X
5. Beademing volwassene met beademingsscherm
In de handel zijn er beschermingsmiddelen verkrijgbaar om een slachtoffer te beademen zonder rechtstreeks contact. Een eenvoudig beschermingsmiddel is een beademingsscherm met filter of eenrichtingsklep. Dit bestaat in diverse uitvoeringen, bijvoorbeeld verwerkt in een sleutelhanger of verpakt zoals verfrissingsdoekjes. Het beademingsscherm wordt over het gezicht van het slachtoffer geplaatst. Bij de ene uitvoering wordt dit op zijn plaats gehouden door de plaatsing van je handen op het gezicht. Bij andere uitvoeringen moet je 2 elastiekjes achter de oren van het slachtoffer vastmaken. Steeds komt de filter of de eenrichtingsklep ter hoogte van de mond van het slachtoffer. Je beademt dan doorheen deze filter of klep.
4.7
C. Druk op de wonde dmv een snelverband
- Het verband is steriel verpakt. Scheur de verpakking open
- Neem in elke hand een opgerold zwachteleinde - Trek beide handen van elkaar weg: een gewatteerd kompres ontvouwt zich. Leg dit kompres op de wonde zonder het met de vingers aan te raken - Draai de beide zwachtels rond het lichaamsdeel, elk in tegengestelde richting. Heb je één lange en één korte zwachtel, laat dan de korte zwachtel onder het verband uitkomen om uiteindelijk te kunnen vastknopen. - Knoop de uiteinden aan elkaar. Hier knopen we best bovenop de wonde met een knoop. - Het snelverband is efficiënt aangelegd als de bloeding gestopt is. Indien dit niet het geval is: zie blz. 5.2.
5.4
D. Druk op de wonde dmv een dasverband - Dek de wonde af met een steriel kompres, groot genoeg om de volledige wonde te bedekken. Bevestig dit eventueel. - Leg een drukkussen ter hoogte van de wonde. Dit kan een geplooid kompres zijn, maar eveneens een dik of hard voorwerp. Dit voorwerp moet in ieder geval dik genoeg zijn om voldoende druk uit te oefenen en voldoende groot zijn om de volledige wonde extra dicht te drukken. - Maak, afhankelijk van de grootte van de wonde, een smalle of brede das (zie blz. 11.18), plaats hem over het drukkussen en kruis aan de onderzijde. - Keer terug naar boven en knoop op de wonde door middel van een knoop. Indien het verband voldoende lang is, kunnen we nogmaals kruisen alvorens te binden. - Het dasverband is effectief aangelegd als de bloeding gestopt is. Indien dit niet het geval is zie blz. 5.2. - Zie voor de verdere hulpverlening blz. 5.3.
5.5
1.2 Afbinden Het aanleggen van een knevel is synoniem voor het afbinden van een lidmaat. Het is uiterst zelden nodig om een knevel aan te leggen: enkel in volgende gevallen wordt een knevel gebruikt om bloedingen aan de ledematen te stelpen: - een open botbreuk met een hevige bloeding; - een wonde met een vreemd voorwerp en een hevige bloeding, waarbij druk naast het voorwerp onvoldoende bloedstelping geeft; - afrukking met een hevige bloeding; - zeer grote wonden met een hevige bloeding, waarbij geen efficiënt drukverband aan te leggen is (bv. wonde over de volledige voorarm); - het lidmaat zit gedurende lange tijd onder een zware last gekneld; - geen enkele andere methode kan de bloeding voldoende stelpen. Een knevel moet minstens 3 centimeter breed zijn en aangelegd worden aan een lidmaat met slechts één bot (dijbeen, bovenarm), zo kort mogelijk bij de wonde, tussen de wonde en het hart.We kunnen hiervoor een smalle das gebruiken, maar eveneens bv. een stuk linnen. Het gevaar bij het aanleggen van een knevel is dat achterliggend weefsel van de bloedsomloop afgesloten wordt, geen zuurstof krijgt en afsterft Daarom is de knevel na een tijdje erg pijnlijk voor het slachtoffer. Een afbinding van 2 uur kan fataal zijn voor het lidmaat. Bij het lossen komen bovendien allerlei afval- en afstervingsstoffen vrij in de bloedsomloop en die kunnen andere organen (bv. nieren) levensgevaarlijk aantasten. Maar ook ter hoogte van de knevel zelf kunnen, door grote druk, beschadigingen van spieren en zenuwen optreden. Een knevel die eenmaal is aangedraaid, wordt niet meer gelost door de nijverheidshelper.
X
3. Oorbloeding
Een bloeding uit het oor kan veroorzaakt worden door een wondje in de uitwendige gehoorgang, een scheur van het trommelvlies, letsels van het middenoor en schedelbasisbreuk. EHBO - Controleer de uitwendige gehoorgang naar een bloedend wondje, de oorsprong van het bloedverlies. - Leg of houd het hoofd in de richting van het bloedende oor. - Kleef een steriel kompres over het oor zonder druk uit te oefenen. - Informeer naar de oorzaak of omstandigheden (evt. schedelbasisbreuk). - Roep medische hulp in.
5.6
X
4. Chemische brandwonden en vergiftiging v i a d e g av e h u i d
Een aantal chemische stoffen die giftig zijn via de ademhaling of de spijsvertering, kunnen ook via de gave huid in ons lichaam dringen (meestal in vloeibare of vernevelde toestand), vaak bij personen die de voorgeschreven beschermingsmaatregelen niet gevolgd hebben. Sommige van deze stoffen geven pas klachten na enkele dagen, of slechts na meerdere kleine vergiftigingen.Vermelden we bij deze producten als voorbeeld: DDT, Parathion (E 605), DNOC , Paraquat (Gramoxone).
4 . 1 Ke n m e r ke n Afhankelijk van de stof kunnen plaatselijke (roodhuid, pijn, zwelling, blaarvorming, ...) en algemene kenmerken voorkomen. De meeste gevaarlijke producten hebben een zeer onaangename geur.
4.2 EHBO - Bescherm jezelf: draag beschermende kledij, handschoenen, masker, … - Controleer bewustzijn, ademhaling en hartslag: vermijd hierbij rechtstreeks contact met het slachtoffer. Ook geen mond-op-mondbeademing uitvoeren (enkel via masker met eenrichtingsklep). - Verwijder of verdun: - Spoel het slachtoffer overvloedig met water (liefst onder een douche, minimum 10 minuten). - Kleed het slachtoffer tijdens dit spoelen uit. - Niet te hard op de huid wrijven. - Geen producten aanbrengen. - Bewaar de verpakking en neem deze mee naar de arts. - Stuur het slachtoffer verder naar een arts.Wijs andere hulpverleners op het gevaarlijke product, zodat zij ook gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen voorzien.
X
5. Insectenbeet
Hier heeft het insect een klein wondje gemaakt waarlangs een stof in de huid is gebracht. Soms steekt er nog een angel in de wonde .
5.1 Kenmerken - Plaatselijke ontstekingsverschijnselen (rood, warm, pijn, zwelling). - Jeuk. - Soms uitgebreide zwelling.
6.9
5.2 EHBO -
Angel verwijderen met een splinterpincet. Juwelen aan het getroffen lidmaat verwijderen. Wondje ontsmetten. IJs aanbrengen gedurende 10 minuten (niet rechtstreeks op de blote huid, maar steeds een doekje tussen leggen). - Eventueel een jeukwerende zalf gebruiken. - Indien de zwelling groter is de oppervlakte van de hand van het slachtoffer, of het slachtoffer klaagt van last bij het slikken, ademhalingsmoeilijkheden, heesheid of verwardheid: onmiddellijk medische hulp inroepen. Dit moet men ook doen bij insectenbeten in de buurt van mond of keel of bij veelvuldige beten bij eenzelfde persoon. Zie ook “Allergische reactie” op blz. 8.10.
X
6 . Te k e n b e e t
Een teek is een mijt die zich voedt met het bloed van zijn gastheer (vaak honden en katten, maar ook de mens). Niet zozeer de beet is gevaarlijk, maar wel de bacterie die de teek kan meedragen. In geval van een tekenbeet waarbij de teek nog in de huid hangt, verwijder je deze best met een pincet: - Grijp de teek met een pincet vast, liefst zo dicht mogelijk bij de huid. - Kantel de teek voorzichtig uit de huid. - Ontsmet de wonde. - Als een deel van de teek in de wonde achtergebleven is, tekenpincet moet dit verwijderd worden door een arts. Gebruik geen ether, benzine en dergelijke om de teek te verdoven. Een teek wordt ook niet uit de huid gedraaid. Het meest eenvoudig is als je gebruik maakt van een speciaal tekenpincet. Raadpleeg een arts in geval van: - zwanger slachtoffer; - een beetplekdie langer dan een week zichtbaar blijft; - gewrichtspijnen, huiduitslag, algemene ziekte. 10 tot 30 % van de teken in onze streek is namelijk drager van de bacterie die de ziekte van Lyme veroorzaakt. In geval van besmetting wordt zo snel mogelijk begonnen met een antibioticakuur. Dit bevordert de kans op volledig herstel. Als je gaat wandelen in bosrijke gebieden, bescherm je jezelf best door dichte schoenen, lange broek en een hemd met lange mouwen te dragen.Teken bij huisdieren raak je best niet aan met de handen. Gebruik steeds een pincet.
6.10
X
7. Vreemd voorwerp in de huid
Als zich in een wonde nog een vreemd voorwerp bevindt (glas, metaal, hout, …), dan mag dit niet verwijderd worden door de EHBO'er. Elke beweging kan ernstige schade veroorzaken, het voorwerp dient door een arts verwijderd te worden.Verwittig zo nodig een ziekenwagen. Enkel een oppervlakkig zittende splinter mag verwijderd worden door een EHBO'er.
7.1 EHBO - Ontsmet de wonde. Let hierbij op dat de splinter niet dieper in de huid geduwd wordt of afbreekt. - Indien het uiteinde van de splinter niet zichtbaar is: verwijs het slachtoffer naar een arts - Indien het uiteinde van de splinter zichtbaar is: - Neem een pincet met fijne puntjes en pak de splinter zo dicht mogelijk bij de insteekopening beet. - Indien je de splinter niet met een pincet kan grijpen, maak dan eventueel het uiteinde van de splinter vrij met een steriele naald, totdat je hem met een pincet kan vastgrijpen. - Trek de splinter uit de huid in de lengterichting van de splinter. - Als de splinter verwijderd is, ontsmet de wonde opnieuw. - Dek af met een pleister. - Informeer of het slachtoffer in orde is met zijn tetanusvaccinatie. Je dient het slachtoffer naar een arts te sturen als de splinter afbreekt, de splinter uit glas, metaal of tropische houtsoorten bestaat, de splinter in gelaat of oog steekt, ontstekingsverschijnselen optreden of het slachtoffer niet in orde is met zijn vaccinatie tegen de klem.
X
8. Vreemd voorwerp in het oor 8.1 EHBO
- Laat lauw water in de gehoorgang lopen. - Indien hiermee het voorwerp niet verwijderd kan worden, zend het slachtoffer dan naar een arts. - Niet met puntige voorwerpen (bv. pincet) een voorwerp uit het oor proberen te verwijderen.
X
9. Vreemd voorwerp in de neus 9.1 EHBO
-
Laat het slachtoffer inademen via de mond. Houd het neusgat aan de andere zijde dicht. Laat de neus snuiten. Indien deze techniek faalt: stuur het slachtoffer verder naar een arts. Niet met puntige voorwerpen (bv. pincet) een voorwerp uit de neus proberen te verwijderen.
