrouwbaarheid: voldoende Validiteit: Begripsvaliditeit: voldoende. Criteriumvaliditeit: onvoldoende / geen onderzoek Beoordeling/ervaring PRODIA-beoordeling: 1ste keuze Niet zo handige verwerking met sleutels. Voorzichtig met al te stellige conclusies, moeten door andere diagnostische gegevens ondersteund worden. Andere informatie Voor oudere leerlingen (12 tot 18 jaar) bestaat de CBSA Beoordeling door Netoverschrijdende werkgroep Faire Diagnostiek: Geen informatie over de participatie van allochtonen in de steekproef. Taal en etnocentrisme voldoende fair. In de interpretatie van de schalen moet rekening gehouden worden
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
270
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis met de overheersende cultuur waarin het kind opgroeit en de cultuurgevoeligheid van de domeinen. Een AVI-niveau 3 is vereist. Voorlezen kan noodzakelijk zijn. Verwacht kan worden dat bepaalde woorden niet gekend zijn maar in het algemeen zijn de vragen voldoende concreet.
271
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Conners’ Rating Scale-Revised / 3e editie (CRS-R / CRS-3) Doel
Beschrijving
Conners C.K., Multi-Health Systems, USA, Canada of Pearson, UK, 1996 https://ecom.mhs.com/%28S%28z4c5qr2503dji345a1moal45%29% 29/product.aspx?gr=edu&prod=conners3&id=overview Brede inventarisatie van ADHD-gedragskenmerken en comorbide problemen (zoals cognitieve-, emotionele- en agressie-problemen) in kaart brengen. De CRS-3 (2008) doet een grondigere assessment voor ADHD en screent bijkomend naar de comorbide stoornissen oppositioneelopstandige gedragsstoornis (ODD) en de gedragsstoornis (CD) De CRS-R is een vragenlijst die ADHD en comorbide problemen in kaart brengt, zowel van externaliserende als internaliserende aard (ODD, CD, angststoornissen). De test verkrijgt via vragenlijsten informatie van leraren, ouders en er is een zelfbeoordelingsvragenlijst. Hiernaast heeft de CRS-R een schaal welke de link tussen de gedragingen van het kind en de DSM-IV criteria onderzoekt. De volledige ouder- en de leerkrachtvarianten bestaan beide uit de volgende 13 schalen: Oppositional Cognitive Problems/Inattention Hyperactivity Anxious-Shy Perfectionism Social Problems Conners' Global Index - Restless-Impulsive - Emotional Lability ADHD Index DSM-IV Symptoms subscales - Inattentive - Hyperactive-Impulsive De ouderversie bestaat daarnaast uit de schaal: Psychosomatic Van de ouder- en leerkracht- en adolescentenversie is een korte en een lange variant beschikbaar en scoringsprofielen voor elke versie.
Doelgroep
Afname
De CRS-R is niet meer te verkrijgen en werd vervangen door de recente CRS-3 /Conners 3 die een herwerking is van de CRS-R. Deze Engelstalige vragenlijst is ook in het Frans en Spaans te verkrijgen en dit zowel als een online- als een papieren versie. Er zijn ook verkorte versies. Voor kinderen van 3-18 jaar. De CRS-3 is voor kinderen van 6-18 jaar en de zelfbeoordelingslijst voor 8-18 jarigen. Scoring vindt plaats op een vierpuntenschaal van 'helemaal niet' tot 'heel vaak'. De omcirkelde antwoorden drukken door op een scoringsformulier, waarna de behaalde score (0-3) per item eenvoudig wordt overgeschreven in een profiel. Aan de hand van het profiel kan per schaal de score worden opgeteld en in een grafiek worden afgezet tegen Amerikaanse normgegevens. De afnameduur bedraagt ongeveer 15 minuten voor de lange versie en 5 minuten voor de korte versie.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
272
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Afname duurt bij de lange versie 15 tot 20 minuten, bij de korte versie 5 tot 10 minuten. Scoring en interpretatie duren maximaal 10 minuten. De afnametijd van de CRS-3 bedraagt 20 minuten de verkorte versie 10 minuten. De CRS-R heeft Amerikaanse normgegevens en beschikt niet over Nederlandse noch over Vlaamse normen. De recente CRS-3 (2008) is representatief genormeerd voor de algemene populatie in Noord-Amerika van 2005 tot 2007 op basis van 3400 lln. Voor meer informatie: https://ecom.mhs.com/%28S%28uwbtbfmlsso24p555c3cms55%29 %29/product.aspx?gr=edu&prod=conners3&id=resources De betrouwbaarheid en de validiteit van de vertaling van de oorspronkelijke versie (van Blöte en Curfs uit 1986) van de CRS-R zijn door de COTAN in 1991 als onvoldoende beoordeeld. In Amerikaanse handleiding van 1997 Betrouwbaarheid: Interne consistentie van de verschillende schalen ligt -afhankelijk van de versie- tussen de 0.75 en de 0.90 (voldoende tot hoog). Test-hertestbetrouwbaarheid na 6-8 weken onderzocht, welke varieert van .60 tot .90 (hoog tot zeer hoog). Validiteit: is onder meer onderzocht en bevestigd met behulp van factoranalyse, correlaties met vergelijkbare instrumenten en het onderscheiden van een klinische ADHD-groep en niet-klinische groep. De CRS-3 met normen van 2005 tot 2007 werd nog niet beoordeeld door de COTAN. De auteurs zelf geven volgende psychometrische gegevens betreffende hun standaardisatie-onderzoek op: Betrouwbaarheid: Interne consistentie van de verschillende schalen ligt -afhankelijk van de versie- tussen de 0.77 en de 0.97 (voldoende tot zeer hoog) Test-hertestbetrouwbaarheid met tussenperiode 2 tot 4 weken, varieert van .71 tot .94 (hoog tot zeer hoog). Tussenbeoordelaars-betrouwbaarheidscoëfficiënten van .52 tot .94 Validiteit: werd onderzocht met behulp van factor-, construct(inclusief relaties met andere verwante meetinstrumenten) en predictieve validiteit. Dit laatste geeft onder meer het vermogen van de CRS-3 aan om onderscheid te maken tussen jongeren met een diagnose ADHD en zonder een klinische diagnose. Voor meer informatie: http://downloads.mhs.com/conners/Psychometric_Properties_Conne rs_3rd_Edition.pdf PRODIA-beoordeling: 2de keuze. Uitgevers van de CRS-3 /Conners 3: MHS: https://ecom.mhs.com/(S(d52zep45u3kpyv55mhdlrp55))/product.asp x?gr=edu&prod=conners3&id=overview#scales Pearson UK: http://www.pearsonclinical.co.uk/AlliedHealth/PaediatricAssessment s/ChildandAdolescentMentalHealth/Conners3rdEdition(Conners3)/C onners3rdEdition(Conners3).aspx
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
273
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Gedragsvragenlijst voor Kleuters (GVK) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring
Smits D.P., Oosterlaan D., Harcourt, Amsterdam, 2007
Gedragskenmerken van ADHD, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD) en Gedragsstoornis (CD) bij een kind in kaart brengen. Bevat 61 items die gedrag beschrijven. Vier antwoordmogelijkheden per item: van helemaal niet van toepassing tot heel erg van toepassing. Peuters en kleuters van 3 tot en met 6 jaar Afnameduur: 15 minuten. Wordt ingevuld door ouder/leerkracht. Doordrukformulier. COTAN-beoordeling van representatieve Nederlandse normen van 2006: voldoende Scores voor vijf schalen: aandacht, hyperactiviteit, impulsiviteit, ODD/CD en totaalschaal externaliserend gedrag. Enkel Nederlandse normen. Aparte normentabellen (stanines) voor ouders en leerkrachten en per leeftijd voor jongens en meisjes. COTAN-boordeling in 2008 Betrouwbaarheid: Test-hertest betrouwbaarheid: goed behalve de schaal ODD/CD: onder de leeftijd van 5 jaar bij jongens, beoordeeld door hun ouders, voldoet deze schaal niet. De totaalscore voor externaliserend gedrag: .85 tot .90 (zeer hoog) Interne consistentie: >.90 (zeer betrouwbaar) voor de totaalscore. De schaal hyperactiviteit bij de ouder als informant voldoet niet (.67) Validiteit: Begripsvaliditeit: goed, ondersteunt de factorstructuur van de GVK Criteriumvaliditeit: onvoldoende: geen onderzoek De vragenlijsten steeds aanbieden aan ouders en leerkracht. PRODIA-beoordeling: 2de keuze
Andere informatie
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
274
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Gezinsklimaatschaal (GKS-II) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken Beoordeling/ervaring Andere informatie
Jansma J. & Coole R., Pearson, Amsterdam, 1996 Bewerking van Family Environment Scale van R.H. Moos en B.S. Moos Inzicht verschaffen in de wijze waarop de leden van een gezin het gezinsklimaat beleven. Over het sociale klimaat van het gezin, relevante informatie over het gezinsfunctioneren De vragenlijst is gebaseerd op de sociaal ecologische benadering van de Amerikaanse onderzoeker Rudolf Moos. Deze benadering houdt in dat door de wisselwerking tussen een persoon en zijn/haar omgeving een sociaal klimaat ontstaat dat van invloed is op het welbevinden. Door de functie van het gezin en de tijd die men met elkaar doorbrengt geldt dit in het bijzonder voor het gezinsklimaat. Dit klimaat is in deze test geoperationaliseerd in zeven schalen: 1. Cohesie, 2. Expressiviteit, 3. Conflict, 4. Organisatie, 5. Controle, 6. Normen en 7. Sociale oriëntatie. De vragenlijst bestaat uit 77 vragen, elf per schaal. De vragen worden met ja of nee beantwoord. De verkregen scores worden omgezet in standaardscores en vervolgens verwerkt in een gezinshistogram waardoor vergelijking van de scores van de gezinsleden mogelijk wordt. Tevens kunnen uit een aantal schalen twee samengestelde scores worden berekend: de Gezinsrelatie-Index en de Gezinsstructuur-Index. Gezinsleden vanaf 11 jaar. Papier/potlood, kan ook in groep. Verbetering met sleutels of per computer. De afname duurt ongeveer 20 minuten. COTAN-beoordeling in 2000 over de Nederlandse normen (1995): waren goed maar verouderd Standaardscores per categorie. Aparte tabellen voor ouders en jongeren. Gericht op families in stedelijk milieu met laag sociaal economische status. De normeringsgegevens werden verzameld bij 1754 ouders en 561 kinderen van 10-25 jaar. COTAN-beoordeling in 2000 Betrouwbaarheid: voldoende. Begrips- en criteriumvaliditeit: voldoende. PRODIA-beoordeling: 2de keuze
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
275
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Handelingsgerichte intakevragenlijst
Pameijer, N., van Beukering T., Handelingsgerichte Diagnostiek, Acco, Leuven/Voorburg, 2004, blz. 343 e.v.
Doel
De intake inhoudelijk structureren, zodat de informatie die nodig is voor een handelingsgericht traject bevraagd wordt. Er zijn drie versies: -voor de basisschool (groepsleraar en intern begeleider van de leerling) -voor de ouders -voor de kinderen vanaf 12 jaar Opbouw intakevragenlijst school/ouders: -toelichting en motivering zodat degene die de lijst invult weet waarom deze informatie verzameld wordt -deel 1: informatie over de leerling en de school (voor school) / het gezin (voor ouders) -deel 2: reden van aanmelding en vraagstelling -deel 3: huidig functioneren van de leerling -deel 4: relevante informatie uit het verleden en genomen maatregelen -deel 5: schoolgegevens die relevant zijn voor de toekomstige schoolsituatie (voor school) / gegevens bij andere hulpverleners of specialisten (voor ouders) Opbouw intakevragenlijst kind: -toelichting en motivering zodat degene die de lijst invult weet waarom deze informatie verzameld wordt -deel 1: reden van aanmelding en vragen -deel 2: situatie op school en thuis -deel 3: belangrijke informatie over vroeger Voorbeeldvragenlijsten voor de basisschool, ouders en kinderen vanaf 12 jaar. Voor andere doelgroepen kunnen de voorbeeldlijsten als inspiratiebron gebruikt worden. Deze voorbeeldvragenlijsten hoeven niet letterlijk overgenomen worden; ze dienen louter als inspiratiebron. Ze zijn erg uitgebreid, zodat de gebruiker er kan uit halen wat voor zijn populatie/werkwijze relevant is. Ze worden ingevuld voor het intakegesprek. De medewerker kan het gesprek voorbereiden door de ingevulde intakevragenlijsten te bestuderen en hij zal gericht doorvragen naar aanleiding van bepaalde antwoorden. Wanneer een intakevragenlijst niet op voorhand ingevuld is, kan de vragenlijst ook samen met ouders/kind doorgenomen worden tijdens het intakegesprek. Niet van toepassing Niet van toepassing
Beschrijving
Doelgroep
Afname
Normen Andere psychometrische kenmerken Beoordeling/ervaring Andere informatie
PRODIA-beoordeling: : meetinstrument met indicerende waarde Te downloaden op acco-site (www.acco.be / uitgeverij / downloads / Handelingsgericht werken op school. Samen met leerkracht, ouders en kind aan de slag, Pameijer
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
276
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Hiërarchische Persoonlijkheidsvragenlijst voor Kinderen (HIPIC) Doel Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring
Mervilde I., de Fruyt F., Hogrefe, Amsterdam, 2009
De normale variatie aan persoonlijkheidsverschillen beschrijven Een dimensionale vragenlijst in de traditie van vijf-factorenmodel van de persoonlijkheid: Emotionele stabiliteit (angst, zelfvertrouwen) Extraversie (energie, expressiviteit, optimisme, verlegenheid) Vindingrijkheid (creativiteit, intellect, nieuwsgierigheid) Welwillendheid (altruïsme, dominantie, egocentrisme, gehoorzaamheid, irriteerbaarheid) Consciëntieusheid (concentratie, doorzettingsvermogen, ordelijkheid, prestatiemotivatie) Kinderen tussen 6 en 13 jaar De HIPIC bestaat uit 144 korte gedragsbeschrijvende items. De ouders of leerkracht worden gevraagd op een 5-puntschaal aan te geven hoe kenmerkend bepaald gedrag voor het kind is. De vragenlijst invullen duurt ongeveer 30 minuten, de scoring ongeveer 10 minuten. De afname kan op papier of digitaal. Representatieve Vlaamse (1155 kinderen) en Nederlandse (1413 kinderen) populatie-normen uitgesplitst naar beoordelaar, leeftijd en geslacht. In de Vlaamse versie zijn informanten: moeders, vaders en leerkrachten. Informanten Nederlandse versie: moeders. CAP-Vademecum beoordeling in 2011 Betrouwbaarheid Interne consistentie is goed. Cronbach’s alpha .81 tot .92 Test-hertestbetrouwbaarheid voor zowel de domeinen als de facetten: .72 tot .83 Correlaties ouderbeoordelingen: .60 tot .70 Correlaties ouder-leerkrachtbeoordelingen: .16 tot .56 Validiteit De convergente en predictieve validiteit werd nagegaan. COTAN-beoordeling in 2010: Betrouwbaarheid: voldoende Begripsvaliditeit: voldoende Criteriumvaliditeit: onvoldoende, geen onderzoek PRODIA-beoordeling: 1ste keuze Op dit ogenblik (2012) is de HIPIC de enige wetenschappelijk onderbouwde persoonlijkheidsvragenlijst voor leerlingen van het lager onderwijs in Vlaanderen. De vragenlijst is ruim inzetbaar in de diagnostische praktijk, maar niet geschikt om psychopathologische gedragingen te beschrijven.
