Harvard: It never stops! (3 maart 2013) – Zojuist is mijn Visiting Scholarship van drie maanden aan Harvard begonnen. Ik verheug me zeer op deze ervaring. De komende maanden ben ik gastwetenschapper aan Harvard University. Ik doe onderzoek voor mijn boek over de eurocrisis, ik zal papers presenteren en deelnemen aan seminars. Op mijn weblog www.sylvestereijffinger.com heb ik in mijn Weekboeken verslag gedaan van mijn ervaringen op Harvard.
Mijn column van 7 mei 2008, geschreven aan het begin van mijn tweede verblijf als hoogleraar aan Harvard. Harvard: It’s a way of life Na vijf jaren afwezigheid keer ik weer als gasthoogleraar terug bij Harvard University of, zoals mijn vriend Ben Friedman dat treffend noemt, ‘my home in America’. Het lijkt net of de tijd daar stil heeft gestaan, terwijl dit toch geen gezapige universiteit is. De meeste gebouwen staan er al sinds de Amerikaanse burgeroorlog (foto), dus anderhalve eeuw. Ook de tophoogleraren zijn er nog steeds dezelfde, zij het met wat meer grijze haren.
In de VS bestaat er geen verplichte pensioenleeftijd voor hoogleraren vanwege het verbod op ‘age discrimination’. Het is dus niet ongewoon dat hoogleraren na hun zeventigste nog gewoon college’s of seminars geven. Jim Duesenberry gaf zelfs na zijn tachtigste nog college. Dat is wat andere koek dan in Europa, waar sommigen al op hun vijftigste naar hun pensioen uitkijken. Naast deze grijze eminenties lopen er ook jongere associate en assistant professors rond, die zich nog moeten bewijzen in de wetenschap. Velen van hen zullen hier geen tenure krijgen, omdat zij niet goed genoeg zijn. Bij Harvard krijgt slechts een op de drie of vier tenure tracks een vaste aanstelling, zoals dat een topuniversiteit betaamt. De eerste dag gaat op aan het afhalen van mijn Harvard ID, die geldig is tot eind oktober 2014, het aanmaken van mijn Harvard email en het betrekken van mijn office. Het ritme is daarna weer snel opgepakt. Maandag is mijn wekelijkse seminar voor de staf en studenten, dat dit keer gaat over ‘central bank transparency and communication’. Dit onderzoeksgebied is vooral door Europese wetenschappers ontwikkeld, waarvan sommigen inmiddels bij Amerikaanse topuniversiteiten werken.
Men is zeer geinteresseerd in dit onderwerp, maar het valt mij op dat de meeste economen hier toch denken dat meer transparantie en communicatie ook altijd beter is. Dat geeft aanleiding tot fundamentele discussies over de mate van onzekerheid, de mogelijke overdaad aan informatie en verwarring. Harvard economen menen dat zij de ‘preservers of the profession’ zijn en daarom het recht hebben om elke inzicht uit de literatuur ter discussie te stellen. Dat mag wel eens vermoeidend schijnen, maar resulteert wel in scherpere conclusies en betere papers. Dat betekent niet alleen dat visitors als ik op hun tenen moeten lopen, maar dat geldt ook voor henzelf. Elk college of seminar is een toets hoe goed je nu werkelijk in jouw discipline bent. Daarom is Harvard ook een echte topuniversiteit en fungeert als een soort spiegel voor ieders eigen kwaliteit. Op de wekelijkse Faculty lunch op de bovenste verdieping van Littauer – het domein van het Economics Department – wordt nauwelijks over administratieve zaken gesproken en vrijwel alleen over onderzoek. Aan elke tafel discussieren collega’s over actuele en relevante problemen, waarbij direct een model wordt geschetst dat deze problemen analyseert en oplost. Het is hier geen ivoren toren economie, zoals vaak bij Europese universiteiten het geval is. Dat heeft ook te maken met de mobiliteit van de economen hier, die als chief economist bij het IMF of Wereldbank of bij de Council of Economic Advisers werkzaam zijn geweest. Dat blijft maar doorgaan. Kortom, Harvard is ‘a way of life’.
Oplaadstation Harvard (www.scienceguide.nl) 24 oktober 2012 - Sylvester Eijffinger gaat weer opladen op Harvard. De Tilburgse econoom gaat er lesgeven, onderzoek doen en werken aan zijn boek over de vragen achter de eurocrisis. En hij gaat daar weer rondkijken, nadenken en schrijven voor ScienceGuide.
De UvT-hoogleraar Financiële Economie is in de maanden maart, april en mei van 2013 gastwetenschapper aan het Economics departement van Harvard en zal van de gelegenheid gebruik maken om seminars te houden voor collega’s en studenten. De gretigheid om juist over de onderliggende factoren van de eurocrisis in economie, politiek en samenleving te horen en door te denken, is bijzonder groot, zo vertelde hij aan ScienceGuide. Midden tussen Fannie en Lehman Tijdens zijn vergelijkbare sabattical in 2008 belandde Eijffinger - en met en via hem de lezers van ScienceGuide - met zijn neus in de economische boter. Het waren de maanden van de instorting van de Amerikaanse hypothekenmarkt, FannieMae en FreddyMac en de aanloop naar het omvallen van Lehman Brothers. De discussies met mensen als Ben Bernanke van de Federal Reserve waren dan ook zorgelijk en vaak met veel meel in de mond, zo merkte Eijffinger en deed daar verslag van in zijn weekboeken die hij op ScienceGuide bij hield. Dat het in dat najaar van 2008 - gelijk op met de presidentsverkiezingen faliekant mis zou gaan, kon bijna niet meer verassen. Ook deed hij een treffende voorspelling: "Dit keer heb ik een uitvoerige discussie met de recente Nobelprijswinnaar voor de Economie Roger Myerson en de wellicht toekomstige winnaar van deze prijs Alvin Roth over hoe dictators als Dzenghis Khan en Stalin hun macht organiseerden en er altijd voor zorgden dat zij een groep van vertrouwelingen om zich heen hadden, die zij altijd beloonden en die daardoor loyaal aan hen bleven." Onlangs won Roth de Nobelprijs. Portret in trappenhuis
Tussendoor deed Eijffinger kleine observaties als “Rond elven komt mijn Tilburgse decaan langs om te kijken of ik wel hard genoeg werk. Dat bleek het geval. Wij gaan gaan even koffie drinken in de Hanson-Mason room op de bovenste etage van Littauer en vervolgens laat ik hem de portretten zien van de vele beroemde Harvard-hoogleraren in het trappenhuis, van Schumpeter tot Galbraith. In Tilburg hebben wij in het trappenhuis de portretten van anomieme studenten hangen. In de VS is men trots op zijn bekende hoogleraren.” In de hoop, dat in de lente van 2013 geen vergelijkbare perikelen als Lehman, FannieMae of Hellas zullen opdoemen, zal Eijffinger ook dit maal op ScienceGuide een weekboek vanuit Harvard bijhouden. 'Never a dull moment', ook zonder financiële crises, is zijn verwachting.
WEEKBOEK 1 MAANDAG 4 MAART 2013 Bij aankomst zie ik dat het gebouw is nog niets veranderd ten opzichte van mijn laatste sabbatical in het voorjaar van 2008 en staat al jaren op de nominatie om gerenoveerd te worden. Nog steeds dezelfde houten deuren met op de deuren geschilderde kamernummers. Op weg naar mijn office op de derde verdieping passeer je de portretten van de beroemde Harvard-professoren als Joseph Schumpeter, Gottfried Habeler, John Kenneth Galbraith, Richard Musgrave, Wassily Leontief, Simon Kuznets, Hendrik Houthakker tot Janos Kornai. In Tilburg hangen er geen portretten van onze emeriti hoogleraren, maar die van bestuurders en anonieme studenten. Dat zal wel te maken hebben met onze calvinistische mentaliteit om niet trots te zijn op onze voorgangers. Vervolgens haast ik mij naar de Harvard Faculty Club (foto) voor een lunch met Rob Riemen die toevallig bij Harvard op bezoek was voor het voorbereiden van de volgende Nexus-conferentie met Michael Ignatieff. Tijdens de lunch lopen wij de vroegere Harvard-president en ex-minister Larry
Summers, die wij goed kennen, tegen het lijf. Rob en ik praten veel over de verschillen tussen Harvard en Tilburg. Bij Harvard worden kandidaat-studenten zeer streng geselecteerd niet alleen op GRE en andere toetsen, maar ook op hun leiderschapskwaliteiten. Daarom volgen de geselecteerde studenten eerst een heel brede Bachelor om zich daarna in hun Master te specialiseren. Hier begrijpt men echt niet dat Nederlandse universiteiten zoals Tilburg niet mogen selecteren. Rob en ik concluderen dat een breed University College met een strenge selectie het beste perspectief biedt. DINSDAG 5 MAART 2013 In de middag uitgebreid bijgepraat met de huidige Chairman Greg Mankiw, die net zes maanden in office is. Greg Mankiw is voor mij een van de beste macro-economen ter wereld en was een belangrijke adviseur van presidentskandidaat Mitt Romney en bij een verkiezing van Romney wellicht de opvolger van Ben Bernanke als Chairman van de Federal Reserve System geworden. Greg en ik
praten vooral over de huidige problemen om het Amerikaanse overheidstekort terug te brengen en wij zien de mogelijkheid van een compromis tussen de democratische President Obama en de republikeinse leider Boehner van het Congress somber in. Na het passeren van de fiscal cliff doet nu de sequester (kaasschaaf) zijn werk en dat betekent dat elke overheidsdienst een budgetvermindering opgelegd krijgt. Bezichtigingen van het Witte Huis zijn stopgezet vanwege de bezuinigingen op de veiligheidsdiensten. Obama kan bijna geen beleid meer maken, omdat hij voor elke beleidswijziging de republikeinen in Congress nodig heeft. Misschien dat Obama erop gokt dat hij bij de mid-term elections in november 2014 gaat winnen en met een democratisch Congress de laatste twee jaar van zijn presidentschap heeft om beleidswijzigingen door te voeren. Mijn conclusie is dat de VS door de toenemende polarisatie nu onregeerbaar is geworden. WOENSDAG 6 MAART 2013 Mijn goede vriend Ben Friedman heet mij zoals gebruikelijk zeer welkom met de woorden: "Welcome to your home in America!". Ben is voor mij een van de meest gerespecteerde monetaire economen en een echte kenner van centrale banken in de wereld. Hij is het tegendeel van een studeerkamergeleerde en heeft een lange staat van dienst bij het adviseren van ministers van financiën, centrale bankpresidenten, IMF, Wereldbank en andere internationale organisaties. Na een uitgebreide toelichting door mij op de eurocrisis, waarin ik de tegenstellingen tussen de Noordelijke en Zuidelijke eurolanden probeer toe te lichten, komen wij vanzelfsprekend op de fiscaal cliff en de sequester te spreken. Ben ziet de sequester niet als een probleem voor de overheidsuitgaven die hiermee met 3 tot 5 procent teruggebracht worden, maar als een fundamenteler probleem binnen de republikeinse partij zelf. De republikeinse partij is een "party with an empty core" en bestaat uit verschillende facties die in beginsel niets met elkaar gemeen hebben en dus moeilijk op één noemer gebracht kunnen worden: Libertarians, Business Conservatives, Religious Right en de Tea Party. Vooral de laatste beide facties maken het onmogelijk voor de republikeinse partij onder leiding van Boehner om een compromis over de begroting met Obama te sluiten. Ik concludeer dat de VS door instabiliteit binnen de republikeinse partij ook op lange termijn onregeerbaar zijn. DONDERDAG 7 MAART 2013 Eerst bezoek van mijn collega Ken Rogoff op mijn kamer om over mijn boek met Edin Mujagic te overleggen. Gisteren verscheen mijn Project Syndicate artikel 'Independence Lost' over de teloorgang van centrale bankonafhankelijkheid met Edin Mujagic (te vinden op: www.project-syndicate.org). Veel reacties van collega's hier bij Harvard gehad en nauwelijks reacties van Nederlandse collega's ontvangen. Ken heeft het gelezen en merkt terecht op: "First, we're busy to get the central bank out of the Treasury, now we're busy with getting the Treasury out of the central bank". Hij is het met ons eens dat het fenomeen van de financiële repressie ten minste nog vier tot vijf jaar gaat duren en misschien nog wel veel langer dan dat. Daarna gaan wij samen naar de Speciale Faculty Lunch in de Hansen-Mason Room op de derde verdieping. Op donderdag is er altijd een Faculty Lunch van het Economics Department voor de (visiting) faculty members. Meestal wordt er alleen over het onderzoek gesproken en ontstaan er tijdens de lunch vaak ideeën voor nieuwe papers, waarbij economen vanuit hun subdiscipline discussiëren over modellen en vraagstukken. Ook dat is een eigenschap van de echte onderzoeker. Men is dag en nacht bezig met het vak. It never stops! Deze Faculty Lunch is bijzonder vanwege het bezoek van de Provost van Harvard University, Dr. Alan M. Garber. De functie van Provost is een beetje vergelijkbaar met die van Deputy-President. De
huidige President, Dr. Drew Faust, is voor de buitenwereld wellicht het meest bekend, maar de Provost vervult een belangrijke functie en houdt zich vooral met de interne communicatie en organisatie van de universiteit bezig. Hij geeft ook leiding aan de Deans van de FAS en de verschillende schools, zoals de Harvard Law School, en de Chair Persons van de departments. Aangezien de discussies bij de Faculty Meetings vertrouwelijk zijn, kan ik de lezers helaas geen verslag doen van wat er besproken werd, maar ik kan verzekeren dat dergelijke discussies niet veel verschillen van universiteit tot universiteit. Blijkbaar lijken verschillende universiteiten meer op elkaar dan zij denken! VRIJDAG 8 MAART 2013 Gisteravond en vanochtend is er hier in Cambridge en Boston weer een flink pak sneeuw gevallen, zeker vier tot vijf inches als het niet meer is. Ondanks de sneeuwschuivers waren de wegen en straten onbegaanbaar ('very heavy traffic'). Dat betekent dat de meeste collega's ofwel een vrije dag hebben opgenomen, ofwel thuis werken indien zij geen colleges geven.
