GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING 5. ‘grenzen durven doorbreken’
Grensoverschrijvende samenwerking
In het ‘Europa zonder grenzen’ dat voor ons meer en meer tot een vanzelfsprekendheid wordt, betekenen deze grenzen toch nog steeds een breuklijn voor het bestuur. Al te vaak staan ze nog in de weg van een globale visie op de streekontwikkeling van een gebied, dat een natuurlijk geheel vormt maar door de grillen van de geschiedenis werd verdeeld. Naarmate de landsgrens voor de burgers geen obstakel meer betekende, namen ook de lokale besturen in de loop van de jaren negentig het initiatief om met hun aangrenzende, en toch buitenlandse tegenhangers samen te werken. Naast deze dynamiek van de lokale actoren zelf fungeerde ook de financiering in het kader van Europese ontwikkelingsfondsen (Interreg) als stimulans voor een samenwerking over de grenzen heen. Deze achtergrondtekst schetst een aantal uitdagingen in de grensoverschrijdende samenwerking in WestVlaanderen. Hoewel de aandacht in dit hoofdstuk voornamelijk is toegespitst op Noord-Frankrijk en (eerder beperkt) op Nederland, verdient ook de samenwerking met Zuid-Engeland de volle ondersteuning. Deze samenwerking in het kader van het twee zeeën of het Maritiem programma is uniek voor Vlaanderen, aangezien het een samenwerkingsprogramma betreft rond een maritiem grensgebied. Het is voor het eerst dat actoren uit Engeland, Frankrijk, Vlaanderen en Nederland met de vier lidstaten samen in de context van Europese structuurfondsen een grensoverschrijdend programma uitwerken. Het is daarbij de ambitie om via een geïntegreerde aanpak fundamenten te leggen voor een sterke, levendige en duurzame kusteconomie.
5.1 Vlaamse Beleidsstrategie
Vormen van samenwerking Het eerste niveau van samenwerking is dat van de oplossing van concrete burenproblemen die inherent zijn aan een grensgegeven. Een stap verder in de samenwerking is dat er niet enkel contacten zijn om problemen op te lossen, maar ook om kansen gezamenlijk te benutten. Een nog verdere vorm van samenwerking is dat plannen ook gezamenlijk worden opgesteld en uitgevoerd, met andere woorden, dat er een vorm van gemeenschappelijk bestuur komt, zoals bijvoorbeeld een ‘Eurodistrict’. De Vlaamse overheid is er zich van bewust dat de grensoverschrijdende samenwerking voor de ruime grensstreek geen luxe of modegril is, maar een essentieel element in elke toekomstvisie. ‘Dans le transfrontalier, il faut de l’audace en de la patience’, verklaarde ooit Pierre Mauroy. Lef om buiten de begane paden te treden, om letterlijk en figuurlijk grenzen te overschrijden. Maar tegelijk ook geduld, want de te overwinnen hindernissen zijn dubbel zo groot als in binnenlandse dossiers door de vele partners die bij elk concreet dossier betrokken zijn.
5.2 Grensoverschrijdende lokale samenwerking
Belang van Interreg-programma Lokale grensoverschrijdende samenwerking is een bottom-up-initiatief, waarin decentrale overheden op vrijwillige basis hun beleid op elkaar afstemmen of een gezamenlijk project aangaan. Dit neemt niet weg dat een belangrijke stimulerende rol uitgaat van de Europese Unie, die via het Interregprogramma financiële middelen ter beschikking stelt voor dergelijke gezamenlijke projecten. Inmiddels is Interreg, dat in 1991 van start ging, aan zijn vierde financieringsperiode toe, waarbij het als ‘Europese
19
Grensoverschrijvende samenwerking
territoriale samenwerking’ de derde doelstelling binnen het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling is geworden. Voor de grensoverschrijdende samenwerking van Belgische overheden zijn er vier operationele programma’s: • Interreg IVA grensregio Vlaanderen-Nederland • Interreg IVA Frankrijk-Wallonie-Vlaanderen • Interreg IVA Euregio Maas-Rijn • Interreg IVA Grande Région met daarnaast een ruimer ‘transnationaal’ programma Interreg IVB North-West-Europe. De ervaringen met de provinciale punten, de steun… zijn positief. Alle steun die daarbovenop komt vanuit de Vlaamse administratie is welkom. De ontwikkelingsfase van een project is cruciaal. De Vlaamse overheid moet nog sterker tussenkomen om bijvoorbeeld de lokale overheden te laten optreden als leadpartners, zodat de visibiliteit en de expertise verder kan doorwegen.
