Hoofdstuk 20
Verstandelijke beperking
Per 1 januari 2004 heeft de voormalige SPD, nu opererend onder de naam MEE, de capaciteit pleegzorg voor verstandelijk gehandicapte kinderen overgedragen aan Pleegzorg De Combinatie. In dit hoofdstuk treft u die informatie over de verzorging en opvoeding van verstandelijk beperkte kinderen. Dit hoofdstuk geeft u tevens de mogelijk voor verdieping en eventueel een hulpmiddel bij de afweging of een verstandelijk beperkt pleegkind in uw gezinssituatie zou passen.
1. Informatie over verstandelijk beperkte pleegkinderen a. Beschrijving van de beperking b. Mogelijke oorzaken van de beperking
2. Ontwikkeling van uw MLK-pleegkind a. b. c. d. e.
f.
Cognitieve ontwikkeling Communicatieve ontwikkeling Sociaal-emotionele ontwikkeling Gewetensontwikkeling Motorische ontwikkeling Seksuele ontwikkeling
3. School en dagbesteding a. b. c. d. e. f. g.
Peuteropvang Speciale scholen voor basisonderwijs Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) Individueel voorbereidend beroepsonderwijs (VBO) Leerling-vervoer Dagbesteding Weekend- en vakantieopvang
4. Ouders van uw pleegkind 5. 18-plus a. Wajong b. Tegemoetkoming Onderhoudskosten Thuiswonende Gehandicapte kinderen (TOG) c. Woonvormen voor MLK-jongeren
Pleegwijzer
April 2008
1. Informatie over verstandelijk beperkte pleegkinderen a. Beschrijving van de beperking Een verstandelijke beperking houdt in dat er een ‘beneden gemiddeld algemeen intellectueel functioneren’ van betekenis is. In gewoon Nederlands: Een moeilijk lerend kind (MLK). Deze handicap gaat samen met tekorten in het adaptieve gedrag (beperkte persoonlijkheidsontwikkeling, beperkingen in het leren van sociale vaardigheden en een tekort aan besef van sociale verantwoordelijkheid). Een verstandelijke handicap is dus een stoornis in de algehele ontwikkeling en beperkingen in de sociale aanpassing. MLK-kinderen zijn kinderen met een speciale problematiek. Aan de ene kant kunnen zij niet helemaal mee met de wereld van de normaal begaafden en aan de andere kant passen zij ook weer niet echt bij de groep verstandelijk gehandicapten. In vergelijking met matig of ernstig verstandelijk gehandicapten zijn ze minder achter in hun cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling, maar toch zijn ze achtergebleven in hun ontwikkeling. Een MLK-kind weet meestal zelf dat hij minder presteert dan normaal begaafden. 1Q; het Intelligentie Quotiënt is een getal dat aangeeft hoe de testprestaties van iemand zich verhouden tot een grote, qua leeftijd vergelijkbare, groep mensen. Het gemiddelde 1Q is 100. De mate waarin een kind verstandelijk beperking is kan verschillen. In onderstaand schema ziet dat er als volgt uit: Mate van de verstandelijke beperking Zeer ernstig verstandelijk gehandicapt ernstig verstandelijk gehandicapt matig verstandelijk beperkt licht verstandelijk beperkt Beneden gemiddeld
Intelligentie Quotiënt 0 –20 20 – 35 35 – 50 50 – 70 70 – 85
Ontwikkelingsleeftijd 0 - 2 jaar 2 - 4 jaar 4 - 7 jaar 7 - 12 jaar 12 - 14 jaar
De ontwikkelingsleeftijd zegt iets over het verstandelijke niveau van functioneren. Het niveau van verstandelijk functioneren wordt vergeleken met wat een normaal begaafd kind op een bepaalde leeftijd kan. MLK-kinderen functioneren op het grensgebied van licht verstandelijk beperking en beneden gemiddeld. Hun IQ ligt ongeveer tussen de 60 en 80. Dat betekent dat hun verstandelijke ontwikkeling ligt tussen de 8 en 12 jaar, niet alleen op verstandelijk gebied maar ook op sociaalemotioneel gebied en op het gebied van taal en communicatie. Hun lichamelijke ontwikkeling is meestal wel normaal, dat wil zeggen passend bij de werkelijke leeftijd van het kind. Een verstandelijk beperkt kind doorloopt in principe dezelfde ontwikkelingsfasen als een nietverstandelijk beperkt kind. Afhankelijk van de ernst van de verstandelijke beperking is het verloop trager en bereikt het kind eerder zijn plafonds.
Pleegwijzer
April 2008
b. Oorzaken van de beperking Een verstandelijke beperking kan door verschillende factoren worden veroorzaakt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen oorzaken voor de geboorte, tijdens de geboorte en na de geboorte van het kind.
Voor de geboorte: De moeder heeft tijdens de zwangerschap een ziekte gehad (bijv. rode hond, nierziekte), die de ontwikkeling van het ongeboren kind verstoorde. De moeder heeft tijdens de zwangerschap verkeerde of onvoldoende voeding genomen, waardoor het kind een tekort heeft aan bouwstoffen om zich goed te ontwikkelen. De moeder heeft tijdens de zwangerschap giftige stoffen (bijv. alcohol, drugs, medicijnen) ingenomen of heeft blootgestaan aan radioactieve straling, wat het risico op een handicap verhoogt. Een handicap kan ook een genetische oorzaak hebben. Een ziekte / stoornis kan erfelijk zijn (bijv. de stofwisselingsziekte Hunter-syndroom) of er kan een afwijking zijn in het genetische materiaal (bijv. Syndroom van Down, waarbij er een chromosoom teveel aanwezig is).
Tijdens de geboorte: Een hersenbeschadiging kan ontstaan als gevolg van zuurstofgebrek tijdens de geboorte, bijvoorbeeld doordat een geboorte te lang duurt. Het kind kan een hersenbloeding krijgen, doordat de schedel tijdens de geboorte te veel knel zit. Dat kan ook leiden tot een verstandelijke handicap. De hersenen van kinderen die te vroeg geboren zijn, zijn extra kwetsbaar, zodat er eerder stoornissen ontstaan.
Na de geboorte: Kinderen kunnen gezond geboren worden, maar door andere oorzaken alsnog gehandicapt raken. Bij een trauma(ongeluk, vergiftiging, verstikking) kunnen de hersenen zodanig beschadigd worden, dat een kind gehandicapt raakt. Door bepaalde infectieziektes kunnen de hersenen blijvend beschadigd raken (bijv. hersenvliesontsteking, hersenontsteking). Mishandeling, verwaarlozing of ondervoeding kunnen in sommige gevallen zo ernstig zijn, dat zij een hersenbeschadiging tot gevolg hebben. Door verwaarlozing en onderstimulatie door de ouders/verzorgers worden de gevolgen van een verstandelijke beperking versterkt. Hierdoor leert het kind niet optimaal gebruik te maken van zijn mogelijkheden en kan het kind blijvend op een lager niveau functioneren.
Pleegwijzer
April 2008
2. Ontwikkeling van een MLK-pleegkind a. Cognitieve (verstandelijke) ontwikkeling Onder cognitie worden processen van denken en waarnemen verstaan waardoor kennis wordt verkregen, opgeslagen en gereproduceerd. Dus: hoe leert iemand, hoe worden zaken onthouden en hoe komt het geleerde weer naar buiten. Taal, geheugen en concentratie spelen hierbij een belangrijke rol. De levensgeschiedenis bepaalt voor een deel de ontwikkelingsmogelijkheden van uw pleegkind. Hij heeft niet alleen een verstandelijke beperking, maar heeft ook al in een verwarrende situatie geleefd. Mogelijk is hij te weinig aangemoedigd of juist teveel, of is hij inconsequent opgevoed. Ook het ontbreken van de eerste levensbehoeften en het moeten voldoen aan te grote verwachtingen maakt dat de toch al tragere ontwikkeling nog moeilijker op gang komt. Al zou uw pleegkind qua aanleg op een hoger niveau kunnen functioneren, is dat niet altijd mogelijk door de bijzondere omstandigheden. Het is in het belang van groei en ontwikkeling van uw pleegkind dat u hierin een lange adem hebt. Daarnaast blijft het een onaantastbaar feit, dat de verstandelijke beperking blijvend is. Samen met uw ambulant hulpverlener kunt u uitzoeken wat voor uw pleegkind het meest wenselijk en haalbaar is. Eventueel ondersteund door een gedragsdeskundige.