WEEKBOEK 2 MAANDAG 11 MAART 2013 De ochtend begint met het werken aan het boek met Edin Mujagic over de gevolgen van de financiële crisis. Aangezien alle collega's 's ochtends altijd hard werken aan hun boeken of papers, word ik nauwelijks lastig gevallen en kan ik flink wat onderzoek doen. Daar is een sabbatical voor bedoeld: onderwijs en onderzoek. Om 12.00 uur verzamelen Emmanuel Fahri (de onderzoekscoördinator macroeconomie), Ben Friedman, Greg Mankiw en ik in de hal van Littauer Building om te gaan lunchen met Markus Brunnermeier (Princeton University) die vanmiddag een seminar geeft over zijn nieuwe paper 'The I Theory of Money' (waarbij I staat voor financiële intermediairs).
Iedereen heeft het paper al vooraf gelezen. Dat maakt dat het seminar efficiënter verloopt. Zonder te technisch te worden, gaat het paper over een geldtheorie, waarin voldoende recht gedaan wordt aan financiële intermediairs. Daarmee is het mogelijk om het monetaire beleid en het macro-prudentiele toezicht door de centrale bank op een integrale wijze te analyseren. In de literatuur is dit nog een lacune. Markus is niet alleen een van de toponderzoekers op dit gebied, maar zit ook in de European Systemic Risk Board die nauw gelieerd is aan de Europese Centrale Bank en een soort debating club is geworden vanwege zijn grote omvang (meer dan 50 leden). Bij de vormgeving van de Europese bankenunie dit jaar zal niet alleen het micro-prudentiële toezicht bij de ECB ondergebracht moeten, maar ook het macro-prudentiële toezicht opnieuw moeten worden bezien en rechtstreeks bij de ECB ondergebracht en geïntegreerd moeten worden. De lunch in de Harvard Faculty Club is zeer genoeglijk en ontspannen. Wij praten vooral over de stabiliteit van het Amerikaanse en Europese bankwezen, waarbij de conclusie is dat het eerste relatief stabieler is dan het laatste. Ik maak daarbij de kanttekening dat het bankwezen in de Zuidelijke eurolanden het minst stabiel is vanwege de omvang van de eigen overheidsobligaties die de ZuidEuropese banken op hun balansen hebben. Na de lunch gaan wij naar de seminarroom M-15 voor het hoogtepunt van de dag, het seminar door Markus. Hij komt nauwelijks aan zijn presentatie toe, maar dat is ook niet de bedoeling. Iedereen heeft het paper al gelezen en geeft zijn mening over het model. De Harvard senior faculty beschouwt zichzelf (terecht) als 'the preservers of the profession' en toetst niet alleen de economische kennis van de spreker maar ook van elkaar. De spreker krijgt de eerste minuten de kans om zijn paper toe te lichten en daarna is het snel een 'free for all'. Sommigen proberen het paper te begrijpen, maar anderen toetsen de spreker op de diepgang van zijn kennis. Dit is hier een normale gang van zaken bij elk seminar en heeft niets van doen met de kwaliteit van het paper. DINSDAG 12 MAART 2013 Vanmiddag een macro-seminar door een post-doc die hier op bezoek is, Francois Geerolf (Sciences Po) over 'The Rise and Fall of Rational Bubbles', dat best goed gepresenteerd werd, maar de senior faculty niet geheel kon overtuigen. Het model bleek weinig toegevoegde waarde voor de literatuur te hebben en dat werd door aanwezigen ook haarfijn blootgelegd.
Het valt mij op hoe dienstverlenend de ondersteunende staf hier is. In het gehele department zijn er maar 15 faculty assistants en secretaressen op een totale wetenschappelijke staf van 50 senior en junior faculty. Daarvan zijn er ongeveer 40 tenured full professors (die trouwens heel wat beter betaald krijgen dan bij ons) en 10 assistant (associate) professors die een tijdelijke aanstelling hebben en zich bij andere Amerikaanse topuniversiteiten moeten bewijzen voordat zij bij Harvard terug kunnen keren. Daarnaast is de Harvard Business School verantwoordelijk voor het onderwijs en onderzoek op het gebied van business management en de Harvard Kennedy School of Government op dat beleidsterrein. WOENSDAG 13 MAART 2013 Op woensdagochtend beluister ik een uitzending van BNR Newsroom die maandagavond was opgenomen en waarvan een uitvoerig verslag in het FD van dinsdag stond met als hoofdgast onze minister van Onderwijs Jet Bussemaker over het onderwerp "Hoe halen wij Harvard naar de polder?' De presentator Paul van Liempt had mij nog gevraagd om een interessante vraag voor de minister te bedenken. Ik mailde hem dat ik een hele hoop vragen voor de minister had, maar dat het toch geen zin had omdat het kabinet Rutte 2 niet van plan is om meer financiële middelen ter beschikking te stellen. Jet Bussemaker merkte eerst op dat zij na haar promotie in de politieke wetenschappen een tijdje als fellow (zij bedoelde waarschijnlijk als post-doc) op Harvard had "rondgelopen" en dus wel wist hoe het hier op Harvard toegaat. Daarna merkte zij op dat Nederlandse universiteiten in de internationale ranglijsten goed mee kunnen komen, maar zich beter moeten specialiseren en niet allemaal dezelfde studierichtingen moeten aanbieden. Daar heeft de minister wel een punt, maar vervolgens gaf zij aan dat de Rotterdamse economische faculteit "veruit de beste" in ons land is. Waar is deze mening van de minister op gebaseerd? Op de CentER ranking van Top-100 van de economics research schools, die sedert 2004 wordt gebaseerd op de "70 leading economics journals" over een periode van de laatste vijf jaar en die hier op Harvard als heel representatief wordt gezien, blijkt dat Rotterdam maar op plaats 46 van de wereld staat. Vanzelfsprekend staat Harvard op nummer een, gevolgd door Chicago, MIT, NYU, Stanford, Berkeley, Columbia, Northwestern, Yale en daarna LSE als eerste Europese school op nummer 10. Vervolgens komt Oxford op nummer 13, University College London op 18 en Tilburg University op 22. Vóór Rotterdam komen de Universiteit van Amsterdam op 23 en Maastricht op 39. Het is dus een fabeltje dat Rotterdam op het gebied van economie "veruit de beste" is en ik adviseer de minister dat zij bij haar toekomstige beleid voor de profilering van universiteiten beter haar huiswerk doet. Dergelijke losse flodders helpen de discussie niet. Woensdagmiddag om 14.30 uur hoor ik van de collega's dat er inmiddels witte rook uit de Sixtijnse kapel is opgestegen en dat binnen een uur bekend gemaakt gaat worden wie de nieuwe paus is. Ik haast mij naar mijn hotel omdat hier op het Economics Department geen televisie aanwezig is. De Amerikaanse media (CNN, Fox) hoopten dit keer op een Amerikaanse paus, waarbij door hen de meeste kans werd toegedicht aan kardinaal O'Malley van Boston. Op zich zou er veel voor te zeggen zijn voor een paus uit de nieuwe wereld, maar toch niet uit de VS waar onder de katholieken wel sterk wordt afgeweken van de lijn van de Bisschop van Rome. Het wordt uiteindelijk wel een kardinaal uit de nieuwe wereld, maar dan uit Latijns-Amerika, waar ruim 400 miljoen katholieken wonen. Paus Franciscus, de vroegere kardinaal Jorge Mario Bergoglio (76 jaar), verschijnt om 8.22 uur onze tijd op het balkon van de basiliek van St. Pieter en krijgt een bijzonder onthaal als eerste niet-Europese paus. Een historisch moment dat ik niet had willen missen, ook al is het op televisie in de VS! DONDERDAG 14 MAART 2013 De Faculty Lunch heeft dit keer geen bijzondere gast zoals vorige keer met de Provost van Harvard University. Dit keer werd er wel veel gepraat over het voorval dat een aantal studenten de Harvard
Code of Honor een tijdje geleden geschonden hadden, van Harvard waren weggestuurd en uit de archieven verwijderd ('erased') zijn. De Code of Honor houdt in dat studenten tijdens het maken van examens elkaar controleren op niet spieken. De professor geeft de examens aan de studenten en laat hen dan zonder toezicht het examen maken. Volgens de Code of Honor (die trouwens ook op andere instellingen geldt, zoals Westpoint Military Academy) wordt er niet van elkaar afgekeken of informatie met elkaar gedeeld. Als studenten zich niet aan deze Code houden, dan worden zij door hun collegastudenten bij de professor gerapporteerd. Spiekende studenten benadelen tenslotte hun collegastudenten. Harvard is heel strikt met het handhaven van de Code of Honor. Zondigt een student hiertegen, dan geldt niet alleen verwijdering maar heeft men bij Harvard nooit bestaan. Voor mij is dit een van sterke punten van het Amerikaanse hoger onderwijssysteem, omdat het studenten op hun eigen verantwoordelijkheid wijst en op het feit dat 'cheating' eigenlijk een vorm van parasiteren op de anderen is. Dat er wel eens wat in de media uitlekt over het verwijderen van spiekende studenten is voor mij een teken van kracht en niet van zwakte. Het zelfreinigend vermogen van de Code of Honor doet zijn werk. VRIJDAG 15 MAART 2013 Vanochtend vanwege mijn lunchafspraak met Hal Scott door Wasserstein Building van de Harvard Law School gelopen. Het is een prachtig gebouw in Neo-Romaanse stijl en zal de sponsor een lieve duit gekost hebben. In Wasserstein zijn de portretten van alle tenured full professors of law keurig naast elkaar opgehangen op anciënniteit, dus bepaald door het jaar dat zij een tenured benoeming bij de Harvard Law School kregen. Ik herken bekende collega's zoals Hal Scott, Mark Roe en Christine Jolls. Wat gaat men respectvol om met niet alleen de emeriti hoogleraren (zoals bij het Economics Department) maar ook met de zittende hoogleraren. Begin van de middag heb ik een lunchafspraak met mijn gewaardeerde collega Hal Scott ('tenured in 1980'), een van langst zittende hoogleraren van de Harvard Law School en nog steeds zeer actief in het publiceren. It never stops! Hal ken ik van conferenties waar economen en juristen samenkomen, zoals de Finlawmetrics conferentie die elk jaar in juni bij Bocconi University in Milaan gehouden wordt over thema's die financieel-economen en –juristen verbinden. Zelf ben ik een van organisatoren van deze multidisciplinaire conferentie. Het voert te ver om over de thema's van ons lunchgesprek uit wijden. Het varieerde van het failliet van het Amerikaanse politieke stelsel tot de wijze waarop het bankwezen geherstructureerd kan worden, waarbij het bankwezen zijn essentiële functies kan blijven vervullen zonder dat dit ten koste gaat van de belastingbetaler.
WEEKBOEK 3 Deze week over MIT (foto), Cyprus en herstructurering van het Amerikaanse en Europese bankwezen, en ook de onvoorspelbaarheid van politici in de VS versus Europa. MAANDAG 18 MAART 2013 De komende week is het officieel 'Spring break' en dat betekent dat er geen colleges en seminars zijn, maar dat wil niet zeggen dat het hier op Littauer opeens veel rustiger is geworden. De Faculty Lunches gaan gewoon door, collega's werken juist door aan hun papers en boeken. Nu is het de tijd om de publicaties af te werken. Zelf hoop ik ook weer voortgang te maken met mijn boek over de gevolgen van de financiële crisis.
Gisteravond zag ik op het lokale televisiekanaal een uitermate interessante uitzending over de wereldwijde expansie van het Massachusetts Institute of Technology (MIT, foto), dat hier in Cambridge bijna om de hoek ligt. MIT heeft een bewuste strategie ingezet om cursussen "gratis" online ter beschikking te stellen om daarmee meer internationale bekendheid te verwerven in verschillende landen en met de lokale autoriteiten projecten en uiteindelijk ook campussen op te zetten. Het business model van MIT ziet hoger onderwijs en onderzoek duidelijk als een exportproduct, waarmee geld verdiend kan worden. Het laatste wapenfeit was een bericht in het Financieele Dagblad (FD) dat MIT ook een lokale campus in Amsterdam wil gaan opzetten. Ik zou mij als bestuurder van de Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit toch enige zorgen maken over dit plan, want MIT zal alleen een partnerschap met de Amsterdamse universiteiten aangaan als dat voordeel brengt. De mogelijke komst van een MIT campus naar Amsterdam laat zien dat onze minster van Onderwijs, Jet Bussemaker, inderdaad gelijk heeft met haar beleid om de Nederlandse universiteiten sterker te profileren. Waarom hebben wij in Amsterdam twee universiteiten, die bijna volledig overlappende disciplines aanbieden? Het zou niet alleen vanuit een kostenaspect, maar ook ten
behoeve van de kwaliteit verstandiger zijn om de beide Amsterdamse universiteiten ten minste in een aantal disciplines te laten samenwerken of helemaal te laten fuseren. Dat zou op een aantal gebieden zeker tot hogere kwaliteit tegen lagere kosten kunnen leiden. DINSDAG 19 MAART 2013 Vanmiddag weer een Faculty Lunch met de collega's, waarbij ik vooral veel vragen moet beantwoorden over Cyprus. Hoe heeft het zover met Cyprus kunnen komen? Waarom duurde het zo lang voordat de Eurogroep geleid door minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem actie heeft ondernomen? Hoe kunnen er zulke grote risico's genomen worden met de eurozone, terwijl het over zo'n klein land (0,2% van het eurozone BBP) gaat? Een depositogarantiestelsel is toch een verzekering waarvoor banken en spaarders toch een premie betalen? Het is inderdaad bijna niet uit te leggen aan de collega's. Ik probeer veel zaken uit leggen en te verklaren. Mijn verdediging is dat de voorzitter Dijsselbloem van de Eurogroep net in functie is en nogal onervaren is en dat een volledige bail-out in sommige eurolanden (Duitsland, Finland en Nederland) niet goed te verkopen is. Maar vragen zij de Europese economen dan niet om advies? Mijn antwoord is dat de Europese politici wel adviezen vragen van economen, maar nooit deze adviezen overnemen. Dat komt omdat de economen vaak verdeeld zijn en/of omdat de politici, als in de VS, de korte termijn belangrijker vinden dan de lange termijn. Mijn grootste zorg is dat de Cypriotische regering, blijkbaar aanvankelijk toch gesteund door de Eurogroep, het depositogarantiestelsel (DGS) niet als goudgerand heeft beschouwd en daarmee het vertrouwen van de spaarders met deposito's tot 100.000 euro beschaamd heeft. Het DGS is een verzekering waarvoor men expliciet of impliciet een premie betaald en dus altijd gerespecteerd dient te worden. De kleine spaarders mee laten bloeden is fundamenteel anders dan de (achtergestelde) obligatiehouders mee laten betalen. Er bestaat op korte termijn niet alleen besmetting naar Griekenland, maar ook op lange termijn dat een van de voornaamste pijlers van een toekomstige Europese bankenunie qua geloofwaardigheid ondergraven wordt. Ik maak tijdens de Faculty Lunch de vergelijking met het tuinhuis dat de kinderen in brand hebben gestoken (de Cypriotische regering), waarbij de ouders in het nabijgelegen woonhuis toekijken (de Eurogroep) en niets doen onder motto: "wij laten het tuinhuis afbranden, want dan hadden de kinderen maar niet met vuur moeten spelen!". Het vuur in het tuinhuis kan, ook al ligt het nog zo ver, toch overslaan naar het woonhuis. WOENSDAG 20 MAART 2013 Om 12.00 uur mijn tweede lunch met Ben Friedman om een hoop zaken te bespreken waaraan wij de vorige lunch niet aan toegekomen zijn, zoals Ben's advies over een mogelijke uitgever voor mijn boek met Edin. Wij bespreken het excessieve monetaire beleid van de Amerikaanse centrale bank, het Federal Reserve System, en vanzelfsprekend Cyprus. Ook Ben is vol onbegrip over de Cypriotische beslissing om de kleine spaarders (tot 100.000 euro) een korting ('haircut') te geven. Hij vindt, net als ik, dat het DGS altijd gegarandeerd moet zijn. Boven de 100.000 euro kan een belasting opleggen of desnoods de tegoeden boven deze grens blokkeren en uitzoeken wat de herkomst van deze spaardeposito's en of er belasting over de inkomens en/of tegoeden is betaald in Cyprus of Rusland. In het geval van een belastingverdrag tussen Cyprus en Rusland is dat te doen. De spaartegoeden boven de 100.000 euro blijven geblokkeerd totdat aangetoond is dat de herkomst van deze spaargelden legaal is en/of dat er ook inkomsten- en vermogensbelasting over betaald is. Mijn suggestie is dat landen als Duitsland en Nederland onze kundige belastingambtenaren naar Cyprus sturen om de Cypriotische belastingsdienst bij te staan. Wij zouden deze belastingmissie kunnen financieren uit de ontwikkelingshulp. Een degelijke suggestie heb ik paar jaar geleden gedaan om de belastinginning in Griekenland te verbeteren, maar deze suggestie is door de toenmalige minster van Financiën Jan Kees de Jager helaas nooit opgevolgd. Verder spraken wij nog over een mogelijke herstructurering van het Amerikaanse en Europese bankwezen.