5.3 Noord-Frankrijk
Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai De Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai wordt volgens haar statuten een forum om ‘overleg te plegen en politiek debat te voeren, de grensoverschrijdende samenhang van het gebied concreet in te vullen, in uitvoering van een gezamenlijke ontwikkelingsstrategie projecten uit te werken, op te starten en uit te voeren en het dagelijks leven van de inwoners van de Frans-Belgische metropool gemakkelijker te maken’. Zij bouwt voort op de vroegere Grensoverschrijdende Permanente Conferentie van Intercommunales (GPCI of COPIT). De partners zijn twee algemene principes overeengekomen voor de werking van de Eurometropool: respect voor de dubbele pariteit tussen Frankrijk en België, en binnen België tussen Vlamingen en Walen, en respect voor de tweetaligheid van de structuur. Een algemene vergadering is het belangrijkste besluitvormingsorgaan van de Eurometropool en telt 84 leden. Een bureau van 32 leden bepaalt het werkprogramma. De voorzitter en drie vice-voorzitters nemen het dagelijks bestuur waar, daarin bijgestaan door een secretariaat. De Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai is met 2 miljoen inwoners de grootste grensoverschrijdende agglomeratie in Europa, gelegen binnen de driehoek Londen- Brussel – Parijs. Potentieel biedt die grootte en ligging de kans om drie buitengebieden binnen de respectieve landsgrenzen om te toveren tot één toonaangevende metropool van Europees niveau.
Gouverneur van West-Vlaanderen Bij besluit van de Vlaamse Regering is dhr. Paul Breyne aangesteld als coördinator van de Vlaamse Regering voor de grensoverschrijdende en interregionale samenwerking met Noord-Frankrijk. Er is een Denkgroep Noord-Frankrijk geïnstalleerd met een rol van inspiratiebron. Grensoverschrijdend Platform Flandre – Dunkerque Côte d’Opale / West-Vlaanderen Het Grensoverschrijdend Samenwerkingsplatform WestVlaanderen – Flandre – Dunkerque – Côte d’Opale werd officieel opgericht in juni 2005 door 7 Vlaamse en 11 Franse partnerstructuren. Het platform stelt de partners in staat elkaar beter te leren kennen, elkaar te informeren, acties te coördineren, troeven samen te benutten, nieuwe initiatieven te stimuleren en een gezamenlijke toekomstvisie op te bouwen. Dit om tegemoet te kunnen komen aan een dubbele uitdaging, met name een duurzame en verantwoordelijke ontwikkeling van de grensregio verzekeren en de uitstraling van de regio op Europees en internationaal niveau verhogen. Dit platform heeft de ambitie uit te groeien tot een aparte, juridische entiteit, vertrekkend vanuit het huidige partnerschap. Streefdoel is de oprichting van een nieuwe EGTS begin 2009. Gelet op de thematische link met de Vlaamse bevoegdheden is het noodzakelijk dat Vlaanderen deelneemt aan de EGTS.
20
5.4 Nederland De Grensregio Vlaanderen-Nederland is naar bevolking het grootste ééntalige grensgebied in Europa. Er wonen 10 miljoen inwoners en het bestrijkt een oppervlakte van 23 746 km².
Operationeel programma Interreg IV Grensregio Vlaanderen-Nederland De Scheldemondraad is het grensoverschrijdend interprovinciaal platform, zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau. Er werd de afgelopen jaren heel wat gerealiseerd.