Kennisverwerving: De kennisverwerving verloopt trager bij MLK-kinderen en het plafond van de totale hoeveelheid kennis is eerder bereikt dan bij kinderen zonder beperking.. Globaal kunnen MLK-kinderen zich niet verder ontwikkelen dan een normaal begaafd kind van 11 jaar. Voor veel MLK-kinderen geldt dat de kennis die ze hebben moeilijk of niet in andere situaties gebruikt of toegepast kan worden. Wat ze in de ene situatie goed kunnen, kunnen ze niet automatisch toepassen in een andere situatie. TIPS
Laat uw pleegkind veel zelf doen, want al doende leert het. Pas u aan aan het tempo en het denkniveau van uw pleegkind. Uw pleegkind heeft behoefte aan structuur en overzicht, maar kan zelf die structuur niet aanbrengen. Als pleegouder kunt u die structuur bieden door consequent te zijn in uw doen en laten, duidelijke grenzen aan te geven en deze veel te herhalen. Uw pleegkind weet dan waar het aan toe is. Ga na wat uw pleegkind begrepen heeft door uw verhaal in eigen woorden na te laten vertellen. Creëer bewust leersituaties. Uw pleegkind is niet in staat zijn omgeving zodanig te ordenen dat het daar zelf iets uit leert. Laat uw pleegkind veel oefenen/herhalen met enkelvoudige en eenduidige opdrachten. Verdeel de oefeningen in kleine stapjes. Uw pleegkind is niet in staat om veel nieuwe informatie ineens op te nemen, dus moet u nieuwe vaardigheden stap voor stap aanleren. Ga pas door naar de volgende stap, als uw pleegkind de vorige stap onder de knie heeft. Ga uit van wat uw pleegkind al kan en van wat het graag doet. Daarmee kunt u verder werken aan nieuwe dingen.
Egocentrisch denken MLK-kinderen zijn niet in staat om te bedenken wat een ander zal voelen of denken. TIPS
Als uw pleegkind iets verkeerd doet, laat dan zien wat hij wel moet doen. Geef uw pleegkind dus alternatieven voor zijn gedrag.
Pleegwijzer
April 2008
Uw pleegkind is erg gericht op tastbare en voelbare effecten van handelingen. Houd hier rekening mee bij het belonen van gewenst gedrag. Door het belonen kunt u gedrag aanleren en in stand houden. De beloning moet dan wel direct gegeven worden, nadat uw pleegkind iets goed heeft gedaan. Anders kan hij het verband niet meer leggen tussen wat hij heeft gedaan en de beloning die het daarmee heeft verdiend.
Aandacht- en concentratieproblemen MLK-kinderen zijn gericht op het vervullen van elementaire behoeften. Als die behoeften gerealiseerd zijn verflauwt de aandacht. Ook wordt hun aandacht en concentratie voor een deel bepaald door het sterk op zichzelf en het hier en nu gericht zijn. Voor die zaken kunnen zij aandacht opbrengen. Voor andere zaken is hun aandacht snel afgeleid. Verminder omgevingsprikkels, zodat uw pleegkind zijn aandacht kan houden bij de leersituatie en niet wordt afgeleid door allerlei andere prikkels.
Geheugen MLK-kinderen zijn niet zo goed in staat om datgene wat ze zien, horen of meemaken te ordenen. Daardoor is het moeilijk om informatie te reproduceren. Of ze iets goed onthouden, is mede afhankelijk van wat het is. Als het iets is dat voor het kind zelf belangrijk is, dan kan het dat vaak heel lang onthouden, terwijl het andere dingen meteen weer vergeten lijkt te zijn. Vaak heeft dat te maken met het vervullen van elementaire behoeften. Voorbeeld Jelle kan maar niet onthouden dat hij na schooltijd, voor hij gaat spelen met zijn vriendjes, even zijn gezicht in het pleeggezin moet laten zien. Als hij weet dat zijn moeder op bezoek komt, komt hij direct uit school naar huis.
Concreet ingesteld Het is voor MLK-kinderen moeilijk om abstract te denken. Abstracte taal en abstracte situaties zijn moeilijk voor hen te begrijpen. Bij een woord als 'stoel'' kunnen zij zich iets voorstellen, maar bij begrippen zoals gisteren/morgen' wordt het voor MLK-kinderen al veel moeilijker. Zij kunnen de taal onvoldoende gebruiken als hulpmiddel om te denken. MLK-kinderen denken eerder in beelden, dan in taal. MLK-kinderen nemen alles wat gezegd wordt letterlijk op en begrijpen het beeld erachter niet. Het hoe en waarom blijft in vaagheden hangen. Ze snappen dikwijls niet werkelijk hoe iets in elkaar steekt, doordat het inzicht in oorzaak en gevolg ontbreekt. Dit maakt het voor MLK-kinderen moeilijk om hun wereld te ordenen. Voorbeeld 'Ik zou je achter het behang willen plakken.' Uw pleegkind ziet zichzelf al achter het behang geplakt. 'Je kunt op mij rekenen. ' Uw pleegkind ziet zichzelf al met een krijtje sommen op u schrijven. Maak dat wat uw pleegkind moet leren visueel en laat voorbeeldgedrag zien. U kunt hierbij bijvoorbeeld pictogrammen gebruiken.
Tijdsbegrip Voor MLK-kinderen is het moeilijk om in tijd te denken, omdat ook dit erg abstract is.
Pleegwijzer
April 2008
b. Communicatieve ontwikkeling Communicatie met anderen is voor mensen één van de belangrijkste levensbehoeften. Door middel van communicatie kunnen mensen gevoelens, informatie en ideeën uitwisselen en zo invloed op hun omgeving uitoefenen. Communicatie vindt plaats via het gesproken of geschreven woord (verbaal) en via allerlei andere communicatievormen zoals oogcontact, gezichtsuitdrukkingen en bewegingen (non- verbaal). Communicatie heeft vanaf de geboorte een centrale functie in diverse ontwikkelingsprocessen. Zo is taal heel belangrijk om je bewust te worden van het ik en jij. Als de taalontwikkeling erg verstoord is, dan is vaak ook het zelfbewustzijn verstoord. Taal heeft dus niet alleen een communicatieve functie maar ook een functie in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Communicatief gedrag heeft altijd een functie. Zo vraagt bijvoorbeeld een peuter om aandacht door de hand te pakken van zijn verzorger. Dat is een niet-talige of non-verbale uiting. Aanvankelijk worden alle bedoelingen op deze manier kenbaar gemaakt. Non-verbale uitingen zijn bijvoorbeeld lachen, huilen en dergelijke (uitingen van lichamelijke gevoelens) of oogcontact maken. Daarmee geven kinderen aan dat ze zich bewust zijn van de aanwezigheid van de ander. In de loop van de ontwikkeling komen daar wensen en behoeften bij die non-verbaal worden aangegeven. Geleidelijk aan kiest een kind steeds meer talige of verbale uitingen om die behoeften aan te geven. Veel problemen in de dagelijkse omgang met MLK-kinderen zijn terug te voeren op een haperende communicatie.
