Grote opgave personele inkomensverdeling
Blz. 1 van 4
personele inkomensverdeling Inkomensverschillen tussen personen kunnen te maken hebben met de verschillende soorten inkomen. 1 Noem drie soorten primair inkomen die tot iemands inkomen kunnen behoren. 2 Geef voor elk van de drie genoemde inkomenssoorten een (echte) oorzaak voor een inkomensverschil tussen twee personen. Een scholier verdient bruto per jaar een bedrag van 5.000 euro. Omdat de hierover te betalen belasting minder is dan de algemene heffingskorting betaalt hij (uiteindelijk) geen belasting. De kinderbijslag van 300 euro per kwartaal rekenen we hem als inkomen toe, evenals de door de overheid verstrekte tegemoetkoming in de schoolkosten van 1600 euro. 3 Verdeel het totale netto inkomen per jaar van deze scholier in een primair, secundair en tertiair gedeelte. In een land hebben 10 miljoen mensen een inkomen. Deze 10 miljoen worden verder de bevolking genoemd. De primaire personele inkomensverdeling van de bevolking in jaar 1 staat in tabel 1. TABEL 1 Inkomens groep
1 2 3 4
Percentage van de bevolking per groep (echte aantallen tussen haakjes) (2 mln) 20 (4 mln) 40 (3 mln) 30 (1 mln) 10
totaal:
(10 mln) 100
Inkomensgrenzen per groep in euro
Gemiddeld *) Afwijking inkomen t.o.v. het ) in een groep gemiddeld * inkomen in euro van de bevolking
0 t/m 10 000 10 001 t/m 30 000 30 001 t/m 60 000 60 001 en meer
4 600 21 300 38 400 (a)
-84% -24% 37% 150%
27 960
0%
)
* gemiddeld: gemiddelde inkomen per persoon Het primair inkomen valt onder een schijventarief inkomstenbelasting waarvan de schijfgrenzen overeenkomen met de inkomensgrenzen uit bovenstaande tabel. Het belastingtarief per schijf is achtereenvolgend 26%, 32%, 40% en 50%. Er geldt een algemene heffingskorting van 4 000,Het primair inkomen –(inkomstenbelasting – heffingskorting) noemt men in dit land PINAB. De heffingskorting wordt ook toegepast als zij groter is dan de inkomstenbelasting. Bij een primair inkomen van nul euro is PINAB dus gelijk aan 0 – (0 – 4 000) = 4 000 euro.
4
Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan 70 000 euro.
Jan de Haan heeft in dit jaar, jaar 1, een primair inkomen van 70 000 euro. 5 Bereken voor een primair inkomen van 70 000,- het bijbehorend inkomen na belasting en heffingskorting.
Grote opgave personele inkomensverdeling
Blz. 2 van 4
Vier jaar later, in jaar 5, zijn de inkomensschijven, de heffingskorting en de schijftarieven nog onveranderd. Intussen ligt het algemeen prijspeil wel 10% hoger dan in jaar 1. Jan de Haan heeft zijn nominaal primair inkomen keurig aangepast zien worden (door zijn werkgever) aan de prijsontwikkeling. 6 7 8 9
Waarom is het nominaal primair inkomen van Jan de Haan in jaar 5 gelijk aan 77 000 euro?. (Voor havo deelvak een bonusvraag). Hoe hoog is de gemiddelde jaarlijkse inflatie in de jaren 2 t/m 5 geweest? Bespreek kort vijf oorzaken voor inflatie: een vanuit de vraagzijde en vier vanuit de aanbodzijde. Hoe noemt men de loonaanpassing van Jan de Haan?
Jan berekent dat zijn netto inkomen minder dan 10% is toegenomen. Hij vergelijkt zijn bruto inkomenstoename met de extra belasting en komt vervolgens tot die conclusie. 10 Geef de berekening die Jan tot zijn conclusie brengt. 11 Bereken de procentuele daling van zijn reëel netto inkomen in jaar 5 t.o.v. jaar 1. Zijn belastingadviseur legt hem uit dat, wanneer de overheid inflatiecorrectie in de belastingheffing had toegepast, zijn netto inkomen wel met 10% zou zijn toegenomen. Door inflatiecorrectie zouden de heffingskorting en de bovengrenzen van de inkomensschijven met 10% (in 4 jaar) zijn verhoogd. 12 Leg uit dat Jan’s netto inkomen door inflatiecorrectie met 10% zou zijn toegenomen. Ga terug naar TABEL 1. Uit tabel 1 kan een Lorenzcurve worden afgeleid, die voor elk percentage van de bevolking aangeeft welk percentage van het totale bevolkingsinkomen bij hen terechtkomt. De twee laatste kolommen van onderstaande tabel geven de getallenparen voor de Lorenzcurve. TABEL 2
Percentage Gemiddeld Totaal inkomen van de inkomen per groep bevolking per inkomens× mld euro per groep groep (echte aantallen in euro tussen haakjes) (2 mln) (4 mln) (3 mln) (1 mln)
20 40 30 10
4 600 21 300 38 400 70 000
(10 mln) 100
27960
13 14 15
16
Totaal inkomen per groep in % van het totale inkomen van de bevolking
percentage percentage van de van het bevolking totale inkomen gecumuleerd gecumuleerd
0
0
100
100
100
Bereken de ontbrekende gegevens van TABEL 2; afronden op 1 decimaal. Teken de Lorenzcurve als een vloeiende lijn.. Hoe kan uit de ligging van deze curve ten opzichte van een andere Lorenzcurve worden afgeleid of de inkomensverschillen groter of kleiner zijn (dan bij die andere curve)? Geef in dit verband aan wat wordt bedoeld met :
Grote opgave personele inkomensverdeling
Blz. 3 van 4
een schevere inkomensverdeling, gelijkmatiger verdeling, nivellering en denivellering. Welke overheidsfunctie in de economie heeft te maken met de inkomensverdeling? Geef een voorbeeld van een denivellerende belastingmaatregel.
