Referenties Abrams P, Cardozo L et al. The standardization of terminology of lower urinary tract function. Neurourol Urodyn 2002;21: 167-78. Bekkers RLM, Dukel L. Leidraad gynaecologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2005. Bemelmans BLH, Vandoninckx V et al. Prevalentie van ongewild urineverlies bij vrouwen is afhankelijk van de gebruikte definitie. Huisarts Wet 2003;46:137-40. Berg H van de, Lagro-Janssen ALM. Het effect van oestrogenen op urine-incontinentie bij postmenopauzale vrouwen. Huisarts Wet 1998; 41:19-22. Berghmans LCM, Hendriks HJM, De Bie RA, Van Waalwijk van Doorn ESC, Bo K, Van Kerrebroeck PhEVA. Conservative treatment of urge urinary incontinence in women: a systematic review of randomized clinical trials. Br J Urol Int 2000;85:25463. Bezerra CA, Bruschini H. Suburethral sling operations for urinary incontinence in women (Cochrane review). The Cochrane library, 2000. Bo K. Effect of electrical stimulation on stress and urge urinary incontinence. Clinical outcome and practical recommendations based on randomized controlled trials. Acta Obstet Gynaecol Scand 1998;77 (suppl. 168):3-11. Bo K, Berghmans LC. nonpharmacologic treatments for overactive bladder – pelvic floor exercises. Urology 2000;55 (5A Suppl):7-11. Bosch JLHR, Prins A (red.). Urologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2004. Chapple CR, Martinez-Garcia R, Selvaggi L, Toozs-Hobson P, Warnack W, Drogendijk T, Wright DM, Bolodeoku J; for the STAR study group. A comparison of the efficacy and tolera-
38
HET URINE-INCONTINENTIE FORMULARIUM
bility of solifenacin succinate and extended release tolterodine at treating overactive bladder syndrome: results of the STAR trial. Eur Urol 2005;48(3):464-70. DeLancey JO. Structural support of the urethra as it relates to stress urinary incontinence: the hammock hypothesis. Am J Obstet Gynecol 1994;170(6):1713-20. Esch JCM van, Scheurink RGH. Medische hulpmiddelen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2007. Greenwell TJ, Venn SN, Mundy AR. Augmentation cystoplasty. BJU International 2001;88:511-25. Hay-Smith EJC, Bo K, Berghmans LCM, Hendriks HJM, De Bie RA, Van Waalwijk van Doorn ESC. Pelvic floor muscle training for urinary incontinence in women. Cochrane Library Document 2001. Herbison P, Plevnik P, Mantle J. Weighted vaginal cones for urinary incontinence. Cochrane library 2000. Hextall A, Cardozo L. The role of estrogen supplementationin lower urinary tract dysfunction. Int Urogynecol J Pelvic Floor Dysfunct 2001;12(4):258-61. Korinkova V, Kolibas E, Kralova M. Adverse effects of antidepressive agents in hospitalized geriatric patients. Bratisl Lek Listy 1992;93:580-4. Moore KH, Simons A, Dowell C et al. Efficacy and user acceptability of the urethral occlusive device in women with urinary incontinence. J Urol 1999;162:464-8. Popat R et al. Short term results of minimally invasive outpatient local anaesthetic administration of Botulinum toxinA for idiopathic detrusor overactivity. BJU Int 2004;93:54. Schraffordt Koops SE, Bisseling TM, M Heintz AP, Vervest HA. The effectiveness of tension-free vaginal tape (TVT) and quality of life measured in women with previous urogynecologic surgery: Analysis from The Netherlands TVT database. Am J Obstet Gynecol. 2006;195(2):439-44.
REFERENTIES
39
Van der Pal et al. Correlation between quality of life and voiding variables in patients treated with percutaneous tibial nerve stimulation. BJU Int 2006;97:113-6. Van der Vaart CH, Leeuw JRJ et al De invloed van urine-incontinentie op de kwaliteit van leven bij thuiswonende Nederlandse vrouwen van 45-70 jaar. Ned Tijdschr Geneesk 2000; 144:894-7. Voskuilen AC van et al. Long term results of neuromodulation by sacral nerve stimulation for lower urinary tract symptoms: a retrospective single center study. Eur Urol. 2006;49(2): 36672. Yamanishi T, Yasuda K, Sakakibara R et al. Randomized, double blind study of electrical stimulation for urinary incontinence due to detrusor overactivity. Urology 2000;55:353-7.