6.11
X
10. Vreemd voorwerp in het oog
Loszittende deeltjes op het oog dienen zo vlug mogelijk verwijderd te worden. Ze geven trouwens een zeer irriterend gevoel. Om deze voorwerpen te verwijderen kunnen we best de volgende stappen uitvoeren. Indien geen effect, gaan we telkens over tot de volgende stap. 1 Niet in het oog laten wrijven. 2 Het oog laten spoelen met zuiver water. Hiervoor kan een oogspoeldopje gebruikt worden. Zorg er wel voor dat het spoelvocht niet in het andere oog loopt. - Vul het oogspoeldopje halfvol met zuiver water (bv. mineraalwater). - Span de oogleden van het aangedane oog van het slachtoffer met de vingers open. - Laat het slachtoffer het gezicht naar beneden houden. - Plaats het dopje over het aangedane oog en laat het slachtoffer met de andere hand het dopje stevig aandrukken. - Laat het slachtoffer het hoofd achteroverkantelen en met geopend oog in alle richtingen rondkijken. - Laat het slachtoffer het gezicht opnieuw naar beneden houden. - Neem het dopje van het oog en giet het leeg. - Herhaal eventueel deze procedure.
3.Voorwerpen onder het onderste ooglid verwijderen - Laat het slachtoffer naar boven kijken. - Trek het onderste ooglid naar beneden. - Indien het vreemde voorwerp meteen zichtbaar is: schuif het met een tipje van een steriel kompres naar de neus toe uit het oog.
4.Voorwerpen onder het bovenste ooglid verwijderen - Laat het slachtoffer naar beneden kijken. - Trek het bovenste ooglid naar boven. - Indien het vreemde voorwerp meteen zichtbaar is: schuif het met een tipje van een steriel kompres naar de neus toe uit het oog.
6.12
Het gevoel dat het vreemde lichaam zich nog in het oog bevindt, is dikwijls nog aanwezig nadat het reeds werd verwijderd. Enkele minuten nadat het vreemde voorwerp verwijderd is, is het prikkelende gevoel normaal verdwenen, op voorwaarde dat het slachtoffer niet in zijn oog wrijft. Indien het gevoel dat het vreemde lichaam nog aanwezig is en de rode kleur van het bindvlies niet vermindert, bedekt men het oog met een steriel kompres. Daarna laat men het oog zo vlug mogelijk door een arts of oogarts onderzoeken. Vreemde lichamen die zich op de oogappel hebben vastgezet of erin zijn doorgedrongen, mogen alleen door een arts verwijderd worden. Met glassplinters dient men zeer voorzichtig tewerk te gaan, omdat ze vaak niet opgemerkt worden. Bij twijfel verwijs je het slachtoffer steeds naar een arts. Tijdens het vervoer dient men beide ogen te verbinden, omdat het bedekte oog anders onder het verband de bewegingen van het onbedekte oog zou volgen. Oefen nooit druk uit op een gekwetst oog!
X
11. Oogirritatie 11.1 Oogirritatie door UV-licht
Blootstelling aan ultraviolet licht zoals een zonnelamp, weerkaatst zonlicht op de sneeuw of een lasapparaat kan een oppervlakkige verbranding van de ogen veroorzaken. Meestal doet dit vlak na de blootstelling geen pijn. Na een 3- tot 5-tal uren ontstaat er echter een zeer onaangenaam gevoel aan de ogen.Vaak ontstaat er een ernstige ontsteking van de slijmvliezen met roodheid, zwelling en tranen van de ogen. De pijn kan verlicht worden door het afdekken van de ogen met een steriel vochtig kompres. Bescherm de ogen tegen verdere blootstelling aan UV-licht en laat onderzoeken door een oogarts. Gebruik geen oogdruppels of oogzalven op eigen initiatief.
11.2 Oogirritatie door een chemische stof Chemische stoffen kunnen sterk irriterend werken. Men kan ze beschouwen als chemische verbrandingen van het oog.
1 1 . 2 . 1 Ke n m e r ke n - Pijn aan het oog. - Rood doorbloede ogen. - Soms slechter zicht.
11.2.2
EHBO
- Laat het slachtoffer niet in de ogen wrijven. - Beveilig jezelf (handschoenen) om het oog te onderzoeken. - Evalueer de verwonding.
6.13
- Was of spoel het gezicht. - Spoel het oog op volgende wijze: * Plaats het slachtoffer met het hoofd achterover. * Houd het oog open met twee vingers. * Giet het water zachtjes op het voorhoofd zodat het spoelwater zachtjes door het oog loopt, gedurende minimaal 5 minuten en liefst tot bij de arts. - Dek beide ogen af met een kompres. - Begeleid het slachtoffer bij het stappen. - Stuur het slachtoffer naar een oogarts of afdeling spoedgevallen.
6.14
2 . B r e u k t e r h o o g t e v a n d e b e k ke n g o r d e l Vallen gaat bij bejaarde personen dikwijls gepaard met een breuk van het dijbeen.
Ke n m e r k e n - Pijn aan één zijde van de heup. - Het been aan de gebroken zijde is schijnbaar korter en vaak ligt de voet aan deze zijde naar buiten gedraaid. - In uitzonderlijke gevallen is stappen nog mogelijk maar pijnlijk. EHBO - Laat het slachtoffer op de rug liggen en verplaats het niet - Ziekenwagen alarmeren.
3. Onderbeenbreuk Ke n m e r k e n - Pijn en zwelling op de breukplaats. - Veranderingen in vorm. - Onnatuurlijke stand van de voet. - Pijn bij het stappen, of onmogelijkheid om te steunen. EHBO - Controleer naar verwondingen ter hoogte van de breukplaats.Verwondingen worden steriel afgedekt. - Doe de veters van de schoen aan de gekwetste zijde los. - Leg ijs ter hoogte van de breuk. - Raad het slachtoffer aan niet te bewegen. - Zie erop toe dat niemand tegen het been stoot. - Alarmeer een ziekenwagen.
4. Wervelbreuk Zie blz. 7.8.
7.5
1.5
Spierpijn
Spierpijn komt meestal voor bij mensen die niet gewoon zijn aan hevige spieroefeningen en nu een bijzondere inspanning geleverd hebben. Deze pijnen komen hoofdzakelijk ook één tot twee dagen na de inspanning tot uiting.
1 . 5 . 1 Ke n m e r ke n - Zeurende pijnen in rug, kuiten, ... - Stram en stijf gevoel.
1.5.2 EHBO - Lichte massage van de pijnlijke spier. - Warme zalven zijn toegelaten. - Je kan de patiënt een pijnstiller laten nemen.
1.6
Spierkramp
Een spierkramp is een plotse, onwillekeurige samentrekking van spiervezels bij zware inspanningen of door een verkeerde houding.
1 . 6 . 1 Ke n m e r ke n - Een bepaalde spier trekt zich plots hevig samen en het ontspannen van de spier is onmogelijk. - Krampachtige pijn. - Meestal treedt er een kramp op in de kuitspieren, soms ook in de dijspieren of de voetzool.
1.6.2 EHBO - De inspanning staken: RUST. Verderzetten van de inspanning kan ernstige letsels veroorzaken. Indien men bij het verdwijnen van de klachten verdere inspanningen doet, zal de kramp meestal terugkeren. - De desbetreffende spier rekken (bij de kuit doen we dit door het been te strekken en de voet naar boven (richting van de knie) te plooien). - Lichte massage van de spier in de richting van het hart. Geen ijs aanbrengen: dit verergert de krampen.
7.6
2 . Tr a u m a ' s v a n h e t h o o f d Door een val of een slag tegen het hoofd kunnen zowel de hersenen als de botstructuren rond de hersenen beschadigd geraken.
2.1 Hersenschudding 2.1.1 Kenmerken - Eventueel tijdelijk bewustzijnsverlies. - Geheugenverlies: het slachtoffer weet niet meer wat er gebeurd is, maar kan wel antwoorden op vragen (naam, adres). - Hoofdpijn. - Duizeligheid. - Nadien: misselijkheid en soms braken. - Last van het licht.
2.1.2 EHBO - Controle van bewustzijn, ademhaling en hartslag. Goed bewust
Bewusteloos of niet goed bewust
- Laat het slachtoffer in een stille, verduisterde ruimte rusten. Onvoldoende rusten kan blijvende hoofdpijn veroorzaken. - Controleer na 10 minuten op hoofdpijn, duizeligheid, last van het licht. - Als er geen verbetering is na die 10 minuten, contacteer dan een arts.
- Het slachtoffer niet verplaatsen, bewegen of laten bewegen. - Handgreep van Zäch (zie blz. 7.8). - Alarmeer het hulpcentrum 112 - Enkel stabiele zijligging indien de vrije luchtweg bedreigd wordt.
2.2
S c h e d e l b a s i s b re u k
- Bloed- of vochtverlies uit oren, neus en/of mond. - Vaak in combinatie met een hersenschudding - Na enkele uren: blauwe verkleuring rond de ogen.
7.7
2.2.1 EHBO - Controle van bewustzijn, ademhaling en hartslag. - Een eventuele wonde aan het hoofd, uit het oor of de neus afdekken met een steriel, niet-drukkend verband. - Handgreep van Zäch (zie blz. 7.8). - Het slachtoffer niet bewegen of laten bewegen. Enkel bij bewusteloosheid met bloedverlies uit de mond, braken en dgl. wordt het slachtoffer in zijlig gelegd. - Alarmeer het hulpcentrum 112. - Niet laten eten, drinken of roken.
3. Mogelijk nek- rugletsel Wervelbreuken ontstaan door rechtstreekse inwerking van buitenaf (schotwonden, overrijden, sterke vertraging of versnelling), of door samendrukking (val op het zitvlak, duiken in ondiep water). Het grote gevaar bij wervelbreuken bestaat erin dat het ruggenmerg, dat doorheen het wervelkanaal loopt, zou gekwetst geraken, waardoor een dwarsletsel kan ontstaan met verlammingen.
1 . Ke n m e r ke n - Ongevalssituatie: val van hoogte, ongeval met versnelling of vertraging. - Pijn in de omgeving van de breukplaats. - Onmogelijkheid om de wervelkolom te bewegen. - Zichtbare uitsteeksels aan de wervelkolom in de omgeving van de breukplaats. - Soms slap worden van romp en ledematen (gevoelloosheid en verlamming). - Soms onwillekeurige urinelozing en stoelgang. - Het slachtoffer kan bewusteloos zijn. Indien de aard van het ongeval of van de beschadiging een verwonding van de wervelkolom doet veronderstellen, wordt altijd, en zeker bij bewusteloosheid, aangenomen dat de gewonde aan zijn wervels een letsel heeft opgelopen.
3.2 EHBO - Informeer het slachtoffer om zo weinig mogelijk te bewegen, en dat je het hoofd gaat vasthouden. - Houd het hoofd onbeweeglijk met de handgreep van Zäch: - Ga aan het hoofdeinde achter het slachtoffer zitten. - Neem met één hand een schouder van het slachtoffer zo dat je duimtop het sleutelbeen raakt en je vingers onder de schouder en nek komen te liggen. - Breng je andere hand onder het achterhoofd, waarbij de duim langs het oor tegen de onderkaak ligt. - Het hoofd wordt tussen beide onderarmen van de hulpverlener gefixeerd.