Goed praten Over het algemeen kan een MLK-kind goed praten. Zijn woordenschat is wel beperkter dan bij normaal begaafde kinderen. Het lijkt alsof hij zaken goed kan verwoorden. Dat is gelijk ook de valkuil. Vaak is een MLK-kind beter in zijn taalgebruik, dan in het begrip van de woorden die hij gebruikt. Als hij een ander een woord heeft horen zeggen, gebruikt hij dit zelf ook, zonder te weten wat er precies mee wordt bedoeld. Hierdoor lijkt het dan voor omstanders dat hij behoorlijk slim is.
Taalbegrip Door het beperkte taalbegrip is de wereld voor uw MLK-pleegkind dikwijls verwarrend. Doordat hij goed kan praten, is de kans groot dat hij overvraagd wordt. Vooral abstract taalgebruik is voor hem moeilijk te begrijpen. Probeert u bewust te zijn van het beperkte taalbegrip van uw MLKpleegkind. Probeer de signalen die uw pleegkind geeft, te leren herkennen en uw taal zo duidelijk en eenduidig mogelijk te houden. Bijvoorbeeld De essentie van een grapje wordt vaak niet begrepen. Dat levert verwarring en onverwachte reacties op, zoals een niet ter zake doend antwoord of een boze bui. Het komt ook voor dat MLK-kinderen te weinig gestimuleerd zijn in het gebruik van taal of andere communicatiemiddelen, zodat hun communicatiemogelijkheden onvoldoende ontwikkeld zijn.
Gevoelens uiten Om zijn gevoelens te uiten beschikt een MLK-kind meestal niet over de goede woorden. Hierdoor wordt hij dikwijls verkeerd begrepen. Dit kan een machteloos gevoel geven. Een pleegzorgplaatsing roept heftige emoties (verdriet, boosheid) op bij een kind. Uw MLKpleegkind kan dit dikwijls niet anders uiten dan door bijvoorbeeld met deuren te gaan slaan, hard te gaan gillen of zich juist terug te trekken. Als u achter het gedrag van uw pleegkind zou kunnen kijken, is ogenschijnlijk vervelend gedrag beter te begrijpen als een uiting van verdriet of radeloosheid. Ook is het dan gemakkelijker te accepteren en om te buigen.
Pleegwijzer
April 2008
Tips Gebruik pictogrammen, foto's of plaatjes met een betekenis of waarop iets uitgebeeld wordt. Zij kunnen helpen bij de communicatie of het onthouden van gesproken taal. Praat veel tegen uw pleegkind, zodat zijn taalbegrip groter wordt. Geef uw pleegkind de kans om iets duidelijk te maken en ga niet meteen raden wat het kind bedoelt. Pas uw taal aan; geef concrete, duidelijke en korte boodschappen. Ga na of u uw pleegkind goed begrepen hebt en of hij u goed begrepen heeft, door bijvoorbeeld de boodschap te laten herhalen. Zorg dat er in de omgeving niet teveel prikkels zijn die de aandacht kunnen afleiden. Schakel eventueel een logopedist in. Deze is gespecialiseerd in taal en spraak.
c. Sociaal-emotionele ontwikkeling De sociaal-emotionele ontwikkeling is de ontwikkeling van het gevoelsleven van een kind en de manier waarop hij in relatie tot zijn omgeving staat. Een sociaal-emotioneel zelfstandig mens weet hoe hij het sociale contact met anderen moet onderhouden en kan zijn eigen gevoelsleven hanteren. Uw MLK-pleegkind heeft in zijn jonge leven veel ingrijpende ervaringen meegemaakt. Dat geeft gevoelens van verdriet en boosheid. Vanwege zijn onvermogen om het leven om zich heen te ordenen kan dit hem verwarren. Aanvaard het feit dat situaties die uw pleegkind in zijn leven heeft meegemaakt van invloed zijn op zijn gedrag en gevoelsleven. Het gedrag dat uw pleegkind laat zien heeft meestal niets met u te maken, maar met dat wat het kind heeft meegemaakt. Probeer altijd 'achter het gedrag' van uw pleegkind te kijken.
Aanleg Als een kind geboren wordt, heeft het in aanleg al kenmerken die van invloed zijn op de relatie die het met anderen opbouwt. o Temperament: Een heel rustige of onrustige baby, snel boos of juist heel gelijkmatig. o In- of extrovert: Naar binnen gericht of juist op de buitenwereld gericht. o Stemming: Opgewekt of juist somber gestemd. Een kind dat verstandelijk functioneert op een niveau van vier jaar zal doorgaans ook in de sociaal-emotionele ontwikkeling op dat niveau functioneren.
Omgeving De omgeving van een kind bestaat aanvankelijk uit het gezin waarin het geboren wordt. De ouders spelen hier doorgaans een centrale rol. In de socialisatie van emoties (het aanpassen van emoties aan de omgeving) en de zelfregulatie (het zelf kunnen hanteren) van emoties staan ouders model. Sensitiviteit (de gevoeligheid van ouders voor dat wat het kind uitstraalt) en responsiviteit (de manier waarop er op het kind gereageerd wordt) zijn tevens belangrijke factoren. De wisselwerking tussen de aanlegfactoren en omgevingsfactoren speelt een rol. Wordt het kind ouder, dan gaat ook de omgeving reageren op het kind. Ook de wisselwerking tussen ouders en kind, bepaalt het patroon van gehechtheid van het kind aan de ouder. Er bestaan speciale sociale vaardigheidstrainingen voor MLK-kinderen (de methode 'Goldstein'). Vraag uw ambulant hulpverlener om informatie over deze trainingen.
Hechting Hechting ontstaat in de eerste 18 maanden van het leven van het kind. Gehechtheid aan een persoon ontstaat, doordat deze persoon basale behoeften van het kind bevredigt zoals voeding, verzorging, troost, steun en aanmoediging. Het gevolg is een gevoel van basale veiligheid, vertrouwen en zelfwaarde. Het kind ervaart dat het de moeite waard is, terwijl de ouder het op zijn beurt prettig vindt dat het kind die tevredenheid laat merken. Deze
Pleegwijzer
April 2008
wisselwerking is belangrijk voor een veilige hechting die weer belangrijk is voor de sociaalemotionele ontwikkeling van het kind. In een veilige gehechtheidrelatie treedt normaal gesproken geleidelijk aan een verschuiving op van meer en langer contact met de gehechtheidfiguur naar meer en langduriger op onderzoek uitgaan. Veilig gehechte kinderen gaan er op uit om de wereld te ontdekken vanuit de veiligheid die zij ervaren hebben. Onveilig gehechte kinderen voelen zich niet verzekerd van een dergelijke veilige basis. Voor hen is het onveilig om op onderzoek uit te gaan; zij blijven liever in de buurt van volwassenen. Of ze zijn bang dat ze de volwassenen niet meer om troost of hulp kunnen vragen.
Veel MLK-pleegkinderen zijn onveilig gehecht waardoor verstoringen in hun sociaal- emotionele ontwikkeling kunnen ontstaan. Mogelijke oorzaken van onveilige hechting zijn: verlies, mishandeling en verwaarlozing. Een deel van de MLK-pleegkinderen kunnen hun pleegouders niet als uitvalsbasis gebruiken om de wereld te gaan ontdekken. Alleen als u in de buurt bent, voelen ze zich veilig. De wereld ontdekken doen ze dan met u aan hun zijde. Andere onveilig gehechte pleegkinderen kunnen hun pleegouders niet gebruiken als veilige thuishaven, omdat zij zich niet kunnen laten troosten. Uw MLK-pleegkind heeft moeite om zijn wereld te ordenen. Dat kan hem angstig maken waardoor hij bijzonder veel waarde kan hechten aan een veilige, vertrouwde en voorspelbare omgeving.
