37. NAG HAMMADI : II.4, II.5 Boek II.4 : Wezen van de Machten. In de geest van de Vader van de Waarheid heeft de apostel Paulus ons, met betrekking tot de machten der duisternis, gezegd : 'Wij strijden niet tegen vlees en bloed, maar tegen de machten van het universum en de geesten van het kwaad'. Ik ben gezonden om je te onderwijzen over het wezen der machten. Hun leider is blind. Vanwege zijn macht en onwetendheid en arrogantie, heeft hij over zijn macht gezegd : 'Ik ben god en buiten mij is er geen ander'. Toen hij dat zei, zondigde hij tegen het Al. En deze uitspraak steeg op tot de Onvergankelijkheid. En er ging van de Onvergankelijkheid een stem uit, die zei : 'Je vergist je, Samaël (wat betekent : god der blinden)'. Zijn gedachten werden blind. En zijn macht - dat is de godslastering waarmee hij gesproken had - werd uitgedreven en hij werd tot beneden in de chaos en de afgrond vervolgd door zijn moeder Pistis Sophia. Zij installeerde ieder van zijn zonen, overeenkomstig hun macht, naar het voorbeeld van de eonen boven. Want de zichtbare wereld is uit de onzichtbare ontstaan. Toen de Onvergankelijke naar beneden keek, naar de oorden van het water, verscheen zijn beeltenis in de wateren en de machten der duisternis begeerden haar. Ze konden dit beeld echter, dat aan hen in de wateren was verschenen, niet vastpakken, omdat ze zwak waren. Zij die alleen een ziel hebben, kunnen niet vasthouden wat Geest heeft. Want zij zijn van beneden terwijl het beeld van boven is. Dit is waarom de Onvergankelijke naar de oorden beneden blikte, om vervolgens de wil van de Vader van het Al te verenigen met het Licht. De archonten hielden beraad en zeiden : 'Kom, laat ons een mens maken uit het stof der aarde'. Ze modelleerden hun schepsel zo, dat het geheel aards was. Nu hebben de archonten ... en vrouwelijk ... lichaam, en misgeboorte met een dierachtig gezicht. Ze namen wat stof van de aarde en modelleerden hun mens naar hun lichaam en naar het beeld van de God, die aan hen in de wateren was verschenen. Ze zeiden 'Kom, laten we hem vasthouden door middel van de vorm van ons model, zodat het zijn evenbeeld kan zien ... ... en wij het gevangen kunnen houden in de vorm die we creëerden'. Maar door hun machteloosheid begrepen ze de macht van God niet. De Hoofdarchont ademde in het gezicht van de mens, en de mens kreeg een ziel en verbleef zo lange tijd op de aarde. Maar zij konden hem door hun machteloosheid niet oprichten. Als stormwinden hielden ze vol met blazen, om het beeld dat aan hun in de wateren was verschenen, gevangen e kunnen nemen. Maar zij kenden het wezen van kracht niet. Nu geschiedden al deze gebeurtenissen overeenkomstig de wil van de Vader van het Al. Daarna zag de Geest de zielhoudende mens op aarde vertoeven. En de Geest kwam voort uit het land van Adamas. Hij daalde af en ging in hem wonen en deze mens kreeg een levende ziel. Hij gaf hem de naam Adam, omdat hij gevonden werd terwijl hij over de aarde bewoog. En een stem kwam voort uit Onvergankelijkheid als hulp voor Adam. En de archonten verzamelden alle dieren van de aarde en alle vogels uit de hemel en brachten deze naar Adam om te zien hoe deze ze zou benoemen. En hij gaf aan elk der vogels en aan alle beesten een naam. Daarop namen ze Adam op
en plaatsten hem in de paradijstuin, zodat hij deze kon verzorgen en bewaken. En de archonten gaven hem een opdracht en zeiden : 'Van alle bomen die in het paradijs zijn kan je eten, maar de boom der kennis van goed en kwaad, eet daar niet van, en raak hem ook niet aan ; want op de dag dat je daarvan eet, zal je de dood sterven'. Dat zeiden ze hem, zonder evenwel te begrijpen wat ze gezegd hadden. Het is echter volgens de wil van de Vader dat zij dit op zodanige wijze zeiden dat hij er van zou eten, opdat Adam hen zou zien in hun exclusieve materiële staat van zijn. De archonten hielden onderling beraad en zeiden : 'Kom, laat ons een slaap over Adam brengen' en hij sliep in. De slaap nu die zij over hem hadden uitgestort, is 'onwetendheid'. En hij sliep. Ze verwijderden zijn zijde, die op een levende vrouw leek, en zij bouwden zijn zijde in haar plaats weer op met wat vlees. En Adam werd weer tot alleen ziel. En de geestelijke vrouw kwam tot hem en zei tegen hem : 'Adam, sta op !'. En toe hij haar zag, zei hij : 'Jij bent het die mij leven gegeven hebt. Jij zult Moeder der Levenden worden genoemd ; want zij is het die mijn moeder is, zij is de heelmeesteres en de vrouw, en zij die geboorte gaf'. Toen naderden de archonten tot hun Adam. En toen ze zijn vrouwelijke wederhelft met hem zagen praten, ontstaken ze in zeer grote woede en zij begeerden haar. Ze zeiden onder elkaar : 'Kom, laat ons ons zaad in haa storten', en ze achtervolgden haar. En zij lachte hen uit om hun domheid en blindheid. En in hun greep veranderde zij in een boom en ze liet haar schaduw, die op haar leek, voor hen achter ; en ze bezoedelden die afgrijselijk en ze bezoedelden de vorm, die zij in haar gelijkenis had afgedrukt, zodat zij zichzelf in hun eigen schepping en diens gelijkenis veroordeelden. Toen trad de geestelijke vrouw in de slang, de onderwijzer ; en deze onderwees de aardse vrouw : 'Wat zei hij tegen je ? Was het : van iedere boom in het paradijs mag je eten, maar eet niet van de boom der kennis van goed en kwaad ?'. De vleesgeworden vrouw antwoordde : 'Niet alleen zei : eet niet ! maar zelfs : raak hem niet aan ! op de dag dat je ervan eet zal je de dood sterven'. En de slang, de onderwijzer, zei : 'De dood zal je niet sterven. Hat was uit afgunst dat hij dat tegen je zei. Eerder zullen je de ogen geopend worden en je zult worden als de goden, het goede en kwade kennend'. En de onderwijzer trad uit de slang en liet deze als een aards iets achter. En de vleesgeworden vrouw nam van de boom en at ; en ze gaf haar man zoals aan zichzelf. En deze gestalten, die alleen een ziel hadden, aten. En hun onvolmaaktheid begon te verschijnen in hun gebrek aan kennis ; en ze begrepen dat ze naakt waren van het geestelijke element en ze namen vijgebladeren en bonden deze om de lendenen. Toen kwam de hoofdarchont en vroeg : 'Adam, waar ben je ?', want hij wist niet wat er gebeurd was. En Adam zei : 'Ik hoorde uw stem en was bang omdat ik naakt was ; en ik verborg me'. De archont zei : 'Waarom verberg je je als het niet is omdat je gegeten hebt van de boom van de soort waarvan ik je verboden heb om te eten . Je hebt er dus van gegeten !'. Adam zei : 'De vrouw, die u me gaf, heeft mij gegeven, en ik at'. En de aanmatigende heerser vervloekte de vrouw. De vrouw zei : 'Het was de slang die mij misleidde en ik at'. Zij wendden zich tot de slang en vervloekten zijn schaduw, waarvan ... krachteloos, zonder echter te begrijpen dat dit hun eigen schepsel was. Vanaf die dag stond de slang onder vervloeking van de archonten en
totdat de Volmaakte Mens verscheen, heeft deze vervloeking op de slang gedrukt. Daarna wendden zij zich tot Adam, namen hem op en zetten hem met zijn vrouw buiten de paradijstuin. Voor hen was er geen zegen meer, daar ze onder vervloeking stonden. Daarop wierpen ze de mensen in de grote beslommering en de zorgen van het bestaan, zodat ze bezig gehouden zouden worden door materiële zaken en niet de gelegenheid zouden hebben om zich te wijden aan de Heilige Geest. Daarna baarde Eva Kaïn, hun zoon ; en Kaïn bewerkte het land. Daarop bekende Adam zijn vrouw. En weer zwanger geworden baarde zij Abel ; en Abel was een schaapherder. Kaïn nu bood de vruchten van zijn akker aan, maar Abel bood een van zijn lammeren ten offer aan. God boog zich over de offerandes van Abel, maar nam de offers van Kaïn niet aan. En de vleesgeworden kaïn vervolgde zijn broer Abel. En god vroeg aan Kaïn : 'Waar is je broer Abel ?'. Hij antwoordde : 'Ben ik mijn broers hoeder ?'