7.8
linker zij-aanzicht
rechter zij-aanzicht
bovenaanzicht
- Het slachtoffer niet bewegen of laten bewegen. Enkel bij bewusteloosheid met bloedverlies uit de mond, braken en dgl. wordt het slachtoffer in zijlig gelegd. - Een slachtoffer dat niet meer ademt, wordt uiteraard beademd. - 112 alarmeren. - Blijvende controle van bewustzijn, ademhaling en hartwerking.
4. Stomp geweld op de borstkas Een slag, stoot of val kan oorzaak zijn van kneuzing of breuk van ribben of borstbeen.
4 . 1 Ke n m e r ke n - Pijn bij het ademen. Daardoor ontstaat een oppervlakkige ademhaling. - Drukpijn op de plaats van de breuk. - Spanningspijn op de plaats van de breuk, wanneer de borstkas lichtjes zijdelings of voor-achterwaarts wordt samengedrukt. - Soms verandering van vorm met niveauverschillen ter hoogte van de gebroken ribben. - Er kan een open ribbreuk zijn, met eventuele bloeding, of ontsnappen van lucht.
4.2 EHBO - Zorg voor een vrije luchtweg en beadem zo nodig. - Controleer de borstkas op verwondingen. Dek wonden steriel af en meld dit aan het hulpcentrum 112. - Plaats het slachtoffer in halfzittende houding. In geval van bewusteloosheid: zijlig op de gekwetste zijde. - Breng ijs aan op de breukplaats. - Verwijs het slachtoffer naar een arts of ziekenhuis.
7.9
X
6 . Ve r g i f t i g i n g v i a a d e m h a l i n g
Vergiftiging door prikkelende gassen Sommige gassen zijn prikkelend voor de ademhalingswegen (bv. chloor in zwembaden, mengen van onderhoudsproducten thuis, …).
6.1 Kenmerken -
Gevoel van geen lucht te krijgen. Snelle ademhaling, snelle pols. Blauwe verkleuring van de lichaamsuiteinden. Soms hoesten, prikkeling in de ogen. Onwel zijn.
6.2 EHBO - Bescherm jezelf: ruimte verluchten, aangepaste bescherming (bv. maskers, ...), niet ondoordacht de ruimte betreden, eventueel gespecialiseerde hulp (brandweer) verwittigen. Breng het slachtoffer in een zuurstofrijke, "gasvrije" omgeving en dek het slachtoffer toe met een foliedeken of plastieken zeil. Zie er op toe dat de omstanders of jijzelf geen vonken maken (bv. sigaret, lichtknop, metaal op metaal). - Controleer bewustzijn, ademhaling en hartwerking. Geen mond-op-mondbeademing toepassen bij sproeimiddelen of aerosols (gevaar voor de hulpverlener). - Verzamel informatie over de aard van de gassen, de duur enz. - Medische controle: laat het slachtoffer onderzoeken in het ziekenhuis.
X
7 . Ve r g i f t i g i n g v i a h e t s p i j s v e r t e r i n g s stelsel
Via de mond kan men medicatie, bedorven voedsel, maar ook zuren, basen, petroleumproducten... inslikken. Deze producten kunnen, nadat ze via het spijsverteringsstelsel in de bloedbaan zijn opgenomen, algemene stoornissen veroorzaken. Sommige producten veroorzaken een scheikundige verbranding van de mondholte en slokdarm.
7 . 1 Ke n m e r ke n Die zijn afhankelijk van het ingenomen product.We denken hier ondermeer aan: - hartritme (versneld, vertraagd, onregelmatig); - bewustzijn (slaperig, opgejaagd); - ademhaling (onderdrukte ademhaling, snelle diepe ademhaling, ...); - stoornissen van de spijsvertering (krampen, braken, diarree, …); Als het slachtoffer een bijtend product heeft ingeslikt, zien we vaak ook volgende kenmerken: - brandwonden op lippen, mond en keelholte; - pijn ter hoogte van de slokdarm, verergerend bij slikken; - gezwollen, pijnlijke buik.
8.6
7.2 EHBO 1 Bescherm jezelf: draag waterdichte handschoenen, voer geen mond-op-mondbeademing uit, vermijd rechtstreeks contact met het product. 2 Controleer bewustzijn, ademhaling en hartwerking. Vermijd daarbij contact met giftige producten. Beademen mag enkel gebeuren via een gepaste bescherming (beademingsscherm: zie blz. 15). 3 Verwijder of verdun: - Enkel bewuste slachtoffers die medicatie of bedorven voedsel hebben ingenomen, mag men laten braken. Hiertoe kan het slachtoffer met de eigen vinger de achterzijde van de keel prikkelen (soms is het nodig om dit gedurende verschillende seconden te doen vooraleer een braakreflex wordt opgewekt).We bewaren steeds het braaksel. - Indien het slachtoffer bij bewustzijn is, kunnen we het product verdunnen door één glas water te laten drinken. In dit water kan je medicinale houtskool (Norit®) toedienen. Dat gaat sommige giftige stoffen binden, zodat ze minder via de darmwand kunnen opgenomen worden. Het drinken van melk is verboden. 4 Verzamel informatie: - Probeer te weten te komen welke producten het slachtoffer heeft ingenomen. Bewaar zorgvuldig verpakkingen en bijsluiters en neem deze informatie mee naar de arts. - Tracht te weten te komen hoeveel er ingenomen is. - Heeft de persoon ook alcohol gedronken? - Contacteer bij twijfel het antigifcentrum: 070 245 245. 5 Medische controle: laat het slachtoffer onderzoeken in het ziekenhuis.
X
8. Shock
Shock is een toestand waarbij de bloedsomloop onvoldoende is om een normale zuurstofvoorziening van de weefsels te garanderen. Daardoor treedt een beschadiging van de weefsels op, die onomkeerbaar kan worden. Dit uit zich vooral ter hoogte van de hersenen. We beperken ons tot de shock ten gevolge van bloed- of vochtverlies (hypovolemische shock).
8 . 1 O o r z a ke n Bloed- of vochtverlies - Uitwendige of inwendige bloedingen. Zo kan een dijbeenbreuk een inwendige bloeding tot 2 liter bloed veroorzaken en een bekkenbreuk zelfs tot 5 liter. - Plasmaverlies (brandwonden). - Water- en zoutverlies (diarree, uitdroging).
8.7
8 . 2 Ke n m e r ke n -
Bleke, klamme, koude huid en lichaamsuiteinden, koud zweet. Snelle zwakke pols (meer dan 100 slagen per minuut en stijgend in frequentie). Snelle, oppervlakkige ademhaling (meer dan 24 ademhalingen per minuut). Droge mond. De patiënt ziet er "slecht" uit, blauwgrijs omrande ogen. Indien hij rechtop blijft staan of zitten, zal hij bewusteloos geraken en in elkaar zakken.
8.3 EHBO -
-
Controleer bewustzijn, ademhaling, hartwerking Controleer bij iedere patiënt ook de hartslag. Uitwendige bloedingen stelpen. Alle slachtoffers horizontaal leggen, tenzij er tegenaanwijzingen zijn*. Bewusteloze slachtoffers leggen we in stabiele zijligging. Treden er kenmerken van shock op, leg het slachtoffer dan in shockhouding (ruglig met de benen omhoog). Afkoeling vermijden door toedekken van het slachtoffer. 112 alarmeren. Pijn milderen door spalken, comfortabele houding, kalmeren, ... Bewegingen beperken. Het slachtoffer mag niet roken, niet eten, niet drinken. Bewustzijn, ademhaling en hartwerking blijven controleren.
X
9. Hyper ventilatie
Bij zware sportieve inspanningen en bij heftige emotionele toestanden gaat een slachtoffer soms zeer diep en snel in- en uitademen. Dit heeft tot gevolg dat de koolstofdioxide** extra wordt uitgeademd, wat een verandering van de zuurgraad van het bloed veroorzaakt. Daardoor kan het bloed de zuurstof, die in voldoende mate aanwezig is in het bloed, niet meer afgeven aan de cellen en is er een zuurstoftekort ter hoogte van die cellen. Hyperventilatie kan echter ook optreden bij ernstige aandoeningen zoals ademhalingsmoeilijkheden of shock.
*ademnood, hartproblemen, CVA **CO2
8.8
9 . 1 Ke n m e r ke n -
Hijgende ademhaling. Duizeligheid. Tintelingen rond de mond of in de vingers, soms krampen. Bleekheid. Soms beklemming op de borst. Slachtoffer is emotioneel of overstuur.
9.2 EHBO - Het slachtoffer kalmeren, aansporen om rustig te ade-
men en hem hierin begeleiden. - Een patiënt die het toelaat kan je in een plastieken zakje laten ademen om de hoeveelheid CO2 in de ingeademde lucht te verhogen. Bij een erg angstige patiënt kan dit echter de angst nog vergroten en de hyperventilatie verergeren. - Indien de patiënt ouder is dan 30 jaar en er in de voorgeschiedenis geen emotioneel geladen moment te vinden is, moeten we eerder denken aan een werkelijk zuurstoftekort dan aan hyperventilatie. Hier is medische hulp aangewezen. Hyperventilatie is dus niet een teveel aan zuurstof, maar wel een tekort aan koolstofdioxide.
X
10. Astma
Bij een astma-aanval is vooral de uitademing sterk belemmerd doordat de dunne luchtpijptakken samentrekken.
1 0 . 1 Ke n m e r ke n -
Meestal vermeldt het slachtoffer dat het astmalijder is. Verlengde, piepende uitademing. Inschakelen van de hulpademhalingsspieren (schouder- en nekspieren) om te ademen. Blauwe lichaamsuiteinden.
10.2 EHBO -
Zorg voor een zuurstofrijke omgeving. Rechtop laten zitten met ellebogen en onderarmen gesteund op een tafel. Slachtoffer laten ontspannen. Laat het slachtoffer zijn voorgeschreven geneesmiddel innemen (max. 2 dosissen). Indien de toestand niet betert na inname van de eigen medicatie: raadpleeg een arts.
8.9
X
11. Allergische reactie
Sommige personen reageren allergisch op bepaalde stoffen (voedingsmiddelen zoals aardbeien, zeevruchten), geneesmiddelen (antibiotica, vaccins, …) of insectenbeten.
1 1 . 1 Ke n m e r ke n - Plots optredende jeuk en rode vlekken Dit kan in sommige gevallen leiden tot een zware allergische aanval met - Opzwellen van het gezicht. - Bemoeilijkte ademhaling. - Koorts. - Duizeligheid. - Snelle, zwakke pols. - Razendsnel verloop.
11.2 EHBO - In geval van een plaatselijke reactie kan je een zalf tegen allergieën aanbrengen (bv. Urtic®). - Bij reacties waarvan de oppervlakte groter is dan het handoppervlak van het slachtoffer: raadpleeg een arts. - In geval van een zware allergische aanval: alarmeer het Hulpcentrum 112, deze toestand is levensbedreigend.
X
12. Epilepsie
Epilepsie (vallende ziekte) is te wijten aan een tijdelijke abnormale prikkeling van de hersencellen. Meestal is de oorzaak van deze stoornis onbekend. Epilepsie kan in vele graden voorkomen. Bij eenzelfde persoon is de aanval echter altijd dezelfde. Zo zijn er mensen die altijd stoornissen krijgen in één lidmaat, mensen die gewoon een tijdje "afwezig" zijn (staren bv. wat voor zich uit, of prullen aan knoopjes, ...) enz.. Het meest bekend is de veralgemeende aanval (Grand Mal).