DONDERDAG 21 MAART 2013 Officieel is de lente in Cambridge vandaag begonnen, maar daar is weinig van te merken. Ik heb inmiddels al drie sneeuwstormen meegemaakt en het einde van de winter is niet in zicht. Het is nog steeds guur weer. Zoals gebruikelijk is er op donderdag een Faculty Lunch, waarbij ik dit keer een uitgebreid gesprek heb met collega John Campbell. John is een van de absolute toppers op het gebied van finance in uitgebreide zin. Hij heeft in alle topjournals gepubliceerd die je maar kunt bedenken en heeft een aantal standaardwerken op het terrein van finance op zijn naam staan, die nog steeds als de 'state of the art' beschouwd worden. Bovendien heeft hij de Britse hoffelijkheid van zijn geboorteland altijd behouden en is hij een zeer aangenaam persoon. John bevraagt mij wederom over de 'Cyprus-case' en hoort met verbazing mijn uitleg aan, die ik hier niet nog eens zal herhalen. Wij discussiëren welke situatie nu erger is: de VS met zijn langdurige strijd tussen de democratische President en het republikeinse Congress, die door de polarisatie steeds verder verhard is, of Europa met zijn voortdurende eurocrisis, waarbij marginale stappen worden genomen en waar steeds maar weer nieuwe politici op het toneel verschijnen met een platte leercurve (Rajoy, Hollande en Dijsselbloem). Mijn conclusie van het gesprek is dat de ellende in de VS tenminste voorspelbaar is, het geen niet gezegd kan worden van de eurocrisis, waarbij de politici te kleine stappen zetten en zij vaak onvoorspelbaar reageren. Verder hebben wij het nog over de herstructurering van het Amerikaanse en Europese bankwezen. Mijn stelling is dat de publieke nutsfunctie van het bankwezen altijd veiliggesteld dient te worden in het geval van een systeemcrisis, maar dat het moeilijk is om te bepalen welke delen van de financiële infrastructuur dan beschermd zouden moeten worden. Wij kunnen hierbij denken aan betalingssystemen maar ook clearing. John wijst er terecht op dat publieke nutsfuncties zich ook buiten het bankwezen ontwikkelen ('near banking'). Hij denkt bijvoorbeeld aan 'money market funds', maar de markt voor Credit Default Swaps (CDS) die tijdens de crisis een zeer belangrijke rol speelde en nog steeds speelt. Indien het bankwezen te veel gereguleerd gaat worden, dan zal er een 'migration' van bepaalde kernnutsfuncties naar buiten het bankwezen plaatsvinden, waarop de prudentiële toezichthouders nauwelijks vat hebben maar die wel voor grote problemen kunnen zorgen bij een systeemcrisis. Mijn conclusie is dat hij gelijk heeft en dat dit vaak over het hoofd wordt gezien. VRIJDAG 22 MAART 2013 Het is bijna het einde van mijn eerste periode van drie weken bij het Harvard Economics Department. Komende weekend vlieg ik voor een week terug naar Nederland voor een aantal verplichtingen, zoals het afnemen van mondelinge herexamens ('core business'), het voorbereiden van de externe en interne strategiebijeenkomsten van de UvT Sociëteit, een vergadering van de Commissie Wijffels over de structuur van het Nederlandse bankwezen en andere zaken. Eind maart vlieg ik weer naar Boston voor de tweede periode van drie weken bij Harvard University. Voor de trouwe lezers: begin april zal ik mijn weekboek dus hervatten. Inmiddels heb ik van de hoofdredacteur van ScienceGuide (www.scienceguide.nl) en de webmaster van mijn eigen weblog (www.sylvestereijffinger.com) begrepen dat tienduizenden lezers de moeite nemen om mijn weekboek te volgen en er daarnaast ook duizenden volgers die dat via mijn Twitter-account (@SCWEijffinger) doen. Ik wil graag alle trouwe lezers en volgers hiervoor bedanken!
WEEKBOEK 4 Deze week belicht ik onder andere 'real world problems' waarmee economen zich bezighouden, de mogelijke opvolging van Ben Bernanke en de toelating van buitenlandse studenten tot Harvard. MAANDAG 1 APRIL 2013 Gistermiddag aangekomen op Boston Logan Airport voor mijn tweede periode van drie weken bij het Harvard Economics Department. Vandaag op Tweede Paasdag is het eindelijk lente geworden, maar is iedereen hier gewoon aan het werk. Tweede Paasdag is een typisch Nederlands fenomeen en zorgt ervoor dat ons land kampioen in het aantal vrije dagen is. Vanochtend heb ik zonder interrupties aan mijn boek kunnen werken.
Om half twaalf ga ik op uitnodiging van Jeff Frankel naar de Harvard Kennedy School (HKS) voor het Economic Policy Seminar. Elke maandag is er op de HKS een seminar over een economisch thema met beleidsaspecten. Dit keer gaat het over de optimale reële wisselkoersen in opkomende economieën, die door het catching-up proces (inhaalslag) waarin zij zich bevinden geconfronteerd worden met een aanpassing van hun effectieve reële wisselkoers (dus de nominale wisselkoers gecorrigeerd voor de inflatieverschillen met handelspartners). Inmiddels wijs geworden door de vele valutacrises waarmee de opkomende landen te maken hebben gehad, hebben de landen omvangrijke internationale reserves opgebouwd als buffers tegen tijdelijke en permanente schokken en proberen zij deze reële wisselkoers (ruilvoet) geleidelijk aan te passen aan hun ontwikkelingsfase. Rondom de tafel zat het neusje van de zalm van de Kennedy School: Ricardo Hausmann (Director, Center for International Development), Jeff Frankel en Carmen Reinhart (bekend van haar boek met Ken Rogoff over de valutacrises). Het was een zeer levendige en inhoudelijke discussie met collega's die niet alleen de literatuur op hun duimpje kennen, maar ook gepokt en gemazeld zijn in de beleidspraktijk. Ricardo is bijvoorbeeld de minister van Planning in Venezuela geweest en ook een belangrijke adviseur van het IMF en de Wereldbank. Dat geldt ook voor de anderen en maakt een seminar echt interessant en relevant: een academische discussie die over 'real world problems' gaat en niet over 'non-issues' zoals dat in Nederland helaas vaak het geval is. Wetenschappelijk onderzoek moet voor mij aan twee eisen voldoen, namelijk zowel aan 'rigor' als 'relevance'. Meestal wordt gedacht dat er een afruil is tussen 'rigor' en 'relevance', maar dat komt omdat onderzoekers maar een van beide aspecten beheersen en zij niet beiden kunnen combineren door hun gebrek aan kennis. Het is juist de bedoeling om de rigor-relevance curve uit te schuiven, waarbij de theoretische en/of empirische analyse aan de hoogste wetenschappelijke criteria voldoen, maar tegelijkertijd ook beleidsrelevant moet zijn. DINSDAG 2 APRIL 2013 Vandaag de Faculty Lunch (met rosbief, zalm en salades) waarbij het centrale thema de selectie ('admissions') van de graduate students was. De selectie vindt op woensdag en donderdag plaats op een zorgvuldig wijze door een comité van junior en senior faculty members. De voorselectie heeft inmiddels al plaatsgevonden op basis van GRE-toetsen en de aanbevelingsbrieven van de professoren bij wie de studenten afgestudeerd zijn. De aanbevelingsbrieven zijn het allerbelangrijkste en worden gewogen naar de reputatie van de professoren. Zo hoort dat ook. Zelf krijg ik elk jaar een aantal master studenten die op het punt staan af te studeren
en naar Harvard of MIT willen om daar te gaan promoveren. Zij denken vaak allen dat zij briljant zijn, maar in de praktijk valt dat nogal tegen als je naar hun cijfers kijkt. Ik ben altijd zeer terughoudend bij het schrijven van aanbevelingsbrieven, omdat mijn reputatie bij mijn Harvard en MIT collega's vanzelfsprekend in geding is. De minimale voorwaarde is dat de student bij mij afgestudeerd is. Daarnaast moet er voor mij sprake van excellentie. Ik weet dat mijn aanbevelingsbrief doorslaggevend kan zijn, maar daarom dien ik ook heel zorgvuldig te zijn. Er worden van de 700 kandidaten die zich dit jaar hebben aangemeld, maar 30 studenten (dus minder dan 5 procent) toegelaten tot het Graduate Program van het Harvard Economics Department. De meeste studenten komen uit de VS of het VK, maar een toenemend aantal komt uit Azië (ongeveer 30 procent) en dan vooral uit China.De meeste Aziaten hebben trouwens wel bij een topschool in de VS gestudeerd. De Europese studenten zijn dit jaar nauwelijks vertegenwoordigd onder de geselecteerden. De vraag is of dit een goed of slecht teken is voor onze topuniversiteiten? In het verleden heeft Tilburg University, net als Bocconi University en London School of Economics, regelmatig een topstudent van dat jaar in het Harvard of MIT Graduate Program kunnen plaatsen, maar dat schijnt nu verleden tijd te zijn. De graduate studenten betalen voor hun opleiding $ 28.000 'tuition fee' (en bij het armere MIT zelfs $ 33.000), maar hebben meestal beurzen van de National Science Foundation (NSF) en/of andere sponsoren. Bovendien kunnen zij ook bijverdienen als Teaching Assistant (TA) bij een grote cursus als EC10 of als Research Assistant bij het onderzoek van een senior faculty member. Dat betekent dat de graduate studenten eigenlijk voor hun opleiding betalen en dus investeren in hun eigen menselijk kapitaal. Bij ons hebben de PhD students (AIO's) nog steeds de luxe dat na zij hun Research Master van twee jaren in de laatste drie jaren een bescheiden salaris ontvangen. De vraag is hoe lang deze situatie nog blijft voortbestaan. WOENSDAG 3 APRIL 2013 Vanochtend weer aan mijn boek gewerkt en daarna een lunch met een van de slimste collega's die hier op het Economics Department rondloopt, Andrei Shleifer. Andrei is begin vijftig, maar nu al een legende, heeft een indrukwekkende publicatielijst en wordt overal ter wereld om advies gevraagd. Een Nobelprijs zit er zeker in. Ik wil met Andrei spreken over mijn nieuwe paper over de afruil tussen monetaire en financiële stabiliteit en hij wil vooral mijn visie op de eurocrisis hebben vanuit mijn ervaring als lid van het EP Monetair Experts Panel. Andrei komt mij ophalen voor een lunch in een Italiaans restaurant hier vlak om de hoek aan Harvard Square. Tot mijn verrassing is hij gekleed in pak met stropdas. Ik vraag hem of dat vanwege de graduate students is. Hij antwoordt dat zij dat ongetwijfeld zullen denken, maar dat de echte reden is dat hij vanavond een diner heeft met Tim Geithner (voormalig minister van Financiën), een goede vriend die vanavond even langs komt. Dat is wat Marty Feldstein altijd de 'the magic of Harvard' placht te noemen. Je hoeft hier nergens heen, want iedereen komt toch langs, omdat zij het als een eer beschouwen om even bij Harvard langs te zijn geweest. Na een uitgebreide uitleg door mij van de 'case of Cyprus' en de rol van onze minister van Financiën en de ECB daarin (waarmee ik de lezer niet zal vermoeien) komen wij te spreken over mijn favoriete onderwerp van dit moment, namelijk de financiële repressie. Andrei vraagt mij hoe lang de financiële repressie nog gaat duren en ik antwoord ten minste nog 5 jaar en misschien zelfs wel 10 jaar. Ik licht toe dat de periode van 'monetary dominance' (centrale bankonafhanklijkheid) echt voorbij is –behalve wellicht in het geval van de ECB – en dat de periode van 'fiscal dominance' reeds jaren geleden is aangebroken en dat de politici volledige controle over de centrale bank nastreven. Andrei concludeert dat dit ook de enige manier is voor de overheden in de VS, het VK en Europa om de schuldencrisis op te lossen bij een bescheiden groei en een nog bescheidener leiderschap. Ten slotte filosoferen wij over de mogelijke opvolging van Ben Bernanke als Chairman van de Federal Reserve System. Volgens Andrei heeft Ben het echt wel gezien na 8 tropenjaren en wil hij begin 2014 er echt mee ophouden. De mogelijke opvolgers passeren de revue, waarbij Tim Geithner de grootste kans heeft als hij de post wil.