. Toen zei god tegen Kaïn : 'Luister, de stem van je broers bloed roept mij aan. Je hebt gezondigd met je mond en het zal zich tegen jou keren. Wie het ook is die Kaïn doodt, hij zal zeven wraaknemingen ontketenen en jij zult zuchtend en sidderend op deze aarde verblijven'. Toen bekende Adam zijnsgelijke Eva. Zij raakte zwanger en baarde Seth aan Adam. En ze zei : 'Ik heb, door God, een ander mens gebaard in de plaats van Abel'. Vervolgens raakte Eva weer in verwachting en baarde Norea. En ze zei : 'Hij heeft mij een maagd verwekt als helpster voor vele geslachten der mensheid'. Het is de maagd die niet door de machten bezoedeld is. Toen begonnen de mensen zich te vermenigvuldigen en te veredelen. De archonten hielden onder elkaar beraad en zeiden : 'Kom, laat ons door onze eigen handen een zondvloed veroorzaken en alle vlees, van de mens tot het dier, vernietigen'. Toen echter de opperarchont achter hun beslissing kwam, zei hij tot Noach : 'Bouw voor jezelf een ark van hout, dat niet kan rotten, en verberg je erin, jijzelf, je zonen, de dieren en de vogels des hemels, van de kleinste tot de grootste en zet ze op de berg van Sir'. Daarna kwam Norea om hem te vragen ook in de ark te mogen. Maar toen hij haar niet binnen wilde laten, blies ze tegen de ark en daardoor verbrandde deze. Toen bouwde hij voor de tweede keer een ark. De archonten kwamen nu om haar te ontmoeten, met de bedoeling haar om de tuin te leiden. Hun hoogste leider zei tegen haar : 'Je moeder Eva is tot ons gekomen', maar Norea draaide zich naar hen om en zei : 'Jullie zijn de archonten van de duisternis, jullie zijn vervloekt. Jullie hebben mijn moeder niet gekend, want het was allen haar evenbeeld dat jullie kenden. Zo ben ik niet uit jullie ontsproten, maar het is uit de hemelse wereld dat ik voortgekomen ben'. De aanmatigende archont deed een beroep op al zijn krachten en zijn gezicht werd als een zwart ... Hij zei laatdunkend tegen haar : 'Jij zal ons dienen zoals je moeder Eva dat deed. Want ik heb de ... gekregen'. Norea deed nu een beroep op de kracht van ... zij riep met luide stem op tot de Heilige, de God van het Al : 'Help mij tegen de machten der onrechtvaardigheid en red mij uit hun handen !'. Daarop daalde de engel uit de hemelen en sprak tot haar : 'Waarom roep je God aan ? Waarom handel je zo stoutmoedig tegen de Heilige Geest ?'. Norea vroeg : 'Wie bent u ?' ; de archonten van de ongerechtigheid hadden zich intussen van haar verwijderd.
Hij zei : 'Ik ben Eleleth, de wijze, de grote engel, die in de aanwezigheid van de Heilige Geest staat. Ik ben gezonden om met jou te spreken en je te redden uit de greep van het wetteloze. En ik zal je onderwijzen aangaande je wortel'. ... Wat nu deze engel betreft : ik kan niet over zijn kracht spreken. Zijn verschijning is als fijn goud en zijn gewaad is als sneeuw. Nee, waarlijk, mijn mond kan niet toelaten dat ik over zijn macht en de verschijning van zijn gezicht spreek. Eleleth, de grote engel, sprak tot mij : 'Ik ben het die "begrijpen" is. Ik ben één van de vier lichtdragers die in de aanwezigheid zijn van de grote onzichtbare Geest. Denk je dat deze archonten enige macht over je hebben ? Niemand van hen kan op tegen de macht van de wortel van de waarheid, want het is om haar dat hij zich in de laatste tijden gemanifesteerd heeft, en deze machten zullen bedwongen worden. En deze machten kunnen jou en dat geslacht niet bezoedelen, want jouw verblijf is in de onvergankelijkheid, daar waar de maagdelijke Geest woont, Hij die boven de krachten van de chaos en hun universum is'. Daarop vroeg ik : 'Heer, onderwijs mij over het vermogen van deze machten. Hoe kwamen ze tot ontstaan ? En van welke oorsprong en van welk materiaal zijn ze ? En wie schiep hen en hun macht ?'. En de grote Eleleth, het begrijpen, zei tegen me : 'In de oneindige eonen zetelt de Onvergankelijke. Sophia nu, die Pistis wordt genoemd, wilde iets scheppen, alleen, zonder haar paargenoot. En haar product was iets hemels. Nu is er een gordijn tussen de wereld boven en de koninkrijken beneden. En een schaduw ontstond onder het gordijn. En deze schaduw werd tot materie, en deze schaduw werd op een oord geworpen. En wat ze geschapen had werd een product in de materie, gelijkend op een misgeboorte. En het nam een vorm aan naar d aard van de schaduw. En het werd een arrogant beest, dat op een leeuw leek. Het was een androgyn wezen omdat, zoals ik al eerder vertelde, het aan de materie was ontleend. Toen hij de ogen opende, zag hij een grote onbegrensde materie. En hij wed aanmatigend terwijl hij riep : 'Ik ben god en er is geen ander buiten mij'. Toen hij dat zei, zondigde hij tegen het Al. Daarop kwam een stem van boven, van de opperste macht, die sprak : 'Je vergist je, Samaël - dat is god der blinden'. En hij zei : 'Als er nog iemand anders voor mij bestaat, laat hij zich dan aan mij vertonen'. En onmiddellijk strekte Sophia har vinger en introduceerde het licht in de materie, en zij volgde dit tot beneden aan toe in de streken van de chaos, en trok zich toen terug naar haar licht boven. Nieuwe duisternis ... de materie. Deze archont maakte, omdat hij androgyn is, een grote eon, een grenzeloze uitgestrekheid. En hij dacht aan een nageslacht voor zichzelf en creëerde zeven zonen, androgyn, net als hun vader. En hij zei tegen zijn zonen : 'Ik ben de god van het Al'. En Zoé, dochter van Pistis-Sophia, slaakte een kreet en zei tegen hem : 'Je vergist je Saklas' - de naam komt overeen met die van Jaldabaoth. Zij ademde in zijn gezicht en haar adem verscheen voor haar als een vurige engel. En deze engel bond Jaldabaoth vast en smeet hem in de Tartaros, beneden in de afgrond. Toen nu zijn zoon Sabaoth de macht van deze engel zag, kreeg hij berouw en veroordeelde zijn vader en zijn moeder, de materie. Hij verfoeide haar. Maar tot Sophia en haar dochter Zoé
zond hij lofzangen op. En Sophia en Zoé namen hem op en installeerden hem in de zevend hemel, onder het gordijn tussen boven en beneden. En men noemde hem 'god der machten, Sabaoth', omdat hij boven de machten van de chaos is, waar Sophia hem had geïnstalleerd. Toen dit alles nu was geschied, maakte hij voor zichzelf en troon met vier poten van cherubijnen en ook oneindig veel engelen, om hem te dienen, en ook nog harpen en lieren. En Sophia nam haar dochter Zoé en zette haar aan zijn rechterzijde, om hem te onderwijzen over de dingen die in de achtste hemelsfeer bestaan, en de engel van wraak plaatste zij aan zijn linkerzijde. Vanaf die dag werd zijn rechterkant 'Leven' genoemd, en de linkerzijde werd het model van de onrechtvaardigheid, van het rijk van de absolute macht boven. Het was lang voor jouw tijd dat dit alles gebeurde. Toen Jaldabaoth hem nu in die grote pracht en op die hoogte zag, werd hij jaloers op hem. En de jaloezie werd een androgyne werkelijkheid, en dat werd de oorsprong van de afgunst. En de afgunst baarde dood, en dood baarde haar zonen en installeerde elk van hen in een hemel. En al de hemelen van de chaos werden vol van hun menigten. Maar het was door de wil van de Vader van het Al dat ze allemaal ontstonden - naar het voorbeeld van alle dingen boven - zodat de som van de chaos bereikt kon worden. Zo, ik heb je nu onderwezen over het wezen der archonten en de materie waarin die is uitgedrukt ; en ook van hun vader, en van hun universum. Maar ik vroeg : 'Heer, moet ik mezelf ook tot hun machten rekenen ?'.'Jij wordt samen met je kinderen gerekend tot de Vader die vanaf het begin bestaat. Het is van boven, vanuit het onvergankelijke licht, dat hun zielen zijn gekomen. Daarom ook kunnen de machten hen niet benaderen, omdat de geest der waarheid in hen is. En allen die deze Weg hebben gekend, zijn onsterfelijk te midden van de sterfelijke schepselen. Maar dit zaad zal zich nu nog niet openbaren. Pas na drie geslachten zal het zich manifesteren en hen bevrijden van de gebondenheid aan de dwaling van de machten'. Toen vroeg ik : 'Heer, hoe lang nog ?'. Hij zei tegen mij : 'Totdat de Ware Mens, in de vorm van een schepsel, de geest van waarheid zal openbaren, die door de Vader gezonden is. Dan is hij het die hen zal onderwijzen over alle dingen en hen zal zalven met de olie van het eeuwig leven, welke hem gegeven is door het koningloos geslacht. Dan zullen ze bevrijd worden van het blinde denken en zij zullen de dood onder de voet lopen, de dood die van de machten is. En zij zullen opstijgen tot het onbegrensde licht, daar waar dit zaad woont. Dan zullen de machten afstand doen van hun tijden, en hun engelen zullen wenen om hun vernietiging, en hun demonen zullen weeklagen om hun dood. Dan zullen alle kinderen van het Licht waarlijk de waarheid en haar wortel, en de Vader van het Al en de Heilige Geest kennen. Zij zullen allen met één stem uitroepen : 'Rechtvaardig is de waarheid van de Vader, en de Zoon die over het Al regeert ; en dit zij verkondigd door eenieder tot in de eeuwen der eeuwen. Heilig. Heilig. Heilig. Amen'.
