3. Het begin Oostzaandam In den beginne............. was er water. Zo zou je een verhaal over de streek rond de Zaan kunnen beginnen. In den beginne was het in ieder geval het water dat samen met de wind bepaalde hoe het land er uitzag. Zware storm en springvloed konden er voor zorgen dat grote stukken land werden weggeslagen en er ware binnenzeeën ontstonden, zoals bijvoorbeeld de Haarlemmermeer en het IJ. Inwoners van het Noordhollandse hadden er dus belang bij dat hun woongebied door dijken werd beschermd en ook de Graven van Holland zagen niet graag dat het sinds 1289 op de Friezen veroverde gebied weer door het water werd verzwolgen. Tussen 1200 en 1350 werden grote gebieden in NoordHolland voorzien van ringdijken en werden waterlopen als de Zaan en de Amstel afgesloten door een dam met sluis. De dam voorkwam dat het zoute zeewater het land binnendrong en via de sluis kon men het overtollige water naar zee laten stromen en schepen laten passeren. De Zaanse dam (Zaanderdam of Hoogendam) moet rond 1300 aangelegd zijn. Bewoning was er toen nog niet. Bewoning is ontstaan vanwege de aanwezigheid van de dam. De sluiswachter bouwde er zijn woning, een scheepstimmerman ging er zijn geld verdienen met het repareren van voor de sluis wachtende schepen en op de veerschuit wachtende passagiers vonden een plaatsje in een groeiend aantal herbergen. Langzamerhand ontstonden er zo aan weerszijden van de dam twee dorpen: Oost- en Westzaandam. Tot 1640 gingen de Gereformeerden van beide dorpen naar dezelfde kerk. Op 9 september van dat jaar "is de scheiding der gemeenten van Oost en Westzaandam geschied, niet zonder veel twist en oneenigheden" meldt Nicolaas Struijk in zijn boek uit 1753: "Den 14den October van 't zelfde Jaar heeft de gansche gemeente van Zaandam, voor de laatste maal te samen het H. Avondmaal gehouden". Gescheiden dus, maar ook verbonden. Gescheiden omdat ze in verschillende "bannen" (rechtsgebieden) lagen, hun eigen kerk en dorpsbestuur hadden, maar door de dam in de Zaan als een Siamese tweeling met elkaar verbonden.
De Dam in 1648
8
Bovenstaande afbeelding uit 1648 laat die verbondenheid van beide dorpen duidelijk zien. In het midden zien we de dan inmiddels bebouwde dam. Vooral herbergen vonden er een plek. Aan de rechterkant zien we Oostzaandam met de (Gereformeerde) Oostzijderkerk en daaromheen het kerkhof. In dat Oostzaandam woonden Kannen. Nog niet in de periode waarin deze afbeelding werd gemaakt, maar wel enkele decennia later. Een zeeman en een timmerman Op de oostelijke Zaanoever werd rond 1700 Jan Klaaszoon Kan geboren. Er is, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, voldoende informatie om aan te nemen dat hij en zijn (tweede) vrouw, Jopje Dirks Trommels, de stamouders zijn van vele families Kan van vandaag en dus aan het begin staan van onze stamboom. Helaas weten we weinig over de ouders en/of grootouders van Jan Klaaszoon. We hebben, voornamelijk uit notariële akten, wel een aantal feiten, maar door het ontbreken van doop-, trouw– en begraafboeken over deze periode kunnen we die feiten nauwelijks met elkaar en of met Jan Klaaszoon in verband brengen. Wat weten we wel? Er zijn akten waarin de naam Kan voorkomt. De oudste daarvan is van 1 maart 1689 en gaat over een Claes Claeszoon Kan. Deze Claes was stuurman op een fluitschip (zie afb. blz. 14) en met dat schip onderweg naar Plymouth “in het koninckrijk van Engelant”. Hij had, omdat de schipper onderweg was overleden, het bevel over het schip moeten overnemen en bij “een swaere ijsgang” een anker verspeeld. Claes woonde in Oostzaandam en was toen 32 jaar oud.
Stukje uit de akte van 1689. In het kader: ”tot Plymuijd in het koninckrijck van Engelant”
Een tweede akte, uit 1693, beschrijft wederom een belevenis van een Claes Claeszoon. Deze Claes was 37 jaar oud en als schipper met zijn schip “Jacobje de Jonge” onderweg naar de Canarische eilanden, toen hij door een Frans kaperschip werd aangevallen. Dat het in deze twee akten om dezelfde Claes gaat is natuurlijk niet zeker, maar in beide akten wordt Oostzaandam als woonplaats genoemd en als Claes jarig was tussen 1 maart en 8 juli (de data van de akten), klopt ook de leeftijd. Het is natuurlijk mogelijk dat er twee even oude Claes Claeszoons Kan in Oostzaandam woonden die alle twee zeeman waren, maar aangezien er in de kerkelijke archieven van een paar jaar later maar één gezin met de
9
achternaam Kan voorkomt en er dus sprake is van een kleine familie, is dat niet waarschijnlijk.