Andere informatie
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
277
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Junior Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst (NPV-J-2) Doel Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Barelds D., Luteijn F., van Dijk H., Pearson, Amsterdam, 2011 Sinds 1 januari 2013 bij Boom test uitgevers, Amsterdam. Persoonlijkheidskenmerken meten Test bestaande uit vijf schalen: Inadequatie (IN), Volharding (VO), Sociale Inadequatie (SI), Recalcitrantie (RE) en Dominantie (DO). Elke schaal bestaat uit 20 zinnen, bijvoorbeeld ‘ik ben graag alleen'. Opdracht voor het kind is om voor elke zin aan te geven of dit op hem of haar van toepassing is. Leerlingen van 9 tot 16 jaar Zelfscorend formulier of via Pearson Platform online, individueel, tijdsduur: 20 minuten De ruwe schaalscores worden berekend en vergeleken met de normgroep. De scores worden tevens verbaal omschreven. Genormeerd op 619 Nederlandse jongeren (329 jongens en 290 meisjes) met een leeftijd van 9 t/m 16 jaar, in 2009. Voor de schaal Inadequatie worden aparte normen voor jongens en meisjes gegeven. COTAN-beoordeling in 2011 voor normen Nederland: voldoende COTAN-beoordeling in 2011 Betrouwbaarheid: goed. Validiteit Begripsvaliditeit: goed. Criteriumvaliditeit: voldoende. PRODIA-beoordeling: 2de keuze
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
278
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Kijkwijzers Pameijer
Doel
Beschrijving
Doelgroep
Pameijer N., van Beukering T., Schulpen Y. en Van de Veire H., Handelingsgericht werken op school, Acco, Leuven/Voorburg, 2004, p 127 e.v. Bij handelingsgericht werken wordt een afstemming nagestreefd tussen de opvoedingsbehoeften van het kind en de aanpak van de leerkracht. Daarom is het nuttig dat de onderwijsleersituatie geobserveerd wordt, om na te gaan waar de afstemming op de onderwijsbehoeften van het kind verbeterd kan worden. De Kijkwijzers bieden een kader voor observatie. Ze laten toe doelgericht te observeren. Ze kunnen ook als gespreksleidraad of als kader voor reflectie gebruikt worden. Er zijn kijkwijzers opgesteld voor verschillende aspecten van de onderwijsleersituatie, onderverdeeld in drie grote categorieën, die dan weer onderverdeeld zijn in subcategorieën. Kijkwijzers effectief onderwijsgedrag Onderwijsinhouden, didactische werkvormen en klassenmanagement Instructievaardigheden Afstemming van de opdrachten op de doelen en de onderwijsbehoeften van de leerlingen Individuele verwerking en lesverloop Toetsen, feedback en terugkoppeling Materiaal en ruimte, inrichting van het lokaal Interactie met leerlingen en omgang met gewenst gedrag Heldere regels en afspraken over gedrag Relatie: bevorderen dat alle leerlingen zich veilig en aanvaard voelen Competentie: versterken van het zelfvertrouwen van alle leerlingen Autonomie: bevorderen van zelfstandigheid en het nemen van verantwoordelijkheid prijzen en belonen feedback niet-pedagogische gedragingen reflecteren van leerkrachten over omgaan met verschillen reflecteren op sociaal-emotionele gedragsproblematiek Kijkwijzers behorende bij een begeleidingsmethodiek (interacties leerling - leerkracht en leerlingen onderling) School Video Interactie Begeleiding (over communicatie tussen leerkracht en leerling) apart te bestellen Interactiewijzer (over sociale problemen in een groep) apart te bestellen Hulp in de klas (analyse van niet-taakgericht gedrag, motivatieproblemen) Kijkwijzers die gebaseerd zijn op het gewenste onderwijsaanbod voor leerlingen met specifieke kenmerken. Omgang met drukke leerlingen Omgang met oppositionele/opstandige kinderen Kinderen uit het basisonderwijs + als inspiratiebron te gebruiken voor kinderen uit het secundair onderwijs
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
279
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Afname
Normen Andere psychometrische kenmerken Beoordeling/ervaring Andere informatie
Samen met de leerkracht die zal geobserveerd worden, worden observatievragen geformuleerd. Wat dient men te weten om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden? Deze observatievragen bepalen welke kijkwijzer gekozen zal worden. Niet van toepassing Niet van toepassing
PRODIA-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde
280
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Klachtenlijst Adolescenten (KLAD) Doel Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Peeters J., Garant, Leuven, 1999
Deze vragenlijst inventariseert gedragsmoeilijkheden bij adolescenten De KLAD is een kort en gedragsgericht instrument met een zelfrapportagelijst voor de adolescent, een lijst voor de ouders en een lijst voor leerkrachten/begeleiders. Het is aangewezen om de perceptie van de drie verschillende informanten te vergelijken. De 60 items bevatten gedragsbeschrijvingen en zijn onder te verdelen in volgende rubrieken: - Weigergedrag - Eisend gedrag - Gedragsmoeilijkheden: agressie - Gedragsmoeilijkheden: overige - Onrust - Emotionele moeilijkheden, - Negatief zelfbeeld, - Middelengebruik, - Sociale relaties Thuis Elders - Sociale steun Telkens worden 5 antwoordcategorieën gegeven, en dient de invuller er één aan te kruisen. Adolescenten van 12 tot 18 jaar 15 à 20 min tijd nodig om de vragenlijst in te vullen Normen 1998 en 1999 Vlaanderen Per item wordt aangegeven welke antwoordmogelijkheden problematisch zijn. Er worden geen scores toegekend. Er zijn geen comparatieve normen. Wel is er voor elk item een cut-off voorzien van de problematische zone. COTAN Beoordeling in 1999 Betrouwbaarheid: voldoende Interne consistentie: Cronbach’s alpha rond .90 (totale KLAD) Op niveau van de rubrieken zijn weigergedrag, gedragsmoeilijkheden met agressie, gedragsmoeilijkheden overige en emotionele moeilijkheden de enige subtests die bij jongens en meisjes een interne consistentie > .70 hebben. Validiteit: Significante correlatie tussen problematisch gescoorde items van de KLAD en score CBCL Begripsvaliditeit voldoende Criteriumvaliditeit: niet onderzocht. PRODIA-beoordeling: 2de keuze
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
281
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Kleuters Veilig Oversteken Doel Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring
SIG, Destelbergen, 2005. www.sig-net.be Kleutervolgsysteem Genormeerd kleutervolgsysteem dat verschillende domeinen behelst: - motoriek (bijv. gooit een bal naar iemand anders) - visueel-ruimtelijke vaardigheden en visuele perceptie (bijv. bouwt een toren van 6 blokken) - auditieve perceptie (bijv. vindt 3 à 4 rijmwoorden bij hetzelfde basiswoord) - spraak en taal (bijv. praat verstaanbaar voor iedereen) - deelhandelingen van het denken (bijv. sorteert meer dan twee voorwerpen naar vorm of kleur) - zelfredzaamheid (bijv. doet eigen jas aan en uit) - socialisatie (bijv. speelt fantasiespel) Voor elke leeftijd staan per domein een aantal vaardigheden opgesomd die het kind zou moeten kunnen. De respondent duidt telkens aan of de vaardigheid goed beheerst, twijfelachtig beheerst, geobserveerd maar niet beheerst, of niet geobserveerd is. Als een kind de vaardigheden van een leeftijdscategorie niet beheerst, observeer je de vaardigheden van de voorafgaande leeftijdscategorie voor dat ontwikkelingsgebied. Kleuters van 2 jaar en 6 maanden tot 6 jaar Dit instrument is bedoeld voor gebruik door de school. Er wordt een halfjaarlijkse of jaarlijkse afname aangeraden. Heeft Vlaamse normen voor elk ontwikkelingsgebied en voor de totaalscore, telkens uitgedrukt in percentielzones. De uitslag geeft aan, ofwel (1) er is geen probleem, (2) de ontwikkeling is zwak voor dit gebied, (3) voor dit gebied is er een nauwkeurige opvolging aangewezen. Cut off: zone E = percentiel 0-10 = zone rood! Betrouwbaarheid: Interne consistentie Cronbach’s alpha (totale score): goed, behalve voor de 3-jarigen en de 6-jarigen (voor deze leeftijdsgroepen is er een probleem met de interne consistentie) Test-hertestbetrouwbaarheid: goed (scores overwegend tussen .70 en .80) Validiteit: Significant verband tussen oordeel leerkracht en totale score voor alle leeftijdsgroepen Gericht op handelen PRODIA-beoordeling: 1ste keuze
Andere informatie
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
282
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Leerling Leerkracht Relatie Vragenlijst Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Koomen H., Verschueren K., Pianta R., Bohn Stafleu, van Loghum, Houten, 2011 De LLRV is een instrument waarmee de perceptie van leerkrachten aangaande hun relatie met individuele leerlingen nauwkeurig vastgesteld kan worden. Daarbij geeft de lijst een indicatie van de algemene kwaliteit van de relatie en van specifieke relatiepatronen in termen van nabijheid, conflict en afhankelijkheid. Afname is vooral geïndiceerd indien zich aanpassingsproblemen aan de kant van de leerling of werkproblemen aan de kant van de leerkracht (dreigen te) ontwikkelen. Een goede relatie tussen leerling en leerkracht is van belang voor het welbevinden, de leerprestaties en het sociaal functioneren van kinderen en vormt de basis van waaruit de leerkracht de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling van leerlingen bevordert. Met de LLRV kunnen leerling-leerkracht relaties worden opgespoord die ondersteuning en interventie behoeven. De LLRV is het eerste Nederlandstalige zelfbeoordelinginstrument dat dit mogelijk maakt. Toepassingsmogelijkheden: Screening: voor het onderzoeken van relatiepatronen op het niveau van de groep/klas. Bijvoorbeeld om leerkrachten op te sporen die begeleiding nodig hebben bij hun omgang met individuele kinderen of bij hun interactieve stijl bij kinderen in het algemeen. Diagnose: de LLRV is als beoordelingsinstrument te gebruiken in het kader van preventie of vroegtijdige interventie in het geval zich aanpassingsproblemen (dreigen te) ontwikkelen. De LLRV kan worden opgenomen in testbatterijen of leerlingvolgsystemen voor periodieke screening om te bepalen of er in handelingsplannen aandacht moet worden besteed aan bepaalde aspecten van de relatie. Evaluatie: voor het in kaart brengen van de effectiviteit van handelingsplannen die gericht zijn op het verbeteren van leerling - leerkracht relaties. Wetenschappelijk onderzoek: voor het verkrijgen van begrip en inzicht aangaande de invloed van leerling- leerkracht relaties op de ontwikkeling van kinderen. De LLRV meet de perceptie van de leerkracht van zijn/haar relatie met een specifieke leerling in termen van de volgende relatiedimensies: conflict (negativiteit, conflicten, onvoorspelbaarheid, boosheid, dwingend gedrag, gebrek aan effectiviteit) nabijheid (genegenheid, warmte, open communicatie, betrokkenheid, vertrouwen, veiligheid, effectiviteit) afhankelijkheid (buitensporige hulp en aandacht vraag, sterke reactie op scheiding) Kinderen van 3 tot 12 jaar De LLRV is een zelfrapportage-instrument bestaande uit 28 items. De afnameduur bedraagt 5 tot 10 minuten. Invullen en scoren kan zowel met de hand als geautomatiseerd via Testweb.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
283
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis De LLRV kan worden ingevuld door kinderverzorg(st)ers, leerkrachten, intern begeleiders en leidinggevenden die het kind tenminste zes weken in de groep hebben of hen van nabij kennen. Afname, scoring en interpretatie is echter voorbehouden aan diagnostische gekwalificeerde professionals. Normen COTAN-beoordeling in 2008 van Nederlandse normen van 2006: goed Interpretatie van de scores vindt plaats door het vergelijken van de individuele testscores met normen die het onderscheid tussen wel en geen problematiek weergeven. Voor de interpretatie worden in de handleiding de volgende normgegevens verstrekt: meisjes en jongens- voor alle leeftijdsgroepen van 3 t/m 12 jaar aparte normtabellen De uiteindelijke interpretatie van de scores valt uiteen in: zeer laag, laag, beneden gemiddeld, gemiddeld, bovengemiddeld, hoog, zeer hoog Andere COTAN-beoordeling 2008: psychometrische Uitgangspunten bij de testconstructie: goed kenmerken Kwaliteit van het testmateriaal: goed Kwaliteit van de handleiding: goed Betrouwbaarheid: voldoende Begripsvaliditeit: goed Criteriumvaliditeit: onvoldoende (niet onderzocht) Beoordeling/ervaring PRODIA-beoordeling: 2de keuze Andere informatie
284
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Leidraad voor Taxatie van Ontwikkelingsproblemen bij kleuters Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname Normen Andere psychometrische kenmerken Beoordeling/ervaring Andere informatie
Maes B., Hombroux M., Janssens K., Lambert R., Wouters M., VCLB-Service, Schaarbeek, 2005
Ontwikkelingsproblemen inschatten bij kleuters aan de hand van een oudergesprek. - Is houvast voor CLB-medewerker voor gesprekken met ouders die zich zorgen maken over de ontwikkeling of het gedrag van hun kleuter. - Geeft informatie over de mogelijkheden, sterktes en beperkingen op diverse domeinen. - Laat toe om te oordelen of het kind leeftijdsadequaat functioneert en op welke gebieden. - kan de basis vormen voor een gerichte hypothesevorming betreffende het voorkomen van bepaalde ontwikkelingsen/of gedragsstoornissen Zoekt mogelijke risico- en protectieve factoren qua gezondheid en in de context. Bevraagde ontwikkelingsgebieden: taal- en spraakontwikkeling, motorische ontwikkeling, redzaamheid, emotionele ontwikkeling, sociale ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling Bevraagde risico- en protectieve factoren: gezondheid, gezins- en opvoedingssituatie, klas- en schoolcontext Kleuters CLB-medewerker N.v.t. N.v.t.