Vice-Chair Janet Yellen is inmiddels eind zestig en is niet populair bij de staf van de Federal Reserve en onze collega Larry Summers, die natuurlijk de slimste is, roept bij Congress vooral gemengde gevoelens op. DONDERDAG 4 APRIL 2013 Vanmiddag om 12.30 uur een lunch met mijn collega en vriend Lucas Papademos, die op dit moment colleges geeft aan de Harvard Kennedy School over 'central banking and monetary policy'. Lucas was niet alleen Vice-President van de ECB gedurende 8 jaar maar ook recentelijk premier van Griekenland in een zakenkabinet dat de onderhandelingen met de Troika (ECB, EC en IMF) voerde over de bezuinigingen en hervormingen die dat land opgelegd kreeg voor de noodhulp door andere eurolanden. Het had inderdaad heel weinig gescheeld of Griekenland was geen deel van de eurozone geweest. Ik denk dat het vooral de verdienste van Papademos is geweest dat dit uiteindelijk niet gebeurd is, omdat Lucas het vertrouwen van de ECB en Europese Commissie had en tegelijkertijd als "technocraat" niet een onderdeel was van de politieke spelletjes tussen de partijen. Mijn respect voor hem is zeer groot. Hij is een intellectueel 'powerhouse' (met PhD van MIT), 'softly speaking' en een bescheiden man die weinig weerstand oproept. Hij is ook nog getrouwd met een Nederlandse vrouw. Waarom zijn er in Europa zo weinig politici van het kaliber van Papademos en Monti? Het lijkt er steeds meer op dat niet 'the best of the nation' in de politiek actief zijn, maar 'the worst of the nation'. Dat komt omdat mensen uit het bedrijfsleven, het openbaar bestuur of de wetenschap geen ambitie en belangstelling hebben voor het politieke ambt omdat de afbreuk- en reputatierisico's zo enorm zijn en de politieke levenscysclus zo beperkt. Lucas en ik hebben elkaar sinds zijn afscheid als Vice-President van de ECB niet meer gesproken en hebben heel wat bij te praten over de eurocrisis, Griekenland en Cyprus. Veel van wat besproken is, leent zich helaas vanwege de vertrouwelijkheid niet voor een bespreking in dit weekboek maar was zeker de moeite waard. VRIJDAG 5 APRIL 2013 Vanochtend mijn vierde weekboek gemaakt voor mijn trouwe lezers op ScienceGuide.nl en mijn weblog (www.sylvestereijffinger.com). Mijn webmaster Raymond Peil informeerde mij zojuist dat het weblog de grens van 200.000 bezoekers per maand ruim gepasseerd is en dat er op de dagen dat mijn weekboek verschijnt 10.000 tot 15.000 bezoekers alleen al voor het weekboek zijn. Vanzelfsprekend ben ik heel erg dankbaar voor deze grote belangstelling voor mijn weekboek. Dat geldt evenzeer voor de vele positieve reacties ik die afgelopen weken mocht ontvangen via mijn Twitter-account (@SCWEijffinger) of per email. Het geeft voor mij aan dat er bij het hoger onderwijs en onderzoek in Nederland veel interesse bestaat voor hoe "every day life goes at Harvard". Hoewel de dynamiek van het universitaire leven hier bij Harvard niet te vergelijken is met dat aan de gemiddelde Nederlandse universiteit, die toch vaak geregeerd wordt door de bureaucratie, geeft het toch hoop dat onze universiteiten zich spiegelen aan hun Amerikaanse grote zusters.
WEEKBOEK 5 Het was weer een drukke en interessante week, bijna te veel om op te noemen. Lees hieronder! MAANDAG 8 APRIL 2013 Vanochtend veel zaken geregeld met betrekking tot de bijeenkomsten van de UvT Sociëteit op 25 april en 29 mei 2013 in het kader van het strategisch plan van Tilburg University. Het gewone werk gaat gewoon door. Om 12.00 uur een lunch met mijn collega en vriend Marty Feldstein (foto), President Emeritus van het National Bureau of Economic Research (NBER) en een van de meest senior hoogleraren van het Harvard Economics Department. Wij hebben afgesproken in het Harvest Restaurant in Brattle Street waar ik nog niet eerder geweest ben en dat ook niet gemakkelijk te vinden is. Marty zat al aan een tafel in een hoekje van het restaurant op mij te wachten met zijn iPad en een kop koffie. Veel onderwerpen passeerden de revue, waaronder de eurocrisis, Cyprus, maar vooral ook Italië. Marty ziet de politieke patstelling in Italië als een groot probleem en eerlijk gezegd moet ik hem daarin gelijk geven. Italië is te groot voor de noodfondsen (EFSF en ESM) en zal ook niet aan de conditionaliteit van deze noodfondsen willen voldoen. Dat betekent dat de ECB haar opkoopprogramma (OMT) niet kan
activeren, omdat de conditionaliteit een essentiële voorwaarde is voor het activeren van OMT. Zou de ECB haar opkoopprogramma zonder conditionaliteit moeten activeren, dan zou dat het einde van de onafhankelijkheid van de ECB inhouden. Draghi heeft op een conferentie voor het afscheid van Mervyn King als Governor van de Bank of England gezegd dat de ECB nooit het 'credit risk' van de eurolanden zal kunnen overnemen, maar wel garant zal staan voor het 'currency (convertibility) risk' van de perifere landen, opdat zij wel lid van de eurozone blijven. De vraag is waar de grens voor dit risico ligt. Om 14.00 uur kwam mijn goede vriend Hans-Werner Sinn, President van CESifo en het Ifo Instituut nog bij mij langs. Hans-Werner heeft een 'sabbatical' van een paar weken bij Boston University (waar hij een seminar over de eurocrisis en Target2 gegeven heeft), MIT en Chicago, waar hij morgen naar toe vliegt. Hij kwam even bij mij langs voor een kop koffie. Het was buitengewoon genoeglijk, ook al was het onderwerp dat wat minder. Hans-Werner zag de politieke crises en instabiliteit in landen als Italië en Spanje ook als zeer zorgwekkend. Hij zag het nog somberder in dan Marty Feldstein en ikzelf, omdat deze landen niet in staat blijken te zijn om de juiste maatregelen (bezuinigingen en hervormingen) te nemen, omdat er geen steun bij de bevolking is. DINSDAG 9 APRIL 2013 Vanochtend weer aan mijn boek gewerkt en geskypt met het thuisfront over de strategische
bijeenkomsten. Daarna naar de Faculty Lunch (kip, zalm en salades), waar in onze discussie vooral het verschil tussen de Amerikaanse en Europese topuniversiteiten aan de orde kwam. De Amerikaanse hebben zoals bekend veel meer private financiering dan hun Europese zusters. Harvard University heeft een totaal vermogen van $ 33 miljard (exclusief gebouwen en grond), terwijl de reserves van Tilburg University meer in miljoenen uitgedrukt moeten worden. Veel collega's vroegen mij dan ook hoe het mogelijk is dat Tilburg het zo goed doet op het gebied van Economics en Law. Mijn antwoord was dat Tilburg als een van de eerste universiteiten op het continent ingezet heeft op internationalisering. CentER for Economic Research is bijna 30 jaar geleden opgezet naar het model van een Amerikaanse graduate school met tenure-track assistant professors en job market hiring. Het belang van publiceren in de top journals is toen geïntroduceerd en het promotiebeleid is daar toen op gebaseerd. Tilburg was in die tijd – 30 jaar geleden – een grote uitzondering, maar nu hebben Europese topscholen dat concept nagevolgd waardoor de concurrentie toegenomen is. Niettemin kunnen de Nederlandse universiteiten niet met de top-10 of zelfs de top-20 van de VS concurreren, omdat Amerikaanse universiteiten niet alleen veel meer private financiering hebben, maar ook vanwege de afnemende publieke financiering door de overheid, terwijl diezelfde overheid ons niet de vrijheid geeft om zelf onze collegegelden vast te stellen en onze toekomstige eerstejaars studenten aan de poort te selecteren. De bijdrage van de Nederlandse overheid neemt al jarenlang per student af, terwijl diezelfde overheid onze beide handen op de rug vastgebonden heeft. Het enige lichtpuntje is dat wij nu een Bindend Studieadvies (BSA) aan studenten die niet voldoende voortgang maken mogen geven. Selectie aan de poort is nog een politiek taboe. Mijn Amerikaanse gesprekspartners kijken mij met verbazing aan, maar mijn Europese collega's begrijpen het. WOENSDAG 10 APRIL 2013 Vandaag in ScienceGuide.nl gelezen hoe erg mijn eigen alma mater, de Vrije Universiteit, vastgelopen is en het lot van de Universiteit van Amsterdam daaraan door hun strategische samenwerking verbonden is. Het is een treurig om te lezen hoe het VU-bestuur volledig 'disconnected' van de decanen en faculteiten was. Als nieuwe Rector Magnificus is Frank van der Duyn Schouten, onze voormalig rector, aangetrokken. Frank is tien jaar rector in Tilburg geweest en heeft een schat aan ervaring bij het besturen van een universiteit. Ook al heb ik er alle vertrouwen in dat met Frank de juiste bestuurder is aangetrokken, denk ik dat het een flinke klus zal zijn. Het is voor mij inmiddels ook duidelijk dat de universiteiten in het Zuiden van het land (Eindhoven, Tilburg en Maastricht) efficiënter functioneren en professioneler bestuurd worden dan de Randstedelijke universiteiten. Wellicht dat dit nu ook eens eindelijk doordringt bij het ministerie van Onderwijs en verantwoordelijke politici? Zo dadelijk een lunch met mijn collega Ed Glaeser, de echte pionier op het terrein van 'urban economics' en naast vele belangrijke journal artikelen de auteur van het magistrale boek 'Triumph of the City' dat door The Economist en The New York Times Book Review terecht als een meesterwerk wordt betiteld. Ed heeft het vakgebied ook wetenschappelijk op de kaart gezet en komt daarmee in principe in aanmerking voor een Nobelprijs. Zijn boek gaat over de verstedelijking van Amerika ('America is an urban nation'). Hij toont ook overtuigend aan dat de steden niet vies, arm en ongezond, maar juist de schoonste, rijkste en gezondste plaatsen om te leven zijn. Als voorbeeld wordt vaak Boston genoemd, dat zijn industrieel verleden achter zich heeft gelaten en door de enorme concentratie van hoger onderwijsinstellingen in staat is geweest om vele innovatieve bedrijven aan te trekken die de stad veel vernieuwing en welvaart hebben gebracht. Wellicht is Boston een rolmodel voor steden als Tilburg? In hetzelfde restaurant, Sandrine's (Holyoke Street), kwam ik een oude bekende tegen, namelijk Lorenzo Bini Smaghi. Lorenzo was tot voor anderhalf jaar geleden ECB-bestuurder maar
moest toen plaats maken voor de benoeming van Mario Draghi als President van de ECB. Dat was zo met de Fransen afgesproken, omdat er weer een Franse ECB-bestuurder benoemd moest worden. DONDERDAG 11 APRIL 2013 Vanochtend komt FD-redacteur Marcel de Boer langs. Marcel komt naar de VS vanwege de IMF/Wereldbank vergadering in Washington DC en heb ik een paar maanden geleden uitgenodigd voor een bezoek aan het Harvard Economics Department. Wij gaan samen naar de Faculty Lunch in de Hansen-Mason Room op de derde verdieping, waar Marcel informeel kennis maakt met de grote namen uit de economische literatuur. Maar de echte reden voor zijn bezoek is een interview met Ben Friedman over zijn inmiddels klassieke boek 'The Moral Consequences of Economic Growth'. Dit boek gaat terug tot de traditie vóór Pareto en kijkt naar economische groei vanuit een perspectief van politieke economie in de traditie van Adam Smith en anderen. In zijn boek analyseert Friedman belangrijke episodes in onze economische geschiedenis en komt hij tot de conclusie dat economische groei het smeermiddel is voor een samenleving en ervoor zorgt dat een samenleving zich ook kan vernieuwen. Dit boek is een aanrader, het analyseert de groei vanuit een politiek-economisch perspectief. Marcel heeft zich heel goed voorbereid en stelt Ben ook de juiste vragen. Oorspronkelijk had Ben een vol uur voor dit interview uitgetrokken, maar hij geniet duidelijk van het gesprek dat uiteindelijk anderhalf uur duurt. Marcel heeft zoveel opgeschreven dat hij meer dan een pagina zal kunnen vullen. Binnenkort in FD Weekend! VRIJDAG 12 APRIL 2013 Vanochtend aan mijn vijfde weekboek gewerkt en om 12.00 uur een lunch met mijn collega Dani Rodrik (Harvard Kennedy School). Dani en ik kennen elkaar al lang vanwege mijn vorige sabbaticals bij Harvard in 2003 en 2008. Daarnaast is er nog een band die wij hebben: wij zijn lid van de Economists' Club van Project Syndicate, een van top-5 websites in de wereld (www.projectsyndicate.org). De Economists' Club is een zeer selecte groep van enige columnisten die opinieartikelen ('op-eds') schrijven over belangrijke actuele thema's die vervolgens in 8 of 9 talen vertaald worden en dan aan ruim 400 kwaliteitskranten (waaronder het FD) aangeboden worden voor publicatie. Leden van de Economists' Club zijn Barry Eichengreen, Stephen Roach, Ken Rogoff en George Soros. Het was een zeer interessante lunch, waarbij onderwerpen zoals de eurocrisis, fiscal cliff en sequester snel geanalyseerd werden. Dani is gespecialiseerd in 'international trade and finance' en een wetenschapper die zowel een scherp analytisch vermogen heeft, als wel een enorme kennis van het beleid en de instituties. Hij is een voorbeeld van een econoom die altijd 'rigor' en 'relevance' in zijn analyses nastreeft (zie weekboek 4). Het voert te ver om alle zaken die in de anderhalf uur aan tafel ter sprake kwamen hier te bespreken. Ik sluit graag af met een dankwoord aan de lezers van mijn weekboek en mijn Twitter-volgers (@SCWEijffinger).