Boek II.5 : Oorsprong van de Wereld. Omdat allen - de goden van de lagere wereld en de mensen - beweren dat er niets voor de chaos bestond, zal ik daarentegen aantonen dat zij allen in dwaling verkeren, omdat ze de oorsprong van de chaos en haar wortels niet kennen. Ziehier het bewijs. Iedereen is het er over eens dat de chaos een soort van duisternis is. Maar in feite is het iets dat ontstaan is uit de schaduw en men heeft dit 'duisternis' genoemd. De schaduw komt echter voort uit een werkelijkheid die van aanvang af bestond. Het is dus duidelijk dat de eerste werkelijkheid er al was voordat de chaos ontstond, en dat deze laatste volgde op de eerste. Laat ons daarom tot de waarheid van de feiten komen en in het bijzonder tot die van de eerste werkelijkheid, waaruit de schaduw ontstond. Op deze wijze zal de waarheid duidelijk aangetoond worden. Toen de natuur der onsterfelijken zich uit het grenzeloze tot volheid had gevormd, vloeide een verschijning uit Pistis voort, die Sophia wordt genoemd. Zij beproefde haar wil om een werkelijkheid te creëren, die op het eerste bestaande licht zou lijken. En onmiddellijk verscheen haar wens als een hemels beeld van ondenkbare grootte, dat zich bevindt tussen de onsterfelijken en degenen die na hen naar het hemelse voorbeeld ontstonden. Het is een gordijn dat de mensheid scheidt van de hemelse sferen. De eon van de waarheid heeft echter geen schaduw in zijn innerlijk, omdat het mateloze Licht hem geheel vult. Zijn buitenkant echter is schaduw, welke men 'duisternis' heeft genoemd. Van daaruit verscheen een macht als heerser over die duisternis. De daarna ontstane machten noemden de schaduw 'de onbegrensde chaos'. Daaruit ontsproten allerlei soorten van godheden ... amen met de ganse plaats. Zo is de schaduw dan ook van een latere orde dan de eerste werkelijkheid. Het was in de afgrond dat de schaduw verscheen, in feite afkomstig van Pistis, waar we zo-even over spraken. Daarop bemerkte de schaduw dat er een sterkere macht was dan zij. Ze werd jaloers en daar zij van zichzelf zwanger geworden was, baarde ze tegelijkertijd Afgunst. En van die dag was er een beginsel van afgunst in alle eonen en hun werelden. Iedere afgunst echter is als een misgeboorte, omdat er geen pneuma in aanwezig is. Deze kwam nu, evenals de schaduw, in een grote waterige substantie terecht. Daarop werd de uit de schaduw ontstane haat in een deel van de chaos geworpen. Vanaf die dag werd de waterige substantie manifest. En dat wat er in gezonken was vloeide weg, omdat het in de chaos zichtbaar was. Zoals men bij het baren van een kind al het overtollige weggooit, zo werd de materie, die uit de schaduw was ontstaan, in een deel van chaos geworpen en zij kwam niet meer uit de chaos te voorschijn. De materie was in chaos omdat ze er een deel van geworden is. Toen deze dingen waren gebeurd, kwam Pistis en verscheen over de materie van de chaos, die als misgeboorte was voortgebracht omdat er geen pneuma in aanwezig was. Tengevolge daarvan is dit alles een grenzeloze duisternis en een bodemloos water. Toen Pisis nu zag wat de gevolgen van haar misstap waren, werd ze verontrust. Die verontrusting deed 'vreesachtigheid' ontstaan, die in de chaos vloeide. Zij wendde zich nu daarheen om in het gezicht te blazen van de vreesachtigheid in de afgrond, die beneden alle he-
melen is. Toen Pistis-Sophia nu wenste dat wat zonder pneuma was, een beeldende vorm zou aannemen en over de materie en al diens machten zou gaan heersen, verscheen er uit het water allereerst een archont, die de gestalte van een leeuw had en androgyn was en een grote macht in zich had, maar niet wist hoe hij ontstaan was. Toen Pistis-Sophia zag hoe hij zich in de diepte van het water bewoog, zei ze tot hem : 'Jongeling, vestig je over deze oorden !' - wat betekent : 'Jaldabaoth'. Vanaf die dag openbaarde zich het grondbeginsel van het woord, dat tot de goden en de engelen en de mensen is gekomen. En dat wat door het woord ontstond, voltooide de goden en de engelen en de mensen. De archont Jaldabaoth nu was onkundig van de macht van Pistis. Hij had haar gezicht niet gezien, doch alleen de weerspiegeling ervan, die in het water tot hem had gesproken. En naar deze stem noemde hij zichzelf 'Jaldabaoth'. De volkomenen echter noemden hem 'Ariël' omdat hij de gestalte had van een leeuw. Nadat hij op deze wijze was ontstaan en de macht over de materie had verkregen, keerde Pistis-Sophia naar het Licht terug. Toen de archont zijn grootheid zag - en hij zag alleen zichzelf, zag geen ander behalve water en duisternis - dacht hij dat hij alleen was. Zijn gedachte voltooide zich door zijn woord en verscheen als een geest, die zich in het water heen en weer bewoog. Toen deze geest was verschenen, scheidde de archont de waterige substantie in één deel en zonderde de droge substantie af in een ander deel. En uit de materie schiep hij een woonplaats voor zichzelf, die hij 'hemel' noemde. En uit de materie schiep hij een voetenbankje voor zichzelf, die hij 'aarde' noemde. Daarna had de archont, overeenkomstig zijn natuur, een gedachte en bracht door middel van het woord een androgyne gestalte voort. Die opende zijn mond en kirde naar hem. Toen zijn ogen waren geopend, keek hij naar zijn vader en zei tegen hem : 'y' ; en zijn vader noemde hem 'Yao'. Toen schiep hij de tweede zoon. Hij kirde naar hem, opende zijn ogen en zei tegen zijn vader : 'e', en zijn vader noemde hem 'Eloai'. Daarna schiep hij de derde zoon. Hij kirde naar hem, opende zijn ogen en zei tot zijn vader : 'as', en zijn vader noemde hem 'Astaphaios'. Dit zijn de drie zonen van de vader. Zeven verschenen er in totaal in de chaos als androgyne wezens. Ze hebben hun mannelijke en hun vrouwelijke naam. De vrouwelijke naam van Jaldabaoth is Pronoia Sambathas, dat is de voorzienigheid van de zevenheid. Voor zijn zoon nu, die Yao werd genoemd, is zijn vrouwelijke naam Heerschappij ; Sabaoths vrouwelijke naam is Goddelijkheid ; Adonaios' vrouwelijke naam is Koningschap ; Elaios' vrouwelijke naam is Afgunst ; Oraios' vrouwelijke naam is Rijkdom ; en Astaphaios' vrouwelijke naam is Sophia. Dit zijn de zeven machten van de zeven hemelen der chaos. Zij kwamen voort als androgyne wezens in overeenstemming met de onsterfelijke voorbeelden die voor hen bestonden en overeenkomstig de wil van Pistis, zodat het beeld van wat vanaf het begin af aan had bestaan tot het einde toe zou regeren. Je kunt de betekenis en de mannelijke kracht van deze namen vinden in 'Het aartsengelschap van Mozes de profeet'. De vrouwelijke namen vindt men echter in 'Het eerste boek van Norea' (nota : deze beide boeken zijn onbekend). Zo werd alles voltooid van deze hemel tot aan de zesde hemel, die van Sophia.