Vlaams, kwaliteitsvol en recent instrument PRODIA-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde Cd-rom met formulieren
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
285
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Ouder-Kind Interactie Vragenlijst - Revised (OKIV-R) Doel
Beschrijving Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Lange A., Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2001
Onderzoeken hoe de ouder de opvoedingsrelatie met het kind beoordeelt en omgekeerd. Zicht krijgen op de verhoudingen tussen ouders en kinderen in termen van concreet gedrag en specifieke affecten. Inzichtelijk maken of en hoe de opvoedingsrelatie tussen ouder(s) en kind(eren) samenhangt met het ontstaan en voortduren van eventuele problematiek. Kindversie: 25 vragen, ouderversie: 21 vragen Kinderen en jongeren van 8 tot 18 jaar. Met behulp van scoringsmallen kunnen totaalscores berekend worden op de twee subschalen: conflicthantering en acceptatie. Afnameduur: ouders 20 minuten, jongeren 30 minuten. Kan zowel schriftelijk als digitaal verwerkt worden. Er zijn normscores voor de onderscheiden informanten. Er wordt gebruik gemaakt van quintielen berekend op 171 jongeren en 196 Nederlandse ouders. COTAN-beoordeling in 2002 van normen 1999: onvoldoende COTAN-beoordeling in 2002: Testconstructie: goed Betrouwbaarheid: voldoende Validiteit: Begripsvaliditeit: onvoldoende, te weinig onderzoek Criteriumvaliditeit: onvoldoende, geen onderzoek PRODIA-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
286
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Pediatric Evaluation of Disability Inventory (PEDI-NL) Doel
Beschrijving
Doelgroep
Afname
Haley S., Coster W., Ludlow L., Haltiwanger J.., Andrellos P., Nederlandse vertaling door J.E. Wassenberg-Severijnen J., Custers J., Pearson, Amsterdam, 2005 Het inventariseren en evalueren van vaardigheden bij jonge kinderen. Meten van zelfredzaamheid in het dagelijks leven bij kinderen met fysieke of gecombineerde fysieke en cognitieve beperkingen. Nagaan of functionele beperkingen of vertragingen aanwezig zijn en, als dat het geval is, de mate waarin en het inhoudelijke gebied waarop de beperking of vertraging betrekking heeft. Evalueren van veranderingen bij een kind op de betreffende domeinen. Deel 1 is de “Functionele Vaardigheidsschaal”. Deze bevat drie subschalen: zelfverzorging (74 items), ambulantie (mobiliteit) (65 items) en sociaal functioneren (en redzaamheid) (66 items). Deze laatste schaal bevat ook items die peilen naar communicatie en cognitie. Deel 2 omvat de verzorgingsassistentieschaal en aanpassingsschaal. Met de eerste schaal wordt de nodige hulp vastgesteld die men een kind dient te geven in alledaagse situaties. De aanpassingsschaal geeft een maat voor de hulpmiddelen, voorzieningen en aanpassingen die eventueel nodig zijn en de omgeving van het kind bij de uitvoering van dagelijkse activiteiten. Kinderen van 0;6 tot 7;6 jaar uit het gewone en buitengewoon onderwijs.. Kan ook gebruikt worden bij oudere kinderen van wie de functionele vaardigheden geringer zijn dan die van kinderen van 7;6 jaar zonder beperkingen. De PEDI-NL wordt meestal afgenomen in de vorm van een gestructureerd interview op papier met een ouder/verzorger, maar kan ook online via P2O. Tevens kan ook een persoon die beroepsmatig bekend is met het kind kan deze vragenlijst invullen. De afnametijd bedraagt tussen de 45 en 60 minuten, het invullen door een ervaren therapeut duurt een half uur. Belangrijk is dat elke subschaal apart kan afgenomen worden. Het is mogelijk de test “trapsgewijs” af te nemen. Men begint met de eerste schaal (deel 1) of een onderdeel daarvan, bijvoorbeeld sociaal functioneren. In dit geval is de afnametijd beperkt tot 15 minuten. Naargelang de noodzaak kan men verder uitdiepen. Alle items van deel 1 worden met 0 of 1 gescoord. Binnen het gewoon onderwijs presenteert de subschaal “sociaal functioneren” (deel 1) zich als een belangrijk screeningsinstrument als aanvulling bij het intelligentie-onderzoek. Met een betrouwbaarheid van .87 voldoet deze schaal zeker aan de vereiste voor screening. Deze schaal bevat 66 items over volgende onderwerpen: begrip van betekenis van woorden, begrip van complexiteit van zinnen, functioneel gebruik van communicatie, complexiteit van expressieve communicatie, informatie over zichzelf, omgaan met problemen, spel met volwassenen, interacties met
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
287
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
leeftijdsgenoten, spel met voorwerpen, tijdsbesef, huishoudelijke taken, zelfbescherming, functioneren in de woonomgeving. Enkel Nederlandse normen van 2003 beschikbaar. COTAN-beoordeling in 2006: voldoende Met nodige omzichtigheid ook voor Vlaanderen bruikbaar. Genormaliseerde standaardscores (X=50 en SD=10) zijn beschikbaar voor 14 leeftijdsgroepen van elk een half jaar en zijn gebaseerd op een regionale steekproef van kinderen zonder beperkingen (N=1849). Naast de normscores biedt de PEDI-NL een interessante leeftijdsopbouwlijn per item. De schaalscores van elk deel worden op een absolute referentiemeetschaal gepresenteerd. Dit is een soort ladder (Rash-model) met tredes van 1 tot 100 die aangeeft waar het kind zich met zijn vaardigheden situeert in de betrokken totale normgroep ongeacht zijn leeftijd. Dit laat toe de test te gebruiken bij kinderen ouder dan 7;6 jaar die een ontwikkelingsachterstand vertonen. COTAN-beoordeling in 2006: Uitgangspunten bij de testconstructie: voldoende Kwaliteit van het testmateriaal: goed Kwaliteit van de handleiding: goed Normen: voldoende Betrouwbaarheid: onvoldoende Validiteit: Begripsvaliditeit: onvoldoende Criteriumvaliditeit: onvoldoende De Beoordeling door het meer praktijkgerichte CAP-vademecum is milder. De psychometrische kenmerken van de test zijn gunstig. Betrouwbaarheid: De proef voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid (interne consistentie, interbeoordelaar, hertesting): regelmatig boven .90. Validiteit: verscheidene validiteitsbenaderingen werden toegepast en laten goede resultaten zien. PRODIA-beoordeling: 2de keuze In het kader van het intercultureel gebruik blijft het een aandachtspunt waar ongewenste effecten (bias) optreden. In de handleiding komt dit niet aan bod. De steekproef is echter met zorg representatief samengesteld.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
288
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Peernominatieinstrument
Doel Beschrijving
Doelgroep Afname Normen Andere psychometrische kenmerken Beoordeling/ervaring Andere informatie
Crick N. R., en Grotpeter J. K. (1995), Nederlandstalige bewerking wordt beschreven in het Jaarboek Ontwikkelingspsychologie, orthopedagogiek en kinderpsychiatrie (7 p 109) Meten van verbale, fysieke en specifiek “relationele agressie Dit instrument werd door Crick en Grotpeter ontwikkeld voor onderzoeksdoeleinden. Ze ontwikkelden een vragenlijst die naast de traditionele vormen van agressie (verbale en fysieke), specifiek “relationele agressie” moest meten. Relationele agressie is een vorm van agressie waarbij de pogingen om iemand pijn te doen zich in het relationele veld situeren: roddelen, uitsluiten uit de groep, enz. De hypothese van Crick en Grotpeter was dat relationele agressie meer voorkomt bij meisjes. De “traditionele” vormen van agressie (fysieke en verbale agressie), zouden meer voorkomen bij jongens. Om deze hypothese te toetsen werd dit instrument ontwikkeld. Kinderen van negen tot twaalf jaar Geen informatie Niet van toepassing Niet van toepassing
PRODIA-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde Voordelen: -meerdere informanten -zelfrapportage is minder geschikt, want dader niet geneigd tot toegeven agressie en/of interpreteert zijn gedrag niet als dusdanig - leeftijdsgenoten toegang hebben tot informatie over vriendschappen en andere relaties in een bepaalde groep Nadelen: -Situationele factoren, zoals sociale druk, kliekvorming, recente conflicten… en individuele kenmerken van de informanten bij vb. leeftijd, sociale status, … kunnen dan weer nadelig zijn voor de accuraatheid van de beeldvorming. -feit dat er toestemming gevraagd wordt aan de ouders kan ertoe leiden dat niet alle leden als informant optreden.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
289
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Prestatie motivatie Test voor Kinderen (PMT-K-2) Doel Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Hermans H., Pearson, Amsterdam, 2011
Meten van Prestatiemotivatie, Negatieve Faalangst, Positieve faalangst en Sociale Wenselijkheid. De PMT-K-2 is de volledig herziene versie van de PMT-K en meet Prestatiemotivatie, Negatieve Faalangst, Positieve faalangst en Sociale Wenselijkheid. Prestatiemotivatie: de geneigdheid om te presteren, waarbij presteren wordt opgevat in de zin van excelleren, zowel in de ogen van anderen als van zichzelf. De mate van motivatie om te presteren. Individuen die een hoge prestatiemotivatie hebben, oefenen meer invloed uit op de evaluatie van hun prestatie en hebben een hoger streefniveau van prestatiedoelen. Met negatieve faalangst wordt een angst om te falen bedoeld die de persoon doet disfunctioneren, vooral in taaksituaties die relatief ongestructureerd en stresserend van aard zijn. De positieve faalangst is een vorm van angst die de persoon in een optimale spanningstoestand brengt en die hem in ongestructureerde en stresserende taaksituaties beter doet functioneren dan onder normale omstandigheden. De sociale wenselijkheid heeft betrekking op de neiging om zich naar de buitenwereld goed voor te willen doen. Leerlingen van het 5de en 6de leerjaar BaO en de eerste drie jaren van het secundair onderwijs (alle richtingen) Het instrument kan individueel en klassikaal ingezet worden en volgens de pen-en-papiermethode of online via P2O. De afname duurt 30 minuten. De scoring bij de pen-en-papiermethode is handmatig via een zelfscorend formulier. Scoring kan ook met behulp van optische formulieren. COTAN beoordeling in 2011 van Nederlandse normen 2011: goed Het instrument is genormeerd bij 1410 leerlingen. De normtabellen zijn apart voor jongens en meisjes en apart voor basisonderwijs en secundair onderwijs. De steekproef bestaat uit 77.9% autochtonen en 22,1% allochtonen. Ruwe scores worden opgeteld en omgezet in stanines en percentielen. Vlaamse normen in voorbereiding (Lessius hogeschool) COTAN beoordeling in 2011: Uitgangspunten bij de testconstructie: voldoende kwaliteit van het testmateriaal: goed kwaliteit van de Handleiding: goed Betrouwbaarheid: goed Validiteit: begripsvaliditeit: voldoende, criteriumvaliditeit: onvoldoende ( te weinig onderzoek) PRODIA-beoordeling: 2de keuze (bij verschijnen van Vlaamse normen 1e keuze) Bij de herziening is het taalgebruik van de vragen gemoderniseerd en vernieuwd en is het uiterlijk van de test aangepast. Een aantal verouderde items zijn vervangen. Daarnaast zijn nieuwe data verzameld om normen te bepalen en is validerings- en betrouwbaarheidsonderzoek gedaan.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
290
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Beoordeling door Netoverschrijdende werkgroep Faire Diagnostiek: Het is positief dat het steekproefpercentage van allochtone leerlingen overeen komt met het streefpercentage. Hoewel allochtonen wel in de normering betrokken werden, zijn er in de handleiding geen conclusies naar deze doelgroep gepubliceerd. Taal: soms meer Nederlands dan Vlaams. De formuleringen zijn af en toe iets moeilijker (als… dan…. negatie), maar vaak terugkerend in dezelfde vorm, waardoor het uitleggen aan de leerling van dit principe duidelijkheid zou kunnen brengen. De etnocentriciteit is geen probleem. Er worden weinig beladen items gebruikt. Richtlijn blijft wel om de vragenlijst samen met het kind in te vullen. Lees meer ... http://www.vclbkoepel.be/professionals/kansenbevordering3/fairediagnostiek/materialen23
291
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Revised Child Anxiety and Depression Scale RCADS Doel Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Nederlandse vertaling door A.J. door Oldehinkel (2000) van oorspronkelijke versie : Revised Child Anxiety and Depression Scale. Chorpita et al. (2000) Disciplinegroep Psychiatrie, Rijksuniversiteit Groningen. Diagnostiek van angst. Deze zelfrapportagelijst (gratis download-baar zie verder) is een uitbreiding van de SCAS en meet behalve enkelvoudige klachten en lichte klachten van de gegeneraliseerde angststoornis ook symptomen van onder andere depressie en bevat extra worryvragen. De vragenlijst bevat 47 items die zich richten op de klachten van een gegeneraliseerde angststoornis, maar ook op de symptomen van depressie. De schalen zijn: separatie-angststoornis, sociale fobie, gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis, obsessief-compulsieve stoornis en depressieve stoornis. Verder geeft het een totale angstschaal en een totale Internaliserende schaal. Er bestaat ook een versie voor ouders, de RCADS-P, Nederlandse vertaling: M. Nauta (2006). Kinderen van 8 tot en met 17 jaar. Items worden gescoord op basis van een vierpuntsschaal., Ruwe scores worden omgezet in T-score. Scoring via scoringsprogramma op Amerikaanse website: http://www.childfirst.ucla.edu/Resources.html Klinische steekproef van 513 jongeren verwezen naar de universitair ziekenhuis in Hawaii, V.S. voor onderzoek in het kader van de geestelijke gezondheidszorg COTAN-beoordeling: niet beschikbaar Standaardisatie-onderzoek door auteur et al. University of Hawaii, USA Betrouwbaarheid: niet voorhanden voor NL of VL Door University of Hawaii: interne consistentie van de schalen: Cronbach apha’s tussen .78 en .88 Validiteit: Begripsvaliditeit: niet voorhanden voor NL of VL Criteriumvaliditeit: niet voorhanden voor NL of VL Door University of Hawaii: Convergente validiteit: gunstig Discriminant validiteit: gunstig PRODIA-beoordeling: 2e keuze Vragenlijst gratis down-load bij: UCLA, Department of Psychology: Algemeen: http://www.childfirst.ucla.edu/Resources.html Kindversie: http://www.childfirst.ucla.edu/RCADS%20(dutch%20version).pdf Ouderversie: http://www.childfirst.ucla.edu/RCADSP%20(dutch%20version).pdf Chorpita, B. F., Yim, L. M., Moffitt, C. E., Umemoto L. A., & Francis, S. E. (2000). Assessment of symptoms of DSM-IV anxiety and depression in children: A Revised Child Anxiety and Depression Scale. Behaviour Research and Therapy, 38, 835-855.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
292
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Resilience Scale (RS-nl) Doel Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
G. Wagnild G. & Young H., Pearson, Amsterdam, 2008 Mentale veerkracht meten Vragenlijst bestaande uit 25 positief geformuleerde stellingen. Aangegeven moet worden in welke mate de persoon het eens of oneens is met de stelling. Er zijn vier antwoordmogelijkheden: ‘helemaal oneens', ‘gedeeltelijk oneens', ‘gedeeltelijk eens' en ‘helemaal eens'. De items kunnen worden opgesplitst in twee subschalen, ‘Persoonlijke competentie' (17 items) en ‘Acceptatie van zichzelf en het leven' (8 items). Het instrument is gebaseerd op vijf kenmerken: gebalanceerdheid, doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen, zinvolheid en existentiële eenzaamheid. Vanaf 16 jaar Scoring met behulp van een zelfscorend formulier. De somscore van de 25 itemscores levert de totaalscore op. Voor de score op de subschalen ‘Persoonlijke competentie' en ‘Acceptatie van zichzelf en het leven' worden de bijbehorende itemscores bij elkaar opgeteld. Met behulp van de normtabellen kunnen de totaalscore en de subschaal-scores worden omgezet in een stanine- en decielscore. Normen van 2006 Er is een normtabel Algemeen en een normtabel Residentiële psychiatrie beschikbaar. De normtabellen zijn opgedeeld in drie leeftijdscategorieën, 16-35 jaar, 36-55 jaar en 55+. De normgroep Algemeen bestaat uit drie groepen: personen uit Vlaanderen, voornamelijk uit de provincies Oost- en West Vlaanderen, Antwerpen en Limburg (n=2.535), personen uit Nederland (n=1.056) en een groep sporters (n=316). De normgroep Residentiële psychiatrie bestaat uit cliënten in de gezondheidszorg in Vlaanderen en Nederland (n=325). COTAN-beoordeling in 2009: Betrouwbaarheid: Goed voor de Totaalschaal en de schaal Persoonlijke Competentie in de Algemene Normgroep. Voor de schaal Acceptatie is de betrouwbaarheid onvoldoende. De betrouwbaarheid van alle schalen voor de groep Residentiële psychiatrie is onvoldoende wegens het ontbreken van gegevens. Validiteit: Begripsvaliditeit: onvoldoende. Factorstructuur is niet volgens de verwachtingen. Criteriumvaliditeit: voldoende voor de klinische situatie en de sportsituatie, niet voldoende voor de HR-situatie PRODIA-beoordeling:2e keuze
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
293
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Schaal voor Emotionele Ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking – Revised (SEO-R) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Claes, L. & Verduyn, A. (Red.), SEN - Steunpunt Expertisenetwerken & Garant, Antwerpen, 2012. Bewerking van het Schema voor schatting van het niveau van Emotionele Ontwikkeling (SEO) van Anton Došen uit 1990.