17
In dit land is een sterke vereenvoudiging van het stelsel van sociale zekerheid doorgevoerd. Behalve voor huursubsidie, kinderbijslag en studietoelagen, waar aparte regelingen voor blijven gelden, bestaat er nog maar één inkomensaanvulling vanuit de collectieve sector: Als iemand een PINAB heeft dat lager is dan 10 000 euro krijgt hij/zij een belastingvrije inkomensaanvulling. Deze aanvulling is een bepaald percentage van het verschil tussen 10 000 euro en PINAB. In onderstaande grafiek is te zien wat de inkomensaanvulling betekent voor het netto inkomen: Netto inkomen na inkomensaanvulling 10000 9800
Netto inkomen
9600 9400 9200 9000 8800 8600 8400 8200 8000 4000
5000
6000
7000
8000
9000
10000
PINAB
18
Bereken het percentage van de inkomensaanvulling.
De netto inkomenslijn is hier getekend voor waarden van PINAB van -6 000 t/m 10 000 euro. 19 Hoe loopt de lijn voor het netto inkomen verder voor hogere waarden van PINAB? Motiveer. De netto inkomens liggen in dit land dichter bij elkaar dan de primaire inkomens. Dat heeft consequenties voor de laatste kolom van tabel 1, als daar de netto inkomens in zouden staan. Dat heeft ook consequenties voor de Lorenzcurve als die voor de netto inkomensverdeling zou worden getekend. 20 Neem de laatste kolom van tabel 1 over en schrijf er een kolom met aannemelijke getallen naast die bij de netto inkomensverdeling zou kunnen horen.
Grote opgave personele inkomensverdeling
Blz. 4 van 4
21
Maak een schets (dus geen ingewikkeld gedoe met precieze plaatsing van getallenparen) waarin de Lorenzcurve van de primaire inkomensverdeling en de Lorenzcurve van de netto inkomensverdeling staan. Zet er de letters P (voor primair) en N (voor netto) bij.
22
Bereken het gemiddeld netto inkomen voor iemand uit groep 1.
Het gemiddeld netto inkomen van iemand uit groep 4 is gelijk aan het netto inkomen van Jan de Haan in jaar 1. De verhoudingsfactor tussen het hoogste en laagste inkomen is gelijk aan: hoogste inkomen ÷ laagste inkomen. Vergelijk de verhoudingsfactor tussen het hoogste en laagste gemiddelde primair inkomen met de verhoudingsfactor tussen het hoogste en laagste gemiddelde netto inkomen. 23 24
=== v1
Met welk percentage neemt deze verhoudingsfactor af door belastingen en uitkeringen? Zou vervanging van het schijventarief door een uniform tarief, een zgn. vlaktax, een toename of afname van dit percentage betekenen? Motiveer je keuze. Extra vwo vragen ====================== Hoe hoog moet het tarief vlaktax zijn als de totale belastingontvangsten gelijk moeten blijven. Geef een berekening.
Aanvullende gegevens: Het nationaal inkomen is gelijk aan het totale primaire inkomen. De overheidsinkomsten zijn gelijk aan de ontvangsten uit inkomstenbelasting. Het financieringstekort bedraagt 3% van het nationaal inkomen. De gemiddelde overheidsschuld is 60% van het nationaal inkomen. De gemiddelde rentelast over de schuld is 5%. De overheidsuitgaven bestaan uit bestedingen, inkomensoverdrachten en rentebetalingen. (Andere inkomensoverdrachten dan de uitkeringen via de belastingdienst blijven buiten beschouwing). v2 v3
Bereken de bedragen die bij de onderstreepte onderdelen behoren. Bereken de collectieve lastendruk.