Idem uit de akte van 1693. Kader: “naer de canarisse ijlande”
In een derde akte, van 1716, laat een Antje, gesteund door twee getuigen, notarieel vastleggen dat Klaas Klaaszoon Kan haar vader is en dat deze Klaas “na haer beste geweeten in den jaare 1710 voor opper-timmerman na oostindien is gevaaren ende daar overleden soude sijn”.
“na haer beste geweeten…”
Verder weten we nog dat een Klaas Klaaszoon Kan (“van het Molepad”, zie bladzij 8) op 30 juni 1697 belijdenis deed in de Gereformeerde kerk van Oostzaandam. De gebruikelijke leeftijd voor de belijdenis was ongeveer 21 jaar. Deed men belijdenis op latere leeftijd dan werd er in het kerkboek meestal genoteerd “out gedoopt”. Bij Klaas is dat niet het geval en we mogen er dus van uit gaan dat deze Klaas in 1697 ongeveer 21 jaar oud was en rond 1676 is geboren. Wat weten we nog meer? Er is een notariële akte die de boedelscheiding behandelt van een Jan Pieterszoon Kan. Deze Jan liet een behoorlijke erfenis na, want er was een bedrag van 650 gulden te verdelen. Een bedrag waarvoor in die tijd een flinke woning gekocht kon worden. De akte wordt in 1710 opgemaakt door een notaris uit Oostzaan ten huize van de weduwe van Jan Pieterszoon. Helaas wordt niet vermeld waar de weduwe woonde. Tenslotte kennen we uit het begin van de achttiende eeuw nog een Pieter Kan. Hij staat vermeld in een lijst van “commandeurs” die in die periode op 10
walvisvangst gingen in de wateren rond Groenland en in Straat Davis. Pieter Kan voer uit in 1722, ving een halve walvis (kennelijk samen met een ander schip) en maakte daarvan 25 vaten spek. Hij voer in opdracht van Arent Claaszoon Bloem uit Zaandam. De woonplaats van Pieter wordt niet vermeld. In hoeverre kunnen we de hierboven genoemde Kannen aan onze stamboom koppelen? Voor de rijke Jan Pieterszoon en Pieter de walvisvaarder is er geen enkele aanwijzing die naar onze stamboom verwijst, maar we hebben een concrete aanwijzing dat Klaas, “van het Molepad”, de vader zou kunnen zijn van Jan Klaaszoon Kan, de man van wie we zeker weten dat hij een voorvader is van veel families Kan van vandaag. Het adres van Klaas, het Molepad, wordt in 1722 namelijk ook vermeld bij de belijdenis van ene Grietje Kan. Een testament van later datum maakt duidelijk dat Grietje en Jan Kan broer en zus zijn (Ze doen ook belijdenis op dezelfde dag). Bovendien weten we iets meer van Antje die in een notariële akte liet vastleggen dat haar vader, Klaas Kan, in 1710 naar Oost-Indië vertrok (waarvan in de archieven van de VOC overigens geen bewijs te vinden is). In de notariële akte wordt ook gemeld dat vader Klaas een zwager was van Dirk Fijkeszoon de Vries. In de boeken van de kerkenraad van Oostzaandam staat dat Dirk Fijkesz. en Geertje Fijkes, waarschijnlijk broer en zus, belijdenis doen op 23 december 1696. Ook het adres wordt genoemd:’t Molepad. Het kerkboek meldt verder nog dat Antje op 10 juni 1721 samen met haar man (Joost Janszoon Gruijs) en waarschijnlijk twee kinderen (Neeltje en Cornelis) van het Seyltje (buurtje in Oostzaandam) naar Amsterdam vertrekt. En daar komen we haar in de doopboeken weer tegen:
Hoewel hier als achternaam “Kannes” staat, mogen we vanwege de aanwezigheid van Jan en Geertje wel aannemen dat dit Antje Klaas Kan is.