De emotionele ontwikkeling inschatten van kinderen, jongeren en volwassenen met een verstandelijke beperking. Gezien het beperkt psychometrisch onderzoek is de schaal in de eerste plaats bedoeld om interactie uit te lokken rond het emotionele ontwikkelingsniveau van een persoon met een verstandelijke beperking en een gedeelde inschatting weer te geven. Met de SEO-R wordt nagegaan hoe cliënten zich situeren op dertien domeinen binnen de vijf ontwikkelingsfasen van Došen (2005). Domein 1: Omgaan met het eigen lichaam: Domein 2: Omgaan met ‘emotioneel belangrijke anderen’. Domein 3: Beleving van zichzelf in interactie met de omgeving. Domein 4: Omgaan met een veranderende omgeving/permanentie van object. Domein 5: Angsten. Domein 6: Omgaan met ‘gelijken’. Domein 7: Omgaan met materiaal. Domein 8: Communicatie. Domein 9: Differentiatie van emoties. Domein 10: Agressieregulatie. Domein 11: Invulling vrije tijd – Spelontwikkeling. Domein 12: Morele ontwikkeling. Domein 13: Regulatie van emotie. De schaal vertrekt vanuit de ‘normale’ emotionele ontwikkeling tussen 0 en 12 jaar. De voorbeelden in de schaal focussen vooral op jongeren en volwassenen met een verstandelijke beperking. Kinderen, jongeren en volwassenen met een verstandelijke beperking De publicatie start met de handleiding, die de noodzakelijke achtergrond biedt om de SEO-R af te nemen. De SEO-R wordt niet rechtstreeks afgenomen van de cliënt, maar wel van twee informanten die de cliënt goed kennen. De schaal bestaat uit een afnameformulier en een invulformulier. Daarnaast bevat de SEO-R een begrippenlijst, die een omschrijving geeft van de betekenis van een aantal begrippen binnen de context van de schaal. Ten slotte is er een schema dat per domein en per fase de belangrijkste elementen op een rijtje zet. Vlaamse (voorlopig) beperkte normen (2012) At random selectie van in totaal 67 cliënten. De vragenlijsten werden niet afgenomen van de cliënten zelf, maar wel van twee informanten.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
294
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Betrouwbaarheid: Interne consistentie met 13 domeinen (N=115) is zeer betrouwbaar, Cronbach alpha-waarde van 0.95. Lagere waarden werden gevonden voor het aparte domein 9 ‘differentiatie van emoties’, domein 10 ‘agressieregulatie’ (en domein 13 ‘regulatie van emoties’, alleen lager voor interbeoordelaars-betrouwbaarheid). Validiteit: Begripsvaliditeit: niet voorhanden Criteriumvaliditeit: niet voorhanden Validiteitsonderzoek is gepland. PRODIA-beoordeling: 2e keuze Validiteitsonderzoek is gepland. Het interbeoordelaars-betrouwbaarheidsonderzoek werd gefinancierd door VAPH en werd uitgevoerd door de SENSEOgroep, SEN en Hoge school Gent.
295
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis School Attitude Questionnaire Internet (SAQI) Doel
Beschrijving
Vorst H. & David S., Libbe Mulder, Amsterdam, 2007, http://www.saqi.nl De SAQI is de adaptieve (ingekorte) online-versie van de SchoolVragenLijst (SVL). De vragenlijst verzamelt gegevens over leerlingen en hoe zij de school ervaren. Hun gedrag en hun opvattingen over uiteenlopende aspecten van school worden zichtbaar gemaakt naast het beeld van hoe de leerling zichzelf ziet. Dit kan aangewend worden voor het geven van adequate adviezen aan individuele leerlingen en klassen. Bestaat uit 10 basisschalen met 4 samengestelde schalen. De werkhouding of motivatie van de leerling ten opzichte van het schoolwerk (MOT) wordt getoetst aan de hand van leertaakgerichtheid (LG) concentratie in de klas (CK) de huiswerkattitude (HA) Inzicht over het welbevinden of de sociaal-emotionele houding ten opzichte van het schoolleven (WELB), wordt verkregen door vragen met betrekking tot plezier op school (PS) het sociaal aanvaard voelen van de leerling (SA) diens relatie met leerkrachten (RL) Het zelfvertrouwen van de leerling (ZELF) wordt gemeten aan de hand van uitdrukkingsvaardigheid (UV) zelfvertrouwen bij het maken van proefwerken (ZP) sociale vaardigheid (SV) Controle-metingen: Sociale Wenselijkheid (SW) is een schaal die de mate meet waarin de leerling zichzelf in een gunstig daglicht wil stellen. Daarnaast bevat de controlemeting ook Ontwijkende antwoorden en Tegenstrijdige antwoorden. Engagement voor school/Algehele aanpassing aan school: deze schaal wordt gevormd door de som van de samengestelde schalen MOT, SAT en ZELF.
Doelgroep
Afname
Normen
Pesten: kansschatting op pesten en gepest worden. Deze schaal maakt deel uit van de SAQI maar niet van de SVL in de papieren versie. Leerlingen van 9 tot 16 jaar. De vragenlijst kan worden afgenomen bij leerlingen van het 4e, 5e en 6e leerjaar van het Basisonderwijs en het 1e, 2e en 3e jaar van het Secundair Onderwijs. Via internet, gemiddeld 112 vragen per leerling (adaptieve verwerking van de 160 vragen uit de SVL). Eén lesuur zal meestal volstaan. Afname, scoring en rapportering gebeuren online tegen betaling per leerling. De uitslag is direct oproepbaar, met één rapport voor de leerkracht, één voor de ouder(s) en één voor de leerling. Goede beoordeling van de normen van 2005 volgens COTANbeoordeling 2008.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
296
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Voorlopig enkel Nederlandse normen van 2005. Er zijn 26 normgroepen opgesplitst in type en jaar van opleiding en sekse. Interpretatie op individueel niveau. COTAN-beoordeling 2008: Betrouwbaarheid: goed, voor gecombineerde AB-schaal, voldoende voor afzonderlijke A- en B-schalen Validiteit: Begripsvaliditeit voldoende Criteriumvaliditeit onvoldoende (geen onderzoek) PRODIA-beoordeling: 2de keuze Voor leerlingen met dyslexie en/of met een taalachterstand is er in het programma auditieve ondersteuning (‘SAQI Adaptief Auditief’) voorzien. Bij aanklikken van een symbool wordt het item of de tekst voorgelezen. Lopend normeringsonderzoek bij het Psychodiagnostisch Centrum van Thomas More Antwerpen
297
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Schoolvragenlijst (SVL)
Doel
Beschrijving
Smits E., Vorst H., Pearson, Amsterdam, 2008 http://www.pearsonclinical.nl/svl-schoolvragenlijst Er is een adaptieve (ingekorte) versie van deze vragenlijst: de School Attitude Questionnaire Internet (SAQI), http://www.saqi.nl. De schoolvragenlijst verzamelt gegevens over leerlingen en hoe zij de school ervaren. Hun gedrag en hun opvattingen over uiteenlopende aspecten van school worden zichtbaar gemaakt naast het beeld van hoe de leerling zichzelf ziet. Dit kan aangewend worden voor het geven van adequate adviezen aan individuele leerlingen en klassen. Bestaat uit 10 basisschalen met elk 16 items en 4 samengestelde schalen. De werkhouding of motivatie van de leerling ten opzichte van het schoolwerk (MOT) wordt getoetst aan de hand van leertaakgerichtheid (LG) concentratie in de klas (CK) de huiswerkattitude (HA) Inzicht over het welbevinden of de sociaal-emotionele houding ten opzichte van het schoolleven (WELB), wordt verkregen door vragen met betrekking tot plezier op school (PS) het sociaal aanvaard voelen van de leerling (SA) diens relatie met leerkrachten (RL) Het zelfvertrouwen van de leerling (ZELF) wordt gemeten aan de hand van uitdrukkingsvaardigheid (UV) zelfvertrouwen bij het maken van proefwerken (ZP) sociale vaardigheid (SV) Aanvullend zijn er 3 controleschalen om inzicht te geven in de wijze waarop de leerling op de stelling heeft gereageerd en welke gevolgen dit kan hebben voor de uitslagen en de interpretatie ervan. Hierbij wordt bekeken hoeveel vragen de leerling heeft overgeslagen (GA) hoeveel vragen de leerling met ‘weet niet' heeft beantwoord (WN) in hoeverre de leerling de neiging heeft zichzelf in een (onrealistisch) gunstig daglicht te stellen (SW - sociale wenselijkheid) Engagement voor school/Algehele aanpassing aan school: deze schaal wordt gevormd door de som van de samengestelde schalen MOT, SAT en ZELF.
Doelgroep
Pesten: kansschatting op pesten en gepest worden. Deze schaal (20 items) maakt deel uit van de online-SVL en van de SAQI maar niet van de SVL in de papieren versie. Leerlingen van 9 tot 16 jaar De schoolvragenlijst kan worden afgenomen bij leerlingen van het 4e, 5e en 6e leerjaar van het Basisonderwijs en het 1e, 2e en 3e jaar van het Secundair Onderwijs.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
298
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Afname
De SVL kan zowel individueel als klassikaal afgenomen worden. Er bestaat een papieren en een online-versie. De volledige vorm van de schoolvragenlijst bestaat uit 160 stellingen. Voor zowel het basis- als het secundair onderwijs zijn er de verkorte parallelle vormen A en B uit elk 80 stellingen. Afname van de verkorte vorm duurt ongeveer 30-45 minuten, de volledige vorm kan meestal binnen een lesuur van 45 minuten ingevuld worden. In bijzondere gevallen, zoals bij zeer langzame leerlingen, zijn soms twee lesuren noodzakelijk. De optische antwoordformulieren van de SVL kunnen alleen automatisch verwerkt worden door een externe dienst (Scoreservice van RICOH, zie website Pearson http://www.pearsonclinical.nl/svl-schoolvragenlijst ).Hierbij kunnen individuele en groepsoverzichten verkregen worden. Een opstartkost en een online scoring per leerling wordt daarbij aangerekend (alleen interessant vanaf 20 afnames). De online-versie van de SVL is tegen betaling per leerling. Het voorbereiden van de afnames, de afname zelf en de rapportages gebeurt via het internet. http://www.svldigitaal.nl/ De online SVL heeft net als de SAQI een schaal die de kans op pesten/gepest worden inschat. In tegenstelling tot de SAQI is er geen adaptieve verwerking waardoor alle 180 items (160 van de basisschalen en 20 van de pestschaal) beantwoord moeten worden.
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
De digitale SVL heeft het hulpmiddel ‘Auditief’. Voor leerlingen met dyslexie en/of met een taalachterstand is er de mogelijkheid de teksten en de items te beluisteren. Als een leerling het ‘luidsprekertje’ bij een tekst of item aanklikt, dan wordt de tekst of het item voorgelezen. Goede beoordeling van de normen van 2005 volgens COTANbeoordeling 2008. Voorlopig enkel Nederlandse normen van 2005. Er zijn 26 normgroepen opgesplitst in type en jaar van opleiding en sekse. Interpretatie op individueel niveau. COTAN-beoordeling in 2008 over testuitgave 2008: Betrouwbaarheid: voldoende van de drie samengestelde schalen is goed, die van de schaal ‘sociale wenselijkheid’ is onvoldoende. Validiteit: Begripsvaliditeit: goed Criteriumvaliditeit: onvoldoende (niet onderzocht). PRODIA-beoordeling: 2de keuze De handleiding van 1990 tot 2000 is nog in omloop maar gebruikt de oude normen van 1982/1983. De testversies voorafgaand aan 2008 zijn enkel op papier beschikbaar. Ze hebben alleen de controleschaal Sociale Wenselijkheid (SW), basisschaal 10: antwoordneiging in de sociaal wenselijke richting kan leiden tot overschatting van de opvattingen.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
299
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders (SCARED-NL) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Scared-NL is de door P. Muris, D. Bodden, W. Hale, B. Birmaher, B. Mayer bewerkte Nederlandse versie (2007) van de Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders van B. Birmaher et al (1997). Boom test uitgevers SCARED-NL is bedoeld om symptomen te meten van de belangrijkste angststoornissen die, volgens de DSM, bij kinderen en adolescenten kunnen voorkomen. Het instrument kan ook gebruikt worden bij het evalueren van de effecten van therapeutische interventies bij angstige jeugdigen. De vragenlijst is een screeningsinstrument voor angstsymptomen. Het kan niet gebruikt worden als een diagnostisch instrument. SCARED-NL bestaat uit 69 items die de symptomen trachten te meten van de belangrijkste angststoornissen die volgens de DSM bij kinderen en adolescenten kunnen voorkomen. De negen subschalen zijn: - Separatieangststoornis (12 items): een buitensporige angst om gescheiden te worden van de personen aan wie zij gehecht zijn - Paniekstoornis (13 items): een duidelijk afgebakende periode van intense angst die vaak onverwacht optreedt. - Specifieke fobie (15 items): een duidelijke en aanhoudende angst die uitgelokt wordt door een specifieke prikkel of situatie. - Sociale fobie (7 items): een duidelijke en aanhoudende angst voor situaties waarin men sociaal moet functioneren. - Obessief-compulsieve stoornis (9 items): bestaand uit de componenten obsessies of dwanggedachten, en de compulsies of dwanghandelingen. - Posttraumatische en acute stressstoornis (4 items): intense angst en hulpeloosheid na zeer ernstige gebeurtenissen. - Gegeneraliseerde angststoornis (9 items): een buitensporige angst en bezorgdheid over meerdere levensgebieden. De subschalen en items van de ouderversie zijn hetzelfde als die van de kindversie, maar zijn geherformuleerd vanuit het perspectief van de ouders. Kinderen en adolescenten van 7 tot en met 19 jaar SCARED-NL is een papier en potlood vragenlijst die zowel individueel als groepsgewijs kan worden afgenomen. Kinderen en adolescenten geven op een 3-punts Likert-schaal aan hoe vaak ze elk symptoom ervaren: 'nooit of bijna nooit', 'soms', of 'vaak'. Deze antwoorden worden respectievelijk als 0, 1 en 2 gescoord. Van de SCARED-NL worden de totaalscore en de subschaalscores berekend door de scores op de relevante items bij elkaar op te tellen. De scores worden voorzien van de beoordelingen 'laag', 'normaal', 'verhoogd' en 'risico'. Het scoren en normeren van de vragenlijst gebeurt via de scorings- en normeringswebsite voor SCARED-NL. De invultijd bedraagt 10 tot 25 minuten, afhankelijk van de leeftijd en leesvaardigheid van het kind. De normtabellen zijn gebaseerd op SCARED-NL gegevens van een steekproef (in 2000) van 1011 niet-klinische, grotendeels
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
300
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
autochtone kinderen en adolescenten. Er zijn aparte normgroepen voor jongens en meisjes. Er worden ook twee leeftijdscategorieën toegepast: van 9 t/m 12 jaar en van 13 t/m 19 jaar. De ouder-versie van SCARED-NL is niet genormeerd. COTAN-beoordeling in 2007 Betrouwbaarheid: voldoende Deze beoordeling betreft de Totaalscore, de beoordeling voor de schalen voor specifieke DSMstoornissen is ‘onvoldoende’. Validiteit: Begripsvaliditeit: goed Deze beoordeling betreft de Totaalscore, de beoordeling voor de schalen voor specifieke DSM-stoornissen is ‘onvoldoende’. Criteriumvaliditeit: voldoende Deze beoordeling betreft de Totaalscore, de beoordeling voor de schalen voor specifieke DSMstoornissen is ‘onvoldoende’. PRODIA-beoordeling: 2e keuze (geen Vlaamse normen)
301
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Screeningslijst voor Roeyers R., Thys M., Druart C., De Schrijver M., Schittekatte M, autismespectrumHogrefe, Amsterdam, 2011 stoornissen (SRS) Doel Individueel screeningsinstrument bedoeld om de (ernst van de) sociale beperkingen in kaart te brengen bij ASS. Het identificeert de aanwezigheid en de omvang van de sociale belemmering. Dit instrument is ook geschikt om onderscheid te maken tussen autismespectrum- en andere psychiatrische afwijkingen bij kinderen. Beschrijving Bij gebruik van de SRS in het kader van screening en diagnose staat de totaalscore centraal. De vijf SRS behandelschalen, te weten: sociaal bewustzijn, sociale cognitie, sociale communicatie, sociale motivatie, autistische preoccupaties.