Antwoorden bij Grote opgave personele inkomensverdeling 1
Het bedrag waarvoor een bedrijf zijn producten verkoopt is voor een deel productie van andere bedrijven en daarbovenop eigen productie (=toegevoegde waarde). De toegevoegde waarde komt dus bovenop de waarde van de ingekochte grondstoffen en diensten. Productie = toegevoegde waarde = omzet minus inkopen grondstoffen. Productie is het samenwerkingsresultaat van arbeid, kapitaal en natuur. Het aandeel van één productiefactor in de toegevoegde waarde is het primair inkomen voor (de leverancier van) die productiefactor. Dus het primair inkomen is wat het voor een bedrijf kost om deze productiefactor te gebruiken. Voor arbeid: loon. Voor kapitaal: interest en winst. Voor natuur: pacht, betalingen voor mijnbouwlicenties … 2 Secundair inkomen = primair inkomen min en plus belastingen/sociale premies en vrij besteedbare inkomensoverdrachten. Tertiair inkomen = secundair inkomen plus en min subsidies en heffingen die aan consumptie vastzitten zoals huurtoeslag, studietoelage, btw en accijnzen. 3 Primair 5000; Tot. secundair 5000 + 4 × 300 = 6200; Tot. tertiair 6200 + 1600 = 8800 4 27960 + 150%×27860 = 2,5×27960= 69900 ≈ 70 000 euro 2 mln × 4600 + 4 mln × 21300 + 3 mln × 38400 + 1 mln × (a) = 10 mln × 27960 Daaruit volgt (a) = 70 000 euro 5 Belasting 26 000; Netto inkomen = 70 000 – (26 000 – 4 000) = 48 000 7 g4 = 1,10 dus g = 1,10 ^ (1/4) ≈ 1,02411 dus 2,411% 10 ∆bruto= 7000; ∆belasting = 50% × 7000 = 3500; ∆netto = 7000 –3500 = 3500 Toename netto inkomen in % : 3500/48000 ×100% ≈7,3% 11 Index netto reëel inkomen = Index netto nominaal inkomen / Index prijspeil Vorig jaar: 1/1=1 Dit jaar: 1,073/1,10 ≈ 0,975 dus een daling van 0,025 = 2,5%. 12 Het deel van het inkomen dat bij een willekeurige schijf behoort is gelijk gebleven. Dus ook de belasting als deel van het inkomen. Dus ook het netto-inkomen in verhouding tot het inkomen. Het netto inkomen is dan eveneens met 10% toegenomen. 13 Kolom 3: 9,2 85,2 115,2 70 279,6; Kolom 4: 3,3% 30,5% 41,2% 25,0% 100,0% Kolom 5 en 6: (0; 0) (20; 3,3) (60; 33,8) (90; 75,0) (100; 100) 18 Bijvoorbeeld als PINAB= 6 000; dan Netto inkomen = 8 800. Dus 2 800 aanvulling. Dat is 70% van (10 000 – 6 000) 19 De waarden voor PINAB en het netto-inkomen zijn vanaf 10 000 aan elkaar gelijk. 20 Al die getallen dichter naar de nul toe. Bijvoorbeeld allemaal × 1/2 22 4600 – (26%×4600 – 4000)= 7404; 7404 + 70%×(10000 –7404) ≈ 9221 23 70000/4600 = 15,2; 48000/9221 = 5,2 ; 5,2 = 34,2% van 15,2 dus het verhoudingsgetal is 65,8% afgenomen. ====== v1 Belasting in miljarden exclusief heffingskorting: 2×26%×4,6 + 4×(26%×10 + 32%×11,3) + 3×(26%×10 + 32%×20 + 40%×8,4) + 1×(26%×10 + 32%×20 + 40%×30 + 50%×10) = 90,3 miljard Nationaal inkomen = 10 mln × 27960 = 279,6 mld Vlaktax = 90,3 / 279,6 ≈ 0,3229 = 32,3% en de heffingskorting blijft daarnaast gewoon bestaan
v2 Belastinginkomsten na aftrek heffingskorting: 90,3 mld – 8 mln×4000 – 2 mln × [26%×4600] = 55,9 mld […] is het stuk van de heffingskorting van inkomensgroep 1 dat niet als uitkering kan worden beschouwd maar als belastingreductie.
Uitgaven = inkomsten + FTK = 55,9 + 3%×279,6 =55,9 +8,4 = 64,3 mld Uitkeringen komen alleen voor bij inkomensgroep 1. Uitkering per persoon is gemiddeld (zie 22): 9221 – 4600 = 4621 Totaal uitkeringen = 2 mln × 4621 ≈ 9,2 mld
Antwoorden bij Grote opgave personele inkomensverdeling Rente: 5% × 60% × 279,6 mld ≈ 8,4 mld Bestedingen = 64,3 – 9,2 – 8,4 = 46,7 mld Opm. het financieringstekort en de rente-uitgaven zijn toevallig gelijk.
v3 55,9 / 279,6 = 20,0% (een zeer bescheiden cijfer ten opzichte van de werkelijkheid).