Meer informatie over Vesicare® / verkorte productinformatie. Samenstelling. Vesicare® 5 mg en Vesicare® 10 mg filmomhulde tabletten bevatten respectievelijk 5 mg en 10 mg solifenacine succinaat overeenkomend met 3,8 mg en 7,5 mg solifenacine. Therapeutische indicatie. Symptomatische behandeling van urge incontinentie en/ of verhoogde mictiefrequentie en aandrang zoals kan voorkomen bij patiënten met het overactieve blaassyndroom. Dosering en wijze van toediening. De aanbevolen dosering voor volwassenen (inclusief ouderen) is 5 mg éénmaaldaags. Indien nodig mag de dosering worden verhoogd tot 10 mg éénmaaldaags. Vesicare® tabletten kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen en dienen met wat vloeistof geheel te worden doorgeslikt. Vesicare® wordt niet aanbevolen bij kinderen. Contra-indicaties. Overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of voor één van de hulpstoffen; urineretentie; onvoldoende gereguleerde gesloten kamerhoekglaucoom; myasthenia gravis; een ernstige gastro-intestinale aandoening (met inbegrip van toxisch megacolon) en patiënten die hemodialyse ondergaan, een ernstige leverinsufficiëntie of matige leverinsufficiëntie hebben en die worden behandeld met een sterke CYP3A4 remmer zoals ketoconazol; en ernstige nierinsufficiëntie. ablaas moeten voor behandeling organische oorzaken van de aandrang en frequente mictie worden uitgesloten. Voorzichtigheid is geboden bij significant gedecompenseerde obstructie van de blaas en risico op urineretentie; gastro-intestinale obstructie of risico van verminderde gastrointestinale motiliteit. Bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinine klaring <30 ml/min) of met matige leverinsufficiëntie of die gelijktijdig worden behandeld met een sterke CYP3A4 remmer, zoals ketoconazol mag de dagelijkse dosering niet hoger zijn dan 5 mg. De veiligheid en werkzaamheid zijn nog niet vastgesteld in patiënten met een neurogene oorzaak van overactiviteit van de blaas. Omdat solifenacine, zoals andere anticholinerge stoffen, wazig zien (in het algemeen licht van aard) kan veroorzaken, kan het vermogen om voertuigen te besturen of machines te bedienen negatief worden beïnvloed. Bijwerkingen. Ten gevolge van de farmacologische eigenschappen van solifenacine kunnen de volgende bijwerkingen optreden. Hieronder worden de categorieën Zeer vaak en Vaak opgesomd, voor overige zie volledige IB tekst: Zeer vaak (>1/10) droge mond. De ernst van de droge mond was over het algemeen licht en leidde in gerandomiseerde onderzoeken slechts in enkele gevallen tot het afbreken van de behandeling. Vaak (>1/100, <1/10) constipatie, misselijkheid, dyspepsie, buikpijn en wazig zien. Aard en inhoud van de verpakking. Strips die 10 filmomhulde tabletten per strip bevatten; drie strips in een kartonnen doos. Volledige productinformatie is op aanvraag verkrijgbaar bij: Astellas Pharma B.V. Postbus 108, 2350 AC Leiderdorp Tel.: 071-5455854 Fax: 071-5455850. Datum laatste wijziging IB tekst 26 november 2008. Astellas Pharma B.V., Postbus 108, 2350 AC Leiderdorp. Tel: 071 - 5455854, Fax: 071 - 5455850.
