GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.
15
GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
Op basis van de ruimtelijke concepten en ter uitwerking van de identiteitsstrategie wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor de 7 deelstructuren voorgesteld. Deze deelstructuren zijn: • nederzettingsstructuur • ruimtelijk-economische structuur • toeristisch-recreatieve structuur • verkeers- en vervoersstructuur • agrarische structuur • natuurlijke structuur • landschappelijke structuur en publieke ruimte
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.1.
GEWENSTE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR
5.1.1.
ONTWIKKELINGSOPTIES
16
Regionale woonbehoeften voorzien in de woonkernen van het buitengebied: daar het wonen en werken steeds meer georganiseerd wordt per regionale woningmarkt, moet men stellen dat de woonbehoeften in de regio dienen te worden opgevangen en niet meer per definitie enkel in de gemeente zelf. De opvang van de toename van het aantal huishoudens per regionale woningmarkt is ook in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen een uitgangspunt geweest bij de verdeling van het aantal woongelegenheden. Daartoe dient de selectie van de woonkernen en de hoofddorpen en het invullen van de woonbehoefte, gezien te worden binnen de context van de regionale woningmarkt van het grootstedelijk centrum Gent en het lokale centrum Eeklo, zoals voorgesteld in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen. Het mag echter niet de bedoeling worden dat Kaprijke migraties vanuit Eeklo of zelfs het grootstedelijk gebied Gent opvangt. Kaprijke wil haar landelijk karakter vrijwaren en daarom inwijking niet aanwakkeren. Investeren in de verbetering van de kwaliteit van de woonfunctie in het buitengebied: Kaprijke heeft in vergelijking met de rest van Vlaanderen en de omliggende arrondissementen een relatief hoog aandeel verouderd woningpatrimonium en een groot aantal woningen waarin elementen van klein comfort ontbreken (zie informatief deel). Om de open ruimte in het buitengebied zoveel mogelijk te bewaren en toch de leefbaarheid van het platteland te verbeteren moet de kwaliteit van de woonfunctie (woonomgeving en woning) verhoogd worden. De uitgangspunten daarvoor zijn inbreiding, de verweving tussen wonen, werken en land- en tuinbouw behouden en versterken, zoveel mogelijk vergunde woningen behouden en opwaarderen, voorzien van groen en recreatie en een architecturaallandschappelijk verantwoorde inrichting van de publieke ruimte bewerkstelligen. De gemeente dient daarbij een actieve rol te spelen. Een gebiedsspecifieke en functionele differentiatie van de nederzettingsstructuur in het buitengebied: zowel de versterking van de centrumfunctie van de woonkernen als de aanvullende functie van de woonlinten, -korrels en de verspreide bebouwing moet gebiedsgericht ingevuld worden op basis van de in dit document onderscheiden hoofdruimtes. De kenmerken en ruimtelijke potenties van een hoofdruimte zijn hierbij medebepalend voor de rol die aan de verschillende woongebieden worden toebedeeld. Bij deze functionele differentiatie wordt steeds de positie van de nederzettingsstructuur in Kaprijke vergeleken en afgestemd t.o.v. de andere buitengebiedkernen en de stedelijke gebieden in de regionale woningmarkt. Het is immers zo dat niet elke kern over alle woonondersteunende voorzieningen moet beschikken. Maar de ontbrekende voorzieningen moeten wel voor iedereen bereikbaar zijn in de andere dorpen, wat een aangepaste verkeers- en vervoersstructuur vraagt. Aandacht voor de sociale dimensie van de huisvestingsmarkt: om actief te kunnen inspelen op de veranderende samenstelling van de bevolking en de gezinnen is het nodig om te beschikken over een gedifferentieerd woningaanbod. Samen met de nood aan meer sociale inbreng in de huisvestingsmarkt is het nodig om in het woningaanbod verschillende types te voorzien: gezinswoningen, bejaardenwoningen en woningen voor één- of tweepersoonsgezinnen en dit zowel in de traditionele bebouwingsvormen als in nieuwe, alternatieve wijzen van bouwen. Daarbij moet gezorgd worden voor zowel sociale als privéinitiatieven. Bij elk bouwproject voldoende aandacht besteden aan de ruimtelijke kwaliteit: er dient bij elk bouwproject (overheid of particulier), zowel in de woonkernen van Kaprijke als in de andere woongebieden, over gewaakt te worden of er bij de inrichting en de uitvoering van het project rekening
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
17
gehouden wordt met de (landschaps-) architecturale en stedenbouwkundige aspecten. Verder moet de overheid er voor zorgen dat ook de planologische en de procesmatige aspecten op een kwalitatieve wijze gebeuren zodat uiteindelijk ieder bouwproject een meerwaarde betekent voor de ruimtelijke omgeving.
5.1.2.
(a)
RUIMTELIJK BELEID
Beleidscategorieën
Om een doelgericht woonbeleid te kunnen voeren is het noodzakelijk te beschikken over afgelijnde beleidscategorieën. Deze categorieën moeten gebiedsgericht zijn, dus gebaseerd zijn op het nederzettingspatroon van Kaprijke. In het informatief gedeelte werd vanuit de bestaande toestand van het nederzettingspatroon een indeling gemaakt in verschillende bouwpatronen of -vormen. Deze worden nu vertaald naar beleidscategorieën. IN KAPRIJKE ONDERSCHEIDEN WE DE VOLGENDE BELEIDSCATEGORIEËN EN ONTWIKKELINGSRICHTINGEN:
dit is de groeipool van de nederzettingsstructuur van het buitengebied, waar de lokale groei inzake wonen, voorzieningen en bedrijvigheid gebundeld wordt.
• Hoofddorp:
Het ruimtelijk beleid in een hoofddorp is gericht op het verhogen van de leefbaarheid door het bieden van groeimogelijkheden in de vorm van bijkomende woongelegenheden (enkel ter opvang van de gemeentelijke behoefte) en door de verbetering van de kwaliteit van de woonfunctie (woonomgeving en woning). Functiewijzigingen en uitbreiding van het woningvolume zijn ten alle tijde mogelijk, tenzij lokale bepalingen anders vermelden. Het provinciaal ruimtelijk structuurplan liet aan de gemeente de vrijheid van keuze tussen Lembeke en Kaprijke (meerkernig hoofddorp). Ten gevolge van het voorstel tot inplanting van het lokaal bedrijventerrein nabij de kern van Kaprijke (zie verder) wordt bijgevolg Kaprijke als hoofddorp weerhouden en Lembeke wordt dan een woonkern.
dit zijn landelijke kernen waar de nadruk ligt op behouden en kwalitatief opwaarderen van wonen en bedrijvigheid.
• Woonkern:
Het ruimtelijk beleid in een woonkern is gericht op het verhogen van de leefbaarheid enkel door de verbetering van de kwaliteit van de woonfunctie (woonomgeving en woning) en het begeleid verweven (wanneer het gaat om niet-hinderlijke activiteiten) van ambachtelijke bedrijvigheid. Een beperkte groeimogelijkheid is eventueel mogelijk in de vorm van inbreiding en/of morfologische afwerking binnen het bestaande juridische aanbod. Functiewijzigingen en uitbreiding van het woningvolume zijn ten alle tijde mogelijk, tenzij lokale bepalingen anders vermelden. In woonkernen kunnen echter geen nieuwe lokale bedrijventerreinen ontwikkeld worden. Tevens zullen er specifieke acties ondernomen worden om de centrumfuncties te versterken op kernniveau. De kernen Lembeke en Bentille wordt als woonkern weerhouden. De kern van Bentille ligt slechts voor een klein deel op het grondgebied van Kaprijke. Op dit klein deel komen ook nauwelijks centrumfuncties voor. Er worden geen specifieke acties voorgesteld voor Bentille.
dit zijn alle bebouwde zones (lint- of korrelvormig = landelijke woonconcentraties), die gelegen zijn buiten de woonkernen en die zich onderscheiden t.o.v. de rest van de (open) omgeving; deze laatste dienen echter aan een aantal ruimtelijke criteria te voldoen om als ruraal woongebied te kunnen worden geselecteerd (zie bijlagen); de nadruk ligt minimum op de consolidatie en de kwalitatieve opwaardering van de bestaande woonfunctie.
• Rurale woongebieden:
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
18
De rurale woongebieden worden op basis van een aantal ruimtelijke criteria (zie bijlage) in twee subcategorieën ingedeeld: Rurale woongebieden TYPE A : dit zijn woongebieden die de gewenste ruimtelijke structuur versterken; het gaat meestal over woonlinten welke aansluiten bij de kernen Kaprijke of Lembeke. Het ruimtelijk beleid voor deze gebieden is gericht op het structureren van het landelijk woongebied en het verbeteren van de kwaliteit van de woonfunctie. Het structureren houdt in dat dergelijk gebied kan (verder) evolueren naar een volwaardig woongebied mits behoud en/of versterking van de landschapsgebonden eigenschappen. Functiewijzigingen en uitbreiding van het woningvolume zijn ten alle tijde mogelijk, tenzij lokale bepalingen anders vermelden. Een beperkte groeimogelijkheid is eventueel mogelijk in de vorm van inbreiding en/of morfologische afwerking binnen het bestaande juridische aanbod. Het stelselmatig voortschrijden van de rurale woongebieden ten nadele van de continuïteit van de open ruimte is niet aanvaardbaar. -
Molenstraat (gedeeltelijk) Eindeken Galgestraat Vaartstraat Nieuwstraat Eeklostraat Gentstraat (gedeeltelijk)
Al deze woongebieden type A zijn reeds bevestigd in het gewestplan als woongebied met landelijk karakter Rurale woongebieden TYPE B : deze woongebieden liggen volledig in de open ruimte en zijn overwegend zonevreemd. Het ruimtelijk beleid voor deze gebieden is naast het verbeteren van de kwaliteit van de woonfunctie, gericht op het bevriezen (consolidatie) van de bestaande toestand. Dit betekent dat elke vorm van bebouwing op nieuwe percelen wordt afgewezen. Uitbreiding van het woningvolume is steeds mogelijk en wordt afgestemd op de bestaande toestand. Functiewijzigingen zijn niet mogelijk. -
Gentweg-Singel Moerstraat Beekstraat Gentstraat (gedeeltelijk) Vrombautstraat Doorn (Oosthoek) Vrouwstraat Molenstraat (gedeeltelijk)
De weerhouden rurale woongebieden zijn weergegeven op de kaart van de gewenste ruimtelijke nederzettingsstructuur.
dit is een woonconcentratie die wegens zijn ontstaansgeschiedenis en zijn specifieke ruimtelijke situatie niet onder te brengen valt in één van de vorige categorieën.
• Specifieke woonentiteit Warande:
Het ruimtelijk beleid voor dit gebied is naast het verbeteren van de kwaliteit van de woonfunctie, gericht op het bevriezen (consolidatie) van de bestaande toestand. Dit betekent dat elke vorm van bebouwing buiten de afbakening van de entiteit wordt afgewezen. Functiewijzigingen en uitbreiding van het woningvolume zijn slechts in beperkte mate mogelijk (in de vorm van handel, horeca en diensten op buurtniveau) en dienen steeds in een landschappelijke context van het gebied geplaatst te
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
19
worden (cfr. de hoofdruimte “Lembeekse bossen”). Er zullen eveneens specifieke acties ondernomen worden om de horeca en de recreatieve activiteiten te ordenen.
dit zijn vrijstaande woningen die verspreid in het landelijk gebied voorkomen en meestal zonevreemd zijn.