WEEKBOEK 6 Mijn zesde Harvard Weekboek begint en eindigt met de schok van de Boston Marathon Bombings. Daarnaast geef ik mijn visie op de 'affaire' rond het werk van Reinhart en Rogoff, en: iedereen heeft verstand van macro-economie (zie ook het Brabants Dagblad van 20 april).
MAANDAG 15 APRIL 2013 Vandaag is het Patriot's Day, de dag die herinnert aan het begin van de Amerikaanse revolutie tegen de Engelse kolonisatie. Het is ook de dag van 117ste editie van de Boston Marathon die anders zal eindigen dan menigeen vanochtend zou denken. Boston en Cambridge zijn gevuld met 'runners' waarvan een aantal in mijn hotel overnachten. Voor mij is het een gewone werkdag. Vanmiddag komt mijn Tilburgse collega Jaap Abbring hier op het Harvard Economics Department langs voor een seminar voor de Industrial Organization Workshop. Vanochtend heb ik een afspraak met Nobelprijswinnaar Amartya Sen, die bij Harvard hoogleraar economie en filosofie is en een goede bekende is van Rob Riemen van het Nexus Instituut verbonden aan Tilburg University. Ik ken Amartya nog van mijn 'sabbaticals' bij Harvard in 2003 en 2008. Hij is een van de slimste collega's die hier ken. Amartya zie ik vaak lopen op Harvard Yard, in zijn nette pak met daaronder gympjes ('sneakers'), van het Economics Department naar het Philosophy Department voor zijn colleges of de Faculty Club voor een lunch. Het is een buitengewoon aardige en bescheiden man die alle lauweren ontvangen heeft die maar denkbaar zijn. Hij vraagt mij hoe het komt dat er zoveel politieke instabiliteit in Europa is en ik geef hem als verklaring mijn 'theory of the muting middleclasses'. De theorie komt er in het kort op neer dat de middenklassen zich in de Europese democratieën zich door de toenemende globalisering zich van alle klassen zich het meest bedreigd voelen in inkomen, publieke voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, etc.) en werkgelegenheid. De middenklassen vinden dat zij onevenredig belast en bedreigd worden door de globalisering ten opzichte van de lagere klassen die beschermd worden door het sociale vangnet en de hogere klassen die zichzelf goed kunnen beschermen door hun economische en politieke invloed in de samenleving. Omdat de middenklassen zich door de economische en politieke elite in steek gelaten voelen, zijn zij aan het "muiten" geslagen door op extrem(istisch)e partijen te stemmen (bij ons PVV en SP) die populistische oplossingen voorspiegelen die niet realistisch en rationeel niet in hun belang zijn. Daardoor wordt het electorale midden bij verkiezingen steeds dunner en wordt het ook moeilijker om stabiele regeringen in de Europese landen te vormen. Amartya vind mijn verklaring zeer plausibel en adviseerde mij om deze theorie verder empirisch te toetsen. Om 14.30 uur naar het seminar van Jaap Abbring over 'Simple Markov-Perfect Industry Dynamics' in Littauer, dat zoals gebruikelijk exact 7 minuten te laat begint en precies anderhalf uur duurt en dus 7 minuten te laat ophoudt. Jaap lijkt verbaasd te zijn, maar dat is nou eenmaal traditie hier. Hij maakt een
toer langs 'Eastcoast' universiteiten, hij komt van Boston College en moet nog naar Penn State University. Dat is zeker zo efficiënt. Direct na het seminar horen wij het gruwelijke nieuws van de bomaanslagen bij de finish van de Boston Marathon bij Boylston Street en Copley Square, waarbij aanvankelijk twee doden (later drie) en meer dan honderd gewonden zijn gevallen. Hoewel wij hier in Cambridge ver van het centrum van Boston verwijderd zijn, horen wij toch continu sirenes loeien van politie- en ziekenauto's die van Cambridge naar Boston rijden. Welke zieke geesten kunnen op het idee komen om een volksfeest als de Boston Marathon zo te ontregelen? Iedereen in Boston en Cambridge is na de aanslagen zeer aangeslagen en er heerst een zeer bedrukte sfeer. DINSDAG 16 APRIL 2013 Het is 'The Day After the Boston Marathon Bombings'. Voordat ik naar Littauer ga, kijk ik nog naar de locale en nationale zenders voor het laatste nieuws. Vooral de locale zender WHDH-7 News (verbonden aan NBC) brengt rechtstreeks verslag uit van de laatste ontwikkelingen, waaronder de derde dode en een toenemend aantal (zwaar) gewonden. De derde dode was een Chinese graduate student aan Boston University die bij de finish toevallig stond te kijken. Tijdens de Faculty Lunch waren de collega's allen zeer geschokt en verbijsterd. Iedereen vreesde dat een 'open event' zoals de Boston Marathon in de toekomst helaas niet meer mogelijk zal zijn en door de extreme beveiligingsmaatregelen zijn informele karakter zal verliezen. De vergelijking met de aanslagen van twaalf jaar geleden (9/11) dringt zich op, ook al is het aantal slachtoffers maar een fractie. Volgende week staat de London Marathon op het programma en daarna de New York Marathon. Het lijkt er toch op dat de tijd voorbij is dat marathons een volksfeest zijn waarvan lopers en toeschouwers konden genieten. Vanmiddag heb ik een lang geleden geplande afspraak met collega Philippe Aghion. Wij besluiten om onze afspraak ondanks de verschrikkelijke gebeurtenissen door te laten gaan, omdat Philippe deze week weer op reis moet. Philippe is zonder twijfel de meest reislustige Harvard-professor die ik ken. Dat komt omdat hij regelmatig president Hollande en zijn 'premier ministre' adviseert over de grote structurele hervormingen die Hollande – behalve in de arbeidsmarkt – niet aandurft door te voeren vanwege de gemeentelijke verkiezingen in 2014, die waarschijnlijk toch een ramp voor Hollande zullen gaan worden. Philippe is de autoriteit op het terrein van 'Schumpeterian dynamics and innovation' en heeft belangrijke papers geschreven waarin het belang van onderwijs en onderzoek voor de groei van de (totale) productiviteit empirisch werd aangetoond. Hij heeft een paar jaar geleden op verzoek van CPBdirecteur Coen Teulings een lezing in Den Haag gegeven, maar daar is niet zoveel mee gedaan omdat het CPB de productiviteitseffecten van onderwijs en onderzoek helaas niet in zijn modellen kan verwerken. Hierdoor leveren de investeringen in onderwijs en onderzoek zo weinig groei op in de verschillende verkiezingsprogramma's. Wellicht is dat een oorzaak waarom het kabinet Rutte 2 zo weinig in onderwijs en onderzoek investeert, zeker ook gegeven de korte horizon van onze politici. WOENSDAG 17 APRIL 2013 Vanochtend door een aantal journalisten gebeld over de discussie die ontstaan is over een kritisch paper door Thomas Herndon, Michael Ash en Robert Pollin (HAL) van de University of Massachusetts at Amherst. De drie auteurs hebben geprobeerd om de empirische resultaten van het fameuze boek 'This Time is Different' van Carmen Reinhart (Harvard Kennedy School) en Kenneth Rogoff (Harvard Economics Department) uit 2009 en het daaraan verbonden NBER paper 'Growth in a Time of Debt' uit januari 2010 (dat een paar maanden later in de American Economic Review gepubliceerd is!) te repliceren en zijn daarin niet geslaagd vanwege een aantal fouten in een spreadsheet van Reinhart en Rogoff (R&R). Op basis hiervan concludeerden de drie auteurs (waarvan ik trouwens nog nooit gehoord had) dat de kritische grens van R&R van een staatsschuldquote van 90 % voor een
vermindering van economische groei nu volstrekt waardeloos was geworden. Ik heb het paper van HAL en ook de antwoord van R&R op HAL gelezen (zoals het ook hoort in onze wetenschap) en ik kom tot de conclusie dat R&R –zoals zij ook toegeven – heel vervelende fouten in hun spreadsheet hebben gemaakt, maar dat de conclusie van R&R met betrekking tot de mediaan overeind blijft staan. Dat neemt niet weg dat R&R in het debat over de 90 % grens voor de staatsschuldquote voorzichtiger hadden kunnen en moeten opereren. In de op vrijdag verschenen editie komt het gezaghebbende weekblad The Economist in het artikel 'The 90% question' tot exact dezelfde conclusie als ik op woensdag kwam. Het viel mij wel op hoezeer kwaliteitskranten als The New York Times en The Financial Times (en niet te spreken over onze "kwaliteitskranten") hierop gesprongen zijn. En dan hebben wij het nog niet over de economen en niet-economen die de grens onwelgevallig vonden. Precies op dezelfde middag had ik een lunchafspraak met Jeff Frankel (Harvard Kennedy School) bij Bartley's. Jeff was een kwartiertje te laat maar de reden werd mij al snel duidelijk. Zijn gesprek daarvoor met Carmen Reinhart was zoals de lezer zal begrijpen enigszins uitgelopen. Jeff en ik kennen elkaar al meer dan twintig jaar en hebben beiden veel onderzoek op dit terrein verricht en verbazen ons erover dat allerlei journalisten die nog nooit een wetenschappelijk paper geproduceerd hebben het hoogste woord in de politieke discussie hebben. Economie begint steeds meer op voetbal te lijken. Iedereen meent van macro-economie verstand te hebben. Bovendien zijn het de journalisten die de empirische resultaten van R&R met te weinig nuance gepubliceerd hebben, juist degenen die om zelfonderzoek bij economen roepen. Wanneer begint het zelfonderzoek bij de journalisten zelf? Het is waar dat R&R hun resultaten genuanceerder hadden kunnen brengen, maar hij het zijn dezelfde journalisten die de resultaten zonder enige nuance tot politieke proporties opgeblazen hebben. DONDERDAG 18 APRIL 2013 Op donderdagmiddag de Faculty Lunch met vele collega's. De discussie omtrent R&R komt kort ter sprake, maar iedereen deelt de analyse die ik reeds in het bovenstaande gegeven heb. Een enkeling merkt terecht op dat de spreadsheets van R&R een "gat in de dijk" van hun resultaten hebben veroorzaakt, waarop HAL met graagte op gesprongen zijn. De HAL-critici hebben deze fouten opgeblazen voor hun 'moment of fame'. Onze conclusie was dat wij bij politieke beladen onderwerpen nog genuanceerder dienen te communiceren. Daarna over iets heel anders gesproken met collega Raj Chetty, die vorige week de John Bates Clark Medal heeft gewonnen voor de Amerikaanse econoom onder 40 jaar die de belangrijkste bijdrage aan de economie heeft geleverd. Ongeveer de helft van de winnaars uit het verleden heeft later ook een Nobelprijs gewonnen. Raj is een van de slimste economen van zijn generatie en daarnaast ook een vriendelijk en bescheiden mens. Hij is nu bezig met een paar co-auteurs om een grootschalig onderzoek te doen naar de sociale mobiliteit in de VS op basis van de gegevens van de Amerikaanse belastingdienst (IRS) die teruggaan tot 1960. Op basis van deze enorme database proberen hij en zijn co-auteurs in kaart te brengen in hoeverre de sociale mobiliteit per staat verschilt en of dit verklaard kan worden door de onderwijsinstellingen en andere instituties in deze staten. De eerste resultaten wijzen op grote verschillen binnen de VS, variërend van 6-7 % tot 21-22 %. Ik denk dat de wetenschappelijke maar ook maatschappelijke betekenis van dit onderzoek zeer groot kan zijn. VRIJDAG 19 APRIL 2013 Vanmiddag zou ik een lunch hebben met mijn collega Eric Maskin die in 2007 de Nobelprijs ontvangen heeft, maar onze lunch kon helaas niet doorgaan omdat alle universiteiten in Boston en Cambridge gesloten waren. Gistermiddag rondom 17.00 uur zijn de foto's van de beide verdachten van de
bomaanslagen door de FBI op de verschillende zenders gepubliceerd en is vanaf dat moment de openbare klopjacht op deze verdachten begonnen. Vannacht is de eerste dader (de oudste broer) gedood bij een vuurgevecht op de MIT Campus waarbij een 26-jarige politieagent uit Somerville omgekomen is. De tweede dader (de jongste broer) is een 19-jarige student van de University of Massachusetts at Darmouth uit Dagestan. Deze verdachte heeft zich verscholen in het nabijgelegen Watertown (Norfolk Street) en zich tot nu toe nog steeds niet aan de politie overgegeven. Daarom is mij vanochtend afgeraden om voorlopig de straat op te gaan. Deze week wordt dus net zo bizar afgesloten als die begonnen is, namelijk met de 'Boston Marathon Bombings'. Ik sluit dit weekboek graag af met de woorden van Secretary of State (en voormalig Senator van Massachusetts) John Kerry: "Last week we have seen the best and the worst of human behavior'. Dit zijn heel wijze woorden! PS Vannacht het bericht dat de tweede dader is opgepakt.