Het ontstaan van het 'ik' Belangrijk in de sociaal-emotionele ontwikkeling is het ontstaan van het 'ik'. Gaandeweg ontwikkelt het kind een zelfbesef. Een belangrijk moment in deze ontwikkeling is, als het kind het woordje 'ik' leert zeggen (rond de 3jaar). Dat is het verbale zelfbesef. Op dat moment leert het kind onderscheid te maken tussen zichzelf en de wereld om zich heen. Het ‘ik’ bestaat uit drie onderdelen: het zelfvertrouwen, het zelfbewustzijn en de zelfkennis. Zelfvertrouwen is het vertrouwen dat een kind in zijn eigen kunnen heeft. Dit heeft wortels in de vroegste kindertijd en moet door positieve ervaringen worden gevoed. MLK-kinderen hebben vanwege hun beperking en voorgeschiedenis vaak weinig zelfvertrouwen. Door hun beperkte mogelijkheden doen ze veel mislukervaringen op. (bijvoorbeeld omdat mensen uit hun omgeving te hoge verwachtingen van hen hebben gehad). Van jongs af merken deze kinderen dat dingen niet lukken. Uw pleegkind heeft weinig zicht op zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. Als gevolg daarvan kan uw pleegkind zichzelf niet de moeite waard vinden, met als gevolg dat hij zich terug kan trekken en volwassenen kan gaan wantrouwen. Hij ontwikkelt een negatief zelfbeeld, een gevoel gefaald te hebben: 'ik ben niet lief, ik doe alles fout' . U kunt uw pleegkind helpen het vertrouwen in zichzelf te hervinden door hem bijvoorbeeld een knuffel te geven die hij in spannende situaties bij zich man houden. Het samen maken van een levensboek (zie ook hoofdstuk 5 cursussen) kan uw pleegkind laten merken dat hij de moeite waard is. Dit helpt uw pleegkind ook zijn leven te ordenen. Zelfbewustzijn is het gevoel van eigen continuïteit en eigen bestaan, los van andere mensen. Uw pleegkind kan niet op een juiste wijze oorzaak en gevolg aan elkaar te koppelen. Hij gaat zijn eigen logica toepassen door een fantasieverhaal of wensverhaal te maken. Die fantasieverhalen maken de werkelijkheid mooier en daardoor meer leefbaar voor hem. De omgeving beschouwt dit dikwijls als liegen, terwijl het voor uw pleegkind een manier van overleven is. Uw pleegkind voelt dat dingen niet kloppen maar kan het niet plaatsen en gaat een eigen verhaal maken om vat te krijgen op wat er gebeurt. Zelfkennis is het weet hebben van eigen uiterlijk, capaciteiten, karaktertrekken en motieven. Zelfbewustzijn gaat in de ontwikkeling grotendeels aan zelfkennis vooraf. Vanuit het zelfbewustzijn ontwikkelt zich ook het zelfbeeld. Kinderen kunnen het beeld dat zij van zichzelf hebben positief of negatief waarderen. Kinderen met een positief zelfbeeld voelen zich gelukkig en tevreden, terwijl
Pleegwijzer
April 2008
kinderen met een negatief zelfbeeld zich ongelukkig, depressief of angstig voelen. Vanaf een jaar of zeven ontwikkelt een kind zijn zelfbeeld. Hiervoor moet uw pleegkind de mogelijkheid hebben om op afstand te kijken naar zijn eigen functioneren. MLK-kinderen leggen moeilijk verbanden, waardoor het voor hen moeilijk is om emoties van anderen en zichzelf te plaatsen en daardoor te hanteren. Emoties zijn vaak basaal: verdriet, blijheid en boosheid. Dat heeft voor de omgang met anderen soms belangrijke gevolgen. Als uw pleegkind zich niet prettig voelt kan hij dat op een extreem boze manier uiten, wat weer op onbegrip van de ander stuit. Een extra beperking voor MLK-kinderen is dat zij een beperkt taalbegrip hebben en zo onvoldoende in staat zijn om te verwoorden wat hen dwars zit. MLK-pleegkinderen zijn sterk gericht op zichzelf, waarbij ze volledig in zichzelf opgaan. Ze zijn inhalig, sluiten zich af voor anderen en kunnen moeilijk vrienden maken. Deze uitingen lijken op sociaal onaangepast gedrag. Dikwijls is dit een kwestie van overleven voor het kind. Vanuit hun opvoedingsgeschiedenis hebben zij geleerd dat dit de enige manier is om zich staande te houden. Door het mechanisme van overleven lijkt het vaak dat de gewetensontwikkeling hiaten vertoont. Het overleven komt in de eerste plaats.
Pleegwijzer
April 2008
d. Gewetensontwikkeling Het innerlijke besef van goed en kwaad noemt men het geweten, een innerlijk richtsnoer of kompas genoemd. Het gaat om een stelsel van normen en waarden waarin iemand gelooft en waarop hij zijn gedrag probeert af te stemmen. Op de leeftijd van tweeënhalf jaar weet een kind al aardig wat vader of moeder goed zullen vinden, maar het kind gaat er vanuit dat dat alleen geldt als vader of moeder in het gezichtsveld is. De volgende stap is dat het kind onbespied iets fouts doet. Het zegt tegen zichzelf dat het dat niet mag doen, maar gaat er toch mee door. In een volgende fase weet het kind dat het iets niet mag, maar geeft het de schuld aan een ander. Op vier jarige leeftijd hebben de meeste kleuters die aan regels zijn gehouden al iets van een innerlijke rem. Maar ze snappen de principes die aan de ge- of verboden ten grondslag liggen nog niet. Dat begint zo ongeveer op zes-, zevenjarige leeftijd. Naarmate de leeftijd vordert, ontwikkelt het geweten zich steeds verder. Door te spelen kan uw pleegkind allerlei vaardigheden oefenen en uitbreiden, zoals contact maken en weer terugtrekken, samenwerken en sociale omgang. Spel is van groot belang voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van uw pleegkind. Al spelend kan hij uiting geven aan de in hem levende behoeften en de daarbij behorende emoties. Hij kan door spel indrukken uit het dagelijkse leven ordenen en een plaats geven in zijn leven. Bij veel MLK-kinderen valt hun achterstand in de ontwikkeling pas op, als ze naar de basisschool gaan. Ze vallen dan op doordat sociaal en cognitief inzicht ontbreekt en ze langzaam leren. Bij hun spel valt op dat samen spelen vaak problemen oplevert, ze mengen zich onhandig of agressief in het spel van anderen of staan aan de zijlijn. In contact met andere kinderen zijn zij dikwijls erg op zichzelf gericht. Hun eigen behoeftebevrediging staat voorop.
e. De motorische ontwikkeling De motorische ontwikkeling gaat over het hele bewegingsapparaat. Ze heeft een belangrijke invloed op de algehele ontwikkeling van het kind. Een kind dat achterblijft in de motorische ontwikkeling blijft meestal ook achter in de verstandelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling. Het kan dat uw pleegkind onvoldoende gestimuleerd is in zijn motorische ontwikkeling, omdat ouders soms onvoldoende daartoe in staat geweest zijn. Hierdoor kan een achterstand zijn ontstaan in zijn motorische ontwikkeling. Voor de motorische ontwikkeling is het belangrijk dat het lichaam van een kind gezond is. Dat betekent dat naast onderstimulering, een niet-juiste verzorging bijdraagt aan een vertraagde motorische ontwikkeling. Goede lichamelijke verzorging en stimuleren van de motorische ontwikkeling hebben meestal een positieve invloed op de hele ontwikkeling van het kind. Bied uw pleegkind prikkels en materialen aan waardoor het aantrekkelijk wordt om zich te bewegen. Zorg ervoor dat de bewegingen zinvol of prettig zijn, zodat het kind er naar zijn idee iets mee bereikt. Ook is het belangrijk om uw pleegkind te belonen voor de vorderingen die hij maakt. Als de motorische achterstand te maken lijkt te hebben met spastische of niet goed ontwikkelde spieren, kan een fysiotherapeut worden geraadpleegd. Een ergotherapeut kan hulp bieden bij aangepaste hulpmiddelen, zoals aangepast bestek.
f. Seksuele ontwikkeling De seksuele ontwikkeling is onderdeel van de gehele ontwikkeling van de mens en vindt plaats binnen een bepaalde context: gezin, familie, school en buurt. Normen en waarden worden bepaald door die context. Typisch meisjes- of jongensgedrag wordt in sterke mate bepaald door de manier waarop de ouders zelf hun man- of vrouwrol vervullen. Ook genetische factoren zijn van groot belang zijn.