• Geïsoleerde woningen:
Het ruimtelijk beleid voor de geïsoleerde en zonevreemde woningen is gericht op het vastleggen van de woonfunctie (juridisch bevestigen). Het wordt gebiedsgericht opgesteld. Afhankelijk van de desbetreffende deelruimte worden specifieke ontwikkelingsrichtingen vooropgesteld. Het uitgangspunt is het decreet van 13 juli 2001 en latere wijzigingen: -
in de “kam van Waai-Kaprijke”: herbouw, beperkte uitbreiding, verbouwing en functiewijziging (i.f.v. toerisme en recreatie) worden toegelaten; in het “zandig meetjesland”: herbouw, uitbreiding en verbouwing worden toegelaten; functiewijzigingen worden niet toegelaten in de “Lembeekse bossen”: enkel instandhoudingswerken worden toegelaten, behalve de woningen die op de rand van de Lembeekse bossen aansluiten bij de residentiële woonwijk Warande en bij de bestaande toeristisch-recreatieve zone (suggestie naar de Vlaamse overheid)
Dit gebiedsgericht beleid wordt nader uitgewerkt in een ruimtelijk uitvoeringsplan. Voor landbouwbedrijven die hun activiteit stopzetten geldt een specifiek beleidskader (zie gewenste toeristische en recreatieve structuur).
Watervliet
BENTILLE
MOLENSTRAAT
MOERSTRAAT
Assenede VROUWSTRAAT
KAPRIJKE GALGESTRAAT
EINDEKEN
VAARTSTRAAT
? Knokke
OOSTHOEK
Antwerpen
VROMBAUTSTRAAT
?
LEMBEKE
NIEUWSTRAAT
GENTSTRAAT
Eeklo
Ertvelde EEKLOSTRAAT
GENTWEG
WARANDE
SINGEL
Sleidinge
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende leg en de
Meerkernig hoofddorp Woonkern Bentille Specifieke woonentiteit Warande Ruraal woongebied TYPE A Ruraal woongebied TYPE B
KAART 5 : GEWENSTE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR Januari 2004
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
(b)
21
Beleidselementen
Om tegemoet te komen aan bovengenoemde ontwikkelingsrichtingen kunnen een aantal ruimtelijk beleidselementen naar voor worden geschoven: 1.
Renovatie stimuleren van verouderde woningen en woningen met mindere woonkwaliteit
In de woonbehoeftenstudie werd de kwaliteit van de woningen nagegaan. Hierin kwam duidelijk naar voor dat Kaprijke, inzake comfort een hoog aantal minderwaardige woningen kent: 24% van de woningen beschikt niet over klein comfort en is aan vernieuwbouw toe. Oorzaak hiervoor is het groot aantal oude woningen in Kaprijke. 36% van de woningen dateert van voor 1945. Aan de hand van de ouderdom van het woningenpatrimonium kan berekend worden wat de renovatie- en vernieuwbouwbehoefte in Kaprijke is3. Uit de berekeningen blijkt dat 302 woningen in Kaprijke uitgebreid gerenoveerd of vervangen moeten worden door nieuwbouw. Het is dan ook belangrijk de concentraties aan minder kwaliteitsvolle woningen op te sporen en deze te herwaarderen alsook stimulansen te creëren teneinde actoren (particulieren, sociale huisvestingsmaatschappij,...) aan te zetten te renoveren. Gelet op de gewijzigde vraag als gevolg van de veroudering van de bevolking, zal er in Kaprijke bij voorkeur aandacht moeten besteed worden aan vernieuwbouw, renovatie en herstemming van bestaande woningen in de woonkernen. Dit kan eventueel gepaard gaan met het samenvoegen van twee bestaande kleine woningen tot één ruimere woning. 2.
Vernieuwbouw en herbestemming van bestaande gebouwen of terreinen
Het betreft hier het realiseren van inbreidingsprojecten in de kernen van het buitengebied op plaatsen waarvan de bestaande functie achterhaald is. Voor Kaprijke worden hierbij volgende projecten aangehaald :
de vervangingsnieuwbouw van het Rusthuis St.-Vincentius (in realisatie): Afwerking van het inbreidingsproject aansluitend bij het nieuwe administratief centrum : mogelijkheid tot inbreiding op de jongensschool te Lembeke :
− − −
In de jongensschool, gelegen tussen Kerkstraat en Gentstraat, zijn momenteel de bibliotheek en een jeugdvereniging gehuisvest in de bestaande gebouwen. Het terrein dat zijn onderwijsfunctie is verloren leent zich uitstekend voor een eventuele inbreiding waar naast de bestaande gemeenschapsvoorzieningen ook de woonfunctie aan bod zou kunnen komen. 3.
Woningdifferentiatie
De doelstelling voor woningdifferentiatie zal in belangrijke mate betrekking hebben op dichtheid en onderscheid in woninggrootte. Dit houdt dan verband met een beleidskeuze die rekening houdt met een gewijzigde behoefte ten gevolge van de gezinsverdunning en de veroudering van de bevolking. De vraag naar nieuwe woningtypologieën en aangepaste kwalitatieve woonomgevingen wordt steeds groter. Deze behoefte naar goed gelokaliseerde en kleinere maar comfortabele woningen zal ook in Kaprijke toenemen.
3
Met behulp van de studie “Een uitwendig onderzoek naar de kwaliteit van woningen in Vlaanderen”, verslag van de Survey 1994/1995, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AROHM, 1996
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
22
Deze woongelegenheden zijn veelal in hoofdzaak bestemd voor bejaarden. Vooral aspecten als ligging t.o.v. het centrum, voorzieningen en openbaar vervoer zullen aan belang winnen. Er moet echter wel vermeden worden dat een centrum wordt gecreëerd waar hoofdzakelijk de oudere bevolking woont. Het stimuleren van gemengde gezinsvorm zal leiden tot het tot stand brengen van een gedifferentieerd woningaanbod. 4.
Stimuleren van woonvormen die zo weinig mogelijk beslag leggen op de ruimte
Dit conceptelement sluit aan bij vorig beleidselement en heeft tot doel om bij (ver)nieuwbouw op een ruimtelijk aanvaardbare manier een voldoende hoge woondichtheid te realiseren, d.w.z. met een redelijk hoge dichtheid waar het past. In het licht van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd Kaprijke geselecteerd kern van het buitengebied. Dit betekent dat een woningdichtheid van 15 woningen per hectare voor het buitengebied geldt. Dit wil echter niet zeggen dat deze dichtheden de algemeen geldende norm zijn. In sommige gebieden is het wenselijk een lagere dichtheid aan te nemen. Het tekort kan dan weer opgevangen worden in een gebied waar een hogere dichtheid aanvaardbaar is. Veel hangt af van de locatie, eventueel te integreren natuurlijke of andere elementen in een woongebied en van de bestaande dichtheden. 5.
Sociale huisvesting
Zowel in Kaprijke als in Lembeke is er een beperkt aanbod aan sociale huisvesting. In beide kernen zijn er sociale koop- en huurwoningen (A. De Tayestraat, Schampstraat en Hauweelstraat) en sociale kavels (Sportstraat-Kerkakkerstraat en Hippoliet van Peenestraat). Kaprijke heeft echter nog een duidelijke taakstelling naar sociale koop- en huurwoningen waarbij vooral nood is aan woningen met één à twee kamers (kleinere woningen). 6.
Een gefaseerde woonprogrammatie
Om de bebouwing van de verschillende deelgebieden op een meer verantwoorde manier te laten verlopen kan een fasering uitgewerkt worden teneinde tegemoet te komen aan de vastgestelde woonbehoefte van ca. 164 woningen. Deze fasering heeft tot doel om op basis van de ruimtelijke en kwantitatieve criteria gesteld in het structuurplan, over te gaan tot een geleidelijke en gefaseerde ontwikkeling. Twee opties worden vooropgesteld: − evenwichtig versterken van het wonen in het hoofddorp Kaprijke en de woonkern Lembeke − een beperkte uitbreiding van woonaanbod in de andere woonkernen : Bentille en Warande Bij de uitbreiding dient men het opvullen van de onbebouwde percelen langs uitgeruste wegen aan te sporen en moet aandacht besteed worden aan de renovatie en sanering van de woonkernen. De voorgestelde fasering tot 2007 vertrekkende van 1997 wordt weergegeven in tabelvorm en op kaart. Vervolgens wordt een onderbouwing gegeven voor het wel of niet aansnijden van woon- of woonuitbreidingsgebieden of voor het bepalen van nieuw woongebied.
GEBIEDEN AAN TE SNIJDEN VOOR 2007 Kaprijke : +
inbreidingsproject ‘het Veld’ (reeds gestart).
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
+
23
het woonuitbreidingsgebied gelegen tussen Voorstraat, Kleine Zuidstraat en Zuidstraat : Dit woonuitbreidingsgebied, deels in handen van een sociale bouwmaatschappij, is dermate omvangrijk dat de ontwikkeling van dit terrein in fasen dient te gebeuren. Rekening houdend met de vraag kan er in de planperiode in eerste fase een 3-tal ha worden aangesneden. Dit gebied moet aansluiten bij de bestaande bebouwing en bij de begrenzing van dit te ontwikkelen gebied moet rekening worden gehouden met de aanwezige landschapselementen. Het aansnijden ervan kan verantwoord worden door het verminderen/faseren van het bestaande aanbod, resp. het Scheutbos (73 ha) en in het BPA Lembeke Dorp (4,9 ha). De ontwikkeling van dit gebied moet ook worden gezien in het licht van het gebrek aan sociale woningen in de kern van Kaprijke t.o.v. het overschot aan mogelijkheden in de kern van Lembeke. Bovendien beschikt Kaprijke over veel minder bouwrijpe kavels in niet-vervallen verkavelingen dan Lembeke.
Lembeke : +
+
+
woonuitbreidingsgebied 'Kerkakker': Dit woonuitbreidingsgebied werd reeds deels aangesneden voor sociale koopwoningen en sociale verkavelingen. Het woonuitbreidingsgebied is opgenomen in het BPA Lembeke Dorp. De gemeente wenst deze sociale verkavelingen verder uit te breiden maar in verschillende fasen. In de planperiode zal slechts een deel van het woonuitbreidingsgebied worden aangesneden, namelijk het gebied dat aansluit op de Schampstraat en Hauweelstraat. Dit zal ook opgelegd worden aan de betrokken sociale bouwmaatschappij (eigenaar van de gronden) en juridisch vastgelegd worden in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. woongebied 'Warande': Het bijna volledig verkavelde woongebied, dat hoofdzakelijk bestaat uit residentiële kavels, kent nog een restgebied van ongeveer 1,5 ha. Daar dit restgebied gelegen is binnen de bestaande bebouwing mag dit gebied ook verder worden ingevuld. Het aansnijden van dit gebied zal echter niet worden gestimuleerd vanuit de gemeente, zodat het niet wordt opgenomen in de woonprogrammatie. woongebied Kerkstraat - Dorp - Gentstraat (oude jongensschool) : De oude jongensschool wordt enkel nog gebruikt voor enkele gemeenschapsvoorzieningen. Een inbreidingsproject waarbij de woonfunctie centraal staat draagt bij tot een versterking van de kern.