WEEKBOEK 7 De start van mijn derde en laatste periode aan Harvard was in de eerste week alweer zeer de moeite waard. Lees hieronder over mijn gesprek met Raj Chetty, de moeizame wijze waarop in Nederland samenwerkingsverbanden tussen Amerikaanse en Nederlandse universiteiten tot stand komen, de 'toobig-to-fail'-garantie voor systeembanken en het stemgedrag van leden van het Monetary Policy Committee van de Bank of England. En veel meer! MAANDAG 6 MEI 2013 Gisteren weer op Boston Logan Airport voor de derde en laatste periode van drie weken bij het Harvard Economics Department. De Boston Bombings hebben inmiddels hun effect op de US Customs and Border Protection gehad. Er waren maar vier cabines met officers open voor 'international visitors' van vier gearriveerde vliegtuigen. Ondanks de honderden wachtende bezoekers namen de officers ruim de tijd voor uitvoerige controles met af en toe extra 'security checks' voor de buitenlandse bezoekers (nietAmerikanen). Deze reactie van het Department of Homeland Security was te verwachten en vergelijkbaar met de gang van zaken na de aanslagen van 9/11 en in het begin van de oorlog in Irak in 2003 (toen ik voor de eerste keer op sabbatical bij Harvard was). De wijze waarop buitenlandse bezoekers (ook uit de Europese Unie) worden behandeld is ronduit intimiderend te noemen. Zelfs voor bezoekers met een officieel visum (zoals ik) worden er geen uitzonderingen gemaakt. Bij aanslagen als de Boston Bombings schieten de Amerikaanse douane-autoriteiten altijd door in hun reactie.
Na het werken aan mijn boek in de ochtend om 12 uur een lunch met Raj Chetty (foto) in Falini's restaurant, waar wij beiden een club sandwich nemen. Dat is kenmerkend voor de jonge generatie Harvard professors. Zij lunchen kort en hebben in die korte tijd een hoop onderwerpen te bespreken. Onze tijd is tenslotte heel kostbaar. Raj heeft net de John Bates Clark Medal 2013 van The American Economic Association gewonnen voor de econoom onder de 40 jaar (Raj is 33 jaar!) die de belangrijkste bijdrage aan de economische wetenschap heeft geleverd. Hij is een leerling van Marty Feldstein (public finance and taxation) en Larry Katz (labor economics) en heeft als een van de weinige Harvard PhD studenten een carrière tot 'tenured full professor' bij Harvard zonder de omweg van een andere topschool gemaakt. Raj is een van de slimste van zijn generatie economen en volgens mij voorbestemd voor een Nobelprijs (zoals de helft van de winnaars van John Bates Clark Medal). Daarnaast is hij een buitengewoon aardig en bescheiden mens, anders dan veel subtoppers in onze professie. Raj verricht met een team van senior en junior faculty en een hoop RA's (research assistants) een omvangrijk onderzoek naar 'social mobility' op basis van data van de Amerikaanse belastingdienst (IRS) over 60 jaar met 'remote access': je hebt toegang tot de belastingdata voor wetenschappelijk onderzoek, maar je krijgt geen echte beschikking over de individuele databestanden om de privacy van belastingplichtigen te beschermen. Voor mij is dit een vorm van empirisch onderzoek die voldoet aan
de criteria van 'rigor' en 'relevance' (zie mijn eerdere weekboek) en niet alleen academisch vernieuwend is, maar ook beleidsmatig uitermate relevant is. DINSDAG 7 MEI 2013 Zo dadelijk een afspraak met Professor Jorge Dominguez, Vice Provost for International Affairs van Harvard University in het Holyoke Center (waar de meeste administratieve afdelingen van Harvard gevestigd zijn). De bedoeling van het gesprek is naast een eerste kennismaking ook te verkennen wat de mogelijkheden tot een samenwerking tussen Harvard University en mijn eigen universiteit zijn. De President (Drew Faust) houdt zich in beginsel bezig met de externe contacten en de fundraising en de Provost (Alan Garber) en de Vice Provosts met de interne organisatie van de universiteit. Het initiatief voor dit gesprek ontstond door een bezoek van de Provost aan het Economics Department. De Vice Provost begon het gesprek met op te merken dat Tilburg University door hen als een van de topscholen in Europa beschouwd wordt. Onlangs werd de top-100 van Economics Schools Research Ranking gepubliceerd op basis van de top journals voor de periode 2008-2012. Daarin staat Harvard University met een straatlengte voorsprong op de eerste plaats, gevolgd door Chicago, Stanford, MIT, Berkeley, Columbia, Northwestern, NYU, Yale en Upenn in de top-10. Op nr. 11 komt LSE als eerste Europese school met Oxford op nr. 13 en Tilburg op nr. 19. Tilburg is dus de beste van het Europese continent. De Nederlandse universiteiten doen het in deze Economics Research Ranking op zich best goed. De Vice Provost is zeker geïnteresseerd in een samenwerking met Tilburg University op het gebied van economics, law en business management maar bij Harvard University bestaat er geen 'top down approach' en is de samenwerking afhankelijk van de persoonlijke netwerken van de hoogleraren met buitenlandse universiteiten. Ik kan dus wel mijn beste undergraduate en graduate studenten sturen, maar dat geldt niet voor andere hoogleraren. Alle pogingen door bureaucraten van ons ministerie van Onderwijs om structurele samenwerkingsverbanden tussen Amerikaanse en Nederlandse universiteiten op te zetten zijn dus zinloos en alleen een vorm van werkverschaffing voor de bureaucraten zelf. Zijn advies was om er vooral voor te zorgen dat de handen van de Nederlandse universiteiten minder gebonden worden door een streng selectiesysteem voor undergraduate studenten en om de collegegelden ('tuition fees') meer in overeenstemming te brengen met de kostprijs en de kwaliteit van de opleidingen. De Nederlandse universiteiten moeten inderdaad met twee handen op de rug ('two hands tied') met een verbod op selectie en verhoging van collegegelden op de internationale markt voor hoger onderwijs concurreren (met een uitzondering voor de University Colleges). Mijn conclusie van het gesprek is dan ook: als de minster van Onderwijs en het parlement het serieus menen en vinden dat onze universiteiten (nog) beter moeten worden met teruglopende financiering, dan moeten zij zorgen dat onze universiteiten geen gebonden handen meer hebben, maar dat ligt politiek nogal gevoelig. WOENSDAG 8 MEI 2013 Zo dadelijk lunchen met mijn collega Mark Roe in de Faculty Lounge van de Harvard Law School (HLS). Mark is 'tenured full professor' aan de HLS sinds 2001 en een expert op het terrein van corporate governance, die veel gepubliceerd heeft op het gebied van 'finance and law' en die ik goed ken van de Finlawmetrics conferenties bij Bocconi University in Milaan (waarvan ik mede-organisator ben). Wij discussiëren vooral over Mark's recente onderzoek om de kosten van de 'too-big-to-fail'garantie voor banken door de overheid empirisch in kaart te brengen. Mark's voorlopige resultaten zijn buitengewoon interessant, maar ook best wel schokkend. Indien de 'too-big-to-fail'-garantie voor systeembanken zou vervallen, dan zou dat zeker een half procent (50 basispunten) schelen bij de financiering van hun vreemd vermogen ('debt') en misschien 1/3 van de winst. Als deze schattingen kloppen, dan is het bijna ondenkbaar dat overheden de 'too-big-to-fail'-garanties laten vervallen (op
korte termijn), omdat hierdoor het financiële systeem te veel ontregeld zou worden. Eigenlijk is het best wel merkwaardig dat het eigen vermogen ('equity') relatief door de overheden zo zwaar belast wordt, terwijl er voor het vreemd vermogen door deze garantie een impliciete subsidie wordt gegeven, zeker met het oog op het gewenste verhoging van de kapitaalratio's ('core tier-1 capital') in het kader van Basel 3. Eigenlijk zou een verschuiving van de belasting van het eigen vermogen naar het vreemd vermogen moeten plaatsvinden om de belastingprikkels consistent te laten zijn met de hogere Baselse kapitaaleisen voor banken. DONDERDAG 9 MEI 2013 Hoewel van begin mei de courses en seminars hier opgehouden zijn vanwege de voorbereiding op de exams, heb ik vanochtend nog een informele presentatie gegeven over mijn net verschenen CEPR Discussion Paper met Ronald Mahieu en Louis Raes: 'Inferring Hawks and Doves from voting records'. Dit veel gelezen paper gaat over het stemgedrag van de leden van het Monetary Policy Committee van de Bank of England. De aanleiding was onze Vox-column over 'Policy preferences of central bankers and the design of a monetary-policy committee' dat afgelopen dinsdag gepubliceerd is en dat op de eerste dag ruim 3000 keer gedownload is. Hierbij een korte uitleg van het paper zonder te methodologisch en technisch te worden Bij vele centrale banken worden de beleidsbeslissingen door 'monetary policy committees' (MPC's) genomen, zoals de Federal Open Market Committee (FOMC) bij de Federal Reserve System en de Governing Council (GC) bij onze Europese Centrale Bank. Er is weliswaar een uitgebreide theoretische literatuur over de voor- en nadelen van MPC's, maar weinig empirische literatuur over de diversiteit en de werking van MPC's. Onze belangrijkste conclusies zijn dat wij niet kunnen zeggen dat externe MPC-leden (academici, industrie, etc.) meer duifachtig ('dovish') of meer havikachtig ('hawkish') zijn dan de interne MPCleden, maar wel dat externe leden meer extreme beleidspreferenties hebben dan interne leden en dus een ruimer spectrum van beleidspreferenties beslaan. De samenstelling van een MPC heeft gevolgen voor de diversiteit en de werking. Wij hebben op dit paper inmiddels vele positieve reacties gehad van mijn Harvard collega's, maar ook van voormalige MPC-leden zoals Willem Buiter. Niettemin valt er nog veel empirisch onderzoek hiernaar te doen. Vanmiddag een lunch met mijn collega en vriend Ben Friedman in de Hi Rise op Concord Avenue, Cambridge. Ben is weliswaar tegen de zeventig maar nog zeer actief in het schrijven van wetenschappelijke artikelen en boeken. It never stops! Er zijn inmiddels zes collega's bij het Harvard Economics Department die de leeftijd van 70 jaar gepasseerd zijn en nog steeds wetenschappelijk (zeer) actief zijn, waaronder Marty Feldstein en Amartya Sen. In de VS kunnen 'tenured full professors' anders dan bij ons niet gedwongen worden met pensioen te gaan en nemen zij zelf de beslissing of en wanneer zij met pensioen gaan. Dale Jorgenson is ruim tachtig jaar en geeft nog steeds courses en seminars. De universiteit kan deze hoogleraren niet dwingen met pensioen te gaan vanwege 'age discrimination' die net als andere vormen van discriminatie door de wet verboden is. Wellicht is dit ook een model voor de Nederlandse universiteiten? Waarom zouden wij wetenschappelijk actieve en competente hoogleraren moeten dwingen op 65 (eventueel 66 of 67) jaar dwingen met pensioen te gaan, terwijl zij nog een belangrijke bijdrage aan het onderwijs en/of onderzoek op de universiteit leveren? VRIJDAG 10 MEI 2013 Zo dadelijk ga ik lunchen met mijn collega en vriend Robert C. Merton, die ik al ruim 15 jaar ken van mijn bezoeken aan Harvard en MIT. Bob heeft reeds op 53-jarige leeftijd de Nobelprijs Economie
(1997) mogen ontvangen voor de uitbreiding van het Black-Scholes-Merton model voor financiële derivaten (opties) en ook belangrijk onderzoek verricht op het terrein van pensioenen. Hij heeft zijn PhD bij MIT gedaan bij een van de 'grandfathers' van de professie, Paul Samuelson. Tot aan zijn pensionering als hoogleraar bij de Harvard Business School in 2010 was hij zeer actief in het onderwijs en onderzoek. Na zijn pensionering is Bob weer teruggekeerd naar zijn alma mater, de MIT Sloan School of Management. Ten slotte wil ik graag bedanken voor de reacties van de lezers van mijn weblog en ScienceGuide en mijn volgers op Twitter. Het doet mij goed om zoveel aardige en positieve feedback te ontvangen op mijn weekboeken. Dat maakt het de moeite waard!
WEEKBOEK 8 Vanochtend heb ik uitgebreid geskyped met mijn PA Belinda Stevens ter voorbereiding van de bijeenkomst van de UvT Sociëteit Special over het strategisch plan van de Universiteit van Tilburg op 29 mei aanstaande. De voorbereidingen liggen goed op schema en wij verwachten dat het een mooie en vruchtbare bijeenkomst voor 120 leden van de universitaire gemeenschap (wetenschappelijke en nietwetenschappelijke staf) wordt.