Grensoverschrijvende samenwerking
Op 15 november 2007 werd het Operationeel Programma (OP) Interreg IV Grensregio Vlaanderen-Nederland 2007-2013 door de Europese Commissie goedgekeurd. Hiermee is de feitelijke fusie een feit tussen de twee deelprogramma’s uit het aflopende Interreg III-programma: Euregio Scheldemond en Euregio Benelux Middengebied. Met de goedkeuring van het OP gaf Europa het startsein voor de effectieve uitvoering van het nieuwe programma voor de Vlaams-Nederlandse grensregio. Voor dit grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma stelt Europa een budget van ruim 94 miljoen euro ter beschikking. Samen met de cofinanciering gaat het in totaal over meer dan 180 miljoen euro. Doel van het OP is om door middel van op uitvoering gerichte grensoverschrijdende initiatieven, bij te dragen aan de duurzame sociaal-economische ontwikkeling van de hele grensregio.
6. Een Waaier aan Samenwerkingsmogelijkheden 6.1 Grensoverschrijdende samenwerking inzake ruimtelijke ordening en leefmilieu De planningsdocumenten, die de uitdrukking zijn van het beleid inzake ruimtelijke ordening van het gebied, worden opgesteld aan beide zijden van de grens. Bijgevolg wordt bij de te nemen beslissingen slechts weinig rekening gehouden met de ruimtelijke continuïteit. Dit grenseffect vormt een belangrijk obstakel voor de harmonieuze ontwikkeling van de gebieden. Ook milieueffecten in het algemeen stoppen niet aan de grens. Onze voorstellen Concrete werkpunten inzake ruimtelijke ordening en leefmilieu in het grensgebied zijn: • Het operationeel maken van afspraken omtrent de systematische uitwisseling van en grensoverschrijdende adviesverlening op planningsdocumenten, bijvoorbeeld wat betreft de ‘Zone d’Aménagement Concerté (ZAC) de Cavale Rouge’ in Halluin, het nieuwe industrieterrein tegenover Rekkem; • De aanpak van grensoverschrijdende milieuproblemen, zoals de uitstoot van dioxines en PCB’s en de aanwezigheid van fijn stof in de lucht; • De Vlaamse regering moet haar inspanningen opvoeren om het probleem van de grensoverschrijdende milieuklachten en het grensoverschrijdend mesttransport op te lossen. • De uitbouw van een blauw en groen netwerk: de ontwikkeling van een geïntegreerde grensoverschrijdende visie op groenstructuren en rivieren en kanalen. • Instrumenten moeten worden voorzien om concrete samenwerking tussen lokale besturen mogelijk te maken, bijvoorbeeld inzake wateroverlast (Poperinge). • In de samenwerking met Nederland ligt de focus binnen de prioriteit ‘Milieu’ op het duurzame gebruik van natuurlijke rijkdommen en op landschap en natuur. 21
6.2 Grensoverschrijdend Hoger Onderwijs met Noord-Frankrijk (zie ook onderwijs) In het Vlaamse hoger onderwijs hebben velen de voordelen van samenwerking en uitwisselingen met NoordFrankrijk al ontdekt. De dynamiek van Nord-Pas-de-Calais en de uitstraling van de Rijselse metropool in wording spreken jongeren aan. Tevens is Rijsel een belangrijk onderwijs- en onderzoekscentrum. Verder is de nabijheid een troef voor studenten en docenten. Onze voorstellen
Grensoverschrijvende samenwerking
Concrete voorstellen voor initiatieven die essentieel zijn om binnen de hoger onderwijsinstellingen te komen tot structurele vormen van internationalisering in het kader van een samenwerking met NoordFrankrijk zijn onder meer:
a) Bevordering van de Internationale mobiliteit Dit kan door bvb. stages voor studenten, (financiële) ondersteuning van het ‘pendelonderwijs’, verbeteren van het vervoer, uitwisselingsprogramma’s voor docenten, creëren van gemeenschappelijke voorzieningen voor het onthaal en de huisvesting van studenten… b) Internationale dimensie van het vormingsproject van de hogescholen en universiteiten Studenten een andere cultuur leren kennen en waarderen, deelnemen aan culturele manifestaties over de grens, bijbrengen van interculturele competenties… c) Internationalisering van het onderwijs Door het nemen van initiatieven voor zowel studenten als voor docenten, zoals: • het bijbrengen van talenkennis bij studenten, als basis voor latere internationale mobiliteit in het beroepsleven; • het organiseren van buitenlandse stages voor leerkrachten en docenten; • het samenstellen van een actueel en overzichtelijke repertorium met het hoger onderwijsaanbod aan beide zijden van de grens, het organiseren van vormingssessies en seminaries over thema’s die de ‘expérience transfrontalière’ uitdragen, e.a. d) Internationale dimensie van het onderzoek Onderzoeksprojecten opzetten in complementariteit met de ‘pôles de compétitivité’ van Rijsel en de Competentiepolen in Vlaanderen op het gebied van design, kunststoffen, voeding en gezondheid, innovatiemanagement, ICT, textiel, taaltechnologie, grensregio-problematiek, e.a. Op korte termijn moet de Vlaamse overheid daartoe: • grensoverschrijdende initiatieven op het vlak van hoger onderwijs en het onderzoek extra ondersteunen, zo bijvoorbeeld de oprichting van een Universitair Grensoverschrijdend Kenniscentrum in Kortrijk; • promotie voeren voor het Vlaamse hoger onderwijs in Noord-Frankrijk; • beurzen voorzien voor ‘pendelonderwijs’ van en naar Noord-Frankrijk; • een actieve politieke strategie ontwikkelen die leidt tot een opgemerkte aanwezigheid van Vlaamse docenten in Noord-Franse hogescholen en universiteiten’.
6.3 Grensoverschrijdende gezondheidszorg (zie ook welzijn)
Noord-Frankrijk In de Vlaamse grensstreek is de aanwezigheid van Franse zorgbehoevenden een fenomeen dat zichtbaar aan belang wint. Dat heeft niet alleen te maken met de groeiende groep Franse grensarbeiders in WestVlaanderen, maar zeker ook met een minder goed uitgebouwd gezondheidszorgaanbod in Noord-Frankrijk. Soms komen vanuit Frankrijk zelfs ronduit alarmerende berichten. In de Avesnois bijvoorbeeld, in het zuiden van het departement tegenover de Botte du Hainaut, is er voor een bevolking van ruim 200 000 mensen 22
Grensoverschrijvende samenwerking
slechts één oncoloog. Voor ons eigen gezondheidssysteem houdt die Franse belangstelling zowel kansen als bedreigingen in. Ziekenhuizen kunnen hun expertise in bepaalde domeinen verhogen en eventuele ‘overcapaciteit” beter benutten, terwijl de ziekenfondsen hun knowhow en ervaring inzake administratieve afhandeling van nationaal gezondheidsverkeer kunnen ontwikkelen. Daar staat tegenover dat Franse patiënten voor extra werklast zorgen, zowel administratief als wegens de taalbarrière, en dat de gelijke behandeling tussen Franse en Belgische patiënten die in principe geldt, in de praktijk niet zo absoluut is, met mogelijks scheeftrekkingen tot gevolg. Zo is bijvoorbeeld bepaald dat Belgische patiënten die lijden aan bepaalde langdurige aandoeningen geen supplementen mogen worden aangerekend, maar buitenlandse die aan dezelfde aandoeningen lijden, genieten die bescherming niet en kunnen daarom wel interessanter zijn voor de ziekenhuizen. Dit zijn concrete vaststellingen, maar zonder dat daar blijkbaar kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over bestaan. Dat gebrek aan informatie maakt het voeren van een aangepast beleid niet evident, terwijl zich toch wel vragen opdringen.
Nederland In het nieuw Operationeel Programma Interreg IV Grensregio Vlaanderen-Nederland 2007-2013 staat de ‘Mens’ centraal (duurzaamheiddriehoek Mens-Milieu-Economie). Binnen de prioriteit ‘Mens’ gaat de aandacht naar nieuwe impulsen voor cultuur en welzijn. Onze voorstellen Een aantal specifieke vragen voor onderzoek dienen zich aan: • een kwantificering van de omvang van het ‘gezondheidsverkeer’: hoeveel patiënten en ouderen komen uit Frankrijk naar instellingen in de Vlaamse grensstreek, welke is de evolutie over de voorbije jaren, wat zijn de verwachtingen voor de toekomst? • een kwalitatieve inschatting van het fenomeen: voor welke behandelingen komen Fransen naar Vlaanderen? Gebeurt dat in het kader van grensoverschrijdende akkoorden tussen ziekenhuizen of gaat het om spontane initiatieven? • een bevraging van de betrokkenen: hoe staat het werkveld (directies, geneesheren, verplegend personeel, ziekenfondsen) tegenover de toename van Fransen in onze instellingen? Wat zijn voor hen de problemen of de kansen? Hoe moet er op dit fenomeen worden ingespeeld? Wat verwachten ze van de overheid? Een spoedige ratificatie van dit Frans-Belgisch kaderakkoord over de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van gezondheid (door het Federaal Parlement, het Parlement van de Vlaamse Gemeenschap, van de Franse Gemeenschap en van het Waalse Gewest) dient te worden bewerkstelligd. Zo kan meer en betere samenwerking ontstaan, zoals bijvoorbeeld tussen Ieper en Armentières. Inzake de samenwerking met Nederland is er het project ‘Gluren bij de Buren’ (thuiszorg zorgbehoevende personen).
6.4 Grensoverschrijdend Werkgelegenheidsbeleid (zie ook economie) Inzake fiscaliteit van de werknemers heeft Minister van Financiën Reynders, ondanks hevig protest vanuit de Vlaamse grensstreek, het avenant bij het Frans-Belgisch Protocol uit 1964 aangaande het grensarbeiderstatuut ondertekend. Dit voorziet dat de Belgische grensarbeiders in Frankrijk (1.000 in West-Vlaanderen) zullen belast worden en dat de Franse grensarbeiders (7.000 in West-Vlaanderen) in België zullen belast worden. De vrees is dat de afschaffing van het statuut van grensarbeider, zonder overgangsmaatregelen ten gunste van de bedrijven, de instroom van Franse werkkrachten in West-Vlaamse ondernemingen sterk zal verminderen, hetgeen verschillende van die bedrijven in grote moeilijkheden kan brengen. De Franse werknemers zijn essentieel voor ons bedrijfsleven. Er is namelijk sprake van zowel een structureel als een tijdelijk tekort aan arbeidskrachten onder meer ten gevolge van het gebrek aan arbeidsmobiliteit van de West-Vlaming. Bij sommige grote bedrijven worden op dit moment tot 90% van de vacatures ingevuld door Noord-Franse arbeiders. 23
Grensoverschrijvende samenwerking
Nu besparen grensarbeiders vele euro’s doordat ze hun sociale zekerheid en directe belastingen betalen in het land waar dit het voordeligst is. Door de Europese richtlijn zal die keuze niet meer gemaakt kunnen worden. Vanuit West-Vlaanderen wordt de Franse grensarbeid gezien als een oplossing voor de krapte op de arbeidsmarkt, terwijl de Franse grensarbeiders in Wallonië gezien worden als concurrenten op een overbevraagde arbeidsmarkt. De regering besliste dat Franse grensarbeiders hun voordelig fiscale statuut kunnen houden tot 2012. Vanaf 2012 wordt het voordeel afgeschaft voor nieuwe medewerkers. Voor de bestaande arbeiders blijft het oude systeem nog gedurende 25 jaar behouden. Voor de Belgische grensarbeiders die in Frankrijk werken, wordt geen uitstel voorzien. European Employment Services Scheldemond (Eures) richt zich op werkgevers en werkzoekenden binnen Euregio Scheldemond. Eures bevordert het werken over de grens. In Eures werken de provincies Zeeland en Oost- en West-Vlaanderen samen met de sociale partners en de arbeidsbemiddelende instanties CWI en VDAB. Ook in het nieuwe Operationeel Programma Interreg IV Grensregio Vlaanderen-Nederland 2007-2013 staat ‘Economie’ centraal (duurzaamheid-driehoek Mens-Milieu-Economie). Stimuleren van grensoverschrijdend ondernemen is daarbij een belangrijke actie. Onze voorstellen Door de nieuwe regeling rond grensarbeid zal het tot 2012 mogelijk zijn om het gunststatuut te gebruiken. De Vlaamse regering moet in de volgende legislatuur zoeken naar mogelijkheden om het blijvend mogelijk te maken dat Noord-Franse en Waalse werknemers hier komen werken. We vragen dan ook dat inzake grensarbeid een aanvaardbare blijvende flexibiliteit over de grens voorop wordt gesteld. Een van de mogelijke oplossingen is ongetwijfeld het versterken van de interregionale mobiliteit. Het blijkt verre van evident te zijn om in het buurland een beroepsopleiding te gaan volgen tegen dezelfde voorwaarden als een ingezetene en met behoud van alle sociale rechten in het land van oorsprong. Vandaar het voorstel voor wederzijdse openstelling van beroepsopleidingen voor werkzoekenden uit het buurland en wederzijdse erkenning van opleidingen en competenties. VDAB Europa is met deze materie bezig. Een grensarbeider die werkloos wordt, kan voor onaangename verrassingen komen te staan. Vandaar de noodzaak aan overleg tussen bevoegde instellingen in Frankrijk en België (RVA) om de werkloosheidsrechten te stroomlijnen. Idem wat betreft de sociale zekerheid. Inzake mobiliteit van werknemers is de belangrijkste verzuchting dat zowel werkgevers als werknemers slecht op de hoogte zijn van de arbeidsmarkt in het buurland. Binnen België hebben de VDAB en de Waalse FOREM initiatieven opgezet om tot een betere uitwisseling te komen. Ook een uitbreiding naar Frankrijk wordt in overweging genomen, maar is veel minder evident gelet op de vele wettelijke verschillen tussen Frankrijk en België. Om tot een degelijke observatie van de arbeidsmarkt te komen, is er het voorstel om een instrument te creëren om de grensoverschrijdende arbeidsmarkt op te volgen. Nu zijn de bestaande nationale of regionale gegevens vaak niet volledig vergelijkbaar. Er is verder zeker nood aan duidelijke info voor burgers en bedrijven in de complexe materie van grensarbeid en grensoverschrijdende economische relaties. Inzake de samenwerking met Nederland is een concreet project ‘Cover-it: een grensoverschrijdende opwaardering van de functie van onderhoudstechnicus’.
24
6.5 Grensoverschrijdend onderwijs van het Nederlands / culturele samenwerking (zie ook bij onderwijs)
Grensoverschrijvende samenwerking
Het onderwijs van het Nederlands in Noord-Frankrijk is van kapitaal belang voor de grensoverschrijdende samenwerking. Er is heel wat te doen geweest rond de dreigende afbouw ervan. Uit de cijfers van het aantal leerlingen dat Nederlands volgt, blijkt er een groot probleem te zijn in de doorstroming van het basis naar het middelbaar onderwijs. Het aantal leerlingen zakt van 4661 in het lager onderwijs naar 1307 in het college. Dat heeft te maken met het feit dat het Nederlands niet als eerste vreemde taal kan worden gekozen in de eerste twee jaar, dit in tegenstelling tot alle andere buurtalen van Frankrijk. Tegelijk is het Nederlands door het ministerie geschrapt uit de examens en opleidingen die toegang geven tot het leraarschap. Op cultureel vlak zijn er al vele jaren talrijke contacten tussen Vlaanderen, vooral dan de Kortrijkse regio, en Noord-Frankrijk. Ook de Provincie West-Vlaanderen en het Département du Nord hebben verschillende culturele projecten lopende. Die culturele contacten dragen ertoe bij elkaar beter te leren kennen. Een zeer waardevol project in die zin is dat van de grensoverschrijdende televisie tussen de regionale tvzenders WTV, C9 Télévision en No Télé, een Interreg-project dat steun krijgt van de Provincie West-Vlaanderen en de Vlaamse overheid. Onze voorstellen Acties zijn: • Het stimuleren van het onderwijs van het Nederlands in Noord-Frankrijk, waarbij het uitgangspunt tweetaligheid dient te zijn. • Actie ondernemen om het Nederlands ook buiten de scholen bekend maken; • Culturele aanwezigheid in Noord-Frankrijk versterken. Zo is bijvoorbeeld de grensoverschrijdende televisie een zeer doeltreffend medium. In contacten met Franse overheden moet dan ook worden aangedrongen dat het kijkbereik van die uitzendingen vergroot wordt. • Extra aandacht voor de communicatie in het algemeen over ‘het grensoverschrijdende’ is noodzakelijk. Ook via de geschreven pers. • Bestaande culturele samenwerking moet worden bestendigd en nieuwe initiatieven verdienen volle steun, denken we bijvoorbeeld aan de geplande, groots opgevatte en grensoverschrijdende botenparade Anneau Bleu/Blauwe Ring.
6.6 Grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van transport Transport is een complexe aangelegenheid met vele deelaspecten en betrokken partijen. Voor België is de rol van de federale staat erg beperkt (hoofdzakelijk spoorwegen), over de meeste aangelegenheden zijn de Gewesten bevoegd. Het belangrijkste transportdossier is de aanleg van een autoweg A24 Amiens – Lille – België. Het dossier is nog steeds geblokkeerd; aan Franse zijde wenst men de overleggroep ‘transport’ terug op te starten maar er zijn geruchten dat de A24 toch niet gerealiseerd zal worden wegens het ontbreken van de nodige financiering. Het grote dossier van het Seine-Schelde kanaal volgt zijn weg, maar de financiering van dit enorme project is nog de grootste struikelblok. Reeds jaren bepleiten lokale en regionale overheden de verbetering van de treinverbindingen tussen Rijsel en Kortrijk enerzijds en Rijsel-Tournai anderzijds. Voor de spoorwegmaatschappijen is dit blijkbaar niet prioritair. De grote grensovergangen zijn tevens voor ingrijpende verbetering vatbaar, denken we maar aan RekkemFerrain.
25
Gelet op de prioriteit ‘Economie’, in het nieuwe Operationeel Programma Interreg IV Grensregio VlaanderenNederland 2007-2013, moet ook verder worden geïnvesteerd in het versterken van de economische structuren. Onze voorstellen
Grensoverschrijvende samenwerking
Inzake mobiliteit en transport zijn prioritair • Een goede basismobiliteit tussen Zuid-West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk is noodzakelijk. Zo bekomt men een goede samenwerking alsook openheid naar het Franse openbaar vervoer. • Een gezamenlijke studie rond de hiërarchie van de wegen, waarbij bijvoorbeeld de ene autosnelweg aansluiting moet vinden op de andere. • Een promotioneel treinticket, bijvoorbeeld een familieticket om op één dag de hele metropool te bezoeken voor 4 euro; • Een grensoverschrijdende kaart en/of infotabel over openbaar vervoer in de Eurometropool; • De ontwikkeling van de spoorverbinding Kortrijk-Rijsel; • De studie van de doortrekking van de kusttram naar Duinkerke; • De ontwikkeling van de grensovergangen, bijvoorbeeld Rekkem en Poperinge.
6.7 Grensoverschrijdend samenwerken inzake toerisme De drie toeristische grensregio’s in West-Vlaanderen lopen landschappelijk door aan de overkant van de grens. Het aanbod van de betrokken West-Vlaamse regio kan zo telkens worden uitgebreid met een luik in Frankrijk: van de Vlaamse kust naar de Franse Côte d’Opale, van de Westhoek naar Frans-Vlaanderen en van de Leiestreek bij ons naar die in Frankrijk. Een goed uitgebouwd product aan Franse zijde betekent een extra troef voor het product aan Vlaamse zijde. De samenwerking verloopt in de praktijk vooral via de Interreg-projecten, en mist daardoor structurering. De minister bevoegd voor Toerisme wil zich inzetten voor de oprichting van een permanente gemeenschappelijke commissie met de belangrijkste partners aan weerszijden van de grens die de grote thema’s vastlegt en enkele grote projecten opvolgt. Ook in de samenwerking met Nederland kon men de voorbij jaren aan den lijve ondervinden dat Interregprogramma’s echt een verschil maken in de regio. Zo is er nu een goed aangelegde grensoverschrijdende kustfietsroute. Het nieuwe Operationeel Programma biedt verdere opportuniteiten. Onze voorstellen De thematische aandachtspunten voor de volgende Europese programmeringperiode zijn daarbij: • De verdere uitbouw van de netwerken van cultuurtoerisme (Versterkte Steden, historisch Vlaanderen, industrieel erfgoed, herinneringstoerisme, maritiem en kusterfgoed, artistiek netwerk, wielererfgoed); • De verdere uitbouw van recreatieve netwerken; • De verdere uitbouw van toeristisch-recreatieve infrastructuur langs de rivieren Ijzer, Leie en Schelde; • Promotionele samenwerking. • Voor de samenwerking met Nederland: nieuwe projecten zoals ‘120 km kustkwaliteit: een duurzame en innovatieve aanpak van strand- en kustbeheer’ bieden perspectieven.
26
6.8 Grensoverschrijdend stimuleren van innovatie (zie ook economie en onderwijs) Een speerpunt in het Vlaams economisch beleid is het stimuleren van innovatie, de bevordering van ondernemerschap en de versterking van de economische omgevingsfactoren. Deze beleidspunten zijn één van de pilaren van het nieuwe grensoverschrijdend INTERREG IV-A programma Wallonië-Frankrijk-Vlaanderen 2007-2013 en INTERREG IV Grensregio Vlaanderen-Nederland 2007-2013. Onze voorstellen
Grensoverschrijvende samenwerking
Een grensoverschrijdende stimulans bieden aan innovatie is mogelijk binnen het werkterrein van bedrijvenclusters en –netwerken en tussen de competentiepolen in beide regio’s. De federale overheid dient tevens het probleem van de trage grensoverschrijdende postbedeling en van het dure grensoverschrijdende telefoonverkeer aan te pakken. In de samenwerking met Nederland wordt in de prioriteit ‘Economie’ ingezet op innovatie en de uitbouw van kenniseconomie, grensoverschrijdend ondernemen en het versteken van economische structuren. Concrete projecten zijn ‘Duurzaam = Gewoon Doen!: maatschappelijk verantwoord ondernemen aan beide zijden van de grens’ en de Revitalisering van Oude Industriehavens (o.a. Oostende).
6.9 Grensoverschrijdende samenwerking inzake veiligheid Op federaal niveau bestaan aparte Frans-Belgische overlegkanalen inzake grensoverschrijdende politionele samenwerking. Niet alle problemen raken echter opgelost. Gelet op de recente garagediefstallen, blijft bijvoorbeeld een belangrijk werkpunt dat men bij de inschrijving van een gestolen voertuig in Frankrijk ‘weigert’ om de internationale registers van gestolen voertuigen te consulteren. Inzake brandveiligheid zijn in het grensgebied enkele SEVESO-bedrijven gevestigd. Dit zijn bedrijven die, omwille van het product, bijzondere brandrisico’s inhouden, bvb. de productie van isolatiemateriaal. In de Euregio Scheldemond zijn diverse vakgroepen actief. Een ervan is de vakgroep veiligheid. Kernelement is daar ‘hoe kunnen we drugstoerisme in de grensstreek en drugsgebruik in het verkeer terugdringen’? Onze voorstellen De Eurometropool kan optreden als overlegorgaan inzake politionele samenwerking. Zo is bijvoorbeeld de problematiek van de garagediefstallen bijzonder urgent. Een ‘vakgroep veiligheid’ uitbouwen, naar het model van Scheldemond, is aangewezen. Uitwisseling en afstemming van de rampenplannen is noodzakelijk. Ook het drugstoerisme moet worden aangepakt.
27