WOONPROGRAMMATIE VOOR DE PERIODE 1997-2007 KAPRIJKE
LEMBEKE
NIET-VERVALLEN VERKAVELINGEN
37
NIET-VERVALLEN VERKAVELINGEN
68
PERCELEN LANGS UITGERUSTE WEGEN
11
PERCELEN LANGS UITGERUSTE WEGEN
14
INVULLING WOONGEBIED: INBREIDING 'VELD'
21
INVULLING WOONGEBIED: INBREIDING OUDE JONGENSSCHOOL
10
INVULLING WOONUITBREIDINGSGEBIED TUSSEN ZUIDSTRAAT EN VOORSTRAAT (3 HA )
45
VERDERE INVULLING BPA HA)
16
TOTAAL
114
'LEMBEKE-DORP' (1,1
108
222 WONINGEN TABEL 1
: WOONPROGRAMMATIE
GEBIEDEN NIET AAN TE SNIJDEN BINNEN DE PLANPERIODE 1997-2007 Voor volgende gebieden kan de behoefte niet aangetoond worden om ze in de planperiode aan te snijden. Volgend gebieden kunnen ingevuld worden na realisatie van de gebieden vastgelegd binnen de
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
24
planperiode. We bedoelen hiermee het resterend deel van het woonuitbreidingsgebied te Kaprijke (4,3 ha) en van het BPA ‘Kerkakker’ te Lembeke (4,9ha).
TE SCHRAPPEN GEBIEDEN Dit zijn gebieden die niet passen in de gewenste ruimtelijke structuur van Kaprijke en zodoende geschrapt worden. +
+
woonpark 'Scheutbos' : Het betreft hier het woonpark gelegen langs de Antwerpse Heirweg en Gravin D'Alcantaralaan met zijn immense oppervlakte van ongeveer 73 hectare. Ten einde tegemoet te komen aan de principes met betrekking tot de gewenste ruimtelijke structuur van Kaprijke kan in dit gebied geen bebouwing meer worden toegelaten, tenzij de gewestelijke overheid er anders over beslist. Het behoud en versterking van de Lembeekse bossen als structurerend onderdeel van de openruimtestructuur wordt prioritair geacht. Aangezien dit gebied in aanmerking komt voor bosuitbreiding op Vlaams niveau (opgenomen in de voorstellen van de studie bosuitbreiding Meetjesland) wordt van de Vlaamse overheid hierbij een initiatief verwacht.. woonuitbreidingsgebied 'Bardelare' tussen Ledestraat en verbindingsweg : Dit grote woonuitbreidingsgebied is bijna volledig aangesneden. Het resterend gebied van ongeveer 2,5 ha wensen we te schrappen daar de invulling geen kernversterking beoogt.
Watervliet
BENTILLE
Assenede
KAPRIJKE
B
A A
?
Knokke
Antwerpen
?
A
LEMBEKE
A/B
Eeklo
Ertvelde
A WARANDE
Sleidinge
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende leg en de
Bebouwing Woongebied/BPA Woonuitbreidingsgebied Woonpark
FASERING
A
Aan te snijden in de planperiode (1997-2007)
B
Niet aan te snijden tijdens de planperiode (na 2007)
A/B
Deels aan te snijden binnen en buiten de planperiode Te schrappen als woonuitbreidings- of woonpark
KAART 6 : FASERING AANSNIJDEN VAN WOONGEBIEDEN Februari 2004
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.2.
GEWENSTE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR
5.2.1.
ONTWIKKELINGSOPTIES
26
Verweving van functies: De ruimtelijke segregatie van allerlei functies en activiteiten moet worden tegengegaan. In plaats hiervan dient te worden gestreefd naar een zo groot mogelijke, maar aanvaardbare vermenging van functies zonder dat de draagkracht van de (woon)omgeving overschreden wordt. Dit betekent dat sommige economische activiteiten die wegens hun hinder, hun schaal, en de verkeersoverlast die ze veroorzaken niet in de nabije omgeving van woningen aanvaardbaar zijn, zich elders (naar een bedrijventerrein) moeten vestigen. Hiertoe behoren ook bedrijven waarvan de bedrijfsruimte voor het merendeel gebruikt wordt voor opslag (ineffectief grondgebruik). Het nadeel van dergelijk soort gebruik is het ‘doodse’ karakter en als gevolg daarvan de afbreuk aan de sfeer in de wijk. Alle andere functies daarentegen moeten toegelaten en zelfs versterkt worden. Verweven moet de regel zijn, scheiding de uitzondering Kansen bieden aan de plaatselijke bedrijven : De gemeente wenst de eigen bedrijven maximaal te ondersteunen, zowel naar bestaande bedrijven toe, als naar starters. Hierbij wordt getracht om bestaande bedrijven maximaal in te passen in een ruimtelijk aanvaardbare omgeving.
Watervliet
BENTILLE
Assenede
KAPRIJKE
?
Knokke
Antwerpen
?
LEMBEKE
Eeklo
Ertvelde
WARANDE
Sleidinge
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende leg en de
woonconcentraties Voorkeurlocatie voor nieuw lokaal bedrijventerrein (in combinatie met gemeentelijk containerpark) Landschappelijk inpassen en bufferen t.o.v. de woningen en A11 Verwevingskernen: lok. bedrijvigheid, lok. winkelcentra en handelszaken verantwoord verweven met het wonen Uitbreiding Corona-Lotus
KAART 7 : GEWENSTE RUIMTELIJK-ECONOMISCHE STRUCTUUR Januari 2004
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.2.2.
28
HET RUIMTELIJK BELEID
Om tegemoet te komen aan bovengenoemde ontwikkelingsopties kunnen een aantal ruimtelijk beleidselementen naar voor worden geschoven: 1.
Ontwikkelen lokaal bedrijventerrein
In Kaprijke is er op dit ogenblik geen geschikte ruimte om slecht ingeplante ambachtelijke bedrijven een alternatief te bieden. Ook nieuwe bedrijven vinden weinig mogelijkheden. In het informatief gedeelte werd een behoefte berekend van ca. 4 ha. Daarom wordt er een lokaal bedrijventerrein ontwikkeld. Dit terrein dient aansluitend bij een hoofddorp of bestaand bedrijventerrein gelegen te zijn. Binnen het structuurplanningsproces werden vier mogelijke locaties naar voor geschoven: “KaprijkeStation” (ten oosten van de kern), “Kaprijke-Voorstraat” (ten noorden van de kern), “Lembeke Lotus fabriek” of “Lembeke Kerkakker”. Uiteindelijk kreeg een vijfde locatie, die ten westen van de Vaartstraat te Kaprijke gelegen is, de voorkeur. Dit nieuwe bedrijventerrein dient op een optimale manier ontwikkeld en ingericht te worden. Wat betekent dat bij de inrichting aan een aantal beoordelingsprincipes, neergeschreven in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dient te worden voldaan. Dit betekent dan: +
+
+
een zuiniger ruimtegebruik (bouwen in meerdere lagen gemeenschappelijke voorzieningen, verhoogde dichtheid,...);
indien
mogelijk,
gezamenlijke
het beperken van grote reserves in eigendom van bedrijven; de reserve wordt afgestemd op de bestaande omvang en de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf; het vooraf vastleggen van inrichtingsprincipes zoals perceelsinrichting, integratie van natuurlijke en landschappelijke elementen, eenheid in aanleg, bufferzone, ...
De verschillende lokaties hadden een aantal potenties en beperkingen. voorgesteld in bijgevoegd kaartje en hieronder besproken.:
Hun locatie wordt visueel
Locatievoorstel 1: Kaprijke-Station •
•
• • • • •
• •
bestemming gewestplan: agrarisch gebied maar structureel aangetast (aanwezigheid gemeentelijk groenafvalpark / opslagplaats technische dienst en woningen) ontsluiting gewenst via de Vaartstraat: vrachtverkeer moet niet door de dorpskern; deze ontsluiting is echter praktisch moeilijk haalbaar, aangezien de Vaartstraat langs de oostzijde zo goed als volgebouwd is terrein sluit aan bij de kern van Kaprijke; inplanting versterkt de oost-west gerichte ruimtelijke opbouw (kam Waai-Kaprijke); behoorlijke natuurlijke waterhuishouding; bestaande groenstructuren vormen de basis voor een goede landschappelijke inpassing; verlaten spoorwegbedding loopt door het terrein (eigendom van de NMBS en moeilijk te verwerven), optie moeilijk te combineren met een ecologische functie op verlaten spoorwegbedding een aantal woningen moeten onteigend worden; terrein gedeeltelijk eigendom van de gemeente;
Locatievoorstel 2: Kaprijke-Voorstraat •
bestemming gewestplan: agrarisch gebied, echter niet structureel aangetast, geen woningen aanwezig;
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
• • • •
• • • •
29
ontsluiting via Molenstraat en Voorstraat: vrachtverkeer moet door de dorpskern; terrein sluit aan bij de kern van Kaprijke; twee lokale zonevreemde bedrijven krijgen een directe oplossing door deze inplanting; inplanting staat min of meer los van de bestaande oost-west gerichte ruimtelijke opbouw (kam Waai-Kaprijke); slechte natuurlijke waterhuishouding (natte gronden); geen groenstructuren aanwezig; raakt met beschermd dorpsgezicht; belemmering eventuele toekomstige recreatieve behoeften;
Locatievoorstel 3: “Lembeke- omleidingsweg” • • • •
zone ten oosten van de mogelijke omleidingsweg rond Lembeke De beschikbare oppervlakte is groot genoeg, maar afhankelijk van definitief tracé omleidingsweg bestemming gewestplan: agrarisch gebied; aanleg omleidingsweg noodzakelijk, zoniet moet het verkeer door de dorpskern van Lembeke;
Locatievoorstel 4: “Lembeke- Kerkakker” • • • • • • •
de oppervlakte is nagenoeg onbeperkt; bestemming gewestplan: agrarische zone; het terrein is aan één kant begrensd door een reeds aangesneden woonuitbreidingsgebied Ontsluiting via het centrum van Lembeke (niet gewenst) of via de mogelijke omleidingweg rond Lembeke; Terrein sluit aan bij de dorpskern van Lembeke; Doordat het grenst aan een residentieel woongebied kan dit mogelijk als storend ervaren worden, het plaatsen van een natuurlijk scherm kan hier een oplossing bieden Deze locatie kan een begin zijn van een aanééngroeien van de kern van Lembeke en het woongebied Warande
Locatievoorstel 5 : ten westen van de Vaartstraat • • • • • •
De beschikbare oppervlakte is groot genoeg Bestemming gewestplan: agrarische zone, niet structureel aangetast, geen woningen aanwezig De locatie sluit aan bij de dorpskern van Kaprijke De ontsluiting van het bedrijventerrein is mogelijk via de Vaartstraat ter hoogte van de vroegere spoorwegovergang Het vrachtverkeer moet bijgevolg niet door de woonkern van Kaprijke Het bedrijventerrein kan van de dorpskern afgeschermd worden door het plaatsen van een natuurlijk groen scherm; een landschappelijke afscherming t.o.v. de toekomstige A11 is een belangrijke randvoorwaarde
Uiteindelijk wordt voorgesteld als voorkeurslocatie voor het nieuw lokaal bedrijventerrein het terrein ten westen van de Vaartstraat, omwille van de goede ontsluitingsmogelijkheden en de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling na de planperiode. Bovendien is hier een combinatie met het gemeentelijk containerpark mogelijk, waarbij het bestaand groenafvalpark ter hoogte van het vroegere station kan worden opgedoekt
2 1 5
3
4
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende
woonconcentraties Mogelijke locaties voor nieuw lokaal bedrijventerrein: locatie 1, 2, 3, 4 of 5 Landschappelijk inpassen en bufferen t.o.v. de woningen
KAART 8 : INPLANTINGSVOORSTELLEN LOKAAL BEDRIJVENTERREIN Juni 2004
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
2.