Geneesmiddelenoverzicht Bron: Het Farmaceutisch Kompas 2007 Botulinetoxine A: BOTOX [Allergan] (poeder voor injectievloeistof; flacon. Bevat per flacon 100 E gezuiverd hemagglutininecomplex (overeenkomend met ca. 6 nanog gezuiverd toxine). Bevat tevens 0,5 mg humaan albumine); DYSPORT [Ipsen] (poeder voor injectievloeistof; flacon. Bevat per flacon 500 E hemagglutininecomplex (BoTx-A) (overeen komend met 12,5 nanog toxine). Bevat tevens 125 microgram humaan albumine. Na reconstitutie bevat de gebruiksklare oplossing 200 E/ml, of (indicatieafhankelijk) 500 E/ml). Darifenacine: EMSELEX [Novartis] (als hydrobromide) (tablet met verlengde afgifte 7,5 mg, 15 mg). Duloxetine: CYMBALTA [Eli Lilly] (als hydrochloride) (capsule, maagsapresistent 30 mg, 60 mg). Oxybutynine: DRIDASE [Altana] (hydrochloride) (stroop 1 mg/ml; 250 ml. De stroop bevat methylparahydroxybenzoëzuur als conserveermiddel. Tablet 2,5 mg, 5 mg); KENTERA [UCB] (pleister met gereguleerde afgifte 36 mg/39 cm2 komt overeen met 3,9 mg/etmaal). OXYBTYNINE TABLETTEN [Div] (hydrochloride) (Tablet 2,5 mg, 5 mg). Solifenacine: VESICARE [Astellas] (succinaat) (tablet 5 mg, 10 mg). Tolterodine: DETRUSITOL [Pfizer] (l-tartraat) (capsule met verlengde afgifte ‘SR’ 2 mg, 4 mg. Tablet, omhuld 1 mg, 2 mg).
NHG-Standaard Incontinentie voor urine Actualisering 2006: herzien t.o.v. de versie van 1995 INCONTINENTIE VOOR URINE
september 2006
NHG-STANDAARD (SAMENVATTING)
M46
RICHTLIJNEN DIAGNOSTIEK Anamnese
Type incontinentie? – Urineverlies tijdens hoesten, niezen, springen, tillen, rennen? – Urineverlies gepaard met sterke aandranggevoelens? – Continu verlies van urine, zonder aandrang? Schat de omvang van het urineverlies en informeer naar gevolgen voor het dagelijks leven. Aanwijzingen onderliggende aandoening? – Mictiefrequentie toegenomen; bemoeilijkte of pijnlijke mictie; hematurie? Bijdragende factoren? – Medicijngebruik, alcohol- en cafeïnehoudende dranken, totale vochtinname. – Cognitieve, visuele of motorische beperkingen. – Pariteit, chronisch hoesten, operaties in het kleine bekken of neurologische aandoeningen. Lichamelijk onderzoek
– Abdomen (mannen en vrouwen): let vooral op operatielittekens, tumoren en urineretentie. – Vaginaal en (bij mannen) rectaal toucher: beoordeel bekkenbodemspieren (rusttonus en bij stress- of gemengde incontinentie wijze van aan- en ontspannen), prolaps en tumoren (vrouwen), prostaat. Aanvullend onderzoek
– Mictiedagboek (3 dagen), tenzij evidente (geïsoleerde) stressincontinentie en geen twijfel ernst. – Urineonderzoek (erytrocyten en tekenen urineweginfectie). Evaluatie
– – – –
Urine-incontinentie: iedere vorm van onwillekeurig verlies van urine; Stressincontinentie: urineverlies uitsluitend tijdens drukverhogende momenten; Urge-incontinentie: urineverlies uitsluitend gerelateerd aan sterke aandrang; Gemengde incontinentie: urineverlies tijdens drukverhogende momenten én gerelateerd aan sterke aandrang. – Incontinentie met op voorgrond niet-urologische factoren (cognitieve, visuele of motorische beperkingen); – Overige vormen van incontinentie: reflexincontinentie, overloopincontinentie of fistelvorming, en incontinentie in combinatie met bemoeilijkte mictie bij mannen (zie NHG-Standaard Bemoeilijkte mictie). RICHTLIJNEN BELEID ALGEMEEN Voorlichting en niet-medicamenteuze behandeling
– – – – – –
Bespreek schaamtegevoelens. Leg bij matige tot ernstige obesitas uit dat gewichtsreductie mogelijk effectief is. Heroverweeg gebruik antipsychotica, antidepressiva en diuretica. Streef naar 1,5 liter vocht per dag en beperk gebruik van alcohol. Behandel, indien van toepassing, motorische of visuele beperkingen. Indien niet-urologische factoren op de voorgrond staan: verwijs naar een gespecialiseerde fysiotherapeut en zoek naar praktische oplossingen (aangepaste kleding en toiletgang, hulpmiddelen zoals toiletverhogers). – Bij alle typen incontinentie komt opvangmateriaal in aanmerking; bescherm de omliggende huid. © 2006, NEDERLANDS HUISARTSEN GENOOTSCHAP, Lomanlaan 103, 3526 XD Utrecht, Telefoon 030-288 17 00
Bijlage bij H&W, 2006, 49, nr. 10, pag. 501.
INCONTINENTIE VOOR URINE
NHG-STANDAARD (SAMENVATTING)
M46
RICHTLIJNEN BELEID STRESSINCONTINENTIE Voorlichting en niet-medicamenteuze behandeling
Leg uit dat de afsluiting van de blaas niet optimaal functioneert en dat bekkenbodemspieren hierbij een voorname rol spelen. Door oefeningen kunnen deze spieren worden versterkt en beter gecoördineerd. Bekkenbodemoefeningen – Instrueer tijdens het toucher en geef schriftelijke instructies mee; herhaal instructies na 2 en 6 weken. Span de bekkenbodemspieren 2 tot 3x per dag in 3 series van 10 maximaal aan gedurende 6 tot 8 seconden, en daarbovenop nog eens 3 tot 4x gedurende 1 à 2 seconden. Doe hierbij of de plas wordt opgehouden of een wind wordt ingehouden, terwijl buik-, bil-, en bovenbeenspieren ontspannen blijven.
– Adviseer bij terugval oefeningen te hervatten; stop als verbetering (mictiedagboek) na 3 maanden uitblijft. – Verwijs patiënten die er niet in slagen de juiste spieren aan te spannen naar gespecialiseerde fysiotherapeut. Hulpmiddelen – Overweeg (ook bij vrouwen zonder prolaps) gebruik van een pessarium. – Bij incontinentie onder bepaalde omstandigheden (zoals sporten): een grote tampon. RICHTLIJNEN BELEID URGE-INCONTINENTIE Voorlichting en niet-medicamenteuze behandeling
Leg uit dat de prikkelbaarheid van de blaas is toegenomen (‘overactieve blaas’); dit wordt onderhouden door frequent te plassen. Blaastraining helpt vaak. Soms helpt het om minder cafeïnehoudende dranken te gebruiken. Blaastraining – Geef schriftelijke instructies mee Stel bij aandrang de plas progressief 5 tot 15 minuten uit en teken dit aan in een dagboek. Stel geleidelijk langer uit. Vaak helpt het om zittend op het toilet de plas op te houden totdat de aandrang verdwenen is.
– Beoordeel na 2 en 6 weken het effect (mictiedagboek); stop als verbetering na 3 maanden uitblijft. – Verwijs patiënten met hypertone bekkenbodemspieren naar een gespecialiseerde fysiotherapeut. Medicamenteuze behandeling
– Start bij onvoldoende effect van blaastraining eventueel behandeling met een anticholinergicum (darifenacine, oxybutinine, solifenacine of tolterodine). – Beoordeel effect na 4 weken; blijf regelmatig balans tussen effectiviteit en bijwerkingen evalueren. RICHTLIJNEN BELEID GEMENGDE INCONTINENTIE
Begin met behandeling van het type incontinentie waarvan de patiënt de meeste hinder ondervindt. Voeg eventueel na 6 weken behandeling van het andere type incontinentie toe. VERWIJZEN
Verwijs wanneer conservatieve therapie onvoldoende resultaat oplevert – vrouwen bij voorkeur naar een samenwerkingsverband tussen uroloog en gynaecoloog. Verwijs eveneens: – wanneer er onduidelijkheid over het type incontinentie bestaat; – mannen jonger dan 65 jaar met incontinentie, anders dan na een prostaatoperatie; – vrouwen met prolaps tot in of voorbij de introïtus van de vagina of vrouwen die kiezen voor operatie; – vrouwen en mannen met reflexincontinentie of overloopincontinentie van nog onbekende origine; – vrouwen en mannen met (vermoeden van) tumoren in de onderbuik.
De volledige tekst van de NHG-Standaard is gepubliceerd in ‘Huisarts en Wetenschap’.