Zo dadelijk mijn (tweede) lunch met Lucas Papademos (foto), voormalig vice-president van de Europese Centrale Bank (ECB) en premier van Griekenland en op dit moment gasthoogleraar aan de Harvard Kennedy School (HKS). Wij hebben afgesproken in Henrietta's restaurant in het Charles hotel vlak naast de HKS. Lucas en ik zullen onder andere praten over mijn recente CEPR-paper en Voxcolumn (met Ronald Mahieu en Louis Raes) over het stemgedrag van de leden van het Bank of
England's Monetary Policy Committee (MPC), waarover ik vorige week een presentatie heb gegeven. Ik ben benieuwd hoe Lucas met zijn zeer uitgebreide ervaring als Governor van de Griekse centrale bank en later als vice-president van de ECB tegen de empirische resultaten aankijkt en in hoeverre onze analyse ook toepasbaar is op het Federal Open Market Committee (FOMC) en de Governing Council van de ECB. Lucas vond ons CEPR-paper een goed academische paper ('state of the art') dat qua intuïtie overeenkomt met zijn eigen a priori analyse. Academici binnen de MPC hebben de neiging om zichzelf sterker te profileren dan 'career central bankers' en zijn daarom geprononceerder en extremer in hun beleidspreferenties. Hij suggereerde ook eens te kijken naar de politieke kleur van de Britse regering die de externe MPC-leden toentertijd heeft benoemd. Ik vind dat een interessante suggestie, maar ik weet niet of een conservatieve of socialistische regering eerder geneigd zal zijn om 'haviken' resp. 'duiven' te benoemen. Lucas zag wel mogelijkheden om onze analyse op de FOMC toe te passen, maar merkte gelijk daarbij op dat wij dit voor de Governing Council van de ECB wel konden vergeten door het ontbreken van empirische data. DINSDAG 14 MEI 2013 Afgelopen vrijdagmiddag (10 mei 2013) heeft Bob Merton mij na onze lunch bij Kika Tapas een 'guided tour' langs de MIT Campus gegeven. Het gebeurt niet vaak dat ik een rondleiding krijg door een Nobelprijswinnaar en zeker niet in zo'n unieke omgeving als de MIT Campus. Bob legde mij uit dat waar vroeger aan Main Street fabrieken stonden, die ruim 150 jaar geleden aan de basis van MIT als 'engineering school' stonden en later (na de Tweede Wereldoorlog) uitgebreid werden met het MIT Economics Department en de Sloan School of Management, nu binnen een paar decennia top research instituten op het gebied van biotechnologie (DNA) en kankeronderzoek opgericht zijn, zoals het Whitehead Institute, het Broad Institute en David H. Koch Institute. Vandaag heb ik speciaal uitgetrokken om deze fameuze instituten te bezoeken en meer te weten te komen hoe deze instituten ontstaan zijn en wat voor onderzoek precies door de medewerkers aldaar verricht wordt. Als je over de MIT Campus loopt, dan voel je de dynamiek en vibratie dat er hier iets heel bijzonders
gebeurt. Dit is de 'triple helix' in de praktijk, een samenwerking van onderzoek, onderwijs, ondernemers en overheden. Het Whitehead Institute is het oudste van de drie instituten (1982) en volledig privaat gefinancierd met een toenmalig startkapitaal van $ 135 miljoen. Het Whitehead Institute doet onderzoek op het terrein van DNA en biotechnologie. Het Broad Institute bestaat nog geen tien jaar en is een gezamenlijk initiatief van MIT, Harvard University en de aan Harvard verbonden ziekenhuizen, zoals Massachusetts General Hospital (MGH). Het Broad Institute richt zich op 'genome technology' en heeft meer dan 100 junior en senior onderzoekers. Het Koch Institute for Integrative Cancer Research is pas zes jaar oud met een startkapitaal van $100 miljoen geschonken door David H. Koch (een MIT alumnus) en is het topinstituut op het gebied van kankeronderzoek met 40 laboratoria en 650 onderzoekers, waaronder vele (toekomstige) Nobelprijswinnaars. De MIT Campus doet qua dynamiek en uitstraling niet onder voor 'Silicon Valley' maar richt zich op toekomstige groeisectoren als biotechnologie, 'genome technology' en kankeronderzoek, maar dan vanuit een 'engineering' perspectief. Dat kenmerkt vooral het verschil tussen Harvard en MIT. Harvard doet toponderzoek meer vanuit analytisch oogpunt, terwijl MITonderzoekers als echte 'engineers' altijd op zoek zijn naar oplossingen voor problemen. De MIT Campus zorgt niet alleen direct voor hoogwaardige werkgelegenheid, maar ook op indirecte wijze door vele nieuwe bedrijven die door MIT-alumni worden opgericht in de omgeving van de Campus. Ook in een tijd van internetcommunicatie blijven de nabijheid en de fysieke contacten heel belangrijk voor deze bedrijven. WOENSDAG 15 MEI 2013 Vanochtend weer aan mijn boek (met Edin Mujagic) gewerkt, dat meer tijd kost dan ik aanvankelijk gedacht had. Het doet mij denken aan de bekende uitspraak van Winston Churchill over het schrijven van een boek, samengevat: 'First, it's a toy, you play with it. Then, it becomes a mistress, you're in love with it. After that it becomes a master, it dominates you. Finally, it's a monster, and then you have to kill the monster as soon as possible'. Iedereen die een of meerdere boeken heeft geschreven, herkent deze fasen van het schrijven van een boek. Na verloop van tijd vergeet ik de latere stadia van dit proces en begin ik dan toch weer aan een nieuw boek. Vanmiddag een lunch met mijn collega Oliver Hart, die ik ken vanaf mijn eerste sabbatical bij het Economics Department in 2003. Oliver was toen de Chairman van het Department en ook mijn gastheer. Hij heeft belangrijk onderzoek gedaan op het gebied van incomplete contracten en informele arrangementen. Ooit vroeg ik hem wat het beste voorbeeld van een impliciet contract is en toen antwoordde Oliver mij kort: 'Our contract, Sylvester'. Het is duidelijk wat van ons verwacht wordt, maar is niet in een contract te vatten. In de laatste jaren heeft Oliver samen met zijn voormalige student Luigi Zingales (Chicago) ook gepubliceerd op het terrein van financiële markten en in het bijzonder op het gebied van de Credit Default Swaps (CDS). In hun paper proberen zij het systeemrisico in het financiële systeem te benaderen met de prijzen van de CDS's. Hoewel Oliver sinds 1993 'tenured full professor' bij Harvard is, is hij nog buitengewoon actief in het onderwijs en onderzoek. Recentelijk doet hij samen met Luigi Zingales onderzoek naar 'liquidity provision' en 'new capital regulations'. Het zijn vooral theoretische modellen, die anomalieën tijdens de kredietcrisis willen verklaren. Eind van de middag heb ik bij de Harvard Coop Bookstore afgesproken met Rob Riemen (CEO en oprichter van het Nexus Instituut in Tilburg) die vanavond een diner heeft met de beroemde Harvardfilosoof Michael Sandel om een komende Nexus-conferentie voor te bespreken. Michael Sandel is een van de belangrijkste politieke filosofen van deze tijd en vooral bekend van zijn undergraduate cursus 'Justice' die hij al twee decennia geeft en door Harvard op de website is geplaatst, omdat er zoveel externe belangstellenden voor deze cursus zijn. Rob en ik lopen naar mijn hotel om een kop koffie met
koek in de serre te drinken en weer eens bij te praten. DONDERDAG 16 MEI 2013 Vanmiddag een lunch met mijn collega David Laibson, die ik al ken vanaf mijn eerste sabbatical bij Harvard in 2003. Toen was David relatief onbekend, maar inmiddels is hij een zeer gereputeerde hoogleraar. Hij behoort tot het selecte groepje hoogleraren die hun carrière tot 'tenured full professor' bij Harvard van binnenuit gemaakt hebben. Daarnaast is David ook Harvard College Professor vanwege zijn verdiensten op het gebied van undergraduate teaching. Hij geeft ook leiding aan de Harvard University's Foundation of Human Behavior Initiative en is een van de belangrijkste 'behavioral economists' van zijn generatie. David heeft net een artikel met enige honderden (!) coauteurs in Science geaccepteerd gekregen dat voortvloeit uit een zeer omvattend project waarbij de DNA-profielen van 120.000 individuen volledig in kaart gebracht zijn en geprobeerd is de 'behavorial aspects' met deze DNA-profielen te verklaren. De eerste empirische resultaten zijn nog bescheiden, maar door de enorme databases die door honderden onderzoekers bij elkaar gebracht zijn, is de potentie van dit omvangrijke onderzoeksproject gigantisch door zijn interdisciplinaire benadering. Het gaat om een combinatie van 'genetics' (DNA-structuur) en 'behavior' (economie en psychologie) die op fundamentele en grootschalige wijze worden verbonden en tot verrassende doorbraken kan gaan leiden. Het megaproject staat nog in de kinderschoenen, maar de enorme databases zijn gemakkelijk uit te breiden, omdat de kosten om het volledig DNA-profiel van een individu steeds verder dalen. Nu kost het maar $ 100! VRIJDAG 17 MEI 2013 Vanochtend mijn achterstallige emails beantwoord en vervolgens aan mijn achtste weekboek geschreven. Het bijhouden van een weekboek is toch meer werk dan ik aanvankelijk gedacht had, maar het is ruimschoots de moeite waard door de vele positieve reacties die ik van de lezers van mijn weblog en de volgers van mijn Twitter-account in de afgelopen weken heb mogen ontvangen. Ik heb begrepen dat het aantal lezers van mijn weekboek op ScienceGuide nog groter is. Graag wil ik alle lezers en volgers bedanken voor hun zeer aardige woorden en bijzondere hartelijke reacties.
WEEKBOEK 9 Vandaag is het Tweede Pinksterdag in Nederland maar hier in Boston en Cambridge een gewone werkdag. Dit is mijn laatste week van mijn verblijf als Visiting Scholar bij het Harvard Economics Department. Het is een hele intensieve periode geweest met gastcolleges, seminars, lunches en diners met junior en senior faculty. Een sabbatical leave bij een absolute topuniversiteit als Harvard, ook al is het voor de derde keer, is nog steeds een unieke ervaring en zeer verrijkend en inspirerend voor onderwijs en onderzoek. Het zorgt voor een renaissance van een wetenschapper door de rijkdom aan nieuwe ideeën en ervaringen. Daarom zou het heel spijtig zijn als de regeling voor een sabbatical leave (een semester per vijf jaar) door de universiteiten, onder druk van de bezuinigingen door de minister van Onderwijs voor de jonge generaties van wetenschappers opgeheven zou worden. Het lijkt mij verstandiger als de minister eens bezuinigt op de vele hobby's en reizen van haar ambtenaren die geen toegevoegde waarde voor onderwijs en onderzoek hebben.
Zo dadelijk een lunch met Emmanuel Farhi (foto boek), een van de beste macro-economen van zijn generatie, die slechts 34 jaar is en inmiddels een indrukwekkende lijst van publicaties in de economische top journals heeft (AER, JPE, QJE, etc.). Emmanuel stamt uit een oud geslacht van Egyptische joden die uitgeweken zijn naar Frankrijk en is geboren in Parijs. Hij is, net als ik, begonnen met wiskunde en overgestapt naar de economische wetenschap. Dat geeft een band. Emmanuel is een leerling van Jean Tirole (MIT en Toulouse) en heeft in 2006 zijn PhD bij MIT afgerond. De uitspraak 'wat goed is, komt snel' is zeker op hem van toepassing. Daarnaast behoort hij tot een nieuwe generatie van topeconomen die 'rigor' en 'relevantie' probeert te combineren en niet zoals zoveel econometristen en wiskundig economen bij ons met esoterisch onderzoek bezig zijn. De laatste tijd doet hij met name theoretisch en empirisch onderzoek naar 'fiscal unions' en dat zal ongetwijfeld verband houden met zijn positie in de Conseil d'Analyse Economique (CAE), het economisch adviesorgaan onder de Franse premier. Emmanuel vroeg mij tijdens onze lunch in Cambridge 1 in Church Street, waar wij een heerlijke pizza gegeten hebben, naar mijn visie op de Europese 'banking union' en 'fiscal union', waarover ik als lid van het Monetaire Experts Panel van het Europese Parlement een aantal briefing papers heb geschreven. Mijn vraag aan hem was wat volgens hem op basis van zijn publicaties de drie belangrijkste elementen van een 'fiscal union' zouden moeten zijn. Zonder omhaal van woorden formuleerde hij zijn antwoord als volgt: 'More automatic stabilizers such as a European unemployment insurance system, more gradual phasing in of European taxes like the VAT (BTW) which is an efficient tax system, and more burden sharing by a European deposit insurance system with, of course, a European micro-supervision and resolution mechanism for banks.' Ik was het met zijn aanbevelingen van harte eens, maar merkte op dat dit zeker een decennium of meer duurt.
DINSDAG 21 MEI 2013 Vanochtend vele emails vanwege het Pinksterweekend beantwoord. De normale lading van maandagse emails komt nu zoals te verwachten was een dag later. Dat geeft ook aan hoe heilig zo'n weekend in Nederland is. Na een snelle lunch naar mijn afspraak met Larry Summers, voormalig minister van Financiën onder Bill Clinton en president van Harvard University, die tegenwoordig resideert op de Harvard Kennedy School (HKS) met drie secretaresses!