31
Ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor de ruimtelijk verspreide bedrijvigheid
Het doel van dit beleidselement is een gerichte oplossing te bieden voor de zonevreemde bedrijven. Naast de op het gewestplan aangeduide bedrijventerreinen (2) zijn er in Kaprijke veel geïsoleerde bedrijven, al dan niet gelegen in de woonkern. Onder ruimtelijk geïsoleerde bedrijven kan een onderscheid gemaakt worden naar: +
geïsoleerde bedrijven in de woonkernen
+
geïsoleerde bedrijven buiten de woonkernen
De gemeente is bezig met de opmaak van een sectoraal BPA zonevreemde bedrijven. Op basis van gemeentelijke gegevens werd een lijst van 33 zonevreemde (of bij uitbreiding zonevreemde) bedrijven bekomen, waarbij voor 9 bedrijven een bestemmingsplan werd opgemaakt voor uitbreiding ter plaatse. Het belang dat gehecht wordt aan de ruimtelijke kwaliteiten van het landelijke gebied – opgenomen in de ruimtelijke identiteitsstrategie – maakt immers dat een aantal activiteiten al of niet beperkt verder kunnen ontwikkelen (zonevreemde bedrijven). Deze bedrijven dienen ruimtelijk te worden afgewogen. Wanneer zij de draagkracht van de omgeving niet overschrijden kunnen zij in een gebiedsgericht ontwerp-concept, gebaseerd op de ruimtelijk identiteitsstrategie, worden opgenomen. Hiervoor wordt hoofdzakelijk uitgegaan van de intrinsieke waarden van het desbetreffende gebied. Iedere hoofdruimte zal zo zijn eigen randvoorwaarden opleggen aan de ruimtelijk verspreide bedrijven. Het doel van dit beleidselement is dus een (gebieds-)gerichte oplossing te bieden voor de zonevreemde bedrijven. Hiervoor worden volgende basisprincipes naar voor geschoven: • •
Waar mogelijk dient bedrijvigheid geconcentreerd te worden; wanneer de aard en het karakter van het bedrijf en de ruimtelijke draagkracht van de omgeving het toelaten moeten de bedrijven voldoende ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden geboden worden;
Het concept ‘ruimtelijk verspreide bedrijven’ wordt voorgesteld uitgaande van de ruimtelijke confrontatie en op basis van de 3 hoofdruimten (ruimtelijke identiteitsstrategie) in Kaprijke:
In de hoofdruimte “kam van Waai-Kaprijke”: Algemene regel: bestaande vestigingen krijgen alle kansen om hun activiteiten op een volwaardige manier te kunnen ontwikkelen; nieuwe vestigingen mogen zich enkel in het hoofddorp Kaprijke en de rurale zone-eigen woongebieden TYPE A vestigen. Bij uitbreiding van bestaande bedrijven moet naast het vergroten van de economische vitaliteit ook de ruimtelijke kwaliteit een positieve impuls krijgen: -
De activiteiten van zowel bestaande als nieuwe bedrijven moeten uitdrukkelijk lokaal en kleinschalig van aard zijn (zwak dynamisch).
-
De aard van de bedrijvigheid moet verweefbaar blijven met de andere functies binnen de deelruimte, d.w.z. dat er geen grote overlast mag veroorzaakt worden voor de omliggende functies.
-
Uitbreidingen kunnen enkel gebeuren op schaal van de omgeving.
-
Een vlotte en veilige verkeersafwikkeling moet gegarandeerd worden of blijven.
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
32
-
Bedrijven welke niet verenigbaar zijn met de andere functies van de deelruimte moeten zich op het lokaal bedrijventerrein vestigen.
-
Iedere uitbreiding moet samengaan met ruimtelijke kwaliteitswinst, wat o.a inhoudt dat er aan landschaps- en natuurontwikkeling gedaan wordt, dat verwaarloosde en overtollige bebouwing gesaneerd of gesloopt wordt en dat er inspanningen gebeuren om de uitstraling van het erf te verbeteren.
In de hoofdruimte “zandig Meetjesland”: Algemene regel: behalve in het woonkern Lembeke, de woonkern Bentille en de rurale woongebieden TYPE A krijgen bestaande vestigingen slechts beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Verbouwing en beperkte uitbreidingen zijn mogelijk. Een echte schaalvergroting van het bedrijf is niet toegelaten. Er mogen geen nieuwe vestigingen bijkomen, behalve in de woonkern Lembeke, de woonkern Bentille en de rurale zone-eigen woongebieden TYPE A. Bij uitbreiding van bestaande bedrijven moet naast het vergroten van de economische vitaliteit ook de ruimtelijke kwaliteit een positieve impuls krijgen: -
Iedere uitbreiding moet samengaan met ruimtelijke kwaliteitswinst, wat o.a inhoudt dat er aan landschaps- en natuurontwikkeling gedaan wordt, dat verwaarloosde en overtollige bebouwing gesaneerd of gesloopt wordt en dat er inspanningen gebeuren om de uitstraling van het erf te verbeteren.
-
Bestaande bedrijven gelegen in of aan de rand van de kern van Lembeke, Bentille of in de rurale woongebieden type A kunnen zich verder ontwikkelen, rekening houdend met de landschappelijke context
-
Bestaande zonevreemde bedrijven in de directe omgeving van het kasteelpark Aveschoot kunnen niet worden uitgebouwd.
In de hoofdruimte “Lembeekse bossen”: Algemene regel: bestaande vestigingen moeten uitdoven. D.w.z. dat deze bedrijven in principe verder kunnen werken binnen de bestaande gebouwen met de uitspraak dat herlocalisatie op korte of middellange termijn is aangewezen. Bij stopzetting van de activiteiten wordt geen nieuwe zonevreemde bedrijvigheid toegelaten.
3.
Ondersteunen van lokale winkelcentra en handelszaken in Kaprijke, Lembeke en Bentille.
De kernen Kaprijke, Lembeke en Bentille dienen verder te worden ondersteund als lokale centra afgestemd op de lokale behoeften, weliswaar gedifferentieerd, en liefst in combinatie met lokale gemeenschapsvoorzieningen. De handelszaken in andere erkende woongebieden zoals linten en woonkorrels, kunnen behouden te blijven maar worden beleidsmatig niet gestimuleerd. Handelszaken die geïsoleerd voorkomen in het buitengebied worden niet ondersteund (uitbreidingen zijn niet mogelijk). Hun functie wordt hoogstens gehandhaafd en indien zij onverenigbaar zijn met de omgeving moeten zij tot uitdoven worden gestimuleerd.
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN 4.
33
Inbrengen van een stedenbouwkundige /landschappelijke context
De hierboven voorgestelde beleidselementen zijn o.m. opgesteld op basis van de deelruimten uit de ruimtelijke identiteitsstrategie. Zoals reeds gezegd ligt de reden daarvoor bij het bewaren van de eigenheid van elk van die gebieden. Het ligt dan ook voor de hand dat de bedrijven-sites landschappelijk/stedebouwkundig op de juiste manier moeten worden ingeplant of worden geherstructureerd. Enkel op die manier kunnen gebieden hun schoonheid, herkenbaarheid en eigenheid terugkrijgen, behouden of versterken. Wenselijk is het om bij het vergunnen van een bouwvergunning voor bedrijfssites naast een architect ook een landschapsarchitect te raadplegen, daar deze specifiek kan waken over de ruimtelijke en landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen.
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.3.
GEWENSTE TOERISTISCH-RECREATIEVE STRUCTUUR
5.3.1.
ONTWIKKELINGSOPTIES
34
Het koppelen van recreatie met het wonen verder ondersteunen: Het beleid is gericht op het bundelen van de bijkomende behoeften aan recreatiegebieden in of zo dicht mogelijk bij de woonkernen. Hierbij moeten de locatie en haar activiteiten afgewogen worden t.o.v. de draagkracht van de ruimte en zo goed als mogelijk aansluiten bij de bebouwde ruimte. Het ontwikkelen van een duurzaam plattelandstoerisme met het behoud en kwaliteitsverhoging van de belangrijke toeristisch-recreatieve aantrekkingselementen in Kaprijke: natuurlijke en landschappelijke waarden en het cultureel erfgoed. Dit hangt dus samen met randvoorwaarden zoals daar zijn, een landbouw die duurzaam is, een omgeving zonder verstoring, natuurontwikkeling, fiets- en wandelpaden. Ondersteunen maatschappelijke functie: Kaprijke moet met haar historisch dorpskern en haar uitgesproken landelijk gebied mede de maatschappelijke functie van het toeristisch aandachtsgebied “Vlaams kreken- en poldergebied” ondersteunen als een toeristisch-recreatieve regio met nadruk op het recreatief medegebruik van het landschap.
Watervliet
BENTILLE
Assenede
KAPRIJKE
?
Knokke
Antwerpen
?
LEMBEKE
Eeklo
Ertvelde
WARANDE
Sleidinge
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende leg en de
woonconcentraties Gebundelde sport- en recreatiepolen: vermenging van sport & spel met zachte extensieve vormen van recreatie Zone voor recreatieve en toeristische voorzieningen: afbakenen en herstructureren Kwaliteitsverhoging attractiepunten Recreatief medegebruik van natuurlijke en landschappelijke bijzondere gebieden
KAART 9 : GEWENSTE TOERISTISCH-RECREATIEVE STRUCTUUR Februari 2004
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.3.2.
36
HET RUIMTELIJK BELEID
Om tegemoet te komen aan bovengenoemde ontwikkelingopties kunnen een aantal ruimtelijke beleidselementen naar voor worden geschoven: 1.
Het verder versterken van de bestaande gebundelde sportvoorzieningen.
De bestaande sport- en recreatieinfrastructuren zijn in de beide kernen (Kaprijke en Lembeke), centrumgebonden, goed bereikbaar en geconcentreerd. Om deze polen te bevestigen zal in elke kern een beleid gevoerd worden om de sport- en recreatieve activiteiten verder te concentreren. Dit betekent dat eventuele toekomstige behoeften dienen aan te sluiten bij de bestaande concentraties. Het sportcentrum van Lembeke is opgenomen in het BPA Lembeke-dorp. In Kaprijke echter, is het sportcentrum zonevreemd gelegen. Er zal dan ook een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (of bij spoed een BPA) worden opgemaakt om de juridische toestand aan te passen aan de feitelijke toestand en om een aantal ruimtelijke verbeteringen aan te brengen. 2.
Afbakenen en herstructureren van de toeristisch-recreatieve zone nabij de Lembeekse bossen.
Het aantrekkelijke en rustige landschap van de Lembeekse bossen trekt reeds lange tijd recreanten aan. Verschillende particuliere ondernemers hebben daar handig op ingespeeld en zijn verschillende activiteiten (met bijbehorende voorzieningen) gaan opstarten die bij het toerisme en de recreatie aanleunen of ze ondersteunen. Het betreft hier een museum, een camping, een hotel en een aantal horecazaken. Deze bestaande activiteiten zijn in hun huidige toestand nog te verzoenen met de nabijgelegen woonfunctie en natuurfunctie. Anderzijds is de planologische toestand van de bestaande toeristischrecreatieve activiteiten zeer divers (deels woonuitbreidingsgebied, woongebied, woonpark, bosgebied en verblijfsrecreatie). Daarom zal de gemeente deze toeristisch-recreatieve pool via een ruimtelijk uitvoeringsplan duidelijk afbakenen en herstructureren. Dit zal gebeuren in overleg met de provincie en het Vlaams gewest. Daarbij zijn de verwevenheid met de bestaande woningen, aandacht voor de parkeerproblematiek en de integratie in de gewenste natuurlijke structuur de belangrijkste aandachtspunten. De bestaande activiteiten zullen zich verder kunnen ontwikkelen door een interne herstructurering en kwaliteitsverbetering. Naar de toekomst toe zijn uitbreidingen van bestaande activiteiten en de vestiging van nieuwe hoogdynamische recreatieve activiteiten op deze plaats of ergens anders in de Lembeekse bossen niet wenselijk, omdat anders de ruimtelijke draagkracht van het gebied dreigt overschreden te worden 3.