Op 15 februari 1722 wordt in de Oude kerk haar zoon Klaas gedoopt door dominee Cornelis Houthof en op 30 mei 1723 nog een Klaas, gedoopt door dominee Wilhelmus Vonk. De getuigen in beide gevallen: Jan Klaaszoon Kan en Geertie Fijkes! Als dit “onze” Jan Klaaszoon Kan is en Antje dus haar broer liet getuigen, (Hij is dan ruim twintig jaar oud) dan is de cirkel rond en kunnen we Klaas de Oost-Indiëvaarder(?) in de stamboom opnemen. En dan nog dit: De notariële akte over het vaderschap van Klaas meldt dat hij een zwager is van Dirk Fijkesz. de Vries. Dat betekent dat Geertje Fijkes, Dirks zuster, getrouwd was met Klaas en dus de moeder is van Jan Klaaszoon Kan. Een tweede aanwijzing in die richting is dat Jans tweede dochter in 1739 de naam Geertje krijgt.
11
“Onze” Jan Klaaszoon Kan noemde zich soms Jan Blok (o.a. bij de doop van zijn zonen Dirk en Lourens - zie blz. 18). Als Klaas “van het Molepad” (Jans vader) en de Klaas die naar Indië vertrok dezelfde persoon zijn, zoals we hierboven hebben aangenomen dan was hij in 1710 ongeveer 34 jaar en dus goed in staat met een VOC-schip naar de Oost te reizen om vervolgens daar te overlijden. Het is mogelijk dat Geertje, Jans moeder, na de dood van haar man in Oost Indië, hertrouwde met ene Blok en dat Jan daarom die naam gebruikte. De familienaam komt voor in Oostzaandam. Er is hiervoor verder geen enkele aanwijzing, maar de veronderstelling is aardig genoeg om te vermelden. Claes de zeeman zou de vader van Klaas “van het Molepad” kunnen zijn. Hij kwam uit Oostzaandam en toen Klaas “van het Molepad” werd geboren was Claes de zeeman ongeveer 20 jaar oud. Het patroniem van Klaas “van het Molepad” (Klaaszoon) klopt met de naam van Claes de zeeman. Bewijzen zijn er niet, maar de genoemde Kannen komen allemaal uit Oostzaandam en, zoals eerder vermeld, uit latere archieven blijkt dat er in dat dorp een kleine familie Kan woonde.
Afbeelding van een fluitschip, waarmee Claes de zeeman zijn reizen maakte.
Helaas zijn er geen Oostzaandamse doop- en trouwboeken uit de periode van voor 1700, al is er wel een begraafregister, een lidmatenoverzicht en een kerkenraadboek waarin belijdenissen vermeld worden. Daarin wordt echter, behalve de al genoemde Klaas “van het Molepad”, geen enkele Kan genoemd. Overigens is het ook mogelijk dat deze Klaas Klaaszoon helemaal niet geboren werd in Oostzaandam. In het dorp Graft woonden in de zeventiende eeuw ook een aantal Kannen en in de begraafboeken van die plaats komt (o.a.) een Claes Kan voor. Eerder noemden we al de veerschipper Jan Claeszoon Kan uit datzelfde Graft. Misschien kwam Klaas “van het Molepad” via hem in Oostzaandam terecht. Misschien was die veerschipper zijn oom of opa, voer hij 12
mee op de veerschuit en ontmoette hij zo een aardig meisje tijdens het schutten in de Groote Sluis in Zaandam. In zijn boek over Graft in de zeventiende eeuw beschrijft A.Th.van Deursen de economische achteruitgang van dit dorp in de laatste decennia van die periode. Er woonden gaandeweg minder mensen, die minder geld verdienden. Grafters zochten rond 1690 andere dorpen op om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Misschien een reden te meer voor een (Klaas/Claes?) Kan uit Graft om in Oostzaandam een levensgezellin te zoeken. De kerk in Graft hield keurig bij welke nieuwe leden zich aanmeldden, maar noteerde jammer genoeg pas na 1700 wie er vertrokken. Ook via de kerkboeken van de Gereformeerde kerk in Graft was er dus helaas geen zekerheid te krijgen over de herkomst van onze familie Kan. Hoewel we dus uit de periode van voor en rond 1700 wel het een en ander weten, is het niet mogelijk uit al die losse informatie een echte stamboom op te bouwen. Dat kan pas voor de periode na 1715 als er doopboeken van de Gereformeerde kerk in Oostzaandam beschikbaar zijn en wordt het voor de periode na 1730 nog makkelijker als we ook informatie kunnen halen uit trouwboeken. Ook met gegevens uit de genoemde kerkboeken is het echter nog niet eenvoudig een familiestamboom samen te stellen. In het volgende hoofdstuk zullen we een poging ondernemen.
De Oude kerk in Amsterdam waar Antje Claasse Kan(nes) rond 1722 haar beide kinderen liet dopen.
13