1 2 . 1 Ke n m e r ke n - Het slachtoffer kan, als voorteken van een aanval, een plotse gewaarwording hebben (smaak, geur, geluid, gevoel, beeld). - Gedurende de aanval is het slachtoffer bewusteloos en zal het geleidelijk ontwaken. De aanval verloopt in twee fasen: 1. Gespannen fase (tonische fase): alle spieren worden opgespannen (enkele seconden tot een minuut). Ook de ademhalingsspieren (ademhalingsstilstand) en de kaakspieren (daardoor kan het slachtoffer op zijn tong bijten). Soms begint deze aanval met een kreet.
8.10
2. Schokkende fase (clonische fase): de spieren ontspannen zich al schokkend. Het slachtoffer verliest spontaan urine en stoelgang. De spierschokken verminderen geleidelijk en het slachtoffer verliest speeksel. - Tijdens en na de aanval vertoont het slachtoffer een blauwe verkleuring. - De patiënt heeft een ronkende ademhaling en wordt na een tijdje bewust. Hij herinnert zich niet wat er gebeurd is, kan klagen over vermoeidheid en verward zijn. Soms is hij zeer prikkelbaar, wat aanleiding kan geven tot een agressieve houding. Men heeft soms de indruk dat hij dronken is. - Speekselvloed (schuim op de mond) en soms bloedverlies uit de mond (i.g.v. tongbeet). - Soms heeft de persoon bij zijn identiteitskaart een kaartje waarop vermeld staat dat hij lijdt aan vallende ziekte. - Stoelgang- en urineverlies mogelijk.
12.2 EHBO - Het slachtoffer kan, als het de aanval voelt aankomen, zelf een zacht voorwerp tussen de tanden steken. De hulpverlener kan een tongbeet niet voorkomen omdat de aanval plots gebeurt en de kaken hierbij stevig op elkaar worden gedrukt. Pogingen om de mond te openen zouden enkel leiden tot de beschadiging van tanden of de breuk van de kaakbeenderen. - Het slachtoffer niet in zijn bewegingen remmen, vermijd wel dat hij zich ergens tegen zou stoten en zich zou kwetsen (bescherm vooral het hoofd). - Zorg voor een rustige omgeving. - Na de aanval: stabiele zijligging en de mondholte zuivermaken. - Benader het slachtoffer na de aanval kalm, beheerst en met de nodige tact. - Draag zorg voor de persoonlijke levenssfeer (stoelgang en urine). - Transport naar een ziekenhuis is enkel noodzakelijk in 4 situaties: 1 dit is de eerste maal dat deze persoon epilepsie doet; 2 de patiënte is zwanger; 3 de patiënt doet herhaalde aanvallen; 4 de patiënt heeft andere letsels opgelopen.
X
13. Diarree
Aantasting van de darmflora leidt tot verminderde vochtopname door de darm, bv. door gebruik van antibiotica, ijskoude dranken, bedorven voedsel, sterk gekruide spijzen, .... Deze aantasting leidt tot vloeibare stoelgang: de beruchte diarree. Een eenmalige diarree moet niet behandeld worden; hier medicatie nemen kan de duur gewoon verlengen. Tenzij het om een ernstige infectie gaat, herstelt de darmflora zich in een 4-tal dagen. De last van vloeibare stoelgang kan verminderd worden met het nuttigen van rijst, of met medicatie tegen diarree. Belangrijk is in deze periode voldoende te drinken. Indien de diarree langer dan 4 dagen aanhoudt, zeker bij verblijf in het buitenland, dan moet ter plaatse het advies van de arts ingewonnen worden.
8.11
X
14. Niersteen
In de urinewegen kunnen zich steentjes vormen. Als één of meer steentjes met de urine meegevoerd worden, veroorzaken ze pijn aan één zijde in de lendenstreek aan de rugzijde, uitstralend naar de lies. De pijnperiodes wisselen meestal af met praktisch pijnvrije periodes. De behandeling van nierstenen gebeurt vaak in het ziekenhuis, tenzij de steen vanzelf uitgescheiden wordt. Raadpleeg een arts en eet of drink niet in tussentijd.
X
15. Zonnesteek = zonneslag
Deze ontstaat door een ontregeling van het warmtecentrum in de hersenen ten gevolge van directe zonnestraling op het hoofd.
1 5 . 1 Ke n m e r ke n -
Het slachtoffer heeft in de zon gelopen. Rood gezicht en droge huid. Snelle hartslag. Hoofdpijn en duizeligheid. Dorst. Braakneiging. Het bewustzijn kan verminderen.
15.2 EHBO -
Bescherm tegen direct zonlicht. Halfzittende houding. Leg koude kompressen op het voorhoofd. Eventueel een arts raadplegen, afhankelijk van de toestand van het slachtoffer.
8.12
X
16. Hitteslag= warmtebevanging
Hitteslag treedt op wanneer men te lang in een warm milieu verblijft en het zweetproces belemmerd wordt. De lichaamstemperatuur kan tot 41 °C oplopen, waardoor een gevaar voor stuipen of bewusteloosheid ontstaat.
1 6 . 1 Ke n m e r ke n -
Hoofdpijn en duizeligheid. Droge huid. Snelle sterke pols (bij verergeren van de toestand wordt de pols zwak). Hoogrood hoofd. Koorts. Snelle oppervlakkige ademhaling. Toestand van verwarring of bewusteloosheid, eventueel met stuipen.
16.2 EHBO -
Controleer bewustzijn, ademhaling, hartslag. Frisse omgeving. Kleding verwijderen. Halfzittende houding indien bewust, stabiele zijligging indien bewusteloos. - Afkoelen met natte (hand)doeken rond het hoofd en de borstkas. - Ziekenwagen alarmeren.
X
1 7 . O n d e r k o e l i n g ( hy p o t h e r m i e ) = k o u d e bevanging
Onderkoeling treedt op wanneer men te lang aan koude blootgesteld wordt, bv. door met natte kleren in ijskoude wind te staan. We spreken van onderkoeling indien de lichaamstemperatuur tot onder de 35 °C is gedaald .
1 7 . 1 Ke n m e r ke n In de beginfase klaagt het slachtoffer van - kou hebben en beven - kippenvel - bleke huid
8.13
Gevorderd stadium: - doodsbleke huid - toenemende gevoelloosheid - grotere spierverstijving Eindstadium: - grote vermoeidheid - slaapneiging - trage, onregelmatige, zwakke pols - trage ademhaling (6 8 maal per minuut)
17.2 EHBO Alleen in het beginstadium is omkering door EHBO nog mogelijk. In de andere stadia, verwittig onmiddellijk het hulpcentrum 112. - Breng het slachtoffer zo mogelijk uit de koude en uit de wind - Verwijder natte kleding. - Wikkel het slachtoffer in een deken of een aluminiumdeken. - Je mag het slachtoffer niet actief opwarmen. - Warme drank toedienen is alleen toegestaan als het slachtoffer het zelf kan uitdrinken. Nooit alcohol verstrekken.
X
18. Suikerziekte
Insuline is een noodzakelijk natuurlijk hormoon om de suiker die via de vertering in de bloedbaan is terechtgekomen, bruikbaar te maken voor de stofwisseling (energielevering). Indien er te weinig insuline in het lichaam geproduceerd wordt, zal het bloedsuikergehalte stijgen, terwijl de cellen een tekort aan bruikbare suiker hebben. We spreken bij deze mensen van suikerziekte (diabetes).
8.14
1 8 . 1 Te h o o g b l o e d s u i ke r g e h a l t e ( hy p e r g l y c e m i e ) 1 8 . 1 . 1 O o r z a ke n Een suikerzieke die: - niet weet dat hij suikerziekte heeft, en dus nog niet behandeld is; - meer suikers heeft ingenomen dan er insuline geproduceerd of ingespoten zijn; - onvoldoende medicatie genomen, of onvoldoende insuline ingespoten heeft; - minder inspanningen dan gewoonlijk geleverd heeft; - koorts heeft.
1 8 . 1 . 2 Ke n m e r ke n -
Grote dorst, veel drinken, veel wateren. Droge huid, mond en tong. Rode gelaatskleur. Bewusteloosheid die geleidelijk optreedt. Snelle diepe ademhaling, adem ruikt naar "zoete appeltjes". Snelle zwakke pols.
18.1.3 EHBO -
Controleer of het slachtoffer een diabeteskaart op zak heeft. Informeer naar medicatiegebruik en ziektegeschiedenis. Leg een bewusteloos slachtoffer in stabiele zijligging. Roep medische hulp in.
Deze mensen moeten insuline bijkrijgen via pilletjes die de alvleesklier stimuleren, of via spuitjes met insuline.
1 8 . 2 Te l a a g b l o e d s u i ke r g e h a l t e ( hy p o g l y c e m i e ) 1 8 . 2 . 1 O o r z a ke n Een suikerzieke die: - zware inspanningen leverde (veel suikers verbruikt via de stofwisseling); - een te grote hoeveelheid insuline ingespoten heeft; - onvoldoende gegeten heeft; - alcohol gedronken heeft.
8.15
1 8 . 2 . 2 Ke n m e r ke n - Sterk hongergevoel. - Wisselend humeur, mogelijk agressie. - Beven, onrustig. - Bleke gelaatskleur. - Overvloedig zweten. - Normale polsslag. - Kan bewusteloos geraken. - Snelle evolutie. Deze toestand komt veel meer voor dan een te hoog gehalte aan suiker en is op korte termijn ook gevaarlijker dan hyperglycemie.
18.2.3 EHBO -
Controleer of het slachtoffer een diabeteskaart op zak heeft. Informeer naar medicatiegebruik en ziektegeschiedenis. Indien de patiënt bewust is: dien suiker toe (klontje, gesuikerde drank). Leg een bewusteloos slachtoffer in stabiele zijligging en roep in dit geval medische hulp in.
N.B.: Indien je twijfelt of een suikerzieke een hypo- dan wel een hyperglycemie doet, dan mag je steeds suiker toedienen (op voorwaarde dat het slachtoffer nog bewust is). Bij een hyperglycemie verslechtert dit de toestand niet, maar bij hypoglycemie geeft het een snelle verbetering en voorkomt ziekenhuisopname.
8.16
2. De hartslag
X
Telkens het hart samentrekt, is er een hartslag voelbaar ter hoogte van de slagaders. Dit is best voelbaar ter hoogte van de polsslagader of de halsslagader. De hartslag wordt gecontroleerd met de wijsen middelvinger: als we de duim gebruiken is het mogelijk dat we onze eigen hartslag voelen in plaats van de hartslag van het slachtoffer. We tellen het aantal slagen gedurende 15 seconden en doen deze waarde maal 4. Dit geeft ons het aantal slagen per minuut. Kan je moeilijk uit het hoofd vermenigvuldigen, dan mag je ook gedurende een minuut de hartslagen tellen. De normale hartslag bij een persoon in rust is afhankelijk van de leeftijd: Volwassene
60 - 80
Kind
80 - 110
Baby
100 - 130
Bij inspanning of koorts versnelt de hartslag. We kunnen de hartslag meten ter hoogte van de polsslagader: - Plaats je wijs- en middenvinger in het midden van de pols. - Glijd af in de richting van de duim tot je als het ware een gleuf voelt. In deze holte loopt de polsslagader. Druk de polsslagader lichtjes tegen het onderliggend bot en tel de slagen.