Behoud en kwaliteitsverhoging van lokale attractiepunten in de gemeente.
De attractiepunten in de gemeente Kaprijke zijn de volgende: -
dorpsplein en dries van Kaprijke (eveneens bovenlokale uitstraling) Lembeekse bossen (eveneens bovenlokale uitstraling) Kleemkapel en ommegang Hof ter kruisen Kasteel en park van Aveschoot Bardelaeremuseum Verschillende merkwaardige en beschermde hoeven
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
37
Al deze attractiepunten kennen al een zekere vorm van sectorale bescherming (beschermd monument of dorpsgezicht), met uitzondering van het Bardelaeremuseum. Het is de bedoeling om de ruimtelijke kwaliteit van deze attractiepunten nog verder te beschermen en te versterken zodat zij in hun eigenheid, in hun toeristisch-recreatief waarde en in hun samenhang met het gemeentelijk en regionaal toeristischrecreatief aandachtsgebied versterkt worden. Het verdient aldus de aanbeveling om in RUP’s met deze attractiepunten rekening te houden en ze, naast de eigenlijke bescherming als monument of landschap, vanuit toeristisch-recreatief oogpunt te benaderen. Het Bardelaeremuseum zal verder worden ontwikkeld als een lokaal heemkundig museum, ingeschakeld in het toeristisch-recreatief netwerk van het Meetjesland. 4.
Recreatief medegebruik van landelijke gebieden en bosgebieden
Zowel het vlakke landelijke landschap van het “zandig Meetjesland” als de bosrijke “stuifzandrug Maldegem-Stekene” (Lembeekse bossen) zijn bijzonder geschikt voor zachte extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen. Zowel landschappelijk als op vlak van de natuur (vnl. de “Lembeekse bossen”) hebben deze gebieden een hoge belevingswaarde. De uitbouw van een netwerk van recreatief medegebruik en van natuur- en landschapsbeleving kan deze potenties benutten – dit kan het best kaderen binnen de initiatieven van het regionaal landschap “Meetjesland” –. Zo een recreatieve uitbouw is echter steeds ondergeschikt aan de agrarische, bos- en natuurfunctie. Bij recreatief medegebruik onderscheiden we enerzijds de routegebonden recreatie die een belangrijke rol vervult omdat ze de diverse aantrekkingspunten met elkaar verbinden. Ze zijn tevens een ideaal middel voor de verkenning van natuur en landschap. Anderzijds is er ook het plaatsgebonden recreatieve medegebruik. Dit kan gaan van horeca-uitbating in de kernen tot natuurbeleving in natuurgebieden. 5. Opstarten van plattelandsactiviteiten.
een
netwerk
ter
stimulering
van kleinschalige toeristisch-recreatieve
Ook dit beleidselement steunt op medegebruik, maar dan van de agrarische ruimte en meer bepaald in de hoofdruimte Zandig Meetjesland en Kam Waai-Kaprijke. In de deelruimte Lembeekse Bossen zijn toeristisch-recreatieve functies enkel mogelijk in de nog af te bakenen zone (zie hoger). De gemeente zal, in samenwerking met de provincie Oost-Vlaanderen, toerisme Meetjesland en Regionaal Landschap Meetjesland, een strategisch plan (met eventueel een ruimtelijk uitvoeringsplan als uitvoeringsinstrument) opstellen met volgend ruimtelijk kader4:
4
bron : Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen.
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
FUNCTIONELE CATEGORISERING Actieve hoeve
Niet-actieve hoeve
Leegstaande hoeve
38
LANDELIJKE TOERISTISCH-RECREATIEVE NETWERKEN •
kamers met toeristische dienstverlening
•
huurvakantiewoning
•
kamperen bij de boer
•
kamers met toeristische dienstverlening
•
huurvakantiewoningen
In combinatie met wonen van eigenaars: •
kamers met toeristische dienstverlening
•
huurvakantiewoningen
In combinatie met wonen van initiatiefnemers:
Beschermde bebouwing
TABEL 2
•
toeristisch attractiepunt
•
jeugdlogies
•
huurvakantiewoningen
•
café/tearoom/restaurant
•
kamers met toeristisch-recreatieve dienstverlening
•
toeristisch attractiepunt
: RUIMTELIJK KADER VOOR PLATTELANDSTOERISME
De bovenstaande mogelijkheden moeten steeds worden afgetoetst ten opzichte van de ruimtelijke draagkracht van het omliggende agrarische gebied. Dit betekent dat de agrarische productiefunctie niet in het gedrang mag komen, de mobiliteitsgevolgen beheersbaar moeten blijven en de authenticiteit van de functioneel gewijzigde gebouwen vooropstaat.
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.4.
GEWENSTE VERKEERS- EN VERVOERSSTRUCTUUR
5.4.1.
ONTWIKKELINGSOPTIES
39
Verbeteren van het bestaande wegennet: Het gebruik van bestaande verkeersinfrastructuur moet worden verbeterd zodat ongevallenconcentraties verminderen, knelpunten met een hoog onveiligheidsgevoel afgezwakt en de inrichting van de straatruimte zo aangepast wordt dat de kans op ongevallen vermindert en de gevolgen van een ongeval afnemen. Weren van doorgaand vrachtverkeer uit de verblijfsgebieden: Waar mogelijk en relevant dient het doorgaand verkeer uit de verblijfsgebieden te worden geweerd. De reden hiervoor is dat doorgaand verkeer gemengd met bestemmingsverkeer (in een verblijfsgebied) voor conflicten zorgt en de verkeersleefbaarheid vermindert. Daar waar het onmogelijk is om het doorgaand vrachtverkeer om te leiden dient de verkeersleefbaarheid afgedwongen te worden via een doortochtenbeleid. Bevorderen van de verkeersleefbaarheid en de verkeersveiligheid (voornamelijk voetgangers en fietsers): Het verhogen van de verkeersafwikkeling dient de verkeersleefbaarheid te respecteren. Het begrip verkeersleefbaarheid heeft zowel te maken met de verblijfskwaliteit en veiligheid als met de verkeersfunctie. In de relatie tussen beide moet de leefbaarheid benadrukt worden. Immers leefbaarheid is maar mogelijk indien de bereikbaarheid wordt gegarandeerd van zowel het stedelijk centrum, de landelijke kernen als de economische activiteiten. Voorzien van een comfortabele verblijfsomgeving voor de bewoners: Bewoners zijn kritische gebruikers van hun verkeersruimte. Een ongezellige straat, slecht wegdek, slecht verzorgde voetpaden zorgen voor klachten en een slechte beleving van de openbare ruimte in het algemeen en de verkeersruimte specifiek. Het komt er op aan door planning, inrichting en consequent beheer een degelijke, veilige en groene verblijfsruimte te voorzien voor de bewoners. Veilige en comfortabele fiets- en wandelroutes door Kaprijke: Het gebruik van de fiets en verplaatsingen te voet dient bevorderd te worden door aan fietsers en voetgangers veilige en comfortabele routes door Kaprijke aan te bieden, zowel voor toeristisch als voor dagdagelijks gebruik. Bijzondere aandacht zal hierbij gegeven worden aan het bovenlokaal fietsroutenetwerk, aan veilige fietsroutes tussen de verschillende woongebieden binnen Kaprijke en aan het in ere herstellen van kerk- en buurtwegels.
Watervliet
BENTILLE
N 45
N
43 4
6 Assenede
KAPRIJKE
N4
36
A11 / N49
?
Knokke
Antwerpen
N 6
45
?
N 456 d
LEMBEKE
Eeklo
N 448
?
Ertvelde
secundair
WARANDE
N
45 6
Sleidinge
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende leg en de
(woon)kernen (woon)linten Verblijfsgebieden Hoofdweg Secundaire weg type II Omleidingstracé secundaire weg type II Lokale weg type I Lokale weg type II Aansluitingscomplex N456 / A11
KAART 10 : GEWENSTE VERKEERS EN VERVOERSSTRUCTUUR Januari 2004
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.4.2.
41
HET RUIMTELIJK BELEID
Het mobiliteitsbeleid waarvoor hier geopteerd wordt, staat voor het vrijwaren van de verplaatsingsbehoeften binnen de samenleving. Een selectieve verbetering en uitbouw van de verplaatsingsmogelijkheden is dan ook een belangrijk uitgangspunt. De hierna geformuleerde beleidselementen dienen dit uitgangspunt te ondersteunen : 1.
Afstemmen van de inrichting van het wegennet aan de functionele categorisering van het wegennet
Een van de doelstellingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen m.b.t. mobiliteit is de optimalisering van het bestaande wegennet. Deze optimalisering houdt een functionele categorisering van het wegennet in. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het hoofdwegennet, de primaire wegen, de secundaire wegen en de lokale wegen.
Hoofdweg Volgens het RSV is de A11 (N49) een hoofdweg. De hoofdwegen verzorgen de verbindingsfunctie voor de grootstedelijke- en regionaalstedelijke gebieden met elkaar, met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en met de groot- en regionaalstedelijke gebieden in Wallonië en Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland en Duitsland. De hoofdwegen vormen als geheel de drager voor het wegvervoer over langere afstand. Een belangrijk element voor de gemeente Kaprijke m.b.t. deze categorisering is de problematiek van het al dan niet voorzien van een aansluitingscomplex N456/A11. Daar de categorisering van het wegennet gebeurt op basis van een hiërarchie, zijn keuzen op het hoogste niveau van belang voor de rest van het wegennet. Niettegenstaande de gewestelijke overheid nog geen beslissing genomen heeft m.b.t. deze problematiek gaat de gemeentelijke overheid er van uit dat het aansluitingscomplex N456/A11 moet worden gerealiseerd. Daartoe zijn de volgende argumenten doorslaggevend: •
•
•
indien er geen aansluitingscomplex komt, dan wordt de verkeersdruk op het onderliggend lokaal netwerk te groot, met als gevolg dat omliggende dorpskernen meer verkeer zullen te verwerken krijgen; de ontsluiting van de grotere kernen in het noordelijke deel van het Meetjesland moet gewaarborgd blijven; bij niet-aansluiting komt de efficiënte hulpverlening door de hulpdiensten bij ongeval op de A11 in het gedrang.
Secundaire wegen Tot een lagere categorie behoren de secundaire wegen. Ze worden geselecteerd in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. Onder secundaire wegen verstaan we wegen met een verbindingsfunctie en verzamelfunctie op bovenlokaal niveau. Ze ontsluiten gebieden naar de primaire wegen en hoofdwegen (verzamelfunctie op bovenlokaal niveau). Ze staan daarnaast ook op lokaal niveau in voor de bereikbaarheid van diverse activiteiten langsheen de weg (toegang geven). De volgende wegen worden in het PRS geselecteerd als zijnde behorende tot het secundaire wegennet (type II) :
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
•
•
42
de N456, secundaire weg II, van de Zuidstraat tot aan de N448;met omleidingsweg rond Lembeke centrum indien er een aansluiting komt op de A11 de N448 van N456 richting Ertvelde, secundaire weg II, enkel indien geen aansluiting wordt voorzien te Kaprijke op de A11.
Lokale wegen Er zijn verschillende types van lokale wegen. De belangrijkste zijn de hieronder opgesomde lokale verbindingswegen type I. Zij zorgen voor de verbinding tussen de verschillende kernen in de gemeente en buiten de gemeente. Alle overige lokale wegen zijn ofwel lokale verzamelwegen ofwel woonstraten (hoofdfunctie wonen). Naast de verzamelwegen en de woonstraten zijn er nog andere lokale wegen, zoals landbouwwegen, of andere al of niet verharde wegen zoals voetwegen. Volgende wegen worden geselecteerd als lokale verbindingswegen: − − − − − − − 2.