Pleegwijzer
April 2008
Rond het tweede, derde levensjaar weet een kind dat het een meisje of een jongetje is en rond het zesde jaar weet het kind dat dit blijvend is. Het bewust worden van jezelf als een mannelijk of vrouwelijk persoon heet geslachtsidentiteit. Tegelijk met deze ontwikkeling leert het kind de typische houdingen en gedragingen die 'horen' bij de man- en vrouwrol. Kinderen leren door ontdekken. Tijdens deze ontdekkingstocht leren zij ook hun eigen lichaam kennen. Het aanraken van het eigen lichaam en dat van anderen hoort bij dit proces. Kinderen spelen met elkaar en raken elkaar daarbij aan. Ze raken ook elkaars geslachtsdelen aan. Ze willen bij elkaar kijken als ze naar de wc. gaan en zijn benieuwd waar plas en poep vandaan komen. Seksueel gedrag met elkaar of seksuele spelletjes worden vooral waargenomen bij kinderen tussen de drie en de vijf jaar. Het in het openbaar spelen van seksuele spelletjes wordt over het algemeen door ouders en de omgeving afgekeurd. Door deze reacties en het zich ontwikkelende schaamtegevoel raakt seksualiteit meer privé. Vanaf het zesde jaar wordt dan ook minder openlijke seksualiteit zichtbaar. Rond de puberteit gaat de seksuele interesse uit naar seksuele handelingen, seks op papier of in de fantasiebeleving. Schoolfeestjes, disco's en het zonder ouders uitgaan, geven de mogelijkheid tot het uitproberen van toenaderingsgedrag en erotische verkenningen. Voorlichting over seksualiteit op technisch(informatie), emotioneel(belevingsaspecten) en sociaal gebied (sociale vaardigheden, relaties) is belangrijk voor de seksuele ontwikkeling van uw pleegkind. Over voorlichting aan verstandelijk beperkte kinderen bestaan diverse boekjes, informatieve folders en ondersteuningsprogramma’s.
Seksualiteit en seksuele beleving Waarschijnlijk ontwikkelt het proces van geslachtsidentiteit zich voor MLK-(pleeg)kinderen in principe net zo als bij normaal begaafde kinderen. Ook MLK-(pleeg)kinderen gaan puberen en tonen interesse in het andere geslacht. Toenaderingsgedrag en erotische verkenningen zijn voor MLK-(pleeg)kinderen niet zo vanzelfsprekend, omdat het voor hen vaak moeilijk is om op gepaste wijze sociale contacten aan te gaan. Dit kan gevoelens van frustratie geven. U zult uw pleegkind dikwijls moeten ondersteunen en begeleiden bij het leggen van contacten. Het is belangrijk dat u zich realiseert dat seksuele opvoeding ook een deel van de opvoeding is. Bepaal zelf, eventueel in samenspraak met uw ambulant hulpverlener, wat u wel en niet toelaatbaar vindt voor uw pleegkind op seksueel gebied. Bedenk hoe u dit wilt bespreken met uw pleegkind. Uw pleegkind heeft zelf de keuze of en met wie hij een relatie aangaat. Bedenk hierbij dat uw MLK-pleegkind gemakkelijk beïnvloedbaar is, waardoor hij gevaar loopt te worden misbruikt. Het krijgen van kinderen is voor veel MLK-jongeren een grote wens, maar de opvoeding van kinderen stelt hen vaak voor problemen. Verzorgen in de vorm van eten geven en verschonen lukt vaak nog wel. De moeilijkheden ontstaan pas, als er opvoedvaardigheden aan hem gesteld worden, zoals het consequent zijn, inzicht geven in het hoe en waarom etc. Sommige pleegkinderen hebben nare ervaringen gehad op seksueel gebied. Deze kinderen hebben hun eigen lichaam en het lichaam van anderen niet op een veilige manier leren ontdekken. Uw pleegkind kan hierdoor beschadigd zijn. U pleegkind kan angstig zijn geworden en/of een negatief zelfbeeld hebben ontwikkeld. Uw pleegkind kan ook bang voor lichamelijk contact zijn, omdat hij niet geleerd heeft volwassenen hierin te vertrouwen. Probeer uw pleegkind minder kwetsbaar te maken door hem te leren wat wel en niet kan in het lichamelijke contact. Er is ook een groep pleegkinderen die door ervaring met seksueel misbruik anders reageert. Doordat deze kinderen niet geleerd hebben wat passend is in een situatie en bij hun leeftijd, vertonen zij vaak seksueel grensoverschrijdend gedrag. Door middel van bijvoorbeeld seksueel getinte opmerkingen of het uitdagend laten zien van hun eigen lijf proberen zij warmte of aandacht te krijgen. Zo hebben zij in het verleden aandacht gekregen.
Pleegwijzer
April 2008
Wanneer u zorgt voor een seksueel misbruikt pleegkind: (zie ook hoofdstuk 8 bijzondere omstandigheden) Accepteer geen geheimencultuur in het gezin. Kijk niet uitsluitend naar het seksuele misbruik, maar blijf uw pleegkind als geheel zien. Geef uw pleegkind positieve aandacht. Spreek openlijk over seksualiteit. Leer uw pleegkind wat normaal is op het terrein van seksualiteit. Wees alert op herhaling van seksueel misbruik. Mogelijk zoekt uw seksueel misbruikte pleegkind seksuele toenadering tot anderen binnen uw gezin. Ben hier alert op. Vermijd stoeien en andere spelletjes met lichamelijk contact (zeker in het begin). Iedereen in het gezin moet rekening houden met de privacy tijdens baden, naar de wc gaan, aankleden enz. (bv. niet naakt van de badkamer naar de slaapkamer lopen, of uw pleegkind bij een ander kind laten slapen.) Peuter- en kleuterspelletjes dienen een middel te zijn om het kind te leren om op een adequate manier met het lichaam om te gaan en zijn grenzen te hanteren.
Gedragskenmerken Het is niet eenvoudig om eenduidig aan te geven welke gedragskenmerken MLK-kinderen hebben. Individuele kenmerken en omgevingsfactoren bepalen mede hoe een kind in het leven staat en hoe het zich gedraagt. Sommige kenmerken kunnen vreemd op ons overkomen zonder dat ze direct problemen voor de omgeving opleveren. Hieronder worden enkele regelmatig voorkomende gedragskenmerken genoemd die wel problemen in de sociale omgang kunnen veroorzaken: o o o o
Teruggetrokken gedrag (‘ik kan het toch niet’), verlegen, of juist heel stoer of brutaal. Nauwelijks vriendjes, vrijmoedig in contacten, clownesk gedrag, beperkte belangstelling voor andere kinderen, vluchtige contacten, Extreme vormen van boosheid, in vreemde situaties snel in paniek, weinig zelfkritiek, gering normbesef, Weinig zelfvertrouwen, bemoeizuchtig,
Als reactie op het gevoel van onvermogen kan uw pleegkind zich terugtrekken of juist heel stoer of brutaal doen. Deze laatste groep overschreeuwt eigenlijk het gevoel van onvermogen dat ze ervaart, wil zich niet laten kennen. Realiseert u zich dat aan dit gedrag een diepere oorzaak ten grondslag ligt en bedwing uw neiging in te gaan op het gedrag door bijvoorbeeld het brutale gedrag te bestraffen. Dit levert het gevaar op van het ontstaan van een negatieve spiraal in de omgang met elkaar.