Toen echter werden de hemel en de aarde in grote beroering gebracht door de 'schokker', een kracht die beneden hen allen was. En de zes hemelen schudden heftig. Maar de machten van de chaos wisten wie het was die de hemelen beneden hen had vernietigd. Toen ook Pistis de breuk die uit de verstoring was ontstaan kende, zond zij haar adem, bond die vast, en verbande die naar sz Tataros. Vanaf deze dag had de hemel zich samen met de aarde gevestigd door de Sophia van Jaldabaoth, die onder hen allen is. Toen aldus de hemelen en hun machten, met hun gehele inrichting, zich op deze wijze hadden gevestigd, verhoogde de hoofdarchont zich en ontving hij de lofprijzingen van het gehele leger van engelen ; alle goden en engelen prezen hem. En hij verheugde zich in zijn hart en blufte voortdurend en sprak : 'Ik heb niemand nodig'. Hij sprak : 'Ik ben god en er bestaat geen ander buiten mij'. Maar toen hij dat zei, zondigde hij tegen alle onsterfelijken die hem toegelaten en beschermd hadden. Toen Pistis nu de goddeloosheid van de grote archont zag, werd zij toornig. Onzichtbaar sprak ze tot hem : 'Je dwaalt, Samaël !', wat betekent : blinde god. 'Een onsterfelijk Licht-mens, die zich in jullie boetseerwerk zal openbaren, is jou voorafgegaan. Hij zal je vertrappen op de manier waarop pottenbakkersklei gestampt wordt en je zal, met wie bij jou horen, afdalen naar je moeder, de afgrond. Want met de voleinding van jullie werken zal het ganse tekort, dat door de waarheid in het daglicht is getreden, worden opgelost. Het zal ophouden te zijn en worden tot dat wat niet geworden is'. Toen Pistis dit gezegd had, openbaarde ze het beeld van haar grootte in de wateren en keerde toen terug omhoog naar haar Licht. Toen Sabaoth nu, de zoon van Jaldabaoth, de stem van Pistis hoorde, prees hij haar en veroordeelde hij de vader en de moeder. En, op grond van het woord van Pistis, prees hij haar, omdat zij hem onderwezen had over de onsterfelijke Mens en diens licht. Daarop strekte Pistis-Sophia haar vinger en overgoot hem met licht van haar licht, dit ter veroordeling van zijn vader. Toen Sabaoth nu dit licht ontvangen had, kreeg hij een grote macht over alle krachten van de chaos. Sinds die dag wordt hij dan ook 'Heer van de machten' genoemd. Hij haatte zijn vader, de duisternis, en zijn moeder, de afgrond. Hij verfoeide zijn zuster, de gedachte van de hoofdarchont, zij die heen en weer in het water bewoog. En vanwege zijn licht waren alle machten van de chaos jaloers op hem. En omdat ze verstoord waren, richtten ze in de zeven hemelen een grote oorlog aan. Maar toen Pistis-Sophia deze oorlog aanschouwde, zond ze uit haar licht zeven aartsengelen nar Sabaoth. Deze namen hem op en voerden hem mee naar de zevende hemel, en zij bleven bij hem als dienaren. Ook zond ze hem nog drie andere aartsengelen en gaf hem het koningschap over allen, zodat zijn macht boven die van de twaalf goden van de chaos zou uitstijgen. Toen Sabaoth nu door zijn berouw de plaats van rust ontvangen had, gaf Pistis hem bovendien haar dochter Zoé, uitgerust met een grote macht, zo dat ze hem kon onderrichten over alles wat in de achtste hemel is. Daar hij macht was, schiep hij eerst een woonplaats voor zichzelf. Het is een enorme en voortreffelijke plaats, zeven maal groter dan alle die zich in de zeven hemelen bevinden. En voor zijn woonplaats schiep hij een grote troon die was geplaatst op een triomfwagen die vier gezichten had en 'cherubijn' werd genaamd. Deze cherubijn had acht gestalten voor ieder van de vier hoeken -
leeuwenvormen en stiervormen en mensvormen en adelaarvormen - zodat al deze vormen er samen vierenzestig zijn. En zeven aartsengelen stonden voor hem. Hij is de achtste, met macht bekleed. Dat is dus in totaal tweeënzeventig. Want van deze troon ontvingen de tweeënzeventig goden een vorm, zij ontvingen een vorm opdat zij konden regeren over de tweeënzeventig talen van de naties. En op die troon schiep hij nog andere slangvormige engelen, 'Serafijnen' genoemd, die hem voortdurend bejubelden. Daarna schiep hij een gemeenschap vol engelen, duizenden, tienduizenden talloze - zoals de gemeenschap die in de achtste hemel is - en een eerstgeborene, Israël genaamd, dat is 'de mens die god ziet', en ook een andere, 'Jezus Christus' genaamd, die op de Verlosser boven in de achtste hemel lijkt, en die aan zijn rechterzijde op een heerlijke troon zit. En aan zijn linkerzijde zit op een troon de maagd van de Heilige Geest, die hem prijst. En zeven maagden staan voor haar, en bejubelen hem met hun dertig andere lieren en harpen en trompetten. En al de engelenscharen bejubelen en prijzen hem. Hij zit nu echter op een troon van licht, verborgen door een grote wolk die hem bedekt. En er was niemand met hem in die wolk, behalve Sophia, die hem onderwees over alles wat in de achtste hemel bestaat, zodat hiervan het beeld geschapen kon worden en het koninkrijk voor hem kon duren tot aan de voleinding van de hemelen van de chaos met hun machten. Nu scheidde Pistis-Sophia hem van de duisternis. Zij ontbood hem aan haar rechterzijde. Maar zij liet de hoofdarchont aan haar linkerzijde. Sinds die dag wordt rechts 'gerechtigheid' en links 'ongerechtigheid' genoemd. Vanwege dit alles nu ontvingen zij allen een koninkrijk in de gemeenschap van gerechtigheid en ongerechtigheid, waar zij allen op gegrondvest zijn. Toen nu de hoofdarchont van de chaos zijn zoon Sabaoth zag, en de heerlijkheid waarin die zich bevond, en bemerkte dat hij groter was dan al de machten van de chaos, werd hij jaloers op hem. En omdat hij vertoornd was, verwekte hij Dood van zijn eigen dood. Deze werd boven de zesde hemel gesteld en Sabaoth werd van die plek weggerukt. En aldus werd het getal van de zes machten van de chaos voltooid. Omdat Dood echter androgyn was, vermengde hij zich volgens zijn aard en verwekte zeven androgyne zonen. Dit zijn de namen van de mannelijke : Jaloezie, Gramschap, Wenen, Zuchten, Lijden, Klagen, Bitter Schreien. Dit zijn de namen van de vrouwelijke : Toorn, Smart, Lust, Smachten, Vervloeking, Bitterheid, Twist. Zij hadden gemeenschap met elkaar en ieder van hen verwekte zeven demonen, zodat zij samen negenenveertig andrgyne demonen vormen. Hun namen en hun betekenis zijn te vinden in 'Het Boek van Salomon' (nota : ook dit boek is onbekend). Maar daar tegenover schiep Zoé die met Sabaoth was, zeven androgyne goede machten. Dit zijn de namen van de mannelijke : Afgunstloze, Gezegende, Vreugde, Waarachtigheid, Begeerteloze, Geliefde, Betrouwbare. Voor de vrouwelijke evenwel zijn de namen : Vrede, Blijdschap, Vreugde, Gelukzaligheid, Waarheid, Liefde, Geloof. En veel goede en onschuldige geesten zijn van hen afkomstig. Hun invloed en betekenis zult u vinden in 'De Vorm van het Lot van de hemelen die zich onder de Twaalf bevinden' (nota : boek onbekend). Maar toen de hoofdarchont de beeltenis van Pistis in het water zag, werd hij bedroefd, en wel in het bijzonder toen hij haar stem hoorde, die klonk als de