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
De subschaal scores zijn nuttig in het ontwerpen en evalueren (be)handelprogramma’s. Voordeel ten opzichte van andere instrumenten is dat het in plaats van ‘ja of nee’ geeft over de aanwezigheid van symptomen, de ernst van de sociale beperking weergeeft op een kwantitatieve schaal (ernstgradatie op dimensionele schaal). Een hogere score betekent meer problematiek. Die kwantitatieve score voor autistische sociale belemmering maakt vergelijkingen mogelijk tussen instellingen en beoordelaars. 4 tot 18 jaar. Ouder (voor leerkracht alleen Amerikaans) rating scale. Afnameduur: 15 tot 20 minuten. Beknoptheid en breed leeftijdsbereik zijn een pluspunt. Kan gebruikt worden in klinische of educatieve instellingen, als hulpmiddel bij de klinische diagnose of in het kader van onderzoek naar het effect van een interventie. Normen van- 2010, COTAN-beoordeling in 2012: voldoende Er zijn aparte normen voor de volgende groepen: •Nederlandse jongens tussen de 4 en 18 jaar, informanten: ouders •Nederlandse meisjes tussen de 4 en 18 jaar, informanten: ouders •Vlaamse jongens tussen de 4 en 18 jaar, informanten: ouders •Vlaamse jongens tussen de 4 en 18 jaar informanten: ouders •Autismespectrum populatie, informanten: ouders COTAN-beoordeling in 2012: Betrouwbaarheid: onvoldoende, geen gegevens over interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en testhertestbetrouwbaarheid Validiteit Begripsvaliditeit: onvoldoende, onderzoek naar de structuur van het instrument ontbreekt Criteriumvaliditeit: goed PRODIA-beoordeling: 2e keuze Nederlandstalige bewerking van de Social Responsiveness Scale van J.N. Constantino
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
302
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Screeningslijst voor Magez W., Spiessens R., De Vos M., Wuyts R., VCLB-service, gedragsproblemen Schaarbeek, 2007 in de school – BaO (GPS) Doel Psychodiagnostisch hulpmiddel bij begeleiding van kinderen in hun gedragsmatig en sociaal-emotioneel functioneren op school. Geschikt ter ondersteuning van het advies bij overgang van LO naar type 3 en van type 3 naar gewoon LO. Biedt eveneens ondersteuning voor de planning van het handelen op school. Beschrijving Gedragsobservatielijst bestaande uit 60 items ingedeeld in 6 rubrieken van problemen (werkhouding, zelfbeeld, sociale communicatie, algemene relatieproblemen, oppositioneelagressief gedrag, psychopathologische problemen) Doelgroep Kinderen in de gewone lagere school of buitengewone lagere school type 3 (6-13 jaar) Afname Wordt ingevuld door de onderwijzer(es) Individueel Per item een zeven-categorie schaal Totaalscores per cluster en totale test Drempelscores laten sterkte-zwakte analyse toe Normen Recent genormeerd op Vlaamse kinderen in GLO (N = 138) en BuLO type 3 (N = 328). Er zijn afkapscores voor het totaal en voor de rubrieken apart. Betrouwbaarheid: Andere psychometrische Interne consistentie: ruim voldoende (rond .90 voor de totale kenmerken score en de rubrieken), enkel psychopathologische problemen .72 (maar dat is logisch) Validiteit: Externe validiteit bepaald door voor elk item na te gaan in welke mate kinderen in GLO en BuLO (type 3) verschillend scoren. Beoordeling/ervaring Door de concrete gedragstherapeutische achtergrond biedt de lijst de directe handvatten tot handelend remediërend optreden PRODIA-beoordeling: 1ste keuze Andere informatie Staat op Cd-rom, handig elektronisch verwerkingssysteem Zie ook: Spiessens R., De Vos M., Screeningslijst gedragsproblemen op school, in: Caleidoscoop, dec 2007
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
303
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV) Doel Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
van de Ploeg J.D. en Scholte E.M., Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2005 Meten van sociaal-emotionele problemen Vragenlijst met 72 items gericht op vier dimensies van sociaalemotionele problematiek (aandachtstekort met hyperactiviteit, sociale gedragsproblematiek, angstig en stemmingsverstoord gedrag en autistisch gedrag), onderverdeeld in subschalen: Aandachtstekort met hyperactiviteit – 18 items Aandachtstekort – 6 items Hyperactiviteit – 6 items Impulsiviteit – 6 items Sociale gedragsproblematiek – 26 items Oppositioneel-opstandig gedrag – 8 items Agressief gedrag – 6 items Antisociaal gedrag – 12 items Angstig en stemmingsverstoord gedrag – 18 items Angstig gedrag in het algemeen – 6 items Sociaal-angstig gedrag – 6 items Angstig-depressief gedrag – 6 items Autistisch gedrag – 10 items De items bevatten concrete gedragskenmerken. Per item wordt op een vijfpunten-schaal aangegeven hoe vaak het gedrag voorkomt: 0 (niet) tot 4 (zeer vaak of dagelijks). Kinderen en adolescenten van 4 tot 18 jaar, toepasbaar in jeugdzorg en onderwijs Individuele afname bij een beoordelaar die goede kennis heeft van het gedrag van het kind (ouder, leerkracht, …) Duur: 10 min, scoring met behulp van een sleutel of computerscoringsprogramma, Schaal- en subschaalscores worden berekend door de itemscores te sommeren. COTAN-beoordeling in 2004 van normen van 2004: goed De ruwe scores worden omgezet in percentiel- en decielscores. Er zijn afkappunten berekend voor de klinische en subklinische grenzen van de SEV-schalen (respectievelijk 95ste en 90ste percentiel). Voor de subschaal autistisch gedrag gelden strengere afkappunten (respectievelijk 98ste en 95ste percentiel). Er zijn aparte normtabellen voor ouders en leerkrachten, voor jongere (412) en oudere (12-18) kinderen en voor jongens en meisjes. COTAN-beoordeling in 2004: Uitgangspunten bij testconstructie: voldoende Kwaliteit van het testmateriaal: goed Kwaliteit van de handleiding: voldoende Betrouwbaarheid: goed Validiteit: Begripsvaliditeit: goed Criteriumvaliditeit goed. PRODIA-beoordeling: 2de keuze
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
304
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Sociaal en Cognitieve Vaardighedentest (SCVT) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
van Manen T., Prins P., Emmelkamp P., Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2009
Informatie verkrijgen over sociaal-cognitieve vaardigheden in de school- en thuissituatie. Het instrument wordt gebruikt voor (1) screening van leeftijdsadequate ontwikkeling van sociaal-cognitieve vaardigheden, (2) diagnose van eventuele tekorten in de sociale informatieverwerking en (3) evaluatie van een interventie om het effect van de behandeling te meten. Methode bestaande uit zeven plaatjes met acht bijbehorende vragen. Elke vraag vertegenwoordigt een sociaal-cognitieve vaardigheid. De verhalen gaan over een sociale situatie waarin een kind geconfronteerd wordt met een probleem. Deze schalen zijn: 1. Identificeren: het kind is zich bewust van het bestaan van perspectief. Het identificeren wordt onderverdeeld in onderkennen, herkennen en benoemen van perspectieven. 2. Discrimineren: het kind kan beoordelen of perspectieven hetzelfde zijn of niet. 3. Differentiëren: het begrip dat twee of meer personen in gelijke of verschillende situaties niet noodzakelijk hetzelfde perspectief hebben. 4. Vergelijken: uitbreiding van de vaardigheid ‘differentiëren', het kind beseft dat er zowel overeenkomsten als verschillen kunnen zijn tussen perspectieven. 5. Zich verplaatsen: het kind kan zich verplaatsen in het perspectief van een ander. 6. Relateren: het leggen van causale relaties tussen perspectieven. 7. Coördineren: het kind is in staat de derde persoonspositie in te nemen. 8. Verdisconteren: het kind is zich bewust van de mogelijkheid het perspectief van de ander te beïnvloeden. Leerlingen van 4 tot 12 jaar. Bestaat uit 7 verhaaltjes met bijhorende plaatjes. Bij elk verhaaltje worden vragen gesteld die de acht cognitieve vaardigheden vertegenwoordigen. Duur: 30 minuten Scoring via pen en papier of digitaal (http://testweb.bsl.nl) COTAN-beoordeling in 2009 van Nederlandse normen van 2006: voldoende. Geen Vlaamse normen. De punten worden voor elke schaal bij elkaar opgeteld. Vervolgens wordt er een score berekend voor de vier sociaalcognitieve niveaus. 1. Egocentrisch niveau: op circa vierjarige leeftijd zijn de vaardigheden ‘identificeren' en ‘discrimineren'. 2. Subjectief perspectief nemen: op circa zesjarige leeftijd zijn de vaardigheden ‘differentiëren' en ‘vergelijken'.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
305
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis 3. Zelfreflectieve niveau: op circa achtjarige leeftijd zijn de vaardigheden ‘zich verplaatsen' en ‘relativeren'.
4. Wederzijds perspectief nemen: op circa tienjarige leeftijd
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
zijn de vaardigheden ‘coördineren' en ‘verdisconteren'. Omzetting van de ruwe score in standaardscores en percentielscores gebeurt met behulp van normtabellen. Scoring is tevens online mogelijk via testweb. Er zijn normtabellen voor jongens, meisjes en de totale groep per leeftijdscategorie. Genormeerd in 2005 en 2006 op 2.264 kinderen uit groep 1 t/m 8 uit heel Nederland. COTAN-beoordeling in 2009 Betrouwbaarheid: voldoende Voldoende voor de totale schaal en de schalen voor de vier sociaal-cognitieve niveaus, betrouwbaarheid voor de schalen van de acht vaardigheden en de voor alle schalen van de verkorte Aen B-versies zijn onvoldoende Validiteit Begripsvaliditeit: voldoende Criteriumvaliditeit: onvoldoende (geen onderzoek) Verdere informatie: zie ook CAP-vademecum 2011 PRODIA-beoordeling: 2de keuze Er zijn twee verkorte parallelversies (A- en B-versie) bestaande uit drie verhaaltjes in plaats van zeven.
306
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Strength & Difficulties Questionnaires (SDQ)
Doel
Beschrijving
Doelgroep
Afname
Normen
Van Berkel A., Crone M.R., Neppelenbroek S., Spijkers E., Vellema M., Vogels A.G.C., Handleiding voor het gebruik van de SDQ binnen de jeugdgezondheidszorg, Markant Congressen, Zutphen, 2006 Nederlandse vertaling van de Strengths and Difficulties Questionnaire van Goodman (1997) door A. Goedhart, F. Treffers en B. van Widenfelt, te downloaden op www.sdqinfo.com of te verkrijgen bij Markant Congressen in Zutphen (www.markantcongressen.nl) Meet op korte wijze een breed spectrum van gedrag, met inbegrip van positieve kenmerken (prosociaal gedrag). Ook bruikbaar om het effect van interventies te evalueren (voor-en nameting) Vijf subschalen met telkens vijf items: 1.Emotionele symptomen 2.Gedragsproblemen 3.Hyperactiviteit/Gebrek aan aandacht 4.Problemen in de peergroep 5.Prosociaal gedrag De items bestaan uit gedragsobservaties met telkens drie antwoordmogelijkheden (niet waar – een beetje waar – zeker waar). Downloadbare versie op www.sdqinfo.com: - versie voor ouders van kinderen van 3-4 jaar - versie voor ouders van kinderen van 4-16 jaar, - versie voor leerkrachten van kinderen van 3-4 jaar, - versie voor leerkrachten van kinderen van 4-16 jaar - versie voor de jongere zelf van 11-16 jaar. Er wordt ook gevraagd naar de impact van de problemen op het kind, de school en de thuissituatie. Er zijn follow-up vragen beschikbaar die peilen naar de invloed van de behandeling op de symptomen. De handleiding van Markant Congressen vermeldt enkel de test voor ouders, af te nemen voor kinderen van 7-12 jaar. De SDQ kan gebruikt worden als screeningsmaat. Men krijgt vanwege het beperkte aantal items minder informatie dan met de ASEBA-vragenlijsten. 4-16 jaar voor de internetversie, 7-12 jaar voor Nederlandse normering (Markant Congressen) en 11-18 jaar voor Vlaamse normering (Verpraet et al.) De scoring gebeurt aan de hand van een sjabloon of een Teleformbestand voor het inlezen van de bestanden. Voor het berekenen van de Totale Probleemscore worden de scores van de subschalen gesommeerd, met uitzondering van de subschaalscore Prosociaal gedrag. Er zijn verschillende afkappunten berekend voor de Totale Probleemscore en subschaalscores. Normeringsonderzoek in Vlaanderen (in 2008) op 784 schoolgaande jongeren van 11-18 jaar en hun ouders (N=624) en hun leerkrachten (N=773) levert volgende normen op: - aanbevolen normen voor de SDQ-ouder-, jongeren- en leerkrachtenvragenlijst;
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
307
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis - normeringstabellen SDQ totale probleemscore naar leeftijd en geslacht jongeren voor de ouder, jongere en leerkracht Zie: Verpraet A., Janssens A.,& Deboutte D., De Strenghts and Difficulties Questionnaire bij Vlaamse jongeren van 11 tot 18 jaar. Representatieve normen voor schoolgaande jongeren en verdere evidentie voor de betrouwbaarheid binnen een bevolkingsgroep, in: TOKK, 36 (1), Acco, Leuven, 2011
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring
Andere informatie
Nederlandse COTAN-beoordeling in 2007 voor Nederlandse normen: onvoldoende Via normen en een klinische grensscore kan worden nagegaan hoe een kind zich verhoudt tot zijn leeftijdsgroep. Genormeerd op 707 (Nederlandse) kinderen. Vlaamse steekproef (2008) Verpraet A., Janssens A.,& Deboutte : Betrouwbaarheid: Interne consistentie: minstens voldoende voor totaalscore en subschalen, behalve voor de subschalen ‘problemen met leeftijdsgenoten’ en ‘emotionele problemen’ zoals beoordeeld door de jongere die zwak uitvielen. De laatste subschaal heeft ook een lage Cronbach alpha voor de oudervragenlijst. Interbeoordelaarscorrelaties: zijn behoorlijk. Nederlandse COTAN-beoordeling in 2007 (voor Nederlandse normen) Betrouwbaarheid voldoende voor totaalscore, subschalen minder betrouwbaar Validiteit: Begripsvaliditeit voldoende Criteriumvaliditeit: onvoldoende (te weinig onderzoek) Kwaliteit van de normen: onvoldoende (niet representatief genoeg) Kwaliteit van de handleiding: onvoldoende Uitgangspunten van de testconstructie voldoende Kwaliteit van het testmateriaal: goed PRODIA-beoordeling: 1ste keuze voor jongeren van 11 tot 18 jaar, 2de keuze voor kinderen van 7 tot 10 jaar. Deze beoordeling gaat uit van het gebruik van de Vlaamse normen voor jongeren en de Nederlandse normen voor de ouderversie bij kinderen. Van zodra meer Vlaamse normen beschikbaar zijn, genieten deze de voorkeur. Ondanks de vragenlijst in verschillende talen downloadbaar is, zit er toch wat bias op naar faire diagnostiek toe. Beoordeling door Netoverschrijdende Werkgroep Faire Diagnostiek: De werkgroep deed een aantal duidelijke aanbevelingen zie http://www.vclbkoepel.be/professionals/kansenbevordering3/fairediagnostiek/materialen23
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
308
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Teacher Report Form voor kinderen 6-18 jaar (TRF) Doel
Beschrijving
Verhulst C., Frank C., van der Ende J., Koolhans M., AZ Rotterdam/Erasmus Universiteit Rotterdam: Sophia Kinderziekenhuis, 2001 Een breed spectrum van probleemgedrag op een gestandaardiseerde wijze beschrijven en inventariseren bij kinderen en jongeren. De TRF meet of er sprake kan zijn van psychopathologie maar is niet ontworpen om diagnoses te verschaffen. Bevat ook een deel dat de competenties beschrijft. De TRF is de door de leerkracht in te vullen versie van het ASEBA-instrumentarium en bestaat uit twee delen: 1. een Gedragsprobleemdeel betreffende gedrags-en emotionele problemen te beantwoorden op een driepuntenschaal. Bij enkele items moet aangevuld worden over welk gedrag het precies gaat. Alle items samen vormen de Totale Probleemscore. De items zijn onderverdeeld in acht syndroomschalen, dezelfde als bij de CBCL 2. een deel over het (school)functioneren betreffende schoolgedrag en prestaties De Gedragsvragenlijst voor kinderen, Informatie Leerkracht (TRF, Teacher’s Report Form) is een vragenlijst waarop leerkrachten vragen kunnen beantwoorden over schoolwerk, functioneren en emotionele en gedragsproblemen. Ook kunnen leerkrachten scores op schoolvorderingstoetsen en intelligentietests vermelden. De TRF omvat 118 probleemvragen waarvan 93 ook op de CBCL/6-18 voorkomen. De andere vragen gaan over gedrag dat ouders niet goed kunnen waarnemen, zoals: vindt het moeilijk om aanwijzingen op te volgen, stoort andere leerlingen, veroorzaakt onrust in de klas. Leerkrachten kunnen aangeven hoe goed een vraag bij een leerling past in de afgelopen twee maanden met dezelfde antwoordcategorieën als voor de CBCL/4-18. De TRF omvat de schalen Schoolresultaten, Functioneren en Empirische en DSM-schalen met dezelfde betekenis als op de CBCL/6-18.