Larry ken ik vanaf mijn eerste sabbatical in 2003, toen hij net als president aangetreden was. Larry heeft ook de prestigieuze John Bates Clark Medal gewonnen en was ooit voorbestemd voor een echte wetenschappelijke carrière met twee Nobelprijswinnaars in zijn familie, maar heeft toch nooit alleen voor de wetenschap willen kiezen, omdat hij volgens mij niet het geduld had om zo'n wetenschappelijke loopbaan op te bouwen. Het werken aan wetenschappelijke publicaties vereist concentratie en focus en daar is Larry te onrustig, te hyperactief voor. Zijn intellectuele capaciteiten zijn indrukwekkend en worden door iedereen die ik ken geroemd. Soms heeft Larry wel eens de neiging om politiek incorrecte uitspraken te doen, maar dat wordt door de collega's vaak vergeven. Zo'n politiek incorrecte uitspraak heeft hem echter wel de kop als president van Harvard gekost. Larry is zo'n snelle denker dat hij aan maar een zin genoeg heeft om het verhaal af te maken. Het is voor mij onmogelijk om alle onderwerpen te bespreken die tijdens ons gesprek aan de orde kwamen. Daarmee zou ik een compleet extra weekboek kunnen vullen en dat is niet de bedoeling van mijn weekboek. Het interessantste onderwerp van ons gesprek was zijn vraag aan mij: 'What's Happening in Europe?''. Hoe komt het dat de eurocrisis zo lang duurt? Waarom worden de problemen niet opgelost? Mijn antwoord was dat dit kwam door de Bermuda Driehoek van het korte termijn denken bij politici in Europa. Larry begreep mijn analyse, deelde mijn conclusie en voegde eraan toe dat dit ook voor de VS en Japan geldt. Ten slotte besloten wij ons fascinerende gesprek op typisch Amerikaanse wijze met een foto van ons beiden. WOENSDAG 22 MEI 2013 Vanochtend gewerkt aan mijn boek met Edin Mujagic met als werktitel 'The Age of Financial Repression', afkomstig van ons artikel voor Project Syndicate dat vorig jaar gepubliceerd is en vele keren gedownload is. Het komt mooi uit dat ik vanmiddag een lunch heb met mijn HKS collega Carmen Reinhart, die in het verleden belangrijke artikelen over dit onderwerp gepubliceerd heeft en die kan adviseren over de opzet van het boek. Ik heb met Carmen in Henrietta's restaurant in het Charles
hotel afgesproken dat op loopafstand van HKS is. Ik vermoed dat de Reinart-Rogoff (RR) controverse ook wel ter sprake zal komen, maar heb mij voorgenomen om vooral te luisteren naar haar kant van de zaak en op haar verzoek te adviseren hoe hiermee om te gaan. Vanwege de vertrouwelijkheid van mijn advies kan ik niet verder uitweiden over wat wij besproken hebben. Wel kan ik de lezers informeren over mijn gesprek met Carmen over het fenomeen financiële repressie dat door vele economen en politici volstrekt onderschat wordt. Volgens Carmen is financiële repressie inderdaad het grote probleem van dit decennium en wellicht ook het volgende decennium in Europa, Japan en de VS. Eigenlijk is financiële repressie een (ex post) 'wealth tax' die niet alleen 'opaque' (intransparant) is, maar ook zorgt voor enorme herverdelingseffecten ten koste van spaarders en gepensioneerden en ten gunste van schuldenaars, in het bijzonder de overheden die hun begroting niet op orde kunnen of wensen te brengen. Carmen noemde het voorbeeld van de VS vanaf de Tweede Wereldoorlog tot het eind van de jaren zeventig. De financiële repressie kende in deze drie decennia volgens haar ook drie stadia. Het eerste stadium was direct na WO II met renteplafonds die de effectieve rentes op nul hielden. Daarna kwam het roemruchte 'Accord' tussen de Treasury en Federal Reserve System, het Amerikaanse stelsel van centrale banken, waarbij korte liquide schuld werd ingeruild voor lange illiquide schuld van de overheid. Ten slotte werden in de jaren zestig en zeventig weliswaar de renteplafonds (zoals Regulation Q) opgeheven, maar bleef de reële rente niettemin negatief door de snelle stijging en zelfs acceleratie van de inflatie in de VS. Kortom, deze periode van financiële repressie heeft in de VS bijna dertig jaar geduurd. Wij zitten nu in een soortgelijke periode van financiële repressie die met de kredietcrisis begonnen is, al ruim vijf jaar duurt en nog lang zal gaan duren. DONDERDAG 23 MEI 2013 Vanmiddag een lunch met mijn overbuurman op Littauer, Dr. Jian Gao, die hier samenwerkt met Eric Maskin. Jian was 16 jaar werkzaam bij het Chinese ministerie van Financiën, laatst in de functie van directeur-generaal, daarna werd hij Vice Governor van de China Development Bank (CDB) en sinds de privatisering van de CDB is hij de Advisor van de Chairman van deze belangrijke bank. Hij is de auteur van het standaardwerk (volgens Stephen Roach) 'Debt Capital Markets in China' dat in 2007 verschenen is en wordt wel de 'Father of China's Bond Market' genoemd. Jian is niet alleen een zeer serieuze onderzoeker met een indrukwekkende staat van dienst, maar ook een buitengewoon vriendelijke collega, die mij elke ochtend verwelkomde op onze gang in Littauer. Met hem heb ik in de afgelopen drie maanden een bijzondere band opgebouwd en wij gaan deze periode afsluiten met een lunch in Toscano's restaurant in Brattle Street. Vanavond mijn afscheidsdiner bij Ben en Barbara Friedman in hun prachtige 'koloniaal house' in Sparks Street. Zij hadden mij al eerder voor een diner thuis uitgenodigd maar dat was er niet van gekomen door de drukke agenda van Ben, Barbara en mij. Als presentje had ik een replica van een antieke prent opgeduikeld, met daarop niet alleen Harvard College en Radcliffe College (de vroegere pendant van Harvard voor vrouwelijke studenten), maar ook hun eigen huis met de namen van de oorspronkelijke bewoners. Het presentje werd zeer gewaardeerd door Ben en Barbara die veel historisch gevoel hebben. Wij hebben herinneringen opgehaald aanmijn eerste sabbatical bij Harvard, toen mijn gezin ook naar Cambridge overgekomen was. Kortom, het was een prachtige afsluiting van mijn derde sabbatical. Ben benadrukte nog dat de collega's mijn aanwezigheid zeer op prijs hadden gesteld en dat ik altijd welkom ben in, zoals hij het noemde, 'your home in America'! VRIJDAG 24 MEI 2013 Dit is mijn laatste weekboek en ik hoop dat de lezers op mijn weblog, ScienceGuide en mijn volgers op
Twitter mijn inspanningen voor het weekboek hebben kunnen waarderen. Op mijn beurt wil ik alle lezers en volgers bedanken voor hun vele positieve reacties, die ik zeer op prijs heb gesteld. Van alle ervaringen tijdens mijn verblijf op Harvard heb ik slechts de helft kunnen opschrijven, omdat ik iedereen niet wilde vermoeien met onbelangrijke gebeurtenissen en ervaringen hier. Hopelijk hebben de lezers en volgers enig inzicht gekregen hoe 'every day live goes at Harvard University'. De grote belangstelling voor mijn weekboeken geeft mij hoop voor de toekomst van onze universiteiten, waarop wij gerust trots mogen zijn. Gegeven de toenemende studentenaantallen en de afnemende financiering door de Nederlandse overheid hebben de Nederlandse universiteiten in de afgelopen decennia een uitstekende prestatie op het gebied van hoger onderwijs en onderzoek geleverd. Dat kan niet van alle door de overheid gefinancierde goederen en diensten gezegd worden. Dat wil niet zeggen dat er nog veel te verbeteren is, maar onze universiteiten zijn zeer goed gepositioneerd om de wereldwijde concurrentie verder aan te gaan. Het wachten is op een overheid die dat niet probeert te sturen, maar juist zo goed mogelijk gaat faciliteren.
Harvard toont aan dat het Nederlandse ambitieniveau omhoog moet (© FD 28 mei 2013) – Hoogleraar Sylvester Eijffinger is drie maanden `visiting scholar’, gastwetenschapper op Harvard. Het Financieele Dagblad zocht hem op. Halverwege de trap lopen we Eric Maskin tegen het lijf. Met een brede glimlach om zijn lippen begroet de Nobelprijswinnaar van 2007 Sylvester Eijffinger, om hem vrijwel onmiddellijk de vraag te stellen wat de Tilburgse hoogleraar momenteel bezighoudt voor koetjes en kalfjes heeft hij duidelijk geen tijd. `Ah, zeer interessant Sylvester’, reageert Maskin op Eijffingers antwoord. `Wanneer ga je publiceren?’ Als Maskin even later verder de trap afloopt, valt Eijffingers oog op een foto in het trappenhuis hangt. `Kijk, Joseph Schumpeter, een van mijn helden. Die heeft hier ook jaren gedoceerd.’
Eijffinger voelt zich tussen de grote namen van de economie in zijn element. Eén blik op de vitrinekast van het Economics Department van Harvard University maakt duidelijk dat er weinig plekken in de wereld zijn waar meer, of grotere `namen’ rondlopen. In de kast hangen de foto’s van alle professoren aan het instituut. Naast Maskin hangen er mensen als Ken Rogoff, Larry Summers, Alberto Alesina en Amartya Sen.`Kijk’, zegt Eijffinger gekscherend. `Links hebben ze allemaal een Nobelprijs, rechts moeten ze hem nog krijgen.’ De Nederlandse econoom ziet het als een groot voorrecht dat hij opnieuw de kans heeft gekregen om gastwetenschapper te zijn. Eerder was hij er een wat langere periode `visiting professor’. Met een bijna jeugdige gretigheid laaft hij er zich nu ook weer aan de wetenschap op het hoogste niveau om er uitgedaagd te worden door de briljantste geesten. `Het gebeurt wel eens tijdens een lunch dat er een discussie ontstaat over een bepaald onderwerp waarbij dan zoveel stellingen worden opgeworpen en onderbouwd en tegelijkertijd alle mogelijke tegenwerpingen worden weerlegd, dat er nog voor de lunch genuttigd is een vrijwel een kant-en-klaar artikel overblijft’, zegt Eijffinger enthousiast. `Het is dan nog slechts een kwestie van opschrijven, waarna het bij wijze van spreke zo het American Economic Review in kan, of in de Journal of Monetary Economics.’ Dit publiceren, maar dan wel in de toptijdschriften, staat op Harvard voorop. Alles draait om wetenschappelijke progressie en nadrukkelijk niet om het welbehagen van de professoren. Dat wordt overigens iedereen duidelijk die een blik werpt op het faculteitsgebouw. Op zich is het mooi gelegen het `Littauer Center’ grenst van opzij aan de historische universiteitscampus en van een afstandje kijkt het uit op het levendige centrum van Cambridge, een voorstadje van Boston maar dat neemt niet weg dat het gebouw uit 1938 stamt en er ook zo uitziet. De stenen trappen naar de entree zijn met houten planken betimmerd om ze voor afbrokkelen te behoeden. Binnen is het zeil in de gangen en de vloerbedekking op de kamers grauw en versleten. Dat geldt ook voor de aanwezige meubels. Seminars of cursussen worden aangekondigd met een stenciltje op een prikbord. De hoogleraren merken wel eens op dat het spartaans is, zeker in vergelijking met het uitbundige gebouw van de Law School even verderop. Maar het gaat ze te ver om er echt een punt van te maken.
Ze hebben het druk genoeg, met publiceren, met het geven van lezingen overal in de wereld, of met het selecteren van de studenten voor het nieuwe jaar. Dat laatste is overigens iets dat Eijffinger graag ook in Nederland ingevoerd ziet. `Hier begrijpt niemand dat Nederlandse universiteiten niet mogen selecteren. Hoe kun je dan kwaliteit leveren?’ Afgezien van die selectie vindt Eijffinger dat Nederland sowieso veel meer in de richting van een Amerikaans universitair model moet bewegen. Dat houdt ook in dat er meer privaat gesubsidieerde leerstoelen kunnen komen. Verder is het zaak dat Nederlandse universiteiten zich specialiseren en dat ze de vrijheid hebben om zelf de hoogte van de collegegelden vast te stellen. De `graduate studenten’ en promovendi betalen voor hun opleiding op Harvard jaarlijks $ 28.000 collegegeld. Vaak krijgen ze een beurs en kunnen tegen betaling onderzoek doen. Ze moeten ook een deel uit eigen zak betalen. Maar dat wordt gezien als een investering in eigen menselijk kapitaal. Zo creëer je een topinstituut, zegt Eijffinger. En uiteindelijk misschien iets dat op de `Magic of Harvard’ lijkt. Een instituut waarmee iedereen graag geassocieerd wordt. `Op Harvard betekent dit dat een hoogleraar nooit de campus hoeft te verlaten. Iedereen komt toch langs.’ Zomaar wat namen in de afgelopen weken: Timothy Geithner, Hans-Werner Sinn, Lucas Papademos en Lorenzo Bini-Smaghi. (Auteur Marcel de Boer)
Harvard: It never stops! (03/06/2013)- Mijn column voor het kwartaalblad Banking & Finance van deze week. Dit voorjaar bracht ik voor de derde keer mijn sabbatical leave door bij het Economics Department van Harvard University in Cambridge, MA. Het Harvard Economics Department bezet reeds jaren de eerste plaats in de rankings van de Economics Departments in de wereld en een verblijf daar is dus een groot voorrecht voor elke economische wetenschapper. Vanwege mijn vele verplichtingen kon ik, anders dan in 2003 en 2008, niet meer dan drie maanden (maart, april en mei) bij Harvard doorbrengen, maar dat waren buitengewoon intensieve en inspirerende maanden.
Bij aankomst zie ik dat het gebouw is nog niets veranderd ten opzichte van mijn laatste sabbatical in het voorjaar van 2008, ondanks dat het al jaren op de nominatie staat om gerenoveerd te worden. Nog steeds dezelfde houten deuren met op de deuren geschilderde kamernummers. Op weg naar mijn office op de derde verdieping passeer je de portretten van de beroemde Harvard-professoren als Joseph Schumpeter, Gottfried Haberler, John Kenneth Galbraith, Richard Musgrave, Wassily Leontief, Simon Kuznets, Hendrik Houthakker tot Janos Kornai. In Tilburg hangen er geen portretten van onze emeriti hoogleraren, maar die van bestuurders en anonieme studenten. Dat zal wel te maken hebben met onze calvinistische mentaliteit om niet trots te zijn op onze voorgangers. Mijn goede vriend Ben Friedman heet mij zoals gebruikelijk zeer welkom met de woorden: “Welcome to your home in America!”. Ben is voor mij een van de meest gerespecteerde monetaire economen en een echte kenner van centrale banken in de wereld. Hij is het tegendeel van een studeerkamergeleerde en heeft een lange staat van dienst bij het adviseren van ministers van financiën, centrale bankpresidenten, IMF, Wereldbank en andere internationale organisaties.
Dat geldt ook voor collega’s, zoals Philippe Aghion, Alberto Alesina, John Campbell, Marty Feldstein, Ed Glaeser, Oliver Hart, David Laibson, Greg Mankiw, Eric Maskin, Ken Rogoff, Andrei Shleifer en Amartya Sen (Economics Department), Ricardo Hausmann, Jeff Frankel, Dani Rodrik, Carmen Reinhart en Larry Summers (Harvard Kennedy School). Mijn programma zag er vaak als volgt uit (zie ook mijn weekboeken op www.sylvestereijffinger.com en www.scienceguide.nl). De ochtend begint met het werken aan het boek met Edin Mujagic met als werktitel ‘The Age of Financial Repression’. Aangezien alle collega’s ‘s ochtends altijd hard werken aan hun boeken of papers, word ik nauwelijks lastig gevallen en kan ik in de ochtend flink wat onderzoek doen. Daar is een sabbatical voor bedoeld: onderwijs en onderzoek. Daarna is er ofwel een Faculty Lunch (op dinsdag en donderdag) of een lunch met een van de collega’s om mijn en hun onderzoek te bespreken en andere zaken op ons vakgebied. In de middag zijn vrijwel elke dag seminars of workshops op het terrein van de verschillende subdisciplines. Van alle ervaringen tijdens mijn verblijf op Harvard heb ik in mijn negen weekboeken slechts de helft kunnen opschrijven. De grote belangstelling voor mijn weekboeken geeft mij hoop voor de toekomst van onze universiteiten, waarop wij gerust trots mogen zijn. Gegeven de toenemende studentenaantallen en de afnemende financiering door de Nederlandse overheid hebben de Nederlandse universiteiten in de afgelopen decennia een uitstekende prestatie op het gebied van hoger onderwijs en onderzoek geleverd. Dat kan niet van alle door de overheid gefinancierde goederen en diensten gezegd worden. Dat wil niet zeggen dat er nog veel te verbeteren is, maar onze universiteiten zijn zeer goed gepositioneerd om de wereldwijde concurrentie verder aan te gaan. Het wachten is op een overheid die dat niet probeert te sturen, maar juist zo goed mogelijk gaat faciliteren.