eerste stem die hem uit het water had geroepen. En toen hij wist dat zij het was die hem een naam gegeven had, zuchtte hij. Hij schaamde zich voor zijn overtreding. En toen hij tot de kennis van de waarheid kwam dat een onsterfelijke Mens van Licht al vóór hem bestond, was hij erg ontdaan dat hij eerst tot alle goden en hun engelen had gezegd : 'Ik ben god en er bestaat buiten mij geen ander'. Hij was bevreesd geworden dat zij zouden weten dat er wel al een ander voor hem bestond, en dat zij hem dan zouden veroordelen. Maar als een dwaas verachtte hij zo'n veroordeling en handelde roekeloos en zei : 'Als er iemand vóór mij is, laat hij zich dan openbaren, zodat we zijn licht kunnen aanschouwen'. En zie, onmiddellijk daarop kwam een licht uit de achtheid van boven dat alle hemelen van de aarde doorwandelde. Toen de hoofdarchont zag dat het licht in zijn schijnsel prachtig was, was hij verbaasd en schaamde zich diep. En in het licht dat verscheen, openbaarde zich een menselijke gestalte van grote pracht, en niemand zag dit, behalve de hoofdarchont en Pronoia die met hem was. Diens licht verscheen echter wel aan alle machten van de hemelen, die daarover in grote beroering geraakten. Toen Pronoia nu de Engel zag, werd ze verliefd op hem. Maar deze haatte haar, omdat ze in de duisternis was. Ze wilde hem toch omhelzen, maar was daartoe niet in staat. En toen ze haar liefde niet kon bevredigen, stortte ze haar licht over de aarde. Vanaf die dag werd deze Engel 'Licht-Adam' genoemd, wat betekent : 'de verlichte mens van bloed' ; en de aarde waar het licht zich over uitstrekt, 'de Heilige Adamas', wat betekent : de Heilige Aarde Adamantine'. En vanaf die dag vereerden alle machten het bloed van de maagd. En de aarde werd gezuiverd door het bloed van de maagd. Nog meer echter werd het water gezuiverd door de beeltenis van Pistis-Sophia, die aan de hoofdarchont in de wateren was verschenen, of beter gezegd : 'door' de wateren, omdat het heilige water alles levend maakt, zuivert het ook. Uit dit eerste bloed verscheen Eros, een androgyn wezen. Zijn mannelijke natuur is Himeros, omdat hij vuur uit het licht is. Zijn vrouwelijke natuur, die bij hem is, een ziel van bloed, is afkomstig uit de natuur van Pronoia. Hij is prachtig in zijn schoonheid en is beminnelijker dan alle schepselen van de chaos. Toen nu alle goden en hun engelen Eros zagen, raakten ze verliefd op hem. Maar toen hij zich onder hen openbaarde, zette hij ze in brand. Want zoals vele lampen worden ontstoken door één enkele lamp en het enkele licht daarin achterblijft - terwijl de lamp dus niet gedoofd is - zo was Eros verstrooid in alle schepselen van de chaos, zonder zelf uit te doven. En zoals Eros nu verschenen was uit het midden tussen licht en duisternis en de seksuele vereniging van Eros zich te midden van de engelen en de mensen voltrok, zo ook ontsproot de eerste wellust uit de aarde. De vrouw volgde de aarde en bruiloft volgde de vrouw, en geboorte volgde op de bruiloft en ontbinding volgde op geboorte. Na Eros ontsproot de wijnstok, uit het bloed dat over de aarde was uitgestort. Daarom verwerft wie wijn drinkt de lust tot seksuele vereniging. Na de wijnstok ontsproten een vijgenboom en een granaatappelboom uit de aarde samen met de overige bomen, elk volgens zijn soort, waarbij zij het zaad in zich dragen dat afkomstig is uit het zaad van de machten en hun engelen. Toen schiep de gerechtigheid het Paradijs. Het is prachtig en ligt buiten de omloop van de maan en de omloop van de zon, in het weelderige land dat in het oosten is te midden van de stenen. En verlangen bevindt zich in het
midden van de mooie hoge bomen. En de boom van onsterfelijk leven, zoals deze was geopenbaard door de wil van God, is in het noorden van het Paradijs, om de zielen van de heiligen onsterfelijk te maken ; dat zijn zij die zullen komen uit de gemodelleerde vormen van gebrek, in de voleinding van de eon. De kleur van de boom van het leven is nu als de zon en haar takken zijn prachtig. Haar bladeren lijken op die van een cypres. Haar vruchten zijn als trossen witte druiven. Haar hoogte reikt tot aan de hemel. En aan haar zijde bevindt zich de boom der kennis, die de kracht van God bezit. Haar glans is als de uitbundig schijnende maan. En haar takken zijn prachtig. Haar bladeren zijn als vijgenbladeren. Haar vruchten zijn als de goede grote dadels. En ook deze boom bevindt zich aan de noordzijde van het paradijs om de zielen uit de verdoving van de demonen te wekken, zodat, als ze tot de boom des levens kunnen komen en haar vruchten eten, de machten en hun engelen veroordelen. Over de uitwerking van deze boom is in het Heilige Boek geschreven : 'Gij zijt de boom der kennis die in het Paradijs staat, van welke de eerste man at en zijn bewustzijn opende, zodat hij verliefd werd op zijn vrouwelijk evenbeeld, en andere vreemde gedaanten veroordeelde, en hen verafschuwde'. Daarna ontsproot de olijfboom, die kwam om koningen en hogepriesters van de gerechtigheid - die in de laatste dagen zullen verschijnen - te zuiveren. De olijfboom openbaarde zich in het licht van de eerste Adam omwille van de zalving die zij zullen ontvangen. En de eerste Psyche beminde Eros, die met haar was, en goot haar bloed op hem en op de aarde. En uit dat bloed ontsproot op aarde de eerste roos uit de doornstruik tot een bron van vreugde voor het licht dat in het braambos zou verschijnen. Daarna ontsproten prachtige, heerlijk geurende bloemen uit de aarde, elk volgens zijn soort, van elk van de maagden van de dochters van Pronoia. Toen zij ook verliefd werden op Eros, overgoten zij hem en de aarde met hun bloed. Daarna ontsproot ieder kruid uit de aarde, elk volgens zijn soort, en met het zaad van de machten en hun engelen in zich. Daarna schiepen de machten alle soorten van dieren en reptielen en vogels, verscheidene soorten, en met het zaad van de machten en hun engelen in zich. Nadat de Licht-Adam zich voor dit alles op de eerste dag had geopenbaard, verbleef hij nog ongeveer twee dagen op de aarde. Hij liet de lagere Pronoia in de zesde hemel achter, en begon naar zijn licht op te stijgen. En onmiddellijk kwam er duisternis over de hele wereld. Toen Sophia echter, die in de lagere hemel was, een macht van Pistis wenste te ontvangen, schiep ze grote lichtkronen en ook alle sterren en plaatste deze in de hemel, om de aarde te beschijnen. En zij voltooide op deze wijze de astrologische tijdtekens en seizoenen en jaren en maanden en dagen en nachten en ogenblikken, en al het overige. En zo werd alles in de hemel geordend. Toen de Licht-Adam zijn Licht wilde binnengaan - dat wil zeggen in de achtste hemel - was hij daartoe niet meer in staat, omdat het tekort zich met zijn Licht had vermengd. Toen schiep hij voor zichzelf een grote eon, en in deze eon schiep hij weer zes eonen en hun werelden, die echter zevenvoudig schitterender waren dan de hemelen van de chaos en hun werelden. Want al deze eonen en hun werelden bevinden zich in de oneindigheid die zich tussen de achtste hemel en de chaos daaronder uitstrekt en gerekend wordt tot de