X
3. Transport 3.1 Zittend slachtoffer (bv. in een wagen)
Een slachtoffer dat in de wagen zit, laten we best zitten om verergering van de letsels te voorkomen. Enkel indien er gevaar dreigt voor het slachtoffer (brand, ontploffingsgevaar, uitwendige bloeding waar de hulpverlener niet bijkan, ademhalingsstilstand, …) wordt het slachtoffer uit de wagen gehaald. - Open de deur aan de zijde van het slachtoffer (indien mogelijk). - Maak de gordel los. - Maak de voeten van het slachtoffer los (kunnen onder de pedalen geklemd zijn). - Schuif de zetel achteruit (indien mogelijk).
9.5
- Steek je beide handen van achter naar voren onder de oksels van het slachtoffer door. - Grijp met de verst verwijderde hand de tegenoverliggende pols van het slachtoffer vast over diens borst. - Plaats de andere hand in vorkgreep op de kin van het slachtoffer, zodat het hoofd van het slachtoffer op je schouder rust.
- Plaats een knie tegen de zitting van de autozetel. - Trek het slachtoffer uit de wagen.
- Leg het slachtoffer neer in een veilige omgeving, met aandacht voor het neerleggen van het hoofd.
3.2 Een slachtoffer verplaatsen uit een gevaarlijke omgeving (rautekgreep)
-
Leg het slachtoffer op de rug. Leg één been van het slachtoffer over het andere. Neem plaats achter het hoofd van het slachtoffer. Schuif één hand onder de nek en de andere hand tussen de schouderbladen van het slachtoffer.
9.6
- Zet het slachtoffer recht tegen je benen.
- Steek je handen onder de oksels van het slachtoffer en grijp één arm van het slachtoffer vast ter hoogte van pols en elleboog. Door je duimen ook aan de voorzijden van de arm te laten grijpen, veroorzaak je minder pijn bij het slachtoffer. - Neem een gehurkte houding aan. - Trek het slachtoffer recht door beide benen te strekken terwijl je achterover helt.
- Sleep het slachtoffer rugwaarts weg tot in een veilige omgeving. - Leg het slachtoffer neer met aandacht voor het neerleggen van het hoofd.
9.7
X
4. Het meten van de temperatuur
Het meten van de lichaamstemperatuur gebeurt met een koortsthermometer onder de oksel (axillair), in de aarsholte (rectaal), in de mond onder de tong (sublinguaal) of in het oor (tympanisch). Door de warmte zet het kwikzilver uit, zodat de kwikzuil in het buisje stijgt, waarbij de verhoging van de temperatuur op de schaal wordt aangeduid. In tegenstelling tot andere thermometers blijft de kwikzuil bij latere afkoeling op de aangegeven waarde staan. Wenst men hem opnieuw te gebruiken, dan dient men de thermometer te schudden tot het kwik zich opnieuw onder de graadindeling bevindt. Om de temperatuur ter hoogte van de oksel te meten, plaatst men de thermometer zo in de okselholte (die eerst droog gewreven moet worden om het effect van koude door verdamping te vermijden), dat het onderste deel van de kwikkolom aan alle zijden door de huid wordt omsloten. De bovenarm wordt daarbij over het lichaam gelegd, terwijl de elleboog met de andere hand wordt vastgehouden. Na 10 minuten neemt men de thermometer uit de okselholte en leest de lichaamstemperatuur af. De meting van de oksel wordt het meest gebruikt en kan ook uitgevoerd worden zonder dat de patiënt ontkleed dient te worden, bv. buiten. Hoewel gecompliceerder van aard, levert het rectaal meten van de temperatuur meer betrouwbare resultaten op. Bij zulke meting legt men de patiënt op zijn zij, met de knieën licht gebogen. Men trekt de bovenste helft van het zitvlak lichtjes omhoog en brengt de thermometer zover in de aars, dat het onderste gedeelte van de kwikkolom er volledig in verdwijnt. De meettijd, waarbij de patiënt op zijn zij blijft liggen, bedraagt 5 minuten. De meetresultaten liggen over het algemeen ongeveer een halve graad hoger dan bij een via de oksel meting. De normale lichaamtemperatuur bij een volwassene varieert tussen 36 en 37 °C. 's Morgens is ze lager en 's avonds iets hoger. Stijgt de temperatuur tot boven de 37 °C, dan spreekt men van verhoogde temperatuur; vanaf 38 °C spreekt men van koorts. Onder de 36 °C spreekt men van verlaagde temperatuur. Na gebruik dient de thermometer steeds ontsmet en gereinigd te worden. Met elektronische thermometers kan de temperatuur op dezelfde wijzen gemeten worden, hoewel een aantal van deze thermometers specifiek voor één van deze meetwijzen gemaakt is (bv. enkel voor rectale meting). De meeste van deze thermometers geven een geluidssignaal als de correcte temperatuur aangegeven wordt. De laatste jaren kwamen de oorthermometers (tympanische thermometers) in gebruik. Deze toestellen meten de temperatuur van het trommelvlies door het inbrengen van een hulsje in de uitwendige gehoorgang terwijl het oor lichtjes naar boven en naar achter getrokken wordt. In enkele seconden wordt de lichaamstemperatuur aangegeven. Wel dient een patiënt zich reeds een tiental minuten in deze omgeving te bevinden, omdat de waarden anders vals laag zijn.
9.8
Hoofdstuk 10
EHBO bij kinderen
X
1. Reanimatie kind (1-8 jaar) 1.1
Ve i l i g h e i d h u l p v e r l e n e r e n s l a c h t o f f e r
Zorg voor veiligheid voor jezelf en het slachtoffer
1.2
C o n t ro l e e r o f h e t k i n d n o g re a g e e r t
BEWUSTZIJN Stimuleer zachtjes door schudden aan de schouders en te vragen "Is alles in orde?" Bij kinderen met het vermoeden van een nekletsel wordt niet geschud.
1.3 1 2 3 4
A . A l s h e t k i n d a n t wo o r d t o f b e we e g t
Laat het kind liggen zoals het zich bevindt. Controleer naar andere letsels. Roep hulp indien nodig. Onderzoek regelmatig opnieuw het slachtoffer.
B . Als het kind niet reageer t 1 Vraag een andere persoon om in de buurt te blijven. ADEMHALING 2 Open de luchtweg door het hoofd achterover te kantelen en de kin omhoog te heffen. - Indien mogelijk in de houding waarin het kind zich bevindt: plaats je hand op het voorhoofd van het kind en kantel het hoofd zachtjes achterover. - Hef gelijktijdig, met de vingertoppen onder de kin punt van het kind, de kin omhoog om de luchtweg te openen. Druk niet op de zachte weefsels onder de kin want dat kan de luchtweg belemmeren.
10.1
- Indien het openen van de luchtweg problemen oplevert: draai het kind voorzichtig op de rug en open de luchtweg zoals hierboven beschreven. Als een nekletsel vermoed wordt, dan wordt het hoofd niet achterover gekanteld, maar maakt men gebruik van de kaak-duwmethode (zie verder).
1 . 4 Te r w i j l j e d e l u c h t we g o p e n h o u d t : kijk, hoor en voel naar ademhaling 1 Houd je gezicht vlak boven het gezicht van het kind en kijk in de richting van de borstkas - Kijk naar beweging van de borstkas. - Luister aan de mond en neus van het kind naar ademgeluiden. - Voel met je wang naar uitgeademde lucht. 2 Kijk, luister en voel tot 10 seconden lang alvorens je besluit dat er geen ademhaling is
1.5 A. Als het kind ademt 1 Leg het kind in stabiele zijligging (zie techniek volwassene blz 4.3). 2 Controleer regelmatig de ademhaling.
B. Als het kind niet ademt 1 Verwijder voorzichtig zichtbare belemmeringen uit de mond van het kind. 2 Beadem 2 maal, waarbij telkens de borstkas omhoog komt en terugzakt - Zorg voor hyperstrekking en kinlift. - Druk met de wijs- en middelvinger van de hand die op het voorhoofd rust, het zachte deel van de neus dicht. - Open de mond een beetje, maar hou de kin omhoog. - Adem in en plaats je lippen rond de mond van het kind zodat je lippen goed aansluiten. - Blaas rustig in de mond gedurende 1 tot 1,5 seconde zodat de borstkas omhoog komt. - Behoud hyperstrekking en kinlift, neem je mond weg van het slachtoffer, kijk terwijl de borstkas haar normale positie opnieuw inneemt als het slachtoffer uitademt. - Adem in en beadem een tweede maal. 3 Je mag in totaal 5 maal proberen te beademen om 2 geslaagde beademingen te bekomen. Je kan merken of
10.2
een beademing geslaagd is door vast te stellen dat het op-en-neergaan van de borstkas van het kind op dezelfde wijze gebeurt als bij een normale ademhaling. 4 Terwijl je beademt, let je op beweging of hoesten; dit kunnen tekens van hartwerking zijn. Als je problemen hebt om een geslaagde beademing uit te voeren, dan kan de luchtweg belemmerd zijn: - Controleer de mondholte van het slachtoffer en verwijder zichtbare belemmeringen. Je mag niet blindelings met een vinger in de keel voelen. - Controleer of er voldoende hyperstrekking en kinlift is, maar ook geen overstrekking van de nek. - Als hyperstrekking en kinlift niet volstaan om de luchtweg vrij te maken, gebruik dan de kaakduwmethode (zie blz; 10.4). - Doe in totaal 5 pogingen tot beademen om 2 geslaagde beademingen te bekomen.
1.6
C o n t ro l e e r o f e r t e ke n s v a n h a r t we r k i n g zijn
HARTWERKING 1 Kijk, luister en voel opnieuw of er normale ademhaling aanwezig is, of het slachtoffer hoest of beweegt. 2 Deze controle duurt maximum 10 seconden.
1.7
A . A l s j e e r z e ke r v a n b e n t d a t j e ( b i n n e n d e 1 0 s e c o n d e n ) t e ke n s z i e t v a n h a r t we r k i n g
1 Ga, indien nodig, verder met beademen totdat het kind zelf ademt. 2 Draai het kind op de zij (zijlig) als het bewusteloos blijft. 3 Onderzoek het kind regelmatig opnieuw.
B . A l s e r g e e n t e ke n s z i j n v a n h a r t we rk i n g o f j e b e n t n i e t z e ke r 1 Start hartmassage. - Doe plaatsbepaling (zie volwassene blz. 3-4) en plaats de hiel van één hand op de onderste helft van het borstbeen terwijl je er op let dat je geen druk uitoefent op of onder het zwaardvormig aanhangsel. - Hef de vingers omhoog om geen druk op de ribben van het kind te geven. - Plaats jezelf verticaal boven de borstkas van het kind en druk met een gestrekte arm het borstbeen ongeveer 1/3 tot de helft van de hoogte van de borstkas naar beneden. - Neem de druk weg maar blijf handcontact houden met de borstkas.
10.3
- Herhaal deze pompbewegingen aan een snelheid van ongeveer 100 maal per minuut. 2 Combineer hartmassage en beademing. - Breng na 5 maal hartmassage het hoofd in hyperstrek king met kinlift en beadem één maal. - Plaats je hand zonder tijdverlies op de juiste plaats op het borstbeen en voer 5 hartmassages uit. Intussen houdt de andere hand het hoofd in de juiste positie om het tijdverlies tussen beademen en hartmassage te beperken. - Voer verder hartmassage en beademing uit in de verhouding 5:1.