Gedragsproblemen MLK-pleegkinderen hebben naast deze gedragskenmerken ook regelmatig gedragsproblemen, die voortkomen uit hun levensgeschiedenis en omgevingsfactoren. Een betere benaming is 'moeilijk verstaanbaar' gedrag.
Paniekaanvallen Paniekaanvallen ontstaan uit nervositeit, maar ook als reactie op onverwachte gebeurtenissen of plotselinge veranderingen zoals een pleegzorgplaatsing. Houd er rekening mee dat de oorzaak in het verleden van het kind kan liggen en dat een eventuele associatie met het verleden de paniekaanval (heeft) veroorzaakt. Het is belangrijk erachter te komen wat de paniekaanval heeft veroorzaakt. Mogelijk kan er dan iets aan de aanleiding of oorzaak worden gedaan. Wanneer de oorzaak moeilijk te herleiden is en deze zich op elk moment van de dag zou kunnen voordoen, is het raadzaam om een arts te raadplegen. Deze kan onderzoeken of er een lichamelijke oorzaak of ziekte aan ten grondslag ligt. De paniekaanvallen zijn eventueel met behulp van medicatie te onderdrukken.
Pleegwijzer
April 2008
Seksueel overschrijdend gedrag Dit gedrag kan voorkomen rond de puberteit. Bij jongere MLK-pleegkinderen kan dit gedrag ook voorkomen, vooral als het kind in zijn verleden seksueel misbruikt is. Het gaat dan om seksueel gedrag dat niet bij de leeftijd past. Uw pleegkind heeft geleerd dat het door middel van seks aandacht krijg. Hij denkt dat het normaal is om op die manier aandacht te krijgen. Tips Laat het pleegkind door uw eigen gedrag zien, hoe je, op een niet seksuele manier, contact met elkaar kunt maken. Geef bij seksueel overschrijdend gedrag duidelijk uw grenzen aan, maar bedenk dat uw pleegkind nooit anders geleerd heeft. Leer uw pleegkind dat hij over zijn eigen lichaam beschikt en waar de grenzen liggen in lichamelijk contact. Uw pleegkind mag zelf aangeven, wanneer hij het lichamelijke contact niet prettig vindt.
Extreem claimend gedrag Sommige MLK-(pleeg-)kinderen zijn bang om de mensen te verliezen aan wie ze gehecht zijn. Het kan zijn dat uw pleegkind het liefst de hele dag zo dicht mogelijk bij u is. Hij loopt dan continu achter u aan, hangt aan uw kleren, weigert om alleen achtergelaten te worden in een ruimte en begint te huilen of te schreeuwen zodra u uit zijn gezichtsveld verdwijnt. Uw pleegkind kan het u bijna onmogelijk maken om even iets zelf te doen. Maak uw pleegkind medeverantwoordelijk bij erg claimend gedrag en probeer de aandacht ergens anders op te vestigen.
Grensoverschrijdend gedrag (MLK-pleeg-)kinderen gaan op zoek naar de grenzen van de pleegouders (of bijvoorbeeld zijn leerkrachten). Uw pleegkind wil weten of u betrouwbaar bent en of hij ondanks zijn gedrag mag blijven. Hij zoekt duidelijkheid en veiligheid. Dit kan soms erg ver gaan, omdat een MLK-(pleeg)kind door zijn beperkte inlevingsvermogen de grenzen van de ander niet kan aanvoelen. Daardoor leert hij ook bijna nooit begrijpen dat een ander niet gestoord wil worden als die in gesprek is. Uw pleegkind zal hier regelmatig op gewezen moeten worden. Omgekeerd is het vaak wel zo dat een MLK-pleegkind verwacht dat een ander met hem meevoelt. Bied uw pleegkind alternatief gedrag aan voor ongewenst gedrag. Een kind kan zijn woede beter bekoelen op een boksbal dan op iemand uit zijn omgeving. Een MLK-pleegkind kan vaak moeilijk zelf aangeven wat de oorzaak van zijn gedrag is. U zult zelf naar de oorzaken moeten zoeken, al of niet met ondersteuning van uw ambulant hulpverlener. Telkens weer zal de betekenis of functie van het gedrag bekeken moeten worden. Telkens weer zal uw begrip gevraagd worden: 'Dit gedrag is heel vervelend voor ons maar, uw pleegkind kan er wat belangrijks mee zeggen, wat het niet in woorden kan uitdrukken.'
Overdadig eetgedrag bij MLK-(pleeg)kinderen Kinderen die door hun ouders/verzorgers verwaarloosd zijn, zijn vaak onverzadigbaar. Dit gedrag komt ook voor bij verschillende syndromen (o.a. Prader Willi syndroom, het Syndroom van Down, als gevolg van een schildklierafwijking). In dergelijke gevallen is het belangrijk dat u maatregelen neemt door o.a te letten op het eetgedrag van uw pleegkind of het volgen van een dieet. Houd eten buiten bereik. Soms is er met medicijnen iets aan te doen. Gebruik bij het eten kleine borden. Dan kan het kind wel zijn bord helemaal vol scheppen. Maar ook gezelligheid rondom het eten is belangrijk als positief moment.
Pleegwijzer
April 2008
Automutilatie Automutilatie (ofwel zelfverwonding) komt bij MLK-pleegkinderen vooral voor als uiting van machteloosheid of onlustgevoelens zoals boosheid, angst of verveling. Uw pleegkind heeft geen andere middelen beschikbaar om zijn gevoelens te uiten.
Pleegouders tegen elkaar uitspelen Een MLK-pleegkind voelt vaak haarscherp aan waar een 'gaatje' zit om net dat éne voor elkaar te krijgen. Het kind zal dit doen, gericht op zijn eigen voordeel (ook al is hij zich daar niet altijd van bewust). Dit is een overlevingsmechanisme. Uw pleegkind heeft in het verleden geleerd dat niet de relatie die je met iemand hebt belangrijk is, maar dat het in eerste instantie gaat om overleven. Als u, als pleegouders niet op één lijn zit, zal uw pleegkind dit uitspelen. Een bijkomend gevolg kan zijn dat uw pleegkind een concurrentiestrijd ontketent tussen u en uw partner. De ene pleegouder is volgens het kind liever dan de andere, want daar mag hij meer van. Maar ook bij pleegouders die wel op één lijn zitten, wil het kind na het 'nee' van de één het nog wel eens bij de ander proberen.