Doelgroep Afname
Normen
Leerlingen van 6 tot 18 jaar met leer- en gedragsproblemen op school en gedrags- en sociaal-emotionele problemen thuis De vragenlijst en de syndroomschalen worden ingevuld door leerkrachten of ander schoolpersoneel die vertrouwd zijn met het functioneren van het kind op school. Elk item dient te worden gescoord met 0 (= helemaal niet van toepassing, 1 (= een beetje) of 2 (duidelijk of vaak van toepassing). Duur: 20 minuten Er bestaat een papieren en een computerversie (ADM). Bij de papieren versie kunnen de ruwe uitslagen manueel overgebracht worden op een profielblad. De computerprogramma-module (ADM versie vanaf 7.2) biedt de mogelijkheid om de gegevens van meer dan dertig landen als normen te hanteren. COTAN beoordeling (2013) van de normen van 2005: onvoldoende: de representativiteit van de normen is onvoldoende
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
309
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis aangetoond, de normgroepen worden ontoereikend beschreven en over de meetinvariantie over landen en culturen wordt niet vermeld. De Amerikaanse handleiding (2001-2007) met het onderzoek van 2001 gebruikte een representatieve Amerikaanse steekproef van 1999. Normen per geslacht. Het ADM scoringsprogramma (vanaf versie 7.2) baseert zich op de Amerikaanse normen van 2001 (met representatieve Amerikaanse steekproef uit 1999) en heeft nadien gegevens opgenomen van meer dan 30 culturen. Die culturen zijn verdeeld in drie groepen: laag, midden en hoog. België en Nederland (zoals o.m. Amerika) bevinden zich in de middengroep. In de ADM, zeker vanaf versie 9.1 (mogelijk ook al een vroegere versie) zijn de nieuwe Nederlandse normgegevens opgenomen. Meer informatie op www.aseba.nl
Andere psychometrische kenmerken
De RU-scores worden omgezet in een genormaliseerde standaardscore voor internaliseren, externaliseren, totale probleemscore en totale competentiescore. De gestandaardiseerde T-scores en percentielscores staan aangegeven per leeftijd en geslacht. Drie stippellijnen geven drie interpretatiegebieden aan: een klinisch gebied, een grensgebied en een gebied van (meer of minder verhoogd) ‘normaal’ functioneren. Voor de syndroom- en DSMgeoriënteerde schalen werd de klinische grensscore vastgelegd op percentiel 98 (T-score = 70). Voor de totale probleemscore en de schalen internaliseren en externaliseren is de klinische grensscore percentiel 90 (T-score = 63) in Amerikaanse handleiding (2001-2007) Betrouwbaarheid Interne consistentie: van .72 tot .95, waarbij de totale probleemschaal een interne consistentie heeft van .97. De interne consistentie van de totale adaptieve schaal van het competentiedeel bedraagt .90. Test-hertest betrouwbaarheid: van .72 tot .96. Voor de totale probleemschaal bedraagt ze .95 en voor de totale competentieschaal .90. Validiteit is op verschillende wijzen onderzocht: begripsvaliditeit, constructvaliditeit, criterium gerelateerde validiteit en crossculturele constructvaliditeit. Bij het gebruik van de ADM (vanaf versie 7.2): zie Amerikaanse Bijlage Multiculturele Normen (2007) Betrouwbaarheid: Interne consistentie: de gemiddelde Cronbach’s alpha varieert voor de (gedrag)Probleemschalen tussen .64 en .92 en is voor de Totale Probleemschaal .94. Voor de DSM-schalen liggen ze tussen .60 en .90. COTAN beoordeling (2013) van de versie van 2005: onvoldoende. Hoewel de bevindingen over de homogeniteit en de stabiliteit op zich bevredigend zijn, zijn zij berekend op het Nederlandse
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
310
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Beoordeling/ervaring
Andere informatie
aandeel in de internationale normgroep en niet op deze normgroep zelf. Draagt bij tot brede inventarisatie van probleemgedrag en ook als maat voor psychopathologie . Is vrij lang en onderstelt taalvaardigheid. De discrepantie tussen de verschillende gebruikers (de ene leerkracht, de andere leerkracht) is interessant als maat van perceptie van problemen bij de verschillende informanten. Heeft goede signaalfunctie. PRODIA-beoordeling: 2de keuze Zie www.aseba.nl De ASEBA-vragenlijsten zijn zowel bij autochtonen als bij allochtonen (Turks-Nederlands en Marokkaans-Nederlands) afgenomen en blijken geschikt voor afname bij allochtone kinderen (structurele equivalentie tussen beide groepen). Er is ook een cross-informant scoring mogelijk met de ADM waarmee de TRF, de YSR en de CBCL met elkaar vergeleken kunnen worden. Beoordeling door Netoverschrijdende Werkgroep Faire Diagnostiek over CBCL: - Afnemen in een interview - Op itemniveau kijken - Standaardisatie vaak niet mogelijk - Niet inzetten in de beginfase van een onderzoek - SDQ is een goed alternatief - Gebruik, zie: ‘Toetsstenen Faire Diagnostiek’ (www.vclbkoepel.be/faire-diagnostiek2) bij indicatie klinisch/psychiatrisch beeld. - Wanneer afgenomen door een andere dienst (bv. bij een doorverwijzing) contact opnemen met desbetreffende dienst. Dus inventief, pragmatisch, cultuursensitief en zuinig gebruik van de CBCL in een schoolpsychologische context. Lees meer ... http://www.vclbkoepel.be/professionals/kansenbevordering3/fairediagnostiek/materialen23
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
311
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Test of Everyday Attention for Children (TEA-Ch) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Andere informatie
Nederlandse bewerking door Harcourt, M. Schittekatte, H. Groenvynk, J.R.J. Fontaine, P.H. Dekker (2004, 2007) van oorspronkelijke versie: T. Manly, I. Robertson, V. Anderson & I. Nimmo-Smith, Amsterdam: Pearson De TEA-Ch heeft als doel aandachtsproblemen bij kinderen van 6 tot 16 jaar in kaart te brengen. De subtests van de TEA-Ch brengen in kaart hoe goed kinderen hun aandacht kunnen controleren om een voor hen nuttig doel te bereiken. Het instrument kan niet gebruikt worden om een psychiatrische/gedragsdiagnose te stellen. Er bestaat een parallelle versie om een hertest af te nemen. Het is ook mogelijk om alleen een screening te doen met behulp van vier subtests. Deze test kan gebruikt worden om selectieve aandacht, volgehouden aandacht, aandachtscontrole/switching en response inhibitie in kaart te brengen. De subtests zijn speels vormgegeven. Vijf van de negen subtests zijn auditief (verkrijgbaar op CD-rom). Twee van deze vijf subtests zijn dubbeltaken waarbij een al eerder afgenomen auditieve taak gecombineerd wordt met een zoektaak die visueel of auditief is. Er kan een sterkte-/zwakteanalyse gemaakt worden. Kinderen van 6 tot en met 16 jaar. Individuele afname, papier & potlood Handmatige scoring met behulp van het scoreblad. Afnameduur: ongeveer 60 min. Met behulp van normtabellen worden de ruwe scores omgezet in leeftijdsgeschaalde scores en percentielscores. Duur scoring en interpretatie: 50 min COTAN-beoordeling in 2008 van normen 2007: onvoldoende wegens te weinig informatie Genormeerd op 1139 kinderen uit Nederland en Vlaanderen, in 20062007. Er zijn aparte normtabellen voor jongens en meisjes in de leeftijdsranges van 6 tot 7 jaar, 7 tot 9 jaar, 9 tot 11 jaar, 11 tot 13 jaar, 13 tot 15 jaar en 15 tot 16 jaar. COTAN-beoordeling in 2008 Betrouwbaarheid: onvoldoende Zes van de dertien subtests hebben een betrouwbaarheid < .70 Validiteit: Begripsvaliditeit: onvoldoende, wegens te weinig onderzoek Criteriumvaliditeit: onvoldoende, wegens te weinig onderzoek PRODIA-beoordeling: meetinstrument met indicerende waarde http://www.pearson-nl.com Schittekatte, M., Groenvynck, H., Fontaine, J.R.J. & Dekker, P.H. (2007). Aanvullend psychometrisch onderzoek met de Test of Everyday Attention for Children (TEA-CH): In Nederland en Vlaanderen aangepaste normen en nieuwe validiteits- en betrouwbaarheidsgegevens. Amsterdam: Harcourt.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
312
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Vineland Adaptive Behavior Scale (VABS of VinelandZ) Doel Beschrijving
Doelgroep
Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring
De Bildt A. en Kraijer D., Uitgeverij Pits, Leiden, 2003 Nederlandstalige bewerking van de Vineland Adaptive Behavior Scale van Sparrow S., Balla D. en Cicchetti D. Sociale redzaamheid meten, profiel van sterktes en zwaktes opstellen en handelingsadviezen geven. De schaal wordt als interview afgenomen (en kan dus niet zomaar afgecheckt worden) bij ouder, verzorger of begeleider die het kind goed kent. De afname dient het karakter van een gesprek te hebben, er wordt doorgevraagd naar wat het kind feitelijk doet, tot de items gescoord kunnen worden op een driepuntenschaal. Er zijn 225 items die deel uitmaken van drie domeinen: Communicatie (67 items), Dagelijkse vaardigheden (92 items), Socialisatie (66 items). De items lopen op in moeilijkheidsgraad. Kennis van de normale ontwikkeling is vereist. Kinderen en adolescenten van 5 tot 18 jaar met zwakbegaafdheid, licht, matig of ernstig/diep verstandelijke beperking Individueel, door getrainde afnemer (er worden regelmatig specifieke trainingen voorzien in Nederland, Leiden. Ook VCLBnascholing organiseerde al dergelijke training). Tevens is goede kennis van de normale ontwikkeling vereist. COTAN-beoordeling in 2004 van normen van 2000: goed Momenteel zijn enkel Nederlandse normen beschikbaar. Als basis voor de normering diende een representatieve onderzoeksgroep van 826 kinderen en jeugdigen met een verstandelijke beperking uit Friesland. De normen zijn verdeeld naar niveau en leeftijdsgroepen. Ruwe scores worden omgezet in standaardcijfers of decielen die volgende indicaties geven: Dec 10 = niet verstandelijk beperkt Dec 9, 8, 7 en 6 = licht verstandelijk beperkt Dec 5, 4, 3 = matig verstandelijk beperkt Dec 2 = ernstig verstandelijk beperkt Dec 1 = diep verstandelijk beperkt De COTAN-beoordeling in 2004 geeft alle aspecten van deze test (uitgangspunten bij testconstructie, kwaliteit van het testmateriaal, de handleiding en de normen, betrouwbaarheid, begripsvaliditeit en criteriumvaliditeit) een beoordeling goed. Gegevens uit de handleiding: Betrouwbaarheid: Interne consistentie: Cronbach’s alpha: rond .98 voor subdomeinen en totale score Test-hertestbetrouwbaarheid: goed tot zeer goed. Validiteit: duidelijke correlaties met leeftijd en andere tests (vb. VISK: negatieve correlaties en SRZ) Het profiel op de Vineland-Z biedt aanknopingspunten voor behandeling, begeleiding en zorgaanbod. PRODIA-beoordeling: 2de keuze
Andere informatie Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
313
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Vineland Screener 0 – 6 jaar
Doel Beschrijving
Doelgroep
Afname
Normen
Scholte E., van Duijn G., Dijkxhoorn Y., Noens I. en van Berckelaer-Onnes I. Uitgeverij Pits, Leiden, 2008 Nederlandse bewerking van de Amerikaanse screener-versie van de Vineland Adaptive Behavior Scales van Sparrow S., Carter A. en Cicchetti D. van 1984 Inschatten van het ontwikkelingsniveau, in het bijzonder van het niveau van adaptief functioneren met behulp van een vragenlijst. De Vineland Screener telt 72 items die gedragingen betreffen. De items zijn verdeeld over vier subschalen die verwijzen naar de belangrijkste aspecten van het adaptief functioneren: communicatieve vaardigheden (19 items), sociale vaardigheden (19 items), dagelijkse vaardigheden (16 items) en motorische vaardigheden (18 items). De vier subschalen samen bepalen de score van de schaal ‘Adaptief Gedrag Totaal’. - Gebied SOC richt zich op de sociale vaardigheden: hoe gaat de persoon om met anderen, hoe speelt hij/zij graag in de vrije tijd - Gebied DAG richt zich op wat de persoon zelfstandig doet: de zelfredzaamheid, de zindelijkheid en op maatschappelijke vaardigheden als telefoneren en begrip van geld. - Gebied MOT betreft vragen over de grove en fijne motoriek. In de handleiding wordt uitgebreid ingegaan op de interpretatie van de normscores en het scoreprofiel. Kinderen, adolescenten en volwassenen met een ontwikkelingsniveau tot 6 jaar. Kan zowel gebruikt worden bij jonge kinderen (< 6 jaar) als bij mensen met een verstandelijke beperking en een ontwikkelingsleeftijd < 6 jaar. Juist omdat men vooral geïnteresseerd is in het adaptief functioneren van personen die op een lager ontwikkelingsniveau functioneren is eerst en vooral gekozen van 0 – 6 jaar. Wordt ingevuld door ouders en/of verzorgers die de cliënt goed kennen. Invultijd: ca 20 minuten. Er zijn vrijwel geen andere instrumenten die in een zo korte tijd een betrouwbare en valide inschatting opleveren over het adaptief functioneren bij de beoogde doelgroep. Beoordeeld moet worden of het in de items genoemde gedrag nooit, soms of gewoonlijk bij het kind wordt waargenomen. De bijbehorende scores zijn: 0 = nee, nooit; 1 = soms of gedeeltelijk en 2 = ja, gewoonlijk. Als het antwoord onbekend is wordt ‘ON’ gescoord (meerdere ON-scores verminderen de betrouwbaarheid van het resultaat). De scores kunnen worden omgezet in een adaptieve leeftijd per (sub)schaal en in decielscores. Normen van 2003 volgens COTAN-beoordeling 2009: onvoldoende. De normgroepen waren te klein, de normen waren niet representatief en/of de representativiteit is niet te beoordelen. Als basis voor de normering dient een representatieve onderzoeksgroep van 979 kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar uit de algemene jeugdbevolking. De behaalde Vineland Screener scores kunnen zowel voor de Totale schaal als voor de vier
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
314
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
subschalen worden omgezet in een adaptieve ontwikkelingsleeftijd. Het is ook mogelijk de ruwe scores in decielen om te zetten. COTAN-beoordeling in 2009 Betrouwbaarheid: voldoende voor de totaalscore, de betrouwbaarheid van de subschalen is onvoldoende (? <>) Interne consistentie werd bepaald in een steekproef van 452 kinderen. Voor de Totale schaal was het resultaat 0,99; voor de subschalen was deze maat gemiddeld .95. Validiteit: Begripsvaliditeit: goed Criteriumvaliditeit: goed De vier subschalen vallen samen in één hoofdschaal die adaptief gedrag meet. De correlaties met sekse en etniciteit zijn laag. Het totaal van deze uitslagen ondersteunt de hypothese dat de (sub)schalen het begrip ‘adaptieve ontwikkelingsleeftijd’ meten. Voor verdere informatie verwijzen we naar www.pits-online.nl PRODIA-beoordeling: 2de keuze
315
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Voorlopers in Communicatie, (ComVoor) Doel
Beschrijving
Doelgroep
Afname