wereld die bij het tekort behoort. Als je daar de samenstelling van wilt weten, zal je het geschreven vinden in 'De Zevende Kosmos van de profeet Hieralaias' (onbekend geschrift). Voordat echter de Licht-Adam zich uit de chaos had teruggetrokken, hadden de machten hem gezien en deze bespotten de hoofdarchont, omdat deze gelogen had toen hij zei : 'Ik bzn god en er is geen ander buiten mij'. Toen ze tot hem kwamen, zeiden ze : 'Is dat niet de god die ons werk vernietigd heft ?'. Hij antwoordde en zei : 'Ja, als jullie willen dat hij onze werkelijkheid niet verder zal vernietigen, kom dan, en laat ons een mens uit de aarde scheppen, naar het beeld van ons lichaam en naar de gelijkenis van de LichtAdam, zodat deze mens ons kan dienen ; zodat hij, als de Licht-Adam zijn evenbeeld zal zien, erop verliefd wordt. Want dan zal hij ons niet meer vernietigen, en wij zullen ons wat uit het licht werd voortgebracht tot dienaar maken voor de ganse tijd van dit eon'. Dit alles gebeurde in overeenstemming met de voorzienigheid van Pistis, zodat de mens zich naar zijn evenbeeld zou openbaren en de machten zou veroordelen vanwege hun gemodelleerde vorm. En hun vorm werd een omheining voor het licht. Daarna ontvingen de machten de kennis om de mens te scheppen. Zoé, dit met Sabaoth is, was hen voor en zij lachte om hun besluit. Want zij zijn blind : in onwetendheid schiepen zij hem tegen zichzelf in. En zij weten niet wat ermee aan te vangen. Zij was hen voor en heeft haar eigen mens het eerste geschapen zodat die de door de machten gemodelleerde vorm kon onderwijzen hoe hij hen kon veroordelen en ook hoe hij zo aan hen kon ontsnappen. De geboorte van deze onderwijzeres geschiedde nu op deze wijze : toen Sophia een lichtdruppel plengde, bleef deze op het water drijven. Onmiddellijk verscheen de mens, die androgyn was. Deze druppel vormde zich eerst tot een vrouwelijk lichaam. Daarop vormde zich in het lichaam de gestalte van de moeder, die verschenen is. En zij voltooide di alles in twaalf maanden. Toen werd een androgyn mens geboren, zoals de Grieken die aanduiden met 'hermafrodiet'. De Hebreeën echter noemen de moeder 'Levens-Eva', dat is de onderwijzeres van het leven. Maar haar zoon is het schepsel dat Heer is. Daarna noemden de machten hem 'het beest' om daarmee hun vormen te misleiden. De betekenis van het 'beest' is de 'onderwijzer'. Omdat zij vonden dat hij wijzer was dan allen. Levens-Eva nu is de eerste maagd, degene die zonder echtgenoot haar eerste nageslacht voortgebracht heeft. Zij is het die haar eigen vroedvrouw was. Daarom wordt er over haar verteld dat zij gezegd zou hebben : 'Ik ben de leden van mijn moeder, en ik ben de moeder. Ik ben de vrouw, en ik ben de maagd. Ik ben die zwanger is. Ik ben de vroedvrouw ; ik ben de troosteres der weeën. Mijn man is het die mij voortbracht, en ik ben zijn moeder, en hij is mijn vader en mijn heer. Hij is mijn kracht. Dat wat hij wenst, spreekt hij uit. Ik ben nog in mijn wordingsproces, maar ik heb een mens als heer gebaard'. Deze dingen werden nu door de wil va Sabaoth en zijn Christus geopenbaard aan de zielen die in de vormen van de machten zouden komen. Van deze heeft de Heilige Stem gezegd : Vermenigvuldig en gedijt om te heersen over alle schepselen'. Want dat waren zij die, overeenkomstig hun lot, door de hoofdarchont gevangen genomen waren, en zo waren opgesloten in de gevangenis van de gemodelleerde vormen, tot aan de voleinding van het eon.
Op dat tijdstip echter verkondigde de hoofdarchont aan hen die bij hem waren, zijn voornemen betreffende de mensen. En ieder van hen stortte zijn zaad in het midden van de navel der aarde. Vanaf die dag hebben de zeven heersers een mens gevormd : zijn lichaam is als hun lichaam, maar zijn beeltenis is gelijk aan de Mens die aan hen was verschenen. Zijn vorm kwam tot stand door samenvoeging van delen van ieder van hen. Hun overste schiep het brein en het ruggenmerg. Daarna verscheen hij als die hem vooraf ging. Hij werd een psychische mens en werd Adam, dat is 'vader', genoemd, in overeenstemming met de naam van wie hem vooraf ging. Toen zij Adam vervolmaakt hadden, legden ze hem in een vat, want hij had de vorm van een misgeboorte omdat er geen geest in hem aanwezig was. De hoofdarchont was namelijk bevreesd - gedachtig de woorden van Pistis - dat de ware Mens in zijn vorm zou treden en erover zou gaan heersen. Daarom liet hij zijn vorm zonder ziel veertig dagen liggen, trok zich terug en liet hem alleen achter. Op de veertigste dag echter zond Zoé haar adem naar Adam, in wie dus nog geen ziel was. Hij begon zich op de aarde te bewegen, maar hij kon nog niet opstaan. Toen de zeven archonten terugkwamen en hem zo zagen, waren ze hevig ontsteld. Ze kwamen naar hem, en spraken tot de adem die in hem was : 'Wie ben jij ? En vanwaar ben je hierheen gekomen ?'. Zij antwoordde en sprak : 'Ik ben door de macht van de Mens gekomen, omwille van de vernietiging van jullie werk'. ... Toen zij dit hoorden, prezen ze hem, omdat hij rust gaf aan hun vrees en zorgen, die in hen waren. En zij noemden die dag 'de rust', omdat zij rustten van hun arbeid. En toen ze zagen dat Adam niet kon opstaan, verheugden ze zich , namen hem mee en plaatsten hem in het paradijs, en keerden daarna in hun hemelen terug. Na deze rustdag zond Sophia haar dochter Zoé, die Eva genoemd wordt, als onderwijzeres om Adam, in wie geen ziel was, op te wekken, zodat zijn nakomelingen vaten vol licht zouden worden. Toen Eva haar mannelijk evenbeeld zag liggen, kreeg ze medelijden met hem en zei : 'Adam, leef ! Rijs op van de aarde !'. Onmiddellijk werd haar woord daad. En toen Adam opstond, opende hij zijn ogen. Toen hij haar zag, strak hij : 'Jij zult de moeder des levens genoemd worden, want jij bent het die mij het leven heeft gegeven'. Daarop liet men de machten weten dat hun vorm leefde en was opgestaan. Zij geraakten in grote beroering en zonden zeven aartsengelen om te kijken wat er gebeurd was. Zij kwamen bij Adam en toen zij Eva met hem zagen spreken, zeiden ze tegen elkaar : 'Wie is dat vrouwelijke licht ? Voorwaar, zij lijkt op de beeltenis die ons in het licht is verschenen ; kom, laten we haar grijpen en ons zaad in haar storten zodat zij, als ze bevlekt is, niet meer naar haar licht kan opstijgen. Sterker nog : de uit haar geborenen zullen ons dan onderdanig worden. Aan Adam moeten we niet vertellen dat hij er geen van ons is ; we zullen hem in een sluimertoestand brengen en zullen hem in zijn slaap influisteren dat zij uit zijn zijde is ontstaan. Daarmee zal de vrouw hem dan onderdanig zijn en hij zal heer over haar zijn'. Eva lachtte echter om hun voornemen. Zij betoverde hun ogen en liet haar evenbeeld heimelijk bij Adam achter. Ze trad in de boom der kennis en verbleef daar. De archonten vervolgden haar echter maar zij liet hen zien dat zij
in de boom was gegaan, en boom was geworden. Toen geraakten ze in angst en vluchtten, de blinden. Toen ze nu uit hun verblinding loskwamen, gingen ze naar Adam. En toen zij de beeltenis van die vrouw naast hem zagen, geraakten ze in grote beroering, omdat ze dachten dat het de echte Eva was. En ze handelden roekeloos, naderden haar, grepen haar beet en stortten hun zaad in haar. Zij deden dit op schurkachtige wijze, door haar niet alleen op de natuurlijke manieren te bezoedelen, maar ook op perverse manieren. Ze schonden het zegel van haar eerste stem, die daarvoor met hen gesproken had : 'Wat is het dat reeds voor jou bestaat ?'. Dit met de bedoeling hen te bezoedelen van wie gezegd wordt dat zij tot de voleinding existeren, zij die voortgekomen zijn uit de Ware Mens, door middel van het woord. En zij vergisten zich omdat ze niet wisten dat ze hun eigen lichaam hadden bevlekt. Het was slechts de afbeelding die de machten en hun engelen op allerlei manieren hadden bezoedeld. Eva werd nu door de eerste archont zwanger van Abel, en door de zeven machten en hun engelen van de overige zonen die zij baarde. Nu gebeurde dit alles in overeenstemming met de voorzienigheid van de hoofdarchont, zodat de eerste moeder in haarzelf elk soort zaad kon voortbrengen, dat vermengd is met de bestemming der wereld en haar verschijningen en in de aardse gerechtigheid kon worden ingevoerd. Omwille van de aardse Eva ontstond er een plan dat de door de machten geschapen vormen tot omheiningen voor het licht zouden worden, waarin dit licht hen zou veroordelen door middel van hun eigen vormen. De eerste Adam van het Licht nu is geestelijk. Hij verscheen op de eerste dag. De tweede Adam is begiftigd met een ziel. Hij verscheen op de zesde dag, die Aphrodite is genoemd. De derde Adam is echter van de aarde, dat is de man van de wet. Hij verscheen op de achtste dag, ... rust van het tekort, welke zondag' wordt genoemd. Het nageslacht van de aardse Adam werd talrijk en volkomen. Zij ontwikkelde in zichzelf iedere kennis van de Ziele-Adam. Maar toch waren allen in onwetendheid. Laat me echter doorgaan. Toen de archonten zagen dat Adam, en die bij hem was, in onwetendheid dwaalden zoals de dieren, verheugden ze zich. ... Omdat zij echter wisten dat de onsterfelijke Mens Adam en Eva niet aan hun lot zou overlaten , en zij bovendien ook nog zij, welke boom geworden was, moesten vrezen, geraakten ze in grote beroering. Ze spraken : 'Is dit wellicht de ware Mens, die ons verblind heeft en die ons heeft onderwezen over de bevlekte vrouw, die op de ware Mens gelijkt, om ons op die manier te overwinnen ?'