Pleegwijzer
April 2008
3. School en dagbesteding a. Peuteropvang Doorgaans gaat uw MLK-pleegkind naar de reguliere peuteropvang. Realiseert u dat de ouders van uw pleegkind anders tegen zaken kunnen aankijken. Zij worstelen vaker met de acceptatie van hun verstandelijk beperkte kind. Ze willen misschien dat het kind zoveel mogelijk leert, terwijl u het misschien belangrijker vindt dat het zich zo prettig mogelijk voelt.
b. Speciale scholen voor basisonderwijs Uw MLK-pleegkind kan vanaf zijn vierde jaar naar een speciale school voor basisonderwijs. Elke gemeente heeft hierin een eigen aanbod. Om de mogelijkheden van een MLK-kind te bepalen wordt over het algemeen psychologisch onderzoek gedaan. Veel scholen beschikken ook over de mogelijkheid om een beroepskeuzetest af te nemen, zodat gekeken kan worden waar de interesses van uw pleegkind naar uitgaan. MLK-kinderen leren vooral door te oefenen. De speciale school speelt hierop in door hen concrete dingen aan te bieden en concrete situaties te laten ervaren en beleven. De zintuigen en motoriek spelen daarbij een centrale rol samen met taalondersteuning. Uw ambulant hulpverlener kan u en de ouders verder informeren of ondersteunen in de zoektocht naar de meest geschikte school voor uw pleegkind. Onder speciale scholen voor basisonderwijs vallen: IOBK-scholen (scholen voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters), MLK-scholen (scholen voor moeilijk lerende kinderen) en Lom-scholen (scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden). Per gemeente wordt anders omgegaan met de organisatie van dit onderwijs. Bij verschillende integratieprojecten volgen MLK- kinderen een aantal lessen per week op de reguliere basisschool. Uw pleegkind kan hiervan gebruik maken, zolang hij meekan en zich er prettig bij voelt. Uw MLK-pleegkind kan in het kader van het project Weer Samen Naar School ook volledig naar de reguliere basisschool. De school kan geld krijgen voor extra begeleiding. Aan de meeste MLK-scholen zijn een logopedist en een speltherapeut verbonden. De logopedist oefent met uw pleegkind als hij problemen met spraak, taal of stem heeft. De speltherapeut geeft begeleiding bij emotionele en/of gedragsproblemen. Ook is er vaak een orthopedagoog aan het speciale onderwijs verbonden die met u, de ouders en schoolleiding de ontwikkeling van uw pleegkind volgt en adviezen en sturing geeft bij leer- en gedragsmoeilijkheden.
c. Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) Het VSO richt zich op MLK-leerlingen van ongeveer veertien tot maximaal twintig jaar. Op deze school bouwt men voort op wat uw pleegkind in de voorgaande jaren aan kennis en vaardigheden heeft geleerd. Ook komt de overstap naar de maatschappij in zicht en daarop worden de leerlingen voorbereid. Er wordt geen gerichte beroepsopleiding gegeven, maar er staan wel praktijkgerichte activiteiten op het lesrooster. Uw pleegkind gaat stage lopen (bv in een verzorgingshuis of winkel) om te kijken naar zijn mogelijkheden.
d. Individueel voorbereidend beroepsonderwijs (VBO) Uw pleegkind kan ook doorstromen naar het IVBO wanneer hij boven het gemiddelde functioneert en deze vorm van onderwijs sociaal-emotioneel aankan. De begeleiding door de leerkrachten is niet zo intensief als op VSO-scholen. Uw pleegkind moet daarom behoorlijk zelfstandig kunnen functioneren. Dit is lang niet altijd haalbaar.
Pleegwijzer
April 2008
e. Leerling-vervoer Als uw pleegkind, door zijn geestelijke, zintuiglijke of lichamelijke handicap of leeftijd, niet in staat is zelfstandig met het openbaar vervoer naar school te gaan, dan is de gemeente verplicht om passend vervoer te regelen. U kunt een beroep doen op de regeling leerlingenvervoer, waarvoor iedere gemeente haar eigen beleid heeft. In de verordening voor het leerlingenvervoer staat of u recht hebt op vervoer of op een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de vervoerskosten.(zie ook hoofdstuk 7 financiën)
f. Dagbesteding Nadat uw pleegkind de leeftijd van 20 jaar heeft bereikt, kan hij niet meer naar school en moet andere dagbesteding zoeken. Afhankelijk van zijn mogelijkheden en interesses kan hij een baan zoeken. Een jobcoach begeleidt uw pleegkind in het arbeidsproces. Een andere plek waar uw MLK-pleegkind kan werken is de sociale werkplaats. Een sociale werkplaats is een werkplek waar mensen werken die om verschillende redenen niet mee kunnen draaien in het normale arbeidsproces. Dit kan een lichamelijke reden hebben, maar bijvoorbeeld ook een psychische reden. Houdt rekening met lange wachttijden, als u uw pleegkind wil inschrijven bij vormen van dagbesteding. Schrijf hem tijdig in.
g. Weekend- en vakantieopvang Pleegouders kunnen gebruik maken van weekend- of vakantieopvang voor hun MLK-pleegkind om nieuwe energie op te kunnen doen of even de aandacht op de eigen kinderen te kunnen richten. Uw pleegkind heeft dan de gelegenheid om met vriendjes of vriendinnetjes van hetzelfde niveau te spelen. Uw pleegkind gaat in principe met u mee op vakantie. In uitzonderingssituaties kan opvang geregeld worden in een vakantiepleeggezin. (zie ook hoofdstuk 2, pleegzorgvarianten)
TIPS Er worden speciale vakanties georganiseerd voor gezinnen met een (pleeg)kind met een beperking of handicap. Uw ambulant hulpverlener kan u hierover verder informeren Probeer regelmatig tijd te nemen voor uw eigen gezin of relatie zonder de aanwezigheid van uw pleegkind. Eigen kinderen hebben ook behoefte aan uw ongedeelde aandacht. Het kan heilzaam zijn om samen weg te zijn en te merken dat u uw pleegkind (net als normale kinderen) aan de zorg van anderen kunt overlaten. Via de thuiszorgorganisatie kunt u een oppas, speciaal voor gehandicapte (pleeg-)kinderen, regelen. Deze oppaspool bestaat uit vrijwilligers met gerichte ervaring. De VOGG (Vereniging voor ouders en verwanten van mensen met een verstandelijke handicap) organiseert op verschillende plaatsen aparte zwemuren voor gehandicapte kinderen.
Pleegwijzer
April 2008
4. Ouders van uw pleegkind Pleegouders delen het ouderschap met de ouders en de familie van hun pleegkind. De meeste pleegouders hebben in de loop van de tijd regelmatig contact met de ouders van hun pleegkind. Deze contacten verlopen soms goed en soms moeizaam. In dit onderdeel vindt u informatie over de redenen van een uithuisplaatsing en de gevoelens die ouders kunnen hebben, als zij te horen krijgen dat hun kind gehandicapt is. Deze gevoelens kunnen, naast een aantal andere redenen, (soms noodzakelijk) leiden tot het besluit het kind (tijdelijk) niet zelf op te voeden. Vervolgens komen de gevoelens van ouders over het pleeggezin aan de orde.
Redenen voor uithuisplaatsing Er kunnen allerlei redenen zijn om te besluiten een kind uit huis te plaatsen. In het ene geval nemen ouders zelf dat besluit en in het andere geval proberen instanties hen daarvan te overtuigen. In bijna alle gevallen gaat het om een moeizaam en pijnlijk proces. Er is zelden sprake van onwil bij ouders om een goede opvoeding te geven aan hun kind met een verstandelijke beperking.
Opvoedingsonmacht MLK-kinderen doen veel aanspraak op de pedagogische vaardigheden van ouders. Sommige ouders kunnen die taak, vanuit hun eigen levensgeschiedenis en toerusting, niet aan (hoewel ze dit wel zouden willen). Een deel van hen is in meer of mindere mate zelf verstandelijk gehandicapt en heeft net voldoende mogelijkheden om zichzelf staande te houden in de maatschappij . Hun (MLK-)-kind zelf opvoeden lukt dan niet meer.
Wegvallen hulp en steun Ouders van een MLK-kind hebben bij de opvoeding regelmatig steun en hulp nodig van anderen. Deze kan geboden worden door grootouders of andere familie (mantelzorg) of door professionele hulpverleners, zoals MEE. Wanneer deze steun wegvalt, kunnen de ouders in de knel komen met directe gevolgen voor de opvoedingssituatie.