Verpoorten R., Noens I. en van Berckelaer-Onnes I., Pits, Leiden, 2007 De ComVoor is een handelingsgericht instrument dat een nauwkeurige indicatiestelling beoogt voor het aspect ondersteunende communicatie van de communicatieve interventies. Het richt zich op: 1. welke middelen zijn geschikt om de communicatie te ondersteunen 2. op welk niveau van betekenisverlening kunnen de gekozen middelen worden ingezet. Het instrument is afgestemd op de waarnemingsproblematiek van mensen met autisme. Het meet specifiek de waarneming en de betekenisverlening met betrekking tot niet-vluchtige communicatievormen op presentatie en representatieniveau De ComVoor bestaat uit twee niveaus met totaal 36 items (inclusief oefen-items). Elk item is georganiseerd als een sorteertaak. Het handelingsscenario wordt in een eerste fase grondig getraind. - Niveau I, presentatieniveau. Identieke voorwerpen of afbeeldingen sorteren op grond van letterlijk waarneembare eigenschappen zoals materie, vorm, kleur en grootte. Bevat reeksen 1, 2 en 3. Reeks 1 is een oefenreeks, in reeksen 2 en 3 moeten respectievelijk voorwerpen en afbeeldingen worden gesorteerd. - Niveau II, representatieniveau. Niet-identieke voorwerpen of afbeeldingen moeten worden gesorteerd op grond van hun betekenis. Bevat de reeksen 4 en 5. In reeks 4 moet binnen een zelfde vorm worden gesorteerd; in reeks 5 gaat het om het sorteren met verschillende vormen. Indicatiestelling: - Voor de vorm van de communicatie kan de indicatie drie- of tweedimensionaal zijn, dit laatste verder opgedeeld in foto’s, lijntekeningen, pictogrammen en geschreven taal. - Voor het niveau van de betekenisverlening zijn drie indicaties mogelijk: sensatie, presentatie en representatie. Binnen beide niveaus wordt nog specifieker onderscheid aangebracht. De handleiding beschrijft kort de implementatie. Is primair ontwikkeld voor mensen met autisme die niet of slechts beperkt verbaal communiceren, maar is ook toepasbaar bij mensen met andere communicatieproblemen of met een verstandelijke beperking. De ondergrens situeert zich rond een (psychomotorisch) ontwikkelingsniveau 12 md., de bovengrens rond een niveau 60 md. Is zowel geschikt voor kinderen als voor volwassenen. Afname door orthopedagoog, psycholoog, psycholinguïst of logopedist met testbevoegdheid (of onder supervisie). Voor de interpretatie van de resultaten en de vertaling naar de klinische praktijk is een gedegen inzicht in communicatieprocessen in het algemeen en meer specifiek bij mensen met autisme onontbeerlijk. Deelname aan een ComVoor-cursus is verplicht.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
316
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
De afname duurt gemiddeld 45 min. Gezien het ruime ontwikkelingsbereik en de vele verschillen tussen mensen met autisme kan hierin echter een grote spreiding optreden. De interpretatie van dit instrument is domeingericht en niet normgericht. Men kijkt naar wat deze persoon goed heeft gemaakt en wat fout is gegaan. Vergelijking met de resultaten van anderen is in het kader van de indicatiestelling niet relevant. De onderzoeksgroep van 623 kinderen en volwassenen uit Nederland en Vlaanderen met een ontwikkelingsleeftijd op vlak van dagelijkse vaardigheden tussen 12 en 60 md. is onderverdeeld in: een groep kinderen en volwassenen met autisme en een verstandelijke beperking (n = 310), 2. een groep kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking zonder autisme (n = 174) en een groep zich normaal ontwikkelende kinderen (n = 139). COTAN-beoordeling in 2005 Betrouwbaarheid: voldoende Interne consistentie van de reeksen varieert van .83 tot .93; die van de twee niveaus is respectievelijk .95 en .94. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is zeer hoog. Test-hertestbetrouwbaarheid is voor de totaalscore .98. Nadere analyses geven aan dat de scores aan de top van het functioneren van de cliënt minder stabiel zijn. Validiteit: Onvoldoende in COTAN-beoordeling in 2005 Er gebeurde een uitgebreid validiteitonderzoek. Begripsvaliditeit: De gemiddelde scores van de groepen met en zonder autisme werden vergeleken door een principale componentanalyse uit te voeren. Intercorrelaties werden berekend, het scoreverloop van de klinische onderzoeksgroep werd geanalyseerd en er zijn correlaties met de CPZ berekend. Convergente en divergente validiteit werd onderzocht. (Verpoorten, Noens en Berckelaer-Onnes, 2004, Pits, 2008; Es van, V. , Universiteit Leiden, Katholieke Universiteit Leuven, 2008) PRODIA-beoordeling: 1ste keuze Voor meer toelichting, zie in bijlage het artikel ‘Communicatie bij mensen met autisme en een verstandelijke beperking: van inzicht naar interventie’ van Noens en van Berckelaer, Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan Verstandelijk Gehandicapten (2002), 4, blz. 212-225
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
317
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Vragenlijst Fundamentele Onthechting (VFO) Doel Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
van der Ploeg J.D., Scholte E.M., Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Antwerpen, 2005 Meten van onthechting, psychopathie Vragenlijst met 16 items, peilend naar onthechting Onderverdeeld in twee subschalen: - Sociale Onthechting (8 items): sociale ontworteling, acties staan haaks op (in)formele regels en afspraken, slechts eigen normen kennen, geen rekening houden met anderen - Emotionele Onthechting (8 items): emotionele ongevoeligheid, gebrek aan sensitiviteit op interpersoonlijk gebied Telkens wordt een gedrag beschreven en moet een beoordelaar aangeven op een schaal van 0 (niet of nauwelijks) tot 4 (zeer vaak) in welke mate het gedrag voorkomt. Kinderen van 4 tot 18 jaar Individueel, afgenomen bij twee beoordelaars van het kind (bij voorkeur ouder en/of leerkracht), duur: 10 minuten COTAN-beoordeling in 2005 Nederlandse normen van 2003: goed De schaalscores en totale scores worden bekomen door itemscores te sommeren. Deze scores kunnen worden omgezet in decielen en/of percentielen. Nederlandse normen voor ouders en leerkrachten apart. Normgroep “normale kinderen” en “klinische kinderen met diagnose oppositioneel-opstandig gedrag, antisociaal gedrag en/of significante trekken van sociaalemotionele onthechting”. Daar waar statistische verschillen bleken, werden tabellen onderverdeeld naar sekse en leeftijd. Algemene jeugdbevolking: Bij scores van percentiel 95 en hoger spreekt men van klinische scores, bij percentiel 98 en hoger klinisch-hoog Klinische groep: bij scores van percentiel 90 en hoger spreekt men van zeer hoge scores Afkapgrenzen (minimale somscores waarbij sprake is van een indicatie voor een klinisch-theoretische gedragsclassificatie op het betreffende gebied): Sociaal emotionele onthechting: 48 of meer, sociale onthechting: 24 of meer, emotionele onthechting 24 of meer COTAN-beoordeling in 2005: Uitgangspunten bij testconstructie: goed Kwaliteit van het testmateriaal: voldoende Kwaliteit van de handleiding: goed Betrouwbaarheid: goed Interne consistentie: .88 voor subschalen, .92 voor totale schaal Test-hertestbetrouwbaarheid: tussen .80 en .86 voor subschalen en totale score Validiteit: Begripsvaliditeit onvoldoende, correlaties tussen de subdimensies te hoog, te weinig onderzoek Criteriumvaliditeit onvoldoende (te weinig onderzoek) Inhoudelijke validiteit: items komen overeen met kernsymptomen beschreven in literatuur
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
318
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Onderzoek besproken in handleiding Beoordeling/ervaring Andere informatie
PRODIA-beoordeling: 2de keuze Er is een computerversie voorhanden
319
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Vragenlijst over Ontwikkeling en Gedrag (VOG) Doel
Beschrijving
Doelgroep
Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Einfeld, S.L. & Tonge, B.J. Developmental Behavior Checklist (DBC), 1989, 2001 Nederlandstalige bewerking door Koot H. en Dekker M, Rotterdam Afd. Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Erasmus Medisch Centrum, Sophia Kinderziekenhuis / Erasmus Universiteit Rotterdam, 2001 De VOG meet emotionele en gedragsproblemen bij jeugdigen met een verstandelijke beperking, zoals gezien door de ogen van ouders / verzorgers en leerkrachten / begeleiders dagopvang. De VOG bestaat uit: - een handleiding - een vragenlijst voor ouders / verzorgers: VOG-O - een vragenlijst voor leerkrachten / activiteitenbegeleiders: VOG-L De items worden gescoord op vijf schalen: - Storend en Anti-sociaal gedrag - In zichzelf gekeerd - Communicatiestoornissen - Angst - Sociale beperkingen Kinderen en jongeren in de leeftijd van 6 tot 18 jaar met een verstandelijke beperking. Dit instrument wordt onder andere gebruikt in het buitengewoon / speciaal onderwijs. Wordt ingevuld door ouders of verzorgers die het kind zo goed als dagelijks meemaken. De VOG-O kan ook tijdens een vraaggesprek met de ouders worden ingevuld, bijv. wanneer de ouders niet goed kunnen lezen. De VOG-L wordt ingevuld door leerkrachten of groepsbegeleiders. Het is nuttig om meerdere informanten onafhankelijk van elkaar een exemplaar te laten invullen. Dit maakt het mogelijk om verschillende visies met betrekking tot de emotionele en gedragsproblemen van het kind met elkaar te vergelijken. Degene die de VOG laat invullen hoeft geen speciale training te hebben gevolgd, maar moet de VOG wel goed kennen. Daarnaast moet deze persoon over vaardigheden beschikken om met ouders te werken. De afname neemt ongeveer 15 minuten in beslag. De scoringswijze (0 = helemaal niet, 1 = een beetje of soms, 2 = duidelijk of vaak) is ontleend aan de CBCL. Scoring gebeurt op 3 niveaus: - Totale Probleemscore - Schaalscores - Individuele itemscores Nederlandse normen van 1998 door de COTAN in 2007 als voldoende beoordeeld. Geen Vlaamse normen. In 1996 is onderzoek gestart met als doel de psychometrische kenmerken te toetsen en normgegevens te genereren. COTAN beoordeling in 2007: Betrouwbaarheid: onvoldoende, de betrouwbaarheidscoëfficiënten bleken laag te liggen.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
320
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Validiteit: Begripsvaliditeit: voldoende. Criteriumvaliditeit: te weinig onderzoek. Beoordeling/ervaring PRODIA-beoordeling: 2de keuze Andere informatie
321
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Vragenlijst Sociale Communicatie (SCQ) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
Warreyn P., Raymaekers R., Roeyers H., SIG, Destelbergen, 2004 Nederlandse vertaling van de Social Communication Questionnaire, Rutter M., Bailey A., Lord D. 1999 Sociaal-communicatief gedrag meten. Screeningsinstrument voor autisme: een hoge score betekent aanwijzing voor verder onderzoek. Vaststellen van het ernstniveau van de ASS-symptomen en van de verandering in de tijd voor de evaluatie van behandelings- , opvoedings- en onderwijsplannen. 40 ja/nee vragen die peilen naar symptomen geassocieerd met een autismespectrumstoornis of met andere sociaalcommunicatieve ontwikkelingsproblemen. De test bestaat in twee versies: (1) Levensloop: bevraagt ontwikkelingsgeschiedenis (bruikbaar bij diagnostische screening) (2) Huidige toestand: bevraagt gedrag van laatste 3 maanden (bruikbaar bij evaluatie van behandelings-, opvoedings- en onderwijsplannen) Bij kinderen met een vermoeden van autisme, vanaf 4 jaar (met mentale leeftijd van minimum 2 jaar) Afname van ouder, duur: 10 minuten De internationaal aanvaarde cut-off van 15 werd bevestigd bij een Vlaamse groep van 5.000 kleuters. Subscores voor (1) kwalitatieve afwijkingen in de wederkerige sociale interactie, (2) kwalitatieve afwijkingen in de communicatie, (3) beperkte, repetitieve en stereotiepe gedragspatronen Cut-off: levensloopscore ≥ 15 waarschijnlijk sprake van ASS, verder psychodiagnostisch onderzoek nodig Betrouwbaarheid: Populatieonderzoek in Vlaanderen (n=5.396) Interne consistentie: bedraagt voor totaalscore voor autisme 0.81, voor ASS 0.86 en voor niet-ASS 0.92. Alle correlaties tussen de individuele items en de totale score zijn positief en variëren tussen .17 en .44 voor de volledige steekproef en tussen de .10 en .63 voor de kinderen met een ASS. Verder werd een sterk verband gevonden tussen de domeinscores en de totale scores. In het oorspronkelijke standaardiseringsonderzoek (Berument et al., 1999, in Rutter et al., 2004) onder 200 kinderen die klinisch werden opgemerkt (niet noodzakelijk voor een ASS) waren alle correlaties tussen de individuele items en de totale score positief en varieerden tussen de .26 en .73. Validiteit: Hoge correlatie tussen SCQ en ander autismescreeningsinstrument ADI-R. Meer onderzoek hiernaar is echter van belang, omdat bij diverse gespecialiseerde centra twijfels bestaan over de sensitiviteit en specificiteit (NVvP, 2009).Uit een Nederlands onderzoek bleek dat de SCQ (in een hoog risicogroep) bij 0- tot 4-jarigen resulteert in een hoog aantal kinderen met een onterecht positief screen resultaat (ServatiusOosterling, 2010): zie verder
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
322
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Beoordeling/ervaring Andere informatie
PRODIA-beoordeling: 1ste keuze Sommige items zijn nogal moeilijk geformuleerd en kunnen toelichting vereisen door de onderzoeker. Servatius-Oosterling, I. J. (2010). Toddlers with autism. Aspects of early detection, diagnosis, and intervention. Nijmegen: UMC St. Radboud. Beoordeling door Netoverschrijdende Werkgroep Faire Diagnostiek: De taal is bij ASS een belangrijke factor, naast de sociale interactie en de stereotiepe interesses. De taal is echter vaak beïnvloed door anderstaligheid, waardoor de sociale communicatie in het gedrang kan komen bij allochtone kinderen. Dit zijn wel hoofdelementen waarnaar gepeild wordt, maar is een algemeen probleem bij ASS en allochtonen. Wat taalgebruik, hanteert deze vragenlijst moeilijke items, die moeilijk te verduidelijken zijn naar de doelgroep van allochtone ouders (vb. problemen met beeldspraak, maar dit wordt in bepaalde culturen anders gehanteerd). De vragenlijst is ook behoorlijk expliciet, terwijl de culturen soms eerder impliciet omgaan met dergelijke problemen. Het taalgebruik is vaak te moeilijk. Verder worden cultuurspecifieke voorbeelden gegeven (vb. witte zwanen, zwarte zwanen). Het afnemen van deze vragenlijst wordt niet aangeraden bij deze populatie. Probleem is dat heel het thema ASS gevoelig ligt en moeilijk bespreekbaar is. Er zijn weinig alternatieven voor deze vragenlijst. Best dit thema bespreken via verkennende gesprekken, dan via vragenlijsten.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
323