. Daarop beraadden de zeven zich en gingen bevreesd naar Adam - en Eva - en spraken tot hem : 'Alle bomen die zich in het paradijs bevinden en waarvan je de vruchten kunt eten, zijn voor jou geschapen. Maar, pas op ! Eet niet van de boom der kennis ; want als je daarvan eet, zal je sterven'. En nadat zij hen in grote vrees hadden achtergelaten, keerden ze tot hun machten terug. Toen kwam hij die wijzer is dan allen, hij die 'het beest' wordt genoemd. Toen hij de beeltenis van Eva zag, zei hij tot haar : 'Wat zei god tegen jou ? Eet niet van de boom der kennis ?'. Zij zei : 'Hij heeft niet alleen gezegd "eet er niet van" maar ook : "raak hem niet aan, opdat je niet zal sterven".' Toen sprak hij tot haar : 'Vrees niet ! Je zult de dood niet sterven. Het is omdat hij weet dat, als je ervan eet, je bewustzijn wordt opgewekt en je zult zijn als
de goden, omdat je dan het onderscheid kent dat tussen de boze en de goede mensen bestaat. Hij heeft dit namelijk gezegd omdat hij afgunstig is en niet wil dat je van die boom eet'. Eva nu vertrouwde op het woord van de onderwijzer. Zij keek naar de boom, en zag dat hij mooi en hoog was. Ze kreeg hem lief, ze nam zijn vrucht, at, en gaf haar gemaal, die er ook van at. Toen werd hun bewustzijn geopend : toen ze namelijk gegeten hadden, verlichtte hen het licht der gnosis. Toen bekleedden ze zich met schaamte, want ze wisten dat ze naakt waren met betrekking tot de gnosis. Toen ze nuchter waren geworden, zagen ze dat ze bloot waren en ze werden verliefd op elkaar. Toen ze zagen dat zij die hen gemaakt hadden diervormig waren, verafschuwden ze hen ; ze waren zeer bewust. Toen de archonten nu beseften dat zij hun gebod hadden overtreden, kwamen ze met aardbevingen en grote bedreigingen naar Adam en Eva in het paradijs om het resultaat van de hulp in ogenschouw te nemen. Adam en Eva raakten echter in beroering en verborgen zich in het paradijs. De archonten wisten toen niet waar ze waren. Zij spraken : 'Adam, waar ben je ?'. Hij sprak : 'Ik ben hier ; uit vrees voor u heb ik me hier met schaamte verstopt'. En zij spraken tot hem in onwetendheid : 'Wie heeft je over die schaamte, waarmee je je bekleedde, verteld als je niet van deze boom gegeten hebt ?'. Hij sprak : 'De vrouw die u mij gegeven heeft, zij is het die mij heeft gegeven en ik at'. Toen vroegen ze aan de laatste : 'Wat heb je gedaan ?'. Zij antwoordde en zei : 'Het is de onderwijzer die me ertoe heeft aangezet, en ik at'. Daarop gingen de archonten naar de onderwijzer. Maar hun ogen werden door hem verblind en ze konden hem dus niets aandoen. Zij vervloekten hem, omdat ze machteloos waren. Daarna gingen ze naar de vrouw en vervloekten haar en haar kinderen. Na de vrouw vervloekten ze ook Adam en door hem ook de aarde en diens vruchten. En alle dingen die ze geschapen hadden vervloekten ze. Enige vorm van zegen hebben ze niet. Het is onmogelijk dat 'goed' voortgebracht wordt uit 'kwaad'. Vanaf die dag wisten de machten dat er werkelijk iets sterkers tegenover hen stond ; zij erkenden dat dit zich niet aan hun geboden had gehouden. En ze brachten een grote afgunst in de wereld, enkel en alleen vanwege de onsterfelijke mens. Nu de archonten zagen dat hun Adam een andere kennis had verworven, wilden ze hem op de proef stellen. Ze verzamelden alle huisdieren en wilde beesten van de aarde en de vogels van de hemel. Ze brachten deze bij Adam om te zien hoe hij hen zou noemen. Toen hij ze zag, gaf hij een naam aan hun schepselen. Zij waren ontstemd dat Adam over alles kennis had verworven. Ze verzamelden zich en hielden beraad en zeiden : 'Kijk, Adam is een van ons geworden, omdat hij het onderscheid tussen licht en duisternis kent. Nu is hij nog alleen verleid door de boom der kennis, maar straks zal hij ook van de boom des levens eten en dan zal hij de onsterfelijkheid ontvangen en heer over ons worden, en hij zal ons dan verachten en onze hele heerlijkheid geringschatten. En uiteindelijk zal hij ons en onze kosmos veroordelen. Kom, laat ons hem uit het paradijs gooien, naar onder op de aarde waaruit hij ontstaan is, zodat hij niet langer in staat is de dingen beter te weten dan wij'. En ze wierpen Adam en zijn vrouw uit het paradijs. Maar wat ze gedaan hadden, bevredigde hen niet geheel, want ze waren nog steeds bevreesd. Ze gingen naar de boom des levens, die ze met grote afschrikkingen omgaven : vurige levende wezens, cherubijnen genaamd. En
temidden van hen plaatsten ze een brandend zwaard dat doorlopend met een grote afschrikking ronddraait, opdat geen aards wezen deze plaats ooit zou betreden. Omdat de archonten jaloers waren geworden op Adam, wilden ze daarna de levenstijd verminderen. Maar daartoe waren ze niet in staat door het lot, dat vanaf het begin was vastgesteld. Voor ieder was namelijk een levenstijd bepaald van duizend jaar, overeenkomend met de levensloop der verlichten. Maar omdat de archonten niet in staat waren zulks te doen, nam de levenstijd van eenieder die kwaad deed met tien jaar af. En al deze tijd bedraagt 930 jaar en wel in smart en in zwakte en in boze beroering. En vanaf die dag voltrok zich het leven op deze manier, tot aan de voleinding der eonen. Toen Sophia-Zoé nu zag dat de archonten der duisternis haar evenbeeld vervloekt hadden, werd ze toornig. En nadat ze met al haar macht uit de eerste hemel - van bovenaf gerekend - was afgedaald, verdreef ze de archonten uit hun hemelen en wierp hen in de zondige kosmos, zodat ze daar, op aarde, zouden verblijven als kwade demonen. En ze schiep iets dat in hun wereld de duizend jaren van het paradijs zou doorbrengen : een bezield levend wezen, feniks genaamd. Het doodt zichzelf en brengt zichzelf tot leven, tot de voleinding van het eon, als getuige van het oordeel over hen ; daar zij onjuist met Adam en zijn geslacht handelden. Er zijn drie mensentypen en hun geslachten in de wereld, tot aan het einde van de wereld : het spirituele van het eon, het bezielde, en het aardse. Dat is is als de drie gedaanten van de feniks uit het paradijs : de eerste is onsterfelijk, de tweede leeft duizend jaar, en van de derde is in het Heilig Boek geschreven dat hij verteerd wordt. Er bestaan eveneens drie soorten van doop : de eerste is geestelijk, de tweede is door vuur en de derde is door water. Zoals de feniks verschijnt als een getuige voor de engelen, zo zijn ook de waterslangen in Egypte getuigen geweest van wt naar beneden kwam tijdens de doop van een waar mens. De twee stieren in Egypte hebben de zon en de maan als mysterie, dat als een getuigenis voor Sabaoth is. Namelijk dat