Eigen verstandelijke beperking Wanneer de ouders van uw pleegkind zelf een verstandelijke beperking hebben, zijn zij onvoldoende in staat onderscheid te maken tussen hun eigen behoeftes en de behoeftes van hun kinderen. Vaak herkennen ze de primaire behoeftes van hun kinderen niet of onvoldoende, waardoor er risicovolle situaties kunnen ontstaan. Orde, rust en regelmaat ontbreekt dikwijls in deze gezinnen.
Pleegwijzer
April 2008
5. 18+ MLK-pleegkinderen Zodra uw pleegkind achttien wordt, verandert de pleegzorg. De ouders (vrijwillige of OTS plaatsing) of de voogdij-instelling (voogdijplaatsing) hebben tot het achttiende jaar het gezag en beslissen over de toekomst van uw pleegkind. Gezamenlijk (pleegouders, ambulant hulpverlener, ouders, plaatser en pleegjongere) overlegt u over de toekomst van de jongere. Uw pleegkind zal mogelijk geen volledig zelfstandig leven kunnen leiden als het meerderjarig is. Hij zal altijd in meer of mindere mate afhankelijk zijn van anderen. Veel MLK-pleegkinderen gaan niet meteen op hun achttiende verjaardag de deur uit, omdat ze hier vaak nog niet aan toe zijn. Door hun handicap en de opvoedingsproblemen die ze in hun vroege jeugd hebben ondervonden, lopen velen achter in hun ontwikkeling. Soms kan uw pleegkind nog een paar jaar doorgroeien, als hij bij u blijft wonen. Wanneer dit wenselijk is, kan de plaatsende instantie besluiten tot verlengde hulpverlening. Deze verlenging moet een half jaar voordat uw pleegkind 18 wordt aangevraagd worden bij de plaatser. Wanneer deze een indicatie voor verlengde hulp afgeeft, kan uw pleegkind nog maximaal 2 jaar als pleegkind door u worden verzorgd en opgevoed. U behoudt dan uw recht op begeleiding en pleegvergoeding. Ook zonder indicatiebesluit kunt u voor uw pleegkind blijven zorgen wanneer alle partijen dit wensen. U hebt echter geen recht meer op ondersteuning en pleegvergoeding. Uw pleegkind kan eventueel uit zijn eigen inkomsten kostgeld aan u betalen. Wanneer de ouders niet in staat zijn om hun kind verder te ondersteunen en op te voeden, kunt u de rechter verzoeken om tot curator of mentor te worden benoemd. Let op: Voordat uw pleegkind meerderjarig is, moet die zeggenschap via een rechterlijk besluit zijn vastgelegd. Uw pleegkind moet uit zijn inkomsten, bijvoorbeeld de Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten), zelf een bijdrage leveren in de kosten voor de jeugdhulpverlening. (zie ook hoofdstuk 7)
a. De Wajong De Wajong (wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) is bedoeld voor jonggehandicapten die (deels) arbeidsongeschikt zijn, minimaal vanaf hun 10de verjaardag in Nederland wonen en 18 jaar worden. Zij kunnen dan geen beroep doen op de WAO. Gehandicapte jongeren die voor tenminste 25% arbeidsongeschikt zijn, kunnen aanspraak maken op een Wajanguitkering. De uitkering wordt steeds toegekend voor een periode van vijf jaar en de hoogte is afhankelijk van leeftijd en mate van arbeidsongeschiktheid. Uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van die termijn krijgt uw pleegkind bericht van de uitvoeringsinstantie dat hij een nieuwe aanvraag moet indienen. Uw 18+ pleegkind heeft recht op een Wajonguitkering nadat hij 52 weken onafgebroken voor tenminste 25 procent arbeidsongeschikt is geweest (wachttijd). Uw pleegkind of zijn wettelijke vertegenwoordiger kan de aanvraag en aanmelding doen bij het UWV in uw regio. Uw pleegkind moet medisch gekeurd worden. Aanmelden: Binnen 13 weken na de 17de verjaardag. Aanvraag indienen: Binnen 9 maanden na de 17de verjaardag. (formulieren verkrijgbaar bij het postkantoor)
b. Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende Gehandicapte kinderen(TOG). Thuis uw gehandicapte pleegkind verzorgen kost veel extra zorg. U kunt een tegemoetkoming aanvragen (TOG), bij de Sociale Verzekeringsbank. Dit is een financiële tegemoetkoming voor ouders of verzorgers (dus ook pleegouders) die thuis een kind verzorgen dat blijvend of voorlopig blijvend (tenminste 3 jaar) gehandicapt is en maximaal 17 jour oud is.
Pleegwijzer
April 2008
TOG is een tegemoetkoming en geen volledige vergoeding voor extra kosten die u maakt. De vergoeding wordt per kwartaal betaald en is onbelast. U komt niet in aanmerking voor de TOG indien u een toeslag op de pleegvergoeding ontvangt in verband met een geestelijke of lichamelijke handicap (zie hoofdstuk 7 financiën) of een verzorger bent op commerciële basis (betaald pleegouder). Uw pleegkind kan in aanmerking komen voor een korting op of teruggave van belasting voor personen die op jonge leeftijd gehandicapt zijn geraakt. Meer informatie kunt u krijgen bij de Belastingdienst (0800 - 0543).
c. Woonvormen voor MLK-jongeren Als uw pleegkind na zijn 18de niet meer bij u wil of kan blijven wonen, zijn er nog andere woonvormen mogelijk. Hieronder een overzicht.
Gezins Vervangend Tehuis (GVT's) Het gezinsvervangende tehuis is een kleine woonvoorziening voor volwassenen met een beperking, meestal in een gewone woonwijk. Overdag gaat uw pleegkind naar een dagverblijf of naar de sociale werkvoorziening. Het GVT biedt huisvestiging, verzorging en begeleiding en probeert uw pleegkind te betrekken bij het dagelijkse leven in de stad of dorp. Het tehuis probeert de sociale redzaamheid en de zelfstandigheid van uw pleegkind te bevorderen en te behouden. Er zijn ook GVT's voor kinderen tot 18 jaar die overdag naar een ZMLK- school of kinderdagverblijf gaan. Zij worden daar geplaatst als verblijf in een pleeggezin niet meer mogelijk is. Bereid uw pleegkind goed voor wanneer hij naar een andere woonvorm gaat. Soms kan het nodig zijn dat hij eerst een weekeind naar de woongroep gaat om alvast te wennen aan zijn nieuwe omgeving. (zie ook hoofdstuk 9 verhuizen)
Dependances GVT Ook zijn er gewone huizen in de buurt van het GVT waar uw pleegkind in kleine groepen van vier tot zes mensen kan wonen. Uw pleegkind kan met een beperkte begeleiding vanuit het GVT zelfstandig wonen.
Begeleid zelfstandig wonen Uw pleegkind woont zelfstandig, onder begeleiding van beroepskrachten en/of vrijwilligers. De begeleiding is beschikbaar voor een aantal uren per week en bekijkt samen met uw pleegkind hoe het gaat en waar hij nog begeleiding in nodig heeft. Ook zijn er cursussen en gespreksgroepen ter bevordering van zelfstandigheid en sociale redzaamheid.
Samenwonen van jongeren Samenleven met een partner kan erg moeilijk zijn voor uw MLK-pleegkind. Samen met een ander leven vereist het vermogen om te kunnen geven en nemen. Zeker voor MLK-pleegjongeren is het moeilijk om blijvende contacten met iemand te onderhouden. Hiervoor zijn zij dikwijls te gericht op het vervullen van eigen behoeften en stellen zichzelf daarin centraal. Het onvermogen om zich in te leven in de wensen en behoeften van de ander kan op veel onbegrip van de ander stuiten. Dit is een van de meest voorkomende oorzaken van het afbreken van relaties.
Pleegwijzer
April 2008