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Vragenlijst voor Angst bij Kinderen van 4 tot en met 12 jaar (VAK) Doel Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Oosterlaan, J. & Prins, P.J.M., Pearson, Amsterdam, 2012 Nederlandstalige bewerking van de Amerikaanse Fear Schedule for Children-Revised (FSSCR) Kwantificeren van subjectief ervaren angst bij kinderen. Zelfrapportagelijst bestaat uit 80 items die situaties en objecten beschrijven die bij kinderen angst kunnen oproepen. Er zijn 5 subschalen: 1) angst voor falen en kritiek. 2) angst voor het onbekende, 3) angst voor kleine verwondingen / kleine dieren, 4) angst voor gevaar en dood en 5) angst gerelateerd aan medische situaties. Voor de 4- tot 6-jarigen zijn 7 items niet in de scoring opgenomen. Er kan een totaalscore (To-score) worden berekend, een prevalentiescore (Pr-score) en een score per subschaal. De Toscore weerspiegelt de algemene geneigdheid van het kind om angstig te reageren op een groot aantal situaties en objecten. De Pr-score is een maat voor het aantal van deze situaties en objecten die bij het kind een sterke mate van angst oproepen. Kinderen van 4 tot en met 12 jaar. De VAK 4-12 kan gescoord worden met behulp van vijf plastic sleutels. Ruwe scores worden omgezet in standaardscores (M = 10, SD = 3) en percentielscores. De test kan individueel en groepsgewijs worden afgenomen via de pen-en-papiermethode. De afname duurt ca. 20 minuten. COTAN-beoordeling in 2012 van normen 2006: voldoende Genormeerd op basis van een steekproef van Nederlandse leerlingen in het regulier en speciaal onderwijs (N= 2397 in 20052006). Er zijn normen per leeftijdsjaar, voor jongens en meisjes afzonderlijk. COTAN-beoordeling in 2012: Betrouwbaarheid: voldoende maar de betrouwbaarheid van de Mschaal is onvoldoende; de test-hertestbetrouwbaarheid is bij 4 tot 9 jarigen onvoldoende. Begripsvaliditeit: voldoende maar voor 4 tot 6 jarigen onvoldoende aangetoond Criteriumvaliditeit: onvoldoende (geen onderzoek) PRODIA-beoordeling: 2e keuze De VAK 4-12 is een herziening van de VAK uit 1995 met een uitbreiding van de normering tot 4- en 5-jarigen. De vragen zijn hetzelfde gebleven, met uitzondering van 1 item over terrorisme. Geschikt voor jonge kinderen en kinderen met een achterstand in hun ontwikkeling.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
324
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen (VvGK) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring
Oosterlaan J., Baeyens D., Scheres A., Antrop I., Roeyers H., Sergeant J., Pearson, Amsterdam, 2008 Bewerking van de Disruptive Behavior Disorders rating scale (DBD) van Pelham, Gnagy, Greenslade & Milich, 1992 Vergelijken van het gedrag van het kind met gedragsbeschrijvingen van drie categorieën van gedragsstoornissen: ADHD (attention deficit hyperactivity disorder), ODD (oppositional defiant disorder) en CD (conduct disorder) Bestaat uit 42 te observeren gedragsbeschrijvingen die gegroepeerd zijn in vier schalen: Aandachtstekortschaal Hyperactiviteit/impulsiviteitschaal ODD-schaal CD-schaal Kinderen van 6 tot 16 jaar. De ouder of leerkracht geeft aan of een gedragsbeschrijving niet, een beetje, tamelijk veel of heel veel voorkomt. Afname duurt ’10. De vier schaalscores worden bepaald met behulp van een zelfscorend formulier door scores om te zetten in percentielscores. Vervolgens kan het 95% betrouwbaarheidsinterval worden berekend. Kan ook digitaal afgenomen en verwerkt worden. COTAN-beoordeling in 2008 van normen: voldoende Vlaamse normen gebaseerd op 1055 kinderen. Aparte normtabellen voor ouders en leerkrachten; jongens en meisjes en leeftijdsgroepen van 6-8 jaar en van 9-12 jaar. Scores vanaf percentiel 90 en hoger wijzen op pathologische symptomatologie en zijn reden voor aanvullend onderzoek. COTAN-beoordeling: 2008 Uitganspunten bij testconstructie: voldoende Kwaliteit van het testmateriaal: goed Kwaliteit van de handleiding: goed Betrouwbaarheid: voldoende Goed voor schalen Aandachtstekort, Hyperactiviteit en Impulsiviteit (rond .90) behalve voor CD (rond .70) Validiteit enkel bij Nederlandse kinderen onderzocht: Begripsvaliditeit: goed, goede samenhang met gelijkaardige schalen, negatieve samenhang met internaliserend gedrag CBCL en TRF Criteriumvaliditeit: niet van toepassing (test is volgens de auteurs niet bedoeld voor voorspellend gebruik). Sluit aan bij DSM IV. De VvGK verdient voorkeur boven CBCL en AVL in CLB-setting door betere steekproeftrekking en opzet. PRODIA-beoordeling: 1ste keuze
Andere informatie
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
325
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag bij Kinderen (VISK) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname
Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Luteijn E., Minderaa R. en Jackson S., Harcourt, Amsterdam, 2002
Meten van sociaal probleemgedrag bij kinderen met een (milde) pervasieve ontwikkelingsstoornis, met als doel probleemgedrag nader omschrijven, behandelingsindicaties formuleren, effectmetingen doen. Met de VISK stelt men geen diagnose maar de VISK kan de diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen op een objectieve manier ondersteunen. Observatieschaal met 49 beweringen, antwoorden aan te kruisen op een driepuntsschaal (niet, soms, duidelijk van toepassing) Zes subschalen, die specifieke subtiele sociale problemen meten -Niet afgestemd (op sociale situatie) – 11 items -Neiging tot terugtrekken – 12 items -Oriëntatieproblemen (in tijd, ruimte en plaats) – 8 items -Niet snappen (van sociale informatie) – 7 items -Stereotiep gedrag – 8 items -Angst voor verandering – 3 items Kinderen van 4 tot 18 jaar met PDD-NOS, ADHD; verstandelijk gehandicapte kinderen met IQ > 35 Afgenomen bij ouder/verzorger, individueel of in groep, duur: 10 minuten Levert totale score en score per subschaal. COTAN-beoordeling in 2003 van normen van 2000: onvoldoende qua representativiteit. Genormeerd op Nederlandse kinderen; geen Vlaamse normen beschikbaar De ruwe scores worden a.d.h.v. normtabellen omgezet in zeven niveau-aanduidingen: van “zeer hoog” (> 95ste pct.) via “gemiddeld” tot “zeer laag” (< 5e pct.). Er zijn aparte tabellen voor PDD-NOS kinderen, aangemelde ADHD-kinderen, algemene kinder- en jeugdpsychiatrie en verstandelijk gehandicapten. COTAN-beoordeling in 2003 Uitgangspunten bij testconstructie: voldoende Kwaliteit van het testmateriaal: goed Kwaliteit van de handleiding: goed Betrouwbaarheid: voldoende Validiteit Begripsvaliditeit: voldoende Criteriumvaliditeit onvoldoende (geen onderzoek). Psychometrisch onderzoek beschreven in de handleiding geeft goede interne consistentie (.91 tot .94 voor totale score), voldoende tot goede interbeoordelaars-betrouwbaarheid, goede test-hertestbetrouwbaarheid (correlaties .80 of .90) en goede begripsvaliditeit (significante correlaties met vergelijkbare instrumenten) PRODIA-beoordeling: 2de keuze Bij Swets Test Manager is de VISK in geautomatiseerde vorm verkrijgbaar. Afname, berekening ruwe scores en vergelijking met normgroepen gebeuren geautomatiseerd.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
326
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Youth Self Report Verhulst F., van der Ende J., Koot H., Sophia Kinderziekenhuis, voor jongeren 11 tot Rotterdam, 2001 18 jaar (YSR) Doel Probleemgedrag en vaardigheden van jongeren beschrijven met als doel psychopathologie te beschrijven. Niet ontworpen om diagnosen verschaffen. Meet een breed spectrum van gedrag. Beschrijving De Zelf in te Vullen Vragenljst voor 11-18 jarigen (YSR, Youth Self-Report for Ages 11-18) is een vragenlijst waarop jongeren vragen over zichzelf kunnen beantwoorden over vaardigheden, emotionele en gedragsproblemen. Veel van deze vragen zijn hetzelfde als op de CBCL/6-18, aangevuld met veertien sociaal wenselijke vragen waarop de meeste jongeren positief antwoorden. Jongeren kunnen voor elke vraag aangeven hoe goed een vraag bij hun past in de afgelopen zes maanden volgens dezelfde manier als bij de CBCL 6-18. De YSR omvat de schalen Activiteiten, Sociaal, Totale Vaardigheden en empirische en DSM-schalen met dezelfde betekenis als op de CBCL 6-18. A. Syndroomschalen 1. Angstig/depressief 2. Teruggetrokken/Depressief 3. Somatische klachten 4. Sociale problemen 5. Denkproblemen 6. Aandachtsproblemen 7. Regelovertredend gedrag 8. Agressief gedrag Internaliseren = 1, 2, 3 + item 103 Externaliseren = 7 + 8 B. Competenties 1. Schooluitslagen 2. Activiteiten 3. Sociaal Doelgroep Jongeren van 11 tot 18 jaar Afname Jongeren vullen deze vragenlijst zelf in. De schaal heeft 3 punten (0 = helemaal niet van toepassing, 1 = beetje of soms van toepassing, 2 = duidelijk of vaak van toepassing). Duur = 15-20 minuten. Er bestaat een papieren en een computerversie (ADM). Bij de papieren versie kunnen de ruwe uitslagen manueel overgebracht worden op een profielblad. De computerprogramma-module (ADM versie vanaf 7.2) biedt de mogelijkheid om de gegevens van meer dan dertig landen als normen te hanteren. Normen COTAN beoordeling (2013) van de normen van 2005: onvoldoende: de representativiteit van de normen is onvoldoende aangetoond, de normgroepen worden ontoereikend beschreven en over de meetinvariantie over landen en culturen wordt niet vermeld. De Amerikaanse handleiding (2001-2007) met het onderzoek van 2001 gebruikte een representatieve Amerikaanse steekproef van 1999.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
327
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
Het ADM scoringsprogramma (vanaf versie 7.2) baseert zich op de Amerikaanse normen van 2001 (met representatieve Amerikaanse steekproef uit 1999) en heeft nadien gegevens opgenomen van meer dan 30 culturen. Die culturen zijn verdeeld in drie groepen: laag, midden en hoog. België en Nederland (zoals o.m. Amerika) bevinden zich in de middengroep. In de ADM, zeker vanaf versie 9.1 (mogelijk ook al een vroegere versie) zijn de nieuwe Nederlandse normgegevens opgenomen Meer informatie op www.aseba.nl Drie stippellijnen geven drie interpretatiegebieden aan: een klinisch gebied, een grensgebied en een gebied van normaal functioneren. Voor de syndroom- en DSM-georiënteerde schalen werd de klinische grensscore vastgelegd op percentiel 98 (Tscore = 70). Voor de totale probleemscore en de schalen internaliseren en externaliseren is de klinische grensscore percentiel 90 (T-score = 63) in Amerikaanse handleiding (2001): Betrouwbaarheid Interne consistentie: van .71 tot .90, waarbij de totale probleemschaal een interne consistentie heeft van .95. De interne consistentie van het competentiedeel varieert van .55 tot .75. Dit wordt deels verklaard door het feit dat deze schalen uit een klein aantal items bestaat. Test-hertest betrouwbaarheid: van .67 tot .91. Voor de totale probleemschaal bedraagt ze .87 en voor de totale competentieschaal .89. Validiteit op verschillende manieren onderzocht (begrips- en constructvaliditeit, criterium-gerelateerde validiteit, cross-culturele validiteit) Bij het gebruik van de ADM (vanaf versie 7.2): zie Amerikaanse Bijlage Multiculturele Normen (2007) Betrouwbaarheid: Interne consistentie: de gemiddelde Cronbach’s alpha varieert voor de (gedrag)Probleemschalen tussen .64 en .86 en is voor de Totale Probleemschaal .94. Voor de DSM-schalen liggen ze tussen .60 en .79. COTAN beoordeling (2013) van de versie van 2005: onvoldoende. Hoewel de bevindingen over de homogeniteit en de stabiliteit op zich bevredigend zijn, zijn zij berekend op het Nederlandse aandeel in de internationale normgroep en niet op deze normgroep zelf. PRODIA-beoordeling: 2de keuze Binnen het ASEBA-instrumentarium zijn er naast de CBCL gelijkaardige vragenlijsten voor ouders (Child Behavior Checklist ) en voor leerkrachten (Teacher Report Form) zie overeenkomstige testfiches. Er is ook een cross-informant scoring mogelijk met de ADM waarmee de TRF, de YSR en de CBCL met elkaar vergeleken kunnen worden. De discrepantie tussen de verschillende informanten is interessant omdat het de perceptie van problemen bij de verschillende informanten zichtbaar maakt.
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
328
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Beoordeling door Netoverschrijdende Werkgroep Faire Diagnostiek van CBCL: - Afnemen in een interview - Op itemniveau kijken - Standaardisatie vaak niet mogelijk - Niet inzetten in de beginfase van een onderzoek - SDQ is een goed alternatief - Gebruik, zie: ‘Toetsstenen Faire Diagnostiek’ (www.vclbkoepel.be/faire-diagnostiek2) bij indicatie klinisch/psychiatrisch beeld. - Wanneer afgenomen door een andere dienst (bv. bij een doorverwijzing) contact opnemen met desbetreffende dienst. Dus inventief, pragmatisch, cultuursensitief en zuinig gebruik van de CBCL in een schoolpsychologische context. Lees meer ... http://www.vclbkoepel.be/professionals/kansenbevordering3/fairediagnostiek/materialen23
329
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
Diagnostisch materiaal Gedrags- en/of emotionele problemen Vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Zelfrapportage Vragenlijst voor Aandachtsproblemen en Hyperactiviteit (ZVAH) Doel
Beschrijving
Doelgroep Afname Normen
Andere psychometrische kenmerken
Beoordeling/ervaring Andere informatie
D. Baeyens, L. Van Dyck, C. Broothaerts, M. Danckaerts en J.J.S. Kooij., Acco Leuven, 2012 Vlaamse bewerking van de Zelfrapportage Vragenlijst voor Aandachtsproblemen en Hyperactiviteit van J.J.S. Kooij en J.K. Buitelaar het screenen van mogelijke problemen met aandacht en hyperactiviteit/impulsiviteit het stellen van een diagnose van ADHD (mits aanvulling met andere gegevens) het aangeven van de richting bij behandeling De Zelfrapportage Vragenlijst voor Aandachtsproblemen en Hyperactiviteit (16-25 jaar) (ZVAH) is een dimensionale gedragsvragenlijst die de ADHD-symptoomclusters aandachtsproblemen en hyperactiviteit/impulsiviteit voor de huidige jongvolwassenheid en de voorbije kindertijd in kaart brengt volgens de DSM-IV-criteria. De ZVAH is een instrument voor zelfrapportage bij 16- tot 25-jarigen, maar ook ouders kunnen ermee het gedrag van hun jongvolwassen zoon of dochter rapporteren. De ZVAH kwam tot stand na uitgebreid en voor Vlaanderen representatief normerings-, betrouwbaarheidsen valideringsonderzoek. 16- tot 25-jarigen Zelfrapportage via papieren versie en online-versie, http://www.codelessius.eu/zvah Vlaamse normen voor leeftijdscategorie 16 tot 25 jarigen. De steekproef bestaat uit een groep schoolgaande jongvolwassenen tussen 16 en 25 jaar (N= 1325, in 2009) en een groep werkende jong volwassenen tussen 16 en 25 jaar (N= 318, in 2010) Betrouwbaarheid: De interne consistentie is voor de vier schalen van de ouderrapportage voldoende tot goed. Voor de zelfrapportage zijn deze ook voldoende tot goed met uitzondering van de schaal ‘Hyperactiviteit/Impulsiviteit voor huidig functioneren’. Deze laatste is niet te gebruiken bij belangrijke beslissingen op individueel niveau, wel voor minder belangrijke beslissingen mits gebruik van het betrouwbaarheidsinterval. Begripsvaliditeit: werd op drie manieren onderzocht. 1) Interne structuur: geen ondersteuning voor tweefactorenmodel als basis voor ADHD (in de lijn met de onderzoeksliteratuur). 2) Groepsverschillen: de in wetenschappelijk onderzoek genoemde verschillen worden grotendeels bevestigd door de ZVAH 3) Goede convergente en divergente validiteit. Criteriumvaliditeit: goed voor een screeningsinstrument. Een groot aantal cases wordt correct geclassificeerd op basis van de ZVAH en er worden duidelijk meer vals-positieven dan vals-negatieven aangeduid. PRODIA-beoordeling: 1ste keuze Beoordeling CAP-Vademecum is gepland
Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014
330