N434, lokale weg I, verbinding Eeklo-Bentille; N436, lokale weg I, verbinding Bassevelde-aansluitingscomplex N456/A11; N448, lokale weg I, verbinding N456(Heihoek)-Oosteeklo; indien niet secundair N456, lokale weg I, verbinding Kaprijke-Watervliet; N456, lokale weg I, verbinding N448 (Heihoek)-Sleidinge; Eeklostraat, lokale weg I, verbinding N448 (Heihoek)-Eeklo; Vrombautstraat, lokale weg I, verbinding Vaartstraat-Eeklo. Inrichten van de woonkernen en woongebieden als verblijfsgebieden.
In de verschillende woongebieden moet de verblijfsfunctie overheersen. Onder verblijfsfunctie wordt verstaan het zoveel mogelijk ruimte scheppen voor de voetganger, fietser, straatmeubilair en groen. Daarbij moet de kwaliteit van het verblijven sterk benadrukt worden en is de verkeersfunctie ondergeschikt aan de andere functies. In verblijfsgebieden zijn maatregelen inzake de verkeersleefbaarheid, vooral gericht tegen het zware verkeer en tegen hoge snelheden, essentieel. De woongebieden van Bentille, Kaprijke, Lembeke en Warande kunnen daartoe, in overeenstemming met het mobiliteitsplan, als verblijfsgebied worden ingericht. 3.
Uitwerken van een wensstructuur fietsverkeer.
De hoofdstructuur voor het fietsverkeer is erop gericht om veilige fietsverbindingen te realiseren tussen enerzijds de buurgemeenten, deelgemeenten en wijken en anderzijds de fietsaantrekkende activiteiten in Kaprijke (centrum, scholen, ...). Daarnaast heeft Kaprijke met haar uniek land- en tuinbouwgebied en met de aanwezigheid van de Lembeekse bossen voldoende troeven in handen om zich te profileren als recreatieve fietsgemeente. Voor het opbouwen van een succesvol fietsbeleid is echter meer nodig dan een fietsgebied met potentieel. Het is noodzakelijk systematisch tewerk te gaan en vooreerst een aantal doelstellingen voorop te plaatsen. Bij het plannen van concrete maatregelen moet men die doelstellingen respecteren en als toetsingskader gebruiken. De acht belangrijkste doelstellingen worden in de volgende paragrafen samengevat : − Het fietsbeleid vormt een onderdeel van het globale mobiliteitsbeleid. Dit betekent bv. dat fietsverbindingen optimaal moeten aansluiten op het openbaar - vervoersbeleid. Dit betekent ook dat de belangen van de auto in een aantal gevallen zullen moeten wijken ten voordele van de fietsers.
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
43
Het voeren van een degelijk fietsbeleid zonder de automobiliteit fundamenteel aan te pakken is weinig zinvol. − Er bestaat een heel uitgebreid pakket van mogelijke maatregelen om het fietsgebruik aantrekkelijker te maken. Van belang is voornamelijk de samenhang en continuïteit tussen de verschillende maatregelen. Daarbij is vooral de verbetering van de infrastructuur belangrijk. − De te ontwikkelen of aan te passen infrastructuur moet overzichtelijk, veilig aantrekkelijk, comfortabel, maar vooral effectief zijn : ze biedt fietsers de juiste verbindingen op de juiste plaats. De voorzieningen moeten zodanig worden vormgegeven en in de omgeving ingepast dat het aantrekkelijk wordt om te gaan fietsen. Ze moeten bovendien een vlotte en comfortabele doorstroming van het fietsverkeer mogelijk maken. − Wie een fietsvriendelijke infrastructuur tot stand wil brengen, moet uitgaan van de potentiële verplaatsingsbehoefte van de fietser, en niet in eerst instantie van de bestaande infrastructuur of huidige fietsstromen. Zo kan het zijn dat bepaalde logische fietsschakels ontbreken, waarvoor een doorgang moet gezocht worden. − Het fietsbeleid moet de veiligheid van de fietsers en van de overige weggebruikers bevorderen. Vooral het beheersen van de rijsnelheid van het autoverkeer is hierbij van uiterst groot belang. − Het stelsel van de fietsvoorzieningen vormt een samenhangend geheel en geeft aansluiting op alle belangrijke aantrekkingspolen (herkomst en bestemming) in Kaprijke : scholen, sportcentrum,... Het stelsel van fietsvoorzieningen moet de fietsers daarbij een zo direct mogelijke route naar hun bestemming bieden, waarbij het omrijden tot een minimum beperkt blijft. In de buurt van de belangrijkste bestemmingspolen moeten voldoende fietsstallingen voorzien worden. Daarnaast moet het beleid ook aandacht besteden aan het recreatieve fietsverkeer. − Bij het uitwerken van het fietsbeleid dient prioritair aandacht te worden geschonken aan het beveiligen van schoolomgevingen en schoolroutes. − Het fietsbeleid richt zich in de tijd op de korte termijn, met een aantal voorstellen die snel kunnen worden uitgevoerd, maar ook op de langere termijn, waarbij een globale visie op het bevorderen van het fietsverkeer naar de toekomst toe wordt uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat de uitwerking van de opties naar de langere termijn toe NU begint. Indachtig de hierboven beschreven doelstellingen, is het mogelijk een aantal fietsroutes uit te bouwen waarlangs het interessant is om te fietsen, zowel voor recreatief als functioneel gebruik ( directe verbindingen o.a. voor het schoolverkeer). Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen bovenlokale fietsroutes (prov. fietsroutenetwerk + aanvullingen) en lokale fietsroutes (zie kaart 10). 4.
Actieplan kerk- en buurtwegels
De gemeente Kaprijke kent nog een groot aantal kerk- en buurtwegels. Deze wegels zijn ruimtelijk zeer waardevolle elementen. Ze dringen vaak diep door in de binnenruimtes van bebouwde gebieden, ze doorsnijden anders onbereikbare waardevolle landschappen, ze zijn verkeersveilig want kennen geen gemotoriseerd verkeer, vele hebben een historische waarde,... Om deze waardevolle elementen te beschermen wordt een actieplan opgesteld dat de kerk- en buurtwegels in ere hersteld. De belangrijkste punten dienen daarin te zijn: het verkeerskundig ingeschakelen in de fiets- en voetgangersstructuur (functiegericht herstel), duurzame herinrichting (waar nodig en mogelijk waterdoorlatende verhardingen), bewegwijzering (aangeven van de verbindingen) en waar mogelijk en wenselijk opname in de groenstructuur (aanplant van hagen, bomen, houtkanten,...).
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
44
Kaprijke: • • •
Heinewegel (Vrouwstraat-Heinestraat) Draailingpad (Molenstraat-Rysselhofstraat) Wegel tussen Zuidstraat en Voorstraat
Lembeke: • •
•
Heihoekse kerkwegel (dorp Lembeke-Lembeekse bossen) Kaprijkstraatwegel (Kerkstraat-Kaprijkstraat; zal verlegd wordt ten gevolge van uitbreiding Lotus Bakeries) Kasteeldreef
N49
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende
woonconcentraties
Bovenlokaal functioneel fietsnetwerk (provincie) Provinciaal fietsnetwerk, niet vervat in het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk Aanvullende bovenlokale routes, gekozen door de GBC Lokale fietsroutes
KAART 11 : GEWENSTE FIETSSTRUCTUUR
Januari 2005
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.5.
GEWENSTE AGRARISCHE STRUCTUUR
5.5.1.
ONTWIKKELINGSOPTIES
46
Verzekeren van een flexibel productiekader: De land- en tuinbouw moet, inspelend op technologische-, economische- en marktontwikkelingen, autonoom kunnen functioneren. Doormiddel van hoogdynamische productiegebieden moet de land- en tuinbouw optimale kansen krijgen om concurrentieel te zijn. Er moeten kansen geboden worden aan nieuwe ontwikkelingen in het Meetjesland. Streven naar flexibele bedrijfsstijlen en -inplantingen: Bedrijfseconomisch en morfologisch moet er gestreefd worden naar multifunctionele bedrijven en inplantingen. Het is noodzakelijk dat agrarische bedrijven in de toekomst flexibel kunnen inspelen op veranderende technologische-, economische- en marktontwikkelingen. Daartoe dienen de nodige infrastructurele en bedrijfseconomische voorzieningen worden getroffen worden. Hoogwaardige agrarische gebruiksruimten moeten structureel ondersteund worden: Dit kan o.a. gebeuren door het optimaliseren van de ontsluitingsinfrastructuur, de afwaterings- en bevloeiingssinfrastructuur, de kavelstructuur, enz. Daaronder valt ook het scheppen van mogelijkheden voor landbouwbegeleidende functies, zoals para-agrarische bedrijven, afzetmogelijkheden, toerisme en recreatie, enz. De land- en tuinbouw moet duurzaam zijn: Dit betekent dat de land- en tuinbouw moet rekening houden met de draagkracht van het natuurlijk milieu. Wanneer deze draagkracht verstoord wordt brengt dit op termijn de productie van de gewassen en dieren in het gedrang. Aanwenden van een diversiteit aan potenties: Het uiteenlopende karakter van de aanwezige agrarische potenties in Kaprijke moet de basis vormen van de te ontwikkelen ruimtelijke structuur.
Watervliet
BENTILLE
Assenede
KAPRIJKE
?
Knokke
Antwerpen
?
LEMBEKE
Eeklo
Ertvelde
WARANDE
Sleidinge
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende leg en de
Gebied met aan de zandbodem gebonden autonome land- en tuinbouw Gebied met landbouw als evenwaardige functie Bos- en parkgebied Bebouwde zone (uitgesloten uit de beleidscat.)
KAART 12 : GEWENSTE AGRARISCHE STRUCTUUR Januari 2004
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.5.2.