Sophia over hen het universum ontving ; vanaf de dag dat zij de zon en de maan schiep en haar hemel verzegelde tot aan de voleinding van het eon. De worm nu, die uit de feniks is voortgebracht, is eveneens een mens. Daarover is geschreven : 'De rechtvaardige zal ontspruiten als een feniks'. En de feniks verschijnt eerst levend, sterft dan, en rijst weer op, als een teken van hem die zal verschijnen aan het einde van het eon. Deze grote tekens verschenen alleen in Egypte en niet in andere landen, beduidende dat het als het paradijs van god is. Laat ons nu weer op de heersers terugkomen waarover we gesproken hebben, zodat we een verklaring van hen kunnen geven. Toen de zeven archonten nu uit hun hemelen op de aarde waren geworpen, schiepen ze voor zichzelf engelen - dat zijn vele demonen - om hen te dienen. Doch deze leerden de mensen veel dwaasheden : magie, tovenarij, godsdienst, bloedvergieten, altaren, tempels, offers en dankstonden voor alle demonen der aarde, waarbij ze het lot als hun medewerkster hebben ; het lot dat in overeenstemming met de goden der ongerechtigheid en gerechtigheid, was geschapen. En toen de kosmos aldus in verwarring was gebracht, kwam deze op een dwaalspoor : want alle mensen op aarde dienden de demonen vanaf de schepping tot aan de voleinding - de engelen der gerechtigheid enerzijds en de mensen der ongerechtigheid anderzijds - dus geraakte de kosmos in verwarring, onwetend-
heid en bedwelming. Allen volgden een dwaalspoor, tot aan de verschijning van de Ware Mens. Laat dit voor zover genoeg zijn. We willen nu komen tot onze wereld, waarmee we het verhaal over haar hoedanigheid en inrichting op nauwgezette wijze zullen voltooien. Dan zal het duidelijk worden hoe het geloof in het onzichtbare rijk dat bestaat vanaf de schepping tot aan de voleinding der eonen werd geopenbaard. Ik kom nu tot de hoofdpunten betreffende de onsterfelijke mens. Ik zal over al de zijnen spreken en over waarom ze hier in deze oorden zijn. Mensenstammen, ontstaan uit Adam, werden gevormd. Ingevolge de materie zijn de archonten heer over de kosmos, die reeds vol geworden was ; dat betekent : ze hebben hen in onwetendheid gelaten. Wat is daarvan de reden ? Sinds de onsterfelijke Vader weet dat er een tekort uit de waarheid in de eonen en hun wereld is ontstaan, heeft hij, omdat hij de archonten hun kracht wilde ontnemen door middel van hun eigen creaties, jullie evenbeelden in de wereld van het verderf gezonden, namelijk de zalige onschuldige kleine geesten. Zij zijn de gnosis niet vreemd. Want de totale gnosis is aanwezig in een engel, die voor hen openbaar is. Hij is in het gezelschap van de vader niet zonder macht ; en deze gaf hem de gnosis. Zodra zij nu in de wereld van de vernietiging verschijnen, onthullen zij onmiddellijk het voorbeeld van de onvergankelijkheid, als een veroordeling van de archonten en hun krachten. Zodra de zaligen in de gemodelleerde vormen van de machten verschenen, werden deze jaloers op hen. En door die jaloezie vermengden de machten hun zaad met hen, om hen te bevlekken. Maar daartoe waren zij niet in staat. Toen nu de zaligen zich in een verlichte vorm openbaarden, verschenen ze op afzonderlijke wijze. En ieder van hen verscheen op aarde en openbaarde zijn gnosis aan de zichtbare gemeenschap die tot aanzijn is gekomen in de vormen van het verderf. Men heeft ontdekt dat de gemeenschap ieder zaad in zich had omdat het vermengd was met het zaad der machten. Daarom heeft de Verlosser ieder afzonderlijk uit hen allen gevormd en de geesten van deze manifesteren zich als uitverkorenen en zaligen, elk verschillend in hun uitverkiezing. En vele anderen, die zonder koning zijn, zijn meer uitverkorenen dan anderen die hen voorafgingen. Daarom bestaan er vier rassen. Drie behoren tot de koningen van de achtste hemel, maar het vierde ras is volkomen en koningloos en is hoger dan alle andere. Dit zal het heilige oord des Vaders binnen treden en rusten in een rust, in een eeuwige onuitsprekelijke heerlijkheid en in een oneindige vreugde. Want zij zijn als onsterfelijken nu reeds koningen in het sterfelijke. Zij zullen over de goden der chaos en hun machten oordelen. Want de Logos, die verhevener is dan ieder ander, werd alleen voor dit doel gezonden : dat hij dat zou verkondigen wat niet bekend is. Hij sprak : 'Er is niets verborgen, dat niet openbaar is en wat niet bekend is, zal bekend worden'. En dezen werden gezonden om het verborgene te openbaren en de zeven machten des chaos en hun goddeloosheid aan de kaak te stellen. Alzo werden zij ter dood veroordeeld. Als evenwel alle volkomenen zich in de gemodelleerde vormen van de archonten bekend zullen maken en de waarheid, die haar gelijke niet heeft, zullen openbaren,zullen zij alle wijsheden der goden tot schaamte brengen. En hun lot zal als een veroordeling worden bevonden. En hun macht zal worden gedoofd. Hun heerschappij zal worden vernietigd. Hun vooruitzicht en hun
heerlijkheden zullen leeg worden. Voor de voleinding van het eon zal het gehele oord wankelen door een grote aardbeving. Dan zullen de archonten treuren en schreien over hun dood. De engelen zullen hun mensen betreuren en de demonen zullen hun tijden bewenen, en hun mensen zullen klagen en schreien om hun dood. Dan zal de eon beginnen en zij zullen in beroering raken. Hun koningen zullen dronken worden van het brandend zwaard en elkaar bevechten, zodat de aarde dronken wordt van het bloed dat zal worden vergoten. En de zeeën zullen door de oorlogen worden vertroebeld. Dan zal de zon verduisteren en de maan haar licht verliezen. De sterren der hemelen zullen hun loop veranderen en een grote donder zal komen uit een grote macht, die boven de krachten van de chaos is : de plaats waar het firmament van de vrouw is. Omdat zij de eerste werkelijkheid heeft geschapen, zal ze het wijze vuur van het inzicht afleggen en zich kleden met dwaze toorn. Dan zal Sophia de goden verdrijven uit de chaos en samen met de hoofdarchont, die ze geschapen heeft, in de afgrond werpen. Ze zullen uitgewist worden door hun ongerechtigheid. Dan zullen ze als vuurspuwende bergen worden en elkaar opvreten, tot ze door de hoofdarchont worden vernietigd. En als hij hen heeft vernietigd, zal hij zich tot zichzelf wenden en zichzelf vernietigen, totdat hij ophoudt te bestaan. En hun hemelen zullen de een na de ander uit elkaar vallen en hun machten zullen door vuur worden verteerd. Hun eonen zullen ten onder gaan. En zijn hemel zal openvallen en in tweeën breken. Zijn kosmos zal echter op de aarde neervallen en wel zo dat deze ze niet kan dragen, en zo zullen ze in afgrond vallen, en de afgrond zal ten onder gaan. Het licht zal de duisternis bedekken en deze uitwissen. Ze zal worden als dat wat niet geworden is. En het product dat de duisternis is gevolgd zal zich oplossen en het tekort zal bij haar wortel worden uitgetrokken en beneden in de duisternis worden geworpen. En het licht zal terugkeren tot zijn wortel. En de heerlijkheid der Onverwekte zal zich openbaren en alle eonen vervullen ; als de profetie en het verhaal van hen, die koningen zijn, openbaar wordt en voleindigd is door hen die 'volkomenen' worden genoemd. Zij echter die niet volkomen geworden zijn in de Onverwekte Vader, zullen hun heerlijkheden ontvangen in hun eonen en in de onsterfelijke koninkrijken. Zij zullen echter nooit het 'rijk zonder koning' binnengaan. Want iedereen moe gaan naar de plaats vanwaar hij is gekomen. Zo zal door zijn handelwijze en zijn kennis eenieder zijn wezen openbaren.