1.8
B l i j f ve r d e r r e a n i m e r e n t o t d a t :
- Voortgezette hulp aankomt. - Het kind tekens van leven vertoont (spontane ademhaling, bewegen). - Je uitgeput geraakt.
1.9
Wa n n e e r h e t h u l p c e n t r u m 1 1 2 b e l l e n ?
Het hulpcentrum 112 moet zo vroeg mogelijk gebeld worden: - Als er meer dan één hulpverlener aanwezig is, start één hulpverlener de reanimatie terwijl een andere hulpverlener de 112 alarmeert zodra is vastgesteld dat het kind niet ademt. - Als er slechts één hulpverlener aanwezig is: reanimeer gedurende 1 minuut alvorens de 112 te alarmeren. Misschien is het mogelijk om een klein kind mee te dragen terwijl je hulp inroept en intussen hartmassage en beademing uit te voeren. Uitzondering: indien het kind gekend is met een hartaandoening en plots bewusteloos valt met ademhalingsstilstand, dan moet eerst de 112 gealarmeerd worden alvorens reanimatie te starten.
1.10
De kaak-duwmethode
Indien een nekletsel vermoed wordt, of als beademen niet lukt met de hyperstrekking met kinlift, dan maken we gebruik van de kaak-duwmethode om de luchtwegen vrij te maken. 1 Ga achter het hoofd van het kind zitten. 2 Plaats wijs- en middelvinger van beide handen achter beide kaakhoeken en druk de onderkaak naar boven en naar buiten (zonder het hoofd achterover te kantelen). Je ellebogen kunnen eventueel steunen op het oppervlak waarop het kind ligt.
10.4
X
2. Reanimatie bij baby's (0 - 1 jaar) 2 . 1 Ve i l i g h e i d h u l p v e r l e n e r e n s l a c h t o f f e r
Zorg voor veiligheid voor jezelf en het slachtoffer.
2 . 2 C o n t ro l e e r o f d e baby nog reageer t BEWUSTZIJN Stimuleer zachtjes door schudden aan de schouders en aan te spreken. Bij baby's met het vermoeden van een nekletsel wordt niet geschud.
2.3 A . Als de baby reageer t door geluid te m a ke n o f t e b e we g e n 1 2 3 4
Laat de baby zoals hij zich bevindt. Controleer naar andere letsels. Roep hulp indien nodig. Onderzoek regelmatig opnieuw.
B . A l s d e b a b y n i e t re a g e e r t 1 Vraag een andere persoon om in de buurt te blijven. ADEMHALING 2 Open de luchtweg van de baby door het hoofd achterover te kantelen en de kin omhoog te heffen
- Indien mogelijk in de houding waarin de baby zich bevindt: plaats je hand op het voorhoofd van de baby en kantel het hoofd zachtjes achterover. - Hef gelijktijdig, met de vingertop onder de kin van de baby, de kin omhoog om de luchtweg te openen. Druk niet op de zachte weefsels onder de kin want dat kan de luchtweg belemmeren. - Indien dat problemen oplevert: draai de baby op de rug en open de luchtwegen op dezelfde wijze. Als een nekletsel vermoed wordt, dan wordt het hoofd niet achterover gekanteld, maar maakt men gebruik van de kaak-duwmethode (zie verder).
10.5
2 . 4 Te r w i j l j e d e l u c h t we g o p e n h o u d t , k i j k , h o o r e n vo e l n a a r a d e m h a l i n g 1 Houd je gezicht vlak boven het gezicht van het kind en kijk in de richting van de borstkas - Kijk naar beweging van de borstkas. - Luister aan de mond en neus van het kind naar ademgeluiden. - Voel met je wang naar uitgeademde lucht. 2 Kijk, luister en voel tot 10 seconden lang alvorens je besluit dat er geen ademhaling is
2.5 A. Als de baby ademt 1 Leg de baby in zijlig. Soms is het nodig een kussentje of opgerolde deken ter hoogte van de rugzijde te stoppen om deze positie te behouden. 2 Controleer regelmatig de ademhaling.
B. Als de baby niet ademt 1 Verwijder voorzichtig zichtbare belemmeringen uit de mond van de baby. 2 Beadem 2 maal, waarbij telkens de borstkas omhoog komt en terugzakt. - Breng het hoofdje in een neutrale positie en voer kinlift uit. - Adem in en bedek mond- en neusopeningen met je eigen mond zodat je lippen goed aansluiten. Als bij oudere baby's mond en neus niet gelijktijdig kunnen bedekt worden, dan kan de hulpverlener proberen om enkel de mond of de neus af te dekken met de eigen mond (en de lippen te sluiten om het ontsnappen van lucht te voorkomen). - Blaas rustig in de mond en neus van de baby gedurende tot anderhalve seconde voldoende om de borstkas zichtbaar om hoog te doen komen. - Behoud hyperstrekking en kinlift, neem je mond weg van de baby, kijk terwijl de borstkas haar normale positie opnieuw inneemt als de baby uitademt. - Adem in en beadem een tweede maal. 3 Je mag in totaal 5 maal proberen te beademen om 2 geslaagde beademingen te bekomen. Je kan merken of een beademing geslaagd is door vast te stellen dat het op-en-neergaan van de borstkas van het kind op dezelfde wijze gebeurt als bij een normale ademhaling. 4 Terwijl je beademt, let je op beweging of hoesten; dit kunnen tekens van hartwerking zijn. Als je problemen hebt om een geslaagde beademing uit te voeren, dan kan de luchtweg belemmerd zijn: - Controleer de mondholte van het slachtoffer en verwijder zichtbare belemmeringen. Je mag niet blindelings met een vinger in de keel voelen. - Controleer of er voldoende hyperstrekking en kinlift is, maar ook geen overstrekking van de nek. - Als hyperstrekking en kinlift niet volstaan om de luchtweg vrij te maken, gebruik dan de kaakduwmethode (zie blz. 10.8). - Doe in totaal 5 pogingen tot beademen om 2 geslaagde beademingen te bekomen.
10.6
2 . 6 C o n t ro l e e r o f e r t e ke n s v a n h a r t we r k i n g zijn HARTWERKING 1 Kijk, luister en voel opnieuw of er normale ademhaling aanwezig is, of het slachtoffer hoest of beweegt. 2 Deze controle duurt maximum 10 seconden.
2 . 7 A . A l s j e e r z e ke r v a n b e n t d a t j e ( b i n n e n d e 1 0 s e c o n d e n ) t e ke n s z i e t v a n h a r t we r k i n g 1 Ga, indien nodig, verder met beademen totdat de baby zelf ademt. 2 Draai de baby op de zij (zijlig) als hij bewusteloos blijft. 3 Onderzoek de baby regelmatig opnieuw.
B . A l s e r g e e n t e ke n s z i j n v a n h a r t we r k i n g o f j e b e n t n i e t z e ke r 1 Start hartmassage. - Zoek het borstbeen op en plaats twee vingers op het borstbeen, één vingerbreedte onder de denkbeeldige lijn die de tepels van de baby verbindt. - Druk met de twee vingertoppen het borstbeen omlaag, ongeveer 1/3 tot de helft van de diepte van de borstkas van de baby. - Neem de druk weg maar laat je vingers in contact met de borstkas. - Herhaal deze pompbeweging aan een snelheid van ongeveer 100 maal per minuut. 2 Combineer hartmassage en beademing. - Breng na 5 X hartmassage het hoofd achterover met kinlift en beadem 1 X. - Plaats je vingers zonder tijdverlies op de juiste plaats op het borstbeen en voer 5 hartmassages uit. Intussen houdt de andere hand het hoofdje in de juiste positie om het tijdsverlies tussen beademen en hartmassage te beperken. - Voer verder hartmassage en beademing uit in de verhouding 5:1.
10.7
2.8
B l i j f ve r d e r r e a n i m e r e n t o t d a t :
- Voortgezette hulp aankomt. - De baby tekens van leven vertoont (spontane ademhaling, bewegen). - Je uitgeput geraakt.
2.9
Wa n n e e r h e t h u l p c e n t r u m 1 1 2 b e l l e n ?
Het hulpcentrum 112 moet zo vroeg mogelijk gebeld worden: - Als er meer dan één hulpverlener aanwezig is, start één hulpverlener de reanimatie terwijl een andere hulpverlener de 100 alarmeert zodra is vastgesteld dat de baby niet ademt. - Als er slechts één hulpverlener aanwezig is: reanimeer gedurende 1 minuut alvorens de 112 te alarmeren. Misschien is het mogelijk om de baby mee te dragen terwijl je hulp inroept en intussen hartmassage en beademing uit te voeren. Uitzondering: indien de baby gekend is met een hartaandoening en plots bewusteloos valt, dan moet eerst de 112 gealarmeerd worden alvorens reanimatie te starten.
2.10
De kaak-duw-methode
Indien een nekletsel vermoed wordt, of als beademen niet lukt met de hyperstrekking met kinlift, dan maken we gebruik van de kaak-duwmethode om de luchtwegen vrij te maken. 1 Ga achter het hoofd van de baby staan. 2 Plaats wijs- en middelvinger van beide handen achter beide kaakhoeken en druk de onderkaak naar boven en naar buiten (zonder het hoofd achterover te kantelen). Je ellebogen kunnen eventueel steunen op het oppervlak waarop de baby ligt.
10.8
X
3. Schema reanimatie baby en kind
BABY (0-1 jaar)
KIND (1-8 jaar)
Aanspreken Schouders schudden (niet bij nekletsel)
CONTROLEER BEWUSTZIJN
Aanspreken Schouders schudden (niet bij nekletsel)
Eén hand op het voorhoofd. Kin met één vinger omhoog heffen Hoofdje zachtjes achterover kantelen, niet te ver
VRIJE LUCHTWEG (hyperstrekking, kinlift, evt. kaakduwmethode)
Eén hand op het voorhoofd Kin met twee vingers onder de kin omhoog heffen Hoofd zachtjes achterover kantelen
Kijk, luister en voel tot 10 seconden lang
CONTROLEER ADEMHALING
Kijk, luister en voel tot 10 seconden lang
indien geen ademhaling: BEADEMEN
Verwijder zichtbare voorwerpen uit de mond. 2 X mond-op-mond (tot 5 pogingen)
CONTROLEER OP TEKENS VAN HARTWERKING
controleer ademhaling, hoesten, bewegen
Drie vingers onder tepellijn, eerste vinger weg. 100 maal per minuut 1/3 tot 1/2 van de hoogte van de borstkas diep 5 X hartmassage
indien niet zeker dat er hartwerking is: HARTMASSAGE
Eén hand op onderste deel borstbeen 100 maal per minuut 1/3 tot 1/2 van de hoogte van de borstkas diep 5 X hartmassage
1 X beademen, 5 X hartmassage
VERDERE REANIMATIE
1 X beademen, 5 X hartmassage
Verwijder zichtbare voorwerpen uit de mond. 2 X mond-op-mond en neus (tot 5 pogingen)
Controleer ademhaling, hoesten, bewegen
X
4 . Ve r s t i k k i n g k i n d ( 1 - 8 j a a r )
Bij verstikking van een kind worden de technieken van de verstikking bij een volwassene toegepast (zie blz. 8-1).
10.9
X
5 . Ve r s t i k k i n g b a b y ( 0 - 1 j a a r )
Neem de baby op waarbij één hand hoofd en kin ondersteunt. De baby wordt zo in buiklig op de voorarm van de hulpverlener gelegd met het hoofd lager dan het lichaam. Dien tot 5 krachtige, scherpe slagen toe in het midden van de rug, tussen de schouderbladen met de hiel van de hand.
Indien dit geen direct resultaat oplevert: ondersteun met de vrije hand het hoofd en de rug en draai de baby zodat hij op in rugligging op de voorarm komt te liggen, het hoofd lager dan het lichaam.
Geef 5 stoten op de borst. De plaatsbepaling is identiek aan die voor hartmassage bij een baby. Stoten op de borst met als doel een vreemd voorwerp te verwijderen, dienen scherper en vinniger te zijn dan de drukbewegingen bij hartmassage. Ze worden ook trager uitgevoerd (met een tussentijd van telkens 3 seconden).
Na het uitvoeren van de 5 rugslagen en de 5 stoten op het borstbeen, moet de mondholte gecontroleerd worden naar vreemde voorwerpen.Voorzichtig dient elk zichtbaar vreemd voorwerp verwijderd te worden. Controleer vervolgens opnieuw de ademhaling: - als de baby ademt: houd de luchtweg verder vrij - als de baby niet ademt: probeer 2 maal effectief te beademen (tot 5 pogingen) a. Je kan beademen: beadem verder tot de baby spontaan begint te ademen. b. Je kan niet beademen: herhaal de volledige procedure: 5 rugslagen - 5 stoten op de borst - controle luchtwegen - controle ademhaling - 2 effectieve beademingen.
10.10
X
6. Adem inhouden
Andere benamingen: breath holding spells, affectkrampen
6.1 Inleiding Baby's vanaf 3 maanden tot peuters van een jaar of 4 kunnen tijdens een soort driftaanval hun adem inhouden. In uiterste gevallen kan het kindje hierbij flauwvallen maar het komt direct terug bij. Een slimme peuter heeft al snel door dat hij hiermee zijn ouders kan "gijzelen" voor al zijn kuren. Nochtans gebeurt dit niet echt bewust! Adem inhouden is beangstigend maar niet gevaarlijk. De aanvallen zijn te kort om hersenbeschadiging te geven.
6 . 2 Ke n m e r ke n -
Komt meestal voor tijdens drift- of huilbuien. De ademt stokt ineens. Blauwe verkleuring. Slap worden. Niet aanspreekbaar.
6.3 EHBO Het kind prikkelen: bv met koud washandje in het gezichtje, blazen in het mondje. Als het kind bewusteloos wordt: controleer de ademhaling; meestal komt het kind vanzelf snel terug bij. Indien dit niet het geval is, gaat het waarschijnlijk om een meer ernstige situatie dan "adem inhouden": start overeenkomstig het reanimatieschema met mond-op-mondbeademing, en indien nodig hartmassage.
X
7 . Ve r d r i n k i n g 7.1 Inleiding
Verdrinking kan zowel bij volwassenen als bij kinderen voorkomen: door onvoldoende zwembehendigheid, te koud water, uitputting, paniek, … Kinderen kunnen tijdens de waterpret in nood geraken. Een verdrinking gebeurt vaak snel en geruisloos, zonder dat het kind gaat roepen of spartelen. De ernst en de gevolgen worden vaak onderschat. Als het kind plotseling te water raakt, moet er snel gehandeld worden.
10.11
7.2 EHBO 7.2.1 Bewust slac htoffer - Reik de drenkeling een tak of plank aan of gooi hem een touw of iets drijvends (bv. reserve autoband) toe. Als het water diep is, ga dan niet te water: het redden uit het water dient te gebeuren door ervaren reddingszwemmers. - Verwijder natte kledij en wikkel het slachtoffer in een deken. - Controleer de hartslag: onderkoeling leidt tot een trage polsslag. - Verwijs het slachtoffer naar de huisarts of het ziekenhuis, ook al is de persoon maar heel even kopje onder geweest.
7.2.2 Bewusteloos slac htoffer - Alarmeer 112. - Breng het slachtoffer zo vlug mogelijk op het droge (enkel voor ervaren redders). - Controleer bewustzijn, ademhaling en hartwerking.Water in de mond kan verwijderd worden door het hoofd van het slachtoffer opzij te draaien en met een zakdoek rond de vingers de mondholte te reinigen. - Als er hoofdwonden zichtbaar zijn: houd rekening met een mogelijk nekletsel. - Reanimeer indien nodig. Het heeft geen zin om water uit de longen proberen te verwijderen.Tijdens de reanimatie is de kans groot dat er vloeistoffen naar boven komen: reinig in dat geval de mond, controleer de vitale functies en zet (indien nodig) de reanimatie voort. - Is het slachtoffer bewusteloos maar ademt het goed, leg dan in stabiele zijligging. - Als het slachtoffer bijkomt: * verwijder natte kledij; * wikkel het slachtoffer in een deken; * laat het slachtoffer met ziekenwagen naar het ziekenhuis vervoeren. Het reeds in het water beademen van een slachtoffer is zinloos omdat de beademingstechniek op die manier niet voldoende correct kan uitgevoerd worden en enkel tot tijdverlies leidt.
X
8. Stuipen 8.1 Inleiding
Sommige kinderen krijgen bij hoge koorts last van stuipen. Dit lijkt op een epileptische aanval. Deze stuipen worden veroorzaakt door een plotselinge storing in de elektrische functie van de hersenen. Ongeveer vier procent van alle kinderen heeft tenminste één keer last van stuipen tijdens een koortsaanval.Als je kind eenmaal stuipen heeft gehad tijdens een koortsaanval, bestaat de kans dat dit zich de volgende keer herhaalt. De kans daarop is het grootst op de leeftijd van 12 tot 24 maanden.Wanneer er koortsstuipen of epilepsie in de familie zitten, is de kans op herhaling nog groter.
10.12
8 . 2 Ke n m e r ke n - Kind tussen de 6 maanden en 5 jaar. - Verkramping en onregelmatig samentrekken van de spieren. - Bewusteloos.
8.3 EHBO - Controleer bewustzijn, ademhaling en hartwerking. - Bepaal de lichaamstemperatuur. Bij koorts: * kleren uitdoen; * het kind afkoelen (lauw water, koude kompressen, koortsdalende zetpillen). - Ziekenhuisopname.
8 . 4 Wa t k u n n e n d e g e v o l g e n v a n s t u i p e n z i j n ? Hoewel de meeste ouders vreselijk schrikken wanneer hun kind last heeft van stuipen, wijzen stuipen lang niet altijd op gevaar. Alleen bij kinderen jonger dan zes maanden zijn koortsstuipen bijna nooit onschuldig.Wanneer een kind dat ouder is dan zes maanden stuipen krijgt tijdens een koortsaanval, is dit in de meeste gevallen geen aanwijzing voor een ernstige ziekte. Slechts bij één tot vier procent van de kinderen met koortsstuipen wordt uiteindelijk hersenvliesontsteking (ook wel meningitis) vastgesteld, die wel gevaarlijk is. Naast een hoge koorts en stuipen vertoont het kind in die gevallen meestal nog een aantal andere verschijnselen: een stijve nek, een opgezette fontanel, overgevoeligheid voor licht, overgeven, paarsrode vlekjes op de huid (door kleine bloedinkjes). Als een kind deze verschijnselen vertoont, moet onmiddellijk een arts gealarmeerd worden.
8.5 Medicijnen: altijd eerst overleggen met je huisarts Er is een grote hoeveelheid koortswerende middelen op de markt die vaak zonder recept verkrijgbaar zijn. Toch is het altijd verstandig, zeker bij jonge kinderen, om niet zomaar zelf te gaan dokteren. In plaats daarvan kun je beter bij je huisarts informeren of deze middelen wel geschikt zijn. Dat geldt ook wanneer je zwanger bent. Jonge kinderen mogen nooit een pijnstiller krijgen die acetylsalicylzuur bevat; dit zuur zit onder meer in Aspirine, Aspro en Ascal. Bij jonge kinderen kan dit zuur namelijk lijden tot een ernstige aandoening die kan resulteren in een coma.
10.13
X
9. Pseudo-kroep 9.1 Inleiding
Kroep is een oude benaming voor difterie aan het strottenhoofd. Dit is nog uiterst zeldzaam door de goede vaccinatie van kinderen. Pseudo-kroep of "Valse kroep" (laryngitis subglottica) is een ontsteking van de keel (stembanden, luchtpijp, grote luchtwegen) door virussen, die een zwelling van de stembanden veroorzaakt. Ze komt het meest voor bij kinderen tussen de 3 maanden en 5 jaar. Jongens hebben wat meer kans om pseudokroep te krijgen dan meisjes.
9 . 2 Ke n m e r ke n -
Luide, droge, blaffende hoest. Heesheid. Goed hoorbare ademhaling. Wordt vooral 's nachts erger. Het kind heeft geen koorts. Het kind heeft het gevoel te stikken en is angstig. Dit verergert bij huilen, inspanningen of opwinding.
9.3 EHBO - Neem het kind mee in een vochtige warme ruimte en maak stoom (bv. badkamer), of geef een aërosol (verstuiver) als je hierover beschikt - Stel het kind gerust en neem het op de schoot. - Laat de huisarts komen: hij kan eventueel een behandeling met medicatie opstarten.
9 . 4 N i e t t e ve r w a r re n m e t … Epiglottitis, een zeldzame ontsteking van het strotklepje (dat de luchtpijp afsluit bij het slikken). Epiglottitis is namelijk een echt spoedgeval dat in de loop van een aantal uren kan ontstaan en fataal kan zijn als het kind niet onmiddellijk wordt behandeld. Bij epiglottitis heeft het kind hoge koorts en pijn in de keel, kwijlt, heeft grote moeite met slikken en kan de nek niet voorover buigen.Waarschuw in zo'n geval direct een arts.
10.14
5.3.4 Kruisverband van de voet A. Doel Afdekken van voornamelijk de voetrug.
B. Breedte verband Voor een grote voet: 10 cm Voor een kleinere voet: 7 cm
C. Techniek - Zorg voor een comfortabele houding voor hulpverlener en slachtoffer, zodat de voet geen steunpunten heeft.
- Dek een eventuele wonde af met een kompres.
- Leg vast ter hoogte van de enkel.
- Rol over de voetrug, naar de voorvoet.
11.9
- Leg het verband ter hoogte van de voorvoet vast met één volledige omslag. - Keer over de voetrug terug naar de enkels.
- Schuif ter hoogte van de enkels 1/3 van de verbandbreedte op in de richting van het hart.
- De windingen over de voetrug één maal herhalen (een extra winding ter hoogte van de voorvoet is niet meer noodzakelijk) evenwijdig met de eerste maar 1/3 verschoven in de richting van het hart.
- Vastleggen ter hoogte van de enkels met 2 circulaire slagen.
- Op de voetrug zie je een patroon van kruisende lijnen.
11.10
5.3.5 Kruisverband van de vinger of duim A. Doel Afdekken van een vinger of de duim. Steun geven aan een vinger of duim. B. Breedte verband: 5 cm
vinger
C. Techniek
duim
- Dek een eventuele wonde af met een kompres.
- Leg vast ter hoogte van de pols.
- Rol over de handrug tot op de vinger of duim.
- Leg één volledige slag rondom deze vinger of duim.
11.11
- Keer over de handrug terug naar de pols. - Schuif ter hoogte van de pols 1/3 van de verbandbreedte op (richting van het hart). - De windingen éénmaal, evenwijdig met de eerste winding, maar 1/3 opgeschoven in de richting van het hart.
- Leg vast ter hoogte van de pols met twee circulaire slagen.
- Op de handrug zie je een patroon van kruisende lijnen.
- De handpalm blijft vrij.
11.12
5.3.6 Scharnierverband voet A. Doel Afdekken van de hiel. Dit hoort een verband te zijn dat de bewegingen van het gewricht kan volgen. Bij de voet vormt het hielbeen het referentiepunt van de buitenzijde, en de bovenzijde van de voet de binnenzijde. Dit verband moet op de buitenzijde uit elkaar lopen, terwijl de binnenzijde even breed moet blijven. B. Breedte verband Grote voet: 10 cm Kleinere voet: 7 cm C. Techniek - Zorg dat het gewricht licht gebogen is. - Bedek een eventuele wonde met een kompres.
- Leg vast op het gewricht.We zorgen dat de hiel precies in het midden van de breedte van het verband zit. - Het eigenlijke verband vertrekt vanaf de gewrichtsplooi.
- Leg een eerste winding aan, onder de hiel en overlap terug in de gewrichtsplooi.Ter hoogte van de hiel wordt de verbandbreedte voor 1/3 overlapt.
- Leg een volgende winding aan, boven de hiel, en overlap in de gewrichtsplooi. Ter hoogte van de hiel wordt de verbandbreedte voor 1/3 overlapt.
11.13
- Herhaal beide windingen, waarbij het verband aan de buitenzijde 1/3 verder naar onder en boven wordt gelegd.
- Leg vast met 2 circulaire slagen ter hoogte van de enkels.
5.3.7 Steunverband voet A. Doel Steun aan de buitenenkel na verstuiking. B. Breedte verband Grote voet: 10 cm Kleinere voet: 7 cm C.Techniek - Leg het verband met een circulaire slag vast ter hoogte van de enkels (leg het begin van het verband op de buitenenkel en rol langs de voorzijde van het onderbeen over de binnenenkel). Het omslaan van een hoekje mag weggelaten worden omdat dit druk kan veroorzaken op de voet bij een aangespannen verband in de schoen.
11.14
- Vertrekkend vanaf de achterzijde van de voet (waar de achillespees zich bevindt) gaan we nu langs de buitenenkel ONDER de voet door (dus niet over de voetrug) en ter hoogte van de binnenzijde van de voet keren we over de voetrug terug naar de achterzijde van de voet. Op deze winding moet voldoende tractie uitgeoefend worden. - Vertrekkend vanaf de achterzijde van de voet (waar de achillespees zich bevindt) gaan we nu langs de binnenenkel ONDER de voet door (dus niet over de voetrug), en ter hoogte van de buitenzijde van de voet keren we over de voetrug terug naar de achterzijde van de voet. Op deze winding moet voldoende tractie uitgeoefend worden. - Indien nodig kunnen we de twee voorgaande windingen herhalen voor meer steun. - Leg vast ter hoogte van de enkels met 2 circulaire slagen.
11.15
6 . 3 D a s v e r b a n d v a n d e e n ke l A. Doel Steunverband van de voet, zonder dat de schoen verwijderd moet worden.
B. Techniek - Het slachtoffer houdt de schoen aan. We kunnen wel reeds koude aanbrengen.
- Maak een smalle das.
- Leg de smalle das met het midden onder de schoen, voor de hak. - Breng beide slippen naar achter en naar boven, tot aan de hiel.
- Kruis de slippen, en voer ze terug naar de voetrug.
- Kruis opnieuw de slippen en voer ze onder de zijdelings liggende gedeelten van de das door.
11.18
- Knoop de beide slippen op de voetrug in een dubbele knoop.
X
7 . Ve t v e r b a n d
Vetverband wordt gebruikt voor het afdekken van een diepere schaafwonde. Door de samenstelling van het kompres wordt voorkomen dat het kompres in de wonde kleeft en bij verbandverversing de wonde opnieuw opengetrokken wordt. Wij geven de voorkeur aan een neutraal vetverband, gedrenkt in vaseline (bv. Jelonet®) in individuele steriele verpakking.
7 . 1 We r k w i j z e
- Open de verpakking volgens de pelmethode
- Het vetverband zit tussen 2 beschemende laagjes. Indien de wonde kleiner is dan de helft van het vetverband, kan je met een ontsmette schaar een gepast stuk afknippen.
- Verwijder eerst de eerste beschermende laag.
11.19
- Gebruik een ontsmet pincet om het vetverband te verwijderen van de andere beschermende laag.
- Breng het vetverband in een dubbele laag aan op de wonde. - Dek af met een zuiver kompres. Indien de wonde veel wondvocht zal produceren, breng je best meerdere lagen kompressen aan. Bevestig met een zwachtel of kleefveld. - Beoordeel de wonde na 24 uur opnieuw.Veelal moet je het vetverband gedurende een 3-tal dagen herhalen. Indien de wonde herstelt (droger wordt), kan je overschakelen op een afdekkend droog verband of een PU-film.
8. Kleefveld
X
®
®
Je kan een kompres aanbrengen aan de huid door middel van een kleefveld (bv. Mefix , Hypafix , ®
Omnifix ).
8 . 1 Vo o r d e l e n - Het kompres wordt aan alle randen afgedekt. - Goede bevestiging (behalve op sterke beharing). - Geen ingewikkelde verbanden noodzakelijk (bv. schoudertop).
8.2 Nadelen - Oefent geen druk uit, dus minder geschikt als de wonde nog bloedt. - Kleeft onvoldoende op een sterk behaarde huid; verwijderen is in dit geval ook pijnlijk. - Sommige personen zijn allergisch voor de kleefstof van kleefvelden.
11.20
8 . 3 We r k w i j z e - Zorg dat de huid rondom de wonde zuiver, droog en ontvet is, en er geen sterke beharing is. Knip een stuk kleefveld af dat aan alle randen ruim één centimeter groter is dan het kompres dat op de wonde ligt. - Trek de zijkanten van het kleefveld uit elkaar zodat de papieren beschermlaag aan de achterzijde los komt ter hoogte van de naad in het papier. Verwijder het beschermend papier. - Kleef met beide handen het opengespannen kleefveld over het kompres
- Indien er een rand van het kompres nog niet bedekt wordt, kan je een bijkomend stuk kleefveld afknippen en op die vrije rand kleven.
X
9. PU-film*
Als een wonde beschermd wordt tegen uitdroging door middel van een plastic film blijft het wondvocht in de wonde komt, waardoor de wondgenezing sneller gebeurt. In de modernere wondzorg zal de PU-film een steeds belangrijkere rol innemen. Het aanbrengen vergt wat handigheid en de kostprijs ligt hoger dan de droge wondverzorging, maar de wondheling verloopt sneller. Op een vlak oppervlak ‘overleeft’ de PU-film wel meerdere dagen. Enkele velletjes PU-film in je EHBO-tas steken is dus geen slecht idee. Merken:Tegaderm, Op-Site, ...
* PolyUrethaan-film
11.21
9.1 Eigenschappen PU-films zijn transparante elastische vliezen met een klevende laag. Je kan ze vergelijken met de zelfklevende palstiek om boeken te kaften, maar dan in een speciale - medische - uitvoering met bijkomende voordelen: - ondoorlaatbaar voor bacteriën en vuil; - ondoorlaatbaar voor vloeistoffen; - doorlaatbaar voor zuurstof, koolzuurgas en waterdamp; de wonde kan met andere woorden ‘ademen’; - geuren worden tegengehouden; - elastisch; - zelfklevend (en blijft dus makkelijk op zijn plaats); - kleeft niet in de wonde; - gemakkelijk te verwijderen; - doorschijnend zodat de wonde gemakkelijk gecontroleerd kan worden; - laat toe een douche of een bad te nemen zonder dat verband doorweekt wordt; - mag meerdere dagen aangebracht blijven; - vermindert de pijn; - versnelt de wondheling; - veroorzaakt geen extra bacteriegroei onder het verband. PU-films kunnen preventief gebruikt worden, bijvoorbeeld om doorligwonden of blaren te voorkomen, maar ook bij de behandeling van doorlig-, schaaf- en snijwonden.
9.2 Nadelen PU-films op zich zijn niet geschikt voor wonden met veel wondvocht, geïnfecteerde wonden of sterk bloedende wonden. In sommige gevallen kan de combinatie met een niet-inklevend kompres gemaakt worden. Ook werden allergische reacties op de kleefstof van de PU-films gemeld.
9 . 3 To e p a s s i n g e n In de EHBO zien we in de eerste plaats toepassingen bij de afdekking van vrij oppervlakkige schaaf- en snijwonden.Voorts kunnen PU-films gebruikt worden bij de preventie van voetblaren.
9 . 4 A a n b re n g e n Vooraleer de PU-film aan te brengen moet de wonde grondig gereinigd en ontsmet worden. De wonde en omgeving moeten daarbij voldoende droog zijn en de wondomgeving eventueel ontvet met ether. Uitgebreide beharing kan best weggeknipt worden; scheren wordt niet aanbevolen omdat dit kleine kwetsuurtjes ter hoogte van de huid veroorzaakt. In de handel zijn diverse merken en uitvoeringen verkrijgbaar. Kies een film die aan alle zijden 2,5 cm groter is dan de wonde. Eventueel kan je meerdere kleine PU-films combineren.We maken gebruik van individueel, sterieel verpakte PU-films.
11.22
- Open de verpakking als ‘pelverpakking’
- PU-film is aangebracht op een papieren schutblad.
- Verwijder dit schutblad zodat het kleefvlak vrijkomt, zonder het klevende gedeelte van de film aan te raken.
- Aan beide uiteinden bevindt zich nu een niet-klevend gedeelte. Plaats de PU-film over de wonde, zonder het verband te rekken. - Verwijder het raam aan de bovenzijde van het verband, terwijl je de randen gladstrijkt. - Strijk het verband van het midden naar de randen toe glad en druk het stevig aan om een goede hechting te verkrijgen.
9 . 5 Ve r w i j d e re n In principe blijft een PU-film ter plaatse tot de wonde genezen is. Het verband mag nooit langer dan 14 dagen aangebracht blijven. Het moet eveneens vervangen worden in geval van lekkage. Om een PUfilm te verwijderen neem je één van de randen van de PU-film vast en trek je er voorzichtig horizontaal aan (in het verlengde van de PU-film) zodat de PU-film rekt en het hechtmiddel loskomt.
11.23
X
7. Examen EHBO vervolgopleiding
Onderdeel
Punten
Schriftelijk (gezamenlijk) Eén van volgende technieken - Reanimatie kind - Reanimatie baby - Verstikking kind - Verstikking baby
40 20
Benadering slachtoffer
20
Verbandleer (2 verbanden)
20
Men moet op ieder onderdeel de helft van de punten behalen. In totaal moet men 60 % behalen om te slagen. Herexamen op de onderdelen waarop men niet de helft van de punten haalt. Schriftelijk herexamen kan niet op dezelfde avond. Praktijk herexamen kan op dezelfde avond, als het slechts over één onderdeel gaat en de cursist dit zelf wenst.
13.7
X
8. Scoreblad benadering slachtoffer
13.8
X
9. Scoreblad verbandleer
13.9