48
HET RUIMTELIJK BELEID
Uitgaande van het ontwikkelingsmodel en op basis van de bestaande agrarische structuur worden hier een aantal ontwikkelingsrichtingen en opties (richtlijnen en beperkingen) voorgesteld als aanzet tot de gewenste agrarische structuur. Daarbij komt de hoofdstructuur voor de land- en tuinbouw volledig overeen met de hoofdruimten: het “zandig Meetjesland”, de “Lembeekse bossen” en de “kam van Waai-Kaprijke”. Het “zandig Meetjesland” is een autonoom agrarische productiegebied waar de hoofdactiviteiten (para)agrarisch zijn. De hoge functionaliteit van deze gebieden brengt mee dat de ruimte zo efficiënt mogelijk moet worden benut en ingericht. Doch dienen er ook een aantal randvoorwaarden in functie van andere gebruikers (basiskwaliteit voor natuur, landschappelijke ingrepen, recreatie) gerespecteerd te worden. De “Lembeekse bossen” zijn gebieden die prioritair zijn voor natuur. De landbouw komt er als ondergeschikte functie voor en enkel onder een extensieve en kleinschalige vorm. De “kam van Waai-Kaprijke” is een gebied waar de land- en tuinbouwactiviteiten en natuur hand in hand gaan. Verweving5 is hier het codewoord. De inrichting van het gebied gebeurt op basis van het oud cultuurlandschap. Dit betekend kleinschalig met veel perceelsrandbegroeiingen. Vanuit de functie ‘waterwinning’ worden hoge eisen gesteld aan de kwaliteit van het milieu en de natuur. Wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor de agrarische sector hangt, zoals hierboven uiteengezet, sterk af van het deelgebied waarin de activiteiten zich bevinden. Volgende beleidscategorieën bepalen de mogelijkheden voor de land- en tuinbouw de verschillende structurerende deelgebieden: 1. Gebied met aan de zandbodem gebonden autonome land- en tuinbouw: Gewenste ontwikkelingsrichting: Dit gebied is hoogdynamisch van aard. Het is een autonoom agrarisch productiegebied waar zowel landbouwactiviteiten als tuinbouwactiviteiten, naast niet agrarische landelijke functies, kunnen voorkomen. De multifunctionaliteit van deze gebieden brengt mee dat de ruimte zo efficiënt mogelijk moet worden benut en ingericht. Naast het behoud en de ontwikkeling van land- en tuinbouw waarbij ondermeer voldoende flexibiliteit wordt gewaarborgd voor bodemgebruik door (intensieve) grondgebonden teelten, zal veel aandacht dienen te gaan naar het weren van functies, activiteiten en externe invloeden die de land- en tuinbouw ernstig kunnen belemmeren. Uitzondering wordt gemaakt voor bepaalde elementen die van belang zijn om natuurverbindingen te realiseren in functie van de natuurlijke structuur (in hoofdzaak beekvalleien en perceelsrandbegroeiingen), daar vanuit diverse functies eisen worden gesteld aan de basiskwaliteit van het milieu en de natuur. Gebiedsgerichte opties: − Bestaande agrarische inplantingen mogen uitbreiden mits aan een landschappelijke inpassing voldaan wordt (erfbeplanting). − Nieuwe agrarische inplantingen zijn mogelijk mits aan een landschappelijke inpassing voldaan wordt. − Het gebied moet zodanig ingericht worden dat de ruimtelijke condities van de landbouw voor een flexibel gebruik in de tijd werkelijk gestalte krijgen.
5
Verweving houdt in dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door de andere functies verdrongen te worden (RSV).
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
49
− Ontwikkelen van flexibele bedrijfsstijlen (bv. bedrijfssites met zowel een landbouwfunctie, als een aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende functie en/of recreatief/toeristische functie als nevenactiviteit binnen bestaande gebouwen) Deze gebieden zijn: − Alle (zand)gebieden met uitzondering van deze die onder een andere beleidscategorie vallen. 2. Gebied met landbouw als evenwaardige functie: Gewenste ontwikkelingsrichting: Dit is een gebied waar landbouwactiviteiten en natuur hand in hand gaan. Verweving6 is hier het codewoord. De inrichting van de gebieden gebeurt op basis van het oud cultuurlandschap (traditionele landschappen). Dit betekend kleinschalig en extensief. Vanuit diverse functies worden hoge eisen gesteld aan de kwaliteit van het milieu en de natuur. Naast het behoud en de ontwikkeling van het agrarisch landschap zal eveneens veel aandacht dienen te gaan naar het weren van functies, activiteiten en externe invloeden die de kwaliteit van de landbouw en de natuur ernstig kunnen belemmeren. Teelten onder glas of plastiek zijn in dit gebied uitgesloten. In deze gebieden is het aangewezen dat bedrijven, waarvan een groot deel van de productiegronden in dergelijke gebieden zijn gelegen, een aanvullend inkomen betrekken uit nevenactiviteiten binnen of buiten het bedrijf ofwel het landbouwbedrijf in nevenberoep voeren. Ingeval van verweving van landbouw en natuur op het bedrijfsniveau, wordt bovendien geopteerd voor een of ander systeem van vergoedingen : gaande van compensatie van inkomensverlies tot het stimuleren van actief natuur- en landschapsbeheer. Gebiedsgerichte opties: − Bestaande agrarische inplantingen mogen slechts beperkt uitbreiden. − Nieuwe agrarische inplantingen zijn niet mogelijk. − Vrijgekomen bedrijfszetels kunnen een natuurbeheersfunctie of een recreatieftoeristische functie (extensief) te krijgen. − Scheuren van gras- en weiland is uitgesloten. Deze gebieden zijn: − De zandrug van Waai-Kaprijke. − De open en aangrenzende zones van de Lembeekse bossen.
6
De verweving houdt in dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door de andere functies verdrongen te worden. (RSV)
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.6.
GEWENSTE NATUURLIJKE STRUCTUUR
5.6.1.
ONTWIKKELINGSOPTIES
50
Natuur vraagt een langetermijnplanning: Het is een bewezen feit dat verschillende processen en fenomenen in de natuur gebonden zijn aan lange ontwikkelingstijden. Een schoolvoorbeeld daarvan is het bosecosysteem. Over gebieden die van groot belang zijn voor de natuurlijke structuur moet er dus op een aangepaste manier gedacht en gepland worden. Duurzame natuur vraagt condities inzake plaatskeuze: Om gebieden te bekomen met duurzame natuur is het van groot belang dat de potenties van de plaats verzekerd zijn. Randvoorwaarden zoals huidige biologische waarde, potentiële biologische waarde, toekomstmogelijkheden, bestaande gebruiksvormen en een visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen zijn daarvoor cruciaal. De natuurlijke structuur moet een functie vervullen: Zonder functie heeft de natuurlijke structuur geen draagvlak en is zij gedoemd te verdwijnen. Geselecteerde gebieden moeten bosbouwkundig, waterwinningstechnisch, recreatief, ecologisch, wetenschappelijk, educatief of maatschappelijk verantwoord kunnen worden. De natuurlijke structuur moet zowel habitat als infrastructuur omvatten: Dit wil zeggen dat de natuurlijke structuur naast de huisvesting van plante- en diersoorten ook fysieke mogelijkheden moet bieden voor de verspreiden van de plante- en diersoorten. Voldoende omvangrijke en samenhangende gebieden: Om de natuurlijke structuur goed te laten functioneren zijn samenhangende gebieden van enige omvang noodzakelijk. Zij moeten ook met elkaar verbonden worden en gebufferd worden tegen externe invloeden. Gebiedsgericht ruimtelijk beleid: De natuurlijke structuur moet gebaseerd zijn op de intrinsieke kenmerken van een gebied zodat het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur op een duurzame en gebiedseigen manier kan gebeuren. Ecologische basiskwaliteit voor de overige gebieden in het buitengebied: Het is noodzakelijk dat voor het buitengebied een ecologische basiskwaliteit tot stand wordt gebracht. De ecologische basiskwaliteit garandeert het voortbestaan van organismen die gebonden zijn aan een milieu waar de invloed van de menselijke activiteit overheerst of laat migraties toe van organismen die gebonden zijn aan meer specifieke biotopen. Verbetering van de algemene milieukwaliteit als broodnodige basis voor een duurzame natuurlijke structuur.
Watervliet
BENTILLE
Assenede
KAPRIJKE Isa
ek
abe
bell
?
Knokke
Antwerpen
? LEMBEKE
Eeklo
Ertvelde
WARANDE
o om
enstr
grav
Burg
Sleidinge
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende leg en de
Gebied prioritair voor natuur Verweving natuur-landbouw Ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang Lokale ecologische infrastructuur Gebied met natuur als ondergeschikte functie Bebouwde zone (uitgesloten uit de beleidscat.)
KAART 13 : GEWENSTE NATUURLIJKE STRUCTUUR Februari 2004
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.6.2.
(a)
52
HET RUIMTELIJK BELEID
Beleidscategorieën en hun ruimtelijk beleid
Uitgaande van het ontwikkelingsmodel en op basis van de bestaande natuurlijke structuur worden hier een aantal ontwikkelingsrichtingen en opties (richtlijnen en beperkingen) voorgesteld als aanzet tot de gewenste natuurlijke structuur. De hoofdstructuur voor de natuur in Kaprijke bestaat uit 3 structurerende gebieden en één overlappend netwerk: de Lembeekse bossen, de zandrug van Waai-Kaprijke en een netwerk van lineaire elementen ter behoud van de basiskwaliteit. De Lembeekse bossen en het kasteelpark van Aveschoot zijn gebieden die prioritair zijn voor de natuur. Andere functies dan natuurlijke functie komen er als ondergeschikte functies voor en enkel onder een extensieve en kleinschalige vorm. De Zandrug van Waai-Kaprijke is een gebied waar de land- en tuinbouwactiviteiten en natuur hand in hand gaan. Verweving7 is hier het codewoord. De inrichting van het gebied gebeurt op basis van het oud cultuurlandschap. Dit betekend kleinschalig met veel perceelsrandbegroeiingen. Vanuit de functie ‘waterwinning’ worden hoge eisen gesteld aan de kwaliteit van het milieu en de natuur. Door het behoud en het versterken van het netwerk van grachten, vaarten en perceelsrandbegroeiingen wordt de ‘basiskwaliteit natuur’ verzekerd: Het is noodzakelijk dat voor het buitengebied een ecologische basiskwaliteit tot stand wordt gebracht. De ecologische basiskwaliteit garandeert het voortbestaan van organismen die gebonden zijn aan een milieu waar de invloed van de menselijke activiteit overheerst of laat migraties toe van organismen die gebonden zijn aan meer specifieke biotopen. Om de ‘basiskwaliteit natuur’ ook in de autonome landbouwgebieden te kunnen verzekeren dient het netwerk behouden en versterkt te worden. Er moet verzekerd worden dat naast de waterafvoerende functie (kaderend in een integraal waterbeheer) er ook een natuurfunctie wordt toebedeeld aan grachten en vaarten. Wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor de sector natuur hangt, zoals hierboven uiteengezet, sterk af van het deelgebied waarin de waardevolle elementen of zones zich bevinden. Volgende beleidscategorieën bepalen de mogelijkheden voor de natuur in de verschillende structurerende deelgebieden: 1. Prioritaire gebieden voor natuur: Gewenste ontwikkelingsrichting: Deze gebieden zijn laag dynamisch van aard. Het zijn gebieden waar de natuurfunctie bovengeschikt is aan de andere functies en natuur als hoofdgebruiker voorkomt. Ze bezitten een overwegend hoge biologische waarde en een hoge toekomstwaarde. Door aangepast natuurbeheer kan de biologische waarde verhoogd worden. Het zijn kernen binnen een natuurverwevingsgebied zodat een duurzame instandhouding van ecotopen kan gegarandeerd worden. Om de biologische waarde ruimtelijk te ondersteunen dient het beleid het niet-bebouwd karakter en het kenmerkend abiotische en biotisch milieu te behouden en te versterken.
7
Verweving houdt in dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door de andere functies verdrongen te worden (RSV).
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
53
Gebiedsgerichte opties: − Behoud van de stiltefunctie van de open ruimte. Dit betekent het weren van harde en/of luidruchtige activiteiten. − Weren van elke vorm van (nieuwe) bebouwing. − Beschermen en uitbreiden van de bestaande bossen; natuurgericht beheer. − Zachte extensieve recreatie is mogelijk. Deze gebieden zijn: − De Lembeekse bossen: aangezien dit gebied van Vlaams belang wordt beschouwd, wordt aan het Vlaams gewest om de nodige initiatieven te nemen ter bescherming en uitbreiding van het bosareaal, en meer specifiek wat betreft de problematiek van het Scheutbos. − Het kasteelpark ‘Aveschoot’.
2. verweving natuur-landbouw: Gewenste ontwikkelingsrichting: Deze gebieden behoren eveneens tot de laag dynamische zones van de gemeente. Het zijn gebieden waar de functies natuur en landbouw nevengeschikt zijn aan elkaar. Natuur en landbouw komen er gedifferentieerd voor. Ook in de toekomst wordt in deze gebieden voor verweving gekozen. Ze bezitten momenteel een matige biologische waarde en een duurzame instandhouding van specifieke ecotopen kan gegarandeerd worden. Om de verweving tussen natuur en landbouw ruimtelijk te ondersteunen dient het beleid het weinig-bebouwd karakter en het kenmerkend abiotische en biotisch milieu te behouden en te versterken. Gebiedsgerichte opties: − Behoud van de stiltefunctie van de open ruimte. Dit betekent het weren van harde en/of luidruchtige activiteiten. − Weren van elke vorm van niet-agrarische bebouwing. − Geen nieuwe agrarische gebouwen en enkel beperkte uitbreidingen. − Zachte extensieve recreatie is mogelijk. − Landbouw als beheerder van de open ruimte. − Agrarisch natuurbeheer stimuleren. Deze gebieden zijn: − De zandrug van Waai-Kaprijke. − De open en aangrenzende zones van de Lembeekse bossen. − De zone tussen het kasteelpark ‘Aveschoot’ en de woonkern Lembeke 3. Ecologische infrastructuur: Gewenste ontwikkelingsrichting: Ecologische infrastructuur zijn lineaire natuurlijke elementen die belangrijk geacht worden voor het realiseren van (ecologische) verbindingen tussen twee of meerdere natuurlijke gebieden. Ze garanderen min of meer het aaneensluiten van de prioritaire gebieden. Door deze gebieden met elkaar te verbinden ontstaat een ecologisch netwerk. De natuurfunctie komt er ondergeschikt voor met andere functies van het buitengebied. Het ruimtelijk beleid dat de gemeente wenst te voeren voor de ecologische
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
54
infrastructuur is gericht op de verbindende functie voor fauna en flora. Dit moet evenwel gebeuren in evenwicht met de andere functies van het gebied. Het bouwvrij houden van de verbindingsgebieden staat voorop. Gebiedsgerichte opties: − − − − −
Behoud, herstel en ontwikkeling van kleine landschapselementen. Weren van elke vorm van (nieuwe) bebouwing. Zachte extensieve recreatie is mogelijk. Agrarisch natuurbeheer stimuleren. Aangepast waterloopprofiel
Deze stroken zijn: − De Isabellabeek/-watergang en Burggravenstroom (geselecteerd door de provincie als ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang) − De oude spoorweg als droge verbinding tussen de Lembeekse bossen en het krekengebied. − De strook Vaardeke-Zuidakkerbeek-Sleepdammewatergang. (verbinding tussen de Lembeekse bossen en de kam Waai-Kaprijke) 4. Gebieden met natuur als ondergeschikte functie (basiskwaliteit): Gewenste ontwikkelingsrichting: Dit zijn gebieden waar de natuurfunctie ondergeschikt is aan de andere functies (vnl. de landbouw). Enkel de basiskwaliteit en de lineaire groeninfrastructuur worden er in stand gehouden. Gebiedsgerichte opties: − Beschermen van bestaande waardevolle beplantingen, volgens het desbetreffende landschapsbeleid. − Alle belangrijke vaarten, grachten met oevers en lijnvormige aanplantingen opnemen in het netwerk; dit houdt in waar nodig een natuurtechnische herprofilering, aanplantingen en een natuurgericht beheer. Deze gebieden zijn: − Alle overige gebieden.
(b)
Specifieke beleidselementen
Om tegemoet te komen aan bovengenoemde doelstellingen en ontwikkelingsperspectieven kunnen een aantal specifieke ruimtelijk beleidselementen naar voor worden geschoven: 1.
Opmaken gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die de natuurlijke structuur versterken
Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) kan aangewend worden voor de ordening van de open ruimte en om groene bestemmingen vast te leggen. Men spreekt dan van een “Groen” Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Voor twee gebieden in Kaprijke wordt voorgesteld om een natuur- en landschapsbeheersplan op te stellen. Maatregelen die in een natuur- en landschapsbeheersplan als ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen uitgewerkt worden zijn bv. verandering van het grondgebruik, herinrichting door beplanting of ontgronding, beheersmaatregelen, wat is de blijvende woonruimte, recreatievoorzieningen.
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
55
De twee gebieden die in aanmerking komen voor het opstellen van een “Groen” Ruimtelijk Utvoeringsplan zijn: 1. De deelruimte ‘Kam Waai-Kaprijke’: enkel voor het hoofdzakelijk open gebied;. 2. Kasteelpark Aveschoot en omgeving: het gaat hier voornamelijk om het park, de dreven en het natuurverwevingsgebied.
2.
Subsidiëring van kleine landschapselementen ter versterking van de ecologische infrastructuur
Het behoud en de ontwikkeling van de ecologische infrastructuur in bijvoorbeeld de natuurverbindingsen natuurverwevingsgebieden kan voornamelijk gewaarborgd worden via het vergunningenbeleid en via verordeningen. Om de basiskwaliteit over het volledige grondgebied van de gemeente te garanderen kan de gemeente bovenop de genoemde mogelijkheden een eigen (gebiedsgericht) subsidiereglement voor kleine landschapselementen uitwerken. 3.
Stimuleren opmaken beheersplannen bestaande bossen
In de bossen kunnen de natuurlijke kwaliteiten gewaarborgd of verbeterd worden door het opstellen van een bosbeheersplan. Dergelijk beheersplan is verplicht voor bossen groter dan 5 ha. Het is aangewezen om in het kader van het structuurplan een stimulerend beleid te voeren inzake het opmaken van dergelijke beheersplannen. Gedacht wordt aan het kasteelpark Aveschoot. 4.
Afsluiten van beheersovereenkomsten met de landbouw voor bepaalde gebieden
Na het vaststellen van een beheersplan voor een bepaald gebied kan er tussen de gemeente en de agrarisch ondernemer een beheersovereenkomst worden afgesloten. Zo’n beheersovereenkomst legt concreet de beheersverplichtingen alsmede de vergoeding vast. Afhankelijk van de natuurlijk omstandigheden, de wensen van de individuele land- of tuinbouwer en de natuurdoelen wordt voor een pakket aan maatregelen gekozen. Beheersovereenkomsten zijn geen instrumenten van de een belangrijke betekenis voor de instandhouding van landbouwgebied. Een beheersovereenkomst is een beheerder van een grond zich verbindt om beheersmaatregelen te nemen.
ruimtelijke ordening. Het zijn wel elementen met natuurlijke en landschappelijke elementen in het overeenkomst op vrijwillige basis waarbij de tegen een financiële vergoeding specifieke
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.7.
GEWENSTE STRUCTUUR M.B.T. HET LANDSCHAP EN DE PUBLIEKE RUIMTE
5.7.1.
ONTWIKKELINGSOPTIE
56
De hoofddoelstelling is het bevorderen van de duurzame instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig landschap. Daarvoor moet de planning en het beleid: − duidelijke, ook duurzaam te handhaven, functionele verbanden leggen; − expliciet reageren op de aanleidingen die het bestaande landschap biedt; − heldere principekeuzes maken die consequent in planvorming, uitvoering en beheer zijn vastgehouden; − een ondersteuning van het geheel bieden door goed vormgegeven details. Gedifferentieerde ontwikkelingsperspectieven: Karakteristieke elementen en componenten, gave landschappen en open-ruimteverbindingen kunnen intrinsiek of contextueel zo waardevol zijn, dat het behoud en de ontwikkeling ervan moet worden verzekerd. Planmatig moeten de karakteristieke elementen en componenten, gave landschappen en open-ruimteverbindingen geselecteerd worden en kunnen hiervoor specifieke ontwikkelingsperspectieven worden gedefinieerd Herwaardering van het landschap moet gevonden worden in het herijken van de verhouding tussen milieu, water, landbouw en natuur. Nieuwe vormkrachten van ons landschap zo benutten dat een interessante expressie in de vorm van een levend cultuurlandschap wordt gevormd. Ruimtelijke kwaliteit in de verschijningsvorm8: Onze leefruimte is geen neutraal gegeven. Zij heeft een gelaat, een bepaalde verschijningsvorm. Men kan werken aan een goede samenhang en toch niet de gewenste ruimtelijke kwaliteit realiseren. De verschijningsvorm is eveneens bepalend voor de kwaliteit van onze omgeving en de beleving ervan. Men moet er daarom met zorg mee omspringen. Elke ruimtelijke ingreep moet worden getoetst aan haar omgeving. Hiervoor moet binnen de gemeente deskundigheid worden opgebouwd.
8
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Bornem – Uitgangspunten voor het ruimtelijke beleid in Bornem.
Watervliet
BENTILLE
Assenede
KAPRIJKE
?
Knokke
Antwerpen
?
LEMBEKE
Eeklo
Ertvelde
WARANDE
Sleidinge
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan KAPRIJKE Opdrachtgever : Gemeentebestuur van Kaprijke legende leg en de
Lembeekse bossen Kam Waai-Kaprijke Zandig Meetjesland Bebouwde zone (uitgesloten uit de beleidscat.) Markante reliëfovergang
KAART 14 : GEWENSTE LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR Februari 2004
1632 - fvo
GRS KAPRIJKE - GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DEELSTRUCTUREN
5.7.2.
58
HET RUIMTELIJK BELEID
De hoofdstructuur voor het landschap in Kaprijke bestaat uit de 3 landschapseenheden (de basis voor het ontwikkelingsmodel): de Lembeekse bossen, de Kam van Waai-Kaprijke en het zandig Meetjesland. Aan deze ruimtelijke eenheden worden rechtstreeks beleidscategorieën gekoppeld. Volgende beleidscategorieën bepalen het landschap in de 3 deelgebieden: 1. Lembeekse bossen: Gewenste ontwikkelingsrichting: Dit landschap wordt hersteld in zijn oorspronkelijke vorm: een gesloten compartimentenlandschap. Bosbestanden worden afgewisseld door landbouwpercelen en open heidevelden. Gebiedsgerichte opties: − Bestaande inplantingen (verkavelingen) moeten, indien dit niet het geval is, geïntegreerd worden in het landschap, bv. d.m.v. hoogstammige bomen. − Iedere nieuwe vorm van bebouwing moet geweerd worden. − Het herstel dient gepaard te gaan met strategisch gekozen bosuitbreiding en heideherstel. − De markante reliëfovergang ten zuiden van de Lembeekse bossen moet onbebouwd blijven en landschappelijk worden gevisualiseerd. 2. Kam van Waai-Kaprijke: Gewenste ontwikkelingsrichting: Dit wordt een nieuw landschap waar gepuzzeld wordt met bos, groenelementen, weiden, akkers en woningen. Het landelijk aspect blijft overheersen. Gebiedsgerichte opties: − Bestaande en nieuwe inplantingen moeten worden geïntegreerd in een groen kader. − uitbreiding van bos. 3. Zandig Meetjesland: Gewenste ontwikkelingsrichting: Dit landschap wordt iets meer gesloten door het terug aanbrengen van perceelsrandbegroeiingen en het aanplanten van straatbomen. Er wordt gepoogd om de ‘meetjes’ terug herkenbaar te maken in het landschap. Daarbij dient de maaswijdte van het beplantingsnet zodanig gekozen te worden dat er weinig hinder is voor de productie-eisen van de land- en tuinbouw. Gebiedsgerichte opties: − Bestaande inplantingen en nieuwe inplantingen van agrarische gebouwen en eventuele ambachtelijke bedrijven moeten geïntegreerd worden in het landschap, bv. d.m.v. hoogstammige bomen (erfbeplanting). − De perceelstructuur wordt ingericht naar het patroon van de ‘meetjes’ maar in functie van de productie-eisen van de landbouw. − Belangrijke bomenrijen (oa. Langs de Beekstraat